Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 13

Het collectivisme en de woning-

nood
Het collectivisme, als tegenhanger van het individua-
lisme, als mogelijke oplossing voor de woningnood

BK2AC1 Bouwkunde als Wetenschappelijke Discipline


BSc Bouwkunde, Technische Universiteit Delft

S.J. (Steven) van Haaften


5314240
S.J.vanHaaften@student.tudelft.nl

Juni 2021

Sociale dimensies van fysieke ruimte


Naam begeleider: mw. ir. I.M.I.C. Koomen

Abstract – De Nederlandse maatschappij heeft te kampen met meerdere


crises, waarvan één de woningnood is. De woningnood bereikte afgelopen
jaren een recordgrootte door de maatregelen omtrent PFAS en stikstof, ten
behoeve van het tegengaan van milieuvervuiling. Oplossingen voor de wo-
ningnood moeten er komen, maar op de huidige voet verder gaan is onver-
standig, zeker als er andere middelen zijn om het huizentekort te doen ver-
dwijnen. Bijvoorbeeld door middel van collectief wonen. Daarom geeft dit
paper, via literair onderzoek, antwoord op de volgende vraag: “Op welke
manier kunnen het collectivisme en bijbehorende woonvormen een oplos-
sing bieden voor het woningtekort?”
Dit paper zet allereerst uiteen wat de huidige tendens is in de maat-
schappij; Nederland is een individualistisch land en dat is ook verweven
met hoe Nederlanders wonen. De crises die opgelost moeten worden, heb-
ben dan ook een relatie met de tendens in de maatschappij. Collectivisme is
de tegenhanger van de Nederlandse maatschappij en kan een steentje bij-
dragen aan de oplossing van de problematieken. Drie voorbeelden laten
zien wat collectief wonen inhoudt en wat het oplost.

Kernwoorden – collectivisme, individualisme, klimaatcrisis, woning-


nood, woonvormen

1
1 Introductie

Anno 2021 kampt Nederland met een woningmarktcrisis. Twee onderdelen


uit de genoemde crisis, die daarbinnen een grote rol spelen zijn zoal de
hoge prijzen en het enorme tekort aan huizen (ABF Research, 2020).
Er zijn twee elementen die er voor hebben gezorgd dat het zo slecht
gesteld is met de huizenmarkt. Ten eerste is dat de Nederlandse manier
van wonen, welke gebaseerd is op het individualisme (Schnabel, 2004): het
aantal inwoners in Nederland stijgt, maar het aantal huishoudens steeg nog
veel harder, aldus Schnabel. Ten tweede zijn dat de maatregelen die het ka-
binet getroffen heeft om verdere milieuvervuiling tegen te gaan (Kamer-
stuk 1, 35334, nr. 1. 2019). Deze maatregelen, om de concentraties PFAS en
stikstof terug te dringen, hebben voor vertraging gezorgd in de huizen-
bouw (Groenemeijer, 2021).
Een mogelijke oplossing is door middel van verandering in de gang-
bare woonvormen in Nederland, bijvoorbeeld collectief in plaats van indivi-
dualistisch. Dit paper zal dan ook een antwoord geven op de vraag: “Op
welke manier kunnen het collectivisme en bijbehorende woonvormen een
oplossing bieden voor het woningtekort?”
Het via literair onderzoek verkregen antwoord op deze vraag wordt
gegeven op basis van de volgende drie deelonderwerpen: allereerst wordt
uiteengezet wat de tendens van de maatschappij is. Hierbij wordt ingegaan
op de individualisme en hoe dat weerklinkt in de gangbare woonvorm. Ook
behandelt dit hoofdstuk de huizenmarktproblematiek en het klimaat, dat
ook de woningmarkt onder druk zet. Ten tweede wordt uiteengezet wat
het collectivisme is. Tenslotte behandelt dit paper juist hoe dat kan worden
toegepast. Het paper eindigt dan met een antwoord op de hoofdvraag.

