Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 2

B2

Hoofdstuk 1 – Verschillende datastructuren


Inleiding:

Bij programmeren gebruik je variabele. Je hebt het datatype integer (Geheel getal), je hebt een float
(Kommagetal) en je hebt een string (Tekst). Je kan maar 1 waarde opslaan in een variabele.

Lijst:

In een lijst kan je wel


meerdere waarden opslaan in een variabele. In een lijst worden
elementen opgeslagen met een labeltje. Dit wordt de index genoemd,
deze is altijd uniek (Medicijnen opslaan). Je hebt verschillende typen om
een lijst te maken. Een daarvan is de array. Het zakje spijker is index 0 en
de hamer is index 1. Om een element uit een array weer te geven, moet
je de index opgeven.

Je hebt ook een dictionary, deze is handiger dan een array.

Een nadeel hiervan is, dat het apparaat alleen


werkt als alle producten die geprint moeten
worden, ook geselecteerd zijn. Daarom kan je beter
gebruik maken van een loop. Hiermee is het
mogelijk om de elementen in een lijst 1 voor 1
weer te geven ongeacht de lengte van de lijst.

Om iets toe te voegen aan de lijst, gebruik je


append. Dit doe je door
winkelwagen.append(“Zaag”) te gebruiken. Als je
iets wilt verwijderen, gebruik je remove(), maar
je wilt eerst controleren of het wel in de lijst
staat.

Een multidimensionale lijst is een lijst in een lijst. Je gebruikt len() om te kijken uit hoeveel
elementen een lijst bestaat of om te kijken hoe lang een stuk
tekst is. Als je iets wilt verwijderen, dan gebruik je remove().

Verzameling:

In een verzameling kunnen geen dubbele elementen voorkomen


(Opslaan nummerborden). Om te kijken of een element in beide
verzamelingen voorkomt, gebruik je intersection(). Je kan ook
kijken of er juist wel elementen voorkomen in de ene
verzameling en in de andere niet. Ten slotte kan je ook 2
verzamelingen toevoegen. Een voorbeeld:

Queue: leerlingenInformatica = {“Sander(1)”, “Sander(2)”, “Aap(1)”,


“Kneus(1)”}

leerlingenFrans = {“Sander (2)”, “Rikkie(1)”, “Dunda(1)”,


“Aap(1)”}
Een queue stelt een wachtrij voor (Zoals bij een kassa). Als je als eerste bij de kassa bent, wordt je als
eerste geholpen, maar kom je als laatste, wordt je als laatste geholpen. Dit heet First-in, First-out
genoemd. Als je de rij in komt / als je wordt toegevoegd, heet dat Enqueue, als je als laatste in de rij
staat, heet dat Back, als je vooraan staat, heet dat Front en als je klaar bent / je verwijderd bent heet
dat Dequeue. Om iets in een queue te zetten, gebruik je put(). Als je iets uit de queue wilt halen, dan
wordt altijd de eerst toegevoegde weggehaald, dit doe je door get() te gebruiken. Je kan ook een
while-loop gebruiken. Een voorbeeld:

Stack:

Bij een stack history = [ from queue import Queue


wordt er gebruik
"www.nos.nl", printer = Queue()
gemaakt van Last-
in, First-out. Je printer.put("Bestand 1")
"www.fundament-online.nl"]
kan het
printer.put("Bestand 2")
vergelijken met
een stapel printer.put("Bestand 3")
history.append(www.wikipedia.nl)
stripboeken. Als
een element aan vorigepagina = history.pop() print(printer.get())
de stack wordt
toegevoegd, heet
dat append / while not printer.empty():
push en als het
wordt verwijderd, nuAfdrukken = printer.get()
dan heet het pop.
print("Printer drukt nu af: " +
nuAfdrukken)print(printer.get())

Binary tree:

In een binary tree worden from queue import Queue


alle elementen automatisch opgeslagen.
Stel je hebt 6, 6 > 5, dus het gaat naar queue = Queue()
rechts. Vervolgens 6 < 8, dus je gaat naar
links. Ten slotte 6 < 7, dus je gaat weer for x in range(1,5):queue.put(x)
naar links.

You might also like