2A1 2021-2022 Hertentamen Compleet Digitaal

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 22

Toets GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER

Cesuur: Split lineair: 60,0 % ( Kansscore niet meewegen )


Cijferafronding: Tiende punten
Cijferreeks: 1 - 10
Scoringsregel: Geen puntenaftrek bij fout antwoord

Toetsinstructie

Welkom bij deze digitale toets.

Lees onderstaande informatie aandachtig door.

Maximale score
Maximale score te behalen bij deze toets: 126 punten.
De maximale score per vraag staat rechts bovenaan bij elke vraag vermeld.

Help
Klik op Help links onderaan voor hulp, en tijdens de toets op Instructie om deze instructies later nogmaals te lezen.

Kladpapier en rekenmachine
Je mag één vel kladpapier gebruiken bij deze toets. Het is niet toegestaan om een eigen rekenmachine te gebruiken.
Wanneer er gerekend moet worden, voorziet Testvision in een rekenmachine via het knopje in de balk onderaan het scherm.

Vraagsoorten (niet alle vraagsoorten komen in elke toets voor)


Soort Instructie Maximale
score
Multiple choice Kies één antwoordoptie (bolletjes voor de alternatieven). 2 punten
vraag ofwel
Een-uit-meer
vraag
Meer-uit-meer Let op! Meerdere antwoorden zijn juist (vierkantjes voor de alternatieven). Wanneer slechts een deel van de 2 punten
vraag goede antwoorden geselecteerd zijn levert dit een deel van de punten op gelijk aan de proportie juiste
antwoorden. Wanneer onjuiste antwoorden geselecteerd zijn levert dit puntenaftrek op afhankelijk van de
proportie geselecteerde onjuiste antwoorden. Eventuele puntenaftrek resulteert nooit in een score lager dan
0p.
Rangschikvraag Sleep de begrippen aan de rechterkant naar de juiste plek aan de linkerkant; een gedeeltelijk goed antwoord verschilt
levert punten op, op basis van de relatieve positie van de antwoordopties ten opzichte van elkaar, niet de per vraag
absolute positie in de rij.
Matchvraag Sleep de begrippen aan de rechterkant naar de juiste categorie aan de linkerkant; een gedeeltelijk goed 2 punten
(gelijk of antwoord levert een deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden.
ongelijk)
Hotspot of Sleep de antwoordbox(en) aan de rechterkant naar de juiste locatie(s) aan de linkerkant; een gedeeltelijk 2 punten
Hotmatch vraag goed antwoord levert een deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden.
Invulvraag Kies de juiste alternatieven uit de uitklapmenu's, of vul deze in; een gedeeltelijk goed antwoord levert een verschilt
deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden. per vraag
Comprehensive Doorloop de tabel per kolom en kies voor elke cel in de tabel de meest passende antwoordoptie. Elke 1 punt per
Integrated volledig goed beantwoordde rij is 1 punt waard. Een rij waarin één fout is gemaakt is 0,5 punten waard. Een rij
Puzzle (CIP) rij waarin meer dan één fout is gemaakt is 0 punten waard. De totale score is de som van de verschillende
scores per rij.
Open vraag Typ je antwoord in het hiervoor bestemde tekstvak. verschilt
Kijk goed naar de instructies, zoals een maximum aantal woorden dat je mag gebruiken. Als er bijvoorbeeld per vraag;
twee argumenten worden gevraagd en je noemt er drie, dan tellen alleen de eerste twee genoemde staat per
argumenten mee. (deel)vraag
vermeld

Uitzonderingen
Het kan voorkomen dat het niet logisch is om bij een vraag een gedeelte van de punten toe te kennen, zelfs wanneer een deel van de
antwoordopties goed aangevinkt is. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer de deelantwoorden inhoudelijk gezien niet los van elkaar geïnterpreteerd
kunnen worden. In dat geval worden er geen gedeeltelijke punten toegekend voor deze vraag, en zal dit expliciet bij de vraag vermeld staan.

Inzoomen / afbeeldingen
In een aantal gevallen is het mogelijk om een afbeelding te vergroten door op de afbeelding te klikken.
Het is altijd mogelijk tekst en afbeeldingen te verduidelijken met de toetscombinaties "Ctrl+" om in te zoomen of "Ctrl-" om uit te zoomen.

Vraag markeren
Door het vlaggetje onderaan het scherm aan te vinken, kun je een vraag voor jezelf markeren, om er later weer snel naar terug te springen. In

Pagina 1/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


het overzicht zijn de gemarkeerde vragen herkenbaar aan de verticale streepjes bij het vraagnummer.

Toets beëindigen
Controleer voor het afsluiten van de toets zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord. Indien je alle vragen hebt ingevuld, klik je op “klaar”
rechts onderaan de pagina en vervolgens op "ja" om te bevestigen.

Veel succes!

Resultaat tekst

Beste student,

Je hebt de toets afgerond en je resultaten zijn opgeslagen.


Volgorde afsluiten: TestVision
Als je je toets hebt gemaakt in TestVision, maar zonder ProctorExam, dan houd je deze volgorde van afsluiten aan:
1. Sluit deze toetspagina door op de knop ‘Sluiten’ (rechts onderin dit scherm) te klikken. Je komt dan op je hoofdpagina van TestVision;
2. Je kan TestVision nu afsluiten.