2
2 De tendens van de huidige samenleving
De huidige Nederlandse samenleving wordt vaak getypeerd als individua-
listisch (Schnabel, 2004). Waarom dat zo is, kan niet beantwoord worden
zonder antwoord op de vraag wat het individualisme is.
Op de vraag wat het individualisme is, zet Veenhoven (2000) gelijk
een kanttekening. Volgens hem is er een verschil tussen de definitie van in-
dividualisme in de volksmond en de definitie op professioneel niveau. Hij
stelt dat aan de keukentafel het begrip ‘individualisme’ gebruikt wordt als
overkoepelende term die eigenlijk eigenschappen zoals egoïsme en eigen-
zinnigheid betreffen. Door de wetenschap wordt daarentegen gesproken
over individualisme als het tegenovergestelde van collectivisme. Veenho-
ven (2000) stelt dat vooral zelfbesef en het zich niet zomaar laten dirigeren
door gedragscodes en regels van toepassing zijn op het begrip ‘individua-
lisme’. Dit toont een wezenlijk verschil tussen de keukentafel-context en de
professionele context. Het is een verschil tussen onbaatzuchtigheid en zelf-
besef. Hierbij stelt Veenhoven dat een onbaatzuchtige samenleving ver-
keerd is.
Waterman (1984) gaat dieper in op de definitie van het individualisme aan
de hand van vier kenmerken. Dat is ten eerste dat een individu weet wie
hijzelf is en wat zijn of haar levensdoelen zijn. Daarnaast is dat het nastre-
ven van die doelen. Ten derde betekent het dat het individu verantwoorde-
lijkheid neemt voor zijn daden, woorden en gedachten. Ten vierde baseert
een individualist op het vraagstuk wat goed en fout is.

De vraag of Nederland individualistisch is, kan met ‘ja’ beantwoordt wor-


den. Berry et al. (1997, p. 4) stelt zelfs dat het individualisme “the hallmark
of European social history” is. Oftewel, de hele Europese geschiedenis ken-
merkt zich door het individualisme. Ook in de woonvormen. Schnabel
(2004) zag in zijn onderzoek dat tussen 1960 en 2000 de bevolking in Ne-
derland met 40% steeg, maar dat het aantal huishoudens van 3 naar 7 mil-
joen steeg. Oftewel, het aantal inwoners steeg, maar het aantal mensen,
koppels en gezinnen dat op zichzelf gingen wonen steeg nog harder. Dat
zijn niet de enige kenmerken die wijzen op individualisme op de woning-
markt.
Een onderzoek van het CBS (2017), dat voorbijgaat aan de vraag
wat het individualisme is en of Nederland individualistisch is, geeft boven-
dien weer dat we steeds individualistischer worden. De dalende trend wat
betreft het behoren tot een (kerk)gemeenschap of vakbond en de stijgende
trends in het aantal scheidingen, kinderen buiten het huwelijk, economi-
sche zelfstandigheid van vrouwen en eenpersoonshuishoudens versterken
de mate van individualisme volgens het CBS.

In dit paper wordt nog kort stilgestaan bij de eenpersoonshuishoudens.


Zichtbaar is de stijgende trend in het aantal daarvan, zoals ook gevisuali-
seerd is in figuur 1. Deze stijgende lijn typeert ook deels het individualisme
in de woonvormen in Nederland (Schnabel, 2004). Men kan zich terugtrek-
ken achter zijn of haar eigen voordeur. Men is tot geen contact verplicht.
Dat maakt elk huis en tuin een eigen bubbel.

