Dekolonisatie

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 20

Dekolonisatie 

I. Vrijheidsstreven in de kolonies in een stroomversnelling

In het begin van de 20 eeuw domineert Europa nog het wereldtoneel, maar in de kolonies ontluikt er
e

een vrijheidsstreven, waar Europa zelf voor verantwoordelijk is, door hun implementatie van de
Westerse cultuur, met ideeën van volkssoevereiniteit en mensenrechten. WOI plaatst de Europese
“morele superioriteit” op losse schroeven, en daarbij komt nog eens dat de kolonies compensatie
willen voor de geleverde steun tijdens de oorlog. Europa slaagt er toch in alles onder controle te
houden, maar na WOII zijn de Europese landen zo verzwakt dat ze niet langer in staat zijn de kolonies
onder de knoet te houden. De USA, de USSR en de VN veroordelen het kolonialisme, en onder leiding
van enkele charismatische persoonlijkheden als Ghandi (India), Ho Chi Minh (Vietnam) en Soekarno
(Indonesië), slagen eerst Azië en vervolgens Afrika erin zich los te maken van Europa. Dit zorgt voor
een domino- effect: hoe meer kolonies onafhankelijk worden, hoe meer druk er komt om ook de
andere los te laten. In 1955 vindt de eerste internationale conferentie voor niet-blanke volkeren plaats,
te Bandoeng (Indonesië). Op die conferentie besluit men tot het promoten van economische
ontwikkeling in Afrika en Azië, de onderlinge uitwisseling van knowhow, een eengemaakte aanpak op
internationale fora en gestabiliseerde prijzen, plaatselijke verwerking van materialen alvorens ze te
exporteren, de veroordeling van kolonialisme in al zijn vormen en een oproep naar de USA en de
USSR om ex-kolonies hun vrijheid te gunnen. 

II. Dekolonisatie: ingewikkeld en vaak gewelddadig


De meeste Europese landen weigeren hun kolonies zomaar los te laten, en wanneer de gesprekken
over nieuwe verhoudingen vastlopen, grijpen beide partijen naar de wapens (cf. Algerije, Angola,
Mozambique, Indonesië, Vietnam,...).

Het in stand houden van de kolonies begint Europa echter veel te kosten, waardoor er in 1958 bijna
een burgeroorlog uitbreekt in Frankrijk en er in 1974 een staatsgreep plaatsvindt in Portugal: de
Anjerrevolutie. Deze revolutie was echter vooral te wijten aan het feit dat de Portugezen zichzelf wilden
bevrijden van het dictatoriale regime van Salazar en Caetano, waarna ze zich solidair verklaarden met
de kolonies. 

Ook in de kolonies zijn er echter interne tegenstellingen. Deze werden altijd al aangescherpt door de
Europeanen, als onderdeel van een verdeel en heers-politiek. In de jaren ’40 zien de Britten immers
in dat Brits-India een tikkende tijdbom is, en ze pakken hun biezen alvorens die ontploft. Niet veel later
gebeurt dit echter, en Brits-India (onafhankelijk geworden in 1947, onder impuls van Mahatma Ghandi)
valt uiteen in hindoe-India en moslim-India (Pakistan (Punjab+Afghanen+Kashmir+Baloesjistan) en
Bangladesh).

Ook de Koude Oorlog beïnvloedt de dekolonisatie. De USA en de USSR, de twee grote blokken van
die tijd, behandelen nieuwe landen die zich ideologisch niet naar hen oriënteren als vijanden (cf. de
Amerikaanse steun aan Portugal tegen de marxisten in Angola en Mozambique). 

Op de conferentie van Bandoeng veroordeelt men de verwevenheid van de dekolonisatie met de


Koude Oorlog en roept men op tot het vormen van een blok van Niet-gebonden Landen. Dit lukt echter
niet helemaal in praktijk: heel wat leiders menen immers voordeel te kunnen puren uit de Oost-
Westtegenstellingen. 

III. Balans De meeste ex-kolonies zijn momenteel wel onafhankelijk op politiek vlak, maar op
economisch vlak zijn ze vaak nog afhankelijk van andere landen. Hierdoor ontstaan er vaak slechte
sociale omstandigheden, het ideale klimaat voor een dictatoriale regering. Interne conflicten blijven
bestaan, waardoor landen als Somalië afglijden naar een permanente staat van burgeroorlog (failed
states). Gebieden die zich in zulk een conflicten afscheuren, krijgen zelden internationale erkenning:
niet alleen zijn ze niet levensvatbaar als onafhankelijke staat, maar men is ook bang voor een
vermenigvuldigingseffect, waarbij Afrika en Azië volledig verbrokkelen. 
Congo 
I. Leopold II “schenkt” België een kolonie
In 1879 sticht koning Leopold II de“Internationale Vereniging tot Verkenning en Beschaving van
Midden- Afrika”. Leopolds interesse in Zwart-Afrika is vooral te wijten aan het feit dat hij op de
ontginning ervan rekent om zijn persoonlijke financiële situatie te verbeteren, maar ook aan zijn
wetenschappelijke interesse voor de plaatselijke fauna en flora. Een bijkomende factor is zijn
ongenoegen over de beperkte macht die hij heeft in België: hij zoekt dus een kolonie waarover hij
onbeperkt kan regeren. Die lijkt hij gevonden te hebben wanneer de Britse ontdekkingsreiziger Stanley
Congo ontdekt, maar Leopold stuit op weerstand van Belgische ministers, die bang zijn dat de
Belgische staat voor de kosten zal moeten opdraaien, en van Frankrijk en Portugal, die het
Congobekken zelf willen. 

In 1885 organiseert de Duitse kanselier Bismarck een conferentie te Berlijn, waarvan het resultaat is
dat Leopold II als alleenheerser over Congo-Vrijstaat mag regeren. Hij ervaart financiële moeilijkheden,
waarbij België vaak moet bijspringen.

Verder krijgt het beleid van Leopold II kritiek wegens de uitbuiting en mishandeling van de plaatselijke
bevolking, wat ervoor zorgt dat hij Congo- Vrijstaat in 1908 moet afstaan aan België: Belgisch-Congo
is geboren. Het beleid van de kolonie is in handen van drie instanties:

Koning (de overheid, die voor veiligheid en infrastructuur zorgt)

Kerk (de missies, die voor gezondheidszorg en onderwijs zorgen)

Kapitaal (multinationale ondernemingen als Union Minière, die voor ontginningen en economie
zorgen). 

