Code40ne Boek Kaartspel

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 36

JOS HOEBE

Code 40ne [Code four one]

Het Code 40ne oefenspel om sneller Code 40ne eigen te maken.


Code 40ne [Code four one]

Handleiding behorende bij het Code 40ne oefenspel.

Oefenspel Code 40ne: Nederlandse editie


Copyright © Jos Hoebe 1993 - 2011

Tekstbewerking: Birgit Fuss-Hoebe; Trudi Prins-Hoebe; Frits Prins


Grafische vormgeving: Rob Dudock

Deze handleiding en de drie kaartspellen zijn een geheel, het Code 40ne oefenspel,
en is als dat geheel onderdeel van een totaal pakket behorende tot de Standaardlicentie
Code 40ne en mag binnen de voorwaarden van die Standaardlicentie gebruikt worden.
Het gebruiksrecht van dit oefenspel is voorbehouden aan de licentiehouder.

Dit oefenspel is in bruikleen gegeven aan de licentiehouder door:


Stichting Code 40ne
Heiligland 37
1821 AB Alkmaar
Nederland

Voor het aanmelden voor Lezingen, Consulten, Trainingen, Webinars en voor algemene
informatie over Code 40ne gerelateerde producten en diensten:
www.code40ne.com
info@code40ne.com

Voor vragen en opmerkingen over dit oefenspel: spel@code40ne.com

-3-
Inhoud:
Handleiding met 3 kaartspelen, te weten:
Spel 1 is voor het leren van de nummers en de namen.
Spel 2 is voor het leren van de nummers, namen en betekenissen.
Spel 3 is om mee te spelen en daardoor het systeem inzichtelijk te leren.

Inhoudsopgave
1 Inleiding.......................................................................................................... 5
2 Code 40ne schema......................................................................................... 6
3 Het gebruik van de kaarten............................................................................. 7
3.a Het schema uit het hoofd leren....................................................................... 7
3.a.1 Eenvoudig....................................................................................................... 7
3.a.2 Geschud.......................................................................................................... 8
3.b De verbindingen leggen.................................................................................. 8
3.b.1 De reeksen...................................................................................................... 9
3.b.2 De 41 combinatie............................................................................................ 9
3.b.3 De legvolgordes............................................................................................ 10
3.c De namen van de posities............................................................................. 11
3.d De betekenissen van de namen.................................................................... 11
3.d.1 Algemeen...................................................................................................... 11
3.d.2 Variant:.......................................................................................................... 11
3.d.3 Spelen met de betekenissen......................................................................... 11
E Leesvolgorden met 3 kaarten:....................................................................... 12
3.e.1 Andere combinaties:..................................................................................... 12
3.e.2 Jezelf testen.................................................................................................. 13
3.e.3 Het leggen van alle kaarten........................................................................... 13
4 Nummers en namen van de posities............................................................. 13
5 De kleuren..................................................................................................... 14
6 Lijst 1: Betekenissen door de volgorde van 1 t/m 40..................................... 15
7 Lijst 2: De standaardbetekenissen van de posities........................................ 21
7.1 Overzicht van de namen van de posities in het Code 40ne schema.............. 21
7.2 De standaardbetekenissen van de posities als reeksen................................ 21
1, 2, 3, 4, 14.................................................................................................. 22
2, 5, 8, 11, 17................................................................................................ 23
3, 6, 9, 12, 16................................................................................................ 24
7.3 Toelichting over de dimensie......................................................................... 25
4, 7, 10, 13, 15.............................................................................................. 26
14, 15, 16, 17, 18........................................................................................... 27
18, 19, 20...................................................................................................... 28
40, 39, 38, 37, 27........................................................................................... 29
39, 36, 33, 30, 24........................................................................................... 30
38, 35, 32, 29, 25........................................................................................... 31
37, 34, 31, 28, 26........................................................................................... 32
27, 26, 25, 24, 23........................................................................................... 33
23, 22, 21...................................................................................................... 34
8 Standaard leesvolgordes.............................................................................. 35

-4-
1 Inleiding
Het Code 40ne oefenspel met de 3 kaartspellen zijn bedoeld om mee te spelen. Door er
mee te spelen leer je op een eenvoudige manier wat de posities zijn in het schema van
Code 40ne. Omdat elke positie ook een nummer en een naam heeft, leer je door het spe-
len snel de nummers en namen van de posities kennen.

Bedenk dat iets alleen in het begin moeilijk is. Dat komt omdat je het dan nog niet kunt.
Door te beginnen en door te gaan, wordt het steeds makkelijker en uiteindelijk kun je het.
Dat is toch mooi, nietwaar? Van moeilijk naar makkelijk.

Het Code 40ne oefenspel kun je op vele manieren gebruiken. Voorbeelden daarvan wor-
den in deze handleiding gegeven. Als je de kaarten gebruikt, weet dan steeds dat het
een spel is. En dat een spel regels heeft en alles wat daarbij hoort, dus ook heel serieus,
desnoods fanatiek, het spel spelen en er alles uithalen, maar het blijft een spel. Het moet
daarom vooral veel plezier geven. Het Code 40ne oefenspel goed gespeeld zal dat zeker
doen. Veel plezier dus.

-5-
2 Code 40ne schema
Code 40ne is een schema van 40 posities elk met een bepaalde logische betekenis bin-
nen het geheel.
Het schema heeft een rechter- en een linkerkant, die elkaar spiegelen.
De gespiegelde posities vormen samen het getal 41, vandaar Code four one, Code 40ne.

37 38 39 40 1 2 3 4

34 35 36 5 6 7

31 32 33 22 21 20 19 8 9 10

28 29 30 11 12 13

27 26 25 24 23 18 17 16 15 14

Links staan de posities 40 t/m 21 Rechts staan de posities 1 t/m 20


20 en 21 raken elkaar

Links is niet ik Rechts is ik

Ik en niet ik ontmoeten elkaar.


Door die ontmoeting ontstaat de wereld van die ontmoeting.
De wereld van ik en niet ik.
Samen zijn zij één geheel.

Het schema heeft een specifieke opbouw waardoor alle posities met elkaar verbonden
zijn en zo een systeem van verbindingen vormt. Dat systeem van verbindingen kun je
voor veel verschillende doeleinden gebruiken. Een daarvan is Code 40ne als inzichtenge-
nerator. Hoe dat werkt, kun je via www.code40e.com met een online training leren. Voor
die training zijn video´s beschikbaar, het standaardboek over Code 40ne, een Code 40ne
computerprogramma, er kunnen vraag en antwoord webinars gehouden worden via de
website en er is dit spel. Dit spel is een onderdeel van de training om sneller en eenvoudi-
ger de 40 genummerde posities met hun namen en betekenissen te leren kennen.

-6-
3 Het gebruik van de kaarten
Er zijn 3 kaartspelen:
Spel 1 is voor het leren van de nummers en de namen.
Spel 2 is voor het leren van de nummers, namen en betekenissen.
Spel 3 is om mee te spelen en daardoor het systeem te leren.

Het Code 40ne kaartspel nr 3 heeft 40 genummerde kaarten ieder met een eigen naam en
betekenis. Elke kaart vertegenwoordigt één positie in het Code 40ne schema. Als geheel
vormen zij daardoor het Code 40ne schema.

De kaarten hebben ook kleuren (alle 4 spellen). De kleuren spiegelen elkaar, behalve 20
en 21. Die hebben een klein kleurverschil.
Elk paar in dezelfde kleur vormt samen het getal 41 (spel 1, 2 en 3). Bijvoorbeeld 40 en 1
zijn geel. 19 en 22 zijn rood. 12 en 29 zijn blauw.

37 38 39 40 1 2 3 4

34 35 36 5 6 7

31 32 33 22 21 20 19 8 9 10

28 29 30 11 12 13

27 26 25 24 23 18 17 16 15 14

Daarnaast zijn er links en rechts 3 kolommen in een bepaalde kleur: groen, blauw en de
aarde kleur.

De bedoeling van het spel is dat je de kaarten op de posities van het schema legt.
Je kunt via de website een groot schema kopen waarop de kaarten gelegd kunnen wor-
den. Je kunt ook het schema van het spel nemen en kijken waar de kaarten moeten lig-
gen.

3.a Het schema uit het hoofd leren


De standaardmanier van het leggen van de kaarten is deze op de posities van het schema
te leggen. Je begint bij 1 en eindigt bij 40 of je begint bij 40 en eindigt bij 1.

3.a.1 Eenvoudig
Te gebruiken spel: spel 1.
Je begint eenvoudig. Leg de kaarten op een stapel van 1 t/m 40. 1 Bovenaan. Neem het
schema voor je en leg dan de kaarten op de posities van 1 t/m 40. Neem daarna de kaar-
ten af van 40 t/m 1 en leg deze weer terug van 1 t/m 40. Herhaal dit een paar keer.
Doe ook het omgekeerde. Als je de kaarten van 1 t/m 40 hebt neergelegd, haal deze er
weer af van 1 t/m 40 en leg deze weer terug van 40 t/m 1. Herhaal dit tot je het gevoel hebt
dat het je het kunt. Je merkt dat doordat je automatisch een beweging maakt richting de
juiste positie.

Doe daarna hetzelfde, maar dan zonder het schema. Lukt dat niet helemaal, kijk dan even
op het schema, en ga dan weer zonder schema verder.

-7-
3.a.2 Geschud
Te gebruiken spel: spel 1, beide kanten gebruiken.
Je neemt de stapel kaarten en schudt ze goed. Je neemt een kaart van de stapel en leest
het nummer aan de ene kant en de naam aan de andere kant en die spreek je hardop uit
en je kijkt waar de kaart moet liggen. Je legt dan de kaart op die positie. Je doet dat met
alle 40 kaarten.
Leg de kaarten of met de namen aan de bovenkant, of met de nummers aan de bovenkant
en wissel dat steeds als je een keer alle kaarten hebt gelegd.

Herhaal deze methode een paar maal zodat je er gevoel voor krijgt.
Heb je dat gevoel, ga dan jezelf testen.
Dat doe je door het schema weg te leggen, de kaarten te schudden en deze dan een
voor een op hun overeenkomende posities te leggen. Als je het niet meer weet, pak je het
schema, je kijkt even en legt het daarna weer weg om door te gaan.
Blijkt dat moeilijker te zijn dan je dacht, neem dan gewoon weer het schema erbij tot je het
gevoel hebt dat het gemakkelijk gaat en ga dan jezelf weer testen.

Herhaal deze methode de eerste dagen net zolang tot je het werkelijk kunt.

