Aantekeningen Politiek en Beleid

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

Aantekeningen Politiek en Beleid

(1)
Hoorcollege: 01/11/2021
 Kerntaak van de overheid: problemen oplossen die …
o De veiligheid en/of welzijn van burgers aantasten (van armoede tot terrorisme)
o Niemand anders wil of kan oplossen.
Ambities: vrede, welzijn, verheffing, vrijheid

Gezondheidszorg: idealen:
 Toegankelijke en betaalbare zorg voor iedereen
 Hoogwaardige kwaliteit
 Nieuwste medicijnen, technieken

Toekomstige uitdagingen:
 Demografie; vergrijzing
 Nieuwe dreigingen: ebola, resistente bacteriën
 Medische revolutie
 mogelijke oplossingen zie powerpoint

Drie cruciale vragen (in de politiek):


Wat is precies het probleem?
Wat is een mogelijke oplossing?
Is het haalbaar?
 Politieke consensus, betaalbaar, mag het wel, ongewenste effecten, burger-acceptatie

Uitkomst deliberatie: een visie waar het naar toe moet, hoe we dat gaan bereiken.
Dan komt de vraag: hoe dan?  BELEID

Beleid = public policy refers to the set of activities that a government … zie hoofdstuk 1
Zie powerpoint.

Kenmerken:
 Problemen en ambities
 Oplossingsrichtingen
 Voorgeschreven handelingen en geboden (mensen/organisaties/landen)

Beleid: waar vinden we het?


 Beleidsnotitie
 IND-beschikking; hier het beleid uit afleiden
 Beleidssepot: besluit om niet te vervolgen
 Instellen/afschaffen nationale feestdag (burgeroorlog helden Amerika)
 Discours: terroristen of vrijheidsstrijders
 Gebruik van symbolen (symbool Nederlandse belangen  NL vlag 2de K)

Formeel beleid: vastgelegd in wetten/regelgeving


Informeel beleid: verankerd in werkwijzen, taal en symbolen
Domeinen beleidswereld:
 Beleidsdepartementen
 Provincies
 Gemeenten
 Publiek-private samenwerking (vaccines, vuilnisophaaldiensten)
 Publieke organisaties (NOS, KNMI)
 Internationale organisaties

Kernvragen beleid:
 Wat is goed beleid?
Surveillance  veiligheid:
Overheidstaak, te weinig mensen (politie), onvoldoende budget
Oplossing: data mining (big data)
Goed beleid: mix van waarden: effectief, efficiënt, legaal, sociaal aanvaardbaar
 Hoe komt beleid tot stand?
Het fasenmodel: politieke aandacht  politieke agenda  beleid formuleren  ‘gemaakt’
 implementatie  evaluatie (Feedback) – geconstateerde problemen krijgen aandacht.
Drie mechanismen: puzzling, powering, meaning making (mogelijke tentamenvraag)
 Hoe kun je beleid verbeteren?
Rationale paradigma: het probleem hiermee.

Hoorcollege 2: 4/11/2021
Deficiet tussen capaciteit voor probleemoplossing en de complexiteit van huidige en
toekomstige problemen wordt steeds groter.
 Legitimiteit (= vertrouwen dat we hebben in processen etc.) van de overheid en
democratie komt in gevaar.
Als de overheid er niet in slaagt om problemen op te lossen die een groot deel van de
bevolking benadeelt, zal het vertrouwen van de bevolking in de overheid.
Moeilijkheidsgraad van problemen om op te lossen (sommige makkelijker dan anderen?
Onoplosbaar)

