Professional Documents
Culture Documents
VRIES Germanen Contra Rome
VRIES Germanen Contra Rome
INHOUD:
Sparta,
door Prof. Dr. R. van Genechten ... 1
Germanen contra Rome,
door Prof. J. de Vries 33
Aesthetische zienswijze,
door P. N. Dezaire 43
Erfpacht en grondrente,
door J. D. Bruining 48
De bode van Thermopylai,
door F. van Genechten Jr 61
Alle stukken, voor de redactie bestemd
gelieve men te zenden aan:
PROF. DR R. VAN GENECHTEN,
Park Vronesteijn 17, Voorburg.
Voor administratieve correspondentie:
Oude Gracht 172-176, Utrecht, telefoon
11851-11852, giro 207915, t.n.v. „Volk en
Vaderland".
Druk N.V. Drukkerij v/h L. E. Bosch & Zn.,
Utrecht.
ABONNEMENTSPRIJS:
Voor Nederland en Indië f 2.36 per kwartaal.
Buitenland f 2.50 p. kw. (bijvooruitbetaling).
Losse nrs. f 0.95. Adv.-tarieven op aanvraag.
1
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
hun huwelijk, gepaard aan den eisch van strenge trouw nadat
dit had plaats gevonden. Hiervoor waren de Spartaansche
vrouwen zelfs min ofmeer berucht. Wij hooren van het eerste
weinigenvan het laatste niet bij deandere Grieksche stammen.
Maar wel bij deDoriërs op Kreta. Overal waar wij,bij andere
volken, een dergelijke groote vrijheid der ongetrouwde
vrouw ontmoeten, wijst dit op een sterken moederrechtelijken
inslag x), die samenhangt, zooals wij weten, met een econo-
misch sterke positie der vrouw 2). Ofwel moet deze moeder-
rechtelijke invloed dus reeds zoo sterk geweest zijn, toen de
Doriërs in Griekenland kwamen, ofwel zou hij later moeten
zijn toegenomen, wat mogelijk is in verband met de verster-
king der positie der erfdochters, waarover wij straks nog zul-
len spreken. Het opkomen van dergelijke instellingen in een
lateren tijd, dat men geneigd is te 'verwerpen omdat zij in
strijd zijn met de officiëele moraal van tegenwoordig, is niet
zoo onaannemelijk, als men zou meenen. Want de werkelijk
gevolgde moreele opvattingen zijn dikwijls anders, dan de of-
ficiëele moraal voorgeeft aan te nemen. Ook in onzen tijd
veranderen zij in de richting van een grootere sexueele vrij-
heid der ongetrouwde vrouw, die, wanneer de economische
onafhankelijkheid der vrouw zich verder ontwikkelt, binnen
afzienbaren tijd zeker erkenning zal verlangen.
De veronderstelling, dat deze instelling te Sparta moet
verklaard worden uit het voortbestaan van een ouden moe-
derrechtelijken inslag, vindt echter steun in het feit, dat zij
ook op Kreta bestaat en dat bij beiden ook de mannenbond
zich zoo lang en in zoo strengen vorm heeft gehandhaafd.
Tengevolge daarvan slijt de Spartaan vrijwel zijn geheele
leven in den mannenbond, zijn opvoeding, van zijn zevende
jaar af heeft daar plaats en wordt aan het gezin onttrokken.
Hij gaat zijn vrouw zelfs dikwijls slechts in het geheim op-
zoeken, 3) al werd — men denke aan hetgeen ik zegde omtrent
de opvatting van de Noordrasvolkeren, dat de sexueele ver-
houding er bepaald wordt door de zorg voor het nageslacht 4)
— ieder tot het huwelijk verplicht, en wie 3 kinderen heeft,
J) Thurnwald II Pag. 127.
2) Thurnwald 111 Pag. 22, 30, 48.
3) Thurnwald IV Pag. 107. Hij had soms kinderen van haar zonder haar
bij daglicht te hebben gezien.
«) N.N. X Pag. 888.
2
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
moeten.
—
die wij zelfs bij dezen reus der historici en hoeveel meer bij anderen— ont-
3
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
4
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
dere in een hand konden komen, werd elk van hen afzonder-
lijk geadministreerd 1). De heloten bearbeiden den grond
en betalen een pacht, eerst een deelpacht (de helft der op-
brengst) die zich later, zooals in bijna alle gevallen waarin
zij heeft bestaan, tot een vaste pacht ontwikkelt 2). Zij wordt
in Sparta in producten uitgedrukt, omdat het geldverkeer er,
zooals wij nog zullen zien zooveel mogelijk beperkt werd.
De heloten behooren ook niet den grondeigenaar toe, maar
den staat, die hun verplichtingen bepaalt 3). Testeervrij-
heid bestaat niet 4).
De gemeenschappen in de bergstrekken der omgeving
worden overwonnen en onder toezicht gesteld, maar blijven
verder onafhankelijk (perioikoi —omwonenden). Zij be-
staan uit boeren en ambachtslieden en wonen in ongeveer
honderd kleine stadjes. Zij zijn tot krijgsdienst verplicht en
de grondbezitters tusschen hen, die hun uitrusting zelf kun-
nen betalen, dienen, naast den Spartaan, als hopliet. De
heloten worden als trosknechten en wapendragers gebruikt.
De tegenstelling ten opzichte der eersten was dus niet scherp.
Wel die tegenover de heloten die onder voortdurend poli-
tioneel toezicht stonden en wie, opdat zij gedood zouden
kunnen worden zonder bloedschuld te verwekken, elk jaar
den oorlog werd aangezegd door de ephoren 5) (opzichters)
die de koningen als ambtenaren waren toegevoegd en die
later hoe langer hoe meer invloed kregen 6).