3.b De verbindingen leggen


3.b.1 De reeksen
Te gebruiken spel: spel 1 met de nummers aan de bovenkant.
Code 40ne is een schema vol verbindingen. Om die verbindingen snel te leren doe je het
volgende:
Je neemt het schema voor je of je kent het uit je hoofd. Je neemt de kaarten, schud die
goed en neemt de bovenste eraf en die leg je op zijn positie. De kaart ligt altijd in een
bepaalde verbindingsreeks.
Er zijn de volgende reeksen:

Links: Rechts:
40 – 39 – 38 – 37 – 27 1 – 2 – 3 – 4 – 14
39 – 36 – 33 – 30 – 24 2 – 5 – 8 – 11 – 17
38 – 35 – 32 – 29 – 25 3 – 6 – 9 – 12 – 16
37 – 34 – 31 – 28 – 26 4 – 7 – 10 – 13 – 15
27 – 26 - 25 – 24 – 23 14 – 15 – 16 – 17 – 18
40 – 27 – 23 – 22 – 21 1 – 14 – 18 – 19 – 20

De eerste kaart ligt of links, of rechts in het schema en in een van de getoonde reeksen.
Bijvoorbeeld Links en positie 29.
Neem nu de volgende kaart. Die kaart kan ook weer links of rechts op een positie.
Volgens het voorbeeld: Als de tweede kaart bij rechts hoort, dan leg je de kaart rechts en
dan ligt de kaart ook in een van de reeksen rechts.
Als het een kaart is die bij links hoort dan:
• hoort die kaart bij de reeks die al begonnen is door de kaart die daar al ligt
of niet?
• hoort deze bij de reeks, leg dan de kaart in de reeks.
• hoort deze niet bij die reeks leg dan de kaart aan de rechterkant op de po-
sitie met dezelfde kleur, en merk dan op dat die positie en die kaart samen
41 in getal zijn.

-8-
Dus:
De eerste kaart ligt links of rechts in een reeks.
De tweede kaart komt daardoor hetzij in de zelfde reeks of aan de andere kant van het
schema in een reeks en vormt daar eventueel 41.
Je hebt nu zowel links en rechts het begin van een reeks.

Je neemt weer een nieuwe kaart en kijkt waar hij hoort.


Hoort hij bij de reeks links of rechts?
Ja? Leg de kaart dan bij die reeks, ook als er op die plaats al een kaart ligt. De twee kaar-
ten vormen dan samen het getal 41.
Nee, dan leg je de kaart weg en neem je de volgende kaart.
Herhaal dat tot je de reeks links en rechts vol hebt.

Voorbeeld:
1e kaart: 29, dus links, blauw.
2e kaart: 33 groen, is links, maar daar is al een reeks begonnen, dus naar rechts op 8
(groen). 33 + 8 = 41.
3e kaart: 12 blauw, is rechts, maar daar is al de groene reeks begonnen, dus naar links op
29 blauw. 29 en 12 zijn samen 41.
4e kaart: 6, rechts en blauw, maar rechts is de groene reeks, dus naar links op blauw 35.
Positie en kaart vormen samen het getal 41.
5e kaart: 13, rechts, aardekleur en dus niet groen zoals de reeks die al begonnen is. de
kaart wordt weggelegd.
5e kaart: 36, links en groen. Links is de blauwe reeks gaande, dus naar rechts op 5. 36
+ 5 = 41.
6e kaart: 40, links en geel. Dus weg leggen.
7e kaart: 14, rechts en roze-paars, dus wegleggen.
Enzovoorts.
Je gaat door tot je de beide reeksen, volgens het voorbeeld blauw en groen, vol hebt. Op elke
positie van de reeks liggen dan 2 kaarten in dezelfde kleur die samen het getal 41 vormen.

Herhaal de oefening tot je het snel kunt neerleggen zonder het schema te moeten raadplegen.

3.b.2 De 41 combinatie
Te gebruiken spel: spel 1 met de nummers aan de bovenkant.
Schud de kaarten en neem de stapel in een hand en neem met de andere hand een
kaart.
De kaart hoort tot de linker of rechterkant van het schema. Leg de kaart daar waar deze
hoort. Neem nu de volgende kaart. Is het dezelfde kleur? Leg dan de kaart op de andere
kaart en zij vormen samen 41.
Is het een andere kaart leg die dan op zijn positie in het schema.
Herhaal dat tot je 20 paren hebt gevormd die samen 41 als getal vormen.
De kaarten kunnen zowel links als rechts liggen.

Merk op: Als je klaar bent zijn er ook 20 posities waarop geen kaart ligt.

Variant:
Leg de kaarten óf aan de linkerkant óf aan de rechterkant van het schema. Uiteindelijk heb
je dan 20 paren liggen in de linker of rechterkant van het schema.
Herhaal het tot je het gemakkelijk kunt.

-9-
3.b.3 De legvolgordes
Te gebruiken spel: spel 1.
Er zijn drie legvolgordes: de rups, de cocon en de vlinder. Elke legvolgorde heeft een
bepaalde betekenis. Die betekenis kun je zien in de naam.
• Een rups is een larve en niet geslachtsrijp. Je kunt het vergelijken met een
kind. Het kind is de basis. De rups legvolgorde is dus ook de basis.
• Een cocon is een tussenfase. In de cocon verdwijnt de rups als geheel en
alle ingrediënten van wat de rups was, wordt opnieuw gerangschikt en wel
zo dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan in het wezen. Het is te vergelijken
met de pubertijd. De cocon legvolgorde is om te kijken wat voor andere com-
binaties er mogelijk zijn om ander inzichten te krijgen. Inzichten die het kind
niet heeft. Dat kun je vergelijken met dat jongetjes of meisjes in hun kindfase
niets willen weten van resp. meisjes en jongetjes én, dat is heel belangrijk,
ze nog niets snappen van seksualiteit. Als puber verandert dat plotseling. Ze
vinden elkaar plotseling interessant en ze krijgen heftige seksuele gevoelens
die ze graag met elkaar willen proberen.
• Een vlinder is een zogenaamd “hoger” wezen. Het is de metamorfose van de
rups. De vlinder kan vliegen en kan zich ook voortplanten, iets wat de rups
en de cocon niet kunnen. De vlinder heeft ook andere gespecialiseerde ei-
genschappen, zoals het kunnen ruiken van elkaar op zeer grote afstand, het
kunnen verwerken van stuifmeel (vlinders eten geen bladeren zoals rupsen)
en het bestuiven van bloemen. De vlinder is te vergelijken met de volwas-
sene. De volwassene heeft een volgroeid brein en kan daardoor sociale ver-
bindingen leggen. Het kind kan dat nog niet en de puber nog niet ten volle.
De volwassene kan daardoor ook een echte vader en moeder zijn. Een baan
hebben en daarin een specialist worden. De vlinder legvolgorde is er vooral
om bepaalde blinde vlekken zichtbaar te maken. Het geeft andere inzichten,
die je noodzaken tot handelen. De impuls in het inzicht is sterker. Het zet
je aan tot nadenken, voelen, inleven en tot het daadwerkelijk overgaan tot
handelen. De belangrijkste posities in de vlinder legvolgorde zijn 9 en 32. De
ontmoeting is in 36.

1. De rups is de volgorde volgens het schema, dus van 1 t/m 40 of omgekeerd


van 40 t/m 1.
2. De cocon is afwisselend. Je begint met 1 en dan 40. Daarna 39 en
dan 2. Daarna 3 en dan 38. Daarna 37 en dan 4. Daarna 5 en dan
36. Enzovoorts. Je maakt daardoor steeds een combinatie van 41.
Dus: 1 – 40; 39 – 2; 3 – 38; 37 – 4; 5 – 36; 35 – 6; 7 – 34; 33 – 8; 9 – 32; 31 – 10; 11
– 30; 29 – 12; 13 – 28; 27 – 14; 15 – 26; 25 – 16; 17 – 24; 23 – 18; 19 – 22; 21 – 20.
Deze reeks kun je ook beginnen met 40 en dan 1, daarna 2 en 39, dan 38
en 3, enzovoorts.
3. De vlinder: 1 – 2 – 3 – 4 – 14 – 15 – 16 – 17 – 18 – 19 – 20 – 5 – 12 – 7 – 8 – 13
– 6 – 11 – 10 – 9 – 32 – 31 – 30 – 35 – 28 – 33 – 34 – 29 – 36 – 21 – 22 – 23 –
24 – 25 – 26 – 27 – 37 – 38 – 39 – 40. Ook deze reeks kun je in omgekeerde
volgorde leggen.
4. Omdat elke reeks ook een omgekeerde volgorde heeft, zijn er dus eigenlijk
6 legvolgordes.
5. Voor je algemene informatie: er zijn nog een aantal legvolgordes, maar die
worden alleen in de training voor trainers uitgelegd.

Leg de kaarten volgens de methodes 1 (eenvoudig) en 2 (geschud) in de verschillende


legvolgordes. Ga net zolang door tot je het vloeiend kunt. Doe ook de omgekeerde volg-
ordes.

- 10 -
3.c De namen van de posities
Te gebruiken spel: spel 1 met de namen aan de bovenkant.
De namen van de posities leer je door ze uit te spreken, telkens als je een kaart pakt.
Bijvoorbeeld: 29, de ontmoeting.
Door het nummer en de naam steeds hoorbaar uit te spreken, activeer je meerdere zintui-
gelijke systemen. Die samenwerking zorgt ervoor dat je het sneller op neemt en gemak-
kelijker kunt onthouden.

3.d De betekenissen van de namen


3.d.1 Algemeen
Te gebruiken spel: spel 2.
De betekenissen van de namen leer je door een kaart te nemen, het nummer en de naam
uit te spreken en dan de betekenis die op de kaart staat hardop voor te lezen.
Herhaal de vorige methodes met kaartspel 2.

3.d.2 Variant:
Te gebruiken spel: spel 2.
De betekenissen van de namen leer je door een kaart te nemen, het nummer en de naam
uit te spreken en dan de betekenis te lezen die in de lijst staat.
In deze handleiding staan twee lijsten:
1. De betekenissen door de volgorde van 1 t/m 40
2. De betekenissen per reeks. Deze zijn de standaardbetekenissen.

Het gaat erom een gevoel voor de betekenis te krijgen van de posities. Je hoeft niet de
tekst uit je hoofd te leren om deze zo op te kunnen dreunen. Het gaat om het gevoel van
de betekenis en de samenhang te zien van de nummers, namen en betekenissen van de
posities.

3.d.3 Spelen met de betekenissen


Te gebruiken spel: spel 2
Door te spelen met de betekenissen versterk je het gevoel voor die betekenissen en je
gaat daardoor ook andere combinaties zien. Op die manier krijg je inzicht in het systeem
van Code 40ne. Je doet dat door een thema te nemen. Een thema kan van alles zijn.
Bijvoorbeeld: Wat vind ik van mijn vader of van mijn moeder, mijn broer, mijn zus. Of van
mijzelf.
Of: waarom lukt het me niet mijn huis op te ruimen, mijn bureau, mijn administratie te
doen, die persoon aan te spreken, genoeg geld te verdienen.
Of: wat is de kern van de financiële crisis, de klimaatcrisis. Of: ik moet gaan stemmen,
maar weet niet op wie. Ik wil op vakantie maar weet niet waarheen.

Bedenk maar een thema. Het kan van alles zijn, als het maar echt is.

