Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Plantenpaspoort

Bart van Den Bosch en Tom Ubink A42

Nederlandse naam: Wilde narcis


Wetenschappelijke naam: Narcissus Pseudonarcissus
Leefgebied: De wilde narcis groeit op zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig
vochtige tot vrij natte grond. De plant is te vinden in weilanden, bossen en op rotsige plekken.

Nederlandse naam: Kleine maagdenpalm


Wetenschappelijke naam: vinca minor
Leefgebied: De plant is een echte bosplant, die in Midden- en Zuid-Europa voorkomt. In
Nederland is zij algemeen, maar alleen in Zuid-Limburg en mogelijk bij Nijmegen inheems.
Op andere plaatsen betreft het verwilderingen vanuit tuinen. In Belgie is ze ook inheems in
de zuidelijke 2/3 van het land. Dat is inclusief een breed grensgebied tussen Vlaanderen en
Wallonie. De plant groeit het best bij volle zon of een beetje schaduw en vraagt om een
redelijk vochtige grond.
Nederlandse naam: Hopwarkruid
Wetenschappelijke naam: cusculta lupuliformis
Leefgebied: Hopwarkruid is begin 20e eeuw voor het eerst in Nederland verschenen, zij is
afkomstig uit (Zuid-) Oost-Europa en Midden-Europa en is waarschijnlijk via de Rijn ons land
binnen gekomen. Inmiddels is komt ze redelijk veel voor langs Nederrijn en Waal en breidt
zich recent ook uit langs de IJssel en de Maas. Hopwarkruid groeit op vochtige en
voedselrijke grond. De plant parasiteert op de wilg, braam, eik, vogelkers en grote

brandnetel.

Nederlandse naam: Bonte krokus


Wetenschappelijke naam: crocus vernus
Leefgebied: De plant komt in Midden- en Zuid-Europa in het Alpengebied en bergweiden
voor. De plant groeit op allerlei grazige plaatsen. In Nederland is de bonte krokus een
sierplant en wordt ook wel verwilderd aangetroffen.
Nederlandse naam: Gelderse roos
Wetenschappelijke naam: viburnum opulus
Leefgebied: De gelderse roos heeft van nature een voorkeur voor vochtigere, redelijk
voedselrijke plaatsen, en was altijd al wijdverspreid en algemeen in Nederland en België.
Door de vele aanplantingen van de soort heeft ze zich ook in allerlei andere leefomgevingen
weten te vestigen. De Gelderse roos is in Nederland vooral te vinden in het rivierengebied
langs kreken of watergangen.

Nederlandse naam: Bosanemoon


Wetenschappelijke naam: anemone nemorosa
Leefgebied: De bosanemoon komt in heel Europa algemeen voor op humusrijke, enigszins
vochtige, beschaduwde grond, vooral in bossen. Ook in België en Nederland komt zij bijna
overal in bossen, tussen kreupelhout en onder heggen, ook langs beschaduwde slootkanten
voor. Ze komt in alle provincies voor, maar groeit het best op zandgrond en zavel.
Nederlandse naam: Gewoon speenkruid
Wetenschappelijke naam: ficaria verna
Leefgebied: Gewoon speenkruid is inheems in vrijwel heel Europa. De plant komt vooral
voor op vochtige gronden, langs natte bosranden en slootkanten. Gewoon speenkruid
verspreidt zich zowel door zaadvorming als door knollen.

Nederlandse naam: Struikhei


Wetenschappelijke naam: calluna vulgaris
Leefgebied: De soort komt in heel Europa voor, maar vooral in Midden- en Noord-Europa.
Naar het oosten komt de plant tot West-Siberië voor. Struikhei komt voor op arme
zandgronden en in kalkarme duinen en gebergtes boven de boomgrens.
Nederlandse naam: Tuinviooltje
Wetenschappelijke naam: viola x wittrockiana
Leefgebied: Deze tuinplant kan door heel Nederland worden aangetroffen. De 'ontsnapte'
tuinviolen staan op open en zonnige, droge tot vrij vochtige plekken. Ze is te vinden in
bermen, op spoorwegterreinen, plantsoenen en vooral in de buurt van huizen in het
stedelijke gebied.
Nederlandse naam: Madeliefje
Wetenschappelijke naam: bellis perennis
Leefgebied: Madeliefje komt van nature voor in Europa, Noord-Turkije en Madeira, en is
ingeburgerd in grote delen van Noord-Amerika. De plant komt in geheel Europa op grazige
plaatsen voor en is in Nederland en Belgie zeer algemeen.

Algemeen: Het madeliefje of meizoentje is een overblijvend kruid uit


de composietenfamilie (Asteraceae) die tot 15 cm hoog wordt. Bellis is afgeleid uit het
Latijnse bellus en betekent mooi. Perennis betekent overjarig, of overblijvend.
Er zijn 2 ideeën over de herkomst van de Nederlandse naam ‘madeliefje’. De eerste is een
samenstelling van het woord ‘made’, wat weide of hooiveld betekent, en het woord ‘lief’
omdat men de bloem graag zag in het gras. Het 2e idee is dat de naam afkomstig is van
‘maagde-lief’, omdat het bloempje in verband gebracht werd met de heilige maagd Maria.