Zoo vormden de Spartanen dus een gemeenschap van
gelijke, krijgshaftige grondbezitters. Een adel die zich boven
de volksgenooten verhief kon bij hen niet ontstaan. Dit zou
alleen mogelijk zijn geweest wanneer er een majoraat-
systeem had bestaan, wat niet het geval was. De volksge-
meenschap zelf werd echter aristocratisch. Het leven der
Spartanen voltrekt zich in de mannengemeenschap. Om tot
die mannengemeenschap, te worden toegelaten moest men
op een erfgoed geboren zijn, uit Spartanen en in staat zijn
de kosten van de gemeenschappelijke maaltijden op te
*) Busolt gec. bij Darré Pag. 151
2) Darré Pag. 161.
3) Meyer 111 Pag. 295.
4) Meyer 111 Pag. 276.
6) Darré Pag. 161.
6) Meyer 111 Pag. 314.
5
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
6
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
7
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
8
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
9
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
die ook weer alles aan zichzelf dankt, niet afhankelijk is van
den koning en integendeel de macht van dezen steeds verder
beperkt, juist zooals te Athene. De macht der ephoren wordt
tegenover hen steeds grooter. Ook hier kan dus de aristo-
cratische grootfamilie zich merkwaardig lang handhaven.
De koningen uit het eene huis (Agiaden) zijn voorstanders
van een verdere veroveringspolitiek, die tevens hun macht
zou versterken, die van het andere (Eurypontieden) gesteund
door de ephoren, van de onthouding. Deze tegenstelling
blijft de verdere geschiedenis van Sparta beheerschen.
Er was voor deze neiging tot onthouding een zeer goede
grond. Waar het aantal Spartanen beperkt was en de eisch
van grondeigendom voor het burgerrecht een systematische
kinderbeperking ten gevolge had, beteekende elk verlies in
den oorlog, een belangrijke tegenslag voor het Spartaansche
gemeenebest.
Wel kwamen veel verbintenissen voor met heloten-vrouwen
en de kinderen daaruit konden een volledige Spartaansche
opvoeding krijgen, maar zij kwamen nooit in aanmerking
om een erfgoed te bezitten 1). — Zoolang de veroveringen
tengevolge hadden dat er meer grond beschikbaar kwam voor
Spartaansche zonen, bracht de overwinning een versterking
der gemeenschap, maar eens dit punt overschreden, be-
teekende hij steeds een verlies, zelfs in het geval van een
overwinning.
Hier stond Sparta voor een keerpunt in zijn geschiedenis,
waar het kiezen moest: Een gemeenschap van beperkten om-
vang te blijven, met de oude organisatie, waarbij het de
vraag was, hoe lang men dit, bij de toenemende ontwik-
keling der omgeving, zou kunnen volhouden. Of zich te
ontwikkelen tot een grootmacht, maar dan moest men de
organisatie herzien, het burgerrecht uitbreiden, zichzelf ook
in handel en industrie begeven. Zoo stond Sparta reeds een
eeuw vóór Athene, voor het probleem der rijksvorming. Wij
hebben gezien dat Athene is ten onder gegaan, omdat het
niet in staat geweest is het rijk te zien als een politieke con-
structie die alle deelgenooten moest ten goede komen,
maar — gedreven door democratische hebzucht — het tot
10
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
11
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
12
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
13
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
14
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
15
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
16
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
18
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
19
EUR-AZIATTSCHE GESCHIEDENIS
20
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
22
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
23
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
24
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
25
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
26
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
27
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
28
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
29
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
30
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
31
EUR-AZIATISCHE GESCHIEDENIS
32
Germanen contra Rome
Wanneer men de worsteling van de Germaansche stam-
men met het Romeinsche Imperium, die eenige eeuwen ge-
duurd heeft, in haar geheel overziet, dan openbaart zich
eerst de grootheid van dit historische tafereel. Want indien
gij de gebeurtenissen zelf beschouwt, zooals zij zich achter-
eenvolgens hebben voorgedaan, dan ziet ge niet veel meer
dan de faits divers van een telkens weer uitbrekenden
guerilla, een enkele maal afgewisseld door militaire onder-
nemingen van grooter omvang. Eerst het gezamenlijke ver-
loop, de aaneenschakeling van al die afzonderlijke feiten en
feitjes, wijzen op het werken van een historische wetmatig-
heid, waaraan de ontwikkeling der eerste vier eeuwen
onzer jaartelling onderworpen was.
Aan het begin staat het nog jonge, sterke Rome op het
toppunt van zijn macht, vastbesloten het Germaansche
gevaar te bedwingen en de grens van het Imperium langs
Elbe en Donau te trekken. Aan het eind staat schijnbaar een
chaos: het Romeinsche Rijk machteloos ineengestort, op
zijn grondgebied talrijke nieuwe Germaansche staatsvor-
mingen, de Germaansche wereld zelf in rep en roer, het
Oosten ondoordacht uitgeleverd aan de Slaven. Europa is
geheel van uitzicht veranderd; in plaats van de klassieke
oudheid treedt de wereldorde, die tot op heden toe in groote
lijnen onveranderd gebleven is.
Wat de feiten zelf niet in staat zijn te toonen, dat leert
ons het resultaat. Met de vereende krachten van alle Ger-
maansche stammen is het Romeinsche Rijk vernietigd, na
een harde worsteling van eeuwen lang, ongetwijfeld met
vele „ups and downs", maar toch ten slotte consequent
voortschrijdend op den weg van de vernietiging van Rome.
