ARTUR ZAJCHOWSKI 2022

DE SCHOOL
Woordenschat + oefeningen
UITDRUKKINGEN VERBONDEN MET
SCHOOL:
-
Waar is de wc? - Gdzie jest toaleta?
-
Mag ik mijn ouders bellen? - Czy mogę zadzwonić do rodziców?
-
Waar is het lokaal 25? / Waar bevindt zich lokaal 25?
-
Waar is het wiskunde lokaal? - Gdzie jest sala matematyczna?
-
Wat is de volgende les? / Welke les hebben we als volgende? - Jaka jest nast lekcja?
-
Ik voel me slecht / Ik voel me niet zo goed - Źle się czuję
-
Ik voel me misselijk - niedobrze mi.
-
Mijn hoofd doet pijn / Ik heb een hoofdpijn - Boli mnie głowa.
-
Mijn maag doet pijn - boli mnie brzuch
-
Mijn been doet pijn - boli mnie noga
-
Mijn arm doet pijn - boli mnie ręka
-
Bezet - zajęte (toaleta)
-
Kunt u dat even herhalen? - Czy może Pan / Pani powtórzyć?
-
Mag ik naar het toilet? - Czy mogę do toalety?
-
Vandaag komen mijn ouders me ophalen - Dzisiaj odbiorą mnie rodzice
-
Ik ga met de trein (terug) / Ik zal met de trein teruggaan - wrócę pociągiem
-
Een kaartje alstublieft (een kaartje naar Amsterdam alstublieft) - poprozę bilet do
-
Heeft iemand een pen te lenen? - Czy ma ktoś pożyczyć długopis?
-
Hoe laat zijn we klaar met de lessen / de les? - O której kończymy lekcje / lekcję?
-
Hebben we (nog) huiswerk te doen? - mamy zadanie domowe?
-
Ik zou graag een onvoorbereidheid willen melden - Chcę zgłosić nieprzygotowanie
-
Ik zal de translator / vertaler even gebruiken - skorzystam z tłumacza
-
Wanneer kan ik mijn cijfer verbeteren? - Kiedy mogę poprawić ocenę?
-
Waar is mevrouw / meneer …? - Gdzie jest Pani / Pan?
-
Ik heb hulp nodig - potrzebuję pomocy
-
Hoe laat beginnen we met de les morgen? - O której zaczynamy jutro lekcje?
-
Ik snap / begrijp deze taak niet - nie rozumiem tego zadania
-
Ik ben mijn schrift vergeten / mijn boek / mijn notitieblok - zapomniałam zeszytu / książki / notatnika
-
Ik ben mijn (schrift / notitieblok / boek) verloren / kwijt - zgubiłam zeszyt / książkę
-
Deze tafel is vies - ta ławka jest brudna
-
Kan het raam dicht / open? - Czy można zamknąć / otworzyć okno?
-
Is het koud in dit lokaal? - Zimno w tej sali?
-
Het is te koud hier - za zimno tutaj
-
Mag ik water drinken? - Mogę napić się wody?
-
Hoeveel kost het? - Ile to kosztuje?
-
Drie stuks / stukken alstublieft - Poprosze 3 sztuki
-
Drie pakjes alstublieft - poproszę 3 opakowania
-
Water alstublieft / mag ik water alstublieft? - Poproszę wodę
-
Sap alstublieft - Sok poproszę
-
Mag ik jouw schrift / notitieblok lenen? - Mogę pożyczyć zeszyt?