Volgorde afsluiten: TestVision i.c.m. ProctorExam


Maakte je je toets in TestVision waarbij je ProctorExam hebt gebruikt? Dan houd je de volgende volgorde van afsluiten aan:
1. Sluit TestVision door op de knop ‘Sluiten’ (rechts onderin dit scherm) te klikken. Klik hierna het tabblad van TestVision weg;
2. Klik in het tabblad van ProctorExam op de blauwe knop ‘Finish Exam’;
3. Vervolgens kan je het tabblad van ProctorExam ook wegklikken.

Informatie over de inzagerondes


Commentaar, inzage en verzoek tot herbeoordeling in geval van een evidente beoordelingsfout
Ronde 1: Commentaar en inzage
Nadat alle studenten klaar zijn met de toets krijg je van het Onderwijs Service Centrum (OSC) een e-mail met daarin de data en tijden waarop
inzageronde 1 open staat. In deze e-mail vind je ook de link naar TestVision. Door in te loggen op TestVision tijdens de inzageronde heb je
toegang tot jouw gemaakte toets, inclusief het antwoordmodel en de door jou gegeven antwoorden. Je hebt bij deze eerste inzageronde drie
werkdagen de tijd om commentaar achter te laten op vraagstellingen en/of antwoorden, dit commentaar kan je plaatsen op de betreffende
Canvaspagina. De jaarvertegenwoordiging (JVT) zal het commentaar verzamelen, bundelen en doorsturen naar de tentamencoördinator.

Ronde 2: Melden evidente beoordelingsfout


Zodra de voorlopige cijfers bekend zijn gemaakt, ontvang je opnieuw van het OSC een link naar je eigen beoordeelde toetsafname in
TestVision. In je gemaakte toets staat dan per vraagstelling een tekstvak waarin je een melding kunt maken van een evidente beoordelingsfout.
Deze tweede inzageronde staat twee werkdagen open. Overige verzoeken worden niet meer in behandeling genomen, deze zijn afgehandeld
in ronde 1.

Vraag 1 − 001 − Colectoraal carcinoom − 90585.1.3

Welke van de onderstaande stellingen over colectoraal carcinoom is of zijn juist?

A Gemetastaseerd familiair colorectaal carcinoom wordt in eerstelijns palliatieve setting bij voorkeur behandeld met
chemotherapie.

B Gemetastaseerd Lynch geassocieerd colorectaal carcinoom wordt in eerstelijns palliatieve setting behandeld met
chemotherapie.

C Gemetastaseerd familiair colorectaal carcinoom heeft een betere prognose dan het sporadisch voorkomend colorectaal
carcinoom.

Pagina 2/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 2 − 002 − Antropoloog Joanna Baines − 90587.1.0

Antropoloog Joanna Baines verbindt haar eigen ervaringen met borstkanker met die van haar oma en moeder in het artikel ‘Three Stories:
Generations of Breast Cancer’ (2012).

Hoe laten de overeenkomsten en/of verschillen tussen de ervaringen van Joanna Baines en met name haar moeder zich het
beste samenvatten?

A Omdat hun borstkanker veroorzaakt werd door dezelfde genetische factor, was de ziekte-ervaring voor Baines en voor haar
moeder, die ook allebei weet hadden van deze genetische factor, ook grotendeels dezelfde.

B Terwijl haar moeder kampte met de fysieke en psychologische gevolgen van een ingrijpende behandeling (radicale
mastectomie), profiteerde Baines van nieuwe, veel verfijndere én meer effectieve behandelmethoden, zodat de kanker veel
minder impact op haar leven had.

C Voor de moeder van Baines was haar borstkanker een eenmalige en tijdelijke gebeurtenis: na het ondergaan van mastectomie,
pakte ze de draad van haar ‘gewone’ leven weer op; voor Baines zelf werd borstkanker voor lange tijd een centraal onderdeel
van haar leven.

D Voor de moeder van Baines was kanker een taboe-onderwerp waar niet over werd gesproken en waar artsen ook therapeutisch
niet veel meer aan konden of wilden doen. Baines ondervond dat de Amerikaanse ‘war on cancer’ had geleid tot meer openheid
over kanker én toepassing van ingrijpende behandelmethoden.

Vraag 3 − 003 − Genoom instabiliteit en mutaties − 90588.2.0

Waarom worden ‘genoom instabiliteit en mutaties’ en ‘tumor bevorderende ontsteking’ ook wel ‘enabling characteristics
(tumorbevorderende karakteristieken) genoemd?

A Genoom instabiliteit en mutaties bevordert het ontstaan van tumorcellen en tumorbevorderende ontsteking bevordert de groei
van tumoren.

B Genoom instabiliteit en mutaties bevordert de groei van tumorcellen en tumorbevorderende ontsteking bevordert het ontstaan
van tumoren.

C Beide karakteristieken bevorderen het ontstaan van tumorcellen.

D Beide karakteristieken bevorderen de groei van tumoren.

Pagina 3/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 4 − 004 − Familiaire polyposis coli − 90589.1.1

FAP (familiaire polyposis coli) is een erfelijke vorm van darmkanker waarvoor APC het verantwoordelijke gen is. Het APC-eiwit speelt een rol
in een signaaltransductieroute waarin onder andere ook Bèta-catenine, TCF4 en cycline-D functioneren. In de figuur is een schematische
weergave van een deel van deze signaalcascade weergegeven.