Hier voltrekt zich een wereldhistorische ontwikkeling,
waarvan men het verloop onmogelijk aan den gril van het
toeval kan toeschrijven.
33
GERMANEN CONTRA ROME
34
GERMANEN CONTRA ROME
35
GERMANEN CONTRA ROME
36
GERMANEN CONTRA ROME
37
GERMANEN CONTRA ROME
38
GERMANEN CONTRA ROME
39
GERMANEN CONTRA ROME
"
betreft — was eng. Hij was even eng als in de Grieksche
stadstaten, als in de Latijnsche stammen vóórdat Rome de
suprematie veroverd had. Het heldenlied slaagt er niet in,
eenig idee van de politieke worsteling, waaruit het geboren
werd, te bewaren; het herleidt alles tot het niveau van de
sibbe. Geen beter bewijs, hoe zeer de Germaansche maat-
schappij naar binnen gekeerd was, en hoe weinig waarde zij
hechtte aan omvattender bindingen.
Als Pastenaci beweert, dat in de 4de eeuw de vreedzame
eenheid verbroken werd, doordat de stammen een sterker zelf-
bewustzijn gekregen hadden, dan zou ik daartegenoverhet om-
gekeerde willen plaatsen: het is juist de Volksverhuizing, die
de mogelijkheid voor politieke machtsvorming geschapen
heeft. De Franken en de Saksen, de Goten en de Wandalen
vormen staten, die in aard en omvang mijlenver verschillen
van de stammen uit den tijd van Caesar en Augustus. Hier
zijn talrijke oude stammen met elkander tot een eenheid
samengesmeed, als een gevolg van een gemeenschappelijk
beleefde, ja zelfs gemaakte geschiedenis. En het waren waar-
lijk niet alleen Germanen, die in deze nieuwe staten werden
opgenomen; de Oost-Germanen hebben op hun lange
zwerftochten door Europa de wrakstukken van heel wat
andere, zelfs niet Indo-Germaansche volken meegesleept.
Maar nu ontwaakt ook sterker dan ooit het besef, dat men
onverbrekelijk bij elkaar behoort. Het leven te midden van
de rasvreemde bevolkingen van het ondergegane Romein-
sche Rijk deed hen den eigen aard te sterker bewust worden.
Uit deze tegenstelling ontstaat het begrip Duitsch, dat weldra
alle continentaal-Germaansche stammen zal omvatten. Het
woord theudisk beteekent immers niet anders dan
„volksch"; men werd zich in de 6de en 7de eeuw in het
Westfrankische rijk bewust, tot het volk te behooren, omdat
men in voortdurende tegenstelling stond tot de onderwor-
pen Romaansche bevolking. Maar dit zijn dan ook er-
varingen, die de Germanen der eerste eeuwen nog niet
hebben gekend en hen dus het eenheidsbesef niet hebben
kunnen bijbrengen.
Zal het niet altijd zoo geweest zijn in de Germaansche
wereld, dat de centrifugale neiging in tijden van rust en
vrede overheerschte en dat alleen het dreigende gevaar in
40
GERMANEN CONTRA ROME
41
GERMANEN CONTRA ROME
42
Aesthetische zienswijze
De Romaansche cultuur is de cultuur der z.g. Romaan-
sche volken, die ontstonden uit een kruising van Noord- en
Westras. De Germaansche cultuur daarentegen is een schep-
ping van Germanen, voornamelijk uit een vereeniging van
Noord- en Faalsch ras ontstaan. De eerstgenoemde cultuur
heeft op de laatste door alle eeuwen een soms verregaanden
invloed uitgeoefend. Ik herinner slechts aan de hoofsche
lyriek, de Renaissance, de bucolische letterkunde (arcadia
en pastorale) en het Rococo. De Romaansche bouwkunst
was een Germaansch antwoord op zuidelijke bouwgedach-
ten. Von Eichendorff's Schnsucht is vol van het oude roman-
tisch verlangen van den Noordschen mensch, die in zijn
aangeboren drang naar de verte en den vreemde met name
zich door het zonnige Zuiden aangetrokken voelt:
Zwei junge Gesellen gingen Sic sangen von Marmorbildern,
vorüber am Bergeshangt. von Garten die überm Gestein
Ich höre im Wandern sic singen in dammernden Lauben verwildern,
die stille Gegend entlang: Palasten im Mondenschein,
von schwindelnden Felsenschlüften, wo die Madehen am Fenster lauschen,
wo die Walder rauschen so sacht, wenn der Lauten Klang erwacht,
von Quellen die von den Kluften und die Brunnen verschlafen rauschen
sich stürzen in die Waldesnacht. in der prachtigen Sommemacht.
Een sterken Romaanschen invloed meen ik te bespeuren
op het gebied van het abstracte wezen der kunst, op dat
van het aesthetische.
Wat verstaat men onder het aesthetische ofkunst-schoone ?
Hippias denkt het te weten, maar Socrates zegt waarschu-
wend: „Spreek zacht! Het schoone, dat we met zooveel
moeite zoeken, zoudt gij ontstemd kunnen maken!" Des-
ondanks heeft men te allen tijde, met name in de achttiende
eeuw, aesthetische definities trachten op te stellen. Het
oude scholastieke axioma luidt: „pulchra sunt quae visa
placenf." schoon zijn de dingen die een visueel behagen
wekken.
