De Suikerindustrie Op Java

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 236

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http://books.google.com
520
035

E
KONINKLIJK BIBLIOTHEEK

TEL CH|I
TECH 0259 2100
‫یم‬ ‫س‬
SU

DE

1
A sou
- = torb
DE

SUIKERINDUSTRIE OP JAVA
TOEGELICHT

DOOR

J. MILLARD

EN

DE BERA ADSLAGINGEN DAAROVER

IN HET

INDISCH GENOOTSCHAP.

orklar
Ethech
terse :
wome

deiliruiii
creiotit ,
Semuenhet

' S GRAVENHAGE ,
MARTINUS NIJHOFF ,

1869.
vroe

heto
suil
van

Mi
doo

ger

ord

in
UG

TC

ta
Het bestuur van het Indisch Genootschap meent, evenals
vroeger plaats had ten opzichte van andere onderwerpen , ook
hetgeen op een drietal vergaderingen over de kwestie der
suikerindustrie op Java is medegedeeld , voor de kennisneming
van het publiek toegankelijk te moeten stellen.
De uitvoerige toelichting van het onderwerp door den heer
Millard verdient voorzeker eene belangstellende overweging ook
door hen, die niet onder de leden van het Genootschap kunnen
gerangschikt worden .
De kwestie der suikerindustrie is eene zaak , die aan de
orde is, althans die aan de orde komt , want voorzieningen
in welken zin en door wien ook beraamd , moeten genomen
worden . Bij de overweging en vaststelling der noodige maat
regelen kunnen misschien de beschouwingen en practische wenken
van een deskundige van nut zijn.
Namens het bestuur van het Indisch Genootschap ,
's GRAVENHAGE , J. BOUDEWIJNSE ,
30 Maart 1869. Secretaris.
jittertuiiirt
Socniaroni,ae
si

INHOUD.

I. DE SUIKERINDUSTRIE OP JAVA BESCHOUWD IN VERBAND TOT


DIE VAN ANDERE BEZITTINGEN OF KOLONIEN EN DIE
VAN DEN BEETWORTEL ,

Het belang der suikerindustrie in het algemeen , blz. 1. Stellingen bij


de toelichting der hoofdpunten , b. 2. Opkomst van de beetwortelsuiker ,
b . 3. Tegenwoordige productie , b. 4. Voor- en nadeelen van de beet
wortelteelt , b . 5. Verschil tusschen den beetwortel en het suikerriet, bl .
5–7 . Opbrengst dier grondstoffen op eene bepaalde oppervlakte , bl. 8.
Vergelijking der suikers in hoedanigheid , b. 9. — Gemiddelde nummers der
koloniale suikers , b. 10. Productie in vreemde kolonien , b. 10. De
mededinging daarvan voor Java niet te vreezen , b. 12. — Mogelijke opbrengst
op Java per bouw , b. 13. Wederlegging der berekening van het verlies
bij de suikerbereiding op Java in het Aardrijkskundig en statistisch woor
denboek van Ned. Indie , b . 14. Betoog der noodzakelijkheid van den wis
selbouw bij de suikerkultuur, b. 15—27. Vergelijking van de waarde der
opbrengst van den grond , met suikerriet en andere producten beplant , b. 28.
Productie-kosten op Java , b. 29. - In vreemde kolonien en in Europa. b. 30—
33. Marktprijs der suikers , b. 33–34. Consumtie , b. 35. Vooruit
zichten voor den aftrek der Java-suikers in Australie , b. 35-39. Opmer
kingen ten aanzien van de productie-kosten als element der mededinging ,
b. 40-43.

II. DE WERKELIJKE TOESTAND VAN DE SUIKERINDUSTRIE OP JAVA.


HARE VERHOUDING TOT HET GOUVERNEMENT , DEN FABRIKANT EN
DE INLANDSCHE BEVOLKING , OMVATTENDE DE ONDERLINGE
BETREKKING VAN KAPITAAL . , ARBEID EN GROND.

Klachten over het verval der suikerindustrie op Java , blz. 59. Regeling
van 1847 , b. 58 . Van 1860 , idem . Oorzaken van den nood der suiker
industrie , b. 59. Toenemende kosten , idem . — Fixum van levering , idem .
Aanwijzing van de toeneming of den teruggang der productie naar gelang van
het al dan niet toepassen van het fixum , b. 60. — Vermindering der hoeveel
heid suikers ter vrije beschikking van den fabrikant gebleven en daaruit ont
staan verschil in inkomsten , b. 61 . Suikerregeling van 1863 , idem .
Jaarlijksch tekort door de suikerindustrie geleden >, b. 62. - Vergelijking met
de rentabiliteit van beetwortelsuikerfabrieken en andere suikerondernemingen ,
b. 63 en 64 noot, Ondermijning van het crediet der ondernemingen door
VI INHOUD

het gouvernementsbesluit van 10 Mei 1866 ten opzichte van beleeningen door
openbare administratien , b. 65. Bevoegdheid der regeering om na afloop
van een suikercontract de gebouwen te doen wegruimen , b. 66. Redenen
der hooge koopsommen , wel eens in vroegeren tijd voor suikerondernemingen
besteed , b. 67. – Opmerking omtrent de verhuringen , b. 67. Verschil
in de vroegere en latere verhouding van het gouvernement tot de onderne
mingen , b. 68. Onderzoek naar het recht van het gouvernement op een
aandeel in de rendementen der ondernemingen , b. 68—69. - Geringe invloed
van het gouvernement op den vooruitgang der kultuur , b. 69. Betoog dat
de staat geen verlies op de suikers heeft geleden , maar wel grootere voor
2

deelen had kunnen behalen , die aan het consignatiestelsel zijn opgeofferd ,
b . 70. Bezwaar tegen den tijdelijken duur van de contracten , b. 71 .
Maximum van het aandeel, dat billijkerwijs den staat kan worden toe
gekend , idem . Gronden van billijkheid om den contractanten de reeds
lang toegezegde tegemoetkoming te verleenen , b. 72. Beschouwingen
over de internationale suikerconventie en hare gevolgen , b. 74-84 . - De
belangen van den bebouwer van het suikerriet , b. 84. Loonen der
planters per huisgezin en per bouw , b. 85. Berekening van het dagloon ,
b . 86-87 . Tijd besteed aan de aanplantingen , b. 87.
.
Vergelijking met
de rijstkultuur, 88-93. Onderlinge regelingen bij den javaanschen land.
bouwer in gebruik , b. 93-94. Individueel grondbezit en hoofdklassen der
bevolking in Bezoeki en Probolingo , b. 94-96. Vergelijking van de rijst
-

kultuur en suikerrietteelt in half bouw , b. 97. Aantal arbeiders benoodigd


bij de suikerkultuur , b. 98-100. Betoog dat over het algemeen het ar
beidsloon voldoende , soms ruim is , maar niettemin de grondbezitter geen
genoegzaam aandeel in de opbrengst van den grond erlangt , b. 100-102.
Jurisprudentie in Indië betreffende den eigendom van het suikerriet , b. 103.
De verklaring dienaangaande der nederlandsche afgevaardigden te Parijs,
idem . Recht van den grondbezitter op de waarde van het gewas behoudens
de landsbelasting , b. 104. Oorspronkelijk denkbeeld van den graaf van den
Bosch om den landbouwer het surplus of het zuiver overschot van de grond
opbrengst te laten , b. 104 - 106. Suikerkultuur door vrijwillige overeen
komsten , idem . Verrekening met landrente , b. 107. Ongelijkmatigheid
in de heffing der landrente van de suikerkultuur , b. 107 , noot , b. 109.
Betoog dat landrente verschuldigd is , maar den landbouwer de waarde van
het riet toekomt , idem . Beschikking over den grond , b. 110. Betoog dat
de maatstaf van een vijfde der sawas geen voldoenden grond heeft , noch een
hoofdbezwaar uitmaakt , maar dat de gedurige verwisseling van gronden een
groot euvel is , b. 110. Bezwaar van den dessasgewijzen aanplant , b. 111 .
Toepassing daarvan door het gouvernement, b. 112-113 (noot). — Het onjuist
begrip omtrent een maximum van aanplant , b. 113–115. Oorzaak van het
verval van het stelsel , b. 116. Onvrije toestand der bevolking , b. 117.
Volkshuishouding der Javanen , b. 118. De standen in de dorpen , idem en
121 . Versnippering van den grond ,7 idem .. Schets van een javaansch
dorp, b . 122 . Bezwaren van den fabrikant om grond te bekomen voor ar
beiderswoningen , b. 122. Zwervende klasse , waartoe de ondernemers zich
moeten bepalen , om arbeiders te bekomen , b. 122. — De vrije arbeid , b. 123. -
>

Bezwaren daartegen uit hoofde van den toestand van het grondbezit ,
b. 123–124 . Voorbeelden uit Britsch - Indie , b. 124-125 . — De heerediensten ,
b. 125 .De ontheffing der bevolking van alle gedwongen diensten bij de
suikerkultuur , aanbevolen door de commissie van suikerenquête , b. 126.
Leemte in de aanhaling van het rapport dier commissie , b. 127—128. Be
rekening der te veel gevorderde heerediensten en het beletsel daardoor voor
den ondernemer , þ . 129 -132. Betoog , dat bij de suikerindustrie immer
INHOUD . VII

weinig of geen vrije arbeid heeft bestaan , b. 133--136. Vrije onderne


mingen , b . 136 – 138. Opbrengst daarvan , b. 139. Schets der werking
eener vrije onderneming , b. 139–143. Het voorschottenstelsel, b. 143.
Noodzakelijkheid van middelen tegen het misbruik daarvan en die eener
summiere rechtspleging , b. 144-147 .

