Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

Instaptoets 1:

a. Het centrale en het perifere deel.


b. Het animale stelsel en het autonome stelsel. Animale stelsel: zorgt bijvoorbeeld voor
het optillen van een been. Autonome stelsel: zorgt bijvoorbeeld voor een juiste
hartslagfrequentie.
c. De rechterarm zal hierdoor verlamd kunnen zijn.
d. We hoeven geen aandacht te geven aan de basisprocessen; we kunnen ons bezig
houden met andere zaken.
e. De interne stabiele toestand wordt gewaarborgd en kan snel bijgesteld worden
doordat het ene systeem de processen aanjaagt en het andere juist vertraagd.
De inwendige sensoren (vooral in de hypothalamus) zorgen voor de fijne bijstelling.

Instaptoets 2:
a. Welke hersengebieden zijn betrokken bij de volgende functies?
i. Gyrus fusiformus
ii. Gebied van Broca (uitspreken)/ gebied van Wernicke (begrijpen)
iii. Cerebellum / motorische cortex (frontaalkwab)
iv. onthouden van een gevolgde route
v. prefrontale cortex (frontaalkwab)
vi. beloningscentrum (hypothalamus)
vii. auditieve cortex (temporaalkwab)
viii. primaire sensorische cortex (pariuëtaalkwab)

b. Alleen de hypothalamus komt enkelvoudig voor. Ze is wel tweezijdig symmetrisch


opgebouwd . De overige 4 komen in tweevoud voor.
c. Door de groei van de frontale cortex zullen de frontale hersenen tot meer in staat zijn.
Zo moet bv een bepaalde leeftijd ( hersengroei) hebben om bepaalde zaken te kunnen begrijpen of
om goed afgewogen , evenwichtige beslissingen te kunnen nemen of om bepaalde dingen te kunnen
leren.

Instaptoets 3:
a. Een synaps is de opening tussen twee zenuwcellen.
b. Neuronen en gliacellen zijn de twee soorten zenuwcellen.
c. Sensorische, schakel- en motorische neuronen.
d. Een neuron is opgebouwd uit een cellichaam (waar de celkern zit en op de axonheuvel bepald
wordt of de drempelwaarde gepasseerd is) , één of meer dendrieten (aanvoerende uitlopers) en een
axon (afvoerende uitloper).
e. Een cel heeft één of meer dendrieten en slechts één axon.
Zowel dendrieten als axonen hebben per uitloper meerdere vertakkingen voor een
maximaal aantal contactpunten, de synapsen, tussen de neuronen.
f. Onder andere (verschilt per type):
o Het synchroniseren van functionele groepen zenuwcellen;
o Het vormen van myelineschedes;
o Het verhuizen van zenuwcellen en stimuleren van deling van nieuwe zenuwcellen tijdens
embryonale ontwikkeling.
o Het vormen van de bloed-hersenbarrière
o afweerfunctie in het brein

g. Het mechanisme waardoor veel chemische stoffen buiten de hersenen worden


gehouden.
h. Door de barrière is de kans klein dat ziektekiemen de hersenen kunnen bereiken.
i. Het transport van o.a. glucose en aminozuren moet via actief transport door de barrière
plaatsvinden. Normaal kunnen deze passief verplaatst worden.
j. Alleen zuurstof, koolstofdioxide en water en in vet oplosbare moleculen. Onder deze
laatste vallen ook heroïne, nicotine en cannabiol. alcohol en cafeïne.
k. De andere stoffen worden via actief transport verplaatst.
l. Dit zou het lichaam veel meer energie kosten.
m. Het vet rondom de buikorganen is opgeslagen door een teveel aan calorieën, geleverd door de
alcohol. De alcoholisten hebben geen trek in andere voedingsmiddelen en krijgen een tekort aan
essentiële stoffen. Ze drinken zogezegd ‘lege’ calorieën.

Instaptoets 4:
a. De Na+/K+-pomp die steeds energie gebruikt om een constant potentiaalverschil te
handhaven: Natrium -ionen naar buiten en kaliumionen naar binnen pompen.
b. Er worden steeds Natriumionen naar buiten gepompt en kalium- ionen naar binnen.
c. De Natriumionen stromen door de geopende Natriumkanaaltjes naar binnen.
d. Veel kaliumionen verlaten de cel.
e. De Na+/K+-pomp zorgt er voor dat het overschot kaliumionen weer terug de cel in
wordt gepompt.
f. De rustpotentiaal moet gehandhaafd blijven zodat bij een volgende impuls opnieuw een
potentiaalverschil aanwezig is waarbij makkelijk een nieuwe impuls kan ontstaan.
g. De neurotransmitters worden afgebroken en deels weer aan elkaar gekoppeld in het
presynaptische eindblaasje.
h. De impuls beweegt in één richting doordat de andere zijde zich nog in de refractaire
periode bevindt: niet prikkelbaar is. Verder kunnen de neurotransmitters alleen aan
de presynaptische zijde uitgestoten worden.
i. Voor het ontstaan van een impuls moet de drempelwaarde van – 50 millivolt worden
bereikt. Als deze is bereikt, zal er altijd een even grote actiepotentiaal ontstaan.
Als de depolarisering niet sterk genoeg is, zal er geen impuls ontstaan.
j. Doordat het ompolen op minder plaatsen hoeft plaats te vinden, neemt het minder tijd en
daardoor is de voortgeleidingssnelheid van de impulsen hoger.

You might also like