Op den gezichtsindruk wordt hier eenzijdig de nadruk
gelegd. De andere zintuigen hebben echter evengoed hun
rechten. Met het oog op de muziek en de taaikunst b.v. zou
de definitie met het woord „audita" (= gehoord) aangevuld
moeten worden.
Geïnspireerd door Herman Robbers' definitie: lets is
mooi, wanneer het met zijn essentieele, geestelijke wezen
verwantschap in ons vindt, heb ik in mijn „Handboek der
43
AESTHETISCHE ZIENSWIJZE
44
AESTHETISCHE ZIENSWIJZE
45
AESTHETISCHE ZIENSWIJZE
46
AESTHETISCHE ZIENSWIJZE
47
Erfpacht en grondrente
Er is een zeer groot verschil tusschen deze beide zakelijke
rechten, welke uitsluitend betrekking kunnen hebben op
onroerende goederen.
De eerste, de erfpacht, wordt betaald door den gebruiker
van een onroerend goed aan den eigenaar, terwijl de tweede,
de grondrente, moet worden voldaan door den eigenaar aan
zijn schuldenaar. Zeer duidelijk staat dit in de artt. 767 en
784 8.W.: „Erfpachtsrecht is een zakelijk regt om het vol
genot te hebben van een aan een ander toebehoorend on-
roerend goed, onder behoudenis" enz. (art. 767) en „Door
grondrente wordt verstaan eene schuldpligtigheid, het zij
in geld, het zij in voortbrengselen of vruchten, welke de
eigenaar van een stuk onroerend goed daarop vestigt, of"
enz.( art. 784). De verdere verschillen vindt men in titel 7,
en titel 8 van Boek II van het 8.W., bestaande achtereenvol-
gens uit 16 en 19 artikelen, doch van titel 8 zijn meerdere
bepalingen gewijd aan de door de Tiendwet 1907, S. no. 222
vervallen tienden. Deze wet werkt echter nog eenige jaren
door, want nog steeds worden telken jare op de kohieren der
grondbelasting de z.g. tiendrenten uitgetrokken ten laste van
hen, die indertijd de door hen of hun rechtsvoorgangers ver-
schuldigde tienden hebben afgekocht met behulp van een
voorschot van het Rijk en dit bij wijze van annuïteit moeten
terugstorten. Zij vinden het jaarlijksche bedrag daarvan op
hun aanslagbiljet voor de grondbelasting, doch binnen
enkele jaren zullen alle voorschotten van dezen aard afge-
lost zijn en dan behooren alle tienden niet alleen werkelijk en
formeel, doch ook in deze financieële herinnering, totaal tot
het verleden. In Oostelijk Utrecht zal de tiendrente voor het
laatst over 1947 worden geheven.
Het zij m.i. ten zeerste gewenscht, dat men ditzelfde ook
spoedig zal kunnen getuigen van denkelijk alle derge-
lijke oude zakelijke rechten, ware anachronismen, die door-
48
ERFPACHT EN GRONDRENTE
49
ERFPACHT EN GRONDRENTE
50
ERFPACHT EN GRONDRENTE
51
ERFPACHT EN GRONDRENTE
waarvan reeds in 1932, dus pas tien jaren daarna een vierde
druk werd uitgegeven en in 1939 een vijfde druk, wijden
daaraan tamelijk veel ruimte.
Van de Blécourt is dit geen wonder, want hij is geboren en
getogen in Appingedam, te midden van het echte boeren-
land Fivelingo, een der oudste bakennatten van het Gro-
ninger beklemrecht. Hij is in die jaren als het ware Gronin-
ger boer mee geweest en dit zijn geheele leven door, eerst
als student in de Stad (Groningen kent maar één Stad),
daarna in meerdere rechterlijke functies, o.a. in Gelderland
en Utrecht en ten slotte als Hoogleeraar te Leiden en zelfs
daarna te 's-Gravenhage tot zijn dood (18 Nov. 1940),
gebleven, hoewel hij een zoon was van een notaris (zie de
levensbeschrijving van W. Lunsingh Tonckens in de Gro-
ningsche — waarom niet Groninger, evenals Groninger
koek — Volks-Almanak voor 1941).
In zijn levens- en standaardwerk — ofschoon niet naar het
uiterlijk en zonder herdrukken — „Beklemrecht en Stads-
meijerrecht", een vrucht van diepgaande en zeer tijdrooven-
de studie, verschenen in 1920, heeft hij vooral gewezen op de
groote overeenkomst van grondrente met de tegenwoordige
beklemmingen, evenals op het geringe verschil tusschen erf-
pacht en beklemming.
In zijn „Kort Begrip" zijn ettelijke bladzijden gewijd aan
de „rolverwisseling", namelijk van erfpacht tot grondrente.
Het omgekeerde verneemt men nimmer.
Er is namelijk een eeuwenoude strijd geweest tusschen
gebruiker en eigenaar van gronden, zoowel over de con-
tinuïteit in het gebruik als over een verdere versteviging van
het gebruiksrecht ten gunste van den „meijer" (gebruiker),
steeds ten voordeele van dezen, niettegenstaande meerdere
verordeningen van vorsten, zooals die van Philips van Bour-
gondië en Karel V, in het belang werkten der eigenaren
(placcaten van 21 Juni 1453 en 22 Jan. 1515). Ook de Staten
van Holland en West-Vriesland kwamen de eigenaren te
hulp bij een plakkaat van 26 Sept. 1658, terwijl de Staten
van Utrecht in 1539 hetzelfde deden en dit in 1577 en 1851
herhaalden en uitbreidden, ja zelfs in 1592 huurders, die na
het eindigen der huurjaren onwillig waren het land te ver-
laten, met de doodstrafhebben bedreigd. Of het ooit zoover
52
ERFPACHT EN GRONDRENTE
53
ERFPACHT EN GRONDRENTE
54
ERFPACHT EN GRONDRENTE
55
ERFPACHT EN GRONDRENTE
56
ERFPACHT EN GRONDRENTE
57
ERFPACHT EN GRONDRENTE
59
ERFPACHT EN GRONDRENTE
60
De bode van de Thermopylai
De vlakte van denEurotas bij Sparta. Het tooneel loopt in terrassen naar voren,
naar beneden. Op het tooneel Spartanen.
