Professional Documents
Culture Documents
Paper Collectivisme en de Woningnood - BSc2
Paper Collectivisme en de Woningnood - BSc2
nood
Het collectivisme, als tegenhanger van het individua-
lisme, als mogelijke oplossing voor de woningnood
Juni 2021
1
1 Introductie
2
2 De tendens van de huidige samenleving
De huidige Nederlandse samenleving wordt vaak getypeerd als individua-
listisch (Schnabel, 2004). Waarom dat zo is, kan niet beantwoord worden
zonder antwoord op de vraag wat het individualisme is.
Op de vraag wat het individualisme is, zet Veenhoven (2000) gelijk
een kanttekening. Volgens hem is er een verschil tussen de definitie van in-
dividualisme in de volksmond en de definitie op professioneel niveau. Hij
stelt dat aan de keukentafel het begrip ‘individualisme’ gebruikt wordt als
overkoepelende term die eigenlijk eigenschappen zoals egoïsme en eigen-
zinnigheid betreffen. Door de wetenschap wordt daarentegen gesproken
over individualisme als het tegenovergestelde van collectivisme. Veenho-
ven (2000) stelt dat vooral zelfbesef en het zich niet zomaar laten dirigeren
door gedragscodes en regels van toepassing zijn op het begrip ‘individua-
lisme’. Dit toont een wezenlijk verschil tussen de keukentafel-context en de
professionele context. Het is een verschil tussen onbaatzuchtigheid en zelf-
besef. Hierbij stelt Veenhoven dat een onbaatzuchtige samenleving ver-
keerd is.
Waterman (1984) gaat dieper in op de definitie van het individualisme aan
de hand van vier kenmerken. Dat is ten eerste dat een individu weet wie
hijzelf is en wat zijn of haar levensdoelen zijn. Daarnaast is dat het nastre-
ven van die doelen. Ten derde betekent het dat het individu verantwoorde-
lijkheid neemt voor zijn daden, woorden en gedachten. Ten vierde baseert
een individualist op het vraagstuk wat goed en fout is.
3
Figuur 1: Huishoudenssamenstelling. Deze grafiek laat de stijgende tendens zien wat
betreft eenpersoonshuishoudens, niet-gehuwde ouderparen en eenouderparen en een
daling in het aantal gehuwde paren.
Bron: CBS, https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/52/worden-we-individualistischer-
Dat iedereen zijn eigen plekje heeft, zorgt ook voor problemen: er is een te-
kort aan huizen ontstaan (ABF Research, 2021). ABF Research deed onder-
zoek naar het huizentekort in Nederland, in het verleden, heden en de toe-
komst. Op het moment kampt Nederland met een huizentekort van ruim
driehonderdduizend woningen. De komende jaren zal dat huizentekort al-
leen maar stijgen, zoals te zien is in figuur 2 uit het genoemde onderzoek.
In een toelichting van Groenemeijer, namens ABF Research (2021),
wordt ingegaan op de historie van de huisvestingscrisis. Vier elementen
hebben dat tekort naar een recordhoogte gebracht, namelijk de sterke be-
volkingsgroei, de economie die opkrabbelt uit de crisis uit 2009 en de im-
migratiestroom. Anno 2021 is de klimaatcrisis, het vierde element, de
grootste factor in de huizenmarktcrisis. Allereerst de stikstofcrisis, dat on-
derdeel is van die klimaatcrisis, zorgde ervoor dat bouwvergunningen inge-
trokken werden of niet verstrekt werden (Schouten, C. J., van Nieuwenhui-
zen Wijbenga, C., & van Veldhoven-van der Meer, S., 2019). Stikstof heeft
een negatieve invloed op de biodiversiteit. Dat terwijl de overheid besloten
heeft om die biodiversiteit te beschermen (Wet natuurbescherming, 2015,
§1, art. 1.5, lid 2).
Daarnaast is er de PFAS-crisis. Het is een verzamelnaam van onna-
tuurlijke stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en dier, aldus het RIVM
(N.B.). Voor PFAS werd een maximum in de grond gesteld, wat voor veel
4
Figuur 2: Tekort (-) of overschot (+). Deze grafiek toont de stijging en uiteindelijke da-
ling wat betreft het huizentekort in Nederland
Bron: ABF Research, https://primos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woning-
tekort----overschot
5
3 Het collectivisme
Als tegenhanger van het individualisme, bestaat het collectivisme. Op de
vraag wat het collectivisme dan is, hebben Hui en Triandis (1986) een dui-
delijk uiteengezet antwoord. Hui citeerde dat in een eigen werk (1988) en
heeft dat in zeven punten samengevat. Hui en Triandis, noemen het collec-
tivisme in zijn algemeenheid een “a syndrome of feelings, emotions, beliefs,
ideology, and actions related to interpersonal concern” (Hui, 1988, p.19).