Welke stelling over de APC-pathway is juist?

A Als het APC eiwit niet functioneert wordt bèta-catenine afgebroken.

B Als het APC eiwit niet functioneert wordt de celcyclus geremd.

C De stimulatie van celdeling stopt als de concentratie TCF4 omlaag gaat.

D Het APC-eiwit is niet actief in een darmepitheelcel zonder signalen van buitenaf.

Vraag 5 − 005 − De kankerepidemiologie − 90590.1.0

In de kankerepidemiologie is de relatieve overleving een belangrijke overlevingsmaat.

Wat drukt de term relatieve overleving uit?

A Het aantal sterfgevallen aan kanker in een bepaalde periode, uitgedrukt als proportie van de populatie.

B Potentieel vermijdbare sterfte.

C De overleving van patiënten met kanker gecorrigeerd voor de overleving van mensen in de algemene populatie die dezelfde
karakteristieken hebben.

D De tijd gedurende welke de patiënt overleeft zonder tekenen van kanker.

Vraag 6 − 006 − SKY − 90591.1.0

Leg in maximaal 40 woorden uit hoe spectrale karyotypering (SKY) werkt. (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
Antwoord: Je gebruikt voor elk chromosoom specifieke probes (1p) met verschillende kleuren fluorescente markers (1p). Hiermee kleur je
een karyogram, zodat elk chromosoom een andere kleur krijgt, die je met een fluorescentie microscoop kunt waarnemen (1p).

Pagina 4/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 7 − 007 − Dicentrisch chromosoom − 90594.1.0

Waardoor kan een dicentrisch chromosoom ontstaan?

A bestraling met UV licht

B defect in het restrictiepunt van de celcyclus

C mutatie in het Trf1 gen

D nondisjunctie

Vraag 8 − 008 − Massaspectrometrie − 90595.1.0

Op basis van welke eigenschap worden fosfaatgroepen op een eiwit gedetecteerd door massaspectrometrie?

A vergroting van de massa

B vergroting van de negatieve lading

C verkleining van de positieve lading

D verkleining van de verhouding tussen massa en negatieve lading

Vraag 9 − 009 − De humane genoomsequentie − 90596.1.0

Imatinib is een geneesmiddel dat ontwikkeld is om de tyrosine kinase activiteit van BCR-ABL te remmen.

Hoe kan de humane genoomsequentie gebruikt worden om mogelijke bijwerkingen van Imatinib te voorspellen?

A Door alle genen voor eiwitten met een tyrosine kinase domein te identificeren.

B Door alle genen voor eiwitten met een tyrosine fosfatase domein te identificeren.

C Door alle oncogenen in het humane genoom te selecteren.

D Door alle tumorsuppressor-genen in het humane genoom te selecteren.

Vraag 10 − 010 − Moleculaire diagnostiek − 90597.1.1

In de moleculaire diagnostiek van leukemieën kan men gebruik maken van next generation sequencing technieken om oncogene mutaties
te vinden. Hoewel het mogelijk is om het complete genoom te sequencen, beperkt men zich om praktische redenen vaak tot de exonen van
de genen (whole exome sequencing of WES).

Noem de belangrijkste reden om toch het hele genoom te sequencen in plaats van alleen maar de exonen. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. (1 punt). Om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden is sequencen van het hele
genoom de aangewezen weg. (1p)

Pagina 5/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 11 − 011 − Centromeer − 90600.1.1

Wat is een centromeer?

A Het deel van een chromosoom waar tubuline draden hechten tijdens de profase.

B Het deel van een chromosoom dat als aanhechtingspunt fungeert bij de opdeling van de chromatiden tijdens de mitose.

C Een eiwitstructuur waaruit microtubuli onstaan.

D Een eiwitstructuur die de celcyclus reguleert.

Vraag 12 − 012 − Tumorcellen − 91713.1.0

Tumorcellen van een patiënt met folliculair B cel lymfoom werden geanalyseerd op interfase kernen door middel van fluorescente in situ
hybridisatie (FISH) met een probe voor het gen BCL2 op chromosoom 18q21 (rood) en een probe voor het gen IgH op chromosoom 14q32
(groen). In het blauw is het DNA gekleurd.

Welke cellen zijn van de patiënt met het folliculair B cel lymfoom?

A A

B B

C C

D D

E E

Pagina 6/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 13 − 013 − RNA en eiwit − 91715.1.2

Uit cellen van een patiënt (P) met een recessieve erfelijke ziekte wordt RNA en eiwit geanalyseerd bij blotting technieken. De resultaten van
deze analyse, vergeleken met cellen van de vader (V), de moeder (M) en een niet-verwante controle (C) zijn aangegeven in onderstaande
afbeelding.

Zet in de onderstaande tabel de mutatie van het vaderlijke allel en van het moederlijke allel die overeenstemmen met deze
resultaten.

Mutatie
Vader splice-mutatie
Moeder nonsense mutatie

[Lijst] [Lijst]
splice-mutatie nonsense mutatie
missense mutatie splice-mutatie
nonsense mutatie missense mutatie

Vraag 14 − 014 − DNA − 91717.1.1

In ons DNA kan cytosine gemethyleerd worden tot 5-methylcytosine (5mC), een epigenetische modificatie. In patiënten met
myelodysplastisch syndroom is normale cytosine methylering verstoord.

