Professional Documents
Culture Documents
2A1 2021-2022 Etentamen Compleet Digitaal
2A1 2021-2022 Etentamen Compleet Digitaal
2A1 2021-2022 Etentamen Compleet Digitaal
Toetsinstructie
Maximale score
Maximale score te behalen bij deze toets: 143 punten.
De maximale score per vraag staat rechts bovenaan bij elke vraag vermeld.
Help
Klik op Help links onderaan voor hulp, en tijdens de toets op Instructie om deze instructies later nogmaals te lezen.
Kladpapier en rekenmachine
Je mag één vel kladpapier gebruiken bij deze toets. Het is niet toegestaan om een eigen rekenmachine te gebruiken.
Wanneer er gerekend moet worden, voorziet Testvision in een rekenmachine via het knopje in de balk onderaan het scherm.
Uitzonderingen
Het kan voorkomen dat het niet logisch is om bij een vraag een gedeelte van de punten toe te kennen, zelfs wanneer een deel van de
antwoordopties goed aangevinkt is. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer de deelantwoorden inhoudelijk gezien niet los van elkaar geïnterpreteerd
kunnen worden. In dat geval worden er geen gedeeltelijke punten toegekend voor deze vraag, en zal dit expliciet bij de vraag vermeld staan.
Inzoomen / afbeeldingen
In een aantal gevallen is het mogelijk om een afbeelding te vergroten door op de afbeelding te klikken.
Het is altijd mogelijk tekst en afbeeldingen te verduidelijken met de toetscombinaties "Ctrl+" om in te zoomen of "Ctrl-" om uit te zoomen.
Vraag markeren
Door het vlaggetje onderaan het scherm aan te vinken, kun je een vraag voor jezelf markeren, om er later weer snel naar terug te springen. In
Toets beëindigen
Controleer voor het afsluiten van de toets zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord. Indien je alle vragen hebt ingevuld, klik je op “klaar”
rechts onderaan de pagina en vervolgens op "ja" om te bevestigen.
Veel succes!
Resultaat tekst
Beste student,
A Een negatieve predictieve marker heeft bij elke patiënt met een mammacarcinoom dezelfde impact op de overleving.
C Een positieve prognostische marker voorspelt het beloop van systeemtherapie bij coloncarcinoom.
D Een positieve predictieve marker voorspelt het beloop van systeemtherapie bij coloncarcinoom.
In 1971 bleek dat chemotherapie een belangrijke bijdrage kon leveren aan de genezing van Acute Lymfatische Leukemie (ALL). Dit gaf de
aanzet tot de lancering van een ‘war on cancer’ door de toenmalige Amerikaanse president Nixon, waarbij enorme hoeveelheden geld,
energie en mankracht werden gestoken in de ontwikkeling van chemotherapieën ter genezing van solide tumoren. De resultaten van deze
‘war on cancer’ vielen echter erg tegen.
Wat is volgens de medisch-historici Le Fanu en Mukherjee één van de redenen waarom het veel moeilijker was om solide
tumoren succesvol met chemotherapie te behandelen dan ALL?
A De verwachting dat met de aanpak die bij ALL had gewerkt met vergelijkbaar succes kon worden toegepast op solide tumoren was niet
realistisch, omdat het ontstaan van solide tumoren, anders dan bij ALL, nauw is verweven met het biologische verouderingsproces.
B Solide tumoren werden traditioneel behandeld met chirurgie en bestraling, er was daarom veel tegenwerking tegen de op chemotherapie
gerichte 'war on cancer' vanuit de gevestigde belangen van chirurgen en radiotherapeuten.
C Omdat het bij solide tumoren in de regel om volwassen patiënten ging en niet om kinderen, zoals bij ALL, gingen onderzoekers minder
voorzichtig te werk en namen ze veel te grote risico’s bij de toepassing van nieuwe, experimentele chemotherapieën.
D Solide tumoren zijn veel gevoeliger dan niet solide tumoren, waardoor ook de toxiciteit van chemotherapie sneller tot onoverkomelijke
problemen leidde.