stemmen:
Wie weet, wat in het Noorden is geschied?
andere stemmen:
Men zegt: De koning heeft een nederlaag geleden
andere stemmen:
En is omgekomen, samen met zijn driehonderd mannen.
andere stemmen:
Waar is dat gebeurd? ,
andere stemmen:
Er wordt gefluisterd, dat koning Xerxes al in Athene is.
andere stemmen:
Dat hij de schatten, die voor Apollo opgestapeld liggen
in Delphi, heeft geroofd.
koor:
Tempelschennis!
stemmen:
—
Leonidas zegt men —ging met zijn leger op de Atheen-
sche schepen en weert zich naar 's Goden woord achter
den houten muur.
andere stemmen:
Wij hoorden, dat reeds heel Thessalië zich bij de Perzen
aansloot.
andere stemmen:
Een Athener zei ons, dat Thebe als een fakkel heeft ge-
brand.
andere stemmen:
En dat driehonderd Spartiaten, het leger van koning
Leonidas, ten prooi der gieren liggen bij den pas van de
Thermopylai.
koor:
Waar is die man?
61
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
stemmen:
Koning Pausanias moet zijn bericht vernemen.
andere stemmen:
Hij is haastig voortgereisd.
andere stemmen:
Er was een vreemd'ling bij den koning; was hij 't?
andere stemmen:
Bij kaap Artemision is de geheele vloot der Atheners ver-
nietigd.
half koor:
Wee! Wee!
andere stemmen:
't Gerucht gaat rond, dat Xerxes' schepen, als eens die van
Dareios op de rotsen van Athos te pletter zijn geslagen.
andere stemmen:
Het heet, dat de Korinthiërs een muur dwars over den
Isthmos hebben gebouwd.
andere stemmen:
Leonidas zou op den Isthmos zijn terug getrokken.
andere stemmen:
De Atheners zijn gevlucht naar Aigina.
andere stemmen:
Pausanias trekt morgen naar het Noorden.
andere stemmen:
De Perzen staan voor Korinthe.
Het koor groepeert zich in twee helften. De koorleider staat vóór het koor,
maar niet geheel in het midden.
koorleider:
Menigvuldig als de zaden in de zomerlucht, drijven
geruchten door het land; en niemand kent de waarheid.
koor:
Niemand!
koorleider:
Hellas liep te wapen tegen de overmacht der Perzen en
weert zich, naar de orakelspreuk van Delphi's God, achter
houten muren: Het weert zich met de vloot. Een
deel van Sparta's manschap trok naar 'tNoorden om den
eersten golfte breken dier zee van Perzen.
koor:
Onafwendbaar, als het zwellen der rivieren inden Winter;
62
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
andere stemmen:
Waar is Leonidas?
andere stemmen:
Is Xerxes in Athene?
andere stemmen: "
Waar is de Atheensche vloot?
Pausanias:
Ik, die op het oogenblik alle Spartaansche mannen beveel,
Pausanias, aanvoerder der Grieken, ik kom tot u, om naar
u te hooren. Niet gelijk de groote koning, die ons bedreigt,
kom ik, om welwillend, naar vrije willekeur, uit d'hoogte
van mijn macht een toestemmend gebaar te maken.
Ik kom haast als een smeekeling om raad. —
Gij allen
speelt met één gerucht en meent, dat wat gij hebt gehoord
de waarheid is. Maar mij omfladderen d'onzekerheden
als vleermuizen, die mij geen rust meer laten.
— Ik, die, bevelen moest en u den weg moest wijzen, ik
vraag u, of iemand uwer weet, wat van Leonidas ge-
worden is.
63
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
koor:
De koning zelf weet niets!
loos, zooals een haas,
—
Wij zijn verlaten en hulpe-
die vlucht en rept zich voort, ge-
jaagd door doodsangst, terwijl hoog in de lucht de havik
hangt: Wij weten niet, waarheen, of hoe. De koning
zelf is zoo hulpeloos als wij. Wee! Wee!
Het koor heeft zijn plaats hernomen. De koorleider staat nu in het koor. In
het midden staan de soldaten van Pausanias. Deze staat zelf midden voor het
koor.
Pausanias:
Heeft niemand iets met zekerheid vernomen?
koorleider:
Er was hier een Athener, die een droeve tijding mee-
bracht: Leonidas met zijn driehonderd mannen ligt ver-
slagen bij den pas, dien hij verdedigde.
Pausanias:
Waarom heeft hij dat niet aan mij gemeld?
koorleider:
Hij vluchtte verder.
koor:
De schaduw van een zwarte wolk veegt over 't land.
Pausanias:
Is dat het eenige?
koorleider:
Er is zoo veel, maar niets is geloofwaardig.
Pausanias:
Vernam ik maar één tijding, hoe dan ook. Dan wist ik toch'
wat ik moet doen.
stemmen:
Daar komt een man!
andere stemmen:
Waar?
Pausanias:
Een bode?
andere stemmen:
Hij is gehelmd.
andere stemmen:
Maar zonder schild.