Wat is de rol van DNA methylering in het reguleren van genexpressie?

A De 5mC modificatie is heel stabiel en heeft meestal geen effect op genexpressie.

B Verstoorde cytosine methylering zal de stabiliteit van mRNA beïnvloeden.

C DNA methylering leidt in het algemeen tot het inactiveren van genen.

D DNA methylering leidt in het algemeen tot het activeren van genen.

Pagina 7/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 15 − 015 − Knock−out − 91719.1.0

In “knock-out” muizen waarin het gen coderend voor TCF4 was geïnactiveerd, werd gevonden dat de intestinale crypten zich niet
ontwikkelden en volledig afwezig waren. 

Beschrijf in maximaal 40 woorden wat het lot is van de intestinale crypten als APC is geïnactiveerd. Neem twee verschillende
aspecten van de rol van β-catenine in dit proces mee in je antwoord. (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
Zonder APC zien we accumulatie van β-catenine (1p) en daardoor hyperactivatie van TCF4 (1p) door β-catenine wat leidt tot poliep
formatie in de darmen door incorrecte proliferatie van de intestinale stamcellen (1p).

Vraag 16 − 016 − Moleculair onderzoek − 91722.1.1

Bij een patiënt wordt in het bloed een sterk verhoogd aantal neutrofiele granulocyten gevonden. Bij moleculair onderzoek wordt een mutatie
in het CSF3R gen gevonden, die de aminozuurverandering T618I in het CSF3R eiwit veroorzaakt.

Welke van de onderstaande gebeurtenissen vinden normaal gesproken plaats bij activering van de niet gemuteerde CSF3R
door de groeifactor CSF3 plaats?

A dimeer vorming van de CSF3R receptor ketens

B binding van signaaleiwitten met een SH2 domein

C fosforylering van de receptor ketens

D activering van de JAK kinase eiwitten

Vraag 17 − 017 − Het signaaleiwit RAS − 91724.1.0

Het signaaleiwit RAS wordt geactiveerd door groeifactoren. Mutaties in het RAS gen spelen een belangrijke rol bij de ongecontroleerde
groei van kanker. Door die mutaties kan het RAS eiwit niet worden geïnactiveerd.

Welk proces of activiteit is of zijn in normale cellen betrokken bij de activatie van het RAS eiwit?

A binding van het docking eiwit Grb2 aan geactiveerde groeifactor receptoren

B binding van de guanine exchange factor (GEF) aan Grb2

C chemische omzetting van GDP naar GTP

D binding van GTP in plaats van GDP aan het RAS eiwit

Pagina 8/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 18 − 018 − Clonale hematopoiese − 91726.1.2

Clonale hematopoiese, gekenmerkt door verworven mutaties in de bloedvormende stam en progenitor cellen, komt in ~10% van de ouderen
voor zonder dat er sprake is van klinische kenmerken van (voorstadia van) acute myeloide leukemie (AML).

Welke van onderstaande uitspraken over clonale hematopoiese is of zijn juist?

A Het verhoogt het risico op leukemie.

B Het leukemierisico wordt hoger naarmate de clone (gemeten aan de hand van de variant allele frequency of VAF), groter is.

C Ze worden ook gevonden in AML, maar dan alleen als subclonale “passenger” mutaties.

Vraag 19 − 019 − Bij patiënten met primaire myelofibrose (PMF) − 91728.1.1

Bij patiënten met primaire myelofibrose (PMF) kunnen drie verschillende typen gen mutaties voorkomen.

Welke van deze mutaties leidt of leiden tot spontane tyrosine-fosforylering van de TPO-R?

A Mutaties in MPL, het gen dat codeert voor de thrombopoietine receptor (TPO-R).

B Mutaties in JAK2, het gen dat codeert voor het JAK2 tyrosine kinase.

C Mutaties in CALR, het gen dat codeert voor het calreticuline eiwit.

Vraag 20 − 020 − Het globale rijpingsstadium van hematopoietische voorlopercellen − 91751.3.0

Bij het bepalen van het globale rijpingsstadium van hematopoietische voorlopercellen zijn verschillende morfologische kenmerken belangrijk.

Selecteer in onderstaande schema voor zowel de onrijpere als voor de rijpere voorlopers steeds de juiste kenmerken.

Kenmerken chromatine nucleoli cytoplasma


onrijpe voorlopers relatief open duidelijk zichtbaar basofiel – neutrofiel
cytoplasma
rijpere voorlopers relatief gesloten niet duidelijk zichtbaar neutrofiel – acidofiel
cytoplasma

[Lijst] [Lijst] [Lijst] [Lijst]


relatief open duidelijk zichtbaar basofiel – neutrofiel cytoplasma relatief gesloten
relatief gesloten niet duidelijk zichtbaar neutrofiel-acidifiel cytoplasma relatief open
[Lijst]
niet duidelijk zichtbaar
duidelijk zichtbaar
[Lijst]
neutrofiel – acidofiel cytoplasma
basofiel – neutrofiel cytoplasma

Pagina 9/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 21 − 021 − Morfologie − 91749.1.0

Een uitstrijk van het perifeer bloed van een patiënt die mogelijk leukemie heeft, geeft het onderstaande afbeelding te zien.

