Hoofdstuk 15

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 5

Hoofdstuk 15: voortplanting bij de mens

1) voortplantingsstelsel
1.1: voortplantingsorganen man
balzak = draagt teelbal
penis = penetreren, urine naar buiten
teelbal = productie zaadcellen, hormonen
bijbal = zaadcellen uitrijpen en reservoir
zaadleider = zaadcellen van bijbal naar
urinebuis
prostaat = productie spermavocht
zaadblaasjes = produceert suikerrijk
spermavocht
1.2: voortplantingsorganen vrouw
Eierstok = productie hormonen en eicellen
Eitrechter = veegt eicel in eileider bij eisprong
Eileider = plaats bevruchting
Baarmoeder = ruimte ontwikkeling baby
Baarmoederhals = sluit toegang tot baarmoeder, vormt
geboortekanaal door ontsluiting
Vagina = bescherming infecties, ontvangen penis, vaginaal
slijm produceren, geboortekanaal
Schaamlippen = geur- en slijmklieren, dekken af

2) hormonen voor de voortplanting


2.1: de spermatogenese
Spermatogenese = ontwikkeling van zaadcellen in het een zaadbuisje
- In de wand van de zaadbuisjes bevinden zich diploïde spermatogoniën die door
mitose in aantal toenemen.
- Vanaf de puberteit ontstaan uit de spermatogoniën door mitose grotere primaire
spermatocyten
- eerste meiotische deling waardoor het aantal chromosomen wordt gehalveerd
- tweede meiotische deling  vier haploïde spermatiden
2.2: oögenese
Oögenese = rijping van eicellen die al start tijdens de embryonale fase van de ontwikkeling
van de vrouw.
- Embryonale ontw: ontstaan uit kiemcellen van de eierstokken diploïde
eicelmoedercellen of oögoniën
- Geboorte: primaire eicellen in de primaire follikels, profase van de eerste meiotische
deling
- Puberteit: voltooit de primaire oöcyt de eerste meiotische deling, splitst zich in een
grote haploïde secundaire oöcyt en een klein haploïd eerste poollichaampje
- Ovulatie & bevruchting: tweede meiotische deling wanneer secundaire oöcyt wordt
aangeraakt door een zaadcel die binnen wilt dringen  splitst in rijpe eicel en
poollichaampje dat zal afsterven

3) menstruatiecyclus hormonaal
Fase 1: menstruatiefase
- 1e dag menstruatie  hormonen in lage concentratie aanwezig
- Baarmoederslijmvlies brokkelt af
- Baarmoeder klaargemaakt voor eisprong
Fase 2: groeifase
- Progesteron en oestrogeen laag GRF (gonadotroop) geproduceerd FSH en LH
- Follikel groeit in eicel en cellen scheiden oestrogeen af  groei baarmoederslijmvlies
- Hormonen bereiken drempelwaarde  Graafse follikel barst open  eisprong
- Geel lichaam wordt gevormd
Fase 3: secretiefase
- Geel lichaam maakt oestrogeen en progesteron aan lichaamstemp stijgt 0,5°C. De
waarden stijgen tot drempelwaarde signaal: GRF productie stopt FSH en LSH stop
- niet bevrucht  verschrompelt het geel lichaam, productie van oestrogeen en
progesteron valt stil, baarmoederslijmvlies brokkelt opnieuw af.
- Cyclus afgerond en begint opnieuw
Rol oestrogeen
- Maakt slijm toegankelijk voor zaadcellen
- Spieren rond baarmoederhals ontspannen zich

4) de bevruchting
Vruchtbaarste dag = twee dagen voor je verwachte eisprong
1) Zaadlozing: van bijbal, via zaadleider en penis in de vagina
2) Weg naar eicel: zure milieu vagina, slijm baarmoeder, juiste eileider, kwaliteitsselectie
 slechts paar honderden bereiken eicel
3) Glashuid eicel doorboren: hulp van enzymen in acrosoom van de zaadcel, enkel 1
zaadcel kan dit doen  glashuid wordt ondoordringbaar
4) Aanwezigheid zaadcel: voltooiing tweede meiotische deling
5) Bevruchting: haploïde celkern van de zaadcel versmelt met de haploïde celkern van
de eicel
Zygote = bevruchte eicel
- 23 chromosomen van vader en 23 van moeder = 46 chromosomen  diploïde
- 23 homologe paren  1 chromosoom vader en 1 moeder