Dat ‘syndroom’ wordt weerspiegeld in zeven onderdelen. De eerste twee
kenmerken zijn het delen van materiële en non-materiële elementen, zoals
‘tijd’, het voorbeeld dat Hui en Triandis zelf ook geven. Ten derde speelt so-
ciale beïnvloeding een grote rol. Ten vierde “self-presentation” (Hui, 1988,
p.19): hier ligt het vraagstuk hoe een individu zichzelf een plek en gezicht
geeft binnen een groep. Ten vijfde speelt zelfreflectie een grote rol: hoe
functioneert een individu binnen een groep? Ten zesde speelt de verbon-
denheid met de groep een grote rol en ten zevende en als laatste noemen
Hui en Triandis de negatieve en positieve gevolgen die daden en keuzes
hebben op een individu om bij een groep te horen en hoe men dat afweegt
tegenover eigenbelang.
In een onderzoek van Törnqvist (2019) komt naar voren dat in de
praktijk bij de beoefening van collectivisme deze punten ook naar voren
komen. Het ene sterker dan het andere. Hij stelt bijvoorbeeld dat bij collec-
tief wonen vooral de verbondenheid met de groep en de zelfreflectie op hoe
men functioneert binnen de groep van belang zijn. (Törnqvist, 2019)
Kortom, het collectivisme is het tegenovergestelde van individua-
lisme, waarbij juist zelfbesef en eigenbelang, in de goede zin van het woord,
belangrijk zijn. Het collectivisme is daarentegen gericht op de groep en het
met elkaar doen. Collectief wonen is daarom ook hierop gebaseerd en kan
theoretisch gezien een oplossing bieden voor de eerder genoemde proble-
matieken in de Nederlandse maatschappij.
6
4 Collectieve woonvormen
Allereerst behandelt dit hoofdstuk hoe collectieve woonvormen eruit zien.
Collectieve woonvormen lijken misschien een oplossing van de toekomst,
maar zijn er in het verleden ook zeker geweest (Williams, 2006). Volgens
Williams (2006) kent het verleden drie golven wat betreft het collectieve
wonen. De eerste collectieve woonvorm werd opgericht in 1964. Dit was
een start van een golf aan collectief wonen. De reden dat deze ontstond was
onder andere het belang van groepsgevoel en het betrekken van singles en
vrouwen in de maatschappij. De tweede golf van co-housing ontstond rond
1980 in Amerika. Eigenlijk om dezelfde redenen als bij de eerste golf, maar
bij deze golf juist ook om elkaars veiligheid te waarborgen en sociaal con-
tact en sociale interactie tot stand te brengen. Daarnaast lag er een focus op
de omgeving: hoe gaat men juist en duurzaam om met de natuur? Doordat
dit concept een succes was, volgde er tussen 1980 en 1990 een derde golf
in Azië. Hierbij staat vooral het milieu centraal: milieubewustheid, circula-
riteit, maar ook dat het betaalbaar is voor iedereen. (William, 2006)
Kortom, collectief wonen is niet iets van de toekomst, maar ook van
het verleden. En om collectief wonen toekomstbestendig te houden, moet
men voortborduren op het verleden.
Figuur 3: Modular components. De indeling en inrichting van een etage van een collec-
tieve woonvorm in de Marconitorens in Rotterdam.
Bron: MOR, http://mor.tudelft.nl/design/
7
oplossing te vinden voor de nood op de huizenmarkt in Nederland met als
eis dat het op een duurzame manier en zonder extra te bouwen gereali-
seerd kon worden. Het onderzoek had als visie: ´Create a future-proof built
environment that gives back more to its surroundings than it takes away
from it.’ (MOR, 2019) De Rotterdamse Marconitorens werden gebruikt als
uitgangspunt. Het idee van het hele concept is dat per verdieping er meer-
dere individuen kunnen wonen met hun eigen kamer, hun eigen bubbel,
maar waar zij de keuken, woonkamer en badkamers samen delen, zoals ge-
visualiseerd is in figuur 3. Het kantoorpand is, volgens de site van MOR
(2019), op zo’n manier opgebouwd dat het later opnieuw ingedeeld kan
worden. Bij een grotere druk op de huizenmarkt, kunnen er meer units per
verdieping geplaatst worden.
Ten derde is er in de Engelse plaats Leeds onderzoek gedaan naar het col-
lectief wonen. Wat vooraan staat in dit onderzoek is het klimaat. In het on-
derzoek van Chatterton (2013) wordt het verstandig omgaan met het mi-
lieu ‘low impact living’ genoemd. Ook spelen betaalbaarheid en kansenge-
lijkheid een grote rol in dit onderzoek.
Bij dit onderzoek werden huizen gebouwd rondom een centraal, ge-
zamenlijk huis, zoals te zien is in figuur 4 (Chatterton, 2013). De footprints
van de huizen waren kleiner, omdat het gezamenlijke huis de leefruimtes
herbergde. Dit scheelt ruimte. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek
waren dat er enkele haken en ogen zitten aan het oprichten van een com-
munity op deze schaal dat ecologisch verantwoord is. Dat vooral op het ge-
bied van planning, de politiek meekrijgen in het idee en dat daarnaast de
mensen in deze community toch soms anders denken, wat toch onenigheid
oplevert.