III. MIDDELEN TOT VESTIGING EENER DUURZAAM BLOEIENDE


SUIKERINDUSTRIE OP JAVA.

Betoog dat zelfs onder het bestaande stelsel 7, behoudens opheffing der be
staande onzekerheid , beperking der onmatige eischen van de schatkist en een
ruim tijdperk , de industrie eene hooge vlucht zou kunnen nemen en den planter
zijn rechtmatig deel zou kunnen verzekerd worden , b. 148. De voorschriften
van het regeeringsreglement strijden echter met eene bestendiging van de
tegenwoordige inrichtingen , b. 148. Bezwaren tegen eene regeling bij de
wet met behoud van het bestaande stelsel en zonder groote inkrimping ,
b. 149. Het denkbeeld eener uitbesteding der expireerende contracten
overwogen , b. 150--153. De plannen van hervorming of overgang tot
vrijen aanplant , b. 154. De vrijwillige overeenkomsten , b. 155. Het
recht van opstal en het zakelijke recht op den grond , b. 156. De af
-

scheiding van kultuur en fabricatie , b. 157. De wetenschappelijke eischen


van de suikerkultuur , b. 158-159. De tegenwoordig weinig ontwikkelde
landbouw van den Javaan , b. 159. Noodzakelijkheid vooreerst nog van euro
peesche intelligentie bij de kultuur, een eigen terrein door grondbezit , en het
7

betoog der samarangsche kamer van koophandel en nijverheid daarover ,


b. 159-168. Onteigening van rietvelden , b. 168. Grond voor arbeiders
woningen en voor het uitgeven van sawas aan de rietplanters , b. 161–164. —
Vergelijking der resultaten van de werkkrachten in Indie en in Europa , b. 164
noot. Overdracht van rechten op den grond , zoolang individueel grondbezit
niet is bevestigd , b. 165 . Vrijheid ook tot huur van grond of opkoop van
grondstof, b. 170. Tijdvak van overgang , idem . Vergelijking met den
toestand in de Vorstenlanden , wat betreft de huurlanden , b. 171. Het
toekomstig aandeel van den staat , b. 172-173. De suikerhandel moet door
het gouvernement verlaten worden , b. 173. Maatregelen voorgesteld , b.
174 . Het waterrecht en de noodzakelijkheid de waterverdeeling te rege
len , b. 175.

BERAADSLAGING 193— 218 .

BIJ LAGEN .

1. Staat van de opbrengst der beetwortelsuiker , blz. 45.


II . Staat der productie op Java , b. 46 .
III. Aantooning der suikerkultuur in de fransche kolonien , b. 47.
IV. Overzicht der productie van onderscheidene landen , b. 48.
V. Staat van den invoer in Engeland , b. 48 .
VI. Overzicht der suikerkultuur op Cuba , b. 49.
VII. Aantooning der suikerveilingen van de nederlandsche handelmaat
schappij en der suikerprijzen in Engeland , b. 50.
VIII. Staat der algemeene suiker-consumtie , b. 51.
IX. Staat der vreemde suiker in Groot - Brittannie en Ierland ingevoerd ,
1845–1867 2, b. 52–53.
VIII INHOUD .

X. Staat van den invoer en de productie , de comsumtie , den uitvoer en den


voorraad van suiker in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika , b. 54.
XI. Staat van den uitvoer van suiker van Mauritius, b. 55.
XII. Bericht van den consul- generaal voor Australië over den suikerhandel
aldaar , b. 56.
XIII . Berekening der nadeelen van den verkoop der suikers in Nederland
instede van in Indië, b. 177 – 183.
XIV. Staat der rijstprijzen in 1865 , 1866 en 1867 , b. 184.
XV. Overzicht der productie van de suikerfabrieken op Java , gerangschikt
naar de uitgestrektheid der aanplantingen , b. 186–188.
XVI . Staat der particuliere teelt , b. 189.
XVII. Aantooning der particuliere suikerproductie , b. 190.
XVIII. Staat aantoonende de tijdstippen , waarop de suikercontracten ein
digen , b. 191–192.

ERRATA .

Bl. 72 regel 20 v, b. staat : een zevenjarig fixum , moet zijn : een fixum naar zeven
jaren berekend .
>>
>>
21 > driejarig , moet zijn : naar drie jaren .
> 102 noot >>
Okonomie , moet zijn : Oekonomie .
> 112 31 bereikt, moet zijn : verlicht.
> 119 26 >>
zij, moet zijn : hij .
> 123 >> 25 D >>
rengong , moet zijn : rongeng.
> 125 2 hived , moet zijn : hired.
» 129 > 14 arbeider , moet zijn : arbeid .
9

» 130 12 >>
schanderen , moet zijn : schranderen .
25 >>
colon partiaire , moet zijn : colons partiaires.
» 131 noot >> Sonior , moet zijn : Senior.
» 134 20 Bamtam , moet zijn : Bantam .
» 146 11 overscheering, moet zijn : overheersching .
» 156 noot 1866 , moet zijn : 1869.
> 159 1 > alle ondernemers , moet zijn : vele ondernemers.
» 160 noot ontbreken de verwijzing nº. 1 en 2 .
» 167 >> 2 v.o. >
grondrenten , moet zijn : grondrechten.
Littéraire
ericietit,
Gravenhage

DE SUIKERINDUSTRIE OP JAVA.

I. De suikerindustrie op Java beschouwd in verband


tot die van andere bezittingen of kolonien en tot
die van den beetwortel.

II. De werkelijke toestand van de suikerindustrie op


Ja va ; hare verhouding tot :
a. het gouvernement ;
6. den fabrikant ;
c. de inlandsche bevolking ;
omvattende de onderlinge betrekking van kapi
taal , arbeid en grond.

III. Middelen tot vestiging eener duurzaam bloeiende


suikerindustrie op Java.

Algemeene vergadering van 10 November 1868 .


Voorzitter : de heer J. VAN SWIETEN .

Tot toelichting van het eerste hoofdpunt:


De suikerindustrie op Java beschouwd in verband tot die van
andere bezittingen of kolonien en tot die van den beet
wortel.
wordt voorlezing gedaan van de volgende nota van den heer Millard.
1
2

Het onderwerp dat wij ons voorstellen te behandelen is omvangrijk ,


omdat het vele aanrakingspunten heeft met de belangrijkste koloniale
kwestien van den dag. Er is misschien geen tak van nijverheid , die
meer de aandacht van wetenschappelijke mannen heeft getrokken dan
de suikerindustrie in het algemeen. De schei- , werktuig- en landbouw
kunde hebben hare krachten vereenigd om de ontwikkeling dier in
dustrie te bevorderen , terwijl het veld der onderzoekingen voor ge
leerden zoowel als technici nog ruimte daartoe overlaat. De lange
reeks der namen van de verdienstelijke mannen en hunne werken , die
hunne studien wijden aan de suikerplanten en het product daaruit ver
kregen , is te bekend dan dat ik die zou behoeven op te sommen.
Bovendien het vraagstuk , dat wij trachten zullen op te helderen , is
hoofdzakelijk van industrieelen en economischen aard en geldt vooral
de suikerindustrie op Java.
Bij de toelichting der drie hoofdpunten heb ik mij voorgesteld te
trachten de volgende stellingen te verdedigen.

I. De suikerindustrie op Java kan aan alle mededinging in andere


kolonien en in Europa met goed gevolg het hoofd bieden.

II. In den tegenwoordigen toestand der suikerindustrie staan het


loon van het kapitaal en van den industrieel , het aandeel van den
landbouwer in de opbrengst van den grond en het aandeel van den
staat, in wanverhouding tot elkander .

III. De arbeid besteed aan de suikerrietteelt wordt over het geheel


bij eene redelijke productie voldoende , soms ruim belooud , maar den
inlandschen grondbezitter wordt zijn rechtmatig deel onthouden , in
strijd met zijn bezitrecht en zelfs in strijd met het oorspronkelijk grond
denkbeeld van den stichter van het kultuurstelsel .

IV. In den bestaanden toestand ontmoet, naar plaatselijke omstan


digheden , de vrije arbeid bij de suikerindustrie vele , vaak onoverkome
lijke bezwaren.

V. De vrije arbeid of de vrije suikerteelt bestaat noch kan bestaan


in den tegenwoordigen maatschappelijken toestand meer dan sporadisch
als het ware, geenszins als een maatschappelijk element bij het gemis
van individueel grondbezit.

VI. Aan de tegenwoordige ondernemers kan wel bij specialen maat


regel de tegemoetkoming worden verleend , waarop zij wel geen con
tractueel recht maar eene erkende billijke aanspraak hebben , doch eene
duurzaam bloeiende vrije suikerindustrie kan niet worden gevestigd
zonder het individueel grondbezit.

VII. De suikerindustrie op Java zal met vrij grondbezit of grond


3

eigendom , in overeenstemming met de bevolking verkregen of haar


van wege den staat toegekend aan het kapitaal de noodige waarbor
gen , den arbeid een behoorlijk loon , den grondbezitter een rechtmatig
aandeel in de grondrente en den staat als belastingheffer eene billijke
en geëvenredigde bate verschaffen kunnen.

