Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 3

3.8.

De ontwikkeling van botten


3.8.1. Relevantie voor de oefenpraktijk
In atletiek komen bij kinderen vrij dikwijls botbreuken voor waarvan de trainer de echte reden niet beseft
maar waarvan de oorzaak dikwijls kan gezocht worden bij een onaangepaste belasting. Gelukkig zijn de
botbreuken bij jonge kinderen minder erg dan botbreuken bij oudere kinderen, volwassenen en ouderen.
Bij jonge kinderen is immers het proces van botaanmaak (en dus botherstel) veel sneller dan bij
volwassenen en ouderen waar het proces van botaanmaak vertraagt. Breuken in de schacht van het bot
genezen meestal vrij snel en volledig maar als ook de groeischijf geraakt wordt, is het herstel meestal
traag en onvolledig. De ontwikkeling van de botten kan ernstig verstoord zijn.
Door een onaangepaste belasting kunnen ook aanhechtingen van pezen verkalken4. De pees vergroeit dan
met het bot waardoor de bewegingsmogelijkheden beperkt worden. Dit kan ernstige pijnscheuten tot
gevolg hebben. Hierdoor passen vele kinderen hun houdingen of bewegingen aan, wat misschien nog
meer problemen veroorzaakt. Meestal is een langdurige vermindering van fysieke activiteit waarbij het
eigen lichaamsgewicht moet opgevangen worden, noodzakelijk. Zware krachtinspanningen die veelvuldig
worden uitgevoerd (bijvoorbeeld een te groot "verzet" moeten trappen bij het fietsen) kunnen eveneens
leiden tot overbelasting van de botten, gewrichten en pezen.
Je moet je er daarom als leraar goed bewust van zijn dat de botten van kinderen nog in ontwikkeling zijn. In
het volgende hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de botontwikkeling verloopt en waarom de botten minder
belastbaar zijn tijdens de ontwikkeling.
3.8.2 Botontwikkeling
De botontwikkeling is een complex proces. Er zijn drie typen van botcellen waaruit het bot wordt
gevormd. De osteocyten zijn de definitieve beendercellen, maar daarnaast zijn er nog osteoblasten die het
bot aanmaken (botafzetting op de oppervlakte) en de osteoclasten die het bot afbreken (vooral tijdens de
groei van beenderen).
Een bot is eigenlijk geen vaste ("dode") structuur. Er is een continu proces van botaanmaak en botafbraak
en dus botvernieuwing. Bij jonge kinderen en adolescenten verloopt de botaanmaak sneller dan de
botafbraak, bij volwassenen zijn deze processen in evenwicht, en tijdens het verouderingsproces treedt
geleidelijk meer en meer botafbraak op (osteoporose). Voldoende fysieke activiteit op oudere leeftijd
vertraagt het proces van botafbraak. Voor de geboorte is een soort miniatuurmodel van alle botten uit
kraakbeen gevormd. De kraakbeencellen in het midden van het bot (diafyse) schikken zich in een
bepaalde volgorde en beginnen te hypertrofiëren. Bij een verdere groei van de schacht ontstaat de
groeischijf die verantwoordelijk is voor de lengtegroei van het bot. Als alle kraakbeen is omgezet in bot
stopt de lengtegroei van het bot. De breedtegroei van een bot gebeurt door botvorming aan de buitenzijde
van het bot en botafbraak aan de binnenzijde. Het bot wordt bovendien tijdens de hele groei mee gevormd
door een proces van afbraak en nieuwe aanmaak van osteocyten aan de uiteinden van het bot.

4 Kinderen voelen ontstekingen en overbelasting dikwijls te laat omdat het lymfevatenstelsel van kinderen sterk ontwikkeld is en
ontstekingen in het begin camoufleert. Zo ontwikkelt men dan bijvoorbeeld een springersknie (Osgood-Schlatter). Op volwassen
leeftijd voelt men de ontstekingen sneller en grijpt men sneller in.

