Professional Documents
Culture Documents
Postmodernismedossier
Postmodernismedossier
Postmodernismedossier
Maxim Stroeykens
Cinema: Postmodernisme
10 januari 2021
Dossier Postmodernisme
1)
My Dinner with Andre, een film van Louis Malle uit 1981, wordt op IMDb als volgt
omschreven: “Two old friends meet for dinner; as one tells anecdotes detailing his
experiences, the other notices their differing worldviews.” Deze synopsis blijft opzettelijk
vaag over de inhoud van het gesprek tussen de twee vrienden. In dit essay wil ik
verduidelijken dat Andre’s andere kijk op de wereld grotendeels samenvalt met Baudrillard’s
tekst Simulacra and Simulation, verschenen in hetzelfde jaar als My Dinner with Andre.
Hoofdpersonage van de film is de burgerlijke Wally. Op een avond spreekt hij af voor
een etentje met zijn oude theatervriend Andre. De twee verloren contact nadat Andre stopte
als theaterregisseur en het enige nieuws dat Wally sindsdien van hem vernam zijn vage
geruchten over spirituele reizen naar de Sahara en Poolse bossen. Andre vertelt Wally
hierover maar verklaart ook dat hij zich er nu enigszins over schaamt, waarop hij zijn huidige
levensfilosofie uit de doeken doet. Wally, die eerst vooral vraagtekens zette bij de mentale
gezondheid van zijn vriend, stemt steeds meer in met Andre’s overtuigingen. Aan het eind
Stroeykens 2
vertrekt hij naar huis. Zijn diner met Andre zorgt voor geen grote levensverandering maar
Dit komt wellicht omdat Andre enkele rake uitspraken doet over wat Baudrillard het leven in
een “third-order simulacrum” (178) of “hyperreality” (167) noemt, waar we enkel nog tekens
van de werkelijkheid hebben terwijl de ware notie van een realiteit verloren is. Andre
bespreekt dit niet met Baudrillard’s terminologie maar heeft het gelijkaardig over een “insane
dreamworld” (My Dinner 00:51:49 - 00:51:52) waarin “we just put no value at all on
tijd waar alles een simulatie is geworden alleen nog maar kopieën van kopieën, ofwel
“simulacra” (171). Ook Andre merkt dit op. “Isn’t it amazing how often a doctor will live up
to our expectation of how a doctor should look?”, vraagt hij aan zijn vriend. “When you see a
terrorist on television, he looks just like a terrorist” (My Dinner 00:59:26 - 00:59:35).
tijd waarin we nu leven. In zijn conversatie zal Andre dan ook een metafoor hanteren die
naadloos past bij Baudrillard’s betoog. Hij vergelijkt New York met een concentratiekamp
gebouwd door de gevangenen zelf. New Yorkers zijn volgens Andre zowel de gedetineerden
als hun eigen bewakers, waardoor ontsnappen onmogelijk wordt. Dit doet denken aan
Baudrillard’s voorbeeld van het fantasierijke Disneyland, dat moet verhullen dat buiten het
Kortom, als Amerikanen eerst de muren van een hyperrealiteit om zich heen
bouwden, dan maakten ze Disneyland als ontkenning dat ze in hun eigen gevangenis leven.
Dat deze situatie niet exclusief voor Amerikanen geldt, beseft Andre even goed als
Stroeykens 3
Baudrillard. “Of course, the problem is where to go”, stelt hij, “Cause it seems quite obvious
that the whole world is going in the same direction” ( My Dinner 01:21:39 - 01:21:39).
Vandaar dat hij ook met enige gêne terugkijkt op zijn verre spirituele reizen, nu hij beseft dat
de wereld van simulatie die hij rond zich ziet niet plaats- maar tijdsgebonden is.
Daarom is My Dinner with Andre voor mij de ‘Baudrillard-film’ bij uitstek. Het
serveert soortgelijke observaties over het postmoderne tijdperk op een meer behapbare en
emotionele wijze dan het droge theoriestuk Simulacra and Simulations. Maar net als de
Franse filosoof biedt de film geen oplossingen of vluchtroutes. Het is dan ook maar de vraag
of de gevoelige Andre wel beter af is met zijn deprimerende inzichten over de hyperreality
om hem heen.