 
II. De Congolezen eisen onafhankelijkheid

Congo verkeert in een absurde situatie: alle beslissingen worden op zesduizend kilometer afstand
genomen, in Brussel. De zwarten hebben geen inspraak, en worden opzettelijk dom gehouden: ze
krijgen weliswaar degelijk basisonderwijs, maar onvoldoende voortgezet onderwijs. Hierdoor zijn er
nauwelijks zwarten op verantwoordelijke functies. Congolezen die het westerse levenspatroon
overnemen en toch beperkt middelbaar onderwijs genoten hebben (evolués) krijgen een lagere positie
in de administratie. 

Vanaf 1954 helpt de Kerk de Congolezen met fatsoenlijk middelbaar en hoger onderwijs, omdat ze de
roodblauwe Belgische regering een hak willen zetten. In 1957 wordt Patrice Lumumba opgesloten voor
verduistering. In 1958 is er de Wereldtentoonstelling te Brussel, waar evolués kennis maken met de
echte westerse samenleving, leren ze dat het beeld van de zwarte die de blanke dient niet moet
kloppen. Ook de dekolonisatie van Congolese buurlanden wakkert het verlangen naar
onafhankelijkheid aan.

Verenigingen van evolués starten een waar politiek opbod: om zoveel mogelijk aanhangers te
verwerven, stellen zij steeds radicalere eisen. Uiteindelijk eisen zij onafhankelijkheid, en breken er
rellen uit. 
Er waren enkele remmende factoren (de verdeeldheid in Congo, de financiële belangen die ermee
gepaard gingen, het Belgisch paternalisme, het gevangenschap van Lumumba en het feit dat het
Belgisch parlement van Congo een eenheidsstaat maakte, in plaats van een federatie)

Maar de Belgische regering onderhandelt uiteindelijk toch met de Congolezen (onder druk van de USA
en de VN) en op 30 juni 1960 wordt Congo onafhankelijk. Naast de ineenstorting van het blanke gezag
in Congo, het onluikende politieke bewustzijn van Congo en het deficit in de begroting waren ook de
eensgezindheid van de Congolezen, die een onmiddellijke datum voor onafhankelijkheid en de
vrijlating van Lumumba eisten en de verdeeldheid in het Belgische kamp, waar de regering opteerde
voor een associatie op vlak van landsverdediging en handel, en de oppositie voor een onafhankelijk
Congo was, katalysatoren op de rondetafelconferentie.

De conservatieve Kasavubu (ABAKO (Association de Bas- Kongo)) wordt de eerste president, de


progressieve Lumumba (MNC (Mouvement National Congolais)) wordt de eerste premier. Een andere
grote partij is CONAKAT (Confederation des Associations de Katanga), onder leiding van Tsjombé. 

III. Congo in de greep van de Koude


Oorlog 

1. 1960-1965: Woelige periode

Congo vervalt in anarchie, omdat er te weinig opgeleide mensen zijn.

Dit zorgt voor ontgoocheling bij het volk en een machtsstrijd bij de partijen. De koperrijke provincie
Katanga scheurt zich onder leiding van Tsjombé af met Belgische steun, want Belgische bedrijven
hebben niet graag dat de (communistische) Lumumba zich met deze regio bemoeit.

De Belgen trekken zich pas terug na een veroordeling door de VN, en Lumumba, te progressief voor
de USA en België, verdwijnt op geheimzinnige wijze bij de staatsgreep van Joseph Desirée Mobutu,
een militair, nog altijd in 1960. Wanneer alles terug “onder controle” is, geeft Mobutu een deel van de
macht terug aan Kasavubu, die eerder uit zijn presidentsfunctie ontzet was door Lumumba. (In 2002
gaf de Belgische overheid toe “onmiskenbare verantwoordelijkheid te hebben gehad in de
gebeurtenissen die tot Lumumba’s dood hebben geleid”) 

2. 1965-1995
In 1965 pleegt Mobutu een tweede staatsgreep en installeert Mobutu een dictatuur met één partij : de
MPR (Mouvement Populaire de la Révolution). In 1971 doopt hij Congo om tot Zaïre. Officieel doet hij
dit omdat hij wil dat alles onder controle komt van zwarten, maar in praktijk komt het erop neer dat hij
op deze manier het land nog beter kan leegplunderen. De zaïrisering zorgde tevens voor een externe
vijand, de ex-kolonisator, wat de interne cohesie bevorderde. De kopermijnen werden genationaliseerd
en de bedrijfsleiders verrijkten zich ten koste van het bedrijf. 
Mobutu installeerde een ware kleptocratie: een dievenbende heerste over Zaïre en bevoordeelde
zichzelf. Doordat hij voor het westen een barrière tegen het communisme vormt, kan hij nagenoeg
ongestoord zijn gang gaan. Hij ligt tevens goed in België, door zijn uitstekende contacten met het
koningshuis en de financiële en politieke top. Men hanteert een schuimspaaneconomie: de
Belgische bedrijven halen er het beste uit en laten de plaatselijke bevolking achter met het sop.
Daarbij komt nog dat de oppositie in Zaïre niet bijzonder geloofwaardig is: ooit werkten ze voor Mobutu
of profiteerden ze mee van zijn systeem. 

 
IV. Van kwaad naar erger
Na de Koude Oorlog heeft het Westen Mobutu niet meer nodig en geniet hij enkel nog de steun van
Frankrijk. Ook op de Belgische industrie hoeft hij niet meer te rekenen, want die haalt haar
grondstoffen elders vanaf de jaren ’80.

Ook het Belgisch koningshuis laat Mobutu vallen nadat hij enkele beledigingen uitte in de Zaïrese
propaganda. De dictator leidt ook aan kanker, maar de echte aanleiding tot zijn val is het conflict
tussen Hutu’s en Tutsi’s in buurlanden Rwanda en Burundi. Hutu’s vallen het door Tutsi’s
gedomineerde Rwanda aan vanuit Zaïre, en Mobutu onderneemt niets. De Tutsi’s pikken dit niet en
besluiten een eind te maken aan zijn bewind: ze stellen Laurent Kabila, een oude Congolese
guerrillaleider aan het hoofd van hun leger, en trekken richting Kinshasa, met steun van Oeganda en
Angola. 
Mobutu delft het onderspit, vlucht naar Marokko en sterft daar; Kabila roept zichzelf uit tot president
van de Democratische Republiek Congo. Zijn regime is echter ook dictatoriaal, volgens de bevolking
steunt hij te veel op buitenlandse raadgevers en het Westen stelt zich vragen over de rol van Kabila bij
wraakacties van Tutsi’s op Hutu’s. Kabila beschuldigt zijn bondgenoten ervan zijn land leeg te
plunderen, waarop Rwanda, Oeganda en Burundi hem niet langer steunen en hem zelfs aanvallen.
Met hulp van Angola en Zimbabwe kan hij de controle behouden over West-Congo, maar in 2001
wordt hij vermoord door één van zijn lijfwachten. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon, Joseph Kabila,
die pas recentelijk democratisch gelegitimeerd werd na een verkiezingsoverwinning tegen Jean-Pierre
Bemba.
Noord – Zuid  Relatie:
I. Kenmerken 3 Wereld e

-1 wereld: kapitalistische Westen


e

-2 wereld: communistische landen (China, Cuba)


e

-3e wereld: arme landen -> Bestaat eigenlijk niet meer: zodanig geëvolueerd

-4e wereld: De armen van de eerste wereld

-NIC’s: Nieuw industrialiserende landen: “Aziatische tijgers”

vooral de snelgroeiende economieën in Azië (China, Taiwan, Vietnam, Zuid-Korea,...)