30
De verschillende fasen van de botvorming
Voor de geboorte is een soort miniatuurmodel van alle botten uit kraakbeen gevormd (a).
kraakbeencellen in het midden van het bot schikken zich in een bepaalde volgorde (b) en beginnen
hypertrofiëren. Tussen de cellen worden dan collageenvezels gevormd die de kraakbeencellen ver<
in twee zones (c) uit elkaar drijven. Uiteindelijk verkalken de gehypertrofieerde kraakbeencellen
worden er osteoblasten en bloedvaten gevormd in het midden van het bot en aan de oppervlakte 'I
het groeiende bot (d). De osteoblasten vormen het bot op de oppervlakte van de verkalI
kraakbeencellen (ossificatiecentrum). Meestal gebeurt deze ossificatie eerst in het midden van het l
(schacht of diafyse) en dit wordt dan primair ossificatiecentrum genoemd (e). Door de activiteiten
'I osteoblasten en osteoclasten wordt de schacht verder omringd door lagen van compact bot en een
periosteum (beenvlies). Bij een verdere groei van de schacht ontstaat de groeischijf (f) die
verantwoordelijk is voor de lengtegroei van het bot.
Op de uiteinden van de schacht vormen zich eveneens secundaire ossificatiecentra die zich
geleidelijk ontwikkelen tot een epifyse. De belangrijkste grote botten in het lichaam (bovenarm,
onderar bovenbeen, onderbeen, enz.) hebben twee belangrijke epifyses, de kortere botten
(handbeentjes, voetwortelbeentjes) meestal slechts één. De botvorming in de secundaire
ossificatiecentra verloopt dezelfde manier en volledig onafhankelijk van de botvorming in het
primaire ossificatiecentrum. Tijdens de gezamenlijke groei van het primaire en de secundaire
ossificatiecentra verkleint de hoeveelheid kraakbeen die de centra scheidt van elkaar. Als alle
kraakbeen is omgezet in bot stopt de groei van het bot. De diafyse en één of twee epifysen smelten
samen (g).
De breedtegroei van een bot gebeurt door botvorming aan de buitenzijde van het bot en botafbraak
ê de binnenzijde. Het bot wordt bovendien tijdens de hele groei mee gevormd door een proces van
afbraak en vorming van nieuwe osteocyten aan de uiteinden van het bot.
Niet alle botten vertonen dezelfde ontwikkeling. Lange botten ontwikkelen meestal voor de korte botten
in het lichaam. Bij meisjes is de botvorming meestal vroeger voltooid (tussen 13 en 17 jaar) dan bij
jongens (tussen 15 en 18 jaar). Het einde van de botverkalking valt meestal samen met het einde van de
lengtegroei van de botten. Tijdens de kindertijd zijn de geslachtsverschillen in botbreedte zeer klein. De
botdikte van jongens neemt toe tot na de adolescentie, maar bij meisjes stopt de groei in botdikte rond 14
jaar, waardoor er na de adolescentie wel geslachtsverschillen zijn in botbreedte.
Het gewicht van het volwassen skelet (zonder water) van mannen is ongeveer 4 kg, van vrouwen
ongeveer 2,8kg, of ongeveer 6 tot 7% van het lichaamsgewicht. De gewichtstoename van het skelet
tijdens de groei volgt een sygmoïd verloop net zoals de gestalte en het lichaamsgewicht.
Groeipijn
Nogal wat kinderen komen tijdens of na de training klagen over "groeipijnen". Ze vragen of ze alles van
de training moeten meedoen of ze vragen een lagere trainingsbelasting. Het is niet altijd even gemakkelijk
om als trainer het onderscheid te maken tussen groeipijnen en andere oorzaken. Meestal klagen kinderen
terecht over groeipijn indien ze in de adolescente groeispurt zitten. Je kan als trainer hiervan gemakkelijk
31
een vermoeden hebben indien ze snel groeien. Wees echter steeds voorzichtig met de trainingsbelasting
om geen onnodige kwetsuren te veroorzaken en praat voor alle veiligheid eens met de ouders.
Door de grotere buigzaamheid van de botten van jonge kinderen zijn valpartijen en eventuele botbreuken
bij kinderen minder erg dan bij volwassenen. De botten van kinderen herstellen vrij snel. Open
botbreuken daarentegen zijn wel zeer gevaarlijk omwille van o.a. het risico op infecties.

Sleutelbegrippen
Breedtegroei van het bot Kraakbeen Verkalken van het bot
Groeischijf Lengtegroei van het bot
Studievragen
Bespreek met eigen woorden de botontwikkeling tussen geboorte en volwassenheid. Wat is een groeischijf?
Wat is een groeischijf?
Wat is het risico van botbreuken bij kinderen en volwassenen? Is het herstel van botbreuken identiek voor alle
leeftijden?
Hoe reageer je als leraar wanneer een kind komt klagen over groeipijn?

32

You might also like