3
Figuur 1: Huishoudenssamenstelling. Deze grafiek laat de stijgende tendens zien wat
betreft eenpersoonshuishoudens, niet-gehuwde ouderparen en eenouderparen en een
daling in het aantal gehuwde paren.
Bron: CBS, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/52/worden-we-individualistischer-

Dat iedereen zijn eigen plekje heeft, zorgt ook voor problemen: er is een te-
kort aan huizen ontstaan (ABF Research, 2021). ABF Research deed onder-
zoek naar het huizentekort in Nederland, in het verleden, heden en de toe-
komst. Op het moment kampt Nederland met een huizentekort van ruim
driehonderdduizend woningen. De komende jaren zal dat huizentekort al-
leen maar stijgen, zoals te zien is in figuur 2 uit het genoemde onderzoek.
In een toelichting van Groenemeijer, namens ABF Research (2021),
wordt ingegaan op de historie van de huisvestingscrisis. Vier elementen
hebben dat tekort naar een recordhoogte gebracht, namelijk de sterke be-
volkingsgroei, de economie die opkrabbelt uit de crisis uit 2009 en de im-
migratiestroom. Anno 2021 is de klimaatcrisis, het vierde element, de
grootste factor in de huizenmarktcrisis. Allereerst de stikstofcrisis, dat on-
derdeel is van die klimaatcrisis, zorgde ervoor dat bouwvergunningen inge-
trokken werden of niet verstrekt werden (Schouten, C. J., van Nieuwenhui-
zen Wijbenga, C., & van Veldhoven-van der Meer, S., 2019). Stikstof heeft
een negatieve invloed op de biodiversiteit. Dat terwijl de overheid besloten
heeft om die biodiversiteit te beschermen (Wet natuurbescherming, 2015,
§1, art. 1.5, lid 2).
Daarnaast is er de PFAS-crisis. Het is een verzamelnaam van onna-
tuurlijke stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en dier, aldus het RIVM
(N.B.). Voor PFAS werd een maximum in de grond gesteld, wat voor veel

4
Figuur 2: Tekort (-) of overschot (+). Deze grafiek toont de stijging en uiteindelijke da-
ling wat betreft het huizentekort in Nederland
Bron: ABF Research, https://primos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woning-
tekort----overschot

vertraging zorgde. Dat vanwege bodemonderzoeken en het intrekken van


vergunningen.
Een ander probleem dat in Nederland speelt is het grondtekort. Ne-
derland is volgebouwd en er is weinig tot geen ruimte over voor extra wo-
ningen. Omdat alle grond in Nederland die gebruikt mag worden, al ge-
bruikt wordt, moeten bestemmingsplannen van grondgebieden op de
schop, zo melden Michielsen, Groot en Veenstra namens het SCP (2019).
Dat zorgt voor vertraging. Het SCP (2019) geeft zelf voorbeelden hoe die
vertraging tegengegaan kan worden: “Dit kan bijvoorbeeld door bestem-
mingsplannen flexibeler te maken of door het verkorten van onderhande-
lingen, procedures en de bouwfase.” (Michielsen, Groot & Veenstra, 2019, p.
3) Direct na dit citaat nuanceren deze onderzoekers dit weer met de op-
merking dat de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting erg belangrijk is. In
de praktijk zou dat zorgen voor een zeer lage mate van versnelling.
De conclusie is dat in Nederland op zoek gegaan moet worden naar
oplossingen, die zo min mogelijk het milieu en het bestaande landschap en
de indeling daarvan beïnvloeden, maar die wel snel resultaat hebben. Een
groter huizentekort kan Nederland eigenlijk niet permitteren.

