Professional Documents
Culture Documents
Schermafbeelding 2023-06-15 Om 08.25.20
Schermafbeelding 2023-06-15 Om 08.25.20
Schermafbeelding 2023-06-15 Om 08.25.20
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9 Gezondheid
Start - Feit of fabel
© Noordhoff Uitgevers 1
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9.1 Ongezond
1 a Eigen antwoord
b Eigen antwoord
2 1 Kans op hartfalen
2 Kans op suikerziekte
3 Kans op leverziekten
3 a + b voorbeeld:
c Eigen antwoord
5 a Eigen antwoord
b Meerdere antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: smaakt lekker, je voelt je er lekker bij
/ geeft een fijn gevoel, je wilt meedoen met vrienden en erbij horen.
c Meerdere antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: je kunt dronken worden, je weet niet
meer wat je doet, je raakt eraan verslaafd, organen kunnen beschadigd raken.
6 a 22%
b Eigen antwoord
7 a jongens
b Eigen antwoord
c Eigen antwoord
8 a ontwenningsverschijnselen
b • lichamelijke klachten: hoofdpijn, trillen en zweten
• geestelijke klachten: slecht humeur en vergeetachtigheid
© Noordhoff Uitgevers 2
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
c Je mist dan het contact met je vrienden of komt steeds in de verleiding om weer te
gaan roken als je bij je vrienden bent die wel allemaal roken.
9
soort drug effect voorbeeld
verdovend je hersenen en andere organen wiet
gaan trager werken alcohol heroïne
slaapmiddelen
stimulerend je hersenen en andere organen nicotine
gaan sneller werken cafeïne
cocaïne
speed
xtc / mdma
bewustzijnsveranderend je hersenen gaan anders paddo’s
werken lsd
wiet
© Noordhoff Uitgevers 3
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
16 a teer
b Teer beschadigt het slijmvlies van de luchtwegen. Doordat de trilharen niet werken,
wordt slijm minder goed uit de luchtwegen verwijderd. Door hoesten wordt
geprobeerd om het slijm af te voeren.
18 a Dat steeds minder jongeren van 12 tot en met 16 jaar gaan roken.
b Eigen antwoord bijvoorbeeld:
1 maak een plan om te stoppen met roken, prik een datum
2 zoek hulp bij vrienden en/of familie en schakel professionele begeleiding in
3 vermijd plekken waar gerookt wordt
4 gebruik nicotinevervangers
19 Eigen antwoord
23 a Eigen antwoord
b glas bier 250 mL : 100 x 5 % = 12,5 mL alcohol per glas
glas wijn 100 mL : 100 x 12 % = 12 mL alcohol per glas
glas jenever 35 mL : 100 x 35 % = 12,25 mL alcohol per glas
c Je krijgt ongeveer evenveel alcohol binnen als je elke alcoholische drank uit het
bijbehorende glas drinkt.
d Eigen antwoord
© Noordhoff Uitgevers 4
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
25 a Het kan zijn dat Aike zich al goed voelde en door het blowen zich nog beter
voelt. Bij Brian kan het omgekeerde het geval zijn.
b 1 Je kunt lichamelijk afhankelijk worden.
2 Je kunt geestelijk afhankelijk worden.
c Als je high of stoned bent, kun je niet goed leren.
c Er zit meer THC in wiet uit Nederland dan in wiet uit het buitenland.
En het percentage THC in wiet uit Nederland en uit het buitenland is in de afgelopen
jaren toegenomen ten opzichte van de percentage THC in hasj uit het buitenland.
d Als je voor het eerst blowt, zijn de effecten sterker dan wanneer je het al vaker
gedaan hebt. Als je dan ook nog eens wiet met een hoge concentratie THC hebt, zijn
de effecten extra groot.
© Noordhoff Uitgevers 5
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
29 a 16 jaar
b Eigen antwoord
c Eigen antwoord
d Er zijn minder 17-jarigen dan 16-jarigen die opgenomen zijn vanwege
alcoholgebruik.
30 a verdovend effect
b lichamelijke geestelijke sociale afhankelijkheid
Uitleg: Bij een verslaving krijgt je lichaam ontwenningsverschijnselen als je het niet
meer drinkt, je hebt het gevoel dat je er niet meer zonder kan en blijft aan het
genotsmiddel denken. Als je sociaal afhankelijk bent mis je de groep waarmee je het
genotsmiddel gebruikte; wanneer je in sommige groepen geen alcohol meer drinkt,
hoor je er minder bij.
