Professional Documents
Culture Documents
Pro Sociaal Gedrag Samenvatting
Pro Sociaal Gedrag Samenvatting
Pro Sociaal Gedrag Samenvatting
1. Helpen en altruïsme
a) Altruïsme versus egoïsme
2. Waarom we niet helpen
3. Waarom we wel helpen
4. Problemen bij onderzoek naar prosociaal gedrag
5. Evolutie en neurowetenschappen
1. Helpen en altruïsme
Helpend gedrag = meest brede term (incl. helpen als onderdeel van een beroep) bv
tandarts helpen maar onderdeel van het werk
Prosociaal gedrag = intentie om anderen te helpen/voordelen (excl. helpen als
onderdeel van een beroep); gedreven door egoïstische of onbaatzuchtige motivaties
Altruïsme = intentie om anderen te helpen/voordelen zonder voordelen voor jezelf;
gedreven door empathische, onzelfzuchtige motivaties
Actueel: Lopend debat over het bestaan van "zuiver" altruïstisch gedrag
Cialdini et al. (1990): Deelnemers die zich inleven in Elaine voelen ook meer verdriet, en het
is het verdriet (niet de empathie) die het helpen voorspelt
a) Omstanderseffect
► Een toenemend aantal omstanders bij een noodsituatie vermindert de kans dat iemand
zal helpen (g = -0,35; Fischer et al., 2011)
► Darley & Latané (68): een labo studie iemand horen die een epileptische aanval heeft
via een intercom
drie condities:
2-persoonsgroep: alleen de echte deelnemer en het "slachtoffer".
3-persoons groep: + 1 andere getuige
6-persoons groep: + 4 andere getuigen
men gaat minder hulp gedrag gaan vertonen wanneer er meer omstanders zijn
fMRI studie: met een groter publiek ziet men minder activatie in hersengebieden die
verantwoordelijk zijn voor het voorbereiden van actie en mentaliseren = je ziet ze als
mensen met een eigenheid = humanasing
►"Groepsvoorkeur": Mensen zijn eerder geneigd anderen te helpen als ze worden gezien
als leden van de ingroup.
Wij zijn meer geneigd leden van onze eigen groep te helpen omdat:
Gedeelde identiteit
- Dovidio et al. (1997): Gemeenschappelijk ingroup identity model:
Wanneer leden van verschillende groepen (Man U vs. Liverpool) zichzelf zien als leden van
een gemeenschappelijke groep (voetbalfans)
vijandigheid neemt af/ prosociaal gedrag neemt toe
- Levine et al. (2005): helpen van jogger in nood (met ≠ t-shirt) na priming
Studie1: Man U-identiteit - helpen Man U t-shirt
Studie 2: voetbalfan-identiteit - alle voetbal t-shirts helpen (maar niet de "merkloze" shirts)
Sociale normen
De meeste sociale identiteiten bevatten normen om "voor je eigen mensen te zorgen".
>< Sommige identiteiten hebben normen die aanmoedigen om leden van een andere groep
te helpen!
bijv. religieuze identiteiten
bijv. de redding van Bulgaarse Joden uit concentratiekampen (WOII)
► Reicher et al. (2006): Bulgaarse regering voorkwam deportatie van Joden op basis van
twee strategieën
- ingroup inclusion strategie: Joden zijn Bulgaren, en als zodanig deporteren van Joden
= deporteren van Bulgaren
- ingroup norm strategie: deportatie van Joden schendt de essentiële waarden van de
Bulgaarse identiteit.
Het zou zeer "on-Bulgaars" zijn om dit toe te staan.
d) Moed
Positief stemmingseffect: een positieve stemming genereert meer hulp positive mood
effect speelt een hele grote rol !!