Bepalen moeilijkheidsgraad: ‘wicked’ problemen


 Hoeveelheid benodigde partners? Hoeveel van die partners (actoren) hebben veto
power?
 Is er sprake van een collective action situatie?  Collectieve actie; situatie waarbij
iedereen kan profiteren van het oplossen van het probleem zonder eraan bij te dragen.
(Meeliftprobleem)  gevolg: er gebeurt niks (afwachten op de actie van anderen).
 Is er sprake van tragic choice? Wat je ook beslist het heeft een lelijke afloop voor een
van de partijen. VB: budget voor medicijnen vs. nieuw duur medicijn voor zieke
kinderen. (Ethische dimensie)
 Schaal van het probleem (lokaal/landelijk)? Hoeveelheid mensen die benadeeld worden
door de gevolgen van het probleem/oplossing?
 Is het probleem in principe oplosbaar (perrow)?
 Draait de oplossing om geld of waarden?
 Is het probleem statisch of dynamisch (demografie vs. international tension)?  Een
wereld vol dreigingen (financieel, klimaatverandering, immigratie, ondermijning
instituties, cyber hack etc.  een permanente crisis?
Kernthese van Perrow: Twee variabelen:
1. Complexiteit (wel/niet begrijpen van een systeem)
2. Verwevenheid (van diverse systemen)
Zie slides voor extra aantekeningen.
Voorbeeld onoplosbaar probleem door complexiteit en verwevenheid  de economische
crisis van 2008.

VUCA (-wereld):
 Volatility; explosief
 Uncertainty
 Complexity
 Ambiguity
‘unknown unknows’ (Donald Rumsfeld)
 Wild cards & black swans (Taleb en black swans; waarom werd de financiële crisis gemist?
Sommige gebeurtenissen zijn statistisch niet waarschijnlijk; bestuurders denken dat de kans
nul is. Loterij  kans heel klein is dat je wint; maar iemand wint altijd wel de loterij dus de
kans is niet 0)

Politieke kant van het probleem; legitimiteit


 Legitimiteit clientèle  eigen verantwoordelijkheid en haalbaarheid interventie (lage
legitimiteit: gevangenen, COVID-patienten, drugsverslaafden, daklozen/hoge legitimiteit:
studenten  hebben ze wel recht op een oplossing (kosten etc.)
 Mate van politisering rond het onderwerp: iets krijgt meer politieke aandacht/komt op
de politieke agenda.  Betekent dat er onenigheid erover bestaat en veel discussie
ontstaat; dit maakt iets moeilijker op te lossen.
 Respect voor professionaliteit betrokken beleidsmakers (artsen vs. welzijnswerkers);
bepaalde vakgebieden krijgen meer respect dan anderen.

Hoorcollege 3: 8/11/2021
Beleidswereld: Eerste rondleiding

Organigram weberiaanse bureaucratie


 doel: eindverantwoordelijkheid

Belangrijke actoren in de beleidswereld:


 Politicus
 Topambtenaar
 Manager (directeur)
 Adviseur (politiek, juridisch etc.)
 Schrijver (van beleidsteksten)
 Uitvoerend ambtenaar (politieagent, docent, boa’s, belastingambtenaar, brandweer)
 Inspecteur (Voeding en waarden autoriteit)
 Rechtspreker (juristen, rechters etc.)
 Voorlichter (PR, persberichten/tweets)
Ambtenaren:
 Hoog opgeleid, blank, vergrijzend
 Ambtenarij als carrière
 Politiek centristisch
 Lichtelijk ‘out of touch’ met de maatschappelijke werkelijkheid
Meer variëteit bij uitvoerende ambtenaren (politie, brandweer, loketmedewerker, leraren)

Andere actoren spelen een rol: lobbyist, journalist, ondernemer, vrijwilliger, ‘betrokken
burger’ (die actiegroepen opzet)
 Beleidswereld loopt over in de maatschappelijke wereld

Twee modellen van de beleidswereld:


1. Top-down:
Politicus maakt keuze, ambtenaren maken beleid, beleid wordt uitgerold en opgelegd, na
evaluatie eventueel aangepast.
Probleem: beleid dat in de ivoren toren wordt gemaakt, werkt zelden goed.
2. Bottom-up: samen met de burgers beleid maken; co-creatie/ ‘andere bestuurscultuur’
Instrumenten: inspraak, referenda, enquêtes, “luisteren”
Voor-/nadelen:
 Draagvlak maakt uitvoering mogelijk (enige voordeel in de lijst)
 Kost enorm veel tijd
 Burgers soms te weinig kennis
 Niet altijd representatief
 Verantwoordelijk gedrag geldt altijd voor anderen
 Lage opofferingsgezindheid (gezondheidszorg)