© Noordhoff Uitgevers 6
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Practicum Roken
Hypothese
Eigen antwoord
Resultaat
Eigen antwoord
Conclusie
Eigen antwoord
© Noordhoff Uitgevers 7
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
© Noordhoff Uitgevers 8
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9 a Bij Jan, want de glucose uit de maaltijd die niet wordt gebruikt voor de
verbranding, wordt opgeslagen in de lever. Voor tv-kijken is minder glucose nodig
dan voor skeeleren.
b Bij Silke, want bij skeeleren is meer glucose voor de verbranding nodig dan bij tv-
kijken. Daardoor daalt het glucosegehalte van het bloed bij Silke sneller dan bij Jan
en is het sneller te laag.
© Noordhoff Uitgevers 9
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
12 a Bij suikerziekte slaan de lever en spieren glucose niet op als glycogeen. Bij
inspanning is er geen reservevoorraad glycogeen die weer omgezet kan worden in
glucose. Daarnaast kan weinig glucose direct worden opgenomen voor de
verbranding. Daardoor heb je dus weinig energie en ben je dus snel moe.
b Diabetes type 2, want bij type 2 zijn de cellen ongevoelig voor insuline en blijft het
insulinegehalte in het bloed dus hoog.
c 1 afvallen
2 meer bewegen
13 a De stijging wordt veroorzaakt door inname van eten en drinken of afgifte van
glucagon en de daling door verbranding en opname in lever- en spiercellen.
b
c glucagon
*d 1 blijft gelijk
2 de pieken worden hoger
14 a 2, 3, 5, 6
b De lever maakt gal, een hulpstof bij de vertering van vetten (emulgeren).
c poortader
*d Zodat de lever snel kan reageren op de hormonen insuline en glucagon en zo het
glucosegehalte van het bloed kan regelen.
© Noordhoff Uitgevers 10
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
15 a 1 leverslagader
2 leverader
3 poortader
Voedingsstoffen zoals glucose worden in de darmen opgenomen in je bloed. De ader
die van de darmen naar de lever gaat, zal dus het meeste glucose bevatten. Dat is
de poortader.
De leverader vervoert bloed uit de lever. In dat bloed zit de afvalstof ureum.
Bloedvat nummer 1 is dan de leverslagader.
b Het zuurstofgehalte is het hoogst in bloedvat 1.
In bloedvat 3, de poortader, is het bloed zuurstofarm, omdat de zuurstof is
opgenomen in de darmcellen en in bloedvat 2, de leverader, door de levercellen.
© Noordhoff Uitgevers 11
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
18 a
19 a 1 zouten
2 ureum
b Lager dan in de nierslagader, want niercellen gebruiken ook glucose voor de
verbranding.
c Als de urine glucose of eiwitten bevat.
21 a
stoffen
vloeistoffen eiwitten (g/L) glucose (g/L) ureum (g/L)
urine 0 0 20,0
voorurine 0 1,0 0,3
bloedplasma 75,0 1,0 0,3
© Noordhoff Uitgevers 12
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
22 a De bloeddruk perst een deel van het bloedplasma uit de wanden van de kluwen
haarvaten. Dit uitgeperste bloedplasma komt terecht in een nierkanaaltje en dat heet
voorurine.
b Door het verschil in de concentratie opgeloste stoffen tussen de voorurine in het
nierkanaaltje en het bloed in de haarvaten.
c Er gaat dan minder water vanuit de voorurine naar het bloed, want het verschil in
concentratie eiwitten tussen de haarvaten en het nierkanaaltje is kleiner.
© Noordhoff Uitgevers 13
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
e Het apparaat neemt de taak van de nieren over en zuivert het bloed.
f
25 a glucose
b eiwitten ureum water
glucose vitaminen zouten
c eiwitten en glucose
© Noordhoff Uitgevers 14
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Conclusie
• Het glucosegehalte van het bloed daalt door inspanning en door opslag in lever
en spieren.
• Het glucose gehalte van het bloed stijgt door te eten en door afgifte van glucose
door de lever.
2 • leerling 4 insuline
• leerling 5 glucagon
© Noordhoff Uitgevers 15
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9.3 Je huid
1 Antwoord C, 16.00 uur.
3 a Eigen antwoord
b Eigen antwoord
c 1 Bescherming tegen te veel afkoelen of opwarmen.