Welk type aandoening past het best bij de morfologie van deze cellen?

A acute lymfatische leukemie

B chronische lymfatische leukemie

C multipel myeloom

D non-hodgkin lymfoom

Vraag 22 − 022 − 5−azacytidine − 91732.1.1

Bij sommige patiënten wordt 5-azacytidine met een myelodysplastich syndroom als therapeutisch middel toegediend. Het idee erachter is dat
het middel invloed heeft op de methylering en daarmee op de expressie van kritische genen.

Wat is het effect van 5-azacytidine op methylering en de expressie van deze genen? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Decitabine zorgt voor demethylering van genen (1p). Demethylering leidt tot het aanschakelen van genen die uit staan.(1p)

Vraag 23 − 023 − Botanicus en theoloog Paracelsus − 91730.1.0

In de 15e eeuw schreef de Zwitserse arts, botanicus en theoloog Paracelsus dat alle stoffen giftig zijn, en dat alleen de dosis die je van een
stof binnenkrijgt bepaalt of je er niets van krijgt, ziek van wordt of dood aan gaat.

Noem vier andere factoren die het toxisch effect van een stof beïnvloeden. (4p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
- vorm (actief/inactief, metabole activering)
- duur van de blootstelling (kort vs lang)
- interindividuele verschillen in gevoeligheid (genetische heterogeniteit)
- moment van de dag van blootstelling (chronotoxiciteit)

Pagina 10/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 24 − 024 − Patiënten met Li−Fraumeni syndroom − 91734.1.3

Patiënten met Li-Fraumeni syndroom zijn heterozygoot voor een overerfbare mutatie in het tumorsuppressorgen TP53 en vertonen later in
het volwassen leven een breed spectrum van tumoren.

Een onderzoeker heeft een Li-Fraumeni zebravismodel gemaakt door een T naar C mutatie aan te brengen in het TP53 gen, waardoor
aminozuur 166 verandert van isoleucine naar threonine en het p53 eiwit niet meer actief is (zie panel A voor de DNA sequentie analyse van
het betreffende deel van de TP53 genen van wildtype en, heterozygoot mutant vissen).

Heterozygote TP53 vissen bleken, in tegenstelling tot wildtype vissen, na ongeveer 8 maanden tumoren te ontwikkelen en moesten derhalve
uit het experiment worden genomen (panel B). De onderzoeker heeft vervolgens een TP53 sequentie analyse uitgevoerd op tumorweefsel
en omliggend gezond weefsel (panel C).

1. Welke conclusie kun je op grond van de sequentieanalyse van de tumoren trekken over de status van de TP53 genen?
(1p)

2. Beschrijf twee DNA reparatie-gerelateerde manieren waardoor deze situatie zou kunnen zijn ontstaan. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. LOH. Gezonde allel verloren, geen actief p53 eiwit meer
2. Dubbelstrengsbreuk in gezonde allel
HR met homologe chromosoom (i.p.v. zusterchromatide) als template
NHEJ, resulterend in (partiele) deletie

Vraag 25 − 025 − Microsatelliet instabiliteit − 91737.2.0

Welke bewering over een defect in het DNA Mismatch Reparatie (MMR) mechanisme is juist?

A is de oorzaak van het Lynch syndroom

B is de oorzaak van mutaties in pyrimidine dimeren

C is aan te tonen d.m.v. spectrale karyotypering (SKY)

D wordt veroorzaakt door een translesie synthese defect

Pagina 11/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 26 − 026 − Nijmegen Breuk Syndroom (NBS) − 91742.1.2

Nijmegen Breuk Syndroom (NBS) cellen hebben een radioresistent DNA synthese fenotype.

Welke bewering over blooststelling van NBS cellen aan ioniserende straling is of welke zijn juist?

A activeert ATM kinase

B activeert ATM kinase niet

C remt CycA/CDK2, waardoor DNA synthese niet wordt geremd

D remt CycA/CDK2 niet, waardoor DNA synthese niet wordt geremd

E remt CycA/CDK2, waardoor DNA synthese wordt geremd

F remt CycA/CDK2 niet, waardoor DNA synthese wordt geremd

Vraag 27 − 027 − checkpoints − 91744.1.0

Welke van onderstaande beweringen over celcyclus "checkpoints" is juist?

A het restrictie punt controleert of het DNA van de cel beschadigd is

B het G1/S checkpoint is het moment waarop de cel wordt gestimuleerd om te gaan delen

C het intra-S checkpoint controleert of DNA replicatie volledig is

D het G2/M checkpoint controleert of DNA replicatie volledig is

Vraag 28 − 028 − circadiane klok − 91747.1.2

In gezonde delende cellen is de celcyclus gekoppeld aan de circadiane klok, waardoor de cellen synchroon de celcyclus doorlopen en op
hetzelfde moment van de dag delen. Bij een patiënt met een huidtumor is aangetoond dat de tumorcellen op willekeurige momenten van de
dag deelden.

