Professional Documents
Culture Documents
Koudwateraggregaat Afgekoeld Door Lucht en Warmtepompen YLCA 50, 60 y 80
Koudwateraggregaat Afgekoeld Door Lucht en Warmtepompen YLCA 50, 60 y 80
Koudwateraggregaat Afgekoeld Door Lucht en Warmtepompen YLCA 50, 60 y 80
Gebruikershandleiding
Ref.: N-40446_NL 0613
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1 Gebruikershandleiding ............................................................................................................1
i
1
Gebruikershandleiding
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting
2
Gebruikershandleiding 1
Algemene beschrijving van de uitrusting 1.1
Model
warmte‐ YLHA 40 YLHA 50 YLHA 60 YLHA 80 YLHA 100 YLHA 120 YLHA 150
pomp
Koelver‐
37,6 51,7 60,1 71,7 95,4 113,6 144,5
mogen(1)
Verwar‐
mingsver‐ 39 52,8 60 75,2 104,6 120 150,5
mogen(2)
Koelver‐
37,8 52 60,5 72,2 96 114 145
mogen(3)
Verwar‐
mingsver‐ 38,6 52,5 59,6 74,7 104 119,6 150
mogen(4)
3
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting
Ventilatoren
Het betreft hier axiale vinnen die zeer weinig geluid produceren. Ze zijn uitgerust met eenfasige motoren
met IP54-bescherming. Met deze motoren kan met een faseonderbreker die door de regelaar van de
machine wordt aangestuurd, de snelheid worden aangepast. Op deze manier kan de eenheid bij lage
buitentemperaturen (-10 °C) werken. Koude eenheden kunnen met behulp van een optionele kit werken
bij buitentemperaturen tot ‑18 °C. In warmtepompen staat de ventilator tijdens het ontdooien stil.
Koelkring
De koelkring van de alleen-koude-eenheid bevat: expansieklep, drogerfilter, vloeistofkijkglas, hoge- en
lagedrukpressostaten, servicekleppen voor isoleren van condensator en Schrader-kleppen aan de hoge
en lage zijden. Het warmtepompmodel bevat daarnaast de vierwegklep (onder spanning tijdens zomer‐
cyclus en ontdooiingen), terugslagkleppen, expansieklep van warmtecyclus en een vloeistofbak. De
aanzuigbuizen zijn bedekt met een elastomeer laag van gesloten cellen.
4
Gebruikershandleiding 1
Algemene beschrijving van de uitrusting 1.1
Debietregeling (stromingsschakelaar)
Controleer of er voldoende water circuleert wanneer de eenheid functioneert.
Opties en accessoires
Eenheid zonder hydraulische groep
Bevat de in de vorige specificaties vermelde elementen, behalve de hydraulische groep (set). Het wa‐
tercircuit bevat een ontluchtingsklep. De aansluitingen zijn voorbereid voor installatie op locatie.
Dubbele pomp
Accessoire beschikbaar voor modellen 50 tot 150 met hydraulische groep. De tweede pomp springt aan
als de magneto-calorische bescherming van eerste pomp werkt (modellen 50, 60 en 80) of via het re‐
gelaarsprogramma (modellen 100, 120 en 150).
Waterfilter
Wordt geleverd als standaardelement in eenheden die een hydraulische groep bevatten. Roestvrijstalen
zeef met gaatjes met een diameter van 1 mm. Deze is optioneel in eenheden die geen hydraulische
groep hebben. De garantie van de eenheid is niet geldig als er geen waterfilter geïnstalleerd is.
Afstandsbediening
Afstandsbediening met wandmontage met toetsen voor koude-/warmtefuncties en stoppen/starten. Be‐
vat spannings-, alarm- en koude/warmte-LED's. Maximum lengte van kabel: 50 m.