De keuze van dit onderwerp voor onze beraadslagingen mag reeds


als een bewijs van belangstelling worden aangemerkt ; ik acht het echter
niet overtollig te onderzoeken of de suikerindustrie op Java werkelijk
die belangstelling verdient. Men heeft toch wel eens het denkbeeld ge
opperd , dat zij, aan haar natuurlijken loop overgelaten , onhoudbaar
zou zijn , dat zij zou moeten bezwijken voor de meer en meer veld
winnende beetwortelsuiker; zelfs gaf een der invloedrijkste nederlandsche
dagbladen niet lang geleden in overweging die industrie op Java te
verlaten voor een andere teelt.
Indedaad , indien zij slechts als eene woekerplant is te achten ,
als zij op den duur niet kan bijdragen tot de volkswelvaart, als de
kapitalen daaraan toevertrouwd kunstmatig aan rijker bronnen worden
onttrokken , dan zou met die overtuiging het vraagstuk ter nauwer.
nood onze aandacht verdienen en elke nieuwe regeling ijdel zijn.
Het eerste punt geeft ons aanleiding te onderzoeken welke levens
kracht in haar tegenwoordig stadium de suikerindustrie op Java
bezit , welke plaats zij bekleedt of innemen kan naast of boven dien
gelijken tak van nijverheid in Europa en in andere kolonien.
Laat ons vooreerst een blik werpen op de beetwortelsuikerfa
bricatie, de mededingster die voor Java de gevaarlijkste wordt
geacht.
De industrie van de beetwortelsuiker , door den beroemden Thiers
le jeune géant genoemd , voor welke de fransche taal zelfs een nieuwen
term : „ la sucrerie betteravière" heeft geijkt, heeft eene opmerkelijke
geschiedenis, maar de grens , die ik mij stellen moet , gedoogt niet
daarover uit te weiden . Na vele tegenkanting en beduidende verliezen
groeide zij allenskens in kracht aan en nam zoowel in Frankrijk als
in Duitschland eene hooge vlucht. Uit het continentaal stelsel voortge
vloeid , werd de beetwortelsuikerindustrie door Napoleon I krachtig
door premien aangemoedigd ; maar zij kwijnde na het herstel van den
europeeschen vrede , toen , als een gevolg daarvan , vreemde suikers
vooral uit de engelsche koloniën , op de fransche markten toegang
vonden .
Ofschoon ik mij moet onthouden van historische bijzonderheden , zij het
2

mij toch veroorloofd op een hoofdmoment te wijzen , die op de suiker


industrie in het algemeen grooten invloed heeft gehad.
De fransche koloniale suikerproducenten , verontrust over den grooten
toevoer van vreemde suikers in Frankrijk , hieven luide klachten aan en
drongen krachtig bij het gouvernement der restauratie op bescherming
aan , die dan ook door de invoering van een hoog recht op die vreemde
suikers verleend werd , waardoor natuurlijkerwijs de suikerprijzen
4

aanmerkelijk stegen , en waarvan ook de beetwortelsuikerindustrie voor


deel trok .
In 1825 werd daardoor weder een honderdtal beetwortelfabrieken in
het leven geroepen ; de ontwikkeling harer kracht strekte ook weldra
Duitschland tot spoorslag om zich aan die industrie te wijden , boven
dien daar zooals in Frankrijk aanvankelijk gesteund door vrijstelling
van belasting
Men mag het wagen de onderstelling te opperen dat zonder die be
scherming , door de koloniale producenten ingeroepen , het suikerpro
duct van het riet het terrein onbetwistbaar zou behouden hebben en
dat zij alzoo zelven het wapen hebben gekozen waarmede zij hunne
belangen hebben gekwetst.
In dat tweede tijdvak kwamen de schei- en werktuigkunde de beet
wortelindustrie krachtig te hulp. De staat der productien ' wijst aan ,
hoe zijn verkregen :
in Frankrijk van 4,380,000 kilos in 1829 tot 274,000,000
in 1866 ;
in Duitschland van circa 3 millioen kilos in 1828 tot ruim
200 millioen in 1867 ;
in Oostenrijk van ruim 11 millioen in 1839 tot 674 millioen
in 1867 ;
in Belgie van 3 millioen kilos in 1841 tot ruim 39 millioen
kilos in 1867.
De beetwortelsuiker voorziet in Frankrijk voor het grootste gedeelte
en in het Tolverbond en Oostenrijk geheel in de consumtie.
Aan den afval van den beetwortel dankt de landbouw een uitmun
tend veevoeder of eene krachtige meststof. Velen beweren , dat de on
dervinding leert, dat de teelt van andere gewassen daaronder niet
lijdt en dat integendeel ettelijke proeven bewijzen , dat ten gevolge
van het diep omwerken en het aanhoudend zuiveren van den bodem ,
waarop de beetwortel wordt geteeld , die voor opvolgende gewassen
van koren of dergelijken rijke vruchten afwerpt. Dit gevoelen is evenwel
niet algemeen. Sommigen noemen die teelt eene ramp voor het land ,
en ik herinner mij onder anderen , dat onze hoogleeraar Baumhauer op
een dur landbouwkundige congressen met kracht protesteerde tegen de
uitbreiding van dien tak van landbouw in Nederland .
Hoe dit zij, de schoonste uitvindingen werden op de fabricatie toe
gepast. Aan de teelt werd verdubbelde zorg gewijd en de etablisse
menten , door mij bezocht , getuigen hoe de wetenschap en de kunst
9

vereenigd , in staat zijn geweest eene plant , die ten tijde van Mark
graf, die het eerst hare suikerhoudende hoedanigheid aanwees , en
zelfs van Achard , aan wien zij hare eigenlijke opkomst in den
aanvang dezer eeuw te danken heeft, die vroeger slechts 1 pct. ,
hoogstens 2 pct. van haar gehalte opleverde , thans 6 tot 8 pct. te
doen afwerpen .

1 Bijlage 1.
5

Aan haar streven en haren vooruitgang heeft ook de koloniale sui.


kerindustrie veel te danken. En is het , dat de industrie op Java
slechts langzaam haar spoor volgt, hoofdzakelijk is dit daaraan te
wijten , dat haar de middelen daartoe worden onthouden. Een indus
trieel, die de vorderingen der suikerindustrie in Europa met die in
Indie vergelijkt, wordt ten volste overtuigd welk ruim veld van ver
betering voor de suikerindustrie op Java openstaat.
Niet minder is de kultuur op Java ten achter. Ofschoon de beet
wortel indedaad op zich zelf eene plant is , die den grond uitput ,
beweren hare voorstanders dat de wetenschap door bemesting en drainee
ring niet alleen het tegenwicht verschaft , maar zelfs den bodem verbetert.
De bouw van den beetwortel , het aanwenden van zijn afval voor
vee en veld zijn eene onophoudelijke studie der landbouwkundige
wetenschap.
Ook aan de handen , die gemeenlijk in den winter vergeefs arbeid zouden
zoeken , verschaft de beetwortelsuikerindustrie ruim werk en goed loon.
In Frankrijk alleen wordt gerekend dat 6 millioen gulden aan werk
loon onder veertig duizend arbeiders wordt uitgekeerd.
Op veertig millioen gulden wordt de waarde geraamd der fabrieken
in Frankrijk ; en hoe eene industrie , die in Frankrijk meer dan
vier millioen pikols , in het Duitsche Tolverbond ruim drie millioen
pikols op de markt brengt , eene hooge waarde voor alle takken van
handel , nijverheid en landbouw heeft, behoeft wel geene uitgebreide
bewijzen .
Het is dan ook niet meer alleen de koloniale , maar ook de beetwortel.
suiker , die de markten beheerscht en den toon aangeeft.
Machtig is dus de mededinging van deze laatste ; niet zonder gevaar
is zij voor de rietsuikerindustrie. Ook in Amerika is men bedacht op
de invoering dier industrie en de regeering bevordert daar al wat tot
hare vestiging kan strekken. Maar toch heeft zij den vooruitgang der
suikerindustrie in de kolonien niet kunnen doen terug gaan.
Indien , zegt een geacht deskundige en warm voorstander van de
beetwortelsuikerindustrie 1 , men een suikerrietstok en den wortel van
>

de beet door de eenvoudigste scheikundige middelen onderzoekt , bevindt


men dat het sap uit den eerste getrokken 18 tot 20 pct. suikerstof,
terwijl dat van den laatste slechts 10 tot 12 pct. bevat ; dat het sap
van de tropische plant als het ware slechts uit suiker en water te
zamen gesteld , slechts weinige deelen stikstofhoudende of minerale
stoffen , en daarentegen het beetwortelsap daarvan eene groote menigte ,
vooral soda en potasch , inhoudt. De albumjne en stikstofhoudende
bestanddeelen in het riet en den beetwortel staan in verhouding als 1
tot 3. Daarentegen heeft de beetwortel slechts een dun bekleedsel , ter
wijl de bast van het riet aan de extractie van de suiker groote
moeilijkheden veroorzaakt.
Maar in den geur en den smaak van die suikerhoudende planten is