Geef drie mogelijke veranderingen in de circadiane klok in tumorcellen die dit asynchrone delingsgedrag van de tumorcellen
kunnen verklaren. (3p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
- de tumor cellen hebben hun circadiane klok verloren (1 pt)
- de circadiane klok van de tumorcellen is intact en gekoppeld aan de celcyclus, maar reageert niet meer op klok-synchroniserende prikkels
(1 pt)
- de circadiane klok van de tumorcellen is intact, maar ontkoppeld van de celcyclus (1 pt)

Pagina 12/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 29 − 029 − Het microscopisch bewijs van plaveiselcelcarcinomen − 90667.1.0

Welke van de onderstaande criteria zijn vereist voor het microscopisch bewijs van plaveiselcelcarcinomen?

A buisjes

B desmosomen

C vasoinvasie

D verhoorning

Vraag 30 − 030 − Incisiebiopt en excisiebiopt − 90668.2.0

Tussen incisiebiopt en excisiebiopt zit een verschil.

Welke omschrijving hieronder geeft dit verschil het beste weer?

A Incisiebiopt is cytologisch- terwijl excisiebiopt histologisch onderzoek is.

B Incisiebiopten betekent dat materiaal zonder marge wordt verwijderd, terwijl excisiebiopt altijd een marge van gezond weefsel
heeft.

C Incisie biopt is altijd met een naald van minder dan 14G en excisie biopt met een mes.

Vraag 31 − 031 − Pathologie − 90669.1.1

1. Wat is de meest gebruikelijke techniek in de diagnostische pathologie om specifieke eiwitten zichtbaar te maken met
histologische technieken? (1p)

Met target amplificatie techniek kan men gedetailleerde moleculaire analyses van longtumoren doen.

2. Welke techniek gebruikt men daarvoor bij longtumoren? (1p)

3. Hoe worden translocaties in de tumordiagnostiek van onder andere longtumoren gevisualiseerd, zonder sequence
technieken? (1p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Immunohistochemie (1p)
2. NGS of PCR (1p)
3. in situ hybridisatie (1p)
Totaal 3p.

Pagina 13/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 32 − 032 − Basaalmenbraan − 91698.1.1

Wat is de laatste stap bij het aantasten en doorbreken van een basaalmembraan?

A cel adhesie verzwakken

B locomotie

C afbraak laminine

D afbraak type IV collageen

Vraag 33 − 033 − Het metastaseren van mammatumoren − 91700.1.0

Er zit soms een lange periode tussen het metastaseren van mammatumoren en het vervolgens uitgroeien van deze uitzaaiïngen.

Hoe heet dit fenomeen? 

A contactinhibitie 

B angiogenetische switch

C tumordormancy

D in transit metastasering

E skipmetastasering

Vraag 34 − 034 − Adenomen − 91703.1.5

Colontumoren worden in de tijd voorafgegaan door twee typen adenomen.

1. Welke twee typen adenomen zijn dit? (2p)

Als coloncarcinomen gemetastaseerd zijn, wordt het belangrijk geïnformeerd te zijn over de mutatiestatus van een bepaald gen. Dit hangt
ook weer samen met de twee typen adenomen.

2. Welke van de twee typen adenomen komt het meest voor? Van welk gen moet voor dit typen de mutatiestatus worden
bepaald? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. (tubulo villeus)adenomen (1p) en serrated of sessiele adenomen (1p)
2. (tubulo villeus)adenomen (1p)
KRAS (1p)
Totaal max4p.

Pagina 14/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 35 − 035 − Klassieke symptomen − 91707.1.0

Wat zijn klassieke symptomen van een linkszijdig coloncarcinoomm?

A veranderd defecatiepatroon

B rectaal bloedverlies

C krampen

D moeheid

E anemie

Vraag 36 − 036 − Poliepen − 91709.1.0

Bij FAP (polyposis coli) is het dikke darmslijmvlies bezaaid met honderden poliepen.

Wat is de meest waarschijnlijke histopathologische diagnose van deze poliepen? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
tubulair of tubulovilleus adenoom (met laaggradige of hooggradige dysplasie).
Totaal 2 punten

Vraag 37 − 037 − Een tubulair adenoom − 91711.1.0

Welk van de onderstaande histologische kenmerken heeft een tubulair adenoom in het colon met laaggradige dysplasie?

A overmatige slijmproductie

B pseudostratificatie van kernen

C cribriforme groei van buisjes

D geruptureerde muscularis mucosae

Vraag 38 − 038 − Systemische therapie − 90661.1.2

Een patiënt wordt behandeld met systemische therapie in verband met longmetastasen van een niercelcarcinoom. Hij komt nu voor een CT
thorax-abdomen ter controle van ziekte activiteit. De 2 target/referentie longmetastasen zijn evident van 40 naar 20 mm en de tweede
longmetastase van 30 naar 9 mm. Ook de non-target/ non-referentie longmetastasen zijn afgenomen. Er is een nieuwe levermetastase van
15mm.

Hoe vat je de ziekteactiviteit op deze CT samen volgens RECIST?

A progressieve ziekte

B Stabiele ziekte, omdat een deel van de metastasen afneemt en elders een nieuwe metastase ontstaan is, is de situatie in
essentie stabiel is.

C Partiele respons, omdat de som van diameters bij controle kleiner is dan op de uitgangsscan is er duidelijk te kwantificeren
afname in ziekte activiteit.