Principal-agent model: Top-down


 Principal = opdrachtgever/Agent = uitvoerder
 Populair uitgangspunt van New Public Management:
Bepaal het doel, kwantificeer de doelstelling en laat de invulling (doelbereiking) aan
de uitvoerder over (vergroot discretionaire ruimte).
 Probleem van NPM: geen monitoring, information asymmetries, civil service
protection of ‘agents’
 Kritiek: daar gaan ‘agents’ misbruik van maken (moral hazard, renegade discrection)
 Beeld van de ambtenaar: Lui

Donkere kanten van de bureaucratie:


 Turf wars  bureau-politiek
 Doelen (ambities) raken soms uit zicht
 Capture; verbinden met lobbyisten of bepaalde groepen in de maatschappij
 Budget maximalisatie
 Niet representatief
Nachtmerrie: the runaway bureaucracy (deep state)
Voorbeeld: toeslagen affaire

Beleidsnetwerken (Rhodes)
 De overhied kan niet alles alleen in de complexe maatschappij
 De overheid wil overleggen met gelegitimeerde vertegenwoordigers van ‘geaggregreerde
belangen’ (bepaalde groepen in de maatschappij).
Vier kenmerken van netwerken: (Tentamen)
 Verschillende typen organisaties (publiek, privaat, NGO’s, vrijwilligers)
 Interdependentie tussen organisaties
 Samenwerking verlooopt volgens bepaalde spelregels (geinstitutionaliseerd) die de
deelnemende partijen zijn vastgesteld (maar voor buitenstaanders niet makkelijk
zichtbaar)
 Geen baas, autonome …
Gevolgen:
 Netwerken kunnen heel effectief zijn (bioscience park leiden)
 Vereist wel shift van ‘command and control’ naar onderhandeling (diplomatieke
vaardigheden)
 Uithollen van de staat (afhankelijk van anderen wordt groter; departementen raken
bepaalde skills kwijt)
 Potentiele bron van delegitimering (geen eindverantwoordelijke  schuld op de
overheid afschuiven en delegitimering van de staat)

Normatief standpunt: Woodrow Wilson (1889)


 Politiek vs. administratie
 Tegenbeweging: dat kan niet en zo werkt het niet
 Bloed kruipt waar het niet gaan kan: The principal and agent.

Politiek-ambtelijke verhoudingen
Praktijk: politici en ambtenaren moeten samenwerken; hoe gaan ze om met politieke
voorkeur.

Wat doen beleidsmakers precies?


 Puzzling
Definitie: exploratie van verschillende opties, gebaseerd op uitgebreide
informatieverzameling en analyse.
o Beleidstheorie en paradigma (manier van denken die zo van zelfsprekend is dat je
zo denkt)
o Modegrillen (hippe term: co-creatie)
o Rol van experts
o Rationele model
Merton: problemen voor beleidsmakers; limitations) 1936! Lezen!
Onvoldoende kennis, ‘error’: wat eerder zal werken zal nu ook wel weer werken,
 Powering
Defintie: macht uitoefenen om een gewenste oplossing adopteren. (belangen/agenda’s)
o Institutionele structuur van een beleidssector legt macht vast
o Overtroeft of begrenst ‘puzzling’ (kijk naar klimaatveranderingsbeleid) lees artikel
stock, vij en ishtiaque
 Meaning-making (zingeving)
Definitie: overtuigen dat we het over het juiste probleem en de juiste oplossing hebben
(mobiliseren van politieke en maatschappelijke steun)
Waarom belangrijk; legitimiteit
Hoe: framing

Week 2 donderdag terugkijken!!!  4!

Week 3: Hoorcollege maandag


Zie fasenmodel beleidsvorming
 beleid wordt ‘gemaakt’
Little attention is being paid to making things work, rather than making them exist.
Beleid moet goed worden ontworpen om effectief, doelmatig en legitiem (draagvlak) te zijn.
Effectiviteit (doelbereik): bereik het doel
Efficient/efficiency/doelmatig: zo min mogelijke kosten/middelen een zo hoog mogelijk doel
bereiken.