Hieronder staan drie beweringen over het gebruik van OncoMouseTM in kankeronderzoek.
A Het wetenschappelijke belang van het onderzoek moet opwegen tegen het lijden en ongerief bij OncoMouseTM proefdieren.
B Het gebruik van OncoMouseTM voldoet aan de drie Vs van de dierethiek omdat het leidt tot verfijning van dierexperimenten.
C Het gebruik van OncoMouseTM is strijdig met de vijf vrijheden van Brambell omdat de proefdieren worden belemmerd in hun natuurlijke
gedrag.
Onderstaande afbeelding toont een microsatelliet (MA) analyse van normaal DNA en van darmkankerweefsel van de marker D9S252.
Wat kun je concluderen over het signaal (piek) van het linker allel van marker D9S252 in het tumor DNA?
B leefstijlveranderingen
C demografische veranderingen
Met behulp van Next Generation Sequencing is gevonden dat in Hairy Cell Leukemia (HCL) vaak activerende mutaties in BRAF kinase
voorkomen.
Welke strategie zullen de onderzoekers volgen om de behandeling van HCL patiënten zo snel mogelijk te verbeteren?
C reparatie van de oncogene mutatie in BRAF met behulp van genome editing
D verwijdering van het aangedane BRAF gen met behulp van genome editing
Een celkweek van prolifererende menselijke huidcellen is behandeld met een bepaalde stof gedurende 30 uren. Vervolgens zijn deze cellen
behandeld met de DNA-bindende stof propidium iodide en geanalyseerd met flow cytometrie. Het resultaat is weergegeven in een grafiek.
Grafiek A toont het resultaat van de analyse van de onbehandelde cellen en grafiek B van de behandelde cellen.
B PARP remmers
Onderstaande afbeelding toont een familie met xeroderma pigmentosum (zwart symbool).
A <1/500
B 1/128
C 1/64
D 1/48
E 1/18
F 1/4
Wat is het gevolg van een MDM2 genamplificatie in een tumor op de regulatie van p53 en de reactie op DNA-beschadigende
chemotherapie? (4p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 40 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
Genamplificatie zorgt voor verhoogde MDM2 eiwit concentratie(1p) waardoor geen vrije of lage concentratie p53 aanwezig is in de kern (1p) waardoor p21
en BAX niet tot expressie komen (1p) en apoptose niet plaats vindt.(1p)
Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
sommige van zijn normale functies behoudt.
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen
1. Welke twee structuren zijn belangrijk om epitheelcellen aan elkaar te kitten (=zo aan elkaar binden dat moleculen niet
tussen de cellen door kunnen lekken)? (1p)
2. Welk eiwit speelt een belangrijk rol in cel-cel verbinding van epitheelcellen? (1p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. desmosomen en adherente juncties (adhesion belts) (1p)
2. e-cadherine (1p)
3. actine (1p)
Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloide leukemie (CML) of van essentiële trombocytose (ET). Klinisch en laboratoriumonderzoek moet
uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.
Welke combinatie van onderzoeken zijn sluitend (Ja) of niet sluitend (Nee) om onderscheid te kunnen maken tussen CML en
ET?
Maak onderstaande tekst kloppend, door steeds het juiste antwoord te kiezen.
Bij het laboratoriumonderzoek op de afdeling Hematologie wordt bij een patiënt met een sterk verhoogde aanmaak van rode bloedcellen
een mutatie in het JAK2 gen ontdekt, waardoor het mutanteiwit JAK2-V617F wordt aangemaakt.
Welke van de onderstaande uitspraken over het mutant eiwit JAK2-V617F is of welke zijn juist?
Puntmutaties in het RAS gen komen voor bij verschillende vormen van kanker. Door deze mutaties ontstaat een oncogene vorm van het
RAS eiwit, dat continu actief is.
Welke van de onderstaande mechanismen is of welke zijn betrokken bij de werking van oncogeen RAS?