Je schudt de kaarten en legt dan een reeks neer volgens een bepaalde leesvolgorde.
Een leesvolgorde met 2 kaarten is bijvoorbeeld:

a. De ontmoeting met buiten: 29 – 12


b. Het onbekende geheel: 1 – 40
c. De regel en de ander: 10 – 31
d. De overtreding en crearteren: 9 – 32
e. De aanwezigheid van de essentie: 2 – 39
f. De grens van de communicatie: 3 – 38
g. Enzovoorts. In het totaal 20 combinaties.
Zoals je ziet, zijn het steeds combinaties van twee kaarten die samen 41 maken.

- 11 -
Die combinaties hebben een naam die samengesteld is uit de naam van die twee posities.
Je kunt er dus zelf steeds een samengestelde naam aan geven.
Bedenk dat het om spelen gaat en om een gevoel te krijgen voor de betekenissen. Je kunt
niets verkeerd doen.

Voorbeeld:

Thema: Ik wil een ander baan of mijn baan anders.


Leesvolgorde: 29 – 12.
Kaarten: op 29 ligt 13 en op 12 ligt 34.
Je combineert nu de betekenis van positie 29, de ontmoeting, aan de betekenis van 13, de
werking, en de betekenis van positie 12, buiten, aan de betekenis van 34, dat wat vanzelf
gaat.
Je kunt dan zeggen dat de ontmoeting in het thema de werking is, wat naar buiten komt
doordat het vanzelf gaat.
Betrokken op het thema: ik wil een andere baan of mijn baan anders door de werking
ervan die vanzelf gaat.
Vraag nu jezelf af wat dat antwoord voor jou betekent. Blijf bedenken dat het een spel is.
Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat ik een baan heb waardoor ik elke dag dood-
moe ben. Zwaar lichamelijk, geestelijk of emotioneel werk. Het gaat vanzelf dat ik elke dag
doodmoe ben en ´s avonds nergens meer zin in heb.
Of de werking die vanzelf gaat is dat ik zelfstandig ondernemer ben en door mijn vele werk
er niet aan toekom mijn boekhouding te doen.
Hoe dan ook, het idee is de gecombineerde betekenissen te betrekken bij het thema. Als
je dit voor jezelf doet, krijg je meestal wel een associatie zodat je kunt zeggen: ja dat slaat
daarop.
Let wel: het blijft een spel.
Loop zo allerlei combinaties door en geef jezelf antwoord. Steeds de positie eerst en dan
de kaart, dan de tweede positie en dan een kaart en deze dan aan elkaar koppelen.

E Leesvolgorden met 3 kaarten:


a. De eerste kaart ligt steeds op 29. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 29) en een rechts.
b. De eerste kaart ligt steeds op 12. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 12) en een rechts.
c. De eerste kaart ligt steeds op 9. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 9) en een rechts.
d. De eerste kaart ligt steeds op 32. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 32) en een rechts.
e. De eerste kaart ligt steeds op 8. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 8) en een rechts.
f. De eerste kaart ligt steeds op 33. De twee volgende kaarten leg je gewoon
ergens neer. Een links (maar niet op 33) en een rechts.

Zo kun je 40 combinaties maken. De basis is steeds de eerste kaart links of rechts en de


twee volgende een links en een rechts. Daarna ga je er weer iets over vertellen.

3.e.1 Andere combinaties:

Zo kun je allerlei combinaties maken.


Bijvoorbeeld met 4 kaarten: steeds 2 links en 2 rechts.
Met 5 kaarten: steeds de eerste kaart op 29 of 12 en de rest verdelen over links of rechts.
Met 5 kaarten kun je ook de reeksen leggen.

Waar het steeds om gaat is het spelen met de betekenissen, de nummers van de kaarten
- 12 -
en de posities, in combinatie met het thema.
Soms zie je er niets in, maar dat geeft niet. Met andere combinaties binnen een thema heb
je wel resonantie, zoals dat heet.
Blijf er gewoon mee spelen en je zult er een aardig gevoel voor krijgen.

3.e.2 Jezelf testen


Te gebruiken spel: spel 2
Als je het idee hebt dat je dat goed kunt, ga het dan testen met iemand anders.
Vraag hem of haar naar een thema, laat die persoon de kaarten schudden en daarvan
bijvoorbeeld 5 kaarten nemen. Leg die kaarten in het schema op een bepaalde volgorde
die je vooraf hebt bepaald.
Begin in principe altijd met 29 of 12, want 29 is de ontmoeting (met het thema) en 12, dat
wat er buiten de grens is door het thema. En dan ga je iets over het thema vertellen aan
de hand van de kaarten.

Hoe beter je hierin wordt hoe verder je hiermee kunt gaan door steeds meer kaarten te
gebruiken en uiteindelijk alle 40.
In deze handleiding staan een aantal legvolgordes als suggestie. Omdat het een spel is,
kun je jouw eigen huisregels maken en dus allerlei andere combinaties maken.

3.e.3 Het leggen van alle kaarten


Te gebruiken spel: spel 2
Je kunt dus zover gaan dat je alle kaarten neerlegt. Daar zijn allerlei legvolgordes voor.
De basismethode is gewoon van 1 naar 2 naar 3 tot je bij 40 bent en dat wordt in deze
handleiding behandeld.
Als je die goed kunt toepassen dan kun je een stap verder gaan door de andere volgordes
die in deze handleiding worden genoemd als legvolgorde te nemen. Het geheel van leg-
en leesvolgordes is handig om een thema vanuit verschillende hoeken te kunnen zien en
belichten.

Met de kaarten kun je verrassende resultaten halen in het bespreken van een thema en als
je het samen met iemand doet, dan geven de kaarten je de mogelijkheid om het gesprek
spelenderwijs diepgaand te maken.
Er ontstaan dan vanzelf inzichten bij de ander over zichzelf en het thema en bij jou hoe je
combinaties kunt zien tussen kaarten op een positie met betrekking tot het thema.
Het wordt dan bijna magie.
Maar let wel: het blijft een spel.

4 Nummers en namen van de posities


Te gebruiken spel: spel 3.
Code 40ne heeft 40 posities.
Elke positie is een stukje van de volgorde van de beschrijving van een thema. Zo werkt
Code 40ne als inzichtgenerator. Voor het werken met de kaarten is dat anders.
Dan is elke positie met een kaart een belichting van de situatie waardoor het thema er zo
uitziet en geformuleerd werd. Althans: zo wordt het als spel gespeeld.
Door die situaties te duiden aan de hand van positie en kaart gaat het brein vanzelf associ-
aties vormen. De eigenaar van het thema krijgt daardoor een bepaald inzicht in het thema
en kan daardoor mogelijkerwijs anders of bewuster omgaan met dat thema. Minimaal is
het al prettig om een keer lekker over een thema te kunnen praten.
Maar, blijf helder: Het blijft een spel. Hoe serieus je het ook doet en wat de resultaten dan
ook mogen zijn, het gaat om het leren en het plezier daarbij.

- 13 -
Een verhaal (over een thema) heeft 1 tot (in theorie) oneindig veel posities, maar er zijn
toch maar 40 posities.
Als de 40 zijn gebruikt, dan nemen we de volgende 40, enz.
Een set van 40 posities is zelf ook een positie.
Elke positie heeft dus in zich 40 posities en desnoods hebben elk van die 40 posities ook
weer 40 posities.
Dat is van belang bij een normale sessie met Code 40ne.

Bij het gebruiken van de kaarten kun je dat als volgt toepassen:
Je schudt de kaarten en legt ze allemaal uit volgens een van de drie volgordes.
Je legt eerst 40 kaarten over het thema. Dan ga je iets vertellen over dat thema aan de
hand van de posities met de kaarten erop en als dan een bepaalde positie met kaart een
duidelijk inzicht geeft of aanspreekt dan schud je opnieuw de kaarten en je legt ze weer
uit, maar nu met betrekking tot dat duidelijke inzicht of dat wat je aansprak.
Je doet weer hetzelfde en zo kan je steeds een bepaald inzicht verdiepen.
De sessie eindigt vanzelf omdat jij, of degene voor wie je de sessie doet, het wel goed
genoeg vindt.

De 40 posities hebben allemaal een betekenis die gevat zijn in een naam of korte om-
schrijving.
De algemene betekenis van elke naam kun je vinden in de lijst van betekenissen achterin
deze handleiding. De namen zijn daar gerangschikt naar de reeksen die zij vormen.
Naast die algemene betekenis hebben de namen ook een betekenis door hun volgorde
en dat zijn de basislijsten met legvolgordes. In dit boekje wordt alleen lijst 1 gegeven. De
overige lijsten zijn een onderdeel van de Code 40ne training. Zie daarvoor de website
www.code40ne.com

5 De kleuren
Te gebruiken spel: spel 1, 2 of 3.
Zoals je gezien hebt, hebben de kaarten ook een kleur. Het is handig om die kleur, het
nummer en de naam als een positie te kennen. De kleuren heb je door de vorige oefenin-
gen al een heleboel keren gezien.
Deze laatste oefening is bedoeld om het gevoel voor de kleuren te versterken.
Leg daarvoor de kaarten, zonder direct naar de namen of nummers te kijken op hun juiste
positie. Doe dat in allerlei combinaties.
Om jezelf te testen kun je jezelf laten overhoren. Vraag iemand die je een nummer of een
naam zegt en jij zegt de juiste kleur.
Herhaal het tot je het goed kunt.
Een variatie is: de ander vraagt je een kleur en je zegt de daarbij behorende nummers en
namen. Dat zijn er steeds twee die samen 41 vormen.
Nog een variatie is de reeks op een bepaald nummer beginnen en dan verder gaan met
het vertellen van de kleuren.
Let bij deze kleuroefeningen erop dat er variaties in groen, blauw en aarde kleuren zijn.
Die variaties kun je lichtgroen, groener, middelgroen, donkerder groen en donker groen
noemen. Zo ook met blauw en de aarde kleuren. De andere kleuren zijn geel (1), roze
paars (14), paars rood (18), rood (19), lila (20) en donkerlila (21).

Veel plezier met alle oefeningen.


- 14 -
6 Lijst 1: Betekenissen door de volgorde van 1 t/m 40
De betekenissen door de volgorde 1 /m 40, de rups. Dus 1, 2, 3, 4, 5, etc.
De volgorde van de betekenissen door de volgorde in de cocon en de vlinder worden
hier niet gegeven. Probeer die zelf te vinden. Die volgordes worden gegeven in de trai-
ning voor trainers.

Lees de lijst als een verhaal. Het verhaal hoef je alleen maar te volgen en aan het einde van
het verhaal heb je daardoor een bepaalde indruk gekregen. Door het een paar keer te lezen,
blijft die indruk hangen. Hardop lezen versterkt dat effect. Door met de kaarten te spelen,
ontstaat vanzelf een soort begrijpen van dat verhaal. Dat begrijpen gaat zonder woorden. Je
snapt het en dat is voldoende om met Code 40ne te kunnen werken.