2 Bescherming tegen vuil en ziekteverwekkers.
3 Bescherming tegen de zon.
4a+b+c+d
© Noordhoff Uitgevers 16
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
6a
7 a Als je zweet, wordt je huid nat. Het water uit het zweet verdampt van je huid;
hiervoor is warmte nodig. Die warmte komt uit je lichaam, waardoor je afkoelt.
b Als je nat bent, koel je sneller af. Als het waait koel je nog sneller af, doordat de
lucht (wind) je lichaamswarmte en het verdampte water sneller afvoert.
c Dit heeft een versnellend effect op onderkoeling, want zo raak je via de wijde
bloedvaten in je huid veel warmte kwijt.
© Noordhoff Uitgevers 17
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
12 a Mensen met een donkere huid hebben meer pigment. Pigment houdt zonlicht
tegen. Daardoor duurt het langer voordat er voldoende vitamine D is gemaakt.
b Kinderen zijn in de groei, hun botten groeien snel.
c ’s Winters maak je minder vitamine D in je huid aan, doordat er dan minder zonlicht
is. We zijn dan minder buiten en dragen meer kleding.
*14 a Huidcellen delen sneller dan spier- en zenuwweefsel. Dus als er foutje ontstaat
in de huidcel kan dat sneller leiden tot kanker dan bij spier- en zenuwweefsel.
b • 1024 = 210
• 1.048.576 = 220
c 27 verdubbelingen
d 27 verdubbelingen x 120 dagen = 3.240 dagen
e 30 verdubbelingen bij 10 mm.
30 verdubbelingen x 120 dagen = 3.600 dagen.
3.600 dagen / 365 = 9 jaar en 315 dagen.
f Het duurt vaak jaren voordat een tumor groot genoeg is om deze te voelen.
g Ook de sneldelende cellen in de haarzakjes gaan langzamer delen. Het haar stopt
dus tijdelijk met groeien.
h De sneldelende cellen in de darmen worden ook aangetast. Dit zorgt voor
misselijkheid en diarree.
15 Eigen antwoord
16 a + b Eigen antwoord
© Noordhoff Uitgevers 18
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
18 a
© Noordhoff Uitgevers 19
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9.4 Ziek
1 Antwoord B, door een virus.
3 a bacteriën
b virussen
4a+b
6
Ziekte van Pfeiffer
© Noordhoff Uitgevers 20
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
7 2-3 weken, want het zusje van Reza wordt drie weken nadat de besmette Reza
thuis is gekomen ziek.
8 a • vreetcel
• beenmerg
b • pus of etter
• bestaat uit dode witte bloedcellen, dode bacteriën en resten van kapotte huidcellen.
c1→4→2→3
d Daar kunnen ook ziekteverwekkers komen.
9 • Antigenen: zijn herkenningseiwitten aan de buitenkant van een cel die worden
herkend door een witte bloedcel.
• Antistoffen: binden met lichaamsvreemde antigenen op de cellen van
ziekteverwekkers en schakelen deze uit.
10 De juiste volgorde is 4 → 1 → 2 → 6 → 5 → 3.
12 a Ja, want het verkoudheidsvirus is een ander virus dan het griepvirus waar
zij een maand geleden ziek van werd.
b Specifiek, want voor beide virussen worden aparte antistoffen aangemaakt.
© Noordhoff Uitgevers 21
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
18 Lijn A, want pas bij een tweede infectie van dezelfde ziekteverwekker maak je
heel snel veel antistoffen (zie lijn B).
© Noordhoff Uitgevers 22
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
c Mats zegt: ‘Als je wordt ingeënt tegen polio, is er sprake van passieve
immuniteit, want je wordt niet ziek.’
Nick zegt: ‘Als je lichaam zelf antistoffen tegen polio maakt, dan krijg je actieve
immuniteit. Dat gebeurt dus als je ziek wordt door polio, maar ook als je wordt
ingeënt.’
Passieve immuniteit wil zeggen dat je lichaam zelf geen antistoffen maakt. Dat
gebeurt als je antistoffen krijgt ingespoten. Bij een inenting en als je ziek wordt, krijg
je de ziekteverwekker binnen. Je lichaam gaat dan zelf antistoffen maken. Er is dan
sprake van actieve immuniteit.
20 a van de moeder
b Ja, want de antistoffen van de moeder zorgen voor een korte tijd van
immuniteit. Er worden geen geheugencellen van moeder op kind
overgedragen. Na de borstvoedingsperiode moet het kind zelf antistoffen en
geheugencellen vormen tegen ziekteverwekkers.