A spontane binding van de guanine exchange factor (GEF) aan groeifactor receptoren via het Grb2 “docking” eiwit
Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in bloedvormende stam- en voorlopercellen. Dit komt in ~10% van
ouderen voor, zonder dat er sprake is van klinische kenmerken van (voorstadia) van acute myeloide leukemie (AML).
Welke van de onderstaande uitspraken over deze verworven mutaties in clonale hematopoiese bij ouderen is of welke zijn
juist?
A Ze verschillen van de mutaties die bij AML worden gevonden en zijn daarom niet pathogeen.
B Het zijn vaak “driver” mutaties in AML, maar als geïsoleerde mutaties niet pathogeen.
Bij patiënten met primaire myelofibrose (PMF) kunnen 3 verschillende typen gen mutaties voorkomen, te weten:
1. mutaties in MPL, het gen dat codeert voor de thrombopoietine receptor (TPO-R)
2. mutaties in JAK2, het gen dat codeert voor het JAK2 tyrosine-kinase
3. mutaties in CALR, het gen dat codeert voor het calreticuline eiwit
Welke van deze mutaties wordt of worden ook gevonden bij Polycythemia vera?
G alle 3 de mutaties
Het beoordelen van de morfologie van bloed- en beenmergcellen in een uitstrijkpreparaat is niet eenvoudig. Toch besteden we hier in het
kader van leukemie uitgebreid aandacht aan.
Noem twee argumenten waarom het belangrijk is om een goede interpretatie van de morfologie van hematopoietische cellen
te kunnen geven. (4p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 50 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
- hiermee kunnen (1) differentiatielijn en (2) rijpingsstadium van hematopoietische cellen worden bepaald (2 x 1p)
- bij ophoping van cellen met een specifieke morfologie in bloed en/of beenmerg is dit een indicatie van het type aandoening / leukemie (1p)
- het type leukemie is bepalend voor de behandeling en de prognose van de patiënt (1p)
CML patiënten met een translocatie t(9;22), worden behandeld met het molecuul Imatinib. Sommige patiënten worden na een periode van
behandeling ongevoelig voor deze vorm van therapie.
C mutaties in het bcr-abl gen zorgen voor verlaagde gevoeligheid van het eiwit voor Imatinib
Welke van de onderstaande chromatine condities horen bij een gen dat is aangeschakeld?
Het diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) is het meest voorkomende subtype non-Hodgkin Lymfoom. Onderstaande afbeelding toont de
uitkomst van een BCL2 RNA en eiwit analyse van een gezonde (Ctrl) en aangedane (FL) lymfklier van een patiënt met DLBCL.
Welke mutaties of chromosomale veranderingen kun je op basis van deze analyse uitsluiten?
A aneuploidie chromosoom 18
D genamplificatie
G translocatie, ongebalanceerd
H translocatie, gebalanceerd
Globaal genoom nucleotide excisieherstel (GG-NER) maakt gebruik van meer dan 30 eiwitten en bestaat uit 6 stappen.
Sleep genoemde stappen in de juiste volgorde in het bovenste vak.
5 DNA synthese
6 ligatie
B het wordt waargenomen bij een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem
Welke van onderstaande beweringen over het restrictiepunt in de G1 fase van de celcyclus is juist?
A Een groeisignaal zorgt voor verhoogde CyclineD/CDK4 eiwitconcentratie waardoor achtereenvolgens het RB eiwit in het E2F/RB complex
wordt gedefosforyleerd, E2F wordt geactiveerd en transcriptie van genen nodig voor de DNA replicatie start.
B Wanneer de cel het restrictiepunt is gepasseerd is er geen weg terug en moet de gehele celcyclus worden doorlopen.
C DNA beschadigingen zorgen voor een verhoogde CyclineD/CDK4 eiwitconcentratie waardoor achtereenvolgens het RB eiwit in het E2F/RB
complex wordt gefosforyleerd, E2F wordt geactiveerd en transcriptie van genen nodig voor de DNA reparatie start.
D Wanneer de cel door DNA beschadigingen in het restrictiepunt is blijven hangen moet eerst alle DNA schade worden gerepareerd voordat de
cel de celcyclus kan vervolgen.