Pausanias:
Is 't een Spartaan?
64
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
andere stemmen:
Hij is 't.
a^jdaten:
'Een vluchteling?
andere stemmen:
Een bode?
andere stemmen:
Hij komt hier heen.
Pausanias:
Als hij straks komt, dringt dan niet op hem aan; laat hem
tot mij dan spreken.
bode: (komt op)
Pausanias, een vreeselijk bericht moet ik u brengen.
koor:
Leonidas verslagen!
stemmen:
Wie ontkwamen?
andere stemmen:
Wat deden de Atheners?
andere stemmen:
Thebe verwoest?
andere stemmen:
De vloot verslagen?
koorleider:
Mannen, Spartiaten, laat toch den koning spreken!
(Het wordt stil).
Pausanias:
Meld dan, wat u opgedragen is.
bode:
Leonidas bezette met zijn driehonderd soldaten den pas
van de Thermopylai, waardoor de Perzen zeker moesten
gaan, om in de vlakte van Boiotië, het land der paarden,
te geraken. Daar tusschen de rotsen met hun nauwe paden
was de eindelooze overmacht van de barbaren niet zoo
zeer te duchten.
Pausanias:
Dat weet ik: Zoo was het overeen gekomen.
bode:
Drie dagen wachtten wij. Toen naderden onder wolken
van stof een woud van speren zich heffend boven gulden
helmen; en daartusschen reden in hun flikkerende rusting,
dansend op hunne hooge paarden, de grooten van het
65
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
groote rijk. Een tros van wagens volgde dezen stoet, die
als een lange, bonte slang trok langs den smallen weg.
Voor de Perzen uit gingen verspieders. Toen zij ons be-
—
merkten deden zij het leger stil houden en zonden ons een
gezant, die namens koning Xerxes zei: „Levert uw wa-
pens uit." Maar Leonidas gaf hem ten antwoord: „Komt
ze halen." — De gezant vertrok en heel de dag verliep
zonder dat zich bij de vijanden iets bewoog. Toen weer
de dag was aangebroken zond Xerxes ons een brief,
waarin hij dreigde dat hij het licht der zon met pijlen zou
verduisteren.
koor: -..
O, welk een overmacht!
bode:
Leonidas liet aan den koning zeggen, dat 't hem zeer
welkom was, te strijden in de schaduw. Zonder strijd
verliep ook deze dag. Omstreeks den middag voer ter
rechterzijde aan ons de Grieksche vloot voorbij die
van kaap Artemision terug voer naar Aigina
Pausanias:
— ■
De vloot behouden! ?
Dat Hellas dan zijn offervuren brande ter eere van
Posseidon!
koor:
Nog is het niet gansch'lijk duister in de harten der
Achaiers. Want de houten muur, die God Apollo noemde
is nog daar.
Pausanias:
Het is zeer goed, dat gij gekomen zijt, zoodat de zware
last van de onwetendheid niet langer op mij ligt.
bode:
Nu moet ik dan het smartelijk gebeuren gaan verhalen:
Nog nauw'lijks was de zon haar rozen bed ontstegen en de
klare morgen blonk over de donkre hellingen, toen luid
en luider krijgsmuziek uit 't kamp der Perzen tot ons
kwam. 't Leger der tienduizenden bewoog zich op ons af.
Leonidas wees eiken man zijn plaats en stelde de phalan-
xen tot weerstand.
soldaten:
Nooit zijn Spartanen gevlucht, al waren het driehonderd
tegen een leger als een zee.
66
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
bode: ; - ";
En pijlenhagel viel op ons neer en plotsehng
stormden vierhonderd lichtgewapenden ons in denrug—e.
—
koor:
Verpletterend valt deze slag.
soldaten:
Verraad?
andere stemmen:
Hielden zij stand?
andere stemmen:
Wat deed de koning?
bode:
Leonidas veranderde zijn orde en streed naar alle zijden
om 't behoud van de Thermopylai. Geen enkele phalanx,
die brak, of wankelde, of week.
koor:
Onvergelijkelijke strijders, mannen van Sparta!
bode:
Eindelijk bezweken voor den druk van duizend speren
onze rijen. Een wild gevecht van allen tegen allen begon
daarindiennauwenpas;en door de overmacht verpletterd
werd koning Leonidas terug gedrongen met zijn kleine
schare, totdat allen door het koude staal gebeten waren.
koor:
Diep beweend, maar onbegraven liggen daar driehonderd
van de onzen.
stemmen:
—
Rouw over Lakedaimon!
Hellas in bloed en puin; en Sparta bloedend uit drie-
honderd wonden.
Pausanias:
O, te bedenken, dat die sterke schare daar ligt, beroofd
—
van wapenen—ten prooi den raven en den honden onbe-
graven, gedoemd te zwerven, rusteloos — totdat eenmaal
wellicht een slavenhand, dehand van hem, die eens onder
de Grieken groot was, aarde op hen legt. — O Grieken-
land, rampzalig Hellas!
bode:
Ik alleen kon u de tijding brengen. —Tusschen bloedige
wolken daalde de zon, en bloedig was des nachts de hemel,
toen als smeekende armen de vlammen uit het brandende
Athene zich ten hemel rekten.
67
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
koor:
Wee! Griekenland brandt, Griekenland sterft!
Pausanias:
Driehonderd bleven daar en gij alleen keert weer ?
bode:
Ja, ik alleen, Pausanias.
Pausanias:
Ge hebt de jammer van heel Griekenland aanschouwd.