21 a
22 a De positieve controle is het prikje met histamine. Dit veroorzaakt een allergische
reactie. De negatieve controle is het prikje met het oplosmiddel. Dit mag geen
allergische reactie veroorzaken.
b Histamine wel, want er ontstaat een reactie.
Oplosmiddel wel, want er ontstaat geen reactie.
c veren, kat, hond, stofmijt, stuifmeel van berk, plataan en gras, wesp
d Op IgE antistof
23 a bacterie virus
b 1 door de lucht
2 door aanraking (of via een wondje)
© Noordhoff Uitgevers 23
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
d Een virusinfectie is niet te behandelen met antibiotica. Als de arts snel weet of het
een virusinfectie is, dan is er geen antibioticum nodig.
e Er ontstaan sneller resistente bacteriën als er vaak antibiotica gebruikt worden.
f 2 / 3 / 4, want de bacteriën rondom deze schijfjes met antibiotica zijn dood.
© Noordhoff Uitgevers 24
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Hypothese
Eigen antwoord
Resultaat
Eigen antwoord
Conclusie
1 Eigen antwoord
2 Eigen antwoord
Resultaat
Eigen antwoord
Conclusie
Eigen antwoord
Onderzoeksvraag
Wat is de invloed van alcohol, een oplossing met vitamine C en een zoutoplossing op
het doden van bacteriën?
Hypothese
Eigen antwoord
Werkplan
Eigen antwoord
Resultaat
Eigen antwoord
Conclusie
1 Eigen antwoord
2 Eigen antwoord
© Noordhoff Uitgevers 25
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
2a+b
3 Dat komt doordat de organen / cellen dan te weinig bloed met zuurstof en
voedingsstoffen krijgen.
5 a antistoffen
b Mensen met leukemie maken zelf te weinig bloedplaatjes aan. Bloedplaatjes zijn
nodig om wondjes dicht te maken.
c Met een transfusie met rode bloedcellen, want rode bloedcellen bevatten
hemoglobine.
6a
© Noordhoff Uitgevers 26
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
7 a bloedgroep B.
b antistof anti-A
c bloedgroep A.
d De antistoffen, anti-A, van de ontvanger binden aan de antigenen van de
bloedcellen van de donor, antigeen A. Hierdoor plakken de bloedcellen van de donor
aan elkaar en ontstaan er klonten in het bloed.
8a
b bloedgroep AB
c Omdat bloed met bloedroep 0 (universele donor) aan iedere ontvanger kan worden
toegediend, zonder dat er een reactie plaatsvindt (bloedklontering).
© Noordhoff Uitgevers 27
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
11 a
b Nee, als iemand met resusnegatief bloed resuspositief bloed krijgt, gaat hij
antistoffen maken tegen het resusantigeen.
12 a 0+
b wel (resusantigeen)
c Nee, want Norie maakt antistoffen tegen resuspositief bloed. Bij
bloedtransfusie gaan de rode bloedcellen stuk.
d Nee, want een resusaap heeft andere antigenen dan een mens, waardoor
gevaarlijke reacties kunnen optreden.
15 a nieren en harten
b Uit het diagram kun je halen dat na vijf jaar ongeveer 67% van de longen nog
werkt. Dat betekent dat ongeveer 33% van de patiënten dan weer op de wachtlijst
komt.
© Noordhoff Uitgevers 28
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
19 a 0,5 L x 3 = 1,5 L
b 1,5 liter is 1 500 000 mm3. In 1 mm3 bloed zitten 5 000 000 rode bloedcellen. Uit
1,5 liter kun je dus 1 500 000 x 5 000 000 = 7,5 x 1012 rode bloedcellen halen.
c
Rode bloedcellen worden beenmerg
gemaakt in (welk orgaan?):
Dat gebeurt door: deling van stamcellen. De cellen rijpen /
ontwikkelen tot rode bloedcellen
Het duurt ongeveer … 6 tot 8 weken
voordat de rode bloedcellen
zijn aangevuld.
© Noordhoff Uitgevers 29
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Resultaat
1 a Eigen antwoord
Als in dit buisje echt bloed had gezeten, dan was dit bloedgroep A
b Eigen antwoord
Als in dit buisje echt bloed had gezeten, dan was dit bloedgroep B
c Eigen antwoord
Als in dit buisje echt bloed had gezeten, dan was dit bloedgroep AB
d Eigen antwoord
Als in dit buisje echt bloed had gezeten, dan was dit bloedgroep 0
Conclusie
2 Eigen antwoord
3 a bloedgroep 0
b bloedgroep AB
© Noordhoff Uitgevers 30
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
2 a diabetes / suikerziekte
b
c Haar cellen nemen te weinig glucose uit het bloed op. Dus wordt er te weinig
glucose in de cel verbrand en daarbij ontstaat dus ook te weinig energie. Daarom is
Aline vermoeid.
