2A1 2021-2022 Etentamen Compleet Digitaal

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 25

Toets GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG

Cesuur: Split lineair: 60,0 % ( Kansscore niet meewegen )


Cijferafronding: Tiende punten
Cijferreeks: 1 - 10
Scoringsregel: Geen puntenaftrek bij fout antwoord

Toetsinstructie

Welkom bij deze digitale toets.

Lees onderstaande informatie aandachtig door.

Maximale score
Maximale score te behalen bij deze toets: 143 punten.
De maximale score per vraag staat rechts bovenaan bij elke vraag vermeld.

Help
Klik op Help links onderaan voor hulp, en tijdens de toets op Instructie om deze instructies later nogmaals te lezen.

Kladpapier en rekenmachine
Je mag één vel kladpapier gebruiken bij deze toets. Het is niet toegestaan om een eigen rekenmachine te gebruiken.
Wanneer er gerekend moet worden, voorziet Testvision in een rekenmachine via het knopje in de balk onderaan het scherm.

Vraagsoorten (niet alle vraagsoorten komen in elke toets voor)


Soort Instructie Maximale
score
Multiple choice Kies één antwoordoptie (bolletjes voor de alternatieven). 2 punten
vraag ofwel
Een-uit-meer
vraag
Meer-uit-meer Let op! Meerdere antwoorden zijn juist (vierkantjes voor de alternatieven). Wanneer slechts een deel van de 2 punten
vraag goede antwoorden geselecteerd zijn levert dit een deel van de punten op gelijk aan de proportie juiste
antwoorden. Wanneer onjuiste antwoorden geselecteerd zijn levert dit puntenaftrek op afhankelijk van de
proportie geselecteerde onjuiste antwoorden. Eventuele puntenaftrek resulteert nooit in een score lager dan
0p.
Rangschikvraag Sleep de begrippen aan de rechterkant naar de juiste plek aan de linkerkant; een gedeeltelijk goed antwoord verschilt
levert punten op, op basis van de relatieve positie van de antwoordopties ten opzichte van elkaar, niet de per vraag
absolute positie in de rij.
Matchvraag Sleep de begrippen aan de rechterkant naar de juiste categorie aan de linkerkant; een gedeeltelijk goed 2 punten
(gelijk of antwoord levert een deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden.
ongelijk)
Hotspot of Sleep de antwoordbox(en) aan de rechterkant naar de juiste locatie(s) aan de linkerkant; een gedeeltelijk 2 punten
Hotmatch vraag goed antwoord levert een deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden.
Invulvraag Kies de juiste alternatieven uit de uitklapmenu's, of vul deze in; een gedeeltelijk goed antwoord levert een verschilt
deel van de punten gelijk aan de proportie juiste antwoorden. per vraag
Comprehensive Doorloop de tabel per kolom en kies voor elke cel in de tabel de meest passende antwoordoptie. Elke 1 punt per
Integrated volledig goed beantwoordde rij is 1 punt waard. Een rij waarin één fout is gemaakt is 0,5 punten waard. Een rij
Puzzle (CIP) rij waarin meer dan één fout is gemaakt is 0 punten waard. De totale score is de som van de verschillende
scores per rij.
Open vraag Typ je antwoord in het hiervoor bestemde tekstvak. verschilt
Kijk goed naar de instructies, zoals een maximum aantal woorden dat je mag gebruiken. Als er bijvoorbeeld per vraag;
twee argumenten worden gevraagd en je noemt er drie, dan tellen alleen de eerste twee genoemde staat per
argumenten mee. (deel)vraag
vermeld

Uitzonderingen
Het kan voorkomen dat het niet logisch is om bij een vraag een gedeelte van de punten toe te kennen, zelfs wanneer een deel van de
antwoordopties goed aangevinkt is. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer de deelantwoorden inhoudelijk gezien niet los van elkaar geïnterpreteerd
kunnen worden. In dat geval worden er geen gedeeltelijke punten toegekend voor deze vraag, en zal dit expliciet bij de vraag vermeld staan.

Inzoomen / afbeeldingen
In een aantal gevallen is het mogelijk om een afbeelding te vergroten door op de afbeelding te klikken.
Het is altijd mogelijk tekst en afbeeldingen te verduidelijken met de toetscombinaties "Ctrl+" om in te zoomen of "Ctrl-" om uit te zoomen.

Vraag markeren
Door het vlaggetje onderaan het scherm aan te vinken, kun je een vraag voor jezelf markeren, om er later weer snel naar terug te springen. In

Pagina 1/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


het overzicht zijn de gemarkeerde vragen herkenbaar aan de verticale streepjes bij het vraagnummer.

Toets beëindigen
Controleer voor het afsluiten van de toets zorgvuldig of je alle vragen hebt beantwoord. Indien je alle vragen hebt ingevuld, klik je op “klaar”
rechts onderaan de pagina en vervolgens op "ja" om te bevestigen.

Veel succes!

Resultaat tekst

Beste student,

Je hebt de toets afgerond en je resultaten zijn opgeslagen.


Volgorde afsluiten: TestVision
Als je je toets hebt gemaakt in TestVision, maar zonder ProctorExam, dan houd je deze volgorde van afsluiten aan:
1. Sluit deze toetspagina door op de knop ‘Sluiten’ (rechts onderin dit scherm) te klikken. Je komt dan op je hoofdpagina van TestVision;
2. Je kan TestVision nu afsluiten.

Volgorde afsluiten: TestVision i.c.m. ProctorExam


Maakte je je toets in TestVision waarbij je ProctorExam hebt gebruikt? Dan houd je de volgende volgorde van afsluiten aan:
1. Sluit TestVision door op de knop ‘Sluiten’ (rechts onderin dit scherm) te klikken. Klik hierna het tabblad van TestVision weg;
2. Klik in het tabblad van ProctorExam op de blauwe knop ‘Finish Exam’;
3. Vervolgens kan je het tabblad van ProctorExam ook wegklikken.