5
3 Het collectivisme
Als tegenhanger van het individualisme, bestaat het collectivisme. Op de
vraag wat het collectivisme dan is, hebben Hui en Triandis (1986) een dui-
delijk uiteengezet antwoord. Hui citeerde dat in een eigen werk (1988) en
heeft dat in zeven punten samengevat. Hui en Triandis, noemen het collec-
tivisme in zijn algemeenheid een “a syndrome of feelings, emotions, beliefs,
ideology, and actions related to interpersonal concern” (Hui, 1988, p.19).
Dat ‘syndroom’ wordt weerspiegeld in zeven onderdelen. De eerste twee
kenmerken zijn het delen van materiële en non-materiële elementen, zoals
‘tijd’, het voorbeeld dat Hui en Triandis zelf ook geven. Ten derde speelt so-
ciale beïnvloeding een grote rol. Ten vierde “self-presentation” (Hui, 1988,
p.19): hier ligt het vraagstuk hoe een individu zichzelf een plek en gezicht
geeft binnen een groep. Ten vijfde speelt zelfreflectie een grote rol: hoe
functioneert een individu binnen een groep? Ten zesde speelt de verbon-
denheid met de groep een grote rol en ten zevende en als laatste noemen
Hui en Triandis de negatieve en positieve gevolgen die daden en keuzes
hebben op een individu om bij een groep te horen en hoe men dat afweegt
tegenover eigenbelang.
In een onderzoek van Törnqvist (2019) komt naar voren dat in de
praktijk bij de beoefening van collectivisme deze punten ook naar voren
komen. Het ene sterker dan het andere. Hij stelt bijvoorbeeld dat bij collec-
tief wonen vooral de verbondenheid met de groep en de zelfreflectie op hoe
men functioneert binnen de groep van belang zijn. (Törnqvist, 2019)
Kortom, het collectivisme is het tegenovergestelde van individua-
lisme, waarbij juist zelfbesef en eigenbelang, in de goede zin van het woord,
belangrijk zijn. Het collectivisme is daarentegen gericht op de groep en het
met elkaar doen. Collectief wonen is daarom ook hierop gebaseerd en kan
theoretisch gezien een oplossing bieden voor de eerder genoemde proble-
matieken in de Nederlandse maatschappij.

6
4 Collectieve woonvormen
Allereerst behandelt dit hoofdstuk hoe collectieve woonvormen eruit zien.
Collectieve woonvormen lijken misschien een oplossing van de toekomst,
maar zijn er in het verleden ook zeker geweest (Williams, 2006). Volgens
Williams (2006) kent het verleden drie golven wat betreft het collectieve
wonen. De eerste collectieve woonvorm werd opgericht in 1964. Dit was
een start van een golf aan collectief wonen. De reden dat deze ontstond was
onder andere het belang van groepsgevoel en het betrekken van singles en
vrouwen in de maatschappij. De tweede golf van co-housing ontstond rond
1980 in Amerika. Eigenlijk om dezelfde redenen als bij de eerste golf, maar
bij deze golf juist ook om elkaars veiligheid te waarborgen en sociaal con-
tact en sociale interactie tot stand te brengen. Daarnaast lag er een focus op
de omgeving: hoe gaat men juist en duurzaam om met de natuur? Doordat
dit concept een succes was, volgde er tussen 1980 en 1990 een derde golf
in Azië. Hierbij staat vooral het milieu centraal: milieubewustheid, circula-
riteit, maar ook dat het betaalbaar is voor iedereen. (William, 2006)
Kortom, collectief wonen is niet iets van de toekomst, maar ook van
het verleden. En om collectief wonen toekomstbestendig te houden, moet
men voortborduren op het verleden.

In het afgelopen decennium is onderzocht of collectief wonen toekomstbe-


stendig is en hoe dat zou kunnen worden vormgegeven. Dit hoofdstuk be-
handelt verder drie onderzoeken met ieder een eigen insteek: sociologisch,
economisch of klimatologisch. Deze drie onderzoeken zijn stuk voor stuk
ook terug te leiden naar de uitgangspunten van het co-housing, zoals dat
hierboven beschreven is.
Allereerst een Nederlands onderzoek, met de naam Modular Office
Renovation (MOR), dat gedaan is door een studententeam van de Techni-
sche Universiteit in Delft (MOR, 2019). Het onderzoek had als doel een

Figuur 3: Modular components. De indeling en inrichting van een etage van een collec-
tieve woonvorm in de Marconitorens in Rotterdam.
Bron: MOR, http://mor.tudelft.nl/design/

