Koudwateraggregaat Afgekoeld Door Lucht en Warmtepompen YLCA 50, 60 y 80

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 26

Koudwateraggregaat afgekoeld

door lucht en warmtepompen YLCA


50, 60 y 80

Gebruikershandleiding
Ref.: N-40446_NL 0613
Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

1 Gebruikershandleiding ............................................................................................................1

1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting..................................................................................2


1.1.1 Beschikbare modellen en vermogens......................................................................................3
1.1.2 Technische gegevens..............................................................................................................4
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80).................................................................7
1.2.1 Algemeen schema YLCA 50, 60 en 80....................................................................................9
1.2.2 Symbolen op display..............................................................................................................10
1.2.3 Situatie van de besturing (YLCA 50, 60 en 80)......................................................................11
1.2.4 Sensorparameters..................................................................................................................12
1.2.5 Compressorparameters..........................................................................................................12
1.2.6 Werkingsgrafieken..................................................................................................................13
1.2.7 Ventilatorparameters..............................................................................................................16
1.2.8 Configuratieparameters van antibevriezingsregeling.............................................................17
1.2.9 Configuratieparameter van machine......................................................................................18
1.2.10 Configuratieparameters van alarmen.....................................................................................19
1.2.11 Configuratieparameters van regelaar.....................................................................................20
1.2.12 Alarmtabel..............................................................................................................................21
1.2.13 Functies..................................................................................................................................22
1.3 Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker...................................................23
1.3.1 Kalender van de voorziene onderhoudswerkzaamheden......................................................23
1.3.2 Onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker....................................................................23

i
1
Gebruikershandleiding
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting

1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting


De YLCA/YLHA zijn koudwateraggregaten en lucht-waterwarmtepompen met een centrifugale ventilator,
die gebruik maken van de ecologische koelvloeistof R-410A.
Deze apparaten zijn ontworpen voor gebruik als airconditioningsysteem of bedrijfskoelsysteem waarvoor
koud of warm water nodig is.
Het zijn stille en compacte eenheden, uitgerust met axiale ventilatoren die verticale lucht uitblazen en
direct buiten geplaatst kunnen worden.
Er zijn twee versies beschikbaar: met en zonder hydraulische groep inclusief een traagheidsreservoir en
een pomp met verhoogde hydrostatische druk.
Het regelsysteem van deze eenheden is een elektronische regelaar die speciaal geprogrammeerd is
voor gebruik in koudwateraggregaten en lucht-waterwarmtepompen die zijn uitgerust met tandemcom‐
pressoren. Met deze eenvoudig en veilig te bedienen regelaar kunt u nauwkeurig de retourtemperatuur
van het water in de installatie regelen, de ontdooiingcycli uitvoeren, de ventilatorsnelheid moduleren, het
starten van de compressoren, de pomp en de elektrische weerstanden regelen. Door de regelsensoren
en veiligheidselementen af te lezen, beschermt de regelaar de hele machine tegen foutieve werkingen.
Met het systeem kan het toestel met een standaard RS-485-supervisienetwerk worden verbonden.
Raadpleeg het hoofdstuk Bedieningsinstructies voor meer informatie.
De YLCA/YLHA worden vervaardigd met onderdelen waarvan de kwaliteit bewezen is, en in overeen‐
stemming met de gelden normen (ISO 9001-certificering).

2
Gebruikershandleiding 1
Algemene beschrijving van de uitrusting 1.1

1.1.1 Beschikbare modellen en vermogens


Model
alleen kou‐ YLCA 40 YLCA 50 YLCA 60 YLCA 80 YLCA 100 YLCA 120 YLCA 150
de
Koelver‐
39,3 51,8 60,1 72,1 100,3 118,5 150,5
mogen(1)
Koelver‐
39,6 52,1 60,5 72,6 101 119 151
mogen(2)

Nettokoelvermogen en kW voor een temperatuur van 7 °C binnenstromend/uitgaand water en 35 °C omgevings‐


(1)
temperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011
Brutokoelvermogen en kW voor een temperatuur van 7 °C binnenstromend/uitgaand water en 35 °C omgevings‐
(2)
temperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011

Model
warmte‐ YLHA 40 YLHA 50 YLHA 60 YLHA 80 YLHA 100 YLHA 120 YLHA 150
pomp
Koelver‐
37,6 51,7 60,1 71,7 95,4 113,6 144,5
mogen(1)
Verwar‐
mingsver‐ 39 52,8 60 75,2 104,6 120 150,5
mogen(2)
Koelver‐
37,8 52 60,5 72,2 96 114 145
mogen(3)
Verwar‐
mingsver‐ 38,6 52,5 59,6 74,7 104 119,6 150
mogen(4)

Nettokoelvermogen en kW voor een temperatuur van 7 °C binnenstromend/uitgaand water en 35 °C omgevings‐


(1)
temperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011
Nettoverwarmingsvermogen en kW voor een temperatuur van 45°C binnenstromend/uitgaand water en 7 °C om‐
(2)
gevingstemperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011
Brutokoelvermogen en kW voor een temperatuur van 7 °C binnenstromend/uitgaand water en 35 °C omgevings‐
(3)
temperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011
Brutoverwarmingsvermogen en kW voor een temperatuur van 45°C binnenstromend/uitgaand water en 7 °C om‐
(4)
gevingstemperatuur volgens certificaat EUROVENT EN14511:2011