-OPEC: Olie producerende economsiche landen

Landen die sterk van olie-export afhankelijk zijn en die door de verandering van het aanbod de

prijs van olie kunnen sturen.

-MOL: Minst ontwikkelde landen

-BRIC’S: Brazilie, Rusland, India en China: 4 grote industrialiserende landen

-economisch: -leiders van ex-kolonies verspillen het geld dat hun arme bevolking nodig heeft aan 
persoonlijke luxe en militaire uitgaven

-demografisch: -bevolkingsexplosie // Vlaamse


gezinnen 19e eeuw 7/8 gezinnen

-voedselprobleem

-werkloosheid stijgt

-cultureel:
ongeschooldheid 
analfabetisme
digitale kloof

-politiek: Onderdrukking en
dictaturen
-bananenrepublieken: politiek instabiele en corrupte landen die rijk zijn aan grondstoffen,
waar veel staatsgrepen gebeuren en waar multinationals vaak veel macht hebben.

-failed nation states: staat waarin de overheid praktisch geen controle


meer heeft over het eigen grondgebied (Soedan, Congo, Ivoorkust, Irak, Somalië)
POSITIEVE NOOT:
 Evolutie BNP, Bruto Nationaal Product : Zorgt voor welvaard van een land
 Kloof tussen 3e wereld landen en industriemanden is niet meer zo groot
 3e wereld landen kunnen ook evolutie doormaken en beter worden

Rode draden: Constanten van dekolonisatie


1. Enorme bevolkingstoename
2. Verschillende godsdiensten en volkeren
3. Milieuproblematiek

II. Historiek van de Noord-Zuidverhouding 

1. de jaren ‘50

-euforie na de dekolonisatie: Landen waren net


onafhankelijk en super blij -> Politieke
onafhankelijkheid: Welvaart zou dus moeten
toenemen

-conferentie van Bandoeng (1955):

= Azië-Afrikaconferentie:  AA-Conferentie

= Eerste constatatie economische orde +


Samenwerking en solidariteit tussen onafhankelijke
landen in Afr en in Azie te verbeteren.

2. de jaren ’60: Golden Sixties

-optimisme // golden sixties:

in hun optimisme beloven ze in het westen dat de armoede in de ex- kolonies na tien
jaar zal weggewerkt zijn

 als de derde wereld kapitalistisch wordt

-realistischer: °1964: UNCTAD (United Nations Conference on Trade and


Development) 
→ opgevolgd door de WTO (World Trade
Organisation)
3. Jaren ’70: pessimisme

-economische crisis: 
-landen zijn Westerse bemoeinissen beu en kiezen voor een conflictstrategie:
olieboycot

-ook in het noorden is er protest en contestatie van het kapitalisme


→ rapport van de club van Rome (1972)
tegen 2000 zullen alle grondstoffen uitgeput zijn en wij doen alsof alle
grondstoffen oneindig zijn

→ niet waar, maar WEL onstaan ecologisch denken

-NIEO: Nieuwe Internationale Economische Orde (’74) 

 Eerlijke grondstoffenprijs:
Bewerkte grondstoffen exporteren = Meer winst

 Basisbehoeftemodel: Eerst en vooral moet bevoliking gevoed worden

 Self-Reliance: Men moet elkaar onder elkaar helpen Z-Z realtie, niet wachten
op N (// Milieniumdoelstellingen)

 Akkoord van Lomé: STABEX systeem = stabilisering van de export


 garandeert een minimumprijs
 Akkoord tussen ACC landen en EG
 Schommelende wereldprijzen stabiliseren door: vaste miminum prijs:

KRITIEK VS: Concurentievervalsing: oneerlijke situatie waardoor je


goederen een lagere prijs kunt berekenen dan je concurrenten

- bevrijdingstheologen:
Helder Camara (Braziliaans
aartsbisschop) 
→ Uitvinder van het spiraal van het geweld:
= Gewelddadig protest van bevolking
= Geweldadige repressie ipv probleem aan te
pakken
= Structureel geweld door kapitalistische
uitbuiting (Armoede)

4. Jaren ’80: cynisme

 Mattheüseffect: wie geeft, zal


gegeven worden / Wie rijk is
wordt nog rijker

→ donorlanden verwachten return voor


hun
“hulp” “RAAR” // Bedelaar iets geven
om daarna iets terug te vragen

 3e Wereldorganisaties + NGO’s: “No Aid, But Trade” Liever handel voeren dan
aalmoezen krijgen EU

EU is gebouwt op vrije markt: Maar enkel als het in hun voordeel is


natuurlijk.

 ontwikkelingshulp: budget van ontwikkelingssamenwerking in België: 0,7%


van het BNP
Niet genoeg: Ook kuwait besteed zelfs 15 procent helpt ook niet: Conclusie:
Hulp helpt niet.

// neoliberale golf (met o.a. Thatcher, Reagan): “hulp helpt niet”

→ Landen die hulp krijgen (zoals Soedan) doen het slechter (bewezen met
cijfers) dan landen die geen hulp krijgen (zoals Korea)
→ te wijten aan: -geholpen landen beginnen met een achterstand
Helpt dus niet zolang macro-economische toetsand nog niet is rechtgezet 

 WERELDBANK:
POS: Stelt geld ter beschikking zodat ontwikkelingslanden kunnen
industrialiseren
NEG: Gebeurt alleen op VOORWAARDE: Begrotingsevenwicht:

Om dat evenwicht te bereiken gaat regering vak op meerdere dingen besparen zoals
bv. Voedselsubsidies en dat resulteert dan in voedselrellen

Een alternatief: Besparen op militaire uitgaven om rellen te voorkomen


 NGO’s: Fair Trade ; Klant is koning/ Richten zich rechtstreeks tot klant met hun
fairtrade initiatieven

5. Jaren ’90 ook cynisme

 het Zuiden financiert het Noorden

( mochten namelijk leningen aangaan ondanks hun schulden)


Hoe meer N Liet uitlenen, hoe meer ze terugbetaald gingen
worden.