1 B. Dureau , De la fabrication du sucre de betterave , pag. 42.


6

een eigendommelijk verschil . „ L'une est aussi supérieure à l'autre sous


ce rapport que l'ananas parfumé des Antilles est au-dessus de la pomme
à cidre de nos vergers de la Normandie. ”
Het gehalte van den beetwortel en dat van het suikerriet zijn door
een aantal geleerden sedert vele jaren nauwkeurig onderzocht. Ten
einde niet te zeer in bijzonderheden te treden , verwijs ik daaromtrent
naar de werken van Emhof, Herman , Chapsal , Pelouze , Péligot, Dupuy,
Dutrone , Casaseca en anderen. Het watergehalte van de beet wordt op
90 , dat van het suikerriet op 95 ten honderd gesteld.
Dat chemische en physische oorzaken en de gesteldheid des akkers
op het meerder of minder gehalte invloed hebben , behoeft geen
betoog.
Er zijn voorbeelden dat op Java het sap 12. Beaumé of bijna 22
pCt. teekent; maar ook dat de silesische beetwortel 16 pCt. suiker
bevat. Door nauwkeurige proefnemingen, die echter als groote uitzon
deringen moeten worden aangemerkt , is het gelukt beetwortels van
21 pct. suikergehalte te bouwen.
Door gebrekkige middelen is de persing van het riet nog onvol
komen ; de bewerking van het sap laat veel te wenschen over en de
vorming van onkristalliseerbare suiker is nog beduidend. Ook bij de
beetwortel -suikerfabricatie gaat nog steeds veel verloren. De siropen
van den beetwortel bevatten nog 50 pct. van haar gewicht aan kri
stalliseerbare suiker en de zoogenaamde pulpe , merg of afval is ins
gelijks daarmede bezwaard. Men is er nog niet in geslaagd meer
dan 80 , hoogstens 83 pct. van de vloeistof te bekomen , die de beet
wortel bevat.
Het suikerriet is op Java evenmin als elders altijd even rijk. Ver
schillende proeven in onderscheidene streken geven eene gemiddelde
hoeveelheid van 18 pct. bij den tegenwoordigen toestand van de kultuur
op Java , die echter voor groote verbeteringen vatbaar is.
De onderzoekingen van Corenwinder leeren hoe uiteenloopend de
rendementen van den beetwortel zijn. De zwarte gronden van Zuid
Rusland leveren 8 of 9 pct. suiker. In Duitschland is het gehalte
doorgaans niet veel minder. Maar er zijn ook mangelwortels , die slechts
2 of 3 pct. afwerpen .
In Frankrijk en Duitschland wisselt de productie af tusschen 6 , en
8 pct.; in Nederland daalt zij zelden daar beneden. In een gewoon
jaar rekent men in Frankrijk op 51 à 6 pCt. ; doch in de tegenwoordige
campagne rekent men ten gevolge van ongunstige weersgesteldheid op
hoogstens 5 pct.
De beetwortel is zeer vatbaar voor vocht en licht aan verzuring
onderhevig. Het bewaren daarvan , nadat de wortels van het veld zijn
genomen , doet ze in gehalte achteruitgaan. Maar ook het suikerriet
eischt eene spoedige bewerking na gesneden te zijn , omdat de verzuring
>

snel intreedt en daardoor onkristalliseerbare suiker ontstaat.


Vergeefs is men op middelen bedacht geweest om de beschadiging
van den beetwortel te voorkomen. Op Java ondervindt men dikwerf
7

de nadeelen van het te lang opstapelen van het suikerriet , wat echter
hoofdzakelijk door afgebroken arbeid wordt veroorzaakt.
De uitpersing van den beetwortel kan met de thans verbeterde mid
delen geacht worden 75 of 80 pct. te bedragen. Naar mate van het
vermogen van de molens op Java kan gerekend worden op 65 tot 75
pCt. , wellicht gemiddeld op 70 pct. In dat opzicht heeft Java op vele
andere kolonien veel vooruit , waar nog slechts 55 à 60 pct. wordt
verkregen . Hering , de schrijver van de suikerkultuur in Suriname ,
noemt 55 pct. een bijzonder schoon resultaat; terwijl 45 pct. daar het
gewoon rendement is. Dupuy verkreeg bij 35 proeven als maximum
684 pct. , en als minimum 54 pCt., gemiddeld 594 pCt.
Niettemin is ook in dit opzicht in andere kolonien , die verbeterde
toestellen hebben ingevoerd , veel vooruitgang. O. a . op Mauritius wordt
evenals op Java 70 pct. sap erlangd.
In absoluten zin zouden wij, het gehalte van den beetwortel op 10
pCt. , dat der rietsuiker op 24 pct. stellende , daaruit reeds tot de
overmacht van de laatste besluiten , maar de werkelijkheid verschilt
>

veel daarvan. Uit de opgaven , voorkomende in de Javasche cou


ranten omtrent de opbrengsten van het riet , indien althans genoeg.
zaam vertrouwen in die staten gesteld kon worden , blijkt, dat
het gemiddelde gehalte is geweest 840 Beaumé ; de hoeveelheid sap
24,769 Ned. kannen per bouw ; de productie 45 pikols per bouw ; het
absoluut gewicht der suiker in het sap 64 pct. , met 2151 bossen riet
>

per bouw .
Deze getallen kunnen tot belangrijke opmerkingen aanleiding geven ' .
De statistiek der suikerfabricatie in Frankrijk laat nog veel te wen
schen over. Men verkeert in het duister over de hoeveelheid der beet
wortelen , die geteeld zijn , of van het sap dat verkregen is en het
gemiddelde gehalte van het geheel. Wij weten alleen dat in het
afgeloopen jaar 274 millioen kilos , bijna 4,400,000 pikols suiker, zijn
>

geproducerd.
De opbrengst van den beetwortel is , evenals die van het suikerriet ,
afhankelijk van de geaardheid des bodems en vooral van zijne bewerking.
Het gestadig planten van den beetwortel op denzelfden grond heeft
reeds zijn nadeeligen invloed doen gevoelen en kostbare meststoffen
zijn onmisbaar geworden ; want de plant onttrekt verbazend vele
minerale stoffen aan den grond , zoodat berekend wordt dat voor de
100,000 hectares , in Frankrijk met beetwortel beplant , 10 millioen
kilos minerale stoffen weder aan den bodem moeten teruggegeven worden
en de bemesting noodig is , ook waar de toevlucht tot den wisselbouw
wordt genomen. Waar vroeger een hectare (1 Nederl. bunder = 14 bouw)

1 Deze staten zijn gedurende eenige jaren gestaakt , doch in 1866 weder
verschenen . Het is te Dejan eren dat zij niet met meerdere nauwkeurigheid
en geregeld worden opgemaakt en gepubliceerd ; zij zouden toch de stof kunnen
leveren voor vele nuttige gevolgtrekkingen en aanwijzingen .
8

50 à 60 mille beten opbracht , kan thans op niet meer dan 30 à 40


nuille gerekend worden. In verscheidene frausche arrondissementen is
de beetworteloogst gedaald tot 20 à 25 mille per bunder.
De beetwortel heeft bovendien te kampen met talrijke schadelijke
gedierten , die daarop azen , en op wier uitroeiing totdusver ver
geefs de aandacht der deskundigen is gevestigd. In het onttrekken
van vele bestanddeelen aan den grond ligt vooral de verklaring van
vele ziekelijke bestanddeelen van den bodem .
Gemiddeld rekenende in Frankrijk op 35,000 kilos met een rende
ment van 6 pct., suiker per hectare (bunder), erlangt men eene ge
middelde productie van 2100 kilos per bunder = 234 pikol per bouw .
Ook het suikerriet oefent een gelijken invloed uit op den bodem.
Chemische onderzoekingen leeren dat 1000 pond riet 3 pond en 1000
pond bladeren 20 à 30 pond minerale stoffen opleveren ; zoodat , een
bouw riet gemiddeld op 40,000 pond riet en 16,000 pond versche
bladeren rekenende , de 40,000 bouws op Java , met suikerriet beplant ,
ongeveer den grond van 24 millioen pond minerale stoffen berooven ,
die door de tegenwoordige economische gesteldheid verloren gaan .
Duitschland levert ons uitvoerige berichten over de beetwortelkultuur
en fabricatie , waaraan ik het volgende ontleen.
In 1863--64 waren in het Tolverbond 300,000 morgen ( 75,000
bunders = 107,000 bouws) en in 1864–65 325,000 morgen (81,000
bunders = 115,700 bouws) met beetwortelen beplant. 1
Volgens officieele opgaven waren in 1865—66 verkregen 43,452,113
centenaars = circa 36,760.000 pikols beetwortelen , die opgeleverd hebben
3,698,825 centenaars of 2,959,000 pikols suiker , ? derhalve ruim
8 pct. van het gewicht der beetwortelen of 11,4 centenaars per
morgen = bijna 26 pikol per bouw. 3
In zeer gunstige jaren rijst de productie tot 84 pCt. gewoon suiker
(no. 12 à 14) ; maar raffinade levert slechts 7 pCt. uit.
Er waren 253 (in 1850 slechts 184) fabrieken in werking, gemiddeld
circa 10,000 pikols elk leverende.
Men berekent de gemiddelde verwerking per fabriek :
in Wurtemberg op 208,000 centenaars beetwortelen
» Brunswijk 173,000 »

Pruissen 1 150,000 92 »

» Thuringen 19 123,000
92 Beijeren 17 70,500 92 32

De grootste suikerfabriek is te Wäghausel (tusschen Mannheim en


Carlsruhe ), die zelden minder dan 1 millioen centenaars jaars verwerkt.
In Oostenrijk waren in 1864–65 beplant 69,869 joch + = 41,120
bunders = 58,740 bouws , die gemiddeld aan beetwortelen opbrachten
1 Jahres - Bericht über die Untersuchungen und Fortschritte auf dem Gesammt
gebiete der Zuckerfabrication , von Dr. G. Scheibler und Dr. R. Stammer.
2 10 Centenaars = 8 pikols.
31 Morgen = ; bunder , en 1 bouw = 0.7 bunder.
4 1 Joch = 0.59 bunder.
9 .