Pagina 15/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 39 − 039 − Een 62−jarige man met een non−Hodgkin lymfoom − 90662.1.1

Je bent oncoloog en je ziet een 62-jarige man met een non-Hodgkin lymfoom. Deze patiënt verdenk je van nieuwe kliermetastasen.

Welk onderzoek vraag je als eerste aan?

A Echo hals en echo abdomen met een RX thorax; zo kun je meteen een echogeleide punctie doen indien je een pathologische
klier ergens ziet.

B CT hals-thorax-abdomen met jodiumhoudend contrast, intra-veneus toegediend.

C Blanco CT hals-thorax-abdomen dus zonder jodiumhoudend contrast.

Vraag 40 − 040 − Een CT met jodiumhoudend − 90663.1.0

Wat moet van de patient bekend zijn indien een CT met jodiumhoudend contrastmiddel nodig is?

A nierfunctie, bepaald in de urine

B nierfunctie, bepaald in het bloed

C leverfunctie, bepaald in het bloed

D leverfunctie en nierfunctie, bepaald in het bloed en in de urine

Vraag 41 − 041 − Resectabiliteit en operabiliteit − 90665.2.0

Vier uitspraken over resectabiliteit en operabiliteit zijn:


1. Resectabiliteit wordt gunstig beïnvloed door neoadjuvante chemotherapie
2. Resectabiliteit wordt ongunstig beïnvloed door de aanwezigheid van metastasen
3. Operabiliteit wordt ongunstig beïnvloed door inductie chemotherapie
4. Operabiliteit wordt gunstig beïnvloed door de leeftijd van de patient

Welke uitspraken zijn juist en niet juist?

juist niet juist


1. Resectabiliteit wordt gunstig beïnvloed door neoadjuvante chemotherapie X
2. Resectabiliteit wordt ongunstig beïnvloed door de aanwezigheid van metastasen X
3. Operabiliteit wordt ongunstig beïnvloed door inductie chemotherapie X
4. Operabiliteit wordt gunstig beïnvloed door de leeftijd van de patient X

Pagina 16/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 42 − 042 − Doelstelling van inductiebehandeling − 90666.1.2

Geef in maximaal 70 woorden weer wat het verschil is in de doelstelling van inductiebehandeling met chemotherapie en neo-
adjuvante behandeling met chemotherapie. (4p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
TREFWOORDEN
Bij neoadjuvante doelstelling zal de systemische behandeling altijd worden gevolgd door een in opzet curatieve vervolgstap (vaak zal dat
een operatie zijn); een respons van de primaire tumor op neoadjvante behandeling is niet perse nodig
Bij inductiebehandeling zal alleen wanneer er een goede respons/reactie is opgetreden op de inductiebehandeling het mogelijk zijn een
vervolgstap aan te bieden (vaak ook een operatie); een respons van de primaire tumor is hier dus noodzakelijk.
In totaal 4 punten:
2 punten bij neo-adjuvante behandeling (1 punt voor vervolg behandeling en 1 p voor respons)
2 punten bij inductie behandeling (1 punt voor vervolg behandeling en 1 p voor respons)

Vraag 43 − 043 − Antihormonale therapie − 90660.2.0

Immunotherapie met antilichamen (Mab) gericht tegen specifieke receptoren op de tumorcel of de T-lymfocyt vormen een relatief nieuw
onderdeel van de huidige systemische therapie tegen kanker.

Welke van de onderstaande uitspraak is juist en niet juist?

juist niet juist


Deze Mab’s kunnen samen met cytotoxische chemotherapie worden toegediend. X
Deze Mab’s worden alleen in de adjuvante setting gegeven. X
Deze Mab’s worden intratumoraal toegediend. X

Vraag 44 − 044 − het werkingsmechanisme van anthracyclines − 90659.3.0

Wat is het werkingsmechanisme van anthracyclines?

A Ze activeren apoptose

B Ze remmen topoisomerase

C Ze veroorzaken depolymerisatie van microtubuli

D Ze veroorzaken adducten in het DNA

Pagina 17/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 45 − 045 − Het biologisch effect van fractioneren − 90658.1.2

1. Beschrijf wat het biologisch effect van fractioneren is. (2p)

2. Benoem het verschil tussen tumorcellen en normale weefselcellen. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. In tegenstelling tot een eenmalige dosis kan bij fractioneren een groter deel van de cellen overleven en zich herstellen. (2p)

2. Dit herstel is bij de tumorcellen echter veel minder goed mogelijk dan bij de normale cellen. Na een aantal fracties is er daarom een groot
verschil in aantal overlevende cellen en kan het aantal overlevende tumorcellen naderen tot nul. (2p)

Vraag 46 − 046 − Clinical Target Volume − 90657.1.2

Waarom wordt de marge tussen Clinical Target Volume en Planning Target Volume aangebracht?

A macroscopische uitbreiding van de tumor

B microscopische uitbreiding van de tumor

C positioneringsonnauwkeurigheid

D onnauwkeurigheid in de dosisafgifte

Vraag 47 − 047 − Een patient welke bestraald gaat worden − 90656.1.1

Zie bijgaande afbeelding van een patiënt welke bestraald gaat worden.