 MIA/MIA: Mondiaal Investeringsakkoord

Er gebeuren meer investeringen in het Zuiden door weingig


beperkingen voor Multinationals

 Gevolg is meer uitbuiting lokale bevolking


6. Jaren 2000: andersglobalisme 

Boegbeelden -J. Bové: geitenboer die zich keert tegen McDonald’s, in de


gevangenis terechtkwam (en zo de martelaar werd van de andersglobalisten), nu
(kansloze) presidentskandidaat in Frankrijk -N. Hertz: economiste die een boek
schreef over andersglobalisme (The Silent Takeover), waarvan de basisstelling is dat
multinationals de macht overnemen van het parlement -N. Klein: “No Logo”: dictatuur van
de grote merken heeft de plaats overgenomen van de kerk -R. Petrella: groep van Lissabon: er zijn
grenzen aan de concurrentie (Petrella zat ook in de groep van Rome, waar besloten werd dat er
grenzen zijn aan de groei) → als je die redenering doortrekt, kom je tot het besluit dat er “economische
misdaden tegen de mensheid” kunnen zijn 

Bewegingen -11.11.11., OXFAM, Broederlijk Delen, Wereld Sociaal Forum (WSF) ( tegenhanger:
Wereld Economisch Forum in Davos (Zwitserland)), A SEED, Greenpeace en ATTAC 
-ATTAC: introduceerden de Tobintaks: belasting op
geldtransacties 
-doel: -afremmen van flitskapitaal 
-levert geld op dat aan bestrijding van armoede kan gespendeerd
worden 

Doelen -nivelleren van economische verschillen tussen het Westen en de rest. Dit zorgt ervoor dat het
andersglobalisme niet te verwarren is met antiglobalisme: andersglobalisten is niet tegen globalisatie,
maar tegen de neoliberale invulling ervan -voorrang van democratie, milieu en mensenrechten op
economie 

Filosofie -kritiek op globalisering: arme landen profiteren er te


weinig van -kritiek op WTO, GATT, G8 

Ontstaan -de eerste grote andersglobalistische manifestatie vond plaats in 1999 te Seattle, bij
een WTO-top 

G. De Europese
Integratie 
Inleiding -de EU is een mirakel: amper vijf jaar na WOII werkten Frankrijk en
Duitsland al samen 
→ het Midden-Oosten kan zich hieraan optrekken -de EU is als het ei van Columbus: het lijkt niet
mogelijk, maar het blijkt wel mogelijk te zijn: in plaats van bijvoorbeeld te vechten om Elzas-
Lotharingen, werkt men er gewoon samen -uitspraken: -Europa is een religie, een idee, eerder dan
een oppervlakte (G. Verhofstadt) -Europa bestaat al, nu nog de Europeanen (rol voor de jeugd) 

Actueel -27 landen -toetreding van Bulgarije en Roemenië -Servië niet


toegetreden → verkiezingsoverwinning van de radicalen -moeizame
toetreding van Turkije -momenteel is Duits bondskanselier Angela
Merkel voorzitter -partijen: -EVP (Europese Volkspartij), Wilfried
Martens, christelijk 
-PES (Partij van de Europese Sociaaldemocraten), Rasmussen, sociaal -ALDE
(Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa), liberaal -voorzitter Europees
Parlement: Hans-Gert Pöttering 

28 
-voorzitter Europese Commissie: José
Barroso 

I. De eerste stappen na de Tweede Wereldoorlog -na de KO en WOII was er


een politiek vacuüm → desintegratie ➔ ideaal moment om met iets nieuws te beginnen: een Europees
gebouw. MAAR: dit was onrealistisch in de historische context: men had net jaren gevochten, waarom
zou men dan nu ineens samenwerken? -1 stap: onder invloed van US-Marshallplan → OEES (Org.
e

Eur. Economische Samenwerking) 


→ doel: Europa economisch terug op de been helpen
→ redenen: -communisme indijken 
-sterke handelspartner creëren → nu: euro doet het beter dan dollar -rode draad: economische
integratie gaat het best, snelst en verst. Maar ook politiek was er poging tot integratie: Congres van
Europa in den Haag (1948) onder leiding van H. Brugmans (federalist) 
→ ingericht door federalisten → Europa wordt beheerst door tegenstelling tussen federalisten
(maximalisten, utopisten) en functionalisten (minimalisten, realisten) -1949: °Raad van Europa → 1 e

voorzitter Raad van Europa: Paul-Henri Spaak (Belg) → gaf na 1 jaar het voorzitterschap op: “ik kan
hier niets doen” ➔ te eenzijdige weergave: deze Raad was immers een uniek gespreksforum, en het
Europese gerechtshof controleerde de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. -EDG:
Europese Defensie Gemeenschap (begin jaren ’50 → Korea-oorlog) kwam er onder externe druk.
Toch was dit delicaat: Franse officieren moesten militaire geheimen delen met Duitsers. De
onderhandelingen blijven aanslepen tot ’53. Dan sterft Stalin, is de Korea-oorlog voorbij, valt de
externe druk weg en valt de integratie stil. Dit is een rode draad: wanneer er geen externe druk is, is er
geen integratie. -Reaalpolitiek: externe druk opvoeren om tot integratie te komen (China, globalisering,
terrorisme) -Nu: nog geen gemeenschappelijk leger, maar men werkt er aan. 

II. Via Europese Gemeenschap naar Europese Unie -Rode draad: na


mislukking keert men terug naar succesformule: economie (Europa is een atleet met een
overontwikkeld rechterbeen (economie) en een onderontwikkeld linkerbeen (sociaal) → breekt geen
records) 

EGKS -Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal -los van Raad van Europa -zware
industrie/basisindustrie -domein: kolen en staal → basis voor wapenindustrie -geografisch: België
(Limburg en Wallonië), Duitsland (Ruhrgebied), Frankrijk (Elzas-Lotharingen) -inhoud: economische
samenwerking -doel: vrede → samenwerking in plaats van concurrentie -deelnemers: Frankrijk,
Duitsland, België,

Nederland, Luxemburg, Italië -structuur: Haute Autorité → supranationaal bindmiddel -motor: R.


