Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Naam: Victor Peeraer Vak: informatica

Nr.: 11 Leerkracht: Van De Vijver

Klas: 5WWI1

Schooljaar: 2022-203

Datum:

SCORE: /

TAAK: verslag

1.1 Inleiding
We kunnen spreken van een algoritme als de opdracht voor de computer nauwkeurig van het begin
tot het einde is uitgelegd. Wanneer dit algoritme geschreven is in een taal die de computer begrijpt
dan kunnen we van een programma spreken. Een programma moet geprogrammeerd worden of
ontwikkeld. Programmeertalen Visual Basics is een goed voorbeeld aangezien wij hiermee gaan
werken maar ook Java en Cobol staan als voorbeeld gegeven in onze boek.

1.2 Gegevens versus informatie


Voor een computer om ons informatie te geven zal dit een proces zijn waar hij begint bij de gegevens
en dan verder gaat naar de verwerking en zo komen we uiteindelijk dan uit op de informatie. Voor dit
proces zal er een programma gebruikt worden.

1.3 hardware en software


Al hetgeen dat we kunnen voelen en aanraken delen we in tot de hardware, de software zijn dan de
programma’s hetgeen dat we niet kunnen aanraken. Maar software kan opgesplitst worden namelijk
de systeem – en de gebruikerssoftware. De systeemsoftware zorgt ervoor dat je met je computer kan
werken het omvat alle programma’s belangrijk voor de werking van de computer zoals Windows. De
gebruikerssoftware omvat dan eerder alle programma’s die de gebruiker er zelf op laat zetten. Dus
degene die hij laat ontwerpen of zelf ontwerpt.

1.4 computerconfiguratie
Aan de hand van een invoerapparaat kunnen we gegevens programma’s en opdrachten in de
computer brengen. Het toetsenbord is met voorsprong het belangrijkste invoerapparaat. Ook de
muis is deze dagen niet meer weg te denken, de muisaanwijzer zorgt ervoor dat we op ons scherm
zien waar we zitten. Hierdoor kunnen we gemakkelijk en rap dingen aanpassen of aanklikken. Er zijn
nog veel voorbeelden van invoerapparaten zoals een microfoon, scanner, touchscreen,… . De
besturingseenheid verwerkt de ingebrachte gegevens maar deze gegevens worden ook verwerkt
door de reken- en logische eenheid. De besturingseenheid (CU) zorgt ervoor dat het proces in goede
banen wordt geleid. De ALU of de rekeneenheid zorgt ervoor dat de berekeningen uitgevoerd
worden terwijl dat de logische eenheid de vergelijking uitvoert. Alle gegevens worden bewaart in een
intern of een extern geheugen. Het intern geheugen bestaat uit een paar chips en kan je terugvinden
in de systeemkast van de computer. Het extern geheugen kan zich ook in de systeemkast bevinden
namelijk de harde schijf maar het kan zich ook buiten de systeemkast bevinden zoals een USB of een
extern harde schijf. Alle verwerkte gegevens worden dan door gestuurd naar een scherm of een
printer deze noemen we dan ook het uitvoerapparaat. De CU en de ALU vormen samen de centrale
verwerkingseenheid (CPU). Bij een pc zitten deze op dezelfde chip, deze chip noemen we de
microprocessor. Onder de term randapparatuur bevinden de in- en uitvoerapparaten zich. CU of CPU
sturen de werking van de processor.

1.5 algoritmen
Algoritmes zijn oplossingsmethodes voor de verwerking van de gegevens tot informatie. Het
voorschrift laat zien hoe men van een bepaalde beginsituatie naar een bepaalde eindsituatie gaat of
naar een vooropgesteld doel kan bereiken. Een voorwaarde aan het eind van het voorschrift noemen
we ook een sluitwaarde of een sentinel.

1.6 programma en programmeren


Een programma is eigenlijk een algoritme dat vertaalt is tot een instructie. Een psuedocode is een
verbale schematechniek. In het voorbeeld was het algoritme geschreven in een pseudocode. Er
bestaan nog meer schematechnieken om algoritmes te formuleren.

1.7 categorieën en karakteristieken van programmeertalen


Er zijn 3 verschillende hoofdniveaus van programmeertalen zo hebben we machinetalen, lagere
programmeertalen of assembleertalen en dan de hogere assembleertalen. Respectievelijk 1 ste
generatie , 2de generatie, 3-5 generatie.

1.7.1 machinetalen
De computer kan machinetaal direct uitvoeren. Deze machinetaal is opgebouwd uit meerdere bits of
bytes dit zijn binaire getallen. Aangezien een computer is opgebouwd om alleen maar 1 en 0 te
kunnen lezen. De programma’s die in machine taal gemaakt zijn, zijn toestel afhankelijk. Dat wil
zeggen dat een ander toesteltype dit programma niet zal kunnen lezen. De hexadecimale codering
werd vrij snel mogelijk. Dit is een soort van samenvattende vorm van de helemaal uitgetypte vorm.