Informatie over de inzagerondes


Commentaar, inzage en verzoek tot herbeoordeling in geval van een evidente beoordelingsfout
Ronde 1: Commentaar en inzage
Nadat alle studenten klaar zijn met de toets krijg je van het Onderwijs Service Centrum (OSC) een e-mail met daarin de data en tijden waarop
inzageronde 1 open staat. In deze e-mail vind je ook de link naar TestVision. Door in te loggen op TestVision tijdens de inzageronde heb je
toegang tot jouw gemaakte toets, inclusief het antwoordmodel en de door jou gegeven antwoorden. Je hebt bij deze eerste inzageronde drie
werkdagen de tijd om commentaar achter te laten op vraagstellingen en/of antwoorden, dit commentaar kan je plaatsen op de betreffende
Canvaspagina. De jaarvertegenwoordiging (JVT) zal het commentaar verzamelen, bundelen en doorsturen naar de tentamencoördinator.

Ronde 2: Melden evidente beoordelingsfout


Zodra de voorlopige cijfers bekend zijn gemaakt, ontvang je opnieuw van het OSC een link naar je eigen beoordeelde toetsafname in
TestVision. In je gemaakte toets staat dan per vraagstelling een tekstvak waarin je een melding kunt maken van een evidente beoordelingsfout.
Deze tweede inzageronde staat twee werkdagen open. Overige verzoeken worden niet meer in behandeling genomen, deze zijn afgehandeld
in ronde 1.

Vraag 1 − 001 − prognostische en predictieve (bio)markers − 80769.1.1

Aanwezige prognostische en predictieve (bio)markers kunnen positief of negatief zijn.

Welke van de onderstaande stellingen over (bio)markers is juist?

A Een negatieve predictieve marker heeft bij elke patiënt met een mammacarcinoom dezelfde impact op de overleving.

B Er is geen negatieve prognostische marker bekend bij patiënten met coloncarcinoom.

C Een positieve prognostische marker voorspelt het beloop van systeemtherapie bij coloncarcinoom.

D Een positieve predictieve marker voorspelt het beloop van systeemtherapie bij coloncarcinoom.

Pagina 2/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 2 − 002 − Acute Lymfatische Leukemie (ALL) − 80772.1.5

In 1971 bleek dat chemotherapie een belangrijke bijdrage kon leveren aan de genezing van Acute Lymfatische Leukemie (ALL). Dit gaf de
aanzet tot de lancering van een ‘war on cancer’ door de toenmalige Amerikaanse president Nixon, waarbij enorme hoeveelheden geld,
energie en mankracht werden gestoken in de ontwikkeling van chemotherapieën ter genezing van solide tumoren. De resultaten van deze
‘war on cancer’ vielen echter erg tegen.

Wat is volgens de medisch-historici Le Fanu en Mukherjee één van de redenen waarom het veel moeilijker was om solide
tumoren succesvol met chemotherapie te behandelen dan ALL?

A De verwachting dat met de aanpak die bij ALL had gewerkt met vergelijkbaar succes kon worden toegepast op solide tumoren was niet
realistisch, omdat het ontstaan van solide tumoren, anders dan bij ALL, nauw is verweven met het biologische verouderingsproces.

B Solide tumoren werden traditioneel behandeld met chirurgie en bestraling, er was daarom veel tegenwerking tegen de op chemotherapie
gerichte 'war on cancer' vanuit de gevestigde belangen van chirurgen en radiotherapeuten.

C Omdat het bij solide tumoren in de regel om volwassen patiënten ging en niet om kinderen, zoals bij ALL, gingen onderzoekers minder
voorzichtig te werk en namen ze veel te grote risico’s bij de toepassing van nieuwe, experimentele chemotherapieën.

D Solide tumoren zijn veel gevoeliger dan niet solide tumoren, waardoor ook de toxiciteit van chemotherapie sneller tot onoverkomelijke
problemen leidde.

Vraag 3 − 003 − OncoMouseTM in kankeronderzoek − 80775.1.2

Hieronder staan drie beweringen over het gebruik van OncoMouseTM in kankeronderzoek.

Welke van onderstaande bewering is of welke zijn juist?

A Het wetenschappelijke belang van het onderzoek moet opwegen tegen het lijden en ongerief bij OncoMouseTM proefdieren.

B Het gebruik van OncoMouseTM voldoet aan de drie Vs van de dierethiek omdat het leidt tot verfijning van dierexperimenten.

C Het gebruik van OncoMouseTM is strijdig met de vijf vrijheden van Brambell omdat de proefdieren worden belemmerd in hun natuurlijke
gedrag.

Pagina 3/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 4 − 004 − microsatelliet (MA) analyse van normaal DNA − 80780.1.0

Onderstaande afbeelding toont een microsatelliet (MA) analyse van normaal DNA en van darmkankerweefsel van de marker D9S252.

Wat kun je concluderen over het signaal (piek) van het linker allel van marker D9S252 in het tumor DNA?

A het lange allel is verloren gegaan in de tumor

B het korte allel is verloren gegaan in de tumor

C deze marker is niet informatief

D er is in de tumor geen LOH voor deze marker

Vraag 5 − 005 − hallmark of cancer − 80782.1.1

Welke uitspraak over de ‘hallmarks of cancer’ is juist?

A De hallmarks of cancer zijn allemaal karakteristieke eigenschappen van kankercellen.

B Een maligne tumor vertoont meestal niet alle hallmarks of cancer.

C Een van de hallmarks of cancer is activering van de immuunrespons.

D Elke hallmark of cancer wordt gekarakteriseerd door één bepaalde genmutatie.

Vraag 6 − 006 − kankerdiagnoses − 80783.1.0

Het aantal kankerdiagnoses is in de afgelopen 30 jaar nagenoeg verdubbeld in Nederland.

Wat is de meest belangrijke verklaring voor deze verdubbeling?

A de opkomst van betere diagnostische methoden

B leefstijlveranderingen

C demografische veranderingen

D verbeterde signalering van patiënten met kanker in de Nederlandse Kankerregistratie

Pagina 4/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 7 − 007 − ontstaan van chromosomale afwijkingen − 80786.2.1

Afwijkingen in het DNA kunnen verschillende gevolgen hebben.

Zet de juiste gevolgen bij elk van de afwijkingen in het DNA.


Let op! Je moet ieder alternatief verslepen. Meerdere gevolgen per afwijking zijn mogelijk.

dubbelstrengs breuk in het DNA translocatie


micronucleus

pyrimidine dimeer puntmutatie

verlies van het p53 gen verminderde apoptose


defect in een celcyclus
checkpoint

Vraag 8 − 008 − Next Generation Sequencing − 80789.1.0

Met behulp van Next Generation Sequencing is gevonden dat in Hairy Cell Leukemia (HCL) vaak activerende mutaties in BRAF kinase
voorkomen.