Schumann -Europese Commissie vervangt nu de Hoge Autoriteit zoals die voorgesteld werd door
Schumann. Vroeger was de EC de motor, stelde de EC de doelstellingen, maar nu tast Barroso eerst
de intenties van de hoofdsteden af. -eigenlijke doorbraak: in de jaren ’50: het eind van de dooiperiode
→ externe druk neemt toe 
→ 1957: Verdragen van Rome → °Euratom (kernenergie) →
°EEG (Europese Economische Gemeenschap → handel) 

EEG -zelfde deelnemers als EGKS: Frankrijk, Duitsland, BeNeLux, Italië -structuur: Spaak: “pas toen
we getekend hadden, merkten we dat Brussel of Parijs niets meer te zeggen hadden in de EGKS” →
een Raad van Ministers werd toegevoegd (compromis tussen de federalisten (supranationalisten) en
de functionalisten (nationalisten). Hierdoor programmeerde men 
29 
eigenlijk de botsing tussen die twee strekkingen, wat niet goed is. Een compromis zorgt er echter wel
voor dat beide partijen meer geneigd zijn om mee te werken, wat wel positief is. -drie doelen: -korte
termijn: vrijhandelszone (handelsbelemmeringen (taksen) afbouwen) 
-middellange termijn: douane-unie (zich manifesteren als entiteit tegenover derden) -lange termijn:
gemeenschappelijke economische macht → gemeenschappelijke economische macht is reeds voor
een deel gerealiseerd met de invoering van de eenheidsmunt, de euro, en het vrij verkeer van
goederen en diensten MAAR: er zijn nog steeds verschillen in de fiscale politiek 

EFTA -er kwam echter een tegenreactie: Groot-Brittannië richt de EFTA (European Free Trade
Alliance)/EVA (Europese Vrijhandelsalliantie) op. Zij hebben een beperkter doel: zij ijveren enkel voor
vrijhandel. -deelnemers: liggen perifeer: de Scandinavische landen, Zwitserland, Oostenrijk en Groot-
Brittannië -reden: -Britse eilandmentaliteit, autonomie 
-Britten willen Brits gemenebest niet betrekken in douane-unie → ze willen hun handelsvoordelen nog
niet delen met anderen -nu: EFTA bestaat niet meer 

1. Jaren ’60: Stagnatie -reden: Frans veto tegen


Britse toetreding (tot tweemaal toe!) -waarom: -verschillende
landbouwpolitiek 
-De Gaulle: Groot-Brittannië is het paard van Troje voor de Europese integratie -
tegenspraak: De Gaulle is tegen een federaal Europa → wanneer De Gaulle het over de EG heeft,
heeft hij het over “l’Europe des Etats” -frustratie van De Gaulle op het eind van WOII: hij werd niet
uitgenodigd op de conferentie van Jalta → gevolg: lege stoelpolitiek van Frankrijk in 65 en 66. Dit
kunnen ze toepassen omdat er een unanimiteitsprincipe is ( Veiligheidsraad) → Groot-Brittannië kan
niet toetreden ➔ ijveren voor meerderheidsbeslissing -stagnatie dus, maar ook lichtpunten: 
-een aantal niet-politieke, praktische dingen die interessant zijn voor de gewone man: het
“merk” Europa werd bekend, er was de Transeurope Express, het Eurovisiesongfestival en
het Spel Zonder Grenzen → de basis werd gelegd -1967: EGKS, EEG en Euratom worden
samengevoegd tot EG 

2. Jaren ’70: Relance -uitbreiding van 6 naar 9 → Groot-Brittannië, Ierland en


Denemarken -verklaring: -nieuwe president van Frankrijk, Georges Pompidou, heeft geen
probleem met GB 
-Ostpolitik van Willy Brandt: moest daarvoor een pro-Europese koers varen
-evaluatie: +: hoe meer zielen, hoe meer vreugd 
-: meer mensen die je moet overtuigen -: Britse, eigenzinnige
eilandmentaliteit -: nationalistische reflex in crisistijd, hoewel
samenwerking betere optie is 

Uitdieping -meer landen, meer oppervlakte, meer inwoners → landbouwpolitiek: 3/4 van het e

Europese budget → Europees Parlement voor het eerst rechtstreeks verkozen (vroeger: benoemd
door nationale partijen) ➔ positief: Europarlementariërs worden bekend: Martens, Neyts, Sterckx, Belet... 

➔ negatief: eigenlijke taak van het parlement is wetten stemmen, maar: het Europarlement had enkel
een adviesfunctie en was dus louter een praatbarak. De parlementairen dwongen echter wetgevende
bevoegdheid af. → financieel: muntslang → EMS (Europees Muntsysteem) → minder schommelingen
in muntwaarde → Europese top/raad van staats- en regeringsleiders 
➔ positief: dit zijn de mensen die het voor het zeggen hebben in eigen land ➔ negatief: dit zijn teven
de mensen met de meest nationalistische reflex → STABET-systeem (Conventie van Lomé) →
STABiliteit Export Taks: verdrag tussen Europa en ex- kolonies 

30 
3. Jaren
‘80 
Uitbreiding -van 9 naar 12 → Griekenland, Spanje, Portugal -De toetreding tot Europa is positief,
aangezien elk van die drie landen in de jaren ’70 nog een dictatuur was (respectievelijk Papadopoulos,
Franco en Salazar) en deze toetreding een verankering van de democratie betekende. Het feit dat dit
Zuid-Europese landen zijn, die toentertijd vrij arm en agrarisch waren, gecombineerd met het feit dat
Europa meer geld nodig had, zorgde ervoor dat de bijdragen van de lidstaten fors verhoogd werden. 

Uitdieping -in 1985 kreeg de Europese Commissie een nieuwe voorzitter: de Fransman Jacques
Delors, een zeer bevlogen man met een Europees visioen, die aan de hoofdsteden zei wat er moest
gebeuren (in tegenstelling tot huidig voorzitter José Barosso, die eerst naar de meningen van de
hoofdsteden polst). Hij maakte van de EC de machtigste Europese instelling, een soort van onofficiële
regering. Na Delors wilden de hoofdsteden dan ook een sterke voorzitter van de EC meer, wat nefast
bleek voor de ambitie van Jean-Luc Dehaene. -Witboek: richtlijnen om vrije interne markt te krijgen
tegen 92 (onderdeel van Europese Akte) -rechtstreekse verkiezing: -landbouw 
-sociaal -transport -institutioneel: -85: Europese akte: handvest van de EG → vorming
vrije Europese markt 
-bevoegdheden op sociaal vlak, onderwijs, milieu -verkozen voor EG → vrij verkeer →
niet waar ➔ Witboek -in de Europese ministerraden wordt het meerderheidsprincipe gehanteerd →
weg naar Europese Unie, waar niet elk land zijn veto kan stellen -juni 88: Europese top in Hannover,
waar Delors de EMU (Europese Monetaire Unie) uitwerkt. -het Europese parlement wordt
medewetgever -tastbare dingen: het Europese rijbewijs, de Europese identiteitskaart, de Europese
vlag (12 sterren als symbool van volmaaktheid), Europese hymne 

