Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 14

Dagelijks werk di 9 juni

1. Vul in au of ou. 2. Vul in ij of ei.


au
p …… w au
bl …… w ei
geh …… m ij
bladz …… de

tr ou
…… w au s
s …… ij
p …… l ei
dw …… l

ou t
h …… p au
…… ze ij k
w …… boerder …… ij
3. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.

a) De kinderen aten een ijsje. b) Het schooltje blijft gesloten.

onderwerp: de kinderen onderwerp: het schooltje


persoonsvorm: aten persoonsvorm: blijft
4. Noteer de persoonsvormen uit oefening 3 in de juiste kolom.

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Zonder klankverandering Met klankverandering

blijft aten
5. Vul het werkwoord correct in.

De jongen loopt (lopen) naar de auto.


Hoeveel zakgeld krijg (krijgen) jij elke maand?

Dat kind wordt (worden) later vast erg beroemd!

Ik vind (vinden) het jammer dat je al vertrekt.

Ze luisteren (luisteren) naar de juf.


Dagelijks werk woe 10 juni
1. Vul in ui of eu. 2. Vul in i of ie.
eu
d …… rbel ui
…… tzondering ie
f …… tsbel i
p …… loot

ui swerk
h …… eu r
g …… i ter
l …… ie
polit ……

eu gel
b …… b ui
…… kpijn ie k
muz …… januar …… i
3. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.

a) Jij leerde veel de voorbije weken. b) Het is al donker buiten.

onderwerp: jij onderwerp: het


persoonsvorm: leerde persoonsvorm: is
4. Noteer de persoonsvormen uit oefening 3 in de juiste kolom.

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Zonder klankverandering Met klankverandering

is leerde
5. Vul het werkwoordenschema correct aan.

klimmen leren
ik klim ik leer
jij klimt jij leert
hij/zij klimt hij/zij leert
wij klimmen wij leren
jullie klimmen jullie leren
zij klimmen zij leren
Dagelijks werk do 11 juni
1. Vul in d of t. 2. Vul in b of p.

d
paar …… enbloem vrien …… d p
kla …… b
clu ……

d
draa …… t
zwar …… b
kra …… b
ri ……

t club
spor …… t deur
kas …… p
sto …… sta ……p
3. Onderstreep in de zin:
• het onderwerp 1 keer in het blauw,
• de persoonsvorm 2 keer in het blauw,
• de informatie over het onderwerp (=gezegde) 1 keer in het zwart.

Jef wil vandaag een lekker dessert maken.

Hij bakt chocoladekoekjes.

Mama en papa smullen ook van de koekjes.

4. Is het eigennaam, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk


naamwoord of een werkwoord? Zet een kruisje in de juiste kolom.

EIG ZN BN WW
flessen X
Max X
paarse X
wandelen X
Dagelijks werk vrij 12 juni
1. Enkel of dubbel?
aa
zw …… (a/aa) rd ll
kna …… (l/ll) en tt
la …… (t/tt) en

o (o/oo) men
dr …… pe nn
…… (n/nn) en e (e/ee) ren
k ……

o (o/oo) ren
t …… ba kk
…… (k/kk) en u (u/uu) ren
m ……

2. Onderstreep in de zin:
• het onderwerp 1 keer in het blauw,
• de persoonsvorm 2 keer in het blauw,
• de informatie over het onderwerp (=gezegde) 1 keer in het zwart.

De kinderen van het vierde spelen op de speelplaats.

Ze bouwen een zandkasteel in de zandbak.

Het zonnetje schijnt.

3. Vul in elke kolom 2 woorden in.

Antwerpen – kennen – kast – groene – groep – Weststation –


dansen - vrolijke

zelfstandig bijvoeglijk
eigennaam werkwoord
naamwoord naamwoord

Antwerpen
Antwerpen kast groene dansen
Weststation groep vrolijke kennen
Dagelijks werk maa 15 juni
1. Zoek de fout in het woord. Schrijf het woord juist op.

sgaar → schaar krand → krant


drak → draak duer → deur
root → rood spooren → sporen
2. Lees de zin en vul aan: wie, wat, waar en wanneer.

a) Morgen ga ik met mijn ouders naar de zee.

wie wat waar wanneer

ik ga met mijn ouders naar zee morgen


b) Het meisje is op bezoek bij haar tante.

wie wat waar wanneer

het meisje is op bezoek bij bij haar tante nu


3. Maak zelf een zin met de volgende woorden.
Vul de zin nog aan met extra informatie.

wie wat waar wanneer

de kinderen sporten buiten morgen

Vraag aan de juf om je zin te controleren.