3a
staat voor: wordt gemeten tijdens:
120 bovendruk het samentrekken van de hartkamers
75 onderdruk de hartpauze (hartruimtes ontspannen)
b Bij een te hoge bloeddruk wordt veel bloedplasma uit de haarvaten geduwd en
weinig weefselvloeistof terug gezogen in de haarvaten. Daardoor blijft er te veel
weefselvloeistof tussen de cellen zitten.
4a
© Noordhoff Uitgevers 31
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Karin: Het ureumgehalte is hoger dan bij de andere twee meiden. Door een
leverziekte worden overtollige aminozuren minder goed afgebroken tot ureum.
Daardoor zit er minder ureum in de urine.
© Noordhoff Uitgevers 32
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
8a
b Om de kluwens haarvaten is meer lege ruimte bij het zieke weefsel dan bij het
gezonde weefsel.
c Doordat de antigenen van de cellen erfelijkheid bepaald zijn, hebben familieleden
een grote kans dat hun antigenen overeenkomen. Bij een transplantatie is er dan
minder kans op afstoting.
10 a
ingrediënt natrium natrium in recept 1 natrium in recept 2
(in mg/100 g) (in mg) (in mg)
gehakt 75 2,5 x 75 = 187,5 6 x 75 = 450
© Noordhoff Uitgevers 33
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Samenvatten
9.1 Ongezond
2
uitscheidingsorgaan welke afvalstoffen
1 longen water en koolstofdioxide
2 nieren water, zouten, overtollige vitaminen, afvalstoffen
3 huid water en zouten
4 lever giftige stoffen zoals medicijnen en alcohol,
kleurstoffen, bilirubine
© Noordhoff Uitgevers 34
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9.3 Je huid
6a+b+c+d
© Noordhoff Uitgevers 35
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
9.4 Ziek
11
bloedgroep antigeen aan rode bloedcellen antistof in bloedplasma kan bloed ontvangen van
A A anti-B A en 0
B B anti-A B en 0
AB A en B geen A, B, AB, 0
0 geen anti-A en anti-B 0
© Noordhoff Uitgevers 36
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
12
13
© Noordhoff Uitgevers 37
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Test Jezelf
9.1 Ongezond
6
© Noordhoff Uitgevers 38
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
7 a • lever
• nieren
8
samenstelling voorurine bloed urine
eiwit - + -
glucose + + -
ureum + + +
water + + +
zout + + +
9.3 Je huid
9.4 Ziek
14 a
• Iemand met bloedgroep 0 heeft geen antigeen A op z’n rode bloedcellen. goed
• Iemand met bloedgroep AB heeft anti-A en anti-B in z’n bloedplasma. fout
b
Guido moeder vader
Guido van - x
moeder van -
vader van x x -
© Noordhoff Uitgevers 40
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
Verdieping Griep
1
FAQ over griep
1 Wat is griep?
Een ziekte die veroorzaakt wordt door het griepvirus.
2 Hoe merk je het verschil tussen griep en verkoudheid?
Bij griep is het hele lichaam ziek, je voelt je ook zieker.
3 Hoe verspreidt het griepvirus zich?
Via druppeltjes vocht in de lucht, door aanraking van besmette handen, deurkrukken,
etc.
4 Wie krijgt een griepprik?
Ouderen en mensen met een zwakke weerstand, bijvoorbeeld vanwege een
chronische ziekte. Mensen die met deze mensen werken.
2 a Wanneer er twee weken lang ineens veel meer mensen griep hebben in een
bepaald gebied.
b 1 Mensen hebben een lagere weerstand / verminderde afweer.
2 Mensen zitten dichter op elkaar binnen in kleinere ruimten en dus is er meer kans
op besmetting.
3 a Eigen tekening
Een virus is ongeveer 0,1 µm groot. Dat is 70 x zo klein als de bloedcel.
b eiwitten
c DNA
d RNA
e Slijmvliescellen van de luchtwegen. De cellen zijn nodig voor de vermenigvuldiging
van het virus.
© Noordhoff Uitgevers 41
Nectar 5e editie 2 vwo
Uitwerkingen hoofdstuk 9
7a+b
© Noordhoff Uitgevers 42