► Zonnig weer een positieve moed krijgen we bv door het weer en dat gaat er effectief
voor zorgen dat we meer gaan helpen
meer kans om enquêtes in te vullen, tips te geven (Cunningham, 1979), lifters mee te nemen
(Guegen & Stefan, 2013)
► Aangename geuren
bv. chocolade, vers brood, ...; meer kans om een vreemdeling te helpen met het wisselen
van een rekening in munten (Baron, 1997)
► Kleine geschenken
bv. koekje; meer kans om te helpen door te bellen (Isen et al, 1976)
► Geluk
bv. geld "vinden" in een telefooncel; meer kans om iemand te helpen (84%) die een stapel
papieren liet vallen (vs. 4% wanneer geen geld werd "gevonden"; Isen et al., 1972)
Positief stemmingseffect: een positieve stemming genereert meer hulp Maar Waarom?
- Mensen in een goede stemming willen een goede stemming behouden (Wegener &
Petty, 1994)
- Meer positieve gedachten, bv. over de voordelen van helpen (Isen et al, 1978),
positieve gedachten over anderen, zoals sympathie (Forgas & Bower, 1987)
Heeft een Robuust effect, zelfs bij jonge kinderen zien we dit al (Moore et al., 1973)
heeft wel maar een Kortetermijneffect! (b.v. Isen et al., 1976)
Negatieve stemming: kan ook meer hulp gaan genereren want als we bv verdrietig zijn zien
we dat we vaker mensen gaan helpen om zo een neutrale moed te krijgen, want als we zelf
verdrietig zijn en we gaan helpen voelen we ons toch een stukje beter
er bestaat niet zo iets als een negatief moed effect
► Verdrietigheid
meer kans op hulp vergeleken met neutrale stemming (Yue et al., 2016), omdat het je een
beter gevoel kan geven
► Schuldgevoel
"Goede daden compenseren slechte daden".
bijv. Een vreemdeling vraagt om een foto te maken met zijn camera, maar je hebt hem
blijkbaar kapot gemaakt (Cunningham et al., 1980)
- Schuldgevoel voor het vernielen van de camera: 80% hielp een dame om papieren op
te rapen
- Geen schuldgevoel veroorzaakt: 40% hielp de dame
► Minder robuust en consistent in vergelijking met positieve stemming! Sterk afhankelijk
van situatie en type negatieve stemming.
a) Geweld en hulpverlening
Eerder onderzoek verwaarloosde de rol van geweld in noodsituaties
► Meer hulp door de groep in een gevaarlijke noodsituatie (d.w.z. het omstandereffect
wordt afgezwakt, Fischer et al., 2011)
► Fischer et al. (2011): Bystander effect is minder uitgesproken of treedt niet op in situaties
met groot gevaar!
b) Gender en hulpverlening
► Conclusie
Eventuele waargenomen sekseverschillen kunnen het gevolg zijn van het specifieke
hulpgedrag dat wordt bestudeerd!
Hoewel sommige uitingen van hulp tussen de seksen verschillen, lijken mannen en vrouwen
meer op elkaar in hun hulpgedrag dan dat ze verschillen (Nielson et al., 2017).
Sociale identiteitstheorie
- cf. Model van bloeddonatie (Lee et al., 1999)
De intentie om bloed te doneren hangt af van...
1. Verwachtingen van anderen: zouden andere mensen verwachten dat je bloed geeft?
2. Ouders als voorbeeld: hebben je ouders gedoneerd?
3. Persoonlijke normen: hoe vaak zouden andere mensen moeten doneren?
4. Gedrag in het verleden
5. In het verleden ontvangen hulp
6. Rol-identiteit als donor: is doneren een belangrijk deel van wie je bent?
Identificatie met een sociale rol, beïnvloedt (langdurig helpend) gedrag
Vrijwilligerservaringen
Vrijwilligers raken verbonden met elkaar
Vrijwilligers raken verbonden met de mensen voor wie ze vrijwilligerswerk doen (bijv.