7
oplossing te vinden voor de nood op de huizenmarkt in Nederland met als
eis dat het op een duurzame manier en zonder extra te bouwen gereali-
seerd kon worden. Het onderzoek had als visie: ´Create a future-proof built
environment that gives back more to its surroundings than it takes away
from it.’ (MOR, 2019) De Rotterdamse Marconitorens werden gebruikt als
uitgangspunt. Het idee van het hele concept is dat per verdieping er meer-
dere individuen kunnen wonen met hun eigen kamer, hun eigen bubbel,
maar waar zij de keuken, woonkamer en badkamers samen delen, zoals ge-
visualiseerd is in figuur 3. Het kantoorpand is, volgens de site van MOR
(2019), op zo’n manier opgebouwd dat het later opnieuw ingedeeld kan
worden. Bij een grotere druk op de huizenmarkt, kunnen er meer units per
verdieping geplaatst worden.

Daarnaast zijn er twee buitenlandse onderzoeken gedaan naar het collec-


tief wonen, waarvan de eerste gedaan is in Zweden door Törnqvist (2019).
In dat onderzoek werd er uitgezocht wat het verschil is tussen ‘cohousing-
units’ en ‘small-scale communes’, en dat dan vooral op sociologisch gebied.
De ‘cohousing units’ zijn grootschalige woonblokken, waarbij een
hoge mate van privacy gewaarborgd is (Törnqvist, 2019). Men heeft een ei-
gen badkamer en keuken. De rest van de ruimtes zijn gezamenlijk. De
‘small-scale communes’ zijn groepen van ongeveer tien mensen die met el-
kaar in één huis wonen. Alles is hier gezamenlijk, behalve de slaapkamers.
Er is dus een lage mate van privacy (Törnqvist, 2019).
De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat bij de ‘cohousing-
units’ er een hoge mate van formaliteit aanwezig is. De groep is groot, dus
er moeten duidelijke regels zijn omtrent taken en gedrag. Er is hier dan ook
sprake van een ‘bestuur’, die controle houdt (Törnqvist, 2019). Daartegen-
over zijn de ‘small-scale communes’ juist informeel. Het wordt getypeerd
als ‘flexibel’. Dat komt mede door de kleinere groepsgrootte en het idee er-
achter dat deze groepen ontstaan doordat de deelnemers dezelfde ideeën
hebben over het leven of de maatschappij. De onderzoekers dragen bij-
voorbeeld veganisten of feministen aan (Törnqvist, 2019).

Ten derde is er in de Engelse plaats Leeds onderzoek gedaan naar het col-
lectief wonen. Wat vooraan staat in dit onderzoek is het klimaat. In het on-
derzoek van Chatterton (2013) wordt het verstandig omgaan met het mi-
lieu ‘low impact living’ genoemd. Ook spelen betaalbaarheid en kansenge-
lijkheid een grote rol in dit onderzoek.
Bij dit onderzoek werden huizen gebouwd rondom een centraal, ge-
zamenlijk huis, zoals te zien is in figuur 4 (Chatterton, 2013). De footprints
van de huizen waren kleiner, omdat het gezamenlijke huis de leefruimtes
herbergde. Dit scheelt ruimte. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek
waren dat er enkele haken en ogen zitten aan het oprichten van een com-
munity op deze schaal dat ecologisch verantwoord is. Dat vooral op het ge-
bied van planning, de politiek meekrijgen in het idee en dat daarnaast de
mensen in deze community toch soms anders denken, wat toch onenigheid
oplevert.

8
Figuur 4: Layout of the Lilac development. De plattegrond van het Lilac project waarbij
de organisatie duidelijk wordt van de collectieve woonvorm.
Bron: Lilac, https://www.lilac.coop/resources/

De drie onderzoeken zijn als voorbeeld van groot nut voor ontwerpers die
met deze woonvorm te maken krijgen. In deze projecten liggen meerdere
ontwerptaken vast, zoals het zorgen voor privacy. Törnqvist (2019) noemt
het ook in zijn onderzoek: “The residents complement their way of living
not primarily through collectivist ideals, but through a compromise be-
tween companionship and privacy.” (Törnqvist, 2019, p.901). Chatterton
(2013) noemt nog meer haken en ogen aan het concept van het collectieve
wonen: bijvoorbeeld betaalbaarheid en duurzaamheid. Uit het project MOR
komt daarnaast naar voren, dat het collectieve wonen flexibel moet zijn:
het moet veranderingen kunnen doorstaan. Oftewel, een collectieve woon-
vorm ontwerpen is uiterst complex.