Externe terminal
Voor volledige toegang en regeling van het systeem via scherm en knoppen. Hiermee kunnen de functies
KOUDE, WARMTE en STOPPEN worden geselecteerd. De werkingsparameters kunnen worden gewij‐
zigd en het systeem gecontroleerd. Kan op maximum 1.040 m worden geïnstalleerd.
BMS-verbindingen
Met een serieplaat is het mogelijk om het systeem op een standaard RS-485-supervisienetwerk aan te
sluiten.
Eenheden met laag geluidsniveau (LN)
Bevat antigeluidszakken die in de compressoren en geluidsisolatieplaten die de compressorkamers be‐
dekken zijn gemonteerd.
Zachte starter
Voor zacht starten van motor. Speciaal ontworpen voor Scroll-compressoren. (Maximum buitentempe‐
ratuur: 50 °C).
Beschermhekken
Ter bescherming van batterijen tegen stoten. Ze zijn in stalen rekken vervaardigd en met een witte in
een oven geharde polymeer (RAL9001) gelakt.
5
1 Gebruikershandleiding
1.1 Algemene beschrijving van de uitrusting
Antitrillingssteunen
Als het nodig is om de trillingen en geluiden die de
YLCA/YLHA 40
eenheid produceert maximaal terug te dringen, dan
kunt u uit stalen veren bestaande antitrillingssteunen
gebruiken. U moet deze tussen de chassissteun van
de eenheid en de basis waarop de eenheid rust, op
de grond installeren.
Deze basis moet stevig zijn en afmetingen hebben die
overeenkomen met de last die de basis moet dragen.
De antitrillingssteunen voor de YLCA/YLHA 40, 50,
60 bevatten 4 eenheden, terwijl de antitrillingssteu‐
nen voor de YLCA/YLHA 80, 100, 120 en 150 er 6
bevatten.
Deze veersteunen moeten goed verdeeld worden en
in de voorgeboorde gaten in de basis van het aggre‐
gaat worden bevestigd. In het hoofdstuk Algemene
afmetingen wordt hier uitgebreider op ingegaan.
50
YLCA/YLHA 50 ÷ 150
Ø 75
125
10
14,5
Ø
86
80
115
14,5
6
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
Regelapparaten
• Compressor
• Ventilatoren
• Vierwegklep
• Waterpomp
• Alarmsysteem
• Weerstanden
STANDAARDONDERDELEN
Basisregelmodule van systeem en eerste compressor.
Dit is de kern waarin de van de sensoren afkomstige signalen en de beveiligingsonderdelen van het hele
systeem worden verwerkt om de actieve elementen te regelen: compressoren, ventilatoren, vierwegklep,
watercirculatiepomp, alarmrelais en antibevriezingsweerstand. Voedingsspanning 24 Vca
Kan ook gebruikt worden voor toegang en regeling van systeem via scherm, knoppen en LED's waarover
het apparaat beschikt. Hiermee kunnen de functies KOUDE, WARMTE en STOPPEN worden geselec‐
teerd. U kunt ook de werkingsparameters wijzigen en het systeem controleren.
Module voor snelheidsregeling van ventilatoren
Werkt door faseonderbreking. Bevat beveiligingszekering.
NTC-sensoren en ratiometrische sensoren (druk)
Er worden 3 NTC-sensoren gebruikt voor het aflezen van de systeemtemperaturen en een ratiometrische
drukomvormer (B4) voor het aflezen van de koelvloeistofdruk in de batterij:
• B1. Regeling van instelpunt. Lees de watertemperatuur bij de toevoer van de warmtewisselaar af.
• B2. Antibevriezingsregeling. Lees de watertemperatuur bij de afvoer van de warmtewisselaar af.
• B3. Regeling van dynamisch instelpunt. Lees de temperatuur van de buitentemperatuur af.
• B4. Snelheidsregeling van ventilatoren en ontdooiingscyclus. Lees de koelvloeistofdruk aan de bin‐
nenzijde van de batterij af.