3
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting

1.1.2 Technische gegevens


Deze eenheden worden volledig gemonteerd en met alle koelleidingen en elektrische installaties afge‐
leverd voor installatie op locatie. Voer voordat u deze eenheden monteert eerst een werkingstest met
water uit. Controleer tijdens deze test ook of er koelvloeistof lekt.
Afdekkingsplaat
De eenheden worden vervaardigd van gegalvaniseerde stalen platen en roestvrijstalen bouten en
schroeven. De panelen kunnen worden gedemonteerd om bij de onderdelen in de eenheden te kunnen
komen. De chassisonderdelen zijn geverfd met in een oven geharde polymeerverf (kleur RAL9001).
Compressoren
Er worden een, twee of vier hermetische Scroll-compressoren die in tandemvorm en op rails en antitril‐
lingssteunen worden gemonteerd . De compressoren zijn samengevoegd om met een enkele koelkring
te werken. Het starten gebeurt met twee onafhankelijke starters. Deze compressoren beschikken over
mechanische elementen de u beschermen tegen hoge werkingstemperaturen. De carterweerstanden
werken alleen als de compressor stilstaat.

Warmtewisselaar aan waterzijde


Bestaat uit een warmtewisselaar van roestvrij plaatstaal die met elastomeervet (gesloten cellen) goed
geïsoleerd is. Bevat een antibevriezingsweerstand die door de regelaar wordt beheerd. De koelvloei‐
stofzijde van die warmtewisselaar kan een werkdruk van 45 bar aan, terwijl de waterzijde een druk van
10 bar aankan. Als de eenheid een hydraulische groep bevat, dan is de maximum toelaatbare druk aan
de waterzijde 6 bar (regeling van veiligheidsklep van reservoir).

Warmtewisselaar aan luchtzijde


De warmtewisselaar bestaat uit twee batterijen met aluminium 'blue fin'-vinnen en gegroefde koperen
buizen die mechanisch aan de binnenkant van de vinnen uitsteken.

Ventilatoren
Het betreft hier axiale vinnen die zeer weinig geluid produceren. Ze zijn uitgerust met eenfasige motoren
met IP54-bescherming. Met deze motoren kan met een faseonderbreker die door de regelaar van de
machine wordt aangestuurd, de snelheid worden aangepast. Op deze manier kan de eenheid bij lage
buitentemperaturen (-10 °C) werken. Koude eenheden kunnen met behulp van een optionele kit werken
bij buitentemperaturen tot ‑18 °C. In warmtepompen staat de ventilator tijdens het ontdooien stil.

Elektrisch paneel en regelpaneel


Bevindt zich aan voorzijde van machine en heeft IP44-bescherming. De bedienings- en regelingsonder‐
delen zijn in de fabriek gemonteerd, bekabeld en goedgekeurd. In de deur van dit regelpaneel bevindt
zich een isolator die de elektrische voeding onderbreekt. In het regelpaneel bevinden zich de contact‐
schakelaars van de compressoren en de pomp, de transformator, magnetothermische beschermers, de
elektrische panelen van de regelaar, de snelheidsregelaar, de aansluitstrip en het toetsenbord met de
afstandsbedieningen van de eenheid.

Afstandsbediening met schermtoetsen


Dit apparaat is van buitenaf toegankelijk via een dichte kunststof afdekking. Het gaat hier om een een‐
voudig te gebruiken afstandsbediening die over drie toegangsniveaus beschikt: direct, gebruiker (wacht‐
woord) en fabriek (wachtwoord). Raadpleeg de Bedieningsinstructies voor meer informatie.

Koelkring
De koelkring van de alleen-koude-eenheid bevat: expansieklep, drogerfilter, vloeistofkijkglas, hoge- en
lagedrukpressostaten, servicekleppen voor isoleren van condensator en Schrader-kleppen aan de hoge
en lage zijden. Het warmtepompmodel bevat daarnaast de vierwegklep (onder spanning tijdens zomer‐
cyclus en ontdooiingen), terugslagkleppen, expansieklep van warmtecyclus en een vloeistofbak. De
aanzuigbuizen zijn bedekt met een elastomeer laag van gesloten cellen.

4
Gebruikershandleiding 1
Algemene beschrijving van de uitrusting 1.1

Hydraulische groep (pack)


Deze eenheden zijn uitgerust met een montageset met de onderdelen van een hydraulische groep. Deze
groep bevindt zich in het chassis van de eenheid en neemt weinig ruimte in. De groep bevat de volgende
onderdelen: bekleed traagheidsreservoir en met antibevriezingsweerstand, centrifugale pomp, expan‐
sievat met stikstof van 1,5 bar, veiligheidsklep van 6 bar, manometer voor druk van watercircuit, twee
ontluchtingskleppen, vulklep en afvoerklep. De groep bevat ook een gaasfilter voor het watercircuit. Dit
filter wordt los meegeleverd zodat de installateur deze op de geschiktste positie kan plaatsen.

Debietregeling (stromingsschakelaar)
Controleer of er voldoende water circuleert wanneer de eenheid functioneert.