8
Figuur 4: Layout of the Lilac development. De plattegrond van het Lilac project waarbij
de organisatie duidelijk wordt van de collectieve woonvorm.
Bron: Lilac, https://www.lilac.coop/resources/
De drie onderzoeken zijn als voorbeeld van groot nut voor ontwerpers die
met deze woonvorm te maken krijgen. In deze projecten liggen meerdere
ontwerptaken vast, zoals het zorgen voor privacy. Törnqvist (2019) noemt
het ook in zijn onderzoek: “The residents complement their way of living
not primarily through collectivist ideals, but through a compromise be-
tween companionship and privacy.” (Törnqvist, 2019, p.901). Chatterton
(2013) noemt nog meer haken en ogen aan het concept van het collectieve
wonen: bijvoorbeeld betaalbaarheid en duurzaamheid. Uit het project MOR
komt daarnaast naar voren, dat het collectieve wonen flexibel moet zijn:
het moet veranderingen kunnen doorstaan. Oftewel, een collectieve woon-
vorm ontwerpen is uiterst complex.
9
5 Conclusie en discussie
Om een antwoord te geven op de hoofdvraag, reflecteert dit paper eerst te-
rug op de kern van het gedane literaire en wetenschappelijke onderzoek.
Daaruit bleek dat Nederland te maken heeft met meerdere problematieken:
de huizenmarkt verkeert in een crisis, welke mede tot stand gekomen is en
in stand gehouden wordt door de effecten van de klimaatcrisis, welke is
een tweede problematiek in Nederland. Maatregelen omtrent PFAS en stik-
stof en het tekort aan bouwgrond zorgen voor vertraging in de bouw. Een
oplossing voor het woningentekort is om collectief wonen te realiseren.
Drie casestudies lieten zien hoe dat gerealiseerd zou kunnen worden. Ech-
ter, zij lieten ook zien dat er grote opgaves en complexiteiten meekomen
met de realisatie van collectieve woonvormen. Ontwerpers staan dus voor
een grote opgave. Aan de andere kant liet dit onderzoek zien dat ontwer-
pers wel gebruik kunnen maken van de kennis die al is opgedaan over be-
staande collectieve gemeenschappen, bijvoorbeeld in Zuid-Azië.
Op basis van dit onderzoek kan dit paper een antwoord geven op de
hoofdvraag: “Op welke manier kunnen het collectivisme en bijbehorende
woonvormen een oplossing bieden voor het woningtekort?” Het antwoord
kan gegeven worden langs de volgende twee punten. Ten eerste kan dit
probleem opgelost worden door bestaande bouw her te gebruiken. Het
project MOR is daar een goed voorbeeld van. Het hergebruik van gebouwen
omzeilt de genomen maatregelen, wat betreft stikstof en PFAS, en het pro-
bleem van de grondschaarste. Als hergebruik niet mogelijk is en nieuw-
bouw nodig is, is collectief wonen toch voordeliger: van verschillende ruim-
tes is een kleiner aantal nodig, zoals keukens en woonkamers. Dit bespaart
ruimte en vergroot het tekort aan bouwgrond minder dan bij bebouwing
zoals Nederland dat nu gewend is. Ten tweede zorgt de bevolkingsdicht-
heid voor een oplossing voor het bestaande woningtekort. Doordat er min-
der ruimte nodig is om als gezin of individu te wonen, kunnen er meer
mensen wonen per vierkante kilometer.
Concluderend, naar aanleiding van deze twee punten kan men zeg-
gen dat deze oplossingen in theorie niet alleen de woningnood oplossen,
maar ook een steentje bijdragen aan het tegengaan van de klimaatcrisis:
grondstoffen worden bijvoorbeeld minder gebruikt en verwerkt en de be-
staande natuur blijft bestaan, doordat er minder nieuwbouw komt.
10
privacy een belangrijk onderdeel. Daarnaast is men niet of nauwelijks be-
kend met dit concept. Het onder de aandacht brengen van dit concept bij de
Nederlanders zou bewustwording en interesse kunnen opwekken.
11
Referenties
ABF Research (2020). Tekort (-) of overschot (+) [graph]. https://pri-
mos.abfresearch.nl/dashboard/dashboard/woningtekort----overschot
Michielsen, T., Groot, S. P. T., & Veenstra, J. (2019). Het bouwproces van
nieuwe woningen. Sociaal en Cultureel Planbureau.
12
Schnabel, P. (2004). Individualisering en sociale integratie. In Schnabel, P.
(Ed.), Individualisering en sociale integratie. (pp. 9 – 38). Sociaal en Cultu-
reel Planbureau
Schouten, C. J., van Nieuwenhuizen Wijbenga, C., & van Veldhoven-van der
Meer, S. (2019). Kamerstuk 35334, nr. 1. Officiële Bekendmakingen.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35334-1.html
13