Voer onderstaande opdrachten bij de tekst correct uit. Noteer je antwoorden op
een apart cursusblad.
1. Naar wie/wat verwijzen de volgende voornaamwoorden?
- quendam (R1) de schim - haec (R2) de schim - eam (R3)maria - me (R5)Maria 2. Vertaal R6 op een vlotte manier. Let op de voornaamwoorden! Vergeef me, ik kan mijn gezicht niet naar je toe draaien 3. Welke woordsoort is quod (R7)? Voegwoord, omdat 4. Wie/wat ontdekte de abt Zosimas precies? En welke reactie had deze gestalte? Leg uit in eigen woorden. Dat de gestalte Maria is en de gestalte vroeg waarom hij haar volgde en vroeg om haar zijn kleding te geven 5. vestem tuam (R8). Leg uit wat hiermee bedoeld wordt. De kleren van Zosimas 6. Hoe reageert Zosimas op de woorden van Maria? Wees volledig. Stomverbaasd en twijfelend, maar hij doet het toch 7. In welke naamval staat te (R9)? Abl/acc 8. Is suum (R10) reflexief of niet-reflexief gebruikt? Leg uit. Ja, zijn naam 9. Vertaal sibi (R12). Zijn eigen 10. Leidt Cui (R13) een BVB-zin of niet? Leg uit waarom wel/niet. Nee, het geeft wel een verklaring, maar het staat tussen aanhalingstekens 11. Welke informatie kom je in R18-20 over Maria te weten? Zie vorig document 12. Determineer illius (R21). Naar wie/wat verwijst dit inhoudelijk? Gen m enk , de plaats 13. Op welke ‘vindingrijke’ manier kon Maria in Jeruzalem geraken? Zie vorig document 14. Welke woordsoort in vobis (R25)? Vertaal in context. Persoonlijk vnw Ik bied jullie mijn lichaam aan 15. Onderlijn in R32-37 alle voornaamwoorden, benoem ze qua soort en noteer telkens naar wie/wat ze inhoudelijk verwijzen. 16. Wat wordt er inhoudelijk met hoc (R38) bedoeld? Leg uit in eigen woorden. De belofte dat ze proper zou blijven 17. Onderlijn in R41 alle voornaamwoorden. Hoeveel tel je er in totaal? 3 18. Op welke wonderbaarlijke manier overleefde Maria zo lang in de wildernis? Ze had geld voor 3 broden gekregen naar het bidden 19. Vertaal mecum (R44). Met mij 20. Welk soort voornaamwoord is mihi (R46)? Vertaal correct. Persoonlijk, aan mij