Dagelijks werk di 16 juni
1. Vul in d of t. 2. Vul in b of p.
t
kran …… zwee ……t p
ko …… b
we ……

d
stran …… t
plan …… p
ra …… p
lam ……

d
paar …… d sel
voe …… b
bi …… p
kram ……

3. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.

a) Mag jij in het zwembad spelen? b) Mijn ouders vonden dat niet zo fijn.

onderwerp: mag onderwerp: mijn ouders


persoonsvorm: jij persoonsvorm: vonden
4. Noteer de persoonsvormen uit oefening 3 in de juiste kolom.

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Zonder klankverandering Met klankverandering

mag vonden
5. Bedenk vijf woorden die bij het woord in het midden passen.
Vraag aan de juf om te controleren.

fruit
vakantie
Dagelijks werk woe 17 juni
1. Kleur alle klinkers blauw. 2. Kleur alle medeklinkers groen.

sport krant rood vraag zeker anders

drankje friet groen vriendje spook kastdeur

klank droog spel hemel ster emmer

3. Kruis aan: tegenwoordige tijd of verleden tijd.

a) Ze trouwden in een mooi kasteel.

XO verleden tijd O tegenwoordige tijd

b) Ik neem het laatste hapje.

O verleden tijd X tegenwoordige tijd


O

c) Iedereen wilt met de bekende persoon op de foto.

O verleden tijd X tegenwoordige tijd


O

4. Lees de 5 woorden. Welk woord hoort er in het midden?

zwemmen voetbal achtbaan reuzenrad

sport pretpark
tennis splash
turnen attracties
basketbal souvenirs
Dagelijks werk do 18 juni
1. Vul in: aai, ooi of oei. 2. Vul in: eeuw of ieuw.
oei
gr …… ooi
k …… ieuws
n ………… ieuw
n …………

kr aai
…… t aai
…… sn eeuw
………… ieuw
k …………

h aai
…… of ooi …… of ooi g eeuw
m aai ………… schr eeuw
…………

3. Onderstreep de persoonsvorm.
Kruis aan: verleden tijd (v.t.) of tegenwoordige tijd (t.t.).

v.t. t.t.

Ik speel graag op de computer. X


De klasgenoten misten elkaar heel erg. X
Mijn vrienden kunnen erg goed dansen. X
Ik poetste deze ochtend mijn tanden. X
4. Schrijf deze zinnen over met hoofdletters.

ik wou deze zomer erg graag op reis naar frankrijk. helaas kan
onze reis niet doorgaan. mama, papa, fleur en ik keken al uit naar
een wandeling in parijs en een bezoek aan disneyland.

Ik wou deze zomer erg graag op reis naar Frankrijk.


Helaas kan onze reis niet doorgaan. Mama, papa,
Fleur en ik keken al uit naar een wandeling in
Parijs en een bezoek aan Disneyland.
Dagelijks werk vrij 19 juni
1. Vul in au of ou. 2. Vul in ij of ei.
ou
g …… dstuk au
…… gurk ij
sp …… t ij
bladz …… de

ou
oerw …… d s au
…… s ij l
p …… ei
dw …… l

kab ou
…… ter au ze
p …… ij k
w …… boerder …… ij
3. Zoek een samenstelling met de volgende woorden.
Vraag aan de juf om te controleren.
boek + =

strand + =

hand + =

voet + =

dier + =

4. Vul in elke kolom zelf 3 woorden in.


Vraag aan de juf om te controleren.
zelfstandig bijvoeglijk
eigennaam werkwoord
naamwoord naamwoord
Dagelijks werk maa 22 juni
1. Vul in d of t. 2. Vul in b of p.

spannen …… d standbeel ……d b


kra …… paal b
bi ……

kaar …… t t
taar …… b site
we …… p
sti ……

d
bla …… d schap
lan …… p je
ha …… p voets
sta ……

3. Onderstreep in de zin:
• het onderwerp 1 keer in het blauw,
• de persoonsvorm 2 keer in het blauw,
• de informatie over het onderwerp (=gezegde) 1 keer in het zwart.