1.7.2 lagere programmeertalen of assembleertaal


Assembleertaal is een meer gebruiksvriendelijke taal, deze kunne we rapper en gemakkelijker
begrijpen en leren. De assembleertaal is al bijna even computerafhankelijk als de machinetaal. Deze
taal kan verschillen van type tot type, wel kunnen ze dezelfde codewoorden begrijpen. De assembler
zet deze taal om in leesbare taal voor de computer.

1.7.3 + 1.7.4 hogere programmeertalen + vertaalprogramma’s


Bij hogere programmeertalen maakt de gebruiker gebruik van zijn omgeving. Deze programma’s
kunnen worden gedeeld. Object georiënteerde talen is een andere naam voor deze talen. Ze moeten
altijd eerst omgezet worden naar machinetaal door een vertaalprogramma. Het objectprogramma is
een programma dat omgezet moet worden naar machinetaal door de compiler en de interpreter.
Eens dat dit bronprogramma in machinetaal staat wordt er ook wel gesproken van een
doelprogramma.

1.8 belangrijke hogere programmeertalen


FORTRAN, COBOL, RPG, BASIC, PASCAL, C, C++, JAVA dit zijn de belangrijkste hogere
programmeertalen. Wij gaan werken met BASIC het is een event-driven programmeertaal en ook
voor een deel object georiënteerd.

1.9 .NET
.NET ontstond in het einde van de jaren 1990 omdat er meer vraag was naar web-gebaseerde
toepassing. Doordat de software componenten vaak in een andere programmeertaal werden
geschreven gaf dit vaak problemen. Er kwamen ook steeds meer programmeerbare devices op de
markt. Dit .NET Framework werd bovenop de CU geïnstalleerd. .NET Framework Class Library heeft
een grote verzameling klassen die allemaal eigenschappen en methoden bevatten. Deze kunnen
worden gebruikt bij het creëren van toepassingen. De klassen die worden ingedeeld in groepen een
synoniem hiervoor is namespaces.

1.10 Microsoft Visual Studio


Microsoft Visual Studio zijn alle standaard programmeertalen te vinden in deze
programmeeromgeving. Object georiënteerd is dan ook geen probleem dankzij deze talen.

1.11 fasen voor het ontstaan van een bronprogramma


Als je bronprogramma’s wilt ontwikkelen ga je eerst een probleem definitie moeten opstellen, welke
informatie moet worden getoond en welke gegevens hebben we daarvoor nodig.

Dan een probleemanalyse, je zal de beste oplossingsmethode moeten uitkiezen. Grote problemen
gaan we in stukken opsplitsen een synoniem voor deze stap is de top down methode of de methode
van de stapsgewijze verfijning.

Dan zullen we een schema opstellen in een pseudocode of in flow charts of in PSD-diagrammen.

Op basis van deze diagrammen gaan we dan uiteindelijk het bronprogramma opstellen. Hiervoor
gaan we een van de hierboven opgesomde schema’s moeten vertalen naar een specifieke
programmeertaal.

De volgende stap is om het programma te testen op syntactische fouten of op logische fouten.


Syntactische fouten zijn fouten tegen de programmeertaal terwijl logische fouten in de berekeningen
zijn.

De documentatie fase is de fase waarin je het werkende programma zal opslaan in een map waar je
er later nog aanpassingen aan zal kunnen doen.

1.12 Gestructureerd programmeren


Gestructureerd programmeren is van belang voor als je een fout maakt dat je nog aan de stappen
aan uit kan, daarom waren de eerste GoTo-opdrachten niet geweldig. Later kwam dan het
programmeren in logische volgorde met goede structuur en met maar 1 in en 1 uitgang.

1.13 procedureel en modulair programmeren


Procedureel programmeren is wanneer je een dezelfde bewerking meerde keren nodig zal hebben in
hetzelfde programma dan zal deze bewerking worden opgeslagen in een subprogramma maar deze
subprogramma ’s zijn heel moeilijk te hergebruiken in andere programma’s.
Modulair programmeren, hierbij zullen functies en procedures een vrij grote zelfstandigheid hebben
en zullen vanuit meerdere programma’s kunne worden opgeroepen. Maar ook hierbij bleek dat het
slecht gedeeltelijk herbruikbaar was.

1.14 Objectgeoriënteerd programmeren


Objectgeoriënteerd programmeren is gebaseerd op het centraal staan van objecten, een object heeft
ook methoden en hiermee kunnen dan bepaalde taken worden uitgevoerd. We spreken bij objecten
met klasse aangezien dit een heel abstract begrip is uiteindelijk. Een object heeft een instantie van
een klasse. Bij de objectgeoriënteerd programma’s willen we een grotere herbruikbaarheid graad
van de programmacode. Deze zijn ook beter onderhoudbaar dus men gelooft dat deze de
productiviteit van de programmeur vergroot.

You might also like