HIV-cliënten)
Gevolgen
Werven van andere vrijwilligers (28% van de vrijwilligers had na 6 maanden een
andere vrijwilliger geworven; Omoto & Snyder, 2010)
Vrijwilligerswerk komt het welzijn ten goede (Piliavin & Siegl, 2015, review)
Jonge vrijwilligers: positieve gewoonten van sociale verantwoordelijkheid, minder
depressie, minder probleemgedrag
Oudere vrijwilligers: grotere positieve stemming, betere fysieke gezondheid, lagere
sterftecijfers
Antecedenten:
Prosociale persoonlijkheid (Penner & Finkelstein, 1998):
"een blijvende neiging om na te denken over het welzijn en de rechten van andere mensen,
om bezorgdheid en empathie te voelen, en te handelen op een manier die hen ten goede
komt".
1. *Als mensen gemeen tegen me zijn, voel ik me niet gedwongen ze goed te behandelen
2. *Het stoort me minder als ik afval achterlaat in een vuil park dan in een schoon park
3. Wat iemand ons ook heeft aangedaan, er is geen excuus om er misbruik van te maken
4. Met de druk om te presteren en het wijdverbreide spieken op school tegenwoordig, is
iemand die soms spiekt niet echt schuldig
5. *Het heeft weinig zin ons zorgen te maken over hoe we ons gedragen als we ons ziek en
moe voelen. [...]
8. Als ik iemand zie profiteren van een ander, dan voel ik me beschermend tegenover die
ander
9. *Andermans ellende raakt me niet.
[...]
12. *Ik vind het soms moeilijk om het perspectief van een ander in te nemen.
13. Ik probeer mijn vrienden soms beter te begrijpen door me voor te stellen hoe de dingen
er vanuit hun perspectief uitzien
[...]
17. Mijn beslissingen zijn meestal gebaseerd op mijn bezorgdheid voor anderen
18. Mijn beslissingen zijn meestal gebaseerd op wat de meest eerlijke en rechtvaardige
manier van handelen is
5. Evolutie en neurowetenschappen
a) Evolutie, genen en hulp
b) Neurowetenschappen
a) Evolutie
Natuurlijke selectie verbetert de overlevingskansen van individuen die elkaar helpen.
vgl. "het egoïstische gen = the selfish gene" (Dawkins, 1989): We helpen anderen uit
eigenbelang
Inclusieve fitness (Hamilton, 1964): "kinderselectie".
- Directe fitness: eigen voortplantingssucces = het aantal kinderen dat we krijgen
- Indirecte fitness: voortplantingssucces van verwanten
► Burnstein et al., 94: Meer hulp aan genetische verwanten in moeilijkheden
broer (50%) > neef (25%) > neef (12,5%) > onbekend (0%)
► Verwantschapscoëfficiënt (↔ aandeel gedeelde genen: mensen delen 99% van
hun genen; 98% genetische overlap met chimpansees)
- Een menselijke neiging (a) om met anderen samen te werken en (b) om degenen die
tekortschieten te straffen, zelfs wanneer de straf persoonlijk duur is en wanneer er
geen verwachting is dat men later een beloning voor dit offer zal ontvangen.
- (b) = "altruïstisch straffen/ punishment": Zelfzuchtig gedrag bij anderen (free riders)
bestraffen, zelfs wanneer het jezelf duur komt te staan (Fehr & Gachter, 2002) is
dus een vorm van helpen
b) Neurowetenschappen
Publieke goederen spel & fMRI (Sanfey et al., 2003; Fehr & Camerer, 2007)
- Altruïstisch gedrag (bv. geven aan liefdadigheid), anderen helpen het striatum
wordt geactiveerd
= aan beloning gerelateerd hersengebied dat ook geactiveerd wordt bij het
ontvangen van sociale of financiële beloningen
Waarnemen van oneerlijk gedrag de bilaterale insula wordt geactiveerd
= geassocieerd met negatieve emotionele toestanden (pijn, honger, wantrouwen)