Nr. Naam Betekenis door legvolgorde


1 Onbekend Alles is feitelijk altijd iets dat onbekend is.
2 Aanwezig Het onbekende moet aanwezig zijn om opgemerkt
te kunnen worden.
3 Grens Het onbekende heeft een zekere grens ook als die
grens onbekend is.
4 Wet van groei Het onbekende is zoals het is doordat het een eigen
wet volgt waardoor het precies zo is (geworden).
5 Vorm Het onbekende heeft daardoor als aanwezigheid
een bepaalde vorm ook als die vorm onbekend of
onduidelijk of niet of moeilijk waarneembaar is.
6 Binnen, content De grens van de vorm begrenst dat wat binnen de
vorm en de grens is. De vorm heeft daardoor een
inhoud ook als die inhoud onbekend is en niet ge-
meten kan worden (waardoor dan ook).
7 Kracht De wet, waardoor de vorm en zijn inhoud zo zijn zoals
ze zijn, moet een zekere kracht hebben om de vorm en
wat er binnen zijn grens is te kunnen gebruiken om te
groeien. Een wet zonder kracht is nutteloos.
8 Aandacht De onbekende aanwezigheid met zijn vorm moet
een zeker aandacht hebben van, voor en naar zich-
zelf, de grens die het heeft, wat de inhoud is, wat
deze wet is en wat de kracht die die wet heeft is en
naar de aandacht zelf.
9 Overtreding Door dat laatste is er een onbekende mogelijkheid
om de grens te kunnen overtreden en daardoor in
een ander domein te komen. Een domein dat on-
bekend is, maar wel anders dan gekend door de
inhoud en de grens ervan. De overtreding zegt: het
kan ook anders.
10 Regel De regel is daardoor dat (het kan ook anders) en
kan daardoor ook overtreden worden, waardoor de
regel ook rigide kan zijn en daardoor een spel met
bepaalde vaste regels precies dat spel is en niet
een ander spel, want een ander spel heeft andere
regels. In de regel blijkt dan de kracht van de wet,
waardoor onderscheid mogelijk is.

- 15 -
Nr. Naam Betekenis door legvolgorde
11 Manifestatie De onbekende aanwezigheid in haar manifesta-
tie heeft daardoor die en die vorm en die en die
aandacht voor de regels en geeft als manifestatie
blijk van de maat de grens te kunnen overtreden en
daardoor ook de kracht van de wet.
12 Buiten, extent En dat is wat dan naar buiten komt. De grens zelf
wordt overtreden. Van binnenland naar buitenland.
En in het buitenland zijn andere regels en gewoon-
tes en daar wordt ook een andere taal gesproken.
Wat buiten is, is daardoor anders dan de inhoud.
13 Werking Pas dan blijkt de werking van de wet, haar kracht
en waarom haar regels zo en zo zijn. Een wet die
geen werking heeft, wordt niet toegepast.
14 Oorsprong, ontstaan Door de werking kan er werkelijk iets ontstaan. Dat
wat ontstaat, is precies zo zoals het door de werking
mogelijk is. Die werking is dat er iets naar buiten komt,
zich precies zo manifesteert als blijk van bepaalde re-
gels die op een bepaalde manier gehanteerd en dus
overtreden kunnen worden, door aandacht te hebben
voor de kracht van de wet als inhoud van een grens
voor de mogelijke vorm van een aanwezigheid die in
principe onbekend is.
15 Beweging Dat wat dan ontstaan is, is direct in beweging aan
de hand van de werking van de regels, de kracht
en de wet van groei. Het kan zich daardoor precies
zo en zo bewegen met zekere marges die mogelijk
zijn door de overtreding.
16 Dimensie Die beweging van dat wat ontstaan is, is mogelijk
binnen een bepaalde grens die overtreden kan
worden en daardoor eenmaal buiten die grens de
dimensie van die grens toont. Er zijn vier dimen-
sies: de nulde waarin de beweging nul is, de eer-
ste, waarin de beweging maar één kant op kan, de
tweede waarin de beweging zichzelf overtreedt en
daardoor ook de derde mogelijk maakt en het doel,
de inhoud, van de beweging gezien kan worden.
17 Bestaan Dat wat ontstaan is heeft daardoor een werkelijk
bestaan binnen de bewegingen die mogelijk zijn
per dimensie als een aanwezigheid met een vorm
van aandacht op de manifestatie van een specifiek
bestaan.

- 16 -
Nr. Naam Betekenis door legvolgorde
18 ZIJN Dat specifieke bestaan heeft daardoor een totaal
eigen ZIJN en is als zodanig onveranderlijk. Dat
ZIJN is volledig onbekend, maar wel bekend als
aanwezigheid met een vorm, een aandacht, een
manifestatie en bestaan. De grens ervan en dat
wat binnen de grens is en daardoor overtreden
kan worden en buiten die grens is en daardoor de
dimensie laat zien waarin het ZIJN is en als wet
precies zo gegroeid is zoals het gegroeid is door
de kracht die het heeft en door die en die regels te
hanteren en waar nodig deze te overtreden om de
juiste werking te krijgen waardoor er de beweging
mogelijk is van dat wat ontstaan is: een iets dat
primair onbekend is, maar voor, door en in het ZIJN
zelf geweten is en wordt.
19 Verandering. Kans. Inzicht Daardoor is de verandering steeds in het ZIJN zelf,
want in het ZIJN is de overtreding en het onbeken-
de waarmee alles “begonnen” is. Door dat inzicht
kan het ZIJN de onveranderlijke verandering zien
waardoor er een kans is. Een kans waardoor alles
anders kan zijn. Zelfs het ZIJN zelf. Zelf de veran-
dering, die daardoor ook onveranderlijk zijn kan en
daardoor specifieke patronen volgt. De logos. De
Logos van het ZIJN en daardoor draagt het ZIJN in
zich elke logos en daardoor ook al het onmogelijke
én al het mogelijke, waardoor alles bepaald wordt
door het inzicht.
20 Dat wat het is zoals het is Precies daardoor, door dat inzicht is er de waar ne-
ming en waarheid dat alles steeds opnieuw precies
zo is wat het is zoals het is. Deze absolute exact-
heid is perfect. Elk iets is precies daardoor exact
en perfect dat wat het is zoals het is. Ik ben dus
precies zoals ik ben. Ik ben niet iets anders. Ik ben
ik. In mij als ik vinden alle posities van mij tegelijk
hun eenheid. Ik ben een perfect wezen, exact zoals
ik alleen zijn kan in al mijn veranderingen die mo-
gelijk zijn in, voor en door mijn ZIJN en de kansen
die ik overeenkomstig heb en neem.
21 Pios (Het gegeven) Zo kom ik in de wereld. Een wereld die er al is zo-
als die is net zoals ik ben zoals ik ben. Die wereld
en ik zijn het gegeven waarin ik mij verdiepen kan
in de ontmoeting van mijzelf als mijzelf. Door het
gegeven kan ik mijzelf meten in de balans van het
nemen. Ik als maat in een wereld met een andere
maat. Door die samenkomst, en daardoor eenheid,
ontstaat iets dat ik niet ken, maar waar ik wel mij-
zelf in kan terugvinden, want ik ben ik. Dat gegeven
geeft mij de absolute zekerheid om in de onbeken-
de wereld te kunnen zijn zoals ik ben.

- 17 -
Nr. Naam Betekenis door legvolgorde
22 Wet van drie Omdat ik voor mijzelf de primaire maat ben en de
wereld de tweede zijn wij samen de derde en vor-
men wij zo de wet van drie, waarin beide zijn als het
ene door de ontkenning van het andere. Als geheel
zijn we daardoor positief, negatief en neutraal en
wisselen we door positie te nemen onze maat, het
getal, en daardoor de naam, de betekenis. We zijn
daarmee tegelijkertijd opbouwend, afbrekend en
behoudend, waardoor de verandering automatisch
altijd mogelijk is en het ZIJN automatisch altijd
blijft.
23 Transformatie De wetmatige herhaling maakt de marges mogelijk
voor de transformatie van mijzelf in alles dat er is,
want elk iets is net als ik voor zichzelf een ik, en
al het niet-ik de wereld. Ik ben daardoor in staat
steeds meer en meer één te zijn met niet-ik, de we-
reld. Ik kan daardoor een complexiteit aannemen
die zo gecompliceerd is dat ik er zelf niets meer
van begrijp, maar toch precies weet hoe ik precies
zo kan zijn. Ik heb daardoor een scheiding gemaakt
in het waarnemen en daardoor is er donker en licht.
Het “onbewuste” en “bewuste” en de waarneming
van beide als de schemering.
24 Het dagelijks leven In het donker, het licht en de schemering vindt het
dagelijks leven plaats waarin ik als complex en ge-
compliceerd wezen aanwezig ben en mijzelf en de
wereld letterlijk mee maak tot een verhouding van
mijzelf waardoor alles precies zo kan zijn als het is.
25 Volkomenheid Dat brengt een volkomenheid en tevredenheid in
mij waardoor ik volkomen tot rust kom als stilte en
leegte waar in alles kan en mag zijn zoals het is.
26 De afgelegde weg Precies daardoor blijft de beweging van mijzelf als
groeiend wezen, dat een is met alles als zichzelf.
Nieuwsgierig verwijl ik als mijzelf op mijn eigen pad
naar wat ik ook ben: niet-ik, tot ik mijn gehele weg
heb afgelegd. Alleen de geheel afgelegde weg maakt
het mij mogelijk te komen waar ik kan zijn.
27 De uitdijing van alles Waar ik kan zijn is als ik er ben de uitdijing van
het geheel van mijzelf en de wereld, het wij als ge-
geven. Waar ik kan zijn, is het ontstaan van alle
mogelijkheden voor en met mij als ik in relatie met
niet-ik.
28 De vraag, de zoektocht Die mogelijkheden zijn zo groot en veel dat ik mij
de vraag ga stellen: hoe nu verder? En zo begint
een zoektocht in een mijzelf dat ik nog niet ken. Ik
verlaat alles dat ik tot nu toe gekend heb, inclusief
mijzelf. Ik ben onbekend.