9
5 Conclusie en discussie
Om een antwoord te geven op de hoofdvraag, reflecteert dit paper eerst te-
rug op de kern van het gedane literaire en wetenschappelijke onderzoek.
Daaruit bleek dat Nederland te maken heeft met meerdere problematieken:
de huizenmarkt verkeert in een crisis, welke mede tot stand gekomen is en
in stand gehouden wordt door de effecten van de klimaatcrisis, welke is
een tweede problematiek in Nederland. Maatregelen omtrent PFAS en stik-
stof en het tekort aan bouwgrond zorgen voor vertraging in de bouw. Een
oplossing voor het woningentekort is om collectief wonen te realiseren.
Drie casestudies lieten zien hoe dat gerealiseerd zou kunnen worden. Ech-
ter, zij lieten ook zien dat er grote opgaves en complexiteiten meekomen
met de realisatie van collectieve woonvormen. Ontwerpers staan dus voor
een grote opgave. Aan de andere kant liet dit onderzoek zien dat ontwer-
pers wel gebruik kunnen maken van de kennis die al is opgedaan over be-
staande collectieve gemeenschappen, bijvoorbeeld in Zuid-Azië.
Op basis van dit onderzoek kan dit paper een antwoord geven op de
hoofdvraag: “Op welke manier kunnen het collectivisme en bijbehorende
woonvormen een oplossing bieden voor het woningtekort?” Het antwoord
kan gegeven worden langs de volgende twee punten. Ten eerste kan dit
probleem opgelost worden door bestaande bouw her te gebruiken. Het
project MOR is daar een goed voorbeeld van. Het hergebruik van gebouwen
omzeilt de genomen maatregelen, wat betreft stikstof en PFAS, en het pro-
bleem van de grondschaarste. Als hergebruik niet mogelijk is en nieuw-
bouw nodig is, is collectief wonen toch voordeliger: van verschillende ruim-
tes is een kleiner aantal nodig, zoals keukens en woonkamers. Dit bespaart
ruimte en vergroot het tekort aan bouwgrond minder dan bij bebouwing
zoals Nederland dat nu gewend is. Ten tweede zorgt de bevolkingsdicht-
heid voor een oplossing voor het bestaande woningtekort. Doordat er min-
der ruimte nodig is om als gezin of individu te wonen, kunnen er meer
mensen wonen per vierkante kilometer.
Concluderend, naar aanleiding van deze twee punten kan men zeg-
gen dat deze oplossingen in theorie niet alleen de woningnood oplossen,
maar ook een steentje bijdragen aan het tegengaan van de klimaatcrisis:
grondstoffen worden bijvoorbeeld minder gebruikt en verwerkt en de be-
staande natuur blijft bestaan, doordat er minder nieuwbouw komt.

Bij bovenstaande conclusies kunnen kanttekeningen geplaatst worden. Dat


vanwege het verschil tussen theorie en praktijk. Dit paper is namelijk inge-
gaan op de praktische en theoretische oplossingen voor het woonpro-
bleem, maar vanuit praktisch oogpunt zijn er nog vraagtekens te zetten bij
dit concept. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat Nederland een individua-
listisch land is. De vraag, waar dit paper geen antwoord op geeft, is dan ook
of er genoeg draagvlak zal zijn voor dit concept. Een aan te raden vervolg-
onderzoek zou dan ook zijn om in kaart te brengen wat het draagvlak is in
de Nederlandse maatschappij en hoe het collectieve wonen zo ingericht kan
worden dat het in de Nederlandse maatschappij past. Want de vraag die
daarnaast speelt is waarom Nederland nog niet collectief woont. Dat is te
herleiden naar het feit dat Nederland individualistisch is ingesteld: men
haalt zijn of haar eigen broek op en zo ook in de woonvormen. Daarbij is

10
privacy een belangrijk onderdeel. Daarnaast is men niet of nauwelijks be-
kend met dit concept. Het onder de aandacht brengen van dit concept bij de
Nederlanders zou bewustwording en interesse kunnen opwekken.