Toegang bemoeilijken door het inbouwen van ‘administrative burdens’ (Lowry);


Politiek doel (baanverliesuitkering tegen armoede)
Tijdrovend, onbegrijpelijk, ontoegankelijk en onplezierig maken voor degene die recht heeft
op het beleid.
Voorbeelden: Groningen schadeclaims (tijdroven/ontoegankelijk), toeslagenaffaire
(onbegrijpelijk), sollicitatieplicht (onplezierig).
Dit alles bevestigd het belang van goed beleid.

Beleid maken:
Casus Detentie
1. Specificeer de intenties; wat is de bedoeling
2. …
Uitdagingen:
o Bereikbare doelstellingen
o Meerdere doelstellingen
o Conflicteren doelstellingen
o Moeilijk om precies te worden zonder politieke haalbaarheid te ondermijnen

Intermezzo Robert Merton:


o Purposive social action = social planning = beleid
o Werkt zelden zoals bedoeld: beleid heeft bijna altijd unanticipated consequences
o “Unanticipated” is niet per se ongewenst (serendipipiteit)
Problemen voor beleidsmakers:
o Onvoldoende kennis (geen hard causaliteit, geen goede beleidstheorie)
o “Error”: we gaan er van uit dat wat eerder werkte wel weer zal werken
o We bedenken niet wat er fout zou kunnen gaan (imperious immediacy of interest)
Interessante observaties:
o We handelen niet op basis van wetenschappelijke kennis, maar op asis van “opinion
and estimate’ = emotionele ‘bias’
o Elke maatrgel genereet een reactie (beleid is reflexief; vb: studiefinanciering)
Kernprobleem:
Beleidsmakers zijn op zoek naar de variabelen die het makkelijkst kunnen manipuleren.
Kernargument: ‘makkelijke variabelen bestaan niet’
Uitdaging beleidsmakers:
o Politieke beslissingen vertalen in beleid
o Van algemene, soms vage ambities naar werkbare aanwijzingen
o Selecteren van de juiste beleidsinstrumenten
o Monitoren dat beoogde uitkomsten worden bereikt.
o Zonder te beschikken over een goede beleidstheorie.
Beleidsinstrumenten: kiezen uit de gereedschapskist, altijd keuze=politiek, overheid heeft
veel middelen tot haar beschikking.
1. Wetten/regels; duidelijk/transparant/eerlijk/legitiem
a. Nadelen:
i. Gevaar ‘dichtregelen’
ii. Regels leiden tot ‘creatief gedrag’ (declaratie ziekenhuizen)
iii. Precisie vs. red tape
iv. Volgens de letter van de wet …: bron van implementatie sabotage (FAA) VB:
stiptijdsactie
2. Diensten aanbieden:  duur en hoe doelmatig is dit (hoe verhoudt het middel zich
tot het doel)
a. Vuilnisdienst
b. Openbare zwembaden
c. GGD
d. Politie/brandweer
e. Kunstaanbod
f. Onderwijs
3. Economische instrumenten
a. Uitkeringen
b. Contracten
c. Algemene uitgaven
d. Leningen
e. Subsidies
f. Verzekeringen
g. Garanties
4. BELASTINGMAATREGELEN: btw verlagen/verhogen, WOZ, goederen/activiteiten
belasten, inkomenspolitiek
5. Gedragsbeïnvloeding: nudging
a. Gebaseerd op het idee dat mensen gevoelig zijn voor sociale normen
b. Wijzen op het gedrag van anderen de discrepantie blootleggen.
Ethisch probleem:
Mag de overheid ‘stiekem’ mensen ‘overtuigen’?
Tummers wijst op het belang van draagvlak
Maar is draagvalk genoeg?
Tentamen: beleidsdoel: welke beleidsinstrumenten zou je wel of niet gebruiken.
Nieuwe opdracht:

Hoorcollege 25 november donderdag (week 4 HC 2)


De legitimiteit van beleid, bureaucratie en politiek
Legitimiteitsthese
Discussie: Legitimiteit staat onder druk?
Hebben we minder vertrouwen in politiek en bestuur?
Andeweg: dalend vertrouwen en het monster van Loch Ness
Coronacrisis: forse daling
 Gebeurt wel eens vaker tijdens een crisis (rellen in A’dam)
Financiële crisis