Stroeykens 4
Bibliografie:
Baudrillard, Jean. “Simulacra and Simulation.” Jean Baudrillard: Selected Writings, Ed. &
My Dinner with Andre. Directed by Louis Malle, performances by Wallace Shawn en Andre
2022.
Stroeykens 5
2)
Van Scream (1996) tot The Cabin in the Woods (2013): Zelfreflectie & Pastiche in het
Horrorgenre.
In zijn boek over pastiche gaat Richard Dyer dieper in op de vorm en gevolgen van
pastiche in westernfilms. Daarnaast bespreekt hij westerns die reflecteren op hun genre
zonder de inzet van pastiche. In dit essay pas ik Dyers bevindingen toe op een ander, even
Dyer stelt dat westerns vatbaar zijn voor zelfbewustzijn aangezien ze zichzelf in zo’n
herkenbaar genre plaatsen (93). Hetzelfde geldt natuurlijk voor horror. Meta-horror vormt
zelfs een subgenre waarin bewust wordt gerefereerd aan gekende conventies. Veel meta-
horrors vieren deze clichés met pastiche en erkennen simpelweg dat sadistische moordenaars
en hun hulpeloze slachtoffers geweldig kijkplezier opleveren. Dyer betoogt echter dat
pastiche meer kan zijn dan louter vorm voor de vorm. In wat volgt wil ik dit beamen en
beargumenteren dat de meta-horrorfilm The Cabin in the Woods uitstekend laat zien hoe
Daarvoor moet ik eerst kort Scream van Wes Craven bespreken, wellicht het
bekendste voorbeeld van meta-horror. Centraal staan een groep tieners wiens leven wordt
opgeschrikt door een seriemoordenaar. Waar andere horrorklassiekers als Halloween (1978)
of Friday the 13th (1980) op zichzelf staande griezelverhalen zijn, verwijst Scream expliciet
de regels om ze als jongere te overleven: geen seks, geen drank en geen drugs. Scream is
Stroeykens 6
daarmee een horrorfilm die reflecteert op het eigen genre - maar nog geen pastiche. De
(Dyer 97). De protagonisten in Scream zijn simpelweg de groep feestende tieners zoals we ze
kennen uit horrorfilms, zij het ditmaal met een kennis van het genre.
Dat Scream zelfbewust is zonder aan pastiche te doen, valt op in vergelijking met
Drew Goddard’s The Cabin in the Woods, een overduidelijke horrorpastiche. De film gaat
over vijf stereotiepe studenten die naar een afgelegen hut vertrekken voor een weekendje
feestvieren, waarna ze het slachtoffer worden van een familie zombies. Net als in Scream
wordt er geknipoogd naar bekende horrorfilms, met name The Evil Dead (1981) dat een
gelijkaardige premisse heeft. De protagonisten in The Cabin in the Woods worden echter
gemanipuleerd om zich te gedragen als typische tieners. Al hun acties worden bespeeld door
een grootschalige organisatie, in een uitgekiend offerritueel dat de wereld moet redden van de
wrok van eeuwenoude goden. De zondige tieners die brutaal sterven en de maagdelijke final
girl die als enige overleeft behoren allemaal tot deze jaarlijkse rite.
Deze zelfbewuste opzet zorgt voor vele momenten van pastiche in de film. Zo wordt
verteld dat de organisatie de bevallige blondine van de groep behandelde met haarverf die
te gaan voordat de zombies haar doden. Zo’n scènes passen naadloos binnen Dyers
beschrijving van pastiche als bijna maar niet volledig hetzelfde als het origineel (123).
Halverwege de film ontdekt nietsnut Marty dat zijn vrienden worden beïnvloed om zich
anders te gedragen en daalt hij met final girl Dana af naar het hoofdkwartier van de
organisatie. Daar loopt het ritueel van de rails. Marty moest al dood zijn maar puzzelt uit wat
Net zoals pastichewesterns kunnen onthullen dat vrouwelijkheid niet meer dan een
conventie is (Dyer 113), zo laat Cabin in The Woods zien dat jocks, nerds, slackers, domme
blondjes en brave seuten ook maar clichés zijn. Via pastiche portretteert het de personages als
méér dan de stereotypen waartoe anderen hen reduceren. Dat zorgt voor een vernieuwende
aanpak binnen een genre dat enorm populair is bij jongeren maar de mogelijkheid tot
identificatie vaak beperkt tot macho of bolleboos voor mannen en gewillig lustobject of
maagd voor vrouwen. Aan het einde weigert Dana dan ook om haar rol van final girl te
vervolledigen en laat ze Marty in leven om samen het einde van de wereld te ontketenen.