Je bent onderzoeker en je vermoedt dat een bepaald subtype leukemie voor overleving van de kankercellen afhankelijk is van het CARD11
eiwit. Helaas is er geen remmer van dit eiwit bekend.
Op welke manier kun je testen of het CARD11 eiwit inderdaad nodig is voor overleving van de kankercellen?
A door de hoeveelheid van dit eiwit te meten met behulp van immunoblotting in normale cellen en kankercellen
B door de hoeveelheid van dit eiwit te meten met behulp van massaspectrometrie in normale cellen en kankercellen
C door een siRNA dat complementair is aan CARD11 mRNA in te brengen in normale cellen en kankercellen en het aantal cellen te meten na
enkele dagen
D door CARD11 eiwit verhoogd tot expressie te brengen met behulp van het CARD11 cDNA in normale cellen en kankercellen en het aantal
cellen te meten na enkele dagen
Elk van de Onderstaande weefsels hebben een meest voorkomend carcinoom (‘favoriete tumor’).
A endocervix
B tong
C huid
D mamma
Maligne tumorcellen kunnen lymfeklieren binnendringen via één structuur en de lymfklier weer verlaten via twee structuren.
Via welke twee structuren kunnen tumorcellen uit een lymfklier komen?
A interbronchiaal lymfeklieren
B supraclaviculaire lymfeklieren
C mediastinale lymfeklieren
D retrobronchiale lymfeklieren
E jugulaire lymfeklieren
De uitzaaiïng in lymfklierstructuren lijken meestal volgens een van de vaststaande lymfedrainage patronen te verlopen. Dit verloopt echter
niet in alle gevallen zo.
1. Hoe heet een metastase die zich manifesteert in een onverwachte klier? (1p)
2. Een metastase kan ook tussen twee lymfklierstations of lymfklieren in gaan uitgroeien in een lymfbaan. Hoe heet dat
fenomeen? (1p)
3. Lymfebanen komen ook uit in lichaamsholtes. Hoe heet een dergelijke uitzaaiïngspatroon? (1p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. skipmetastase (1p)
2. in transit metastase (1p)
3. transcoelomische metastasering (1p)
1. Circulerende tumorcellen kunnen geëlimineerd worden uit de circulatie. Welke cellen zijn hiervoor verantwoordelijk? (1p)
2. Migratie door de bloedbaan en vervolgens uitgroei tot een metastase wordt gekenmerkt door een fenomeen dat alle
veranderingen weergeeft. Hoe noemen we dit fenomeen? (1p)
3. Fragmenten van tumorcellen kunnen ook ‘meeliften’ met bloedcellen. Welke bloedcellen zijn dit? (1p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Immuun cellen (1p)
2. MET (mesenchymale epitheliale transitie) (1p)
3. bloedplaatjes (thrombocyten) (1p)
Bij tumoren van het lymfoide- of myeloide type gebruiken we meestal niet de term metastasering maar een andere term.
A transformatie
B blasten crisis
C dedifferentiatie
D disseminatie
E transdifferentiatie
Een patiënt met een tumor in het sigmoïd heeft een sigmoïd resectie ondergaan. Er zijn klinisch geen aanwijzingen voor metastasen. In de
conclusie van het pathologieverslag staat: adenocarcinoom reikend tot in het pericolische vetweefsel. Bij het preparaat 14 lymfklieren met in
3 lymfklieren metastase adenocarcinoom.
A T2N1M0
B T3N1M0
C T2N2M0
D T3N2M0
Bij een patiënt met het familiaire polyposis coli (FAP) syndroom kan de dikke darm duizenden poliepen bevatten.
A hyperplastische poliepen
B ontstekingspoliepen
C metaplastische poliepen
D neoplastische poliepen
Geef van elk van onderstaande gebeurtenissen aan of deze geacht wordt vroeg (V), laat (L) of niet relevant (NR) te zijn voor
de sporadische colontumorigenese.