Paul Krugman: TENTAMENSTOF


- de uitdaging: grote financiële crisis
- twee beleidsopties (twee paradigma’s)
- geld spenderen vs. besparen
- Economische vs. politieke rationaliteit
- Krugman: verkeerde optie gekozen
- Gevolg: legitimiteit van de overheid aangetast/uitgehold
- Langs twee wegen: rekken crisis en verdiepen
- Polarisatie (vg. Covid-19)

Belang van legitimiteit:


- Politieke en maatschappelijke steun geeft rust
- Acceptatie ‘cliënten’ verlaagt transactie kosten; kosten die zitten in maatregelen om
beleid te handhaven/overleggen
- Legitimiteit als smeerolie: de belastingdienst

Easton’s definitie van legitimiteit:


Beleid is legitiem wanneer het wordt beschouwd als:
Valid or justified by those to whom it applies. (Easton)

Zouridis’ Definitie:
 Gaat om ‘geaccepteerde orde’
Burgers accepteren bestuur als:
- Ambtenaren zich aan de regels houden
- Kunnen uitleggen wat ze doen en waarom
- Burgers het daarmee eens zijn

Het probleem:
- Aan de regels houden betekent dat de regels moeten nageleefd worden
- Regels moeten actief worden gehandhaafd
- Handhaving is het probleem, zegt Zouridis
- Onvolledige handhaving tast vertrouwen aan
Beleid en legitimiteit:
o Uitvoering beleid heeft gevolgen op burgers
o Uitvoering beleid bepaalt in belangrijke mate hoe burgers over de overheid denken
o Beleidsuitvoering kan legitimiteit versterken en ondermijnen

Hoe het ook kan: Dilulio’s ‘pincipled agents’:


o Organisatiecultuur zorgt ervoor dat werknemers zich identificeren met organisatie en
collega’s
o Zorgt ervoor dat iedereen discretionaire ruimte op zelfde (en juiste) manier invult
(administrative alliteration)
o Bevlogen organisatie, Selznick spreekt van ‘instituties’
We moeten een organisatie maken waarin mensen willen werken met een bepaald
enthousiasme om burgers een beter leven te bieden.
Wat maakt instituties bijzonder?
o Dominante kernwaarden
o Corresponderende manier van werken
o Breed gedeeld in de organisatie
o Relatief weinig “appreciative gaps”
o Niet controversieel
o Ruime mate van steun in politieke en maatschappelijke omgeving

Geen toeval  bepalen van legitimiteit: Easton


Soorten legitimiteit:
1. Input-legitimiteit; stem van de burger gehoord? Wat komt op de beleidsagenda?
2. Throughput-legitimiteit; hoe worden beslissingen genomen (procedural justice)? Hoe
wordt het beleid uitgevoerd?
3. Output/outcome-legitimiteit; hebben we hier iets aan?

Soms gaat het mis


o Uitvoeringsorganisaties die land naar behoren hebben gefunctioneerd, komen
plotseling in zwaar weer
o Organisatie lijkt “kompas” kwijt te zijn
Institutionele crisis: in een korte tijd alle legitimiteit verliezen

Hoorcollege 2 week 5:
Ethiek; houdt zich bezig met goed vs. slecht en rechtvaardig vs. onrechtvaardig

Hoorcollege 1 week 6: HC nummer 11 (6-12-2021)

Grensoverschrijdende problemen/beleid (internationaal)

Betoog:
– Grenzeloze problemen: moeilijkste uitdaging voor bestuurders, omdat de staat niet
toegerust op grenzeloze problemen
– Het collective action probleem
– Gevolgen van falen: eroderende legitimiteit van publieke instituties

Grensoverschrijdende problemen:
– Klimaatverandering
– Vervuiling, schoon water
– Immigratie
– Cyber crime/attacks (publiek, privaat grenzen)
– Financiele crisis
– Pandemieën
– Terrorisme
– Georganiseerde misdaad, ondermijning (de invloed van criminelen door bijvoorbeeld
witwassen van geld  criminelen maken gebruik van diensten van de bovenwereld)