28,450 kilos per bunder , of, berekend tegen de gemiddelde opbrengst


van 7 pCt. aan suiker , in het geheel 1,640,000 centenaars suiker =
1,312,000 pikols, – derhalve 19914 kilo per bunder of 22; pikol per
bouw ; – over 144 fabrieken gemiddeld elk 9100 pikols.
De statistische opgaven van Rusland zijn zeer onzeker , vermits de
regeering voor de heffing van den accijns slechts aanneemt een rende
ment van 3 pct., terwijl alle bevoegde beoordeelaars dat niet minder
stellen dan 6 pct.; zelfs over 1864 geeft het officieele blad
8,16 pct. aan , in het geheel 3,372,000 pud = 55,200,000 kilos ,
= 883,200 pikols , door 283 fabrieken voortgebracht. In waarheid echter
wordt de productie op het dubbele gesteld ; terwijl de oppervlakte van
den bebouwden grond niet juist bekend is. !
Uit deze opgaven , met nauwkeurigheid uit officieele bronnen ge
trokken , blijkt alzoo , dat de voortbrengende kracht van Java's suiker
tuinen met meer dan het dubbele , vaak met het drie- en viervoudige
die der beetwortelgronden de voornaamste suikerproduceerende
landen van Europa overtreft.
Wanneer ook de beetwortelsuikerkultuur eene totdusver onbereikte
verhouding aanneemt , zal de uitersle grens wel zijn 45 pikols per bouw
(4000 kilos per bunder).
De beetwortelsuiker kan ook in een ander opzicht met de koloniale
suiker , vooral de javasche , niet wedijveren. Zij heeft voor den fijnen
proever een eigenaardigen, min aangenamen smaak en iets krachteloos
en ofschoon de opmerking van den beroemden Chapsal juist is , dat
wanneer de beetwortelsuiker door raffineering tot zuiverheid is gebracht ,
het verschil met rietsuiker bezwaarlijk is te herkennen , kan ook niet
de bewering van den scheikundige , den hoogleeraar Girardin ontkend
worden , dat de ruwe rietsuiker een zoeter , honigachtigen smaak , de
beetwortelsuiker een min of meer scherpen nasmaak of een alkalischen
of een zuren smaak heeft en het honigachtige geheel en al mist. De
raffinadeur, althans hier te lande , geeft aan de laatste niet de voorkeur.
Men beweert dat zij in de bewerking ongeveer 12 pct. met de riet
suiker verliest. Aan den anderen kant lokt zij den kooper , daar zij ,
specifiek lichter zijnde, in een gegeven gewicht grooter volume dan de
rietsuiker toont.
Ook is opgemerkt , dat bij eenige fermentatie der suikers , die van
het riet een reuk van rhum en die van den beetwortel van bedorven
bloed ontwikkelt.
Nadat het nederlandsch gouvernement het euvel van geringere soorten
suiker ondervonden en door de contracten tot groote verbeteringen
aangemoedigd hud, heeft de Java-suiker in hoedanigheid alle overige
suikers overtroffen , hetgeen volmondig ook door deskundigen in Enge"
land is erkend bij gelegenheid der enquête over de suikerrechten door
het parlement in 1859 ingesteld , 2 en het schijnt daarom niet onbe

i Zie Bijlage 1.
2 Report on sugarduties.
10

langrijk hier te laten volgen eene opgaaf der gewone nommers der

regeling
tractaat
suikers van verschillende kolonien.

Opgave
suiker
chure
Rueb
zijne
over
heer
bro
Standaard .

het
der
den
van
tot
,in
J.
Manilla Nº. 4 à 9
Bengalen en Benares . 4-16
de blanke No, zeer slap suiker.
Brazilie , bruin . .
02 5-10
wit 12-13
gemiddeld .
" 12-17
Cuba . 5-22
gemiddeld 99 13
Mauritius 8--14

다은

belasting
gemiddeld 11
Martinique en Guadeloupe 17 10-11
Niet eens ge
Engelsch West Indie zeer

.
kleide , geheel onderscheiden , dooréén 10-12
ruwe suiker.
Louisiana, zoover bekend " 8-12

De Java -suikers, door de Nederlandsche handelmaatschappij in veiling


gebracht , bereiken de No. 15 tot 20. Gemeenlijk is Nº. 13 , hoogstens
0

No. 14 het gemiddelde der suikers , uit den beetwortel getrokken.


Evenwel oefent thans de zoogenaamde internationale suikerconventie ,
waarvan later met enkele woorden gewaagd zal worden , op die hoe
danigheid een noodlottigen invloed en dreigt den goeden naam der
Java-suikers te ondermijnen.
Laat ons thans een vluchtig overzicht geven der suikerproductie in
andere kolonien .
Cuba speelt daarbij zeker de grootste rol. Van 1826 tot 1830
voerde dit eiland slechts 81 millioen kilos it , in 1854 reeds 552
millioen kilos en thans wordt de productie geschat op bijna 10 mil.
lioen pikols .
Op Guadeloupe en Martinique zijn enkele fabrikanten er in geslaagd
door meer volkomen toestellen en betere werkwijze de dubbele hoeveel
heid suiker van vroeger uit het riet te bekomen , namelijk 10 pct. in
plaats van 5 pct. Spoorwegen worden aangelegd om het vervoer te
bevorderen en het uitzicht is geopend , dat weldra de fabrieken suikers
zullen leveren , die dadelijk in consumtie kunnen komen zonder het
raffineeren te behoeven . Thans reeds overtreft een groot gedeelte der
suikers van Réunion , bekend als sucre d'usine , alle overige soorten
der fransche kolonien en er zijn etablissementen die jaarlijks 1 à 2
millioen kilos afleveren.
In 1863 wees de schrijver , Jules Deval , in zijn werk „ Les colonies
et la politique coloniale de la France ” op den achterlijken toestand
der suikerfabrikatie in de fransche Antilles , zoowel door onvolmaakte
bereidingsmiddelen als door verwaarloosde kultuur. Die waarschuwing
vond ingang en thans zou reeds op de heilrijke resultaten daarvan
kunnen worden gewezen , indien de kolonie geen groot gebrek aan
7
11

werkvolk ondervond waarvan het aanwerven uit Britsch-Indie uiterst


moeilijk wordt gemaakt en wellicht geheel zal ophouden ' .
Het zijn de usines centrales op groote schaal aangelegd , waarvan
men belangrijke uitkomsten verwacht. Zij hebben tot doel het riet
van onderscheidene plantages te verwerken , de planters zouden 5 pct.
van de opbrengst in suiker genieten en de ondernemingen zijn op
gericht met aandeelen , die reeds beduidende premien behalen .
Niettemin zoo er vooruitgang in den fabriekmatigen arbeid is , de
landbouw is zeer ten achter en het gebrek aan arbeiders doet vreezen
dat de laatste geen gelijken tred met de eerste zal kunnen houden .
Nog veel zal gedaan moeten worden om de productie op eene hoogte
te brengen die van Java nabijkomende, want het gemiddelde der resul
taten totdusver is onbeduidend . 2
De oplossing van een groot sociaal vraagstuk : de arbeid zonder
slaven , is totdusver noch in de fransche, noch in de engelsche kolo
nien geheel bereikt.
De suikerkultuur op Jamaica is na vele vergeefsche pogingen onder
de gevolgen der emancipatie bezweken. In het algemeen wordt de
suikerindustrie in de engelsche kolonien gedrukt door de wetgeving
in het moederland , die ter bescherming der talrijke raffinadeurs de
voortbrenging van schoone, witte suikers tegenhoudt en derhalve de
toepassing van wat de wetenschap leert , nutteloos maakt , zoodat vaak
sommige dier suikers daar zoo inferieur zijn dat eene commissie van
deskundigen die verklaarde ongeschikt voor menschelijk gebruik . De
les , éénmaal door mannen als Péligot , Dupuy enz. gegeven , hoe witter
en zuiverder hoe meer suiker verkregen wordt , is daardoor geheel
verwaarloosd.

Het getal immigranten koelies ingevoerd van 1843–1867 is geweest :


in de engelsche West-Indie ... 202, 143 gemiddeld 8,086 ’s jaars
Mauritius 340,070
.
13,613 >
waarvan zijn teruggekeerd 89,071 . Parlia
gemiddeld voor beide . . 21,648 's jaars. mentary
Er zijn slechts kunnen verkregen worden voor West-Indie return 21
in 1866 7,176. gemiddeld April 1868
1867 9,528 8,352 no. 208 .
Mauritius in 1866 5,647 | gemiddeld
1867 483 3,065
Het Britsch - indisch gouvernement schijnt de emigratie niet aan te moedigen ,
althans niet naar vreemde koloniën , maar de stroom daarvan zooveel mogelijk
te leiden naar de theedistricten van Assam , Cachar, etc.
Gedurende den stilstand van den invoer van koelies naar de britsche kolonien
vermeerderde het getal naar de fransche kolonien , doch beliep slechts
2477 naar La Réunion Statement exhibiting the
3889 > Guadeloupe moral and material progress
2595 La Martinique and condition of India 1866
1239 La Cayenne - 1867 .
doch neemt nu weder zeer af.
? Zie Bijlage II en III.
12