Opties en accessoires
Eenheid zonder hydraulische groep
Bevat de in de vorige specificaties vermelde elementen, behalve de hydraulische groep (set). Het wa‐
tercircuit bevat een ontluchtingsklep. De aansluitingen zijn voorbereid voor installatie op locatie.
Dubbele pomp
Accessoire beschikbaar voor modellen 50 tot 150 met hydraulische groep. De tweede pomp springt aan
als de magneto-calorische bescherming van eerste pomp werkt (modellen 50, 60 en 80) of via het re‐
gelaarsprogramma (modellen 100, 120 en 150).
Waterfilter
Wordt geleverd als standaardelement in eenheden die een hydraulische groep bevatten. Roestvrijstalen
zeef met gaatjes met een diameter van 1 mm. Deze is optioneel in eenheden die geen hydraulische
groep hebben. De garantie van de eenheid is niet geldig als er geen waterfilter geïnstalleerd is.
Afstandsbediening
Afstandsbediening met wandmontage met toetsen voor koude-/warmtefuncties en stoppen/starten. Be‐
vat spannings-, alarm- en koude/warmte-LED's. Maximum lengte van kabel: 50 m.
Externe terminal
Voor volledige toegang en regeling van het systeem via scherm en knoppen. Hiermee kunnen de functies
KOUDE, WARMTE en STOPPEN worden geselecteerd. De werkingsparameters kunnen worden gewij‐
zigd en het systeem gecontroleerd. Kan op maximum 1.040 m worden geïnstalleerd.
BMS-verbindingen
Met een serieplaat is het mogelijk om het systeem op een standaard RS-485-supervisienetwerk aan te
sluiten.
Eenheden met laag geluidsniveau (LN)
Bevat antigeluidszakken die in de compressoren en geluidsisolatieplaten die de compressorkamers be‐
dekken zijn gemonteerd.
Zachte starter
Voor zacht starten van motor. Speciaal ontworpen voor Scroll-compressoren. (Maximum buitentempe‐
ratuur: 50 °C).
Beschermhekken
Ter bescherming van batterijen tegen stoten. Ze zijn in stalen rekken vervaardigd en met een witte in
een oven geharde polymeer (RAL9001) gelakt.

5
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting

Antitrillingssteunen
Als het nodig is om de trillingen en geluiden die de
YLCA/YLHA 40
eenheid produceert maximaal terug te dringen, dan
kunt u uit stalen veren bestaande antitrillingssteunen
gebruiken. U moet deze tussen de chassissteun van
de eenheid en de basis waarop de eenheid rust, op
de grond installeren.
Deze basis moet stevig zijn en afmetingen hebben die
overeenkomen met de last die de basis moet dragen.
De antitrillingssteunen voor de YLCA/YLHA 40, 50,
60 bevatten 4 eenheden, terwijl de antitrillingssteu‐
nen voor de YLCA/YLHA 80, 100, 120 en 150 er 6
bevatten.
Deze veersteunen moeten goed verdeeld worden en
in de voorgeboorde gaten in de basis van het aggre‐
gaat worden bevestigd. In het hoofdstuk Algemene
afmetingen wordt hier uitgebreider op ingegaan.
50

YLCA/YLHA 50 ÷ 150

Ø 75
125

10

14,5
Ø

86
80

115
14,5

6
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)


BESCHRIJVING VAN REGELAAR
Het gaat hier om een multifunctieregelaar die speciaal geprogrammeerd is voor gebruik in koudwater‐
aggregaten en warmtepompen lucht/water met tandemcompressor, twee vermogensfasen en een enkel
koelcircuit.
Hoofdfuncties
• Temperatuurregeling van water (bij toe- of afvoer. Volgens parameter r6).
• Beheer van ontdooiingscyclus.
• Werkingsbeheer en veiligheidssysteem.
• Snelheidsregeling van ventilatoren.
• Alarmbeheer.
• Aansluiting voor supervisie en telehulp (accessoire seriële aansluiting RS-485).

Regelapparaten
• Compressor
• Ventilatoren
• Vierwegklep
• Waterpomp
• Alarmsysteem
• Weerstanden
STANDAARDONDERDELEN
Basisregelmodule van systeem en eerste compressor.
Dit is de kern waarin de van de sensoren afkomstige signalen en de beveiligingsonderdelen van het hele
systeem worden verwerkt om de actieve elementen te regelen: compressoren, ventilatoren, vierwegklep,
watercirculatiepomp, alarmrelais en antibevriezingsweerstand. Voedingsspanning 24 Vca
Kan ook gebruikt worden voor toegang en regeling van systeem via scherm, knoppen en LED's waarover
het apparaat beschikt. Hiermee kunnen de functies KOUDE, WARMTE en STOPPEN worden geselec‐
teerd. U kunt ook de werkingsparameters wijzigen en het systeem controleren.
Module voor snelheidsregeling van ventilatoren
Werkt door faseonderbreking. Bevat beveiligingszekering.
NTC-sensoren en ratiometrische sensoren (druk)
Er worden 3 NTC-sensoren gebruikt voor het aflezen van de systeemtemperaturen en een ratiometrische
drukomvormer (B4) voor het aflezen van de koelvloeistofdruk in de batterij:
• B1. Regeling van instelpunt. Lees de watertemperatuur bij de toevoer van de warmtewisselaar af.
• B2. Antibevriezingsregeling. Lees de watertemperatuur bij de afvoer van de warmtewisselaar af.
• B3. Regeling van dynamisch instelpunt. Lees de temperatuur van de buitentemperatuur af.
• B4. Snelheidsregeling van ventilatoren en ontdooiingscyclus. Lees de koelvloeistofdruk aan de bin‐
nenzijde van de batterij af.
Parameters
De parameterset waarmee het werkingsprogramma van de eenheid wordt geconfigureerd, is in vier
niveaus verdeeld (Factory, Super User, User en Direct), afhankelijk van de functie van elke parameter
en het toegangsniveau van de gebruiker. Vanaf elk niveau kunnen de overeenkomende parameters voor
dat niveau worden aangepast, en de daarbij behorende voor lagere niveaus.
Factory-niveau
Toegankelijk met Factor-wachtwoord. Hiermee kunnen alle parameters van de eenheid worden gecon‐
figureerd.
Super User-niveau
Toegankelijk met Super User-wachtwoord. Hiermee kan kunnen de parameters Super User, User en
Direct worden geconfigureerd.