- 18 -
Nr. Naam Betekenis door legvolgorde
29 De ontmoeting Plotseling is er dan de ontmoeting. Vanuit het niets
is er de ontmoeting van ik met mijzelf. Van het on-
bekende met zichzelf. Van ik met dat wat er is. Van
het onbekende met het bekende. Van het waarne-
men met de waarnemer van waarneming en. Van
het mogen van de mogelijkheden.
30 De uitdrukking van de De uitdrukking van die ontmoeting toont de enormi-
ontmoeting teit van de ontmoeting. Van de maat, het meten en
de meting. Ik ben wie en wat ik ben, en ook anders.
Het waarnemen van het meten van de maat van de
waarnemer geeft de waar neming van de meting. Ik
realiseer mijzelf als de maat van alles.
31 De ander, het andere Precies zo en op dat moment is er de ander, het an-
dere, en wat ik mijzelf neem geef ik daarom ook de
ander: het onbekende en het aan mijzelf bekende.
32 Crearteren: de kunst van Zo zijn Ik en de ander elkaar bewust als ik en de an-
en in bewust handelen der. Als een bekende en als een onbekende. Daar-
door kunnen we elkaar via elkaar leren kennen in
dat wat we nog niet van onszelf en elkaar kennen.
We zijn de goden die crearteren: de kunst van en
in bewust handelen. Niet dat we weten wat er daar-
door gebeuren zal, maar wel wat er nu gebeurt. We
zijn vol aandacht bij de waarde van het hier en nu
zo zijn zoals we zijn.
33 NIEUW Daardoor kunnen we steeds elke ruimte in de tijd tot
een enkelvoudige waardevolle gebeurtenis maken,
waardoor er steeds iets kan gebeuren dat volkomen
nieuw is. Nieuw is in die zin de overtreffende trap van
het onbekende. En het geeft een oneindige aantrek-
kingskracht in ons, de nieuwsgierigheid.
34 Dat wat vanzelf gaat We hoeven er niets voor te doen. Steeds opnieuw
is er nieuw, wonder, tover, magie. Dat gaat vanzelf.
We hoeven niets anders te doen dan er bewust
mee te zijn.
35 De volgende stap, 364° We kunnen daardoor steeds de volgende stap,
364°, doen, want die heeft het kenmerk van het
nieuwe. We komen daardoor nooit op dezelfde
plaats en draaien geen rondje en slijten geen enkel
pad.
36 Metavorm We komen daardoor in de metavorm van onszelf.
Wat die ook maar is. We vinden die vorm (uit) door
stap voor stap met voortschrijdend inzicht de vol-
gende stap te doen.
37 Initiatie Een ding weten we daardoor zeker: we weten het
al, maar niet zoals het nu is. We zijn daardoor in
staat alles te leren en te proberen en zijn daardoor
in een voortdurende initiatie van onszelf met ons-
zelf en de kunst van dat wat kan.

- 19 -
Nr. Naam Betekenis door legvolgorde
38 Contact, Communicatie, Met al die werelden, die daardoor mogelijk zijn,
Consumeren kunnen we wederkerig contact maken door el-
kaar behoudende communicatie (vormen) waarin
en waarmee wij elkaar en ons contact kunnen ver-
werken, consumeren, en dat wat overblijft met en
voor elkaar dankbaar en vol respect als mest =
voeding voor nieuwe onderhoudende communica-
tie (mogelijkheden) kunnen gebruiken. Vrede door
een zich wederkerig onderhoudende multimediale
samenleving.
39 Het essentiële persoonlijk Daarin is voor alles en iedereen de volkomen glorie
aanwezige zijn van de persoonlijke essentie van dit moment. De
schoonheid van het feit dat er überhaupt iets is.
40 Het geheel Zo is het waarnemen geheel zichzelf in dat wat het
was, is en zal zijn.

- 20 -
7 Lijst 2: De standaardbetekenissen van de posities

7.1 Overzicht van de namen van de posities in het Code 40ne schema

LINKS RECHTS
40 HET GEHEEL 1 HET ONBEKENDE 41
39 HET ESSENTIËLE PERSOONLIJK AAN- 2 AANWEZIGHEID 41
WEZIGE ZIJN
38 CONTACT, COMMUNICATIE, CONSU- 3 GRENS 41
MEREN
37 INITIATIE 4 DE WET VAN GROEI 41
36 METAVORM 5 VORM 41
35 364°: DE VOLGENDE STAP 6 BINNEN 41
34 DAT WAT VAN ZELF GAAT 7 KRACHT 41

33 NIEUW 8 AANDACHT 41
32 CREARTEREN: DE KUNST VAN EN IN 9 OVERTREDING 41
BEWUST HANDELEN
31 DE ANDER, HET ANDERE 10 REGEL 41
30 DE UITDRUKKING VAN DE ONTMOETING 11 MANIFESTATIE 41
29 DE ONTMOETING 12 BUITEN 41

28 DE VRAAG, DE ZOEKTOCHT 13 WERKING 41


27 DE UITDIJING VAN ALLES 14 HET ONTSTAAN 41
26 DE GEHELE WEG 15 BEWEGING 41
25 VOLKOMENHEID 16 DIMENSIE 41
24 HET DAGELIJKS LEVEN 17 EXISTENTIE, BESTAAN 41
23 TRANSFORMATIE 18 ZIJN 41
22 DE WET VAN DRIE 19 VERANDERING, KANS, INZICHT 41
21 PIOS. HET GEGEVEN - de wereld 20 DAT WAT IS, ZOALS HET IS 41

7.2 De standaardbetekenissen van de posities als reeksen

De betekenis van een positie wordt hierna getoond aan de hand van de volgorde van de
posities van de reeksen in het stroommodel. Die methode laat de verbanden van de po-
sities zien zoals die in het systeem van Code 40ne zijn.

Die reeksen zijn

Links: Rechts:
40-39-38-37-27 1-2-3-4-14
39-36-33-30-24 2-5-8-11-17
38-35-32-29-25 3-6-9-12-16
37-34-31-28-26 4-7-10-13-15
27-26-25-24-23 14-15-16-17-18
23-22-21 18-19-20

- 21 -
1, 2, 3, 4 ,14

1 Het onbekende
Daarmee begint alles.
Het is onbekend. Meer kunnen we er niet over zeggen.
Het onbekende (nr 1) heeft drie eigenschappen:

2 Aanwezigheid
Het onbekende heeft aanwezigheid. Het is: dat-wat-aanwezig-is.
De primaire aanwezigheid is liefde.
Liefde is datgene waardoor, als het ene samengaat met het andere, een nieuwe
één(heid) ontstaat.
1+1=1

3 Grens
Wat die aanwezigheid van het onbekende dan ook maar is, het heeft een grens.
Als het geen grens heeft, kunnen we het niet waarnemen.
De grens toont zich ruimtelijk als “afstand”, in tijd als “duur”, in waarde als een “inzicht”
of betekenis en in bewustzijn als “aandacht”

4 De wet van groei


Het onbekende ontvouwt zich naar zijn wet van groei.
De wet van groei zorgt ervoor dat een appelboom een appelboom is en appels draagt,
en dat een perenboom een perenboom is en geen appels draagt maar peren.
Elk iets groeit conform zijn eigen wet van groei, die altijd specifiek is, waardoor het
gegroeide wezen van dat onbekende altijd een uniek iets is.
Daardoor is bijvoorbeeld het kweken van nieuwe planten of dieren mogelijk.

14 Het ontstaan
Elk iets is op de een of andere manier ontstaan.
Dat zoiets mogelijk is, is een echt wonder.
De aanwezigheid, de grens en de wet van groei zijn de drie basiskenmerken van het
onbekende.
Die vier als geheel vormen samen “Het ontstaan”.
Elk iets dat ontstaan is, is in zijn basis: onbekend, aanwezig, begrensd en gegroeid
naar zijn eigen wet.

- 22 -
2, 5, 8, 11, 17

2 Aanwezigheid
Het onbekende heeft aanwezigheid. Het is: dat-wat-aanwezig-is.
De primaire aanwezigheid is liefde.
Liefde is datgene waardoor, als het ene samengaat met het andere, een nieuwe
één(heid)ontstaat.
1+1=1
Aanwezigheid heeft 3 kenmerken:

5 Vorm
Als iets aanwezig is, heeft het ook vorm.
Die vorm is specifiek voor die aanwezigheid en wordt alleen bepaald door de aanwe-
zigheid van het onbekende iets dat aanwezig is.
Dat klinkt tautologisch, maar is het niet.
De vorm is daardoor altijd uniek en alleen veranderbaar door de aanwezigheid zelf.

8 Aandacht
Aandacht is het wezenlijke principe van de aanwezigheid in het ervaren van: wat trekt
mij aan en waarheen? Wat stoot mij af?
De aandacht wordt bepaald door de grens die het onbekende als aanwezigheid stelt.
De aandacht is eerst naar zichzelf gericht.

11 Manifestatie
Naast vorm en aandacht moet aanwezigheid zich ook manifesteren.
Zonder zich te manifesteren, is dat wat aanwezig is niet waarneembaar.
De manifestatie wordt direct beïnvloed door de wet van groei van het onbekende dat
aanwezig is.
De manifestatie is daardoor uniek, ook als dat niet altijd goed te zien is.

17 Existentie, Bestaan
Vorm, aandacht en manifestatie zijn de drie basiskenmerken van aanwezigheid.
Als geheel vormen die vier dat waardoor iets bestaan kan.
Het bestaan is dat wat ontstaat door dat geheel.

- 23 -
3, 6, 9, 12, 16

3 Grens
Wat die aanwezigheid van het onbekende dan ook maar is, het heeft een grens.
Als het geen grens heeft, kunnen we het niet waarnemen.
De grens toont zich ruimtelijk als “afstand”, in tijd als “duur”, in waarde als een “inzicht”
of betekenis en in bewustzijn als “aandacht”
De grens heeft drie kenmerken:

6 Binnen
Dat wat binnen de grens ligt. Vergelijkbaar met het binnenland en laat zich bijvoorbeeld
ook zien als standpunt, mening of idee.
Binnen is de aanwezigheid en de kern van de grens.
Dat-wat-aanwezig-is is het enige, dat binnen direct kan ervaren.

9 Overtreding
Dat waardoor je de grens overtreden of voelen kan.
De doorgang of overtreding is vergelijkbaar met een grensovergang en laat zich bij-
voorbeeld ook zien in luisteren, interesse en nieuwsgierigheid.
De overtreding is de feitelijke grens van de grens zelf. Eigenlijk houdt daar de grens op,
maar is daar ook het meest merkbaar.
De overtreding is daardoor ook het grensgebied, het niemandsland.
Alleen door de overtreding is het mogelijk iets of iemand te ontmoeten.
Zonder de overtreding zou het onbekende aanwezige en begrensde iets vast zitten bin-
nen zijn eigen grens. Dat is bijvoorbeeld te zien bij autisme.

12 Buiten
Dat wat buiten de grens ligt.
Buiten is vergelijkbaar met het buitenland en laat zich bijvoorbeeld ook zien als weten-
schap, politiek of gezichtspunten van anderen.
Buiten is de wet van groei van de grens.
Dat wat schijnbaar over de grens is, behoort toch tot de grens zelf, doordat zij één ge-
heel vormt met wat binnen de grens ligt en gescheiden wordt door de overtreding.

16 De dimensie
Binnen, overtreding en buiten zijn de drie basiskenmerken van een grens.
Deze vier als geheel vormen dat waardoor elk iets een dimensie heeft.

De dimensie is het ontstaan van dat geheel.


De dimensie kan men vergelijken met de wereld.
Nederland wordt begrensd door de zee, België en Duitsland die deel zijn van een
groter geheel: Europa, dat omgrenst wordt door zeeën en werelddelen, die samen de
wereld vormen.
In een dimensie kunnen grenzen zijn zoals ze zijn en daardoor specifieke eigenschap-
pen van een geheel laten zien.

- 24 -
7.3 Toelichting over de dimensie

Een dimensie is een wiskundig begrip. Belangrijk is te weten dat een dimensie een unieke
set van grenzen heeft.
Als de grens verandert, verandert ook de dimensie.

Wiskundig kunt je dat zo zien:

Een punt heeft officieel geen dimensies. Het heeft geen leng-
te, breedte of diepte. Toch bestaat de punt. Om een punt voor
te kunnen stellen, zien we de punt als een bolletje.