Genetische gebeurtenis
APC-gen verlies vroeg
P53 inactivatie laat
K-RAS inactivatie niet relevant
MSH2 inactivatie vroeg
Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 42-jarige man die bloed plast. Deze patiënt heeft soms ook pijn in de linker flank.
A echo abdomen
B CT abdomen
C MRI abdomen
Een patiënt met een reeds bekende longtumor hoest nu meer bloed op en zijn gewicht is 10kg verminderd.
Welke test is of welke zijn het meest geschikt om progressieve ziekte uit te sluiten?
C CT thorax-abdomen
D MRI thorax-abdomen
Een patiënt met pancreastumor en meerdere botmetastasen, longmetastasen en levermetastasen krijgt een palliatieve behandeling.
A Het is verstandig om zo vaak mogelijk (bijvoorbeeld elke maand) een CT thorax abdomen scan te maken, zo kan je progressie snel
aantonen.
B Het is verstandig om zo vaak mogelijk (bijvoorbeeld elke maand) een MRI thorax en abdomen te maken.
Welke van de onderstaande stellingen over palliatieve chirurgie bij de behandeling van patiënten met kanker is of welke zijn
juist?
A Palliatieve chirurgie moet altijd uitgevoerd te worden als de patiënt operabel is.
B Palliatieve chirurgie dient voorafgegaan te worden door neo-adjuvante systeemtherapie om de overleving te verbeteren.
D Palliatieve chirurgie dient alleen uitgevoerd te worden als de primaire tumor lokale pijnklachten geeft.
Welke omschrijving geeft géén adequate weergave van het begrip multimodaliteit binnen een behandelvoorstel?
A Voor een patiënt met gemetastaseerd coloncarcinoom wordt in het wekelijkse interne overleg met alle oncologen overwogen of een inductie
chemotherapiebehandeling met of zonder toevoeging van een angiogeneseremmer dient te worden gestart om de kans op resectabiliteit van
de levermetastasen te vergroten.
B Voor een patiënt met familiair coloncarcinoom wordt tijdens de chirurgische overdracht besproken of een totale of partiële colectomie de
beste behandeloptie is.
C Voor een patiënt met gemetastaseerd mammacarcinoom wordt in het wekelijkse interne overleg met alle oncologen overwogen of
chemotherapie of bestraling de beste optie is om symptomatische botmetastasen te behandelen.
D Voor een patiënt met lokaal gevorderd longcarcinoom wordt tijdens de weekendoverdracht door de aanwezige longartsen besproken of
primaire resectie kan plaatsvinden of dat eerst radiotherapie dient te worden gegeven.
A Voor een in opzet curatieve resectie van een rectumcarcinoom krijgt de patiënt voorbestraling via de radiotherapeut.
B Na het aanleggen van een stoma bij een patient met een lokaal irresectabel rectumcarcinoom krijgt de patiënt bestraling op een
symptomatische botmetastase die is ontstaan tijdens eerdere chemotherapie.
C Voor een lokaal gevorderd primair irresectabel slokdarmcarcinoom krijgt patiënt chemoradiotherapie als eerste behandelmodaliteit.
D Voor een lokaal gevorderd primair resectabel slokdarmcarcinoom krijgt patiënt chemoradiotherapie als eerste behandelmodaliteit.
Wat wordt bedoeld met de therapeutische index van systemisch toe te dienen antikankermiddelen? (2p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
het verschil tussen de dosis die nodig is voor een therapeutisch effect en de dosis waarna toxisch effecten kunnen worden verwacht
Totaal aantal punten: 2 (1 punt voor benoemen van verschil in dosis en 1 punt voor benoemen therapeutisch en toxische effecten).
Welke van de volgende uitspraken met betrekking tot chemotherapie is of welke zijn juist?
Wat is de reden dat de deuren van de ruimte van een lineaire versneller 1-1.5 meter dik zijn?
A Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de alpha-straling er doorheen dringen.
B Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de beta-straling er doorheen dringen.
C Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de gamma-straling er doorheen dringen.
D Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kun je geen brachytherapie met after loading in die ruimte geven.
Waarom is hoge LET-straling bij gelijke energie effectiever dan lage LET-straling? (2p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 30 woorden.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
bij een hoge LET zijn er veel meer ionisaties langs het spoor van een ioniserend deeltje
Totaal 2 punten (1 p voor aantal ionisaties en 1 punt voor spoor of track)
Waarom is het zuurstofarme centrum van een tumor minder gevoelig voor bestraling?
D Het centrum van de tumor is minder goed te bereiken door de grotere afstand tot het oppervlak.
Zie bijgaande afbeelding voor een aantal dosis-effect curven met oplopende doses radiotherapie:
Zie bijgaande afbeelding van een patiënt welke behandeld moet worden met radiotherapie:
Wat gebeurt hier met deze patiënt en waarvoor dient het zwarte hulpmiddel onder de knieën?
A Patiënt wordt bestraald ter plaatse van het hoofd, het hulpmiddel dient voor comfort.
B Patiënt wordt bestraald ter plaatse van het hoofd, het hulpmiddel dient voor positioneringsnauwkeurigheid.
C Patiënt ondergaat een planning-CT van het hoofd, het hulpmiddel dient voor comfort.
D Patiënt ondergaat een planning-CT van het hoofd, het hulpmiddel dient voor positioneringsnauwkeurigheid.
Noem vier aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg. (4p)
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
- stadium van de ziekte (levensbedreigend stadium)
- kwaliteit van leven belangrijkste uitgangspunt
- multi-dimensionele benadering
- gericht op zowel patiënt als naasten
- acceptatie van de dood als normaal proces
- wens van de patiënt centraal
- inclusief rouwbegeleiding
Totaal: 4 punten 1 per correct antwoord
Advance care planning (ACP) is een belangrijk proces binnen de palliatieve zorg.
A alleen 1
B alleen 2
C 1 en 2
D geen
Vraag 55 − 058 − Een 55−jarige vrouw heeft obesitas en heeft gezondheidsklachten − 80965.1.2
Een 55-jarige vrouw heeft obesitas en heeft gezondheidsklachten die gerelateerd zijn aan haar gewicht. Ook bleek recent na een onderzoek
dat er sprake is van een hoge coronaire arteriële calcificatie. Dit houdt in dat patiënte een verhoogd risico heeft op het krijgen van hart- en
vaatziekten de komende jaren. Naast het nemen van preventieve medicatie, zou patiënte moeten afvallen om het risico op hart- en
vaatziekten te verkleinen.
Als de patiënte zich in de contemplatiefase bevindt (stages of change model), wat zou dan de meest geschikte actie zijn voor
jou als arts?
A Je maakt samen een plan van aanpak (dieet en fysieke activiteit) om de komende weken gewicht te verliezen.
B Je bespreekt de voor- en nadelen van een lager gewicht vanuit het perspectief van de patiënte.
C Je vraagt naar haar huidige eetgedrag en fysieke activiteit om te achterhalen of ze gezond eet en voldoende beweegt.
D Je vraagt haar hoe ze de afgelopen weken haar nieuwe dieet en toegenomen fysieke activiteiten heeft ervaren en waar ze barrières is
tegengekomen om terugval te voorkomen.
Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 52-jarige man die al meer dan 35 jaar ongeveer een pakje sigaretten per dag rookt. Veel
mensen uit zijn familie en vriendenkring roken ook. Meneer komt echter nu bij je omdat hij de laatste tijd veel last heeft van hoest en soms
komt er bij het hoesten ook wat bloed op. De patiënt ziet geen verband met zijn rookgedrag en vindt ook niet dat hij moet stoppen. Hij vertelt
enthousiast over de voordelen die hij ervaart van het roken en hij doet het immers al zo lang. Het is voor meneer echt iets dat bij zijn leven
hoort. Hij zou niet zonder kunnen. Je stuurt meneer echter wel door naar de longarts voor aanvullend onderzoek. Longkanker kan namelijk
niet worden uitgesloten.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
precontemplatiefase
Voorbeeld motivatie: meneer Maas is zich niet bewust dat hij ongezond leeft. Hij heeft nog niet nagedacht over gedragsverandering en bevind zich daarom
in de precontemplatiefase. (Totaal 2 punten. 1 voor het juiste antwoord, 1 voor een goede motivatie)
Voor een ziekte waar mogelijk een bevolkingsonderzoek voor gestart zal gaan worden is een screening test ontwikkeld met een relatief lage
sensitiviteit maar wel een hoge specificiteit.