Parameters
De parameterset waarmee het werkingsprogramma van de eenheid wordt geconfigureerd, is in vier
niveaus verdeeld (Factory, Super User, User en Direct), afhankelijk van de functie van elke parameter
en het toegangsniveau van de gebruiker. Vanaf elk niveau kunnen de overeenkomende parameters voor
dat niveau worden aangepast, en de daarbij behorende voor lagere niveaus.
Factory-niveau
Toegankelijk met Factor-wachtwoord. Hiermee kunnen alle parameters van de eenheid worden gecon‐
figureerd.
Super User-niveau
Toegankelijk met Super User-wachtwoord. Hiermee kan kunnen de parameters Super User, User en
Direct worden geconfigureerd.
7
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
User-niveau
Toegankelijk via het wachtwoord 22. Hiermee hebt u toegang tot standaardparameters die de gebruiker
moet instellen.
Direct-niveau
Toegankelijk zonder wachtwoord. Hiermee kunnen de door de sensoren gedetecteerde waarden en
andere systeemwaarden worden afgelezen. De gebruiker kan de waarden gebruiken zonder dat dit in‐
vloed heeft op de werking van de eenheid.
Algemeen
Als u parameters wilt wijzigen die van invloed zijn op de basisconfiguratie van de eenheid, dan moet u
dat doen met de regelaar in de stand Stand-by.
8
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
GN
A B C D E
24 Vac
G
F10
F I
G
H
9
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
13
12
11
11 10 9 8 7 6 5
Betekenis
Knop Kleur
Met brandende LED Met knipperende LED
-2- Compressor functioneert * Op bepaald tijdstip starten
-7- Compressor gevraagd -
-8- Oranje Waterpomp functioneert -
-9- Werkende ventilatoren -
-10- Ontdooiing actief -
-12- Rood Alarm actief -
-13- Koudecyclus -
Oranje
-1- Warmtecyclus -
10
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
J H F
I1
I2 G
11
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
1.2.4 Sensorparameters
Sensorparameters
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Sensor NTC B1 (watertoevoer):
/01 0= Afwezig (functie niet beschikbaar) F 1 (R/W) - 1 0 1
1= Aanwezig
Sensor NTC B2 (waterafvoer):
/02 0= Altijd AAN (functie niet beschikbaar) F 2 (R/W) - 1 0 1
1= Aanwezig
Sensor NTC B3:
/03 1= Condensatiesensor F 14 (R/W) - 1 0 2
2= Buitensensor
Sensor B4:
0= Afwezig
1.2.5 Compressorparameters
Compressorparameters
Display Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
c01 Minimum werkingstijd U 25 (R/W) Seconden 999 0 120
c02 Minimum stoptijd U 26 (R/W) Seconden 999 0 60
c03 Tijd tussen startmomenten van dezelfde compressor U 27 (R/W) Seconden 999 0 300
c06 Starttijd U 30 (R/W) Seconden 999 0 10
Vertraging bij starten van compressor ten opzichte van
c07 U 31 (R/W) Seconden 150 0 20
pomp
Vertraging bij stoppen van pomp ten opzichte van com‐
c08 U 32 (R/W) Minuten 150 0 1
pressor
c10 Urenteller werking compressor D 122 (R) Uren 800 0 -
c14 Urenteller werking voor onderhoud van compressor U 34 (R/W) Uren 100 0 0
c15 Urenteller werking pomp D 126 (R/W) Uren 800 0 -
c17 Minimum tijd tussen startmomenten van pomp U 35 (R/W) Minuten 150 0 5
c18 Minimum werkingstijd van pomp U 36 (R/W) Minuten 15 0 2
12
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
1.2.6 Werkingsgrafieken
Minimum werkingstijd van een compressor
A Signaal
B Compressor
B
C1
B
C2
B
C3
13
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