Alleen Barbados door eene dichte bevolking op een beperkt grond


gebied , ten gevolge waarvan groot aanbod van arbeid is , het kleine
Mauritius door een wel overlegd plan van immigratie , gesteund door
overvloedig kapitaal , hebben de moeilijkheden weten te overwinnen
en in het bijzonder vindt laatstgenoemd eiland een groot débouché naar
Bombay en Perzie , maar vooral naar Australie. 1
De overige engelsche kolonien , belemmerd door de wetgeving ,
hebben geen anderen uitweg voor hare suikers dan naar Engeland en
wij kunnen hare productie het best nagaan uit de aanvoeren in dat rijk.
Eenige statistieke opgaven , zoover zij onder mijn bereik kwamen ,
worden achter het verslag gevoegd en zullen een denkbeeld geven der
productien in de voornaamste vreemde kolonien. 2
Uit het vorenstaande kan de gevolgtrekking worden gemaakt, dat
ook de mededinging van vreende kolonien ten opzichte van het produc
tief vermogen op zich zelf niet te vreezen is , eene overtuiging , die
-

te sterker wordt , wanneer men zonder overdrijving berekent, hoe onder


gunstige voorwaarden met eene zorgvuldige aanplaut en verbeterde
middelen van fabricatie het suikervoortbrengend vermogen van Java
voor groote ontwikkeling vatbaar is.
Verschillende proefnemingen op Java hebben de volgende resultaten
gegeven per bouw :
1800 tot 2400 bossen riet ,
28000 tot 41000 Ned. kannen sap ,
35000 tot 55000 Ned. ponden riet ,
10 tot 12. Beaumé , gelijkstaande met ruim 19 en 234 pct. suiker van
het gewicht aan riet ,
70 tot 74 pct. sap van het riet.
Onder vrij gunstige omstandigheden : goede kultuur , die het gehalte
doet stijgen en goede fabricatie, met voldoende uitpersing en zuivering
van het sap , zal het ver van overschatting zijn te mogen rekenen op : :

100 Beaumé gehalte ,


2200 bossen riet ,
3
45000 Ned. ponden riet ,
75 pct. sap of 33,750 Ned. kannen.
TUO pct. zuiver suiker.
Het gehalte van 100 Beaumé stelt voor 19,186
De beetwortel bevat hoogstens 10 pct. , waarvan bij een middel
matigen oogst toch 5į pCt. en bij een gunstigen 8 pCt. wordt verkregen.
Het suikerriet kan inhouden 18 à 24 pCt. , zoodat eene extractie
van 19 pct. wel als matig zal kunnen beschouwd worden .
Het is hier de plaats niet de strijd der geleerden te beoordeelen ,
of al dan niet in het versche rietsap zich oorspronkelijk onkristalli
seerbare suiker bevindt. Zooveel is zeker , dat bij de beste bereiding
1 Zie bijlage IV en V.
2 >> >
XI. Op Mauritius wordt bij eerste beplantingen soms 120 pikols
per bouw verkregen , gemiddeld kon 40 pikols per bouw worden gesteld .
3 Er is hiervoren reeds melding gemaakt van 45 à 70,000 kilos per hectare
= 31,500 à 49,000 per bouw.
13

wijze zoodanige suiker en vreemde stoffen worden gevonden. Door


gebrek aan defecatie en filtratie is dat thans vrij aanmerkelijk op Java.
Een opzettelijk onderzoek heeft ' of $ of 2 pct. à 24 pct. van het
suikergehalte daarin ontdekt.
Wanneer dus bij eene voldoende werkwijze 4 à 5 pct. daarvoor in
rekening gebracht en alzoo de eigenlijke suikerstof gereduceerd wordt
tot 15 pct. , in stede van 19 % pct. , dan is het meer dan waarschijnlijk
dat overal zoodanig resultaat kan worden bekomen.
Men komt dan tot de volgende resultaten :
33,750 Ned. kannen X 15 pct. = 5062 Ned. pond of bijna 82 pikols
zuiver witte suikers per bouw , berekend over de $ 40,000 bouws
suikerrietaanplant op Java eene productie van 3,280,000 pikols
dewijl in de laatste vijf jaren gemiddeld
verkregen is . 1,710,000 12

zou de oogst met . 1,570,000


kunnen vermeerderen , voorstellende eene verhoogde waarde van minstens
drie en twintig en een half millioen gulden.
Dat die toeneming geenszins hersenschimmig is , bewijst de oogst van
vele suikerproduceerende landen . Ook de verdienstelijke Reynoso i ver
zekert , dat zoodra de rietakkers naar eisch behandeld worden , de
gemiddelde opbrengst van een caballeria (= 20 bouws) bedragen zal
op zijn minst honderd duizend Ned . ponden (82 pikols per bouw) , doch
hoogst waarschijnlijk nog veel meer , en dat er een tijd komen zal , die
gelukkig , naar hij meent , niet ver meer af is , dat zoodanige opper
vlakte genoeg riet zal voortbrengen om daaruit een totaal gewicht van
200,000 à 250,000 Ned. ponden suiker te trekken ( 153 à 200 pikols
2
per bouw). ?
Het is niet noodig zich op Cuba en andere kolonien te beroepen ,
om het vooruitzicht of de mogelijkheid van anderhalf millioen pikols
grootere productie op Java aan te wijzen , want een treffend voorbeeld
tot staving dier berekening kan op Java zelf worden aangevoerd uit
de productie van Kedawoeng , waar erlangd werd van 202} bouw :
>

449,790 bossen riet van 0,464 pikols elk gemiddeld 2227 bossen riet
per bouw of 64,046 Ned. pd. per bouw ; waarvan verkregen werden :
7,970,400 liters sap van 9.83" B. of 39,408 liters per bouw of circa
61 pct. sap ; 19,286.63 pikols suiker of 95.24 pikole per bouw of 15
pCt. suiker (juist overeenkomstig mijne berekening).
De uitpersing (à 61 pct.) schijnt te wenschen te hebben overgelaten ;
want ware die tot 75 pct. gebracht, dan had de productie gestegen
tot 116 pikols per bouw . Het spreekt van zelf, dat uitmuntende aan
plantingen en even goed fabricaat de conditio sine qua non zijn. 33
1 Reynoso , Verhand . over de cultuur van suikerriet.
? Bijlage VI bevat eene opgaaf van den toestand der suikerindustrie op Cuba
door R. de la Sagra , den verdienstelijken staathuishoudkundigen schrijver van
verscheiden werken over dat eiland , hem door een lang verblijf grondig bekend.
3 In 1864 heeft de eigenaar van Kedawoeng de volgende resultaten mede.
gedeeld van 1174 bouws :
14

De gelegenheid komt mij geschikt voor de blaam te wederleggen


indirect op de suikerfabrikanten op Java geworpen door de berekening
van den schrijver van het artikel suiker in het „ Aardrijkskundig en
statistisch woordenboek van Nederl. Indie ,” waarin hij tot de slotsom
komt dat de productie van een 78 tal fabrieken bedragende 1,371,643
pikols van 32,658 bouws of 42 pikols per bouw bij een gemiddelde
gehalte van het sap van 8,530 Beaumé een verlies zou aanwijzen van
765,237 of 23,43 pikols per bouw en slechts 64 pct. zou zijn voort
gebracht.
Afgescheiden van de bedenking , dat op de cijfers door den schrijver
geraadpleegd , hoegenaamd geen vertrouwen is te stellen , is zijne ge
volgtrekking onjuist, vooreerst omdat de vochtweger van Beaumé in
het suikersap het gehalte van de kristalliseerbare suiker niet kan aan
geven , daar het sap vermengd is met vreemde bestanddeelen : zouten ,
proteïne stoffen enz. die op de dichtheid invloed uitoefenen en de meeste
suikervloeistoffen geene zuivere suikeroplossingen bevatten , zoodat om
mij tot een voorbeeld te bepalen 6 of 80 B. meerder suikerdeelen kan
bevatten dan een hooger graad. De areometer van Beaumé kan slechts
dienstig zijn tot controle van het concentratiepunt dat verlangd wordt ! .
Het is vooral door het polarisatietoestel, gegrond op eene optische werking
der lichtstralen op de vloeistoffen door den beroemden Biot verkondigd en
toegepast op de suikeroplossingen , dat eene volmaakter kennis van het
suikergehalte wordt verkregen.
Het is zeker een belangrijk voordeel voor het suikerrietsap dat het
aanmerkelijk minder zouten , die onkristalliseerbare suiker vormen , be
vat dan dat van den beetwortel, 2
maar toch dient daarmede niet alleen

ruim 108 pikols bruto suiker , waarvan


>>
81 afgeleverd f no. 20 en no. 13
terwijl 20 bouws van één veld , natuurlijk bij uitzondering zelfs meer dan 2000
pikols afwerpen .
Deze resultaten wijzen het volgende aan : voor bouws met inbegrip van wegen
en sloten
gemiddeld . 81 pikols
bij uitzondering . 100 .

voor gouvernements bouws zonder wegen en sloten :


gemiddeld . . 87 pikols
. .

bij uitzondering . 108 .

De heer Rost van Tonningen , die veel studie aan de javasche suikerindustrie heeft
gewijd en tot een oordeel in alle opzichten bevoegd is , verklaart ergens dat
bij volmaakte toepassing van de middelen tot verbetering eene productie op
Java van 100 pikols per bouw volstrekt geene overspannen verwachting is.
1 Volledige kennis omtrent dit onderwerp is te putten uit de « Practische
handleiding tot het onderzoek van alle suikerhoudende stoffen door G. Lotman . »
? Die bestanddeelen werken ongelijkmatig naar mate van hunnen aard
magnesia weinig of niet 1 deel kalie vormt 7 deelen en 1 deel natrium 11
deelen onkristalleerbaar beetwortelsuiker. Ook is de verhouding tusschen zouten
en proteïne stoffen niet constant ; in de praktijk wordt aangenomen dat 1 deel
zout 5 deelen suiker tot niet-suiker (nicht -sucker) onkristalleerbaar omzetten ,
in het suikerriet wordt slechts 0,17 pct. zouten gesteld en volgens Peligot
15

rekening te worden gehouden maar ook met het onvermijdelijk verlies


bij uitdamping, bij overkoking der stroopen , wanneer in de praktijk tot
een geheel ander resultaat wordt gekomen en , dezelfde cijfers als de
bedoelde schrijver bezigende , uit de gegeven hoeveelheid sap verkregen
zou kunnen worden 1,445,553 pikols of 44,26 pikols per bouw , slechts >

een verlies aanduidende van 73,910 of per bouw 2,26 pikols of circa
5 pct. van de kristalliseerbare suiker. Wanneer men nu in aanmerking
neemt dat de beetwortelfabrikanten gemeenlijk hoogstens 72 pct. ver
krijgen , dan zouden , 200 de cijfers vertrouwen konden inboezemen ,
>

de javasche industrieelen allezins lof inoogsten over hunnen arbeid . '