7
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

User-niveau
Toegankelijk via het wachtwoord 22. Hiermee hebt u toegang tot standaardparameters die de gebruiker
moet instellen.
Direct-niveau
Toegankelijk zonder wachtwoord. Hiermee kunnen de door de sensoren gedetecteerde waarden en
andere systeemwaarden worden afgelezen. De gebruiker kan de waarden gebruiken zonder dat dit in‐
vloed heeft op de werking van de eenheid.
Algemeen
Als u parameters wilt wijzigen die van invloed zijn op de basisconfiguratie van de eenheid, dan moet u
dat doen met de regelaar in de stand Stand-by.

8
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.1 Algemeen schema YLCA 50, 60 en 80

GN
A B C D E
24 Vac
G

F10

F I

G
H

Temperatuursensor waterafvoer (antibevriezings‐


A Compressor 2 B2
bescherming)
B Pomp B3 Buitentemperatuursensor (dynamisch instelpunt)
Raciometrische druksensor (snelheidsregelaar
C Weerstand B4
ventilatoren en ontdooiing)
D Compressor 1 ID1 Control de fases / Protección general externa
E Alarm ID2 Waterdebietregeling
F Transformator 230/24 ID3 Hogedrukpressostaat
G Snelheidsregeling ventilatoren ID4 Pressostaat uitgeschakeld
H Communicatie ID5 STOPPEN/STARTEN op afstand
I Programmeerbare sleutel GN Común 24 Vca
Temperatuursensor watertoevoer (regeling instel‐
B1 G Fase 24 Vca
punt)

9
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.2 Symbolen op display


Het display bevat drie groen cijfers, een teken en een
decimaal. Tevens worden de symbolen van de gese‐
1 2 3 4
lecteerde functies oranje weergegeven (het alarm‐
symbool is rood).

13

12
11

11 10 9 8 7 6 5

Betekenis
Knop Kleur
Met brandende LED Met knipperende LED
-2- Compressor functioneert * Op bepaald tijdstip starten
-7- Compressor gevraagd -
-8- Oranje Waterpomp functioneert -
-9- Werkende ventilatoren -
-10- Ontdooiing actief -
-12- Rood Alarm actief -
-13- Koudecyclus -
Oranje
-1- Warmtecyclus -

(*) Aantal werkende compressoren

Knop Machinestatus Drukmodus


Laad de standaardwaarden Onder spanning zetten door knop in te drukken
-3- Retour naar bovenste subgroep in programmeergebied tot afvoer van gebied (wij‐
Een keer indrukken
zigingen in E2PROM gered)
Toegang tot Direct-parameters 5 seconden indrukken
-6- Selecteer een parameter Direct en geef de waarde weer/Bevestig de gewijzigde
Een keer indrukken
parameters
-3- + ‑6- Programmering van parameters met wachtwoord 5 seconden indrukken
Selectie van bovenste parameter in programmeergebied Een keer indrukken of continu indrukken
-4- Waarde verhogen Een keer indrukken of continu indrukken
Selectie van warmtefunctie vanaf stand Stand-by en vice versa (P6=1) 5 seconden indrukken
Selectie van onderste parameter in programmeergebied Een keer indrukken of continu indrukken
-5- Waarde verlagen Een keer indrukken of continu indrukken
Selectie van koudefunctie vanaf stand Stand-by en vice versa (P6=1) 5 seconden indrukken
Handmatige herinschakeling van alarmen 5 seconden indrukken
-4- + ‑5-
Urentellers op nul zetten (in programmeergedeelte) 5 seconden indrukken
-6- + ‑4- Geforceerd handmatig ontdooien 5 seconden indrukken

10
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.3 Situatie van de besturing (YLCA 50, 60 en 80)


Lagedrukpressostaat
A Temperatuursensor (B3) H
(LP)
B Ventilator I1 Compressor 1
B
C Debietregeling (FS) I2 Compressor 2
Sensor waterafvoer NTC Hogedrukpressostaat C
D J
(B2) (HP)
Externe warmtewisse‐
E Interne warmtewisselaar L
laar D
A
Sensor watertoevoer NTC
F M Druksensor (B4)
(B1) M
L
G Pomp

J H F
I1

I2 G

Tabellen met parameters


In de volgende tabellen worden de parameters en de daarbij behorende waarden verdeeld per familie
weergegeven:
Tekens van parameterniveau Supervisievariabele
D Direct R/W Lees-/schrijfparameter
U User R Alleen-lezenparameter
S Super User
F Factory

11
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.4 Sensorparameters
Sensorparameters
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Sensor NTC B1 (watertoevoer):
/01 0= Afwezig (functie niet beschikbaar) F 1 (R/W) - 1 0 1
1= Aanwezig
Sensor NTC B2 (waterafvoer):
/02 0= Altijd AAN (functie niet beschikbaar) F 2 (R/W) - 1 0 1
1= Aanwezig
Sensor NTC B3:
/03 1= Condensatiesensor F 14 (R/W) - 1 0 2
2= Buitensensor
Sensor B4:
0= Afwezig

/04 1= ON/OFF F 15 (R/W) - 3 0 3


2= Buitensensor NTC
3= Raciometrisch 5 Vcc
/09 Minimum ingangsspanning F 18 (R/W) 0,01 Vcc /10 0 50
/10 Maximum ingangsspanning F 19 (R/W) 0,01 Vcc 500 /09 450
/11 Minimum druk F 1 (R/W) bar /12 0 0
/12 Maximum druk F 2 (R/W) bar 99,9 /11 45
/13 Kalibratie sensor B1 F 3 (R/W) ºC 12 -12 0
/14 Kalibratie sensor B2 F 4 (R/W) ºC 12 -12 0
/15 Kalibratie sensor B3 F 5 (R/W) ºC 12 -12 0
/16 Kalibratie sensor B4 F 6 (R/W) bar 12 -12 0
/21 Digitaal filter U 20 (R/W) - 15 1 4
/22 Toevoerbeperking U 21 (R/W) - 15 1 8
Meeteenheid
/23 0 °C U 5 (R/W) - 1 0 0
1=1F
b00 Op display weergegeven sensor U 24 (R/W) - 7 0 0
b01 Waarde gelezen door sensor B1 D 102 (R) ºC - - -
b02 Waarde gelezen door sensor B2 D 103 (R) ºC - - -
b03 Waarde gelezen door sensor B3 D 104 (R) ºC - - -
b04 Waarde gelezen door sensor B4 D 105 (R) ºC/bar - - -

1.2.5 Compressorparameters
Compressorparameters
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
c01 Minimum werkingstijd U 25 (R/W) Seconden 999 0 120
c02 Minimum stoptijd U 26 (R/W) Seconden 999 0 60
c03 Tijd tussen startmomenten van dezelfde compressor U 27 (R/W) Seconden 999 0 300
c06 Starttijd U 30 (R/W) Seconden 999 0 10
Vertraging bij starten van compressor ten opzichte van
c07 U 31 (R/W) Seconden 150 0 20
pomp
Vertraging bij stoppen van pomp ten opzichte van com‐
c08 U 32 (R/W) Minuten 150 0 1
pressor
c10 Urenteller werking compressor D 122 (R) Uren 800 0 -
c14 Urenteller werking voor onderhoud van compressor U 34 (R/W) Uren 100 0 0
c15 Urenteller werking pomp D 126 (R/W) Uren 800 0 -
c17 Minimum tijd tussen startmomenten van pomp U 35 (R/W) Minuten 150 0 5
c18 Minimum werkingstijd van pomp U 36 (R/W) Minuten 15 0 2

12
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.6 Werkingsgrafieken
Minimum werkingstijd van een compressor
A Signaal
B Compressor

B
C1

Minimum stoptijd van een compressor


A Signaal
B Compressor

B
C2

Minimum tijd tussen startprocedures van een compressor


A Signaal
B Compressor

B
C3

13
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

Minimum tijd tussen startprocedures van twee compressoren


A Signaal 1 C Compressor 1
B Signaal 2 D Compressor 2

D
C4

Tijd tussen stopmomenten van twee compressoren


A Signaal 1 C Compressor 1
B Signaal 2 D Compressor 2

D
C5

Vertragingen bij stoppen compressor/pomp


A Compressor
B Pomp

B
C8

14
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

Vertragingen bij starten pomp/compressor


A Pomp
B Compressor

B
C7

15
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.7 Ventilatorparameters
Ventilatorparameters
Parameters Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Uitgang van ventilatoren:
F01 0= Afwezig (functie niet beschikbaar) F 10 (R/W) 1 0 1
1= Aanwezig
Werkingsmodus:
0= Altijd AAN (functie niet beschikbaar)
1= Parallel aan compressor (functie niet
beschikbaar)
F02 F 48 (R/W) 3 0 3
2= Start ON/OFF (functie niet beschik‐
baar)
3= Parallel aan compressor en snelheids‐
regelaar
F03 Minimumspanning triac F 49 (R/W) doorgang F04 0 35
F04 Maximumspanning triac F 50 (R/W) doorgang 100 F03 92
F05 Druk bij minimum snelheid koudecyclus F 23 (R/W) bar 80 -40 22,2
Drukverschil maximum snelheid koudecy‐
F06 F 25 (R/W) bar 50 0 3,7
clus
Drukverschil, ventilator stopt, koudecy‐
F07 F 27 (R/W) bar 50 0 6,5
clus
F11 Starttijd van ventilatoren F 51 (R/W) Seconden 120 0 10
F12 Impulsduur triac F 52 (R/W) Seconden 10 0 2

A Ventilatorsnelheid A
B Condensatietemperatuur
C Verdampingstemperatuur

B
A

16
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.8 Configuratieparameters van antibevriezingsregeling


Configuratieparameters van antibevriezingsregeling
Parameters Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Ingestelde temperatuur antibevriezingsrege‐
A01 U 11 (R/W) ºC - A07 3
ling
A02 Verschil herinschakeling antibevriezing U 12 (R/W) ºK 50 0,3 5
A03 Bypass-tijd antibevriezingsalarm U 22 (R/W) Seconden 150 0 0
Temperatuur activering antibevriezingsweer‐
A04 U 13 (R/W) ºC r16 A01 3
stand
Verschil in activering antibevriezingsweer‐
A05 U 14 (R/W) ºK 50 0,3 2
stand
Regelsensor hulpweerstand:
A06 0= Regelsensor F 6 (R/W) - 1 0 0
1= Antibevriezingssensor
Minimum ingesteld temperatuurbereik antibe‐
A07 U 15 (R/W) ºC 79 -40 3
vriezingsregeling
Ingestelde temperatuur activering verwar‐
A08 U 16 (R/W) ºC r15 A01 3
mingsweerstand
Verschil in ingestelde temperatuur bij deacti‐
A09 U 17 (R/W) ºC 50 0,3 3
vering verwarmingsweerstand
Automatisch starten door antibevriezings‐
alarm (eenheid stand-by):
0= Functie gedeactiveerd
A10 1= Waterpomp+weerstand U 23 (R/W) 3 0 1
2= Waterpomp + weerstand + compressor (al‐
leen warmtepomp)
3= Weerstand

Verschil herinschakeling
A D Antibevriezingsalarm
antibevriezing (A2)
Verschil in activering an‐ Temperatuur activering
B tibevriezingsweerstand E antibevriezingsweer‐ A B
(A5) stand (A4)
Ingestelde temperatuur C
C Weerstanden F
antibevriezing (A1)

D
t

F E

17
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.9 Configuratieparameter van machine


Configuratieparameters van machine
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Machinemodel:
H01 2= Koudwateraggregaat F 54 (R/W) 2
3= Warmtepomp lucht-water
H02 Aantal ventilatiecircuits (deze parameter niet wijzigen) F 12 (R/W) 0
Aantal aanwezige verdampers (deze parameter niet
H03 F 13 (R/W) 0
wijzigen)
Aantal compressoren per circuit (deze parameter niet
H04 F 55 (R/W) 1
wijzigen)
Werking van de pomp:
0= Afwezig
H05 1= Functioneert altijd F 56 (R/W) 3 0 1
2= Functioneert op verzoek van regelaar
3= Functioneert op verzoek van regelaar en tijd
Digitale ingang KOUD/WARM:
H06 0= Afwezig U 14 (R/W) 1 0 0
1= Aanwezig
Digitale ingang AAN/UIT:
H07 0= Afwezig U 15 (R/W) 1 0 0
1= Aanwezig
Configuratie van netwerk (deze parameter niet wijzi‐
H08 F 57 (R/W) 3 0 0
gen)
Toetsenbordblokkering:
H09 0= Uitgeschakeld U 16 (R/W) 1 0 1
1= Ingeschakeld
Seriële richting voor supervisie:
H10 U 58 (R/W) 200 1 1
0= Voor toekomstig gebruik als terminal
H11 Configuratie van uitgangen (niet selecteerbaar) F 59 (R/W) 3 0 1
Logica functie vierwegklep. Geactiveerd in koudecy‐
H12 F 60 (R/W) 3 0 0
clus. (deze parameter niet wijzigen))
H21 Functie tweede pomp (deze parameter niet wijzigen) F 62 (R/W) 4 0 0
Uitschakeling lading standaardparameters:
H22 0= Uitgeschakeld F 18 (R/W) 1 0 1
1= Ingeschakeld
Inschakeling Modbus-protocol:
H23 0= Uitgeschakeld F 11 (R/W) 1 0 0
1= Ingeschakeld

18
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.10 Configuratieparameters van alarmen


Configuratieparameters van alarmen
Parameters Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
P01 Alarmvertraging debietregeling bij starten U 63 (R/W) Seconden 150 0 20
Alarmvertraging door debietregeling bij draaien‐
P02 U 64 (R/W) Seconden 120 0 5
de eenheid
Alarmvertraging door lagedrukpressostaat bij
P03 U 65 (R/W) Seconden 200 0 60
starten
Herinschakeling van alarmen
6= Hoge en lage druk van handmatige herin‐
P05 F 67 (R/W) 6
schakeling na derde activering in 1 uur. Antibe‐
vriezing van handmatige herinschakeling
Symbolen koude- en warmtecycli.
P06 1= "Zon" warmtecyclus, "IJskristal" koudecyclus F 19 (R/W) 1 0 1
0= "Zon" koudecyclus, "IJskristal" warmtecyclus
Digitale ingang 1 voor de functie Fasebesturing.
P08 F 69 (R/W) 3
Deze parameter niet wijzigen
Digitale ingang 2 voor de functie Debietregeling.
P09 F 70 (R/W) 1
Deze parameter niet wijzigen.
Selectie van lagedrukalarm.
P15 0= Niet actief bij gestopte compressor F 76 (R/W) 1 0 1
1= Actief en compressor gestopt
Alarm vanwege hoge temperatuur van retourwa‐
P16 U 38 (R/W) ºC 80 -40 30
ter
Vertraging vanwege hoge temperatuur bij star‐
P17 U 77 (R/W) Minuten 250 0 30
ten
Alarm vanwege hoge druk in drukomvormer
P18 F 39 (R/W) bar 99,9 0,1 41
0= Functie uitgeschakeld
Alarm vanwege lage temperatuur van retourwa‐
P19 U 40 (R/W) ºC 80 -40 10
ter
Inschakeling van alarmen door hoge en lage wa‐
tertemperatuur tijdens starten.
P20 1= Functie ingeschakeld U 20 (R/W) 1 0 0

0= Functie uitgeschakeld

19
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.11 Configuratieparameters van regelaar


Configuratieparameters van regelaar
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
r01 Ingestelde temperatuur koudecyclus U 41 (R/W) ºC r14 r13 12
r02 Verschil ingestelde temperatuur koudecyclus U 42 (R/W) ºC 50 0,3 2
Rotatie compressor
0= Uitgeschakeld
r05 F 78 (R/W) 2 0 2
1= Type FIFO
2= Voor werkingsuren
Regelingtype 0= Proportioneel. toevoertemperatuur
1= Proportioneel+zona neutraal. Ingangstemperatuur
2= Proportioneel. Afvoertemperatuur
r06 F 79 (R/W) 4 0 0
3= Proportioneel+zona neutraal. Uitgangstemperatuur
4= Voor tijd+dode zone. Afvoertemperatuur (alleen
koudwateraggregaat)
r07 Verschil neutrale zone F 45 (R/W) ºC 50 0 1
(Alleen als r06=4) Maximum activeringstijd. Afvoer‐
r08 F 80 (R/W) Seconden 999 r09 120
temperatuur.
(Alleen als r06=4) Minimum activeringstijd. Afvoertem‐
r09 F 81 (R/W) Seconden 999 c04 100
peratuur.
(Alleen als r06=4) Maximum deactiveringstijd. Afvoer‐
r10 F 82 (R/W) Seconden 999 r11 120
temperatuur.
(Alleen als r06=4) Minimum deactiveringstijd. Afvoer‐
r11 F 83 (R/W) Seconden 999 c05 100
temperatuur.
(Alleen als r06=4) Verschil in deactivering van com‐
r12 F 46 (R/W) ºC 50 0 1
pressor.
r13 Minimum ingestelde temperatuur koudecyclus U 47 (R/W) ºC r14 -40 6
r14 Maximum ingestelde temperatuur koudecyclus U 48 (R/W) ºC 80 r13 20
r15 Minimum ingestelde temperatuur warmtecyclus U 49 (R/W) ºC r16 -40 25

A Temperatuur D Verschil /2 (r02/2)


Instelpunt KOUDE (r01) + Ver‐
B Eerste compressor E
schil (r02)
Tweede compres‐ D
C
sor
F Instelpunt KOUDE (r01) A
C

B
A
F E

20
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2

1.2.12 Alarmtabel
Alarmtabel
Display Alarmtype Herinschakeling
A1 Antibevriezingsalarm Handmatig
Hoge temperatuur bij starten (indien geactiveerd,
AHt Automatisch
P20=1)
Lage temperatuur bij starten (indien geactiveerd,
ALt Automatisch
P20=1)
E1 Sensor B1 Automatisch
E2 Sensor B2 Automatisch
E3 Sensor B3 Automatisch
E4 Sensor B4 Automatisch
ELS Lage spanning voeding Automatisch
EHS Hoge spanning voeding Automatisch
EPr Fout in Eprom Eenheid functioneert. Automatisch
EPb Fout in Eprom Bij starten Automatisch
EL 1-2 Storing in spanningsregeling van ventilatoren Automatisch
Debietregeling (stromingsschakelaar)/beschermer
FL Handmatig
pomp
Hc1/Hc2 Onderhoudswaarschuwing compressor Automatisch
HP Hoge druk Handmatig
Ht Waarschuwing voor hoge watertemperatuur Automatisch
LP Lage druk Handmatig
PC1 In fasen inden van compressoren (hoge druk) Automatisch
tC1 Thermische beschermers ventilatoren Handmatig

21
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)

1.2.13 Functies
Herinschakeling van alarmen
Als u de toetsen OMHOOG en OMLAAG 5 seconden ingedrukt houdt, worden de in het geheugen op‐
geslagen alarmen geannuleerd. Tegelijkertijd verdwijnt het alarmbericht van het display en wordt het
relaisalarm gedeactiveerd.
Urentellers op nul zetten
Als de werkingsuren van de compressors of de pomp (c10, c11 en c15) worden weergegeven, kunt u
deze tellers op nul zetten door de toetsen OMHOOG en OMLAAG tegelijkertijd in te drukken.
Werking van de pomp
Conform de waarde die aan parameter H5 gegeven wordt, kunt u een keuze maken uit 4 werkingsmodi.
H5=0 (pomp uitgeschakeld). H5= 1 (pomp functioneert altijd), H5= 2 (pomp functioneert en wordt aan‐
gestuurd door regelaar of parallel aan compressor), H5= 3 (pomp stopt en start met regelmatige inter‐
vallen onafhankelijk van werking van compressor (parameters c17 en c18).
Kalibratie van de sensoren
Als het nodig is, kunnen met de parameters /13, /14, /15, /16, /19 en /20 de sensoren worden gekali‐
breerd. Zie tabel. Sensorparameters, zie pag. 12.
ON/OFF op afstand
Es posible conectar una entrada ON/OFF remota entre los terminales D5 y GN de la regleta de conex‐
iones. Om deze invoer te activeren, moet parameter H07 (H07= 1) de waarde 1 krijgen. Als deze ingang
geopend is, staat de eenheid in de stand OFF. Als deze ingang gesloten is, staat de eenheid in de stand
ON. Deze optie schakelt de functie ON/OFF van het toetsenbord niet uit.
Fasen instellen voor compressoren bij hoge druk (HP prevent)
Deze functie wordt geactiveerd als P04 = 1. Als de hoge druk om wat voor reden dan ook in de buurt
komt van de druk waarbij de eenheid wordt uitgeschakeld (P18-0,5 bar), deactiveert de regelaar een van
de compressoren en wacht 10 seconden. Als het alarm blijf afgaan, stopt de eenheid na deze interval.
Als daarentegen het alarm verdwijnt, blijft de eenheid functioneren met slechts één compressor. In dit
geval wordt op het scherm het bericht PC1 weergegeven. Deze toestand blijft actief tot de druk daalt tot
onder de waarde F5 + F6. In dat geval herstelt de eenheid de eerder gedeactiveerde compressor.

22
Gebruikershandleiding 1
Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker 1.3

1.3 Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker


1.3.1 Kalender van de voorziene onderhoudswerkzaamheden
Het systeem voor de klimaatregeling is ontworpen met het oog op een minimaal onderhoud. Om de
goede werking van de installatie en een lange levensduur van de installatie te waarborgen met een
minimum aan stroomverbruik en conform de normen van elk land, moeten periodiek onderhoudswerk‐
zaamheden worden uitgevoerd.
Johnson Controls Inc aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een onjuist ge‐
bruik en/of een gebrekkig onderhoud waarbij de instructies in dit document of in andere documenten die
bij de uitrusting geleverd werden, niet werden nageleefd.
De onderhoudswerkzaamheden zijn gegroepeerd in tijdsintervallen in een aantal tabellen, om de uit‐
voering van deze werkzaamheden te vergemakkelijken. Onderhoudswerkzaamheden door de gebrui‐
ker, zie pag. 23.

1.3.2 Onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker


Het systeem voor de klimaatregeling vereist zoals iedere machine een periodiek onderhoud. De slijtage
van de diverse delen kan een invloed hebben op de mechanische betrouwbaarheid en de veiligheid van
de personen die belast zijn met het onderhoud ervan.
In overeenstemming met de geldende wetgeving moet de uitrusting periodiek worden nagekeken en
moeten de resultaten van deze inspecties worden opgetekend op de daartoe voorziene formulieren van
de Instanties voor Arbeidsveiligheid en Gezondheid in het land waar de installatie voor de klimaatregeling
is geïnstalleerd.
Het is niet mogelijk dat de gebruiker toegang heeft hiertoe voor de uitvoering van onderhouds- en con‐
serveringswerkzaamheden aan de uitrusting.
Het is niet voorzien dat de gebruiker zelf onderhoudswerkzaamheden aan de uitrusting voor de klimaat‐
regeling moet uitvoeren.

23
1 Gebruikershandleiding
1.3 Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker

GEVAAR
Het is ten zeerste verboden dat de gebruiker zelf onderhoudswerkzaamheden of reparaties aan de uit‐
rusting voor de klimaatregeling uitvoert.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met verminderd lichamelijk,
zintuiglijk of geestelijk vermogen of gebrek aan ervaring en kennis, tenzij aan hen toezicht of instructie
is gegeven over het gebruik van het apparaat door een persoon die verantwoordelijk is voor hun veilig‐
heid.
Om te voorkomen dat kinderen met het apparaat spelen, moeten kinderen altijd onder toezicht staan.
De onderhouds- en conserveringswerkzaamheden aan de uitrusting mogen uitsluitend worden uitge‐
voerd door personeel van Johnson Controls Inc. dat hiervoor speciaal werd opgeleid en dat over de
nodige middelen en werktuigen beschikt.
Het geschoold personeel moet de procedures en normen kennen met betrekking tot de veiligheid en de
hygiëne van de airconditionings. Het moet ook op de hoogte zijn van de algemene en specifieke acti‐
veringsprocedures van de installatie.
Om de voorziene onderhoudswerkzaamheden aan de apparatuur te laten uitvoeren, kunt u contact op‐
nemen met de Technische dienst van Johnson Controls Inc.
VERWIJDERING VAN PRODUCT
Overeenkomstig de Richtlijn 2002/96/EG van het Eu‐
ropese Parlement en de Europese Raad van 27 ja‐
nuari 2003 geeft de aanwezigheid van het symbool
op het product of in de bij het product meegeleverde
documenten aan dat dit product volgens de geldende
normen een elektrisch en elektronisch apparaat is
waardoor dit product aan het einde van zijn levens‐
duur niet als huishoudelijk afval of stadsafval behan‐
deld kan worden.
Het product moet bij inzamelpunten alwaar elektri‐
sche en elektronische apparaten worden gerecycled,
worden ingeleverd.
Door deze producten op een adequate wijze te beheren, hergebruiken, taxeren en recyclen worden de
gezondheid van de mens en het milieu beschermd.

24

You might also like