Kenmerken grensoverschrijdende problemen:


1. Problemen die meerdere sectoren en meerdere landen raken.
Grenzen:
– Verticaal: nationaal, veiligheidsregio, lokaal
– Verticaal: nationaal – internationaal
– Horizontaal: meerdere (beleid)sectoren, meerdere landen
2. Aard en dynamiek probleem moeilijk te begrijpen
De kennis over een probleem is gefragmenteerd over diverse bestuurslagen/sectoren etc.
(zowel horizontaal en verticaal). Gevolg: problemen niet op de agenda  geen beleid
3. Botsende verantwoordelijkheden
Het is niet duidelijk wie verantwoordelijk is (meerdere verantwoordelijken).
Mogelijke oplossing: centraliseren
Probleem NL: polderen  tijd is geld: hoge transactiekosten
4. Kant-en-klare oplossingen niet beschikbaar
Voorbeeld: vulkaanuitbarstingen IJsland  vliegmaatschappijen konden niet vliegen.

Oorzaken: kwetsbare systemen


- Kritieke systemen worden steeds complexer
- Kritieke systemen steeds meer verweven (efficiënter, sneller, goedkoper) met andere
kritieke systemen
o Gevolgen: we begrijpen niet goed meer hoe die systemen werken, We kunnen ze niet
goed beschermen. 

De incubatie van grenzeloze problemen:


o Constante modernisering (doelmatigheid als drijfveer)
o Weinig animo om onderliggende oorzaken aan te pakken
o We creëren onze eigen kwetsbaarheid  afhankelijk te maken van bijvoorbeeld
smartphones.
o Onzichtbare incidenten die we pas herkennen als het te laat is.
Patroon: vetrouw op technologische vooruitgang; technologische ‘fixes’ die systemen in
stand houden (heeft vaak ‘unintended consequences’)

Kern van het probleem?


o Integratie decennialang ideaal (paradigma)
o Grenzeloze zones leveren ook problemen ook (‘externalities’ als je gaat integreren
dan zijn er nadelen van integratie (externalities) en voor elk nadeel wordt weer een
fix gevonden)
o Die problemen stekken zich weer uit over bestaande grenzen

Common ground tussen landen wordt bevorderd door:


o De lage mate van politisering
o Iedereen wordt door het probleem geraakt (‘symmetric exposure’)
o Landen kunnen zich niet onttrekken (‘decoupling’)
o Een gedeelde geschiedenis (‘repeated interaction’)
Het probleem van collectieve actie:
o Individuele rationaliteit geeft geen aanleiding (Dilulio)  free rider logic
o Op lokaal, nationaal niveau kan dit nog worden afgedwongen
o Kan niet in de internationale arena
o Vraag: Collectieve actie meer …

Oplossingen: hoe krijgen we staten zo ver om mee te betalen aan dure/onpopulaire


oplossingen?
- autoriteit (afdwingen)
- incentives (verleiden)
- Moreel leiderschap (gezag)  Merkel en Duitsland

Mogelijke gevolgen van grenzeloze problemen:


o Legitimiteit van ons systeem onderdruk (door het opzetten van het systeem
veroorzaakt problemen die het systeem zelf niet kan oplossen  Groot-Brittannië)
o Ontkoppeling van internationaal systeem (=verschansing, terugtrekken achter de
grenzen, BREXIT, WRR rapport)
o Ontmantelen van internationale verdragen en juridische instituties (‘backsliding’ 
ondermijnen van instituties van het systeem  Polen, Hongarije)

Parker et al artikel: klimaatverandering


o EU als internationaal leider?
o Parker et al evalueren leiderschap op klimaat
o Copenhagen: mislukking
o Parijs: succes (self-proclaimed)
Hoe kunnen we dat verschil verklaren?
Mogelijke hypothesen:
Effectief leiderschap: 4 modes van leiderschap
1. Structureel:
2. Idee-gericht
3. Directioneel
4. Instrumenteel [diplomatiek]

You might also like