Het bloed der uwen zaagt gij stroomen op Griekschen
grond. Gij hebt het vurig spoor der Perzen zelf gezien.
Maar van driehonderd, die stierven tot den laatsten man,
keert gij alleen terug en zijt zelfs niet gewond,
bode:
Was het, Pausanias, dan niet verstandig, dat één man
zeek're tijding brengen kon ? Kan ik niet nogmaals strijden,
waar d' and'ren ontbreken ? Is 't niet goed, dat gij en de
Ephoren weten, wat het lot was van Leonidas?
koor:
De dapp're zonen van Sparta liggen bij de Thermopylai
gesneuveld; de vlucht'ling is ongedeerd.
Pausanias:
Dat er geen tijd verloren zij. Dat de Ephoren dit vernemen.
— Spartiaten, komt met mij.
Pausanias en koor af. Bode alleen,
bode: (met opgeheven armen)
Vader Zeus, beschermer van het gastrecht, doe mij niet
verlaten worden. —Vergeef mij deze schuld, die ik met
bloed betalen zal. — Apollo, gij, wiens tempel is leeg-
geroofd, doe mij het vuur van Sparta's haard niet ont-
nemen. God van licht en vuur, God van de citer en de
vreugd', ontneem mij niet de gaven, die gij schenken kunt.
Mijn bloed zal als een offer op het altaar van Griekenland
stroomen, opdat Uw lied gezongen worden kan. — Doch-
ter van Zeus, Athene, laat d' olijvenboom ook voor mij
schaduw geven, 't Branden van uw stad brandt schrijnend
in mijn hart. Ik bracht de tijding van uwen ondergang,
en 'k zal niet rusten, voordat uw tempel de Akropolis
weer kroont.
vergeef het mij,
—Leonidas, die nu ellendig rondzwerft,
dat ik u heb verlaten. Ik behoor bij u en bij
uw schare van soldaten, ik behoor bij u, strijders van de
Thermopylai. Moge uw onsterflijke roem niet tot een
68
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
69
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
70
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
71
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
koor:
Waar kon hij zich anders redden ? Wie zal ooit zich zelf
verbannen?
Pausanias:
Wordt gij niet gekweld door schaamte? Volgen u de
geesten van de geval'nen niet, die onbegraven bij de
Thermopylai liggen?
bode:
Neen; ik sta hier recht voor u en onbesmet van schande.
koor:
Een leugen of een eerlijk woord ?
Hij schijnt soms met een dubb'le tong te spreken.
bode:
Ik sta hier met een onbevlekten naam, ik durf u allen aan-
zien, 'k Heb gedaan wat ik moest doen.
op, laat mij één onder u zijn als een ander.
—
Neem mij weer
Pausanias:
Wij spraken nog geen oordeel. And're zaken lagen ons
nader aan het hart, dan uw lot te bepalen.
bode:
Maar wat wilt ge dan met mij?
Pausanias:
Wij willen recht.
koor:
Wij willen recht,
stemmen:
Wij willen wegen wat het zwaarste is.
andere stemmen:
Wij hooren enkel u. Geen aanklager is daar, dan
onze twijfel.
andere stemmen:
Wij zullen nu wegen zonder wrok of wraakzucht,
koor:
Wij zullen rechtvaardig zijn en onzen sternsteen als goede
mannen werpen.
Pausanias:
Komt, dat wij ons beraden.
Pausanias en koor af.
bode:
Redding is zoo dicht nabij. Ik kan haar grijpen haast.
Het zal weer alles goed zijn, zooals 't vroeger was. Geen
geesten, die mij jagen
72
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
73
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
bode:
Moet ik, omdat zoon dier zonder verstand het doet, zoo
handlen ?
geest van Leonidas:
Het is niet zinloos, wat de bij dan doet. Natuur wijst haar
den goeden weg. En: Hebt gij zelf niet diep geweten,
dat uw vlucht niet was zooals ons passend is ?
koor:
Ontken het voor de menschen, maar wij weten het wel.
Wij kennen het verborgenste van 't leven: den dood.
Wij weten, wat u dreef.
bode:
Laat mij met rust, wraakgierige geesten!
koor:
Nimmer!
bode:
ik ben toch niet door en door onwaardig en slecht!
koor:
Wraak volgt den slechten niet, wraak volgt den schuldige.
bode:
De wereld is zoo wijd, waarom moeten zij altijd met mij
gaan, mij steeds beëngen? Als ik vlucht, zult gij
mij dan laten gaan?
koor:
Omdat wij dood zijn, zijn wij eeuwig. Wij gaan met u,
waar gij moogt gaan. Wij zijn de schare Van de wraak.
geest van Leonidas:
Waar gij wilt rusten drijven wij u voort.
koor:
Drijven u voort.
geest van Leonidas:
Als iemand zich uw vriend wil noemen, merken wij u met
het teeken van'uw schande.
koor:
Uw schand'!
geest van Leonidas:
Als gij de menschen allen bedriegen mocht, zijn wij nog
daar als onbedriegelijke rechters.
koor:
Rechters, wrekers!
74
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
bode:
Wanneer gij rechters zijt, zoekt dan het recht.
koor:
Ons recht is wraak.
geest van Leonidas:
De bloemen van het veld bloeien voor u, als voor een ander,
maar waar gij denkt, hun reine kleuren te genieten, als
de lentewind u om de slapen spoelt en de betoov'ring van
hun geuren medebrengt, dan zult gij op de bloembedekte
weide ons zien staan.
geesten:
Waar de rijke bloemen bloeien en waar de luide feesten
zi Jn>
andere geesten:
Waar in de bekers de donkre wijn stroomt,
andere geesten:
Waar de vrede van den huiselijken haard weldadig
heerscht,
koor:
Daar staan wij achter u!
geest van Leonidas:
Wanneer de dag verschijnt, verschijnen wij en als hij is
gestorven en de zwarte vleermuis van den nacht haar
breede vleugels spreidt, dan staan wij aan uw bed, als
wachters, die u trouw zijn tot uw dood.
niet meer verlaten.
—Wij zullen u
geesten:
Schande voor het volk van Sparta.
andere geensten:
Verslagenheid bracht gij in onze harten.
andere geesten:
Wij willen geen zoen en wij willen geen weergeld.
koor:
Wij willen wraak, wraak voor den hoon, wraak voor de
schande, d' ongemeten smart.
bode:
Hades, Heer van de dooden, doe hen van mij gaan,
verbied dien boozen geesten hun vervolging, roep mij
naar uw duister en tochtig huis, maak mij een ijle schim,
zooals ik toch eenmaal worden zal, maar doe die wilde
jacht op mij beëindigen.
75
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
De geesten wijken naar achteren. Pausanias met zijn Spartanen komt op.
bode:
Ziet, ziet, zij wijken! Heerscher der duisternis, gij brengt
mij licht.
stemmen:
Hij is onschuldig.
andere stemmen:
Gruwelijke schanddaad!
andere stemmen:
Een schande voor heel Griekenland.
andere stemmen:
Wat hij bedreef, is hoon aan ons.
andere stemmen:
En hen, die daar verslagen liggen op het slagveld.
andere stemmen:
Toch was 't goed, dat wij een tijding kregen.
andere stemmen:
Even goed had hij naar de Perzen kunnen gaan en daar
wellicht zelfs een belooning krijgen.
andere stemmen:
Als men één misdaad niet bedrijft, spreekt dat nog van een
andere niet vrij.
andere stemmen:
Kan hij zich nog in komende gevechten niet een goed
soldaat betoonen? Wordt het oordeel nu niet te vroeg
gesproken ?
andere stemmen:
Mag de smaad ongewroken blijven, die onzen helden
is aangedaan?
andere stemmen:
Is dat geschied, is dat wel zeker?
De koren hebben zich nu zoo opgesteld, dat heelemaal vóór op het tooneel de
bode staat. Vervolgens op de onderste treden der terrassen het koor van Spar-
tanen, met Pausanias vóór hen; en daar achter op de bovenste treden de geesten,
met Leonidas in hun midden.
Pausanias:
Spartaansche mannen, gij hebt nu, meen ik, wel lang
genoeg beraadslaagd, hoe uw vonnis luiden moet.
koorleider:
Er is nog steeds, Pausanias, oneenigheid en twijfel tus-
schen ons.
76
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
Pausanias:
Als gij hem nog een vraag zoudt willen doen stellen, zal
ik het nog doen.
stemmen:
't Is dwaasheid, zulk een vraag. De leugen wordt hem als
een schild gegeven.
andere stemmen:
Vraagt hem dan een eed.
andere stemmen:
Een eed bij 't zwarte water van den Styx.
koorleider:
Vraag hem, koning Pausanias, dat hij de onbevlektheid
van zijn naam bezweren zal.
Pausanias:
Wilt gij bij 't grootste, waar een mensch bij zweren kan,
bij 't zwarte water van den kouden Styx, zweeren, dat
geen daad oneervol en tot schande voor ons allen, een
daad, die u onrein zou maken voor de menschen, die u
een graf onwaardig zou maken, dat door menschenhand
gedolven is, op u rust?
bode: (heft de hand op voor den eed)
koor van geesten:
Een meineed!
Het koor van Spartanen wijkt in twee helften naar links en rechts,
stemmen: (fluisterend)
Ziet, daar staat Leonidas.
andere stemmen: (fluisterend)
De doode strijders der Thermopylai.
koor van geesten: (de arm opheffend naar den bode)
Wij klagen aan, wij roepen om wraak,
.geest van Leonidas:
Wij, die tegen de overmacht van de tienduizend Perzen
stonden, die nu, onbegraven, bij de levenden geen plaats
meer hebben en geen toegang tot het rijk van Hades, wij
roepen uw wraak over den man, die ons in 't bitterst uur
verliet. Wij zijn de eersten uit uw midden, om on-
zentwil moogt gij niet meededoogend zijn.
stemmen:
Erger, dan iemand kon denken!
77
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
andere stemmen:-
Zwaarder dit woord, dan alle eeden.
andere stemmen:
Wie kon het gelooven!?
andere stemmen:
Hij, die een der onzen was, is voor den vijand wegge-
vlucht.
andere stemmen:
Niet meer bij ons behoort hij.
andere stemmen:
Wij stooten hem uit.
andere stemmen:
De aarde wil hem niet meer dragen.
andere stemmen:
En de zee neemt hem niet op.
andere stemmen:
De menschen nemen zijn hand niet aan.
andere stemmen:
De Goden vervolgen hem.
andere stemmen:
Hades laat hem in zijn huis niet binnen,
bode:
Moeten die zwarte schimmen over mijn lot beslissen?
koor van geesten:
Gij kent ons wel.
bode:
Ja, ik herken u: Wij zaten tezamen om het kampvuur en
wij stonden samen in den phalanx, schouder aan schouder
bij de Thermopylai, toen wij een rots tusschen die golven
van Perzische krijgers waren.
nu aan?
— Wat klaagt gij mij
78
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
79
DE BODE VAN DE THERMOPYLAI
80
K 2:!50