Problemen -men wou de subsidies verhogen, maar de Britten lagen dwars, aangezien Thatcher vond
dat het toch maar verspild werd aan de landbouw (dit was een gevolg van de Europese interventieprijs,
waardoor boeren konden blijven produceren), en omdat hun landbouw reeds rendabeler was (Thatcher
heeft hierin wel gelijk, maar hier wordt eigenlijk het principe du juste retour tegenover Europese
solidariteit gezet: als je evenveel terug wil als je investeert, waarom investeer je dan?). Mitterand,
toenmalig president van Frankrijk en voorstander van Europa stelde dan maar een Europa zonder
Britten voor, maar uiteindelijk krijgen de Britten toch hun zin: ze krijgen een deel terug en er wordt
bezuinigd op de landbouw. -Brits Premier Margaret Thatcher wil geen nieuwe bevoegdheden voor
Europa -De Berlijnse muur valt → Duitsland wordt herenigd, en de lidstaten krijgen schrik -Frankrijk
breit te snel een politiek luik aan de EG -over de delicate dingen moet unanimiteit bereikt worden -er
is een economische crisis, en de staal- en textielindustrie moeten gesaneerd worden. In praktijk
betekent dit werkloosheid. De schuld werd hier aan Europa toegeschoven, en dit kan gelden als rode
draad: dit gebeurt nu nog steeds, en het creëert een negatief klimaat rond Europa, waardoor referenda
nogal snel afgewezen worden. -er ontstaat een Europa met twee snelheden, een soort interne
Noord-Zuidtegenstelling; Zuid-Italie, Portugal, Spanje en Griekenland zijn immers agrarisch, en minder
rendabel -op sociaal vlak komt er pas in ’89 een Gemeenschapshandvest, waarin het recht op
billijke beloning verdedigd wordt. Dit had eigenlijk een minimumloon moeten zijn, maar dit werd
geblokkeerd door Groot-Brittannië. 

4. Jaren ’90:
Uitbreiding 
Uitbreiding -1990: DDR komt er bij (Duitse eenmaking) -1993:

Europese Economische Ruimte – grote vrijhandelszone 

31 
-1995: Oostenrijk, Finland en Zweden → 15 landen -2004: Estland, Letland, Litouwen, Polen,
Hongarije, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, Cyprus en Malta → naar 25 lidstaten, 445 miljoen inwoners,
3,8 miljoen km2 -2007: Roemenië en Bulgarije 
Uitdieping -1991: Eurokorps: bataljon van Franse, Duitse, Spaanse en Beneluxtroepen -1992: het
verdrag van Maastricht betekent de definitieve doorbraak: de EG wordt de Europese Unie (EU), met
drie pijlers (in tegenstellig tot de EG, die rustte op economie): 
-1. EMU (Economische en Monetaire Unie): communautaire beleidsterreinen -2. EPU
(Europese Politieke Unie): EVDB (Europees Veiligheids- en DefensieBeleid); GBVB
(Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid) -3. Gemeenschappelijk beleid inzake
Justitie en Buitenlandse Zaken (GBJBZ) 

-1995: Schengenakkoord: vrij verkeer van diensten, personen en goederen over landsgrenzen, ook
gezamelijke aanpak van misdaad (Europol) -1994: EMI (Europees Monetair Instituut) → voorloper van
de Europese Centrale Bank (huidig voorzitter: Jean-Claude Trichet) -1999: euro zou ingevoerd worden
in de landen die aan de Maastrichtnorm voldoen: 
-begrotingstekort kleiner dan 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) -staatsschuld kleiner dan
60% van het BBP → probleem in België: staatsschuld nog altijd 90% -2002: Euro werd ingevoerd, na

voorbereidend werk van de Europese Conventie, die eigenlijk het verdrag van Nice hernam, onder
leiding van Giscard d’Estaing en Jean-Luc Dehaene. 

Non-Events -1992: verdrag van Maastricht → niet goedgekeurd door Denen -1995: geen Noorse
toetreding -2000: Verdag van Nice: “voorbereiding op uitbreiding” → slag in het water, want Europese
Conventie die daarna werd opgericht, moest nog eens hetzelfde doen 

Problemen -subsidiariteitsbeginsel: maatregelen die op een lager niveau beter kunnen beslist of
uitgevoerd worden, mogen door de EU niet naar zich toe getrokken worden -democratisch deficit: te
weinig democratische controle van Europees Parlement op Europese Raad → maar: indien EP meer
macht had, zouden ze ER kunnen ontslaan, wat eigenlijk een soort staatsgreep zou zijn, aangezien de
ministers in de ER nationaal verkozen zijn -1999: ontslag van de EC onder leiding van Santer wegens
verdenking van verduistering en fraude 

Toegevoegd aan het organigram


-Comité van de regio’s -Hof van
Justitie -Rekenkamer -Economisch
en sociaal comité 

Actueel -Javier Solana is momenteel Europees minister van Buitenlandse Zaken, maar in de EC is er
ook een bevoegde voor BZ -voorzitter Europees parlement: Hans-Gert Pöttering (DUI) -Belgische
parlementairen: Dehaene (CD&V), Sterckx (VLD), Belet (CD&V), Van Hecke (VB), Devits (SPA), Staes
(Groen!) 

32 
-Europese troïka: nog boven voorzitter → Europees driemanschap om continuïteit te verhogen: vorige,
huidige en toekomstige voorzitter -Europese grondwet: -goedgekeurd door 20 lidstaten 
-afgekeurd door Nederlands en Frans referendum -beoogt vrije concurrentie
van diensten, maar grondig aangepast door EP tot minder liberale
dienstenrichtlijn (sociale wetgeving van het land waar de diensten worden
geleverd) 
III. Europese Unie in de
problemen? 

1. Uitbreiding of uitdieping van de


Unie? 

Pro’s -referenda -politiek wijzigen in de toekomst: bezwaren van publiek au sérieux nemen en
verantwoording afleggen 

Contra’s -gevaar voor een bureaucratische onderneming, uitgevoerd door een ziel- en gezichtsloze
eurocratie -te weinig macht voor de parlementen → zij zijn tenslotte rechtstreeks gekozen door het
volk -brengt het vrije verkeer van personen, goederen en diensten de arbeidsplaatsen in gevaar? 

Angsten -machtsverlies van kleinere lidstaten -eigen taal minder in gebruik


-rijkere landen betalen meer voor andere landen -verlies nationale identiteit
en cultuur van het eigen land -hoe meer staten toetreden, hoe minder
subsidies voor het eigen land -nieuwe lidstaten kosten veel geld aan
huidige lidstaten -verlies nationale munteenheid (hoewel dit reeds in vele
landen gebeurd is) -verlies sociale voorzieningen -meer drugssmokkel en
internationaal georganiseerde misdaad -globalisering 

Voorwaarden om toe te treden (Kopenhagen, 1993) -politieke voorwaarde: kandidaat-lidstaten


moeten stabiele instellingen hebben die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het
respect voor en de bescherming van minderheden waarborgen -economische voorwaarde: kandidaat-
lidstaten moeten een functionerende markteconomie hebben en het hoofd kunnen bieden aan de
concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de EU -wetgevende voorwaarde: kandidaat-lidstaten
moeten in staat zijn de verplichtingen van het EU- lidmaatschap op zich te nemen en moeten de
doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie onderschrijven. Dit betekent dat de
kandidaten de volledige wetgeving van de EU – het zogenaamde acquis communautaire – moeten
overnemen 

2. Democratisch gehalte van de


Unie 

Pro’s -2004: lidstaten staan hun vetorecht af op een 40-tal punten zodat de besluitvorming nu vaker
meer democratisch verloopt (→ meerderheidsprincipe) -tot 2014 mag elke lidstaat een lid afvaardigen
voor de EC, maar dit zal later teruggebracht worden tot 18 leden (rekening houdende met
demografisch gewicht, geografische spreiding,...) → 7 lidstaten die niet met een eigen commissaris
vertegenwoordigd waren, leveren na 5 jaar weer een lid. Dit roulement vergemakkelijkt het vergaderen
en zorgt voor afwisseling en diversiteit. -vertegenwoordiging van lidstaten in het EP is gebaseerd op de
bevolkingsgrootte van de lidstaten, maar elk land heeft minimaal 5 en maximaal 99 zetels. 

33 
Contra’s -nationale parlementen hebben te weinig greep op het Brusselse overleg en het Europese
parlement heeft niet genoeg macht → technocratisch, autistisch Europa dat de burger buitensluit -
uitbreiding → Unie nog ondoorzichtiger -te veel Europarlementariërs om deftig te kunnen debatteren -
democratisch deficit: het EP ̈kan de ER niet naar huis sturen 
Voorstellen -momenteel: EC neemt initiatieven voor Europese wet- en regelgeving. EP debatteert
hierover en kan wijzigingen voorstellen, waarna EP en ER gezamenlijk beslissen. In een aantal zaken
die van groot belang worden geacht (cf. binnenlandse veiligheid) heeft de Raad echter meer
mogelijkheden, en heeft het EP een minder belangrijke stem, dit hoewel het EP direct door de burgers
verkozen werd. ➔ EP moet op meer terreinen een volwaardige positie hebben ten opzichte van de ER
-ER heeft samen met EP het laatste woord in goedkeuring van veel wetsvoorstellen. Terwijl de
besluitvorming in het EP transparant gebeurt, vindt de besluitvorming van de ER achter gesloten
deuren plaats. ➔ de ER moet transparanter worden -de mogelijkheden om invloed uit te oefenen op
voorstellen voor nieuwe Europese wetgeving nemen af naarmate de besluitvorming zich in een verder
stadium bevindt. Wanneer men niet in de beginfase (voorstel door EC) doorheeft dat er een
ongunstige wetgeving in ontwikkeling is, is het proces vaak moeilijk bij te sturen. ➔ journalisten,
belangenorganisaties en departementen zouden de Europese ontwikkelingen alerter moeten volgen. -
EC is binnen de EU initiatiefnemer voor nieuw beleid. De burgers hebben echter geen invloed op de
samenstelling van de EC en dus geen directe invloed op de agenda. Het EP heeft

daarentegen slechts beperkte wetgevende bevoegdheden, hoewel zij rechtstreeks verkozen worden.
➔ als méér dan 1 miljoen Europese burgers verzoeken een bepaald onderwerp op de
activiteitenagenda te plaatsen, moet de EC daaraan gehoor geven. -de regeringen van de lidstaten
dragen iedere ambtstermijn een kandidaat voor als lid van de EC. ➔ niet de regering, maar het
Belgische Parlement zou het laatste woord moeten hebben bij de aanstelling van de Belgische
kandidaat. -binnen de ER is het bij stemmingen over buitenlands, veiligheids-, politieel en justitieel
beleid mogelijk een veto uit te spreken tegen een voorstel ➔ vetorecht van individuele lidstaten zou op
meer terreinen moeten worden afgeschaft: het is immers niet democratisch dat één land iets kan
tegenhouden wat alle andere landen wel willen 

3. Sociaal
Europa 

Probleem -de verworven sociale rechten komen in het gedrang als


gevolg van: 
-Europese eenmaking -overgang postindustriële tijdperk (tijdperk van het individualisme → geen grote
stromingen meer, iedereen heeft een eigen denkbeeld) -globalisering van de wereldeconomie (landen
én werknemers worden verplicht met elkaar in concurrentie te gaan -nationale regeringen zijn
machteloos om sociale rechten internationaal te beschermen ➔ Eu moet voortouw nemen 

Pro’s -Publicatie EU (2001): prioriteiten Belgisch


voorzitterschap: 
-verbetering arbeidskwaliteit -bevordering gelijke kansen en strijd tegen uitsluiting en armoede -
levenslang leren -verbetering levensomstandigheden -overlegprocedure van sociale partners op
Europees vlak -verdrag van Amsterdam (sociaal akkoord) -december 2000: nieuwe sociale agenda -
EUROCADRES (raad van Europese professionele en bestuursstaf): erkend als sociale partner door de
EU 

34 
-Europees Sociaal Forum (te Athene), met als doel een Europa waar het economische ten dienste
staat van het sociale, en niet omgekeerd 

Contra’s -sinds 1985 zijn er slechts 2 verdragen gesloten -kaderleden blijven in veel gevallen
uitgesloten van dit sociaal overleg → ze moeten zwijgend aan de kant blijven staan terwijl er over hun
rechten en plichten gediscussieerd wordt. -globalisering: -internationale herstructureringen en
delokalisaties → gevaar op vlak van 
werkzekerheid en loon- en arbeidsvoorwaarden -heel wat landen en mensen zijn armer geworden -
gevaar voor een Europa dat pleit voor extreme competitiviteit en ultra-liberalisering, waar de jobs die
gecreëerd worden meer en meer jobs van lage kwaliteit zijn -dialoog inzake sociaal overleg is
momenteel te zwak -er zijn meer politieke instrumenten nodig om een sociaal Europa gestalte te geven
(vb. een Europees netwerk van inspectiediensten) -GATS (Algemeen Verdrag voor de Handel in
Diensten) 

Besluit -zowel de economie als de maatschappij zijn de afgelopen vijftig jaar veranderd en daar moet
elke sociale bescherming rekening mee houden → kijken naar wat de gemeenschappelijke kenmerken
zijn en hoe we ze kunnen beschermen als we de sociale zekerheid willen hervormen -er moet een
nieuwe sociale bescherming komen die ook over de grenzen van toepassing is 

Bolkensteinrichtlijn -bepaalt dat de Europese lidstaten geen nationaliteitscriteria meer mogen


hanteren -vereenvoudigd toelatings-, erkennings- en vergunningsprocedures voor buitenlandse
bedrijven -2 principes: -afschaffing van overbodig bevonden vergunningen en vereisten 
-principe van het oorsprongsland (dienstverrichters zijn enkel gebonden aan de nationale bepalingen
van hun land van oorsprong) Contra’s -gezondheid, onderwijs, cultuur, media en dergelijke worden als
pure koopwaar beschouwd, die volledig afhankelijk is van marktwetten, zonder dat rekening gehouden
wordt met hun specifieke karakter of sociale doelstelling -dit is vooral voelbaar in de
gezondheidssector: apothekers zouden onderworpen worden aan kwantitatieve en territoriale
beperkingen, tariefnormen en dergelijke: de overheid zou op alle niveaus de middelen ontnomen
worden om een kwaliteitsvol en toegankelijk

gezondheidsbeleid te voeren -de sociale economie (wederinschakeling van kansarme groepen op de


arbeidsmarkt) wordt bedreigd Gevolgen -enorme druk op de landen met sociale, fiscale en
milieunormen die het algemeen belang beter beschermen -dumpingpraktijken op sociaal, fiscaal en
milieuvlak -sociale verworvenheden komen onder druk te staan (→ lagere lonen, langer werken, meer
flexibiliteit) -sectoren van de overheidsdiensten dreigen geprivatiseerd te worden Pro -bevorderend
voor de economie -meer keuzevrijheid -kwalitatief betere dienstenverlening -lagere prijzen voor de
consument 

GATS -Algemeen Verdrag voor de Handel in Diensten -heeft betrekking op de liberalisering van
dienstverrichtingen binnen de WTO -ingesteld omdat bepaalde delen van de dienstensector zich
meer en meer over de grenzen richtten -vier “aanbodmodellen”: -grensoverschrijdende handel -
consumptie in het buitenland -commerciële aanwezigheid -aanwezigheid van personen 

35 
-GATS is een kaderakkoord: naast een aantal algemene verplichtingen is er een raamwerk waarin de
ondertekenaars hun eigen specifieke verbintenissen kunnen invullen → landen kunnen per sector
beslissen of ze liberaliseren en met welk model dit gebeurt Contra -te veel macht van de nationale
autoriteiten naar de geschillencommissie van GATS -deze commissie behandelt alles achter gesloten
deuren -geheim handelswapen gericht op de landen in het Zuiden -oorlogsverklaring aan de rechten
van lokale overheden over de hele wereld 

4. Cultuur binnen de
Unie 

Taaleenheid Pro: -vergemakkelijkt contacten tussen


lidstaten onderling 
-bespaart tijd en geld: geen vertalers nodig -geen enkele officiële EU-taal wordt nog uitgesloten (nu
bijvoorbeeld het geval met Maltees: dit is weliswaar een officiële taal, maar er worden niet genoeg
vertalers gevonden) -men vermijdt talen die niet officieel erkend worden (cf. Catalaans) -het aantal
officiële talen zou niet constant uitgebreid worden -enkel met een eenheidstaal kan men spreken van
een ééngemaakt Europa -Contra: -met het verdwijnen van de landstaal zal ook een deel van de cultuur
van de specifieke 
landen verloren gaan -de inwoners van het land wier moedertaal de officiële taal wordt
zouden zich superieur kunnen voelen tegenover de andere inwoners van de EU 
Munteenheid -Pro: -absolute noodzaak wanneer men wil werken aan

éénmaking -maakt reizen en financiële transacties gemakkelijker -


Contra: cultuurverlies 

Transport -tol afschaffen voor EU-burgers, maar behouden voor niet-Europeanen


-snelheidslimieten zouden over heel Europa hetzelfde moeten, evenals de
boetes 

Onderwijs -eenheidstaal op universiteiten → men hoeft niet naar het buitenland te gaan om te
studeren -geschiedenislessen zouden zich niet mogen beperken tot geschiedenis van het vaderland →
basisgeschiedenis van élk Europees land -moeten scholen op hetzelfde uur beginnen en eindigen? 
-pro: meer eenheid -contra: landen met een ander
klimaat (cf. Spanje) 

Drank- en drugsbeleid -minimumleeftijd voor alcoholgebruik, legaliteit van cannabis: gelijktrekken


voor alle Europese landen? 
-pro: achttienjarigen kunnen verstandiger omgaan met alcohol -contra:
optrekken van

minimumleeftijd leidt tot thuisgebruik of heimelijk gebruik 

Mensenrechten -rel rond Turkije, dat de


mensenrechten niet respecteert → eenzelfde
rechtssysteem in heel Europa? -uitlevering van
gevangenen moet minder stroef 

5. Gemeenschappelijk immigratiebeleid -2000: 90% van de


Europese bevolkingsgroei veroorzaakt door migratie -het jaarlijkse
immigratiecijfer is 2,2 per 1000 inwoners -het aantal asielzoekers is de
voorbije 10 jaar gehalveerd (400 000 per jaar) 

36 
Pro -wat betreft asiel hebben alle EU-landen hetzelfde beleid → probleem bij de kern
aanpakken -EP mag nu meebeslissen over migratie → EP, EC en ER moeten het eens zijn
over het beleid -binnen de vijf jaar wil men een gemeenschappelijk vluchtelingenbeleid -2010:
gemeenschappelijke asielprocedure en uniforme vluchtelingenstaat -EU is de grootste
geldschieter van Afrika 

Contra -alles wordt op de lange termijn geschoven -pas in 2010 praat men
over een gemeenschappelijke grenswacht -nationalistische regeringen willen
die bevoegdheden niet afstaan aan de EU -EU wil enkel economisch
interessante vluchtelingen binnenhalen 
Slot De EU in een wiskundige
formule: 

You might also like