De eerste dimensie is een lijn van minimaal twee punten, de


kortste lijn.

De tweede dimensie is een vlak van minimaal drie punten die


samen lijnen vormen.
Een driehoek van drie punten is daardoor het kleinste vlak.

De derde dimensie is een meervlak en heeft ten minste vier


punten en daardoor zes lijnen die samen vier driehoeken vor-
men die als geheel de kleinste derde dimensie vormt: De vier-
vlakpiramide oftewel de tetrahedron.

En zo kun je doorgaan.
Een dimensie is uniek, omdat er iets geheel anders ontstaat, als men iets toevoegt of
weghaalt.

- 25 -
4, 7, 10, 13, 15

4 De wet van groei


Het onbekende ontvouwt zich naar zijn wet van groei.
De wet van groei zorgt ervoor dat een appelboom een appelboom is en appels draagt,
en dat een perenboom een perenboom is en geen appels draagt maar peren. Elk iets
groeit conform zijn eigen wet van groei, die altijd specifiek is, waardoor het gegroeide
wezen van dat onbekende altijd een uniek iets is. Daardoor is bijvoorbeeld het kweken
van nieuwe planten of dieren mogelijk.

De wet van groei, nr 4, heeft drie kenmerken:

7 Kracht
Kracht is het vermogen arbeid te verrichten. Krachten herkent men daardoor alleen
aan hun werking en daarom moet een wet een zekere kracht hebben. Anders wordt
het niks met die wet.
Kracht is de aanwezigheid van de wet van groei.

10 Regel
Een wet heeft regels, zoals ook een spel spelregels heeft.
De regels verduidelijken de wet.
Regels zijn de grens van de wet van groei.

13 Werking
Een wet moet werken, anders kan hij niet waargenomen worden.
Een appelboom volgt de wet van een appelboom, heeft de kracht van een appelboom,
volgt de regels van een appelboom en heeft ook de werking van een appelboom.
Als er plotseling peren aan groeien, is het geen appelboom meer, maar een peren-
boom.
De wet manifesteert zich in zijn werking: “Aan de vruchten herkent men de boom”.

De werking is de wet van groei van de wet van groei.


Die werking is holografisch: elk deel van het geheel weerspiegelt en draagt in zich de
afdruk van het geheel.
Daardoor kan de werking steeds meer en meer verfijnd worden en effectiever en ef-
ficiënter. Een voorbeeld daarvan zijn computerchips.

15 Beweging
Kracht, regels en werking zijn de drie basiskenmerken van de wet van groei.
Die vier als geheel vormen, dat waardoor “dat wat ontstaan is” zich kan bewegen.
De beweging is het ontstaan van de wet van groei.
Daardoor is de wet van groei alleen werkzaam door zijn eigen intrinsieke beweging.
Die intrinsieke beweging is in alle dingen en in de basis: het ontmoeten van dat wat er
OOK is.

- 26 -
14, 15, 16, 17, 18

14 Het ontstaan
Elk iets is op de een of andere manier ontstaan. Dat zoiets mogelijk is, is een echt won-
der. De aanwezigheid, de grens en de wet van groei zijn de drie basiseigenschappen
van het onbekende. Die vier als geheel vormen “Het ontstaan”. Elk iets dat ontstaan
is, is in zijn basis: onbekend, aanwezig, begrensd en gegroeid naar zijn eigen wet. Het
ontstaan op deze positie als geheel is hetzelfde als het onbekende maar dan van een
andere orde.
Het ontstaan heeft drie eigenschappen:

15 Beweging
Kracht, regels en werking zijn de drie basiskenmerken van de wet van groei. Die vier
als geheel vormen, dat waardoor “dat wat ontstaan is” zich kan bewegen. De beweging
is het ontstaan van de wet van groei. Daardoor is de wet van groei alleen werkzaam
door zijn eigen intrinsieke beweging. Die intrinsieke beweging is in alle dingen en in de
basis: het ontmoeten van dat wat er OOK is. De beweging op deze positie in deze reeks
is de aanwezigheid van het ontstaan, maar dan van een andere orde.

16 De dimensie
Binnen, overtreding en buiten zijn de drie basiskenmerken van een grens.
Deze vier als geheel vormen dat waardoor elk iets een dimensie heeft.

De dimensie is het ontstaan van dat geheel. De dimensie kan men vergelijken met de
wereld. Nederland wordt begrensd door de zee, België en Duitsland die deel zijn van
een groter geheel: Europa, dat omgrensd wordt door zeeën en wereld delen, die sa-
men de wereld vormen. In een dimensie kunnen grenzen zijn zoals ze zijn en daardoor
specifieke eigenschappen van een geheel laten zien. De dimensie op deze positie in
deze reeks is de grens van het ontstaan, maar dan van een andere orde.

17 Existentie, Bestaan
Vorm, aandacht en manifestatie zijn de drie basiskenmerken van aanwezigheid. Als
geheel vormen die vier dat waardoor iets bestaan kan. Het bestaan is dat wat ontstaat
door dat geheel. Elk iets bestaat op zijn eigen manier en is daarmee de uitdrukking
van een onbekend mysterie. Existentie, als geheel van aanwezigheid, vorm, aandacht
en manifestatie, is als dat geheel een van de drie eigenschappen van het ontstaan en
vertegenwoordigt op deze positie in deze reeks de wet van groei van het ontstaan en
daarmee de mogelijkheden van het ontstaan.

18 ZIJN
Het ontstaan, de beweging, de dimensie en het bestaan vormen samen een geheel:
ZIJN. ZIJN is de uitdrukking van de reis van het onbekende. Op deze reis kan het on-
bekende zijn innerlijke aspecten in het ZIJN tonen. Op die plaats heeft het onbekende
zijn onbekend-zijn opgegeven en toont het zich als ZIJN. De paradox is dat het onbe-
kende desondanks onbekend blijft en daarmee de belangrijkste eigenschap van het
ZIJN toont: onveranderlijkheid en herhaling. ZIJN is het ontstaan van het ontstaan en
daarmee is het ZIJN altijd en eeuwig. Het was er, is er en zal er altijd ZIJN.
Dat dat zo is, is een mysterie en wonder op zichzelf. Het is het werkelijke raadsel voor
de filosofen en natuurkundigen. Zolang zij dat raadsel niet als dat antwoord nemen, zal
elk filosofie en natuurkundige theorie begrensd zijn.

- 27 -
18, 19, 20

18 ZIJN
Het ontstaan, de beweging, de dimensie en het bestaan vormen samen een geheel: ZIJN.
ZIJN is de uitdrukking van de reis van het onbekende. Op deze reis kan het onbekende zijn
innerlijke aspecten in het ZIJN tonen. Op die plaats heeft het onbekende zijn onbekend-zijn
opgegeven en toont het zich als ZIJN. De paradox is dat het onbekende desondanks onbe-
kend blijft en daarmee de belangrijkste eigenschap van het ZIJN toont: onveranderlijkheid
en herhaling. ZIJN is het ontstaan van het ontstaan en daarmee is het ZIJN altijd en eeuwig.
Het was er, is er en zal er altijd ZIJN. Dat dat zo is, is een mysterie en wonder op zichzelf. Het
is het werkelijke raadsel voor de filosofen en natuurkundigen. Zoland zij dat raadsel niet als
dat antwoord nemen, zal elk filosofie en natuurkundige theorie begrensd zijn.

19 Verandering, kans, inzicht


In het ZIJN is gelijktijdig de verandering. De verandering is een volledig nieuw gebeuren,
dat er alleen is als het gezien wordt. Als ze gezien wordt, getuigt het daaruit ontstane inzicht
van een overvloed aan nieuwe mogelijkheden als kans voor verandering. Daardoor wordt
deze positie ook de wet van overvloed genoemd. Zonder de innerlijke verandering in het
ZIJN is er alleen herhaling in plaats van ontwikkeling. Bepalend is steeds: de verandering
te zien en te erkennen om zo de daaruit voortkomende kansen nuttig te kunnen maken. De
verandering is de aanwezigheid van het ZIJN. Daardoor is alles altijd in voortdurende veran-
dering, ook als die verandering niet gezien wordt. De verandering is ook de beweging van
het ZIJN, waardoor alles altijd in beweging is. De kleinste verandering is tevens de kleinste
beweging en dat is raken, waardoor er steeds aanraking is. Raken uit zich in de zintuigen
als het voelen. Het voelen van de uiterste grens (de overtreding) via huid, het voelen van het
licht als zien, het voelen van geluid als horen, het voelen van de tweede aggregatietoestand
(vloeistof) in de mond als proeven, het voelen van de derde aggregatietoestand (gas) in de
neus als ruiken. De zintuigen merken de veranderingen, die een kans zijn voor en van een
specifieke ontmoeting en het inzicht geven hoe en waar die ontmoeting kan plaatsvinden.

20 Dat wat is zoals het is


Dat wat is zoals het is, betekent ervaren, voelen en erkennen dat wat is. Dat houdt in erkennen hoe
de weg tot hier ervaren werd, wat de gevoelens zijn die daaruit zijn voortgekomen en zoals het nu
ervaren wordt. Daardoor wordt dat wat ervaren werd realiteit en waarheid. De dromen en illusies
zijn voorbij. Ik ben. En ik ben zo, zoals ik ben. Ik kan nu ontmoeten. 20, dat wat is, zoals het is, is
het raakvlak van het “Ik” en daarmee de grens van het ZIJN. Wat in de verandering als mogelijk ligt:
raken, is in 20 actueel. Het raakvlak is ook de dimensie van het ZIJN. Het ZIJN raakt (= voelt) letterlijk
alles. Door 20 is het voor het ZIJN voelbaar dat NIETS niet bestaat. NIETS is zo niets, dat het er niet is.
Niets is het enige dat er niet is. Er is alleen ZIJN. Ook als iets als leegte gezien wordt is daar toch het
ZIJN. Voor de mens als waarnemer kan er NIETS lijken te zijn, maar dat ligt dan altijd aan zijn kunnen
en eigen manier van waarnemen. Dat uit zich bijvoorbeeld in gammastraling. Mensen kunnen die al-
leen door andere apparatuur dan het menselijk lichaam waarnemen. Hetzelfde geldt voor zeer hoge
en lage tonen, in het algemeen frequenties. Zij zijn er allemaal, maar niet specifiek waarneembaar
voor het ene of andere organisme. Er is daardoor al één ZIJN. Het ZIJN bestaat uit oneindig veel niet
dimensionale punten die allemaal met elkaar verbonden zijn tot één oneindig geheel. In deeltjes ge-
sproken: Het ZIJN bestaat uit oneindig veel kleinste deeltjes die allemaal met elkaar verbonden zijn
tot één oneindig groot geheel van kwanta in oneindig veel orden van grootte en samenstelling van
eigenschappen. Het ZIJN is daardoor dé GOLF van alle deeltjes die allen afzonderlijk en als geheel
dat zijn wat ze zijn. In een ontmoeting van A met B is 20 het raakvlak voor A. In het contact met B
ontmoet A ook zichzelf en op die manier worden beide realiteit. B is daardoor de wet van groei van
het ZIJN en tevens het bestaan van het ZIJN. Dat geheel (A en B) is dat wat ALLES is.