De zeeklassen kunnen dit jaar niet doorgaan.

In het zesde leerjaar gaan we op bosklassen.

Dat wordt vast extra leuk!

4. Is het eigennaam, een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk


naamwoord of een werkwoord? Zet een kruisje in de juiste kolom.

EIG ZN BN WW
krabben X X
vriendelijke X
Simba X
kabouter X
Dagelijks werk di 23 juni
1. Enkel of dubbel?
aa
h …… (a/aa) rd ll
va …… (l/ll) en tt
spo …… (t/tt) en

o (o/oo) men
k …… n (n/nn) en
me …… ee (e/ee) r
sp ……

o (o/oo) ren
st …… k (k/kk) en
spal …… u (u/uu) rig
v ……

2. Noteer de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.

a) De baby huilde de hele nacht. b) Jij hebt echt geluk!

onderwerp: de baby onderwerp: jij


persoonsvorm: huilde persoonsvorm: hebt
3. Noteer de persoonsvormen uit oefening 3 in de juiste kolom.

Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Zonder klankverandering Met klankverandering

hebt huilde
4. Bedenk vijf woorden die bij het woord in het midden passen.
Vraag aan de juf om te controleren.

groenten
school
Dagelijks werk woe 24 juni
1. Kleur de korte klanken groen, de lange klanken blauw en de
andere klanken paars.

paars deur kroon kam storm


trein spel geit wist draak
speer jij geheugen koning ga

2. Schrijf de woorden in het meervoud.

bubbel → bubbels spoor → sporen


trap → trappen maand → maanden
kaart → kaarten veer → veren
foto → foto’s bezem → bezems
kind → kinderen raam → ramen

3. Vul het werkwoord correct in.

Hoeveel kosten (kosten) dit spelletje?


De kinderen roepen (roepen) door elkaar.
Ik nies (niezen) in mijn elleboog.

Mag (mogen) dat van jouw mama?

Hij heeft (hebben) het hier erg naar zijn zin.


Dagelijks werk do 25 juni
1. Vul in ch of g. 2. Vul in de of het .

gara …… eg g
Hij ze …… t.
het
…… dier het
…… park

g t in bed.
Hij li …… ch
to …… de krant
…… het
…… vriendje

kra ch …… t vraa …… g de school


…… de computer
……

3. Maak een mooie zin met de verschillende stukjes.

geslapen. niet heb deze Ik nacht goed

Ik heb deze nacht niet goed geslapen.


midden de nacht hoorde In van het ik geluid.

In het midden van de nacht hoorde ik geluid.


door het kat liep. de Het was die huis

Het was de kat die door het huis liep.


4. Rangschik de woorden in alfabetische volgorde.

kroon - zetel - sport - kaart - fiets

3 5 4 2 1
toren - taart - taak - toets - trap

4 2 1 3 5
Dagelijks werk vrij 26 juni
1. Vul in d of t. 2. Vul in de of het .

d
broo …… doos duizen …… d de
…… speelplaats het
…… gordijn

voorhoof …… d t
stif …… de winkel
…… het
…… ziekenhuis

potloo …… d t
star …… het
…… paard de oven
……

3. Vul het werkwoordenschema correct aan.

hebben zijn
ik heb ik ben
jij hebt jij bent
hij/zij heeft hij/zij is
wij hebben wij zijn
jullie hebben jullie zijn
zij hebben zij zijn

4. Onderstreep de persoonsvorm.
Kruis aan: verleden tijd (v.t.) of tegenwoordige tijd (t.t.).

v.t. t.t.

Heb jij deze ochtend je haar gewassen? X


Zij vond dat niet zo leuk. X
Wij zwommen gisteren in de zee. X
Ik nam vorige zomer het vliegtuig. X

You might also like