Een nieuw gezicht

• Welkom in de les!

• Mijn naam is Femke Boesenkool

• Ik ben docent Nederlands
• De komende periode geef ik jullie les.
• Ik ben benieuwd, wie jullie zijn!

• Mailadres is f.j.boesenkool@pl.hanze.nl
Les 7: Kleding
Doel:
We leren de taal van kleding en kleren.
- De kleuren
- Maten
- Trappen van vergelijking
- Aanwijzende voornaamwoorden
We luisteren naar de dialoog

• Serveerster?
• Passen en proberen
• Model
• Wijd
• Klein, kleiner (-e), kleinste
• Ruilen
• Binnen 14 dagen
Belangrijke woorden pagina 97
• Welke ken je al?
• Welke zijn nieuw?
• Welke moet ik toelichten?
• Welke kleuren kennen jullie?
Kleuren
Beige
Zwart
Lichtblauw
Bruin
Goudkleurig
Groen
Zachtpaars,
Blauw
Roze
Rood
Zilverkleurig
Turquoise
Paars
Wit
Geel
Oranje
Grijs
Donkerblauw
Vragen
• Wat is jouw lievelingskleur?
• Welke kleur voetbalshirt draagt het Nederlands elftal?
• Rechtsonder staat ‘donkerblauw’. Dat betekent dat deze kleur blauw
donkerder is dan het gewone blauw. Wat is het tegenovergestelde?
• Kun je ook bij de andere kleuren dat ‘donker’ er voor zetten? Bij
welke niet?
KLeding
• De broek • Trousers
• De spijkerbroek • Jeans
• Het T-shirt • T-shirt
• De trui • Jumper/pullover
• De bloes • Blouse
• Het overhemd • Shirt
• De rok • Skirt
• De jurk • Dress
• De jas • Coat
• De schoenen • Shoes
• Het pak • suit
Bijvoeglijke naamwoorden (adjectives)
• Deze broek is blauw • Deze blauwe broek
• Het huis is mooi • Het mooie huis
• Deze fiets is nieuw • De nieuwe fiets
• Mijn oma is oud • Mijn oude oma
• De koffie is koud • De koude koffie
• Het licht is fel • Het felle licht
Mogen, willen moeten, kunnen, zullen
1. ………ik u helpen?
2. …… u een lichte of een donkere
spijkerrok?
3. Dat is dan 44,90.
4. Hebt u deze broek in het zwart?
5. Misschien is dit shirt te groot.
6. Zit deze broek goed?
7. …..ik deze trui nemen?
8. …..u deze trui in maat 38 bestellen?
• https://youtu.be/ONASiVZvVvs
1. Nee, ik kijk alleen even.
2. Liever een lichte.
3. …..ik dat pinnen?
4. Ik…..even kijken
5. U….. het wel even passen.
6. Nee, ik ……een grotere maat
hebben.
7. Hij staat je goed.
8. Ja, dat kan.
Thuis oefenen
• De kledingstukken (1): https://nl.ver-taal.com/voc_kleding1.htm
• De kledingstukken (2): https://nl.ver-taal.com/voc_kleding2.htm
• De kledingstukken (3): https://nl.ver-taal.com/voc_kleding3.htm
• Het ondergoed: https://nl.ver-taal.com/voc_kleding4.htm
• Schoenen: https://nl.ver-taal.com/voc_kleding5.htm
• Details van kledingstukken: https://nl.ver-taal.com/voc_kleding6.htm
• Accessoires: https://nl.ver-taal.com/voc_kleding7.htm
• Stoffen en materialen: https://nl.ver-taal.com/voc_kleding8.htm
Trappen van vergelijking-
regelmatig

Basisvorm comparatief superlatief

Klein Kleiner (dan) Het kleinst (e) Even klein als

Groot Groter (dan) Het grootst (e) Even groot als

Duur Duurder (dan) Het duurst Even duur als

Trappen van vergelijking-
onregelmatig

Basisvorm comparatief superlatief

Goed Beter (dan) (het) best Even goed als

Veel Meer (het) meest Even veel als

Weinig Minder (dan) (het) minst Even weinig als

Graag Liever dan (het) liefst Even graag als

Aanwijzend voornaamwoord

hier daar
enkelvoud De broek Deze broek Die broek
Het shirt Dit shirt Dat shirt
meervoud De broeken Deze broeken Die broeken
De shirts Deze shirts Die shirts
Huiswerk

• Opdracht 4 en 6 en opdracht 8 en 9
• Oefening 7.10 pagina 107: lees de tekst en maak opdracht 14.
• Lees de dialoog bij hoofdstuk 8 en bestudeer de woordenlijst

Extra:
• voer een gesprek over het belang van kleding in jouw land.
Afsluiting van de les
Vandaag hebben we het gehad over:
• Kleuren
• Kleding
• Bijvoeglijke naamwoorden
• Trappen van vergelijking: mooi, mooier, mooist.
• Die, deze, dit en dat

Volgende week is het vakantie. De volgende les is op 10 mei!

Hebben jullie nog vragen