Welke strategie zullen de onderzoekers volgen om de behandeling van HCL patiënten zo snel mogelijk te verbeteren?

A testen of HCL cellen gevoelig zijn voor bestaande BRAF remmers

B testen of HCL cellen gevoelig zijn voor bestaande BRAF activators

C reparatie van de oncogene mutatie in BRAF met behulp van genome editing

D verwijdering van het aangedane BRAF gen met behulp van genome editing

Vraag 9 − 009 − een celkweek van prolifererende menselijke huidcellen − 80792.1.0

Een celkweek van prolifererende menselijke huidcellen is behandeld met een bepaalde stof gedurende 30 uren. Vervolgens zijn deze cellen
behandeld met de DNA-bindende stof propidium iodide en geanalyseerd met flow cytometrie. Het resultaat is weergegeven in een grafiek.
Grafiek A toont het resultaat van de analyse van de onbehandelde cellen en grafiek B van de behandelde cellen.

Met welke stof zijn waarschijnlijk de cellen in grafiek B behandeld?

A DNA polymerase remmer aphidicolin

B PARP remmers

C Eribulin (Vinca alkaloid)

D Topoisomerase I remmer Topotecan

Pagina 5/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 10 − 010 − een familie met xeroderma pigmentosum − 80795.1.1

Onderstaande afbeelding toont een familie met xeroderma pigmentosum (zwart symbool).

Wat is de kans van het ongeboren kind om deze ziekte te krijgen?

A <1/500

B 1/128

C 1/64

D 1/48

E 1/18

F 1/4

Vraag 11 − 012 − MDM2 genamplificatie − 80801.1.3

Wat is het gevolg van een MDM2 genamplificatie in een tumor op de regulatie van p53 en de reactie op DNA-beschadigende
chemotherapie? (4p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 40 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
Genamplificatie zorgt voor verhoogde MDM2 eiwit concentratie(1p) waardoor geen vrije of lage concentratie p53 aanwezig is in de kern (1p) waardoor p21
en BAX niet tot expressie komen (1p) en apoptose niet plaats vindt.(1p)

Vraag 12 − 013 − MLL gen − 80806.1.0

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
sommige van zijn normale functies behoudt.

Welke van de onderstaande functies blijft behouden?

A verwijderen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4me3)

B aanbrengen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4)

C binden aan specifieke target genen in het genoom

D translocatie van het cytosol naar de celmembraan

Pagina 6/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 13 − 014 − β−catenine − 80809.1.0

Twee beweringen over β-catenine zijn:


1. het Wnt signaal stimuleert de accumulatie van niet aan APC-gebonden β-catenine in het cytoplasma
2. het “vrije” β-catenine functioneert binnen de celkern als een zelfstandige Transcriptie Factor die Wnt-gevoelige genen activeert

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C 1 en 2

D geen

Vraag 14 − 015 − epitheelcellen − 80811.1.1

1. Welke twee structuren zijn belangrijk om epitheelcellen aan elkaar te kitten (=zo aan elkaar binden dat moleculen niet
tussen de cellen door kunnen lekken)? (1p)

2. Welk eiwit speelt een belangrijk rol in cel-cel verbinding van epitheelcellen? (1p)

3. Welke molecuul verschaft intracellulaire stevigheid aan epitheelcellen? (1p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. desmosomen en adherente juncties (adhesion belts) (1p)
2. e-cadherine (1p)
3. actine (1p)

Vraag 15 − 016 − een hoge bloeddruk − 80840.2.2

Een patiënt verschijnt op de polikliniek Hematologie met een hoge bloeddruk en vage lichamelijke klachten. Het vermoeden bestaat dat er
sprake kan zijn van een chronische myeloide leukemie (CML) of van essentiële trombocytose (ET). Klinisch en laboratoriumonderzoek moet
uitwijzen van welk ziektebeeld er bij deze patiënt sprake is.

Welke combinatie van onderzoeken zijn sluitend (Ja) of niet sluitend (Nee) om onderscheid te kunnen maken tussen CML en
ET?
Maak onderstaande tekst kloppend, door steeds het juiste antwoord te kiezen.

Type onderzoek Ja/Nee


Analyse van de bloedsamenstelling en bepaling van de hematocriet nee
Bepaling van het aantal bloedplaatjes en palpatie van de milt nee
Moleculaire detectie van DNA mutatie(s) en chromosoom onderzoek ja
Morfologisch onderzoek van beenmerg en bloed nee
Morfologisch onderzoek en immunodiagnostiek van beenmerg en bloed nee

[Lijst] [Lijst] [Lijst] [Lijst] [Lijst]


nee nee ja nee nee
ja ja nee ja ja

Pagina 7/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 16 − 017 − het laboratoriumonderzoek − 80892.1.1

Bij het laboratoriumonderzoek op de afdeling Hematologie wordt bij een patiënt met een sterk verhoogde aanmaak van rode bloedcellen
een mutatie in het JAK2 gen ontdekt, waardoor het mutanteiwit JAK2-V617F wordt aangemaakt.

Welke van de onderstaande uitspraken over het mutant eiwit JAK2-V617F is of welke zijn juist?

A de activiteit van het pseudokinase domain (JH2) van JAK2 is verlaagd

B de activiteit van het pseudokinase domain (JH2) van JAK2 is verhoogd

C de activiteit van het kinase domain (JH1) van JAK2 is verlaagd

D de activiteit van het kinase domain (JH1) van JAK2 is verhoogd

Vraag 17 − 018 − Puntmutaties in het RAS gen − 80893.1.0

Puntmutaties in het RAS gen komen voor bij verschillende vormen van kanker. Door deze mutaties ontstaat een oncogene vorm van het
RAS eiwit, dat continu actief is.

Welke van de onderstaande mechanismen is of welke zijn betrokken bij de werking van oncogeen RAS?

A spontane binding van de guanine exchange factor (GEF) aan groeifactor receptoren via het Grb2 “docking” eiwit

B verhoogde GTPase activiteit van RAS.