5) de zwangerschap
- menstruatiecyclus stopt
- hormonen: HCG, oestrogeen, progesteron  bereiden lichaam voor op geboorte

6) de geboorte
6.1: 3 fasen
Ontsluitingsfase
- Weeën = samentrekken baarmoeder
- Ontsluiting = openen van de baarmoedermond tot een diameter van 10cm
- scheuren van de vruchtvliezen en het verlies van vruchtwater
uitdrijvingsfase
- actief samentrekken baarmoeder  foetus met het hoofd vooruit langs de volledig
geopende baarmoedermond uit het lichaam gedreven
nageboorte
- enkele min tot 30 min na geboorte: placenta en de vruchtvliezen via weeën
uitgedreven

7) invloed van externe factoren op de ontwikkeling van een foetus of embryo


Stralingen
- verhoogd risico op kanker, aangeboren afwijkingen, aantasting hersenfuncties
chemische stoffen
- hormoon verstorende stoffen ( = EDC’s)
- invloed zwangerschap en vruchtbaarheid, laag geboortegewicht
- verhoogd risico aangeboren afwijkingen
stress
- afwijkingen gezicht/hoofd, zenuwstelsel minder ontwikkelt
- psychiatrische stoornissen
roken
- actief of passief  embryo ontvangt minder zuurstof en meer koolstofmonoxide 
remt groei baby
- verhoogd risico op late miskraam, vroeggeboorte, scheuren vruchtzak, loskomen
placenta, wiegendood, minder ontwikkelde hersenen
alcohol
- bloedvaten kind vernauwen  minder bloed en zuurstofgas  remt groei organen
- verhoogd risico op miskraam, slaap- en ademhalingsproblemen, gezichtsafwijkingen,
beschadiging hersenen, huilproblematiek

8) hormonale regeling vruchtbaarheid


8.1: anticonceptiemiddelen
Hormonale pil = bevat een combinatie van twee kunstmatige hormonen: oestrogeen en
progestageen
- 21 dagen innemen, dan 7 dagen onderbreking
Anticonceptiepleister = pleister op buik, arm of bil die een week lang hormonen afgeeft en
heeft dezelfde werking als ‘de pil’
Hormonaal implantaat = dun flexibel plastic staafje ter grootte van een lucifer, dat
progestageen afgeeft, door een arts aan de binnenkant van de bovenarm geplaatst.
- 3 jaar lang
Vaginale anticonceptiering = dunne, doorzichtige, flexibele ring die je zelf inbrengt en
verwijdert uit de vagina en geeft hormonen af
- 3 weken, dan 1 week onderbreking
Hormoonhoudend spiraaltje = T-vormig, flexibel stukje plastic, waarbij het verticale stuk
dagelijks een zeer lage dosis van het progestageenhormoon levonorgestrel afgeeft in de
baarmoeder
- Baarmoederslijmvlies in rustfase
- Slijm in baarmoederhals dikker en taaier
Morning- afterpil = zo snel mogelijk nemen na onveilige seks, bevat progestageen dat de
eisprong uitstelt of stopt, en de bevruchting of innesteling van een bevrucht eitje belet
8.2: voortplantingstechnieken
In-vitrofertilisatie (Ivf) = vlak voor eisprong meerdere eicellen weggenomen en in labo
bevrucht en na 48 uur weer in de baarmoeder ingeplant.
Intra-uteriene inseminatie (IUI) = zaadcellen rechtstreeks in de baarmoeder gebracht, vooral
toepasselijk bij lichte onvruchtbaarheid.
Intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) = geselecteerde zaadcel met een micronaald
direct in de eicel gebracht. Veel toegepast bij mindere zaadcelkwaliteit.
In-vitro maturatie (Ivm) = onrijpe eicellen rijpen in een labo

You might also like