Stroeykens 8
Bibliografie
Dyer, Richard. “Pastiche, Genre, History.” Pastiche, New York: Routledge, pp. 92-118.
3)
In haar artikel over sciencefiction belicht Mary Ann Doane de bekommernis van het
als Alien (1979) en Blade Runner (1982). Veel van haar inzichten komen samen in de
Terminatorfilms - met name Terminator 3: Rise of the Machines - een franchise die als geen
belichaamt.
Doane betoogt dat technologie in sf vaak hand in hand gaat met het thema van
moederschap, een relatie die nooit zonder problemen is (189). In The Terminator (1984) is
Sarah Connor de moederfiguur van dienst, verwekker van John Connor die de mensheid tot
overwinning zal leiden in een oorlog tegen machines. De intelligente androïdes sturen
daarom een moordrobot, de Terminator, naar het verleden om Sarah te doden nog voor ze
zwanger wordt. John stuurt daarop de menselijke soldaat Kyle terug in de tijd om zijn moeder
te redden en zijn eigen geboorte te verzekeren. Dit lukt maar in het proces maakt Kyle Sarah
zwanger - van een zoon die ze John noemt. Het is een klassieke tijdreisparadox: de
Terminator moest de geboorte van zijn vijand voorkomen maar het is net zijn tussenkomst die
John’s ouders bij elkaar brengt. Zo is de verhouding tussen technologie - in dit geval
tijdreizen - en moederschap ook in The Terminator er één van “dependence and antagonism”
(Doane 183).
Het is een verhaal dat wel eens wordt gerelateerd aan abortus (Bunch), wat volgens
Doane niet vergezocht is. Zij stelt dat moderne sciencefictionfilms vaak begaan zijn met
Stroeykens 10
medische ontwikkelingen omtrent voortplanting en hun impact op de status quo (Doane 185).
Het meest interessant voor zo’n analyse is Terminator 3: Rise of the Machines. De
gereprogrammeerd en moet een volwassen John Connor beschermen van een nieuwe dreiging
uit de toekomst: een Terminator vermomd als blondine. Deze vrouwelijke robot is sterker dan
samensmelting van technologie en vrouwelijkheid leidt dus, zoals in Alien, tot een “confusion
of the semes of sexual difference” (Doane 186). Niet toevallig is dit ook de eerste
Terminatorfilm waarin centrale moederfiguur Sarah Connor afwezig is, haar plaats
Doane ze in Blade Runner constateert. Beide films spelen het oedipuscomplex uit op een
verdraaide manier. John vertelt dat, tijdens de gebeurtenissen uit Terminator 2, de terminator
voor hem een vaderfiguur werd. Later vertelt de Terminator dat hij in de toekomst John zal
doden, ofwel: vader vermoordt zoon. Zonder de centrale moederfiguur mislukt het
Oedipusverhaal, net zoals in Blade Runner de vaderfiguur wordt verblind (Doane 188). Maar
Doane verklaart dat tevens het narratief, “the story of origins”, wankelt (189). Zo ook in
Terminator 3. Nadat hij met zijn moeder had voorkomen dat robots het zouden overnemen, is
John een besluiteloze eenzaat geworden die zich verstopt voor een onzekere toekomst. Hij
gelooft niet dat alle onheil is voorkomen maar is tegelijkertijd onwillig om een leidersrol op
te nemen. Aan het eind herstelt de film alle balans. Mannelijke terminator verslaat vrouw.
nakende robotoorlog. Het oorsprongsverhaal van John als redder van de mensheid is hersteld,
Stroeykens 11
het narratief standvast. Dat het een dystopisch narratief is, is niet meer dan toepasselijk
aangezien het maternale volgens Doane altijd object is van zowel verlangen als bezorgdheid
(189).
waarden van moederschap en mannelijkheid worden pas echt op losse schroeven gezet met
de vrouwelijke robot in Terminator 3. Maar de status quo herstelt zich, zodat ook in deze
Bibliografie
Bunch, Sony. “The secret abortion politics of the ‘Terminator’ franchise.” The Washington
Post, 2015.