C verlies van bindingsplaats van GAP aan RAS

Vraag 18 − 019 − Clonale hematopoiese − 80895.2.0

Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in bloedvormende stam- en voorlopercellen. Dit komt in ~10% van
ouderen voor, zonder dat er sprake is van klinische kenmerken van (voorstadia) van acute myeloide leukemie (AML).

Welke van de onderstaande uitspraken over deze verworven mutaties in clonale hematopoiese bij ouderen is of welke zijn
juist?

A Ze verschillen van de mutaties die bij AML worden gevonden en zijn daarom niet pathogeen.

B Het zijn vaak “driver” mutaties in AML, maar als geïsoleerde mutaties niet pathogeen.

C Ze hebben voorspellende waarde voor het risico op AML.

Pagina 8/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 19 − 021 − primaire myelofibrose (PMF) − 80897.3.1

Bij patiënten met primaire myelofibrose (PMF) kunnen 3 verschillende typen gen mutaties voorkomen, te weten:
1. mutaties in MPL, het gen dat codeert voor de thrombopoietine receptor (TPO-R)
2. mutaties in JAK2, het gen dat codeert voor het JAK2 tyrosine-kinase
3. mutaties in CALR, het gen dat codeert voor het calreticuline eiwit

Welke van deze mutaties wordt of worden ook gevonden bij Polycythemia vera?

A alleen de mutatie in MPL

B alleen de mutatie in JAK2

C alleen de mutatie in CALR

D mutaties in MPL en JAK2

E mutaties in MPL en CALR

F mutaties in JAK2 en CALR

G alle 3 de mutaties

Vraag 20 − 022 − morfologie van bloed− en beenmergcellen − 80898.1.1

Het beoordelen van de morfologie van bloed- en beenmergcellen in een uitstrijkpreparaat is niet eenvoudig. Toch besteden we hier in het
kader van leukemie uitgebreid aandacht aan.

Noem twee argumenten waarom het belangrijk is om een goede interpretatie van de morfologie van hematopoietische cellen
te kunnen geven. (4p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 50 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
- hiermee kunnen (1) differentiatielijn en (2) rijpingsstadium van hematopoietische cellen worden bepaald (2 x 1p)
- bij ophoping van cellen met een specifieke morfologie in bloed en/of beenmerg is dit een indicatie van het type aandoening / leukemie (1p)
- het type leukemie is bepalend voor de behandeling en de prognose van de patiënt (1p)

Te weinig voor punten:


hiermee wordt de diagnose leukemie / het type leukemie vastgesteld (0p)

Vraag 21 − 024 − CML patienten − 80901.1.1

CML patiënten met een translocatie t(9;22), worden behandeld met het molecuul Imatinib. Sommige patiënten worden na een periode van
behandeling ongevoelig voor deze vorm van therapie.

Waardoor wordt deze ongevoeligheid meestal veroorzaakt?

A imatinib wordt afgevoerd naar de lever, waar het wordt afgebroken

B de patiënten ontwikkelen een immuunreactie tegen Imatinib

C mutaties in het bcr-abl gen zorgen voor verlaagde gevoeligheid van het eiwit voor Imatinib

D de leukemie cellen zijn in staat om Imatinib buiten de cel te houden

Pagina 9/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 22 − 025 − chromatine condities − 80903.1.0

Welke van de onderstaande chromatine condities horen bij een gen dat is aangeschakeld?

A Histon acetylering - DNA methylatie - Euchromatine

B Histone de-acetylering - DNA methylatie - Euchromatine

C Histon acetylering - DNA de-methylatie - Euchromatine

D Histone de- acetylering - DNA de-methylatie - Euchromatine

E Histon acetylering - DNA methylatie - Heterochromatine

F Histone de- acetylering - DNA methylatie - Heterochromatine

G Histon acetylering - DNA de-methylatie - Heterochromatine

H Histone de- acetylering - DNA de-methylatie - Heterochromatine

Pagina 10/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 23 − 026 − Het diffuus grootcellig B−cel lymfoom (DLBCL) − 80905.1.2

Het diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) is het meest voorkomende subtype non-Hodgkin Lymfoom. Onderstaande afbeelding toont de
uitkomst van een BCL2 RNA en eiwit analyse van een gezonde (Ctrl) en aangedane (FL) lymfklier van een patiënt met DLBCL.

Welke mutaties of chromosomale veranderingen kun je op basis van deze analyse uitsluiten?

A aneuploidie chromosoom 18

B grote deletie (één of meerdere exonen)

C kleine (1-2 nucleotiden) leesraamverschuivende deletie

D genamplificatie

E missense puntmutatie exon 2

F nonsense puntmutatie exon 2

G translocatie, ongebalanceerd

H translocatie, gebalanceerd

Pagina 11/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 24 − 027 − Globaal genoom nucleotide excisieherstel (GG−NER) − 80906.2.2

Globaal genoom nucleotide excisieherstel (GG-NER) maakt gebruik van meer dan 30 eiwitten en bestaat uit 6 stappen.
Sleep genoemde stappen in de juiste volgorde in het bovenste vak.

1 herkenning DNA beschadiging door XPC/RAD23B complex

2 ontwinden DNA door helicase activiteit XPD en XPB

3 aanbrengen enkelstrengs DNA breuk door ERCC1/XPF complex

4 excisie enkelstrengs DNA fragment met DNA beschadiging door XPG

5 DNA synthese

6 ligatie

Vraag 25 − 028 − microsatelliet instabiliteit − 80907.1.1

Welke bewering over microsatelliet instabiliteit is juist?

A het veroorzaakt Lynch syndroom

B het wordt waargenomen bij een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem

C het is aan te tonen door middel van spectrale karyotypering (SKY)

D het is het gevolg van een translesie synthese defect

Vraag 26 − 029 − het restrictiepunt in de G1 fase − 80909.2.1

Welke van onderstaande beweringen over het restrictiepunt in de G1 fase van de celcyclus is juist?

A Een groeisignaal zorgt voor verhoogde CyclineD/CDK4 eiwitconcentratie waardoor achtereenvolgens het RB eiwit in het E2F/RB complex
wordt gedefosforyleerd, E2F wordt geactiveerd en transcriptie van genen nodig voor de DNA replicatie start.

B Wanneer de cel het restrictiepunt is gepasseerd is er geen weg terug en moet de gehele celcyclus worden doorlopen.

C DNA beschadigingen zorgen voor een verhoogde CyclineD/CDK4 eiwitconcentratie waardoor achtereenvolgens het RB eiwit in het E2F/RB
complex wordt gefosforyleerd, E2F wordt geactiveerd en transcriptie van genen nodig voor de DNA reparatie start.

D Wanneer de cel door DNA beschadigingen in het restrictiepunt is blijven hangen moet eerst alle DNA schade worden gerepareerd voordat de
cel de celcyclus kan vervolgen.

Vraag 27 − 030 − chronotherapie − 80910.1.1

Wat verstaat men bij medicijngebruik onder “chronotherapie”?

A het innemen van medicijnen in een bepaalde volgorde

B het innemen van medicijnen op een vast moment van de dag

C het langzaam opbouwen van de dosis van een medicijn

D langdurig medicijngebruik (bijv. nabehandeling bij tumoren)

Pagina 12/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 28 − 031 − CARD11 − 80912.2.0

Je bent onderzoeker en je vermoedt dat een bepaald subtype leukemie voor overleving van de kankercellen afhankelijk is van het CARD11
eiwit. Helaas is er geen remmer van dit eiwit bekend.

Op welke manier kun je testen of het CARD11 eiwit inderdaad nodig is voor overleving van de kankercellen?

A door de hoeveelheid van dit eiwit te meten met behulp van immunoblotting in normale cellen en kankercellen

B door de hoeveelheid van dit eiwit te meten met behulp van massaspectrometrie in normale cellen en kankercellen

C door een siRNA dat complementair is aan CARD11 mRNA in te brengen in normale cellen en kankercellen en het aantal cellen te meten na
enkele dagen

D door CARD11 eiwit verhoogd tot expressie te brengen met behulp van het CARD11 cDNA in normale cellen en kankercellen en het aantal
cellen te meten na enkele dagen

Vraag 29 − 032 − weefels − 80911.2.0

Elk van de Onderstaande weefsels hebben een meest voorkomend carcinoom (‘favoriete tumor’).

Voor welke weefsels zijn dat adenocarcinomen?

A endocervix

B tong

C huid

D mamma

Vraag 30 − 033 − Maligne tumorcellen − 81019.2.1

Maligne tumorcellen kunnen lymfeklieren binnendringen via één structuur en de lymfklier weer verlaten via twee structuren.

Via welke twee structuren kunnen tumorcellen uit een lymfklier komen?

A marginale zones en venules

B interfolliculaire ruimte en efferente lymfebanen

C efferente vaten en venules

D marginale zones en interfolliculaire ruimtes

E venules en interfolliculaire ruimtes

F marginale zones en efferente lymfebanen

Pagina 13/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 31 − 034 − Uitzaaiïngen van bronchuscarcinomen manifesteren − 81020.3.1

Uitzaaiïngen van bronchuscarcinomen manifesteren zich meestal het eerste in lymfeklieren.

Wat is hierbij het frequentst aangedane station?

A interbronchiaal lymfeklieren

B supraclaviculaire lymfeklieren

C mediastinale lymfeklieren

D retrobronchiale lymfeklieren

E jugulaire lymfeklieren

Vraag 32 − 035 − De uitzaaiïng in lymfklierstructuren − 81021.2.0

De uitzaaiïng in lymfklierstructuren lijken meestal volgens een van de vaststaande lymfedrainage patronen te verlopen. Dit verloopt echter
niet in alle gevallen zo.

1. Hoe heet een metastase die zich manifesteert in een onverwachte klier? (1p)

2. Een metastase kan ook tussen twee lymfklierstations of lymfklieren in gaan uitgroeien in een lymfbaan. Hoe heet dat
fenomeen? (1p)

3. Lymfebanen komen ook uit in lichaamsholtes. Hoe heet een dergelijke uitzaaiïngspatroon? (1p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. skipmetastase (1p)
2. in transit metastase (1p)
3. transcoelomische metastasering (1p)

Vraag 33 − 036 − matrix metalloproteinases bij tumorprogressie − 81022.2.2

Welke twee rollen hebben matrix metalloproteinases bij tumorprogressie?

A maakt transcriptie factoren vrij en verzwakt adhesie

B maakt groeifactoren vrij en breekt onoplosbare componenten af

C remt adhesie structuren en methyleert transcriptie factoren

D bevordert desmosomen afbraak en breekt fibronectin af

E blokkeert apoptosis en versnelt motiliteit

Pagina 14/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 34 − 037 − Circulerende tumorcellen − 81023.2.0

1. Circulerende tumorcellen kunnen geëlimineerd worden uit de circulatie. Welke cellen zijn hiervoor verantwoordelijk? (1p)

2. Migratie door de bloedbaan en vervolgens uitgroei tot een metastase wordt gekenmerkt door een fenomeen dat alle
veranderingen weergeeft. Hoe noemen we dit fenomeen? (1p)

3. Fragmenten van tumorcellen kunnen ook ‘meeliften’ met bloedcellen. Welke bloedcellen zijn dit? (1p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 3)
1. Immuun cellen (1p)
2. MET (mesenchymale epitheliale transitie) (1p)
3. bloedplaatjes (thrombocyten) (1p)

Vraag 35 − 038 − het lymfoide− of myeloide − 81024.2.1

Bij tumoren van het lymfoide- of myeloide type gebruiken we meestal niet de term metastasering maar een andere term.

Welke term is dat? 

A transformatie  

B blasten crisis  

C dedifferentiatie 

D disseminatie 

E transdifferentiatie

Vraag 36 − 039 − een tumor in het sigmoid − 81025.2.1

Een patiënt met een tumor in het sigmoïd heeft een sigmoïd resectie ondergaan. Er zijn klinisch geen aanwijzingen voor metastasen. In de
conclusie van het pathologieverslag staat: adenocarcinoom reikend tot in het pericolische vetweefsel. Bij het preparaat 14 lymfklieren met in
3 lymfklieren metastase adenocarcinoom.

Wat is de TNM classificatie van deze tumor?

A T2N1M0

B T3N1M0

C T2N2M0

D T3N2M0

Pagina 15/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 37 − 040 − het familaire poliposis coli (FAP) syndroom − 81026.2.1

Bij een patiënt met het familiaire polyposis coli (FAP) syndroom kan de dikke darm duizenden poliepen bevatten.

Wat voor soort poliepen zijn dit?

A hyperplastische poliepen

B ontstekingspoliepen

C metaplastische poliepen

D neoplastische poliepen

Vraag 38 − 041 − de sporadische colontumorigenese − 81027.3.0

Geef van elk van onderstaande gebeurtenissen aan of deze geacht wordt vroeg (V), laat (L) of niet relevant (NR) te zijn voor
de sporadische colontumorigenese.

Genetische gebeurtenis
APC-gen verlies vroeg
P53 inactivatie laat
K-RAS inactivatie niet relevant
MSH2 inactivatie vroeg

[Lijst] [Lijst] [Lijst] [Lijst]


vroeg laat niet relevant vroeg
laat vroeg vroeg laat
niet relevant niet relevant laat niet relevant

Vraag 39 − 042 − een 42−jarige man die bloed plast − 81003.3.0

Je bent huisarts. Op je spreekuur komt een 42-jarige man die bloed plast. Deze patiënt heeft soms ook pijn in de linker flank.

Welk radiologisch onderzoek vraag je als eerste aan?

A echo abdomen

B CT abdomen

C MRI abdomen

Pagina 16/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 40 − 043 − longtumor − 81004.2.1

Een patiënt met een reeds bekende longtumor hoest nu meer bloed op en zijn gewicht is 10kg verminderd.

Welke test is of welke zijn het meest geschikt om progressieve ziekte uit te sluiten?

A RX thorax + echo abdomen

B CT thorax + echo abdomen

C CT thorax-abdomen

D MRI thorax-abdomen

Vraag 41 − 044 − pancreastumor − 81005.2.3

Een patiënt met pancreastumor en meerdere botmetastasen, longmetastasen en levermetastasen krijgt een palliatieve behandeling.

Welke volgende stelling past het beste voor deze patiënt?

A Het is verstandig om zo vaak mogelijk (bijvoorbeeld elke maand) een CT thorax abdomen scan te maken, zo kan je progressie snel
aantonen.

B Het is verstandig om zo vaak mogelijk (bijvoorbeeld elke maand) een MRI thorax en abdomen te maken.

C Beeldvorming is doorgaans niet maandelijks nodig.

Vraag 42 − 045 − palliatieve chirurgie − 81006.2.2

Welke van de onderstaande stellingen over palliatieve chirurgie bij de behandeling van patiënten met kanker is of welke zijn
juist?

A Palliatieve chirurgie moet altijd uitgevoerd te worden als de patiënt operabel is.

B Palliatieve chirurgie dient voorafgegaan te worden door neo-adjuvante systeemtherapie om de overleving te verbeteren.

C Palliatieve chirurgie kan uitgevoerd worden als metastasen resectabel zijn.

D Palliatieve chirurgie dient alleen uitgevoerd te worden als de primaire tumor lokale pijnklachten geeft.

Vraag 43 − 046 − multimodaliteit − 81007.2.3

Welke omschrijving geeft géén adequate weergave van het begrip multimodaliteit binnen een behandelvoorstel?

A Voor een patiënt met gemetastaseerd coloncarcinoom wordt in het wekelijkse interne overleg met alle oncologen overwogen of een inductie
chemotherapiebehandeling met of zonder toevoeging van een angiogeneseremmer dient te worden gestart om de kans op resectabiliteit van
de levermetastasen te vergroten.

B Voor een patiënt met familiair coloncarcinoom wordt tijdens de chirurgische overdracht besproken of een totale of partiële colectomie de
beste behandeloptie is.

C Voor een patiënt met gemetastaseerd mammacarcinoom wordt in het wekelijkse interne overleg met alle oncologen overwogen of
chemotherapie of bestraling de beste optie is om symptomatische botmetastasen te behandelen.

D Voor een patiënt met lokaal gevorderd longcarcinoom wordt tijdens de weekendoverdracht door de aanwezige longartsen besproken of
primaire resectie kan plaatsvinden of dat eerst radiotherapie dient te worden gegeven.

Pagina 17/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 44 − 047 − neo−adjuvante chemoradiotherapie − 81008.2.4

Wanneer spreken we van neo-adjuvante chemoradiotherapie?

A Voor een in opzet curatieve resectie van een rectumcarcinoom krijgt de patiënt voorbestraling via de radiotherapeut.

B Na het aanleggen van een stoma bij een patient met een lokaal irresectabel rectumcarcinoom krijgt de patiënt bestraling op een
symptomatische botmetastase die is ontstaan tijdens eerdere chemotherapie.

C Voor een lokaal gevorderd primair irresectabel slokdarmcarcinoom krijgt patiënt chemoradiotherapie als eerste behandelmodaliteit.

D Voor een lokaal gevorderd primair resectabel slokdarmcarcinoom krijgt patiënt chemoradiotherapie als eerste behandelmodaliteit.

Vraag 45 − 048 − de therapeutische index van systemisch − 81009.2.1

Wat wordt bedoeld met de therapeutische index van systemisch toe te dienen antikankermiddelen? (2p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
het verschil tussen de dosis die nodig is voor een therapeutisch effect en de dosis waarna toxisch effecten kunnen worden verwacht
Totaal aantal punten: 2 (1 punt voor benoemen van verschil in dosis en 1 punt voor benoemen therapeutisch en toxische effecten).

Vraag 46 − 049 − Chemotherapie kan bijwerkingen geven − 81010.3.0

Chemotherapie kan bijwerkingen geven op snel en traag delende weefsels.

Welke van de volgende uitspraken met betrekking tot chemotherapie is of welke zijn juist?

A bijwerkingen op snel delende weefsels zijn vaak irreversibel

B bijwerkingen op traag delende weefsels zijn vaak irreversibel

C bijwerkingen op traag delende weefsels zijn doorgaans levensbedreigend

D bijwerkingen op snel delende weefsels zijn nooit levensbedreigend

Vraag 47 − 050 − een lineaire versneller 1−1.5 meter dik − 81011.3.3

Wat is de reden dat de deuren van de ruimte van een lineaire versneller 1-1.5 meter dik zijn?

A Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de alpha-straling er doorheen dringen.

B Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de beta-straling er doorheen dringen.

C Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kan de gamma-straling er doorheen dringen.

D Bij een dikte van de deuren van minder dan 1- 1.5 meter kun je geen brachytherapie met after loading in die ruimte geven.

Pagina 18/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 48 − 051 − indirecte DNA−schade − 81012.2.1

Wanneer spreekt men van indirecte DNA-schade door radiotherapie?

A bij schade aan het DNA door vrije radicalen

B bij reversibele schade aan het DNA

C bij irreversibele schade aan het DNA

D bij schade aan het DNA op de zeer lange termijn

Vraag 49 − 052 − LET−straling − 81013.2.2

Waarom is hoge LET-straling bij gelijke energie effectiever dan lage LET-straling? (2p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 30 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
bij een hoge LET zijn er veel meer ionisaties langs het spoor van een ioniserend deeltje
Totaal 2 punten (1 p voor aantal ionisaties en 1 punt voor spoor of track)

Vraag 50 − 053 − zuurstofarme centrum − 81014.2.2

Waarom is het zuurstofarme centrum van een tumor minder gevoelig voor bestraling?

A De dode cellen in hypoxisch gebied zijn minder gevoelig voor bestraling.

B Er kunnen minder vrije zuurstofradicalen gevormd worden.

C Er is minder directe DNA-schade in hypoxische omstandigheden.

D Het centrum van de tumor is minder goed te bereiken door de grotere afstand tot het oppervlak.

Pagina 19/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 51 − 054 − dosis−effect curven − 81015.2.0

Zie bijgaande afbeelding voor een aantal dosis-effect curven met oplopende doses radiotherapie:

Sleep de naam (rechts) naar de juiste namen (curves A, B en C) in de tabel (links).

A tumorweefsel; behandeling met radiotherapie en cetuximab

B tumorweefsel; alleen behandeld met radiotherapie

C normaal weefsel; alleen behandeld met radiotherapie

Vraag 52 − 055 − radiotherapie − 81016.2.2

Zie bijgaande afbeelding van een patiënt welke behandeld moet worden met radiotherapie:

Wat gebeurt hier met deze patiënt en waarvoor dient het zwarte hulpmiddel onder de knieën?

A Patiënt wordt bestraald ter plaatse van het hoofd, het hulpmiddel dient voor comfort.

B Patiënt wordt bestraald ter plaatse van het hoofd, het hulpmiddel dient voor positioneringsnauwkeurigheid.

C Patiënt ondergaat een planning-CT van het hoofd, het hulpmiddel dient voor comfort.

D Patiënt ondergaat een planning-CT van het hoofd, het hulpmiddel dient voor positioneringsnauwkeurigheid.

Pagina 20/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 53 − 056 − 4 aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg − 81017.2.1

Noem vier aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg. (4p)

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
- stadium van de ziekte (levensbedreigend stadium)
- kwaliteit van leven belangrijkste uitgangspunt
- multi-dimensionele benadering
- gericht op zowel patiënt als naasten
- acceptatie van de dood als normaal proces
- wens van de patiënt centraal
- inclusief rouwbegeleiding
Totaal: 4 punten 1 per correct antwoord

Vraag 54 − 057 − Advance care planning (ACP) − 81018.2.0

Advance care planning (ACP) is een belangrijk proces binnen de palliatieve zorg.

Twee beweringen over advance care planning:


1. het gesprek over het reanimatiebeleid is een onderdeel van ACP
2. advance care planning moet door de dokter geïnitieerd worden

Welke bewering is of welke zijn juist?

A alleen 1

B alleen 2

C 1 en 2

D geen

Vraag 55 − 058 − Een 55−jarige vrouw heeft obesitas en heeft gezondheidsklachten − 80965.1.2

Een 55-jarige vrouw heeft obesitas en heeft gezondheidsklachten die gerelateerd zijn aan haar gewicht. Ook bleek recent na een onderzoek
dat er sprake is van een hoge coronaire arteriële calcificatie. Dit houdt in dat patiënte een verhoogd risico heeft op het krijgen van hart- en
vaatziekten de komende jaren. Naast het nemen van preventieve medicatie, zou patiënte moeten afvallen om het risico op hart- en
vaatziekten te verkleinen.

Als de patiënte zich in de contemplatiefase bevindt (stages of change model), wat zou dan de meest geschikte actie zijn voor
jou als arts?

A Je maakt samen een plan van aanpak (dieet en fysieke activiteit) om de komende weken gewicht te verliezen.

B Je bespreekt de voor- en nadelen van een lager gewicht vanuit het perspectief van de patiënte.

C Je vraagt naar haar huidige eetgedrag en fysieke activiteit om te achterhalen of ze gezond eet en voldoende beweegt.

D Je vraagt haar hoe ze de afgelopen weken haar nieuwe dieet en toegenomen fysieke activiteiten heeft ervaren en waar ze barrières is
tegengekomen om terugval te voorkomen.

Pagina 21/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 56 − 059 − gedragsverandering − 80968.1.3

Je bent huisarts. Op je spreekuur zie je een 52-jarige man die al meer dan 35 jaar ongeveer een pakje sigaretten per dag rookt. Veel
mensen uit zijn familie en vriendenkring roken ook. Meneer komt echter nu bij je omdat hij de laatste tijd veel last heeft van hoest en soms
komt er bij het hoesten ook wat bloed op. De patiënt ziet geen verband met zijn rookgedrag en vindt ook niet dat hij moet stoppen. Hij vertelt
enthousiast over de voordelen die hij ervaart van het roken en hij doet het immers al zo lang. Het is voor meneer echt iets dat bij zijn leven
hoort. Hij zou niet zonder kunnen. Je stuurt meneer echter wel door naar de longarts voor aanvullend onderzoek. Longkanker kan namelijk
niet worden uitgesloten.

In welk stadium van gedragsverandering bevindt de patiënt zich? (2p)


Motiveer je antwoord en beschrijf je antwoord in maximaal 50 woorden.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 2)
precontemplatiefase
Voorbeeld motivatie: meneer Maas is zich niet bewust dat hij ongezond leeft. Hij heeft nog niet nagedacht over gedragsverandering en bevind zich daarom
in de precontemplatiefase. (Totaal 2 punten. 1 voor het juiste antwoord, 1 voor een goede motivatie)

Vraag 57 − 060 − een ziekte − 80995.1.1

Voor een ziekte waar mogelijk een bevolkingsonderzoek voor gestart zal gaan worden is een screening test ontwikkeld met een relatief lage
sensitiviteit maar wel een hoge specificiteit.

Voor welk van de onderstaande situaties is deze test het meest geschikt?

A een ziekte met een hoge prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is zeer belastend

B een ziekte met een hoge prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is niet belastend

C een ziekte met een lage prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is zeer belastend

D een ziekte met een lage prevalentie en eventueel vervolgonderzoek is niet belastend

Pagina 22/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 58 − 061 − het bevolkingsonderzoek darmkanker − 80996.2.4

Kort na de start van het bevolkingsonderzoek darmkanker in 2014 werd besloten dat het noodzakelijk was om de normwaarde van de
ontlastingstest (FIT) te verhogen van 15 naar 47 microgram om de positief voorspellende waarde te verhogen van 42% naar 49%. Deze
aanpassing verlaagde tevens de sensitiviteit van 91% naar 83%.

Onderstaande 2x2 tabel geeft fictieve uitkomsten weer van het bevolkingsonderzoek darmkanker voor de verhoging van de normwaarde.

1. Wat zal er gebeuren met de specificiteit na het verhogen van de normwaarde en waarom zal dit het geval zijn? (2p)
Beschrijf je antwoord in maximaal 25 woorden.

2. Bereken het aantal fout-positieven indien direct was gestart met de hogere normwaarde van 47 microgram. (4p)
Laat ook je berekening zien.

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 6)
1. De specificiteit zal stijgen omdat er door de verhoogde normwaarde minder personen die niet ziek zijn een positieve test zullen krijgen.

2. Ziek & positieve test (terecht-positief): (27.300 + 2.700) * 0.83 = 24.900


Niet ziek & positieve test (fout-positief): (24.900 /0.49) * 0.51 = 25.916

Totaal: 6 punten

Voor vraag 1: 2 punten


1 punt voor het aangeven dat de specificiteit zal stijgen/verbeteren
1 punt voor een juiste onderbouwing

Voor vraag 2: 4 punten


1 punt voor de juiste berekening van terecht-positief
2 punten voor de juiste berekening van fout-positief (meer punten omdat dit de lastigste stap is)
1 punt voor het juiste antwoord

Vraag 59 − 062 − Kosteneffectiviteit van vroeger screenen op darmkanker − 81002.2.1

De incidentie van darmkanker onder de leeftijd van 50 jaar is de laatste decennia sterk toegenomen. De afgelopen jaren is er veel
onderzoek gepubliceerd over eerder beginnen met screening. In een kosteneffectiviteitsanalyse, gepubliceerd in Gastroenterology
(Ladabaum et al. 2019), is de kosteneffectiviteit vergeleken van twee verschillende strategieën:
1. Jaarlijkse screening met ontlastingstest vanaf leeftijd 50 tot en met 75 jaar
2. Jaarlijkse screening vanaf leeftijd 45 tot en met 75 jaar

In de tabel zie je de gedeeltelijke uitkomsten van de kosteneffectiviteitsanalyse.

Wat is de juiste ICER van eerder screenen (negatieve waarden toegestaan)?

A (3.447/21,307)=$162

B (3.447-3.339)/(21,307-21,293)=$7.714

C (3.447-5.146)/(21,307-21,165)=-$11.965

Pagina 23/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 60 − 063 − utilitarisme − 81000.2.3

Jij bent een beleidsmaker en streeft utilitarisme na. Je moet een nieuwe behandeling kiezen voor drie patiënten met gemetastaseerde
darmkanker; een patiënt met nog 4 gezonde levensjaren, een patiënt met nog 3 gezonde levensjaren en een patiënt met nog 6 gezonde
levensjaren:

Optie 1: Behandeling 1 resulteert in 5 extra QALY’s per persoon voor alle patiënten.

Optie 2: Behandeling 2 resulteert in een eindtotaal van 9 QALY’s per persoon voor alle patiënten.

1. Welke optie kies je? (1p)

2. En leg uit waarom? (3p)


Gebruik maximaal 50 woorden

Beoordelingsvoorschrift
Criterium 1 (Aantal punten: 4)
1. Optie 1 (1p)
2. Bij utilitarisme wordt er gestreefd naar een zo groot mogelijke verbetering in gezondheid voor zoveel mogelijk mensen (1p). Bij optie 1 is het totaal
aantal profiterende patiënten en QALYs hoger (2p).

Vraag 61 − 064 − de patientenzorg van elkaar verschillen − 80999.2.2

Er is een aantal aspecten waarin screening en de patientenzorg van elkaar verschillen.


Sleep elk van de onderstaande begrippen naar de juiste groep.

asymptomatisch symptomatisch

populatie individu

hoge specificiteit hoge sensiviteit

Vraag 62 − 065 − Lead time − 80998.2.2

Welke van de volgende beweringen over Lead time is juist?

A het is de periode tussen het preklinisch detecteerbaar worden en het overlijden.

B het is de periode van levensverlenging dankzij screening (extra levensjaren)

C het is de periode tussen het ontstaan van de kanker en de eerste klinische symptomen

D het is de periode tussen het ontstaan van de kanker en het preklinisch detecteerbaar worden

E het is de periode tussen het preklinisch detecteerbaar worden en de eerste klinische symptomen

Pagina 24/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1


Vraag 63 − 066 − beheersingsmechanismen − 80997.2.0

Sinds de jaren ’70 en ’80 zijn er meerdere ‘beheersingsmechanismen’ toegepast (uitgeprobeerd) om de kosten in de gezondheidszorg
enigszins onder controle te kunnen houden en keuzen in de zorg te maken. Eén van die beheersingsmechanimsen is ‘prioritering’.

Wat is kenmerkend voor prioritering?

A er vindt selectie plaats van medische behandelingen, verrichtingen, en voorzieningen

B er vindt selectie plaats van patiënten

C het doorvoeren van strikte budgettering

D QALY’s vormen de basis voor beleid

Pagina 25/25 - GENBA2A1 Oncologie - 1 - 2021-2022 REG - 29762.5.1

You might also like