Voor welk van de onderstaande situaties is deze test het meest geschikt?
A een ziekte met een hoge prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is zeer belastend
B een ziekte met een hoge prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is niet belastend
C een ziekte met een lage prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is zeer belastend
D een ziekte met een lage prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is niet belastend
Kort na de start van het bevolkingsonderzoek darmkanker in 2014 werd besloten dat het noodzakelijk was om de normwaarde van de
ontlastingstest (FIT) te verhogen van 15 naar 47 microgram om de positief voorspellende waarde te verhogen van 42% naar 49%. Deze
aanpassing verlaagde tevens de sensitiviteit van 91% naar 83%.
Onderstaande 2x2 tabel geeft fictieve uitkomsten weer van het bevolkingsonderzoek darmkanker voor de verhoging van de normwaarde.
1. Wat zal er gebeuren met de specificiteit na het verhogen van de normwaarde en waarom zal dit het geval zijn? (2p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 25 woorden.
2. Bereken het aantal fout-positieven indien direct was gestart met de hogere normwaarde van 47 microgram. (4p)
Laat ook je berekening zien.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 6)
1. De specificiteit zal stijgen omdat er door de verhoogde normwaarde minder personen die niet ziek zijn een positieve test zullen krijgen.
Totaal: 6 punten
De incidentie van darmkanker onder de leeftijd van 50 jaar is de laatste decennia sterk toegenomen. De afgelopen jaren is er veel
onderzoek gepubliceerd over eerder beginnen met screening. In een kosteneffectiviteitsanalyse, gepubliceerd in Gastroenterology
(Ladabaum et al. 2019), is de kosteneffectiviteit vergeleken van twee verschillende strategieën:
1. Jaarlijkse screening met ontlastingstest vanaf leeftijd 50 tot en met 75 jaar
2. Jaarlijkse screening vanaf leeftijd 45 tot en met 75 jaar
A (3.447/21,307)=$162
B (3.447-3.339)/(21,307-21,293)=$7.714
C (3.447-5.146)/(21,307-21,165)=-$11.965
Jij bent een beleidsmaker en streeft utilitarisme na. Je moet een nieuwe behandeling kiezen voor drie patiënten met gemetastaseerde
darmkanker; een patiënt met nog 4 gezonde levensjaren, een patiënt met nog 3 gezonde levensjaren en een patiënt met nog 6 gezonde
levensjaren:
Optie 1: Behandeling 1 resulteert in 5 extra QALY’s per persoon voor alle patiënten.
Optie 2: Behandeling 2 resulteert in een eindtotaal van 9 QALY’s per persoon voor alle patiënten.
Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. Optie 1 (1p)
2. Bij utilitarisme wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke verbetering in gezondheid voor zoveel mogelijk mensen (1p). Bij optie 1 is het totaal
aantal profiterende patiënten en QALYs hoger (2p).
asymptomatisch symptomatisch
populatie individu
C het is de periode tussen het ontstaan van de kanker en de eerste klinische symptomen
D het is de periode tussen het ontstaan van de kanker en het preklinisch detecteerbaar worden
E het is de periode tussen het preklinisch detecteerbaar worden en de eerste klinische symptomen
Sinds de jaren ’70 en ’80 zijn er meerdere ‘beheersingsmechanismen’ toegepast (uitgeprobeerd) om de kosten in de gezondheidszorg
enigszins onder controle te kunnen houden en keuzen in de zorg te maken. Eén van die beheersingsmechanimsen is ‘prioritering’.