D
C4
D
C5
B
C8
14
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
B
C7
15
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
1.2.7 Ventilatorparameters
Ventilatorparameters
Parameters Beschrijving Niveau VS Eenheid Max. Min. Waarde
Uitgang van ventilatoren:
F01 0= Afwezig (functie niet beschikbaar) F 10 (R/W) 1 0 1
1= Aanwezig
Werkingsmodus:
0= Altijd AAN (functie niet beschikbaar)
1= Parallel aan compressor (functie niet
beschikbaar)
F02 F 48 (R/W) 3 0 3
2= Start ON/OFF (functie niet beschik‐
baar)
3= Parallel aan compressor en snelheids‐
regelaar
F03 Minimumspanning triac F 49 (R/W) doorgang F04 0 35
F04 Maximumspanning triac F 50 (R/W) doorgang 100 F03 92
F05 Druk bij minimum snelheid koudecyclus F 23 (R/W) bar 80 -40 22,2
Drukverschil maximum snelheid koudecy‐
F06 F 25 (R/W) bar 50 0 3,7
clus
Drukverschil, ventilator stopt, koudecy‐
F07 F 27 (R/W) bar 50 0 6,5
clus
F11 Starttijd van ventilatoren F 51 (R/W) Seconden 120 0 10
F12 Impulsduur triac F 52 (R/W) Seconden 10 0 2
A Ventilatorsnelheid A
B Condensatietemperatuur
C Verdampingstemperatuur
B
A
16
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
Verschil herinschakeling
A D Antibevriezingsalarm
antibevriezing (A2)
Verschil in activering an‐ Temperatuur activering
B tibevriezingsweerstand E antibevriezingsweer‐ A B
(A5) stand (A4)
Ingestelde temperatuur C
C Weerstanden F
antibevriezing (A1)
D
t
F E
17
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
18
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
0= Functie uitgeschakeld
19
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
B
A
F E
20
Gebruikershandleiding 1
Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80) 1.2
1.2.12 Alarmtabel
Alarmtabel
Display Alarmtype Herinschakeling
A1 Antibevriezingsalarm Handmatig
Hoge temperatuur bij starten (indien geactiveerd,
AHt Automatisch
P20=1)
Lage temperatuur bij starten (indien geactiveerd,
ALt Automatisch
P20=1)
E1 Sensor B1 Automatisch
E2 Sensor B2 Automatisch
E3 Sensor B3 Automatisch
E4 Sensor B4 Automatisch
ELS Lage spanning voeding Automatisch
EHS Hoge spanning voeding Automatisch
EPr Fout in Eprom Eenheid functioneert. Automatisch
EPb Fout in Eprom Bij starten Automatisch
EL 1-2 Storing in spanningsregeling van ventilatoren Automatisch
Debietregeling (stromingsschakelaar)/beschermer
FL Handmatig
pomp
Hc1/Hc2 Onderhoudswaarschuwing compressor Automatisch
HP Hoge druk Handmatig
Ht Waarschuwing voor hoge watertemperatuur Automatisch
LP Lage druk Handmatig
PC1 In fasen inden van compressoren (hoge druk) Automatisch
tC1 Thermische beschermers ventilatoren Handmatig
21
1 Gebruikershandleiding
1.2 Bedieningsinstructies µC2SE (YLCA 50, 60 en 80)
1.2.13 Functies
Herinschakeling van alarmen
Als u de toetsen OMHOOG en OMLAAG 5 seconden ingedrukt houdt, worden de in het geheugen op‐
geslagen alarmen geannuleerd. Tegelijkertijd verdwijnt het alarmbericht van het display en wordt het
relaisalarm gedeactiveerd.
Urentellers op nul zetten
Als de werkingsuren van de compressors of de pomp (c10, c11 en c15) worden weergegeven, kunt u
deze tellers op nul zetten door de toetsen OMHOOG en OMLAAG tegelijkertijd in te drukken.
Werking van de pomp
Conform de waarde die aan parameter H5 gegeven wordt, kunt u een keuze maken uit 4 werkingsmodi.