Zijn er al die den fabrikanten op Java verwijten niet op de hoogte
van hun vak te zijn , meerder gewicht dient gehecht te worden aan de
verklaring van een reeds door mij genoemden deskundige , die , weten >

schappelijk gevormd, zich geruimen tijd heeft beijverd , de suikerindustrie


op Java gade te slaan en de getuigenis heeft afgelegd , dat de onder
nemers op Java volkomen op de hoogte zijn , maar dat zij, beperkt
in de middelen door gemis aan duurzaamheid hunner ondernemingen
en hooge levering aan het gouvernement, gevoegd bij maatschappelijke
toestanden , in de onmogelijkheid verkeeren de resultaten der weten
schap geheel toe te passen.
Met een enkel woord heb ik gewaagd van de stoffen die aan den
bodem door het suikerriet worden onttrokken en welke door de econo
nomische gesteldheid van het grondbezit worden belet daaraan terug
te geven .
Ik wijs daarop hoofdzakelijk om het groote voorrecht te doen uitko

slechts 0,023 organische stoffen , in beetwortelsap 3 en meer pCt. Zie hierover


Dr. W hoff, der Practische Rubenzuckerfabricaat ; Dr. Otto , Lehrbuch der land
wirthschaftlichen Gewerbe ; Dr. F. Knapp, Chemische Technologie.
1 Voor hen , die deze uitkomst wenschen na te gaan , laat ik hier mijne be
rekening volgen naar de gegevens van het Aardrijkskundig woordenboek :
808,924,626 liters van 8.53 Beaumé.
8.53 Be. = 106 specifiek gewicht
waarvan 161 pCt, suiker
= 172,25 grammen , waarvan moet worden afgetrokken :
35.00 voor proteïne stoffen en zouten , volgens gemiddelde proeven ,
137,25
9,61 of 7 pct. verlies bij verdamping
127,64
Hiervan wordt verkregen de helft bij 1 jet .
63,82
daarvan de helft bij. 2 > . 31,92
idem . 3 > . .
= 15,95
111,68 grammes.
Zijnde de volgende stroopen niet meer verwerkbaar
808,924,626 X 111,68 grammes per 1000 liters = 90,340,702 kilos
werkelijk aanwezig = 1,445,533 pic. of 44,26 per bouw
verkregen 1,371,643 ) 42 >>

verlies 73,910 pic. of 2,26 per bouw,


16

men , dat Java heeft hij de verwisseling van gronden , zonder het nut
en de noodzakelijkheid van bemesting in twijfel te trekken , maar het
geroelen koesterende dat niet alleen op chemische maar ook op phy
sische werkingen bij de kultuur moet worden gelet. Overtuigd van
het nut van den wisselbouw en te rade gaande met de ondervinding ,
schijnt mij dat voorrecht onschatbaar.
Niettemin is het vraagstuk niet bij allen uitgemaakt. Wij lezen toch
in de stukken gewisseld over de ontwerp -kultuurwet: ' dat de Raad van
State van oordeel was dat het niet onmogelijk zou zijn , de contractanten
over te halen tot eene schikking waardoor hun zou worden afgestaan
eene uitgestrektheid van 600 bouws , van de meening uitgaande dat
verwisseling onnoodig zou zijn. De regeering achtte het denkbeeld niet
aannemelijk , „ omdat daarmede werd bedoeld eene geheel andere wijze
van cultuur dan tot dusver is in acht genomen ; de wisselbouw wordt
door aanhouding van stoelen of door jaarlijksche aanplant op hetzelfde
veld vervangen ; een vooreerst niet te verwezenlijken denkbeeld al wil
men aannemen dat het in de toekomst voor toepassing vatbaar zal
worden , wanneer men zal geleerd hebben aan den bodem de zelfstandig
heden terug te geven, welke daaraan door het riet worden onttrokken.
Volgens de Commissie van onderzoek kent men van het zonder verwis
seling planten van suikerriet op denzelfden grond , geene andere resultaten
dan mindere opbrengst in vergelijk met de uitkomsten van het stelsel
van verwisseling , verkregen op goed ingerigte en goed werkende fa
brieken. Of andere mest andere resultaten zou geven , is op Java nog
niet proefondervindelijk bewezen."
Zoolang het bestaande stelsel wordt gehandhaafd , en zoolang meeren
>

deels tot die verwisseling ruime gelegenheid bestaat, zou het vraagstuk
misschien van minder dadelijk belang zijn , maar zoodra er sprake is
van privaatondernemingen op eigen grond of zelfs op dien van den
javaanschen landbouwer , die geene gelegenheid tot verwisseling aan
biedt , wordt de kwestie van uitstekend gewicht , ook uit een geldelijk
oogpunt, omdat de uitleg van kapitaal daardoor wordt bepaald.
De oplossing dan van deze kwestie verdient mijns bedupkens zeer
de overweging en ik onderwerp daarom volgaarne mijne zienswijze aan
het oordeel van deskundigen .
Inmiddels heeft het voorrecht, waarop ik wees , ook de aandacht in
het buitenland getrokken , bij gelegenheid eener vergelijking tusschen
de opbrengst op Java en die op la Reunion ? , welke ten voordeele van eerst
genoemd eiland wordt toegeschreven aan het systeem der verwisseling
van de gronden die na den oogst worden afgebrand , ( flambées) waar
door schadelijke insecten en vooral de riethoren (Borer saccharellus)
worden geweerd , zoodat den planters van la Reunion wordt aanbe
volen , om slechts een vierde hunner velden jaarlijks te beteelen met
suikerriet en het overige minstens twee jaren rust te gunnen.

1 Memorie van beantwoording , § 12 .


2 Revue maritime et coloniale 1863.
17

De commissie van onderzoek , die ik zooeven noemde , stelde aan


de verschillende autoriteiten de vraag : of het wenschelijk ware dat
stelsel van verwisseling te vervangen door het toevoegen van vaste
velden .
Hoezeer niet geheel met de bedoeling dier commissie strookende ,
werd die vraag door velen opgevat in den zin van onafgebroken teelt
op denzelfden grond. In het algemeen zijn daartegen vele bezwaren
ingebracht. De genomen proeven waren volgens hunne berichten beneden
het middelmatige gebleven ; hoogstens zou de gemiddelde productie op
20 pikols per bouw kunnen geschat worden ; het aanhouden van meerder
rietgewas op dezelfde velden zou meer arbeid en kosten dan het aan
leggen van nieuwe tuinen eischen ; genoegzame meststoffen zouden
moeilijk te verkrijgen , eene algemeene uitputting der gronden zou te
vreezen zijn , en de inlandsche hoofden verklaarden zich in het algemeen
?

tegen het denkbeeld.


Hiertegen zou niet zonder grond kunnen worden aangevoerd , dat
gemis van landbouwkennis en gebrekkige uitvoering tot verkeerde
gevolgtrekkingen hebben geleid en dat de inlandsche hoofden bij die
gestadige verwisseling belang hebben , omdat zij hun de gelegenheid
schenkt zich steeds meester te maken van de beste gronden voor eigen
kultuur.
Het is dan ook noodig , ten einde een juist oordeel te vellen ,
de resultaten na te gaan , die zoowel op Java als elders verkregen
zijn van eene voortdurende teelt derzelfde velden met de suikerplant,
en de beweegredenen te overwegen , die , al dan niet daarvoor pleitende,
met de ondervinding en de landbouw- en scheikundige lessen strooken.
Breedvoerig uiteen te zetten wat de wetenschap leert, mag ik mij
thans niet veroorloven ; doch enkele samengetrokken eenvoudige
regelen , die wel geene bestrijding zullen vinden , mogen hier hunne
plaats vinden.
De voorstanders van de grondverwisseling voeron aan dat gelijk
soortige planten niet op denzelfden grond gedurende achtereenvolgende
jaren kunnen tieren en die gronden eindelijk daarvoor onvruchtbaar
worden en braak moeten blijven liggen om nieuwe krachten te ver
zamelen. Het braken echter is de kindschheid van den landbouw en
verspilt het kapitaal van den grond.
De wetenschappelijke landbouw wijst instede daarvan den wissel
bouw aan , berustende op deze beginselen :
1°. dat elke plant eene zekere hoeveelheid minerale stoffen aan den
grond onttrekt;
2°. dat niet elke plant dezelfde soort stoffen of in gelijke mate aan
den grond beneemt ;
3°. dat elke plant op zeer verschillende wijze het onkruid te voor
schijn roept.
De toepassing dezer beginselen heeft tot gevolg , dat de planten ,
die om het gebruik harer zaden (tarwe , gerst , haver enz. ) worden
gekweekt , behooren afgewisseld te worden met planten , wier wortelen,
2
18