- 28 -
40, 39, 38, 37, 27

40 Het geheel
Het geheel is de eenheid zelf. Alle dingen, hoe zeer ze ook schijnbaar onafhankelijk
van elkaar zijn, vormen samen een onlosmakelijk geheel. 40, het geheel, en 1, het on-
bekende, zijn elkaars spiegel en volkomenheid. Wat met 1, het onbekende, begint, is
met 40, het geheel, compleet. 40 is het onbekende van het geheel. Daarmee is direct
gezegd dat het geheel niet gekend kan worden en dus ook niet door zichzelf, puur en
alleen door die ene eerste eigenschap en de basis van elk iets: geheel onbekend.
Het geheel heeft drie eigenschappen:

39 Het essentiële persoonlijk aanwezige zijn


De essentie van een iets is dat wat dat iets feitelijk en in zijn wezen is. Dat kan voor een
ander volledig onbekend zijn en ook voor dat iets zelf, maar het is er wel. De essentie
verleent elk iets een absolute uniekheid. We zijn allemaal mensen, maar we zijn ook
allemaal verschillend.
De essentie is de aanwezigheid (2) van het geheel.

38 Contact, communicatie, consumeren


Elk iets komt via zijn raakvlak in contact met een ander iets en beide beginnen dan met
elkaar te communiceren. Wat zij met elkaar communiceren, moeten zij consumeren =
verteren, verwerken. Des te inniger en intensiever het contact is, des te noodzakelijker
is het de juiste communicatie met elkaar te vinden en uit te oefenen. Wat niet geconsu-
meerd kan worden, leidt tot communicatieproblemen en uiteindelijk tot contactbreuk.
De drie C’s zijn de grens (3) van het geheel.

37 Initiatie
Initiatie is de impuls tot het vrijmaken van groei en is daarmee een toestemming tot het
volgen van een bepaald patroon. Een voorbeeld is een ei- en spermacel. Als zij samen-
komen, begint de initiatie in en met het genetisch materiaal van de ander. Daardoor
kan het wezen groeien. Dat wezen ervaart dan de initiatie in de voor hem geldende wet
van groei.
De initiatie is de wet van groei (4) van het geheel.

27 De uitdijing van alles


Door het geheel, de essentie, de drie C’s en de initiatie als eenheid ontstaat de uitdijing
van alles. In de uitdijing manifesteren zich de variaties en mogelijkheden. De uitdijing
is bij dieren goed herkenbaar. Er zijn b.v. duizenden vissoorten. Alle zijn een variatie
op het thema vis. Zo is het ook met bomen, bloemen en mensen: vier huidskleuren,
honderden volkeren en miljarden individuen. De uitdijing zorgt voor differentiëring:
verschillen tussen de overeenkomsten en overeenkomsten tussen de verschillen. De
uitdijing opent de nieuwsgierigheid en vragen naar wat mogelijk is. Hier begint de rijk-
dom van het leven.
De uitdijing van alles is de vervulling van het ontstaan (14).

- 29 -
39, 36, 33, 30, 24

39 Het essentiële persoonlijk aanwezige zijn


De essentie van een iets is dat wat dat iets feitelijk en in zijn wezen is. Dat kan voor een ander
volledig onbekend zijn en ook voor dat iets zelf, maar het is er wel. De essentie verleent elk iets
een absolute uniekheid. We zijn allemaal mensen, maar we zijn ook allemaal verschillend.
De essentie is de aanwezigheid (2) van het geheel en heeft drie kenmerken:

36 Metavorm
Metamorfose is de gedaanteverandering van een basisvorm in complexere vormen met nieuwe
mogelijkheden: de metavorm. B.v. rups – cocon – vlinder; kind – puberteit – volwassene.
De metavorm is ook waardoor er bouwen mogelijk is. De boom is gegroeid, wordt gekapt, ge-
droogd en dan gezaagd tot balken en planken. Daarmee kunnen meubelen en huizen gemaakt
worden. Een houten voorwerp is de metavorm van een plant (boom).
De metavorm is dat waar de wet van groei op doelt.
De metavorm is de vervulling van de vorm (5) en de aanwezigheid van de essentie.

33 Nieuw
Nieuw is werkelijk nieuw. Dus iets wat er nog niet is en daardoor ook niet te plaatsen is binnen
dat wat er al is. Het nieuwe is bijvoorbeeld in de geometrie van Code 40ne zichtbaar. Er ontstaat
plotseling een nieuwe vorm die er daarvoor nog niet was. Door het nieuwe ontstaan originele
mogelijkheden.
Nieuw is de prikkel in de aandacht (8) en de grens van de essentie.

30 De uitdrukking van de ontmoeting


Elke ontmoeting drukt zich op een bepaalde manier uit.
De basisuitdrukking is aantrekking of afstoting. Het daardoor ontstane spanningsverschil verwekt
een gehele wereld met alles wat daarbij hoort als symbolische uitdrukking van die spanning tus-
sen de elkaar ontmoetenden. De uitdrukking van de ontmoeting is het teken van de manifestatie
(11) en de wet van groei van de essentie.

24 Het dagelijks leven


Het dagelijks leven houdt dingen in die zich steeds herhalen, b.v. eten, drinken, naar de wc gaan,
enz. Hoe beter we die beheersen, hoe meer ruimte en tijd winnen we voor het toepassen en veri-
fiëren van het geleerde in zelfonderzoek, zelfontplooiing, kunst, meditatie, ontdekkingen, enz.

De essentie, metamorfose/metavorm, nieuw, en de uitdrukking van de ontmoeting vormen samen


een geheel: het dagelijks leven. Het dagelijks leven is als zodanig als “een ontstaan” en ook de
wet van groei van de uitdijing van alles (27) en daarnaast het bestaan van het geheel maar dan
van een andere orde.
Het dagelijks leven is het doel van het bestaan (17).

- 30 -
38, 35, 32, 29, 25

38 Contact, communicatie, consumeren


Elk iets komt via zijn raakvlak in contact met een ander iets en beide beginnen dan met
elkaar te communiceren. Wat zij met elkaar communiceren, moeten zij consumeren =
verteren, verwerken. Des te inniger en intensiever het contact is, des te noodzakelijker
is het de juiste communicatie met elkaar te vinden en uit te oefenen. Wat niet geconsu-
meerd kan worden, leidt tot communicatieproblemen en uiteindelijk tot contactbreuk.
De drie C’s zijn de grens (3) van het geheel. Contact, communicatie en consumeren
heeft drie kenmerken:

35 364°: De volgende stap


364° betekent met één stap het in een kringetje lopen onderbreken, precies daar in een
situatie, waar de kring opnieuw begint. De volgende stap is daarmee het kleinste ver-
schil tussen herhaling en verdere ontwikkeling. De volgende stap kan men alleen be-
wust doen. 364°: De volgende stap is de vervulling van binnen (6) en de aanwezigheid
van de drie C’s. Communicatie is daardoor een voortdurend volgende stap doen.

32 Crearteren: de kunst van en in bewust handelen.


Crearteren (de kunst van en in bewust handelen) ontstaat door bewust te zijn in de
handeling. Het vraagt bewust te zijn met dat wat men doet: “Als ik sta, sta ik.” “Als ik
eet, eet ik.” Op die manier wordt door bewuste herhaling en oefening de handeling een
kunst. Het handelen heeft dan een andere kwaliteit.
Crearteren: de kunst van en in bewust handelen is de erkenning van de overtreding (9)
en de grens van de drie C’s. Daardoor is communicatie alleen bewust mogelijk in de
zin dat men bewust moet zijn van de communicatie.

29 De ontmoeting
De ontmoeting is een uniek iets. In de ontmoeting ontstaat een nieuwe dimensie. De
ontmoeting is waar alles om draait en waar alles uit voort komt. Daarom is het de kern-
positie van Code 40ne.

De ontmoeting is de erkenning van buiten (12) en de wet van groei van de drie C’s.
Communicatie kan alleen groeien door de ontmoeting aan te gaan. Steeds opnieuw.

25 Volkomenheid
In het algemeen kan men zeggen dat elk iets naar volkomenheid streeft. Een ander
woord daarvoor is geluk. Als dat, wat gecreëerd is, transformeert en dan een geheel is,
manifesteert volkomenheid zich. Volkomenheid kunnen we bijvoorbeeld goed in een
baby herkennen.

De drie C’s, de volgende stap, Crearteren en de ontmoeting vormen als geheel vol-
komenheid. Volkomenheid is als zodanig als “een ontstaan” en ook de grens van de
uitdijing van alles (27) en daarnaast de dimensie van het geheel maar dan van een
andere orde. Volkomenheid is de vervolmaking van de dimensie (16).

- 31 -
37, 34, 31, 28, 26

37 Initiatie
Initiatie is de impuls tot het vrijmaken van groei en is daarmee een toestemming tot het
volgen van een bepaald patroon. Een voorbeeld is een ei- en spermacel. Als zij samen-
komen, begint de initiatie in en met het genetisch materiaal van de ander. Daardoor
kan het wezen groeien. Dat wezen ervaart dan de initiatie in de voor hem geldende
wet van groei. De initiatie is de wet van groei (4) van het geheel. De initiatie heeft drie
kenmerken:

34 Dat wat van zelf gaat


Bijna alles gaat vanzelf. Lao Tse noemde deze wet de wet van Tao oftewel de wet van
het stromende water. Het water stroomt vanzelf daarheen, waar het heen kan. Het levert
geen weerstand en is toch vol kracht. De jaargetijden of wisseling van dag en nacht
zijn voorbeelden van dingen die vanzelf gaan. Maar ook het groeien van onze haren,
het verteren van ons voedsel, ouder worden, etc., maar ook de intrinsieke beweging
= verandering van het geheel: aanraking = ontmoeting. Ontmoeten gaat steeds hele-
maal vanzelf. Zelfs als we het zouden willen is het toch onmogelijk om niet voortdurend
te ontmoeten. Dat wat vanzelf gaat is het symbool van kracht. (7) en de aanwezigheid
van de initiatie.

31 De ander, het andere


In een ontmoeting ontmoeten twee “Ikken” elkaar, waarvan steeds een voor elkaar “de
ander” is. Elk “Ik” heeft zijn eigen waarheid. Als “Ik” zie en begrijp, dat “Ik” voor de
ander “de ander” ben, kan daaruit het inzicht groeien om -de voor ieder tegengestelde
of andere waarheid- te kennen en te erkennen.
De ander is de veroorzaker van de regel (10) en de grens van de initiatie.

28 De vraag, de zoektocht
De vraag is een uitdrukking van het zoeken naar onszelf. Een kind begint met zoeken
naar zichzelf, op het moment dat het begint vragen te stellen. Wat is dit, wat is dat?
Waarom is dat zo? En uiteindelijk: “wie ben ik?” De vraag: “wie ben ik?” raakt het
mysterie van ons bestaan. De vraag is de brandstof van de werking (13) en de wet van
groei van de initiatie.