Leg uit wat het hulpmiddel rond het hoofd is en waar het voor bedoeld is. (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
Trefwoorden: fixatiemasker om positioneringsonnauwkeurigheid te reduceren
Totaal: 2 punten

Pagina 18/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 48 − 048 − Palliatieve zorg − 90655.1.1

Twee beweringen over palliatieve zorg bij patiënten met kanker zijn:
1. Palliatieve zorg is alleen mogelijk op verzoek van de patiënt.
2. Palliatieve zorg vindt alleen plaats buiten het ziekenhuis.

Welke van deze bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C 1 en 2

D geen

Vraag 49 − 049 − Een 54−jarige man − 90654.1.2

Je bent huisarts. Je ziet op je spreekuur een 54-jarige man die klaagt over moeheid. Bij navraag heeft patient een inactieve leefstijl. Je vindt
dat hij meer zou moeten bewegen.

Stel, deze patient zit in de preparation fase (stages of change model).

Welke van deze onderstaande vragen zou je hem als arts het beste kunnen stellen?

A Wat zou u kunnen motiveren om vanaf volgende week meer te gaan bewegen?

B Kunt u mij wat meer vertellen over hoe uw week eruit ziet qua beweging?

C Mag ik u wat meer informatie geven over hoe u om zou kunnen gaan met veel voorkomende lastige situaties, zodat u het meer
bewegen dat u nu doet beter vol kunt houden?

D Mag ik u wat meer informatie geven over de voor- en nadelen van meer bewegen?

Vraag 50 − 050 − WBO−vergunningsplichtig − 90653.2.1

Welk van de onderstaande vormen van screening zijn WBO-vergunningsplichtig in Nederland?

A bevolkingsonderzoek met ioniserende straling

B bevolkingsonderzoek naar kanker

C bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling mogelijk is

D bevolkingsonderzoek naar ziekten bij minderjarigen

E bevolkingsonderzoek waar hoge kosten aan zijn verbonden

Pagina 19/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 51 − 051 − ROC−curve − 90651.1.0

Zie onderstaande afbeelding voor een ROC-curve met daarin de AUC. De ROC-curve is een manier om de diagnostische prestatie van een
screeningtest weer te geven.

1. Licht toe wat er op de X-as en de Y-as van deze grafiek hoort te staan. (2p)

2. Bij welke AUC waarde is de screeningtest in staat om zieke personen van gezonde personen te onderscheiden? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. Y-as: sensitiviteit (1 punt)
X-as: 1-specificiteit (1 punt)
2. AUC groter dan 0.50 zijn (2 punt)

Pagina 20/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 52 − 052 − Vroege pre−eclampsie − 90650.1.0

In een Canadese studie (Ortved et al. 2019) is de kosteneffectiviteit onderzocht van eerste-trimester screening met gebruik van aspirine
(ASA) bij vrouwen die een verhoogd risico hebben op pre-eclampsie (PE).

Wat was in deze studie de kans voor hoog-risico vrouwen op het krijgen van vroege pre-eclampsie bij een zwangerschap?

A 0.105 + 0.360

B (0.15 * 0.10 * 0.079 * 0.105) + (0.15 * 0.90 * 0.087 * 0.360)

C (0.10 * 0.079 * 0.105) + (0.90 * 0.087 * 0.360) + (1 * 0.014 * 0.025)

D (0.10 * 0.079 * 0.105) + (0.90 * 0.087 * 0.360)

E 0.15 * 0.105

F 0.079 * 0.105 + 0.087 * 0.360

Vraag 53 − 053 − Medicalisering − 90648.1.0

Vanuit historisch perspectief is er een duidelijk verband tussen enerzijds het vraagstuk van schaarste en keuzen in de zorg en anderzijds
(de keerzijden van) van het proces van medicalisering dat zich met name in de laatste eeuw heeft voltrokken.

Wat is één van de aspecten of uitingsvormen van dit proces van medicalisering?

A De samenleving is sterk geseculariseerd.

B Een toegenomen mondigheid en kritische attitude van (gemedicaliseerde) patiënten tegenover artsen.

C Er is veel meer aandacht gekomen voor sociaal-economische invloeden op de (volks)gezondheid.

D Toegang tot gezondheidszorg is een grondwettelijk recht geworden.

Pagina 21/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2


Vraag 54 − 054 − Grenzen − 90647.1.0

Dat het vraagstuk van schaarste en keuzen in de zorg om veel meer gaat dan alleen om (de verdeling van) geld, bleek in de jaren 1980,
toen er in Nederland een breed debat werd gevoerd over de grenzen van de gezondheidszorg. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen
vijf verschillende ‘grenzen’.

Welke grenzen waren dat? (4p)


Noem er vier.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
Antwoordsleutel:
4 van onderstaande 5 (precieze formulering mag afwijken, als de strekking maar klopt):
1. De grens tussen wat nog wel en wat niet meer gezondheidszorg kan worden genoemd.
2. De grens tussen wat ethisch nog wel en wat niet meer toelaatbaar moet worden geacht.
3. De grens tussen effectieve en niet (meer) effectieve / doelmatige en niet-doelmatige zorg.
4. De grens tussen financierbare en niet meer financierbare zorg
5. De grens van de grondwettelijke plicht van de overheid tot bevordering van de volksgezondheid
Totaal: 4 p (1p per correct item)

Pagina 22/22 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 - HER - 36500.4.2

You might also like