Professional Documents
Culture Documents
Opkomst en Ondergang Van de Arbeidsman
Opkomst en Ondergang Van de Arbeidsman
De crisis van de arbeid is ook een crisis van de moderne mannelijkheid. Want de moderne,
burgerlijke man is in zijn diepste binnenste fundamenteel als arbeidsman ingesteld en
gestructureerd. Als iemand die van aanpakken weet en de dingen afmaakt, die doelgericht, rationeel,
efficiënt en zakelijk handelt, en altijd een meetbaar resultaat wil zien. Dat moet niet altijd 'in het
zweet zijns aangezicht' gebeuren. In dit opzicht is de moderne mannelijke identiteit best flexibel. De
man in maatpak in het management, in de ondernemersraad of in de regering ziet zich evengoed –
of zelfs nog meer – als maker, dan de arbeider in de bouw, aan de lopende band of aan het stuur van
een vrachtwagen. Deze laatsten zijn als voorbeeld van mannelijke beroepsoriëntering allang
verouderd en blijven enkel voorbehouden aan degenen die de sprong over de sociale horden op de
weg naar de hogere bureausferen niet halen. Des te meer dienen ze echter op het symbolische
niveau als representanten van ware mannelijkheid. Halfnaakte spierbundels met grote
schroefsleutels of voorhamers in de hand, decoratief een weinig met olie besmeurd maar voor de
rest aseptisch clean, poserend voor de esthetiserende coulissen van een autogarage of hoogoven: dàt
zijn de iconen van de moderne mannelijkheid.
Wanneer publiciteit gemaakt wordt voor designerpakken of mannenparfums moeten daarmee
fantasieën en identificatiewensen beroerd worden die diep in de mannelijke identiteitsstructuur
verankerd zijn. Daarom kunnen ook de tengere, bleke verzekeringsmedewerker of de zwaarlijvige,
kortademige bedrijfsleider van een limonadefirma zich met de spierbundels identificeren.
Lichamelijk gezien zijn het voor hen onbereikbare droombeelden, maar psychisch is iets anders
doorslagevend: de als beeldhouwwerken gespierde en gestaalde lichamen representeren voor hen de
aanspraak om macht uit te oefenen. Macht over anderen, over de wereld en over zichzelf. Het mag
dan een erbarmelijke macht zijn over een paar personeelsleden te beschikken, met een nieuwe
limonadesoort een concurrent van de markt te verdringen, of een grotere winst dan het vorige jaar te
realiseren. Die macht is ook heel precair, want hij wordt steeds bedreigd en betwist. Hij is niet
alleen afhankelijk van zijn zelfbehoud in de concurrentie, die kan altijd mislukken, maar ook van de
individueel niet te beïnvloeden marktomstandigheden. Juist wegens deze onzekerheid is een
voortdurende en agressieve zelfbevestiging nodig.
Het is dus niet alleen de gespierde lichamelijke bepantsering op zich, die de moderne man uitmaakt.
Veeleer staat die symbolisch voor een hardheid, die in de eerste plaats een innerlijke houding en
psychisch (zelf)beeld is. Een 'ware man' moet hard zijn, tegenover zichzelf en tegenover anderen.
Een sterke biceps is symbool voor zelfbeheersing, discipline en opoffering, voor de macht van de
wil over het eigen lichaam. De geest is willig, het vlees is zwak – en dus moet het eerst aan banden
worden gelegd, wil men greep hebben op alles. Daarin ligt het verschil met de oude voorstelling van
een gezonde geest in een gezond lichaam. Hoewel hier al de scheiding tussen lichaam en geest
wordt aangekondigd, ging het toch nog om hun evenwichtige relatie. In de moderne opvatting staat
de beheersing en onderwerping van het lichaam door de geest op de voorgrond. De 'vrije wil' die
zich onafhankelijk van iedere zinnelijkheid waant en haar, precies omdat hij haar verloochent,
permanent moet bekampen en die er als de dood voor is dat hij die strijd wel eens zou kunnen
verliezen, vormt de sociaal-psychische kern van de burgerlijke man.
De arbeidsman in crisis
Hoewel dit construct van vrouwelijkheid heden ten dage in vraag gesteld wordt, enerzijds door de
wijdvertakte inschakeling van de vrouwen in het kapitalistische arbeidsproces, anderzijds door de
vrouwenbeweging, toch houdt het verwonderlijk hardnekkig stand en blijft het in de kern behouden.
In zoverre het vrouwen gelukt is maatschappelijke machtsposities in te nemen, was de prijs
daarvoor steeds een aanpassing aan de eisen van de als mannelijk ingeschreven normen van arbeid,
concurrentie en abstracte prestatie. Tegelijkertijd bleef zij, op het niveau van de samenleving als
geheel, verantwoordelijk voor het huishouden en de kinderen, en de objectivering van het
vrouwelijke lichaam voor seksuele mannenfantasieën is alomtegenwoordig, zoals een blik in de
tijdschriftkiosken of op de reclamepanelen onmiddellijk en onbetwijfelbaar bewijst.
Op het eerste zicht kan het voortbestaan van deze diametraal tegengestelde seksuele identiteiten
binnen het kapitalisme verwonderlijk lijken. Maar zolang de samenleving door de verdinglijkte
relatievormen van de koopwaar, het geld en de arbeid gestructureerd wordt, overleeft ook de
daarmee verbonden mannelijke subjectvorm. Ook de huidige crisis, die massaal mensen uit het
arbeidsproces stoot of hen steeds precairdere arbeidsrelaties oplegt, heft deze vorm niet op. De
crisis heeft weliswaar een van de wezenlijke steunpilaren van de mannelijke identiteit doen beven,
maar tegelijkertijd leidt hij tot een verscherping van de concurrentie op alle vlakken van het
dagelijkse leven. Onder deze omstandigheden lijken de klassieke eigenschappen van de moderne
mannelijkheid, zoals hard zijn, doorzettingsvermogen en meedogenloosheid, meer dan ooit op hun
plaats. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mannelijkheidscult vandaag weer hoogtij viert, met
in zijn spoor het daarbij horende seksistische en racistische geweld. Een fundamentele kritiek van
het moderne, mannelijk gestructureerde subject is dus noodzakelijk, zeker in deze omstandigheden
van algemene crisis, om een nieuw perspectief op maatschappelijke emancipatie te openen.