26 De gehele weg
Elk iets beweegt zich van A naar B. Die hele weg moet men gaan. Wie bijna in Amster-
dam is, is helemaal niet in Amsterdam. Men moet eerst de gehele weg afgelegd heb-
ben, om in het doel aan te kunnen komen. De gehele weg is dan pas zichtbaar. Dan is
daar dat waar men heen wilde: thuis, in het doel. Men kan eindelijk uitrusten.

De initiatie, dat wat vanzelf gaat, de ander en de vraag vormen samen als geheel de
gehele weg. De gehele weg is als zodanig als “een ontstaan” en ook de aanwezigheid
van de uitdijing van alles (27) en daarnaast de beweging van het geheel maar dan van
een andere orde. De gehele weg is het doel van de beweging (15).

- 32 -
27, 26, 25, 24, 23

27 De uitdijing van alles.


Door het geheel, de essentie, de drie C’s en de initiatie als eenheid ontstaat de uitdijing van alles.
In de uitdijing manifesteren zich de variaties en mogelijkheden. De uitdijing is bij dieren goed her-
kenbaar. Er zijn b.v. duizenden vissoorten. Alle zijn een variatie op het thema vis. Zo is het ook met
bomen, bloemen en mensen: vier huidskleuren, honderden volkeren en miljarden individuen.
De uitdijing zorgt voor differentiëring: verschillen tussen de overeenkomsten en overeenkom-
sten tussen de verschillen. De uitdijing opent de nieuwsgierigheid en vragen naar wat mogelijk
is. Hier begint de rijkdom van het leven. De uitdijing van alles is de vervulling van het ontstaan (14).
De uitdijing van alles heeft drie eigenschappen:

26 De gehele weg
Elk iets beweegt zich van A naar B. Die hele weg moet men gaan. Wie bijna in Amsterdam is, is
helemaal niet in Amsterdam. Men moet eerst de gehele weg afgelegd hebben, om in het doel
aan te kunnen komen. De gehele weg is dan pas zichtbaar. Dan is daar dat waar men heen
wilde: thuis, in het doel. Men kan eindelijk uitrusten. De initiatie, dat wat vanzelf gaat, de ander
en de vraag vormen samen als geheel de gehele weg. De gehele weg is als zodanig als “een
ontstaan” en ook de aanwezigheid van de uitdijing van alles (27) en daarnaast de beweging van
het geheel maar dan van een andere orde. De gehele weg is het doel van de beweging (15).

25 Volkomenheid
In het algemeen kan men zeggen dat elk iets naar volkomenheid streeft. Een ander woord daarvoor
is geluk. Als dat, wat gecreëerd is, transformeert en dan een geheel is, manifesteert volkomenheid
zich. Volkomenheid kunnen we bijvoorbeeld goed in een baby herkennen. De drie C’s, de volgende
stap, Crearteren en de ontmoeting vormen als geheel volkomenheid. Volkomenheid is als zodanig
als “een ontstaan” en ook de grens van de uitdijing van alles (27) en daarnaast de dimensie van het
geheel maar dan van een andere orde. Volkomenheid is de vervolmaking van de dimensie (16).

24 Het dagelijks leven


Het dagelijks leven houdt dingen in die zich steeds herhalen, b.v. eten, drinken, naar de wc gaan,
enz. Hoe beter we die beheersen, hoe meer ruimte en tijd winnen we voor het toepassen en veri-
fiëren van het geleerde in zelfonderzoek, zelfontplooiing, kunst, meditatie, ontdekkingen, enz. De
essentie, metamorfose/metavorm, nieuw, en de uitdrukking van de ontmoeting vormen samen
een geheel: het dagelijks leven. Het dagelijks leven is als zodanig als “een ontstaan” en ook de
wet van groei van de uitdijing van alles (27) en daarnaast het bestaan van het geheel maar dan
van een andere orde. Het dagelijks leven is het doel van het bestaan (17).

23 Transformatie
Elk iets ondergaat een natuurlijke transformatie. Zaad, openbreken, zaailing, plantje, volwassen
plant, bloem, zaad. Opgaande zon, ochtend, middag, namiddag, schemer, avond, nacht. In de
transformatie komt de eigenlijke schepping tot uiting als antwoord op dat wat ontmoet werd.
Het ene en het andere passen hun aanwezigheid en communicatie aan elkaar aan, om werk-
zaam met elkaar te communiceren en hun grenzen te overstijgen. Het daadwerkelijk gebruiken
van de vaardigheid te transformeren is het geheim van het leven. De uitdijing van alles, de
afgelegde weg, volkomenheid en het dagelijks leven vormen als geheel de transformatie en is
als zodanig als “een ontstaan” en daarnaast het ZIJN van het geheel maar dan van een andere
orde. De transformatie is de innerlijke mogelijkheid van het ZIJN (18).

- 33 -
23, 22, 21

23 Transformatie
Elk iets ondergaat een natuurlijke transformatie. Zaad, openbreken, zaailing, plantje,
volwassen plant, bloem, zaad. Opgaande zon, ochtend, middag, namiddag, schemer,
avond, nacht. In de transformatie komt de eigenlijke schepping tot uiting als antwoord
op dat wat ontmoet werd. Het ene en het andere passen hun aanwezigheid en com-
municatie aan elkaar aan, om werkzaam met elkaar te communiceren en hun grenzen
te overstijgen. Het daadwerkelijk gebruiken van de vaardigheid te transformeren is het
geheim van het leven. De uitdijing van alles, de afgelegde weg, volkomenheid en het
dagelijks leven vormen als geheel de transformatie en is als zodanig als “een ontstaan”
en daarnaast het ZIJN van het geheel maar dan van een andere orde.
De transformatie is de innerlijke mogelijkheid van het ZIJN (18).

22 De wet van drie


De basis voor Code 40ne is de wet van drie. Die wet wordt ook wel de wet van creatie
genoemd en toont zich in het bijzonder in de eigenschappen: mens, creëren en schep-
ping. Creëren is het erkennen en gebruiken van mogelijkheden om nieuwe en ruimere
scheppingen te kunnen laten ontstaan. De schepping is een voortdurende, oneindige
stroom van het tot stand komen van nieuwe dingen en wezens en al hun variaties.
Het is de mensen niet altijd duidelijk dat zij zich in een voortdurend creëren van zichzelf
en hun wereld bevinden. Dat te erkennen schept bewuste nieuwsgierigheid en keuze
van richting en ontwikkeling. De wet van drie is de oorzaak van de verandering (19) en
de aanwezigheid van de transformatie.

21 Pios. Het gegeven - de wereld


Pios is de drie-eenheid van idee – proces – product en kan alleen tot stand komen als
een gegeven binnen een al bestaand gegeven.
In een proces komen eigenschappen op bepaalde momenten en op bepaalde plekken
op unieke wijze samen en vormen zo uit een idee een product. Het product, dat aan
het ontstaan is, beweegt zich van het ene stadium naar het andere. Het proces moet
helemaal doorlopen worden. Eerst als het gehele proces uitgevoerd is, kan men terug-
kijken en zien hoe het product zich van het idee uit heeft gevormd.
Een proces kan bewust en onbewust verlopen. Hoe bewuster het proces plaatsvindt,
hoe doelgerichter de stappen in dat proces gezet kunnen worden en het idee tot pro-
duct omgezet worden. Pios is als het spelen van een spel. Het spel is het idee. Het spe-
len is het proces en het product is, zoals we bij kinderen goed kunnen zien, vreugde
en levendigheid. Pios is het raakvlak van de ander en de uitbreiding van dat wat is,
zoals het is (20) en de grens van de transformatie. In een ontmoeting van A met B is
21 het raakvlak voor B. In het contact met A ontmoet B ook zichzelf en op die manier
worden beide realiteit. A is daardoor de wet van groei van de transformatie en tevens
het bestaan daarvan. Dat geheel (A en B) is dat wat ALLES is.

- 34 -
8 Standaard leesvolgordes:
Opmerking:
Omdat de ontmoeting de oorzaak is van de opbouw van de wereld, is positie 29 de
beginpositie voor het lezen van het Code 40ne schema.
De basis leesvolgorde is daardoor: 29 -12, 14 -27, 23 -18, 32 – 9, 33 – 8, 38 – 3.
Daarnaast is het handig de blauwe reeksen door te kijken. Dat is de reeks van de grens
en van de drie C´s.

Hoofdlijnen:
De aanwezigheid: 29, 2, 5, 8, 11, 17 12, 2, 5, 8, 11, 17
De essentie: 29, 39, 36, 33, 30, 24 12 en de laatste positie samen met 2
De grens: 29, 3, 6, 9, 12, 16 12, 3, 6, 9, 12, 16
De drie C’s: 29, 38, 35, 32, 29, 25 12 en de laatste positie samen met 3
De wet van groei: 29, 4, 7, 10, 13, 15 12, 4, 7, 10, 13, 15
Initiatie: 29, 37, 34, 31, 28, 26 12 en de laatste positie samen met 4
Het thema zelf: 29, 1, 2, 3, 4, 14, 18, 19, 22, 38 12, 1, 2, 3, 4, 14, 18, 19, 22
Het geheel: 29, 40, 39, 38, 37, 27, 23, 19, 3, 1 12 en de laatste positie samen met 1
In principe kun je niets verkeerd doen, zolang je de ontmoeting, nr 29, of Buiten, nr 12,
koppelt aan andere posities.

Extra:
Posities om een positie. De belangrijkste zijn om 29 en 12 heen.
Kruisen. De belangrijkste zijn door 9 en 32 heen.
41 combinatie.
Tussendoor kijkertje: 10, 9, 32, 31.
Allen steeds gekoppeld aan nummer 29 of 12.

Algemeen:
Vertrouw je intuïtie. Kijk in vogelvlucht over de beschrijvingen op de posities. De samen-
hang en bepaalde verbanden zie je dan intuïtief.

Opmerkingen
• Houd belangrijke posities in het oog. In ieder geval nr. 29: “de Ontmoe-
ting” en nr 12: Buiten, maar kijk ook naar nr. 30: “de Uitdrukking van de
ontmoeting of nr 11: de manifestatie, nr. 9: “Overtreding”, nr. 33: “Nieuw” of
nr 8: Aandacht, nr. 19: “de Verandering, de kans, het inzicht” en nr. 28: “de
Vraag, de zoektocht” en nr. 10, regel.
• Laat je ogen dwalen over het schema en de tekst en ga mee met je eigen
“flow”. Pak gewoon een positie die je opvalt en vertel aan de hand van die
positie iets over het thema. Waar het om gaat is je rechter hersenhelft te la-
ten spreken via je linker hersenhelft, waar je spraakcentrum zit. De woorden
komen dan als vanzelf. Je kunt niets verkeerd doen.

Als laatste

Heb je vragen of opmerkingen, schrijf dan een mail aan: spel@code40ne.com


Je kunt je vragen ook stellen via een webinar. Voor informatie: www.code40ne.com bij
webinar.

Ik wens je met deze Code 40ne kaartspellen veel plezier en mooie gesprekken met jezelf
en anderen.

Jos Hoebe

- 35 -

You might also like