Voortplanting: Madeliefjes planten zich ongeslachtelijk voor doordat zich in de oksels van de


bladeren zijstengels vormen die kunnen uitgroeien tot een nieuw rozet. Die stengeltjes
worden niet zo lang, waardoor madeliefjes dichte matten kunnen vormen. Het madeliefje
plant zich ook via zaden voort.

Geneeskunde: in de homeopathie wordt het madeliefje gebruikt tegen problemen met de


huid, zoals huidontstekingen met jeuk en eczeem.

Bonus: veel kinderen maken bloemenkransjes van madeliefjes omdat ze zo makkelijk te


rijgen zijn.
Nederlandse naam: Oosterse sterhyacint
Wetenschappelijke naam: Scilla siberica
Leefgebied: Oosterse sterhyacint komt wild voor in Zuidoost-Europa en Klein-Azië. Ondanks
dat de soort niet wild is in Nederland en België, is de soort al zeer lang aanwezig als
stinsenplant (planten die van oorsprong alleen als sierplant voor kwam, maar nu verwilderd
is) en is inmiddels ingeburgerd. De oosterse sterhyacint wordt veel aangeboden als tuinplant
en is is tegenwoordig in het hele land verwilderd aan te treffen. De plant groeit goed op
matig voedselrijke grond met voldoende vocht en een goede afwatering. Ze zijn goed
vorstbestendig, maar kunnen niet goed tegen grote hitte of droogte. Zon en lichte schaduw
zijn geen probleem.

Algemeen: De oosterse sterhyacint lijkt sprekend op de roede sterhyacint, maar heeft


knikkende bloemen. Ook zijn de bloemstelen korter dan de diameter van de bloemen, terwijl
deze bij de vroege sterhyacint langer zijn. De planten zijn als voorjaarsplanten erg gewild bij
tuinliefhebbers. Tijdens de winter is de plant niet meer dan een vingerdikke bol. Vroeg in het
voorjaar komen hier al dunne bladen uit. De stervormige bloemen bloeien in het voorjaar,
maart en april. Gedurende de zomer is er niets meer van het plantje te zien.

Voortplanting: De belangrijkste manier van voortplanten is de ongeslachtelijke voortplanting


via het vormen van bolletjes met uitlopers. Elk bolletje kan tot 6 bloemen opleveren, maar
ook het zaad wordt (door mieren) verspreidt. De plant kan zich makkelijk verspreiden in de
tuin en in het park.

Bonus: Het stuifmeel van de plant is ook blauw gekleurd.


Nederlandse naam: Gewoon sneeuwklokje
Wetenschappelijke naam: galanthus nivalis
Leefgebied: Gewoon sneeuwklokje groeit op licht beschaduwde of soms zonnige plaatsen op
vochtige grond. Sommigen nemen aan dat het Gewoon sneeuwklokje op de Britse Eilanden,
in Nederland en in Belgie niet inheems is, maar dat zij er wel sinds lang ingeburgerd is. Zij
komt veel voor op landgoederen, parken en tuinen (stinsenplant) en is nog steeds een
populaire tuinplant. 

Algemeen: Het gewone sneeuwklokje is een bolgewas uit de narcisfamilie. Gewone


sneeuwklokjes kunnen tot 20 cm hoog worden. De bloemen hebben elk een eigen
bloemstengel en hangen van de top van die stengel naar beneden. Sneeuwklokjes bloeien in
februari en maart, soms in april of mei. De planten zijn tweeslachtig (een bloem heeft zowel
mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloem lijkt wit, maar is eigenlijk kleurloos.
Een fijngeknepen bloemblad is namelijk glashelder. Dit komt doordat de luchtbelletjes
tussen de bladcellen dan weggeperst zijn. Het is deze lucht die het invallende licht in alle
richtingen weerkaatst, waardoor het als wit wordt aangezien. De bloei vroeg in het jaar lijkt
ongunstig voor insectenbezoek en dus voor kruisbestuiving, maar is niet onmogelijk.
Honingbijen en hommels halen bij gunstig weer al vanaf februari uit sneeuwklokjes een licht
oranjekleurig stuifmeel en zelfs een kleine hoeveelheid nectar.

Voortplanting: Het gewone sneeuwklokje is een vaste plant, die zich vooral voortplant door
kleine bolletjes die op de hoofdbol groeien. De voortplanting gaat ondergronds.
Sneeuwklokjes maken van één bolletje twee of drie bolletjes. Binnen een paar jaar beslaan
ze hele vierkante meters.

Bonus: Er bestaan negentien soorten sneeuwklokjes en er zijn meer dan vijfhonderd cultivars
bekend. Het sneeuwklokje staat symbool voor hoop, (opnieuw) ontwaken en
lenteverwachting. Een van de vele volksnamen is 'vroegopjes'. Sneeuwklokjes zijn giftig,
zowel blad, bloem als bol.

You might also like