Doane, Mary Ann. “Technophilia: Technology, Representation, and the Feminine.” Liquid
Metal: The Science Fiction Film Reader, Ed. Sean Redmond, London: Wallflower Press,
Distributors, 1991.
Terminator 3: Rise of the Machines. Directed by Jonathan Mostow, Columbia TriStar Film
Distributors, 2013.
4)
Kyra Meijer s2181754, Loïc B. Reesink s2968568, Martijn s1718444, Maxim Stroeykens
10 januari 2022
Postmodernisme in Cosmopolis
gelijknamige roman van Don DeLillo. Het vertelt over de jonge miljonair Eric Packer, in zijn
limousine op weg naar de kapper. Wat volgt zijn vele conversaties tussen Eric en mensen die
hem bezoeken en afspraakjes met zijn verloofde. Eric krijgt steeds maar weer slecht nieuws
te horen: hij verliest grote sommen geld, zijn verloofde verbreekt de relatie en iemand wil
hem doden. Uiteindelijk ontmoet Eric de man die hem wil doden, een verbitterde ex-
werknemer. Eric lijkt naar zijn dood te verlangen maar het abrupte einde geeft de kijker geen
Volgens Friedberg hergebruikt het apparatus van cinema uit zichzelf al genres en narratieven
en heeft daardoor geen eigen vorm of geschiedenis, waardoor het ‘pastiche’ en de ‘nostalgia
definiëren. Echter is Friedberg het wel eens met een andere stelling van Jameson, namelijk
dat de opkomst van het postmodernisme direct verbonden is met het kapitalisme en de
gevoel van zinloosheid. De hele film demonstreert het gevolg van de versnelling van het
moderne leven, door een reeks gebeurtenissen in één dag te verdichten. Het is als een
symfonie met een snel tempo waarbij de irrationaliteit en angst in het volledig
gekapitaliseerde tijdperk worden verbeeld. De toekomst is van invloed op het heden, wat zich
voornamelijk uit in de hightech omgeving waar Eric niet zonder kan. Het weerspiegelt de
subjectief en een product van de geïnstrumentaliseerde versnelling die van ruimte en tijd.
Evenals het tijdsverloop in de film voelen de ruimtes ook fragmentarisch. Dit zorgt
voor een postmoderne ervaring van ruimte. De belangrijkste ruimte in de film is de limousine
van Eric. Zijn limousine is afgesloten van de buitenwereld en zit vol high-tech monitoren,
waar hij zijn werk op uitvoert. De limousine reflecteert Eric’s identiteit: alles is functioneel
sterk contrast met de buitenwereld waar rellen tegen de armoede en tegen het kapitalisme
geschieden. De limousine belichaamt een pantser voor Eric, die hem beschermt tegen deze
buitenwereld, evenals de wijze waarop zijn rijkdom en macht hem bijna onaantastbaar maakt
tegen de armoede van de massa. Echter blijkt dat uiteindelijk niet goed genoeg te zijn voor
Eric.
Wat buiten de limousine gebeurt is een protest tegen de toekomst. Het handelssysteem
gaat te snel en de mensen houden het niet meer bij. De markten groeien en vernietigen, het
vervreemding en angst bij het individu, dat een heden zoekt die niet meer lijkt te bestaan. De
werkelijkheid is dus gefragmenteerd en niet meer lineair. Dit is het effect van Cosmopolis:
omdat alle gebeurtenissen in de film zich op één dag afspelen, geeft het ons een gevoel van
Stroeykens 15
een eeuwig heden, de film zelf lijkt een protest tegen de toekomst. Deze verandering in tijd
veroorzaakt een ruimtelijk discontinuïteit effect. De ruimtes zijn diffuus maar praktisch. De
limousine van Eric lijkt te bewegen in een wereld waar alles stagneert. Cosmopolis
weerspiegelt de gevolgen van het kapitalisme op het vlak van tijd en ruimte en hoe dit de
Bibliografie
Friedberg, Anne. "The End of Modernity: Where is your Rupture?" In: Window
1993. 153-76.
Filmografie