bladeren of bast (knollen , klaver enz .) verlangd worden , en dat eene


zoo lang mogelijke tusschenpoos dient vooraf te gaan aan de teelt van
hetzelfde gewas .
De stoffen , die het eene gewas door samenwerking van chemische
en physische krachten oplosbaar maakt , doch niet opneemt of behoeft,
worden in den grond beschikbaar gelaten voor andere planten. Der
halve berust een goede wisselbouw op de juiste kennis der bestand
deelen van de verschillende planten en harer behoeften.
Wij laten hier nog volgen eene aanhaling uit Cameron's chemistry
of agriculture : „ The employing of the land to produce other crops ,
while it is being replenished by nature for the production of that
which had previously exhausted it , is an important step in the progress
of scientific agriculture.
„Indeed , so far is it from impeding the progress of amelioration just
mentioned , that we have reason to believe that the mechanical opera
tions attendant upon the raising of the intermediate crops facilitate this
process materially. The breaking up of the super- and sub-soils and
2
exposing them to the action of the air promote this end.”
Bemesting alleen is niet voldoende, maar blijft toch op den duur
onmisbaar , omdat de bouwaarde ook eischt de toevoeging van stoffen ,
die daarin wel aanwezig kunnen zijn , maar zich niet altijd in oplos
baren toestand bevinden . De wisselbouw alzoo spaart de stoffen , noodig
voor de opvolgende planten , de mest voegt er aan toe , wat nog
ontbreken mocht. Zij moet de humus vormen , of het verlies daarvan ,
ook zelfs bij den wisselbouw onvermijdelijk , herstellen , hetzij door
kunstmatig te zamen gebrachte stoffen (de kunstmest) hetzij door onder
ploeging van daarvoor geschikte gewassen (de groene bemesting) ; maar
zij kan op den duur het verlies van minerale stoffen niet vergoeden .
Zij kan de rust niet schenken , die de vermoeide bouwaarde , door
aanhoudend hare krachten aan één gewas te besteden , zoozeer
noodig heeft.
De ondervinding heeft die meening bevestigd. Vele gronden van
oogenschijnlijk onuitputtelijken rijkdom zijn eindelijk in Virginia door
de onafgebroken teelt van tabak , niet alleen door gebrek aan wissel
bouw maar ook zonder bemesting, volkomen onvruchtbaar geworden .
Verschillende districten in New York , op gelijke wijze bewerkt,
brengen thans nauwelijks één vierde van de vroegere oogsten op ,
en in het algemeen worden in Amerika de gevolgen dier uitputting
ondervonden .
Verlokt door de oorspronkelijken rijkdom van den grond is de
wetenschap ten koste van de toekomst vaak onverhoord gebleven. Ook
in Australie wordt dat verzuim gevoeld . De nederlandsche consul heeft
daarop gewezen en zegt in zijn bericht:
„Men meent , dat het verzuim van behoorlijke bemesting , zoowel als
de doorgaande bebouwing van het land met een en hetzelfde graan ,
daarvan (misgewas en de meeldauw) de oorzaak is , en den land
bouwers wordt dan ook door tusschenkomst der verschillende land
19

bouwvereenigingen sterk aangeraden eene verandering in hunne wijze


van bebouwing te brengen .” 1
Welk landbouwer in Europa denkt er aan altijd hetzelfde gewas op
denzelfden grond te telen ? Hij zou gelijk zijn aan den verkwister , die
niet alleen geene renten bespaart, maar roekeloos zijn kapitaal opteert.
Ook de beetwortelkultuur heeft daarvan de ervaring opgedaan en de
industrieelen in het departement du Nord , waar tien jaren achtereen de
beet op denzelfden grond is voortgebracht, worden door den beroemden
econoom Mauny de Mornay waarschuwend gewezen op de gevolgen
dier uitputting en de voorbeelden zijn dan ook niet uitgebleven , hoe
de inbreuk op eene der eerste landbouwkundige voorschriften zich doet
gevoelen .
Du Rieux , een geacht landbouwkundige , verklaart dat een rotatie
van minstens drie jaren voor de teelt van den beetwortel noodig is ,
zelfs met behoorlijke bemesting en dat met weinig uitzonderingen , overal
waar die rust aan den bodem is onthouden , de opbrengst van de beet
wortelkultuur aanzienlijk is gedaald , onder anderen in het arrondisse
ment Valenciennes van 40 à 50,000 kilos tot 20 à 25,000 kilos per
hectare.
Terecht wordt ergens die wijze van handelen genoemd eene pest voor
den landbouw en geen schrijver van kennis en ervaring , die niet den
wisselbouw (minstens een driejarige, beter nog een vier- tot zesjarige ),
gepaard met bemesting , ten sterkste aanbeveelt %, zoodat die dan ook
in weinige streken meer wordt verzuimd .
Deze zienswijze heeft dan ook zoozeer de overhand verkregen , dat
het Journal des fabricants de sucre (10 Oct. 1867) zegt: „La répétition
1

trop fréquente de la betterave sur le même sol est une de ces erreurs
agronomiques, qui ne merite pas d'être combattues scientifiquement.
Les résultats obtenus par cette méthode , si toutefois on peut donner
се
nom à une culture vampire , ne sont pas de ceux dont un esprit
judicieux puisse se vanter. Tel industriel agronome , qui se flattait de
semer depuis trente ou quarante ans de la betterave dans le même ter
rain, avait fini par epuiser ses terres par l'abus irréfléchi de cette
culture qui ne saurait démentir la loi des assolements et celle de res
titution ."
Bij dit vraagstuk omtrent den wisselbouw mag wel in overweging
komen hetgeen onlangs geschreven is door M. Fries (oeconoom).
"Dasz das alljährliche Abwechseln mit den Früchten , welche wir
auf dem Acker anbauen , eine von der Natur gebotene Nothwendigkeit
ist , ist eine schon längst geprüfte Thatsache , wornach sich auch jeder
Landwirth bei der alljährlichen Eintheilung seiner Felder genau zu
richten weisz.

| Verslag van het consulaat-generaal voor Victoria , te vinden in de Ned .


Slaalscourant van 24 Augustus 1865.
2 Daarover kan worden geraadpleegd : « Le livre du cultivateur, par M. Mauny
de Mornay ». «Guide pratique du fabricant de sucre , par N. Basset.»
20

„Seitdem nur das Streben der Zuckerfabriken dahin geht , stets mehr
Güter zu erpachten , um dem Bedarf von Rüben selbst zu bauen ,
9

sah sich die Pächterin , nämlich die der Zuckerfabrik , zum Theil noth
gedrungen , diesen allgemeinen Grundsätzen zu entsagen und Neuerun
gen einzuführen , Zuckerrüben ofters nach -einander anzubauen .
Kaum glaubte man diese Manupulation als gelungen zu betrachten , so
sucht ihn die Natur wieder dadurch zu refutiren , dasz sich in der
Rübe selbst ein Nachlasz der Vegetation einstellt , was eigentlich mehr
für eine Schlaffheit im Wachsthum gehalten werden könnte, weszhalb man
auch diese Krankheit mit den Namen Rubenmüdigkeit bezeichnet. – Man
glaubte zwar dieser Krankheit durch solche Düngungs mittel vorzubeu
gen , die dem Boden in reichem Masze wieder das ersetzen sollen ,
wovon die Rübe einen behaltlichen Theil vom Boden entzieht Es
ist dies aber bis jetzt noch nicht gelungen. enz .”
Wellicht wijst men op het verschil in vruchtbaarheid van de gema
tigde met de heete gewesten . Voorzeker is de natuur in de tropische
landen doorgaans weelderig en mild , maar straffeloos wordt ook daar
de grens harer krachten niet overschreden .
„Onafgebroken planten van riet op denzelfden grond ,” zeide reeds
1
verscheidene jaren geleden een natuuronderzoeker , de heer Fromberg
„ is ook bij het aanwenden van meststoffen een middel om het riet te
doen verbasteren ; zelfs door bewatering en jaarlijksche afwisseling
met padi , kan dit niet worden voorkomen .”
>

Zeer gegrond zijn de opmerkingen van een der kundigste landeige


naren op Java , den heer Krajen brink , ten aanzien der rijstkultuur
in verband tot de suikerteelt op Java.
„Een op zich zelf staand feit, dat dikwijls tot geheel verkeerde ge
)
volgtrekkingen aanleiding gaf ," zegt hij, „ bestaat hier op Java , daar
waar rijst op bewaterde sawahs ordt geteelt. Ieder weet , dat de sawahs
alle jaren op nieuw met padi worden beplant , soms daarna nog met
tweede of zomergewassen , en dat de inlander nooit mest , en toch is
het overal waargenomen , dat bewaterde sawahs langzamerhand in
waarde en vruchtbaarheid toenemen ; dat de oudste bewaterde sawahs
steeds als de beste worden beschouwd , en dat nieuw ontgonnen
sawahs, - door de bijzondere bewerking van den grond om ze tot
pettaks te maken , aanvankelijk soms totaal onvruchtbaar, - na weinige
jaren even rijke oogsten geven als de daarnaast liggende oudere velden.
De oorzaak van deze schijnstrijdigheid ligt echter voor de hand.
Van een padiveld worden slechts de aren gesneden en het stroo blijft
geheel op het veld en wordt door de buffels vertrapt en met den
grond vermengd . Telken jare krijgt dus zulk een sawah-veld een
rijken toevoer van humus vormende stoffen , die de plant voor het
meerendeel uit het koolzuur van den dampkring heeft bereid ; en de
minerale bestanddeelen , die in de aren van den korrel worden weg.
gevoerd , zijn luttel in vergelijking van die , welke in het stroo ach

! Natuurkundig tijdschrift voor Nederlandsch Indie , deel XIII , bl . 205 sqq.


21

terblijven. Maar bovendien wordt door de bewatering jaarlijks eene


belangrijke hoeveelheid drijvend slib en opgeloste zouten en silicaten
aan het veld toegevoerd , dat de in aren en korrel weggevoerde stoffen
verre overtreft. Ook daardoor krijgt dus een sawah telken jare meer
toevoer dan er afgaat, en ook in het minerale deel wordt de rijkdom
vermeerderd.
Van zelