Samenvatting Accountancy

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 13

Accountancy [MBM07a]

Deel 1: Het systeem van het dubbel boekhouden


Hoofdstuk 1: De balans
Een onderneming heeft:
- Werkmiddelen: gebouwen, machines, goederen, geld …
- Financieringsmiddelen die van verschillende personen of organisaties komen
 De samenstelling verandert voortdurend & de onderneming voert activiteiten uit
=> Resultaat (winst of verlies)

De boekhouding laat ons toe om op elk moment een beeld te krijgen van:
 De vermogenstoestand
= Toestand van de werk- en financieringsmiddelen op een welbepaald ogenblik
 Het resultaat
= Verlies of winst die ontstaat uit de commerciële, financiële en uitzonderlijke activiteiten
uitgevoerd in een welbepaalde periode

Boekhouden = het registreren van documenten met betrekking tot verrichtingen die een invloed
hebben op het vermogen en het resultaat van de onderneming
 Dubbel boekhouden = registreert elk document onder een dubbel oogpunt (2x)

BALANS
ACTIVA PASSIVA
Werkmiddelen Financieringsmiddelen
Bezittingen Schulden
A=P

Belasting over de toegevoegde waarde (btw)


 AANKOOP
BTW op aankopen  Terug te vorderen bij administratie  Vordering (A)
 VERKOOP
BTW op verkopen  Te betalen aan administratie  Schuld (P)

BALANS
ACTIVA PASSIVA
Oprichtingskosten Eigen vermogen
Vaste activa Voorzieningen en uitgestelde belastingen
Vlottende activa Schulden
Schulden > 1 jaar
Schulden ≤ 1 jaar
- LIQUIDITEIT + - OPEISBAARHEID +

Kapitaalhoudende ↔ Kapitaalloze vennootschappen:


Kapitaalloze vennootschappen kunnen worden opgericht zonder dat daarvoor een minimum aan
kapitaal vereist is
 Niet langer het begrip ‘kapitaal’, maar ‘inbreng’
Hoofdstuk 2: De balansrekeningen
Een balans geeft het vermogen van een onderneming weer, en dit 2x
 Wat doet men met het vermogen?
De aanwending?
= ACTIEF (A)
 Vanwaar komt het vermogen?
De oorsprong?
= PASSIEF (P)

Een balans moet steeds in evenwicht zijn!

BT = begintoestand = beginsaldi (BS)

Grootboek: via T-rekeningen


 Voor elke verrichting geldt:
Het gesommeerde gedebiteerde bedrag = het gesommeerde gecrediteerde bedrag

Afsluiten van de balansrekeningen via de proef- en saldibalans – werkwijze:

1. Reken het debet en credit totaal uit in het grootboek


2. Noteer deze totalen in de proef- en saldibalans
3. Bereken het saldo in de proef- en saldibalans
4. Noteer het saldo in het grootboek en sluit zo de rekening af
5. Eindbalans opstellen op basis van de saldibalans

Hoofdstuk 3: De resultatenrekeningen
RESULTATENREKENING
KOSTEN OPBRENGSTEN

Hieruit volgt het resultaat van de onderneming (winst of verlies)


 Dit resultaat zal het vermogen van de onderneming doen stijgen (bij winst) of doen dalen
(bij verlies) en komt dus op de passief van de balans tot uiting
Het resultaat is een + of – bron van het vermogen
Resultaat = opbrengsten – kosten
 Verlies
 Kapitaalvermindering
 Verliesoverdracht
 Tussenkomst vennoten
 Winst
- Belastingen = Nettowinst
 Verdelen: reserves, overdracht, dividend (aandeelhouders), tantièmes
(zaakvoerders), personeel …

Resultatenrekening
Investeringen  Activiteiten:
 Bedrijfsactiviteiten: bedrijfsopbrengsten en -kosten
 Financiële activiteiten: financiële opbrengsten en -kosten

Soorten kosten en opbrengsten

1. Commerciële of bedrijfsactiviteiten
 Recurrente bedrijfskosten en bedrijfsopbrengsten
= Komen zeer regelmatig voor en zijn dus inherent aan de normale
bedrijfsactiviteiten, aan de dagelijkse werking
 Niet-recurrente bedrijfskosten en bedrijfsopbrengsten
= Hebben een uitzonderlijk karakter. Ontstaan uit occasionele gebeurtenissen
2. Financiële activiteiten
 Recurrente financiële kosten en financiële opbrengsten
= Komen zeer regelmatig voor en zijn dus inherent aan de normale
bedrijfsactiviteiten, aan de dagelijkse werking
 Niet-recurrente financiële kosten en financiële opbrengsten
= Hebben een uitzonderlijk karakter. Ontstaan uit occasionele gebeurtenissen

Belasting over de toegevoegde waarde (btw) = verbruikersbelasting


 Voor de handelaar is de btw geen element van de kostprijs
 Hij is de belastingplichtige: hij is het die de btw aan de staat zal betalen

Hoofdstuk 4: Het minimum algemeen rekeningenstelsel (MAR)


Belgische ondernemingen verplicht het Minimum Algemeen Rekeningenstelsel (MAR) te gebruiken
 Voor eenheid in de boekhoudkundige terminologie en controle- en vergelijkingstaken te
vergemakkelijken

Klasse 1-5: balansrekeningen


Klasse 6-7: resultatenrekeningen
Klasse 8-9: kostprijsboekhouden
Klasse 0: orderrekeningen

Klasse (1 cijfer)
 Groepen (2 cijfers)
 Rekeningen (3 cijfers)
 Subrekeningen (min 4 cijfers)
Hoofdstuk 5: Journaal en grootboek
De registratie van een document:
 Grootboek
= De verzameling van alle T-rekeningen (numerieke volgorde)
 Journaal (dagboek)
= De verzameling van alle journaalposten (chronologische volgorde)
 Met volgnummer, datum, rekeningnummer (MAR), debet @ credit en de
omschrijving

Hoofdstuk 6: De proef- en saldibalans


Van beginbalans tot eindbalans:

1. De beginbalans opstellen
2. Het grootboek en journaal openen
- Met begintoestand (BT) of beginsaldi (BS): A  D +
P C+
 Er zijn op dit moment alleen balansrekeningen in de boekhouding (geen K & O)
- Debet @ credit
Omschrijving: openingspost
3. Boek de verrichtingen in het grootboek en het journaal
4. Boek de eindejaarsverrichting in het grootboek en het journaal
- Btw-saldo bepalen en subrekeningen wegboeken
 Btw-saldo boeken op definitieve btw-rekening (411 of 451)
Omschrijving: INV: btw-saldo
5. Stel de proef- en saldibalans op
- Alle T-rekeningen afsluiten
- Rekeningen inschrijven in de proef- en saldibalans
 Volgens MAR-nummer
 Alle balansrekeningen samen en subtotaal maken
 Alle resultatenrekeningen samen en subtotaal maken
 Het resultaat van het boekjaar bepalen
- Sluitpost in het journaal inschrijven
!!! Creditzijde in de saldibalans wordt debetzijde in het journaal (en omgekeerd) !!!
Omschrijving: sluitpost
6. De eindbalans opstellen

Hoofdstuk 7: Van begin tot eindbalans


Afsluitwerkzaamheden = inventarisverrichtingen

1. Taak 1: registratie van de afschrijvingskosten

- Begintoestand (BT) of beginsaldi (BS) boeken


- Waardedaling per materiële vaste activa berekenen: waarde / aantal jaar
- Waardedaling per materiële vaste activa boeken: …9 A  C -
Afschrijvingskost (som waardedalingen) boeken: 6302 K  D +
2. Taak 2: herklassering van schulden op meer dan één jaar

- Begintoestand (BT) of beginsaldi (BS) boeken


- Aflossing van het afgelopen boekjaar omboeken: P  D -
- Aflossing van het afgelopen boekjaar boeken op korte termijn schuld: 423 P  C +

3. Taak 3: overboeking van de btw-rekeningen

- Btw-saldo bepalen en subrekeningen wegboeken


- Btw-saldo boeken op definitieve btw-rekening (411 of 451)

Het resultaat van het boekjaar bepalen in de proef- en saldibalans:


- Balansrekening: debet – credit
- Resultatenrekening: credit – debet
 Winst (+) of verlies (-) boeken naar de passiefzijde op de balans

Opstellen van de resultatenrekening en eindbalans


 Getallen uit de proef- en saldibalans halen

Deel 2: De aan- en verkoopcyclus met hun uitgaven- en


inkomstenstroom
Factuur en creditnota – berekeningswijze

Prijs * hoeveelheid = bruto verkoopprijs


- Commerciële of handelskorting
+ Additionele kosten (vervoer, verzekering, niet terugneembare verpakking)
Bruto factuurprijs
- Korting voor contant of financiële korting
Maatstaf van Heffing of netto factuurprijs
+ Btw
+ Aangerekende terugneembare verpakking
Factuurbedrag bij contante betaling

+ Korting voor contant


Factuurbedrag bij betaling op termijn

Additionele kosten: altijd aan laagste btw-tarief dat op de factuur voorkomt


Factuurbedrag en creditnotabedrag = factuurbedrag bij betaling op termijn

Debetnota = wanneer er achteraf nog bijkomende kosten worden aangerekend.


Creditnota = gebruikt als correctie op de factuur.

Hoofdstuk 1: Aankoop van handelsgoederen


1. Aankopen handelsgoederen
 Factuur met aankoopkosten en terugstuurbare verpakking
 Factuur met commerciële korting
 Factuur met financiële korting
 Betaling op termijn: bekomen betalingskorting en bank boeken
Hetzelfde leveranciersbedrag omboeken
De creditnota
 NIET hetzelfde leveranciersbedrag omboeken
2. Aankopen diensten en diverse goederen

Intracommunautaire aankoop
 Wanneer je als Belgische onderneming een goed aankoopt bij een verkoper uit een land
binnen de EU, dan is de btw verschuldigd in het land van bestemming, namelijk België.
Daarnaast mag de Belgische onderneming via het systeem van verrekening of vooraftrek zijn
eigen betaalde btw gaan terugvorderen van de btw-administratie.
 Dit houdt in dat de Belgische onderneming als koper 2x btw boekt: nl. als een schuld en
als vordering t.a.v. de btw-administratie.
o Btw wordt niet aangerekend door leverancier
o Btw nog is boeken op extra rekening
 4512 Verschuldigde btw op intracommunautaire verwerving P  C +

Btw verlegd = btw te voldoen door medecontractant


 Bij werken in onroerende staat, uitgevoerd door een btw belastingplichtige, mag deze laatste
geen btw op de factuur vermelden of in rekening brengen, maar moet wel volgende
vermelding op de factuur zetten: “Belasting te voldoen door de medecontractant, KB nr. 1,
art. 20”.
 Bouwen, verbouwen, afwerken, inrichten, herstellen, onderhouden, reinigen, afbreken …
 Ook indien roerende goederen geleverd en geïncorporeerd worden in het onroerend goed
o Btw wordt niet aangerekend door leverancier
o Btw nog is boeken op extra rekening
 4513 Btw verlegd P  C +

Hoofdstuk 2: Verkopen
Berekeningsschema AANKOPEN VERKOPEN
factuurbedrag Soort rekening MAR-nummer Soort rekening MAR-nummer
PxQ K 6040 O 7040
- CK K 6042 O 7042
+ BK K 6043 O 7043
= BFB
- KvC O 757 K 657
= MvH
+ btw A 4110 P 4510
+ terugstuurbare A 418 P 488
verpakking
= FB contant
+ KvC
= FB termijn P 440 A 400

Hoofdstuk 3: Voorraadwijzigingen handelsgoederen


Einde van het boekjaar: voorraadinventarisatie = vergelijking eindvoorraad met beginvoorraad

Winst/verlies berekening = verkoop – kostprijs verkochte handelsgoederen


 Verkoop = aantal verkochte goederen * verkoopprijs
 Kostprijs verkochte handelsgoederen = aantal verkochte goederen * aankoopprijs
1. Eindvoorraad BJ 1 boeken
 Aan- en verkopen handelsgoederen boeken
 Eindvoorraad moet in de boekhouding worden opgenomen als “bezit”
o Bezit ↑: 340 Voorraad HG A  D +
o Kost ↓: 6094 Voorraadwijzigingen HG K  C -
 Waardering van de eindvoorraad altijd aan aankoopprijs!
2. (Lagere) eindvoorraad BJ 2 boeken
 Aan- en verkopen handelsgoederen boeken
 Beginvoorraad boeken (eindvoorraad BJ 1)
 Eindvoorraad BJ 2 boeken
o Eindvoorraad = beginvoorraad + aankopen – verkopen
o Bezit ↓: 340 Voorraad HG A  C -
o Kost ↑: 6094 Voorraadwijzigingen HG K  D +

Deel 3: De personeelskosten en hun uitgavenstroom


 Bediende: salaris/wedde
 Arbeider: loon

Berekeningsschema

Bruto
- RSZ-werknemersbijdrage: 13,07 %
Belastbare basis
- Ingehouden bedrijfsvoorheffing
Netto

Patronale bijdrage RSZ (RSZ-werkgeversbijdrage)


Hoeveel de werknemer “kost” aan de werkgever

Wegens de verschillen in uitbetaling van het vakantiegeld van arbeiders en bedienden worden de
RSZ-bijdragen voor de arbeiders (zowel de WG-bijdrage als de WN-bijdrage) op 108 % van het
brutoloon berekend

Hoeveel de werknemer “kost” aan de werkgever = bruto + patronale bijdrage RSZ


 Patronale bijdrage RSZ ook berekenen op brutoloon!

In de boekhouding:
 Netto: 455 Bezoldigingen
 Ingehouden bedrijfsvoorheffing: 453 Ingehouden voorheffingen
 RSZ-bijdragen (zowel de WG-bijdrage als de WN-bijdrage): 454 RSZ
 Bruto: 620 (6202 of 6203) Bezoldigingen (Bedienden of Arbeiders)
 Patronale bijdrage RSZ: 621 Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen

Boekhoudkundige verwerking via een sociaal secretariaat

Verplichtingen als werkgever:


 Betaling sociale bijdrage voor u én uw werknemers
 Aansluiting bij een kinderbijslagfonds
 Afsluiting arbeidsongevallenverzekering
 Naleving welzijnswetgeving
 Aangifte sociaal risico arbeidsongevallen

Een sociaal secretariaat werkt als volgt:


1. De onderneming geeft de prestaties van haar personeel door en de bezoldigingsafspraken
2. Het sociaal secretariaat doet de bezoldigingsberekening
3. De onderneming betaalt de bezoldigingen aan het personeel
4. Maandelijks stuurt het sociaal secretariaat een afrekening aan de onderneming in verband
met de RSZ-bijdrage, de bedrijfsvoorheffing en de beheerskosten
5. De onderneming betaalt de RSZ-bijdrage, de bedrijfsvoorheffing en de beheerskosten aan
het sociaal secretariaat die de RSZ-bijdrage en de bedrijfsvoorheffing doorstort aan de RSZ en
de fiscus

In de boekhouding:
 Loonstaat
o Zie hiervoor
 Schuld verleggen naar sociaal secretariaat en inboeken van beheerskosten
o RSZ-bijdragen en bedrijfsvoorheffing omboeken
o Beheerskosten: 61331 Sociale secretariaten
o Btw: 4110 Btw op aankopen
o Gesommeerde bedrag: 440 Leveranciers
 Uitbetaling van de netto bezoldiging aan werknemer
o Netto bezoldiging (onder 455 Bezoldigingen) omboeken
o 5500 Bank r/c
 Betaling aan het sociaal secretariaat
o 440 Leveranciers omboeken
o 5500 Bank r/c

Deel 4: Uitgebreidere studie van de activa


Hoofdstuk 1: Investeringen in vaste activa
1. Materiële vaste activa
= Actiefbestanddelen die lichamelijk ‘tastbaar’ in de onderneming aanwezig zijn en gedurende een
lange termijn (> 1 jaar) worden aangewend (situering MAR: klasse 2)

Aanschaffingswaarde/aanschaffingsprijs = aankoopprijs + bijkomende kosten


 Uitgezonderd terugbetaalbare belastingen en vervoerskosten

Bij de aankoop van een vast actief


 Het vast actief activeren A  D +
 De schuld door de aanschaf van het vast actief in de boekhouding opnemen P  C +

Op inventarisdatum boekt men:


 De waardedaling per materiële vaste activa: …9 A  C -
 De afschrijvingskost (som waardedalingen): 6302 K  D +

Waardedaling =
1 Aantal dagen in het jaar vanaf aankoop datum
aankoopprijs ( excl. btw ) * *
# jaar gebruiksduur Totaal aantal dagen in het jaar
 Aankoopdatum zelf moet meegeteld worden!

Verkoop van een vast actief

 Waarde van het vast actief voor de verkoop boeken


o De aankoopprijs (excl. btw) op de rekening van het vaste actief A  D +
o De waardedalingen per jaar op de rekening van het vaste actief …9 A  C –
 Verkoopfactuur boeken
o De rekening zelf en de waardedalingen van het vaste actief omboeken
o 4510 Btw op verkopen boeken
o Vordering op 416 Diverse vorderingen boeken
 Meer- of minderwaarde boeken
o 7630 Meerwaarde op de realisatie van immateriële en materiële vaste activa
6630 Minderwaarden op de realisatie van immateriële en materiële vaste activa
o Het verschil tussen de boekwaarde van het vaste actief en de verkoopprijs
 Boekwaarde = aankoopprijs – gesommeerde waardedalingen

Hoofdstuk 2: Investeringen in vlottende activa


1. Vorderingen op ten hoogste één jaar
Eerst de verkoop zelf boeken

Uit inventarisonderzoek blijken de dubieuze debiteuren


1. Een gewone klant wordt een dubieuze klant
o Een klant wordt altijd voor 100 % dubieus
o In de boekhouding zal een “gewone” vordering omgezet worden in een dubieuze
vordering
 400 Handelsdebiteuren omboeken A  C –
 407 Dubieuze debiteuren A  D +
2. Het geraamde verlies boeken (geschatte verlies op HV excl. btw  gegeven)
o Kost
 6340 Waardeverminderingen op HV ≤ 1 jaar: toevoeging K  D +
o Waardedaling van de oorspronkelijke handelsvordering
 409 Geboekte waardeverminderingen (-) A  C –

Bij herschatten van het verlies:


De extra kost en extra waardedaling van de oorspronkelijke vordering boeken
 Zie hiervoor
 Herschatte verlies – reeds ingeschatte verlies

Bij betaling door de curator: vordering op klant verdwijnt


 Boeken van het ontvangen geld
o Het ontvangen geld wegboeken op 407 Dubieuze debiteuren A  C –
o Het ontvangen geld boeken op 5500 Bank r/c A  D +
 Definitief verlies boeken
o Hulptabel
 HV excl. btw: nog te boeken verlies = “kost”
 642 Minderwaarden op de realisatie van handelsvorderingen K  D +
 Btw: te regulariseren met btw-administratie
 4511 Regularisaties btw op verkopen (-) P  D –
o 407 Dubieuze debiteuren wegboeken
409 Geboekte waardeverminderingen (-) wegboeken
 Zien dat D = C

Wanneer klant niet langer dubieuze klant is:


 Vordering wegboeken
o 407 Dubieuze debiteuren A  C –
o 400 Handelsdebiteuren A  D +
 Geschatte verlies boeken
o 409 Geboekte waardevermindering (-) A  D +
o 6341 Waardeverminderingen op HV ≤ 1 jaar: terugneming (-) K  C –

Geldbeleggingen – Klasse 5 (MAR 55-56-57)

Bij verrichtingen in plus of min van een financiële rekening zal de betrokken instelling een
rekeninguittreksel opmaken
 Geldopname: debetbericht
 Geldstorting: creditbericht
 Document wordt opgesteld vanuit het standpunt van de bank

De bank heeft – omdat klant geld bij de bank op rekening heeft staan – een schuld t.o.v. haar klant
Geldopname = klant neemt geld op dus:
 Schuld van de bank t.o.v. de klant daalt
= Debet van de schuldrekening

Transacties tussen financiële rekeningen

Twee documenten met dezelfde informatie, maar op verschillende tijdstippen


 Tussenrekening: 580 Interne overboekingen

Deel 5: Uitgebreide studie van de passiva


Hoofdstuk 1: Financiering met eigen vermogen
1. Kapitaal / inbreng

Kapitaalvennootschappen: rubriek ‘kapitaal’


Kapitaalloze vennootschappen: rubriek ‘inbreng buiten kapitaal’

2. Reserves en overgedragen winst (verlies)

Reserves = niet uitgekeerde winsten


Doel: gerealiseerde winst in de onderneming te houden, waardoor het EV v/d onderneming stijgt
 Klasse 1 – groep 13

Overgedragen winst = winst waaraan nog geen definitieve bestemming is gegeven


 Klasse 1 – groep 14
Boekhoudkundige verwerking:
 Resultatenrekeningen (K & O) wegboeken
 Winst/verlies bepalen en boeken
 69…/79…: zorgen dat D = C met het wegboeken van de resultatenrekeningen
 Winstbestemming boeken
 69…/79… omboeken

Verplicht te reserveren
5 % van de winst van het boekjaar tot max. 10 % van het kapitaal is bereikt

Hoofdstuk 2: Voorzieningen voor risico’s en kosten


= Een ‘spaarpot’ voor kosten die in de toekomst gemaakt zullen worden
= Beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op balansdatum
waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vast staat

Hoofdstuk 3: Financiering met vreemd vermogen


Maak een tijdslijn!

1. Bedrag van de lening wordt op de bankrekening gestort


LT-schuld boeken (alvast verminderd met eerste schijf): 1730 Schulden > 1 jaar P  C +
KT-schuld boeken (schijf): 423 Schulden ≥ 1 jaar die binnen het jaar vervallen P  C +
Volledige bedrag: 5500 Bank r/c A  D +
2. Kapitaalaflossing en intrestbetaling
Schijf op KT-schuld omboeken: 423 Schulden ≥ 1 jaar die binnen het jaar vervallen P  D -
Intrest boeken: 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden K  D +
Som daarvan: 5500 Bank r/c A  C -
3. Inventarisverrichting: deel van de LT-schuld wordt KT-schuld
Schijf op LT-schuld omboeken: 1730 Schulden > 1 jaar P  D -
Schijf op KT-schuld boeken: 423 Schulden ≥ 1 jaar die binnen het jaar vervallen P  C +

Wat als de intrestbetaling en de intrestkost van het boekjaar niet hetzelfde zijn?
Verschillen
 Het volledige bedrag van de lening wordt direct op de LT-schuldenrekening geboekt
 Halfjaarlijkse rentebetaling: 6500 Rente, … aan schulden @ 5500 Bank r/c
 Inventarisverrichtingen – hetzelfde, plus …:
o 6500 Rente, commissies en kosten verbonden aan schulden
@ 492 Toe te rekenen kosten
 De berekende rente van dat BJ * ((# resterende periodes na de laatste
intrestbetaling van dat BJ) / (om de hoeveel periodes de intrestbetaling
plaatsvindt)
o Overlopende rekening wegboeken
Deel 6: Boekhoudkundige registraties op het einde van een
boekjaar
Hoofdstuk 1: Afsluitwerkzaamheden
1. Van beginbalans tot eindbalans

2. De regularisatieboekingen

Verbeteren van fouten:


 Geboekt op de foute rekening
o Gewoonweg omboeken op de foute rekening en opnieuw inboeken op de juiste
 Geboekt met het foute bedrag
o Het verschil van beide bedragen omboeken en boeken op extra rekening:
664 Andere niet-recurrente bedrijfskosten

Regularisatie van resultatenrekeningen via overlopende rekeningen


 MAR 49…: ééndagsvliegen
 Algemeen: kosten en opbrengsten die betrekking hebben op 2 boekjaren toewijzen aan de
juiste periodes
o Facturen ontvangen en geboekt in BJ0, maar een deel van de K/O is voor volgend BJ
 Dus moeten we dat deel overdragen
=> Over te dragen kosten/opbrengsten
= Uitstelposten
o Facturen ontvangen en geboekt in BJ1, maar een deel van de K/O hoort bij vorige BJ
 De kosten/opbrengsten worden voorzien
=> Toe te rekenen kosten/verkregen opbrengsten
= Anticipatieposten
Aandachtspunten:
 Soms de overlopende rekening eerst boeken: let op debet en credit!
 Niet de volledige kost/opbrengst boeken, maar het juiste bedrag aan de toegewezen periode
 Op 1/01/BJ1 overlopende rekeningen altijd omboeken!

Hoofdstuk 2: Opstellen van de eindbalans


 Vermogen?
 Balans
 Winst/verlies?
 Resultatenrekening
 Resultaatbestemming?
 Resultaatverwerking
=> Via de proef- en saldibalans$

Te verwerken/bestemmen saldo = winst/verlies van het boekjaar + winst van het vorige boekjaar
- verlies van het vorige boekjaar

Balans, resultatenrekening en resultaatverwerking invullen


 Wanneer niet het volledige bedrag in de onderneming blijft, het overige bedrag noteren bij
‘overige schulden (47/48)’ op de passiefzijde

You might also like