11
Referenties
ABF Research (2020). Tekort (-) of overschot (+) [graph]. https://pri-
mos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woningtekort----overschot

ABF Research (2020). Woningtekort/-overschot [dataset]. https://pri-


mos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woningtekort----overschot

Berry, J. W., Segall, M. H., & Kagitcibasi, C. (1997). Handbook of Cross-Cul-


tural Psychology, Volume 3: Social Behavior and Applications (2nd Edition)
(Subsequent ed.). Allyn & Bacon.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017). Huishoudenssamenstelling [af-


beelding]. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/52/worden-we-indivi-
dualistischer-

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017). Worden we individualistischer?.


Geraadpleeg op 28 mei 2021, van https://www.cbs.nl/nl-
nl/nieuws/2017/52/worden-we-individualistischer-

Chatterton, P. (2013). Towards an agenda for post-carbon cities: Lessons


from lilac, the UK's first ecological, affordable cohousing community. Inter-
national Journal of Urban and Regional Research, 37(5), 1654-1674.
https://doi.org/10.1111/1468-2427.12009

Groenemeijer, L. (2021). Terugblik ontstaan woningtekort. ABF Research.


https://www.abfresearch.nl/publicaties/terugblik-ontstaan-woning-
tekort/

Hui, C.H. (1988). Measurement of individualism-collectivism. Journal of Re-


search in personality, 22(1), 17-36. https://doi.org/10.1016/0092-
6566(88)90022-0

Michielsen, T., Groot, S. P. T., & Veenstra, J. (2019). Het bouwproces van
nieuwe woningen. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Modular Office Renovation (2019). Design. Geraadpleegd op 29 mei 2021,


van http://mor.tudelft.nl/design/

Modular Office Renovation. (2019). Modular Components [Tekening].


http://mor.tudelft.nl/design/

RIVM. (N.B.). Risico’s PFAS voor gezondheid en milieu. Geraadpleegd op 14


mei 2021, van https://www.rivm.nl/pfas/risicos-pfas-voor-gezondheid-
en-milieu

Rotter, J. B. (1966). Generalized expectancies for internal versus external


control of reinforcement. Psychological Monographs: General and Applied,
80(1), 1–28. https://doi.org/10.1037/h0092976

12
Schnabel, P. (2004). Individualisering en sociale integratie. In Schnabel, P.
(Ed.), Individualisering en sociale integratie. (pp. 9 – 38). Sociaal en Cultu-
reel Planbureau

Schouten, C. J., van Nieuwenhuizen Wijbenga, C., & van Veldhoven-van der
Meer, S. (2019). Kamerstuk 35334, nr. 1. Officiële Bekendmakingen.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35334-1.html

Törnqvist, M. (2019). Living Alone Together: Individualized Collectivism in


Swedish Communal Housing. Sociology, 53(5), 900-915.
https://doi.org/10.1177/0038038519834871

Veenhoven, R. (2000). Individualisme zo slecht nog niet. Psychologie Maga-


zine, speciale editie(1). 12-15. ISSN0167-6598

Waterman, A. S. (1984). The psychology of individualism. New York: Prae-


ger.

Wet natuurbescherming. (2015). https://wetten.over-


heid.nl/BWBR0037552/2021-02-17

White Design. (N.B.). Layout of the Lilac development [Plattegrond]. Lilac.


https://www.lilac.coop/resources/

Williams, J. (2005). Designing Neighbourhoods for Social Interaction: The


Case of Cohousing. Journal of Urban Design, 10(2), 195-227.
https://doi.org/10.1080/13574800500086998

13

You might also like