H5=0 (pomp uitgeschakeld). H5= 1 (pomp functioneert altijd), H5= 2 (pomp functioneert en wordt aan‐
gestuurd door regelaar of parallel aan compressor), H5= 3 (pomp stopt en start met regelmatige inter‐
vallen onafhankelijk van werking van compressor (parameters c17 en c18).
Kalibratie van de sensoren
Als het nodig is, kunnen met de parameters /13, /14, /15, /16, /19 en /20 de sensoren worden gekali‐
breerd. Zie tabel. Sensorparameters, zie pag. 12.
ON/OFF op afstand
Es posible conectar una entrada ON/OFF remota entre los terminales D5 y GN de la regleta de conex‐
iones. Om deze invoer te activeren, moet parameter H07 (H07= 1) de waarde 1 krijgen. Als deze ingang
geopend is, staat de eenheid in de stand OFF. Als deze ingang gesloten is, staat de eenheid in de stand
ON. Deze optie schakelt de functie ON/OFF van het toetsenbord niet uit.
Fasen instellen voor compressoren bij hoge druk (HP prevent)
Deze functie wordt geactiveerd als P04 = 1. Als de hoge druk om wat voor reden dan ook in de buurt
komt van de druk waarbij de eenheid wordt uitgeschakeld (P18-0,5 bar), deactiveert de regelaar een van
de compressoren en wacht 10 seconden. Als het alarm blijf afgaan, stopt de eenheid na deze interval.
Als daarentegen het alarm verdwijnt, blijft de eenheid functioneren met slechts één compressor. In dit
geval wordt op het scherm het bericht PC1 weergegeven. Deze toestand blijft actief tot de druk daalt tot
onder de waarde F5 + F6. In dat geval herstelt de eenheid de eerder gedeactiveerde compressor.
22
Gebruikershandleiding 1
Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker 1.3
23
1 Gebruikershandleiding
1.3 Periodieke onderhoudswerkzaamheden door de gebruiker
GEVAAR
Het is ten zeerste verboden dat de gebruiker zelf onderhoudswerkzaamheden of reparaties aan de uit‐
rusting voor de klimaatregeling uitvoert.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (inclusief kinderen) met verminderd lichamelijk,
zintuiglijk of geestelijk vermogen of gebrek aan ervaring en kennis, tenzij aan hen toezicht of instructie
is gegeven over het gebruik van het apparaat door een persoon die verantwoordelijk is voor hun veilig‐
heid.
Om te voorkomen dat kinderen met het apparaat spelen, moeten kinderen altijd onder toezicht staan.
De onderhouds- en conserveringswerkzaamheden aan de uitrusting mogen uitsluitend worden uitge‐
voerd door personeel van Johnson Controls Inc. dat hiervoor speciaal werd opgeleid en dat over de
nodige middelen en werktuigen beschikt.
Het geschoold personeel moet de procedures en normen kennen met betrekking tot de veiligheid en de
hygiëne van de airconditionings. Het moet ook op de hoogte zijn van de algemene en specifieke acti‐
veringsprocedures van de installatie.
Om de voorziene onderhoudswerkzaamheden aan de apparatuur te laten uitvoeren, kunt u contact op‐
nemen met de Technische dienst van Johnson Controls Inc.
VERWIJDERING VAN PRODUCT
Overeenkomstig de Richtlijn 2002/96/EG van het Eu‐
ropese Parlement en de Europese Raad van 27 ja‐
nuari 2003 geeft de aanwezigheid van het symbool
op het product of in de bij het product meegeleverde
documenten aan dat dit product volgens de geldende
normen een elektrisch en elektronisch apparaat is
waardoor dit product aan het einde van zijn levens‐
duur niet als huishoudelijk afval of stadsafval behan‐
deld kan worden.
Het product moet bij inzamelpunten alwaar elektri‐
sche en elektronische apparaten worden gerecycled,
worden ingeleverd.
Door deze producten op een adequate wijze te beheren, hergebruiken, taxeren en recyclen worden de
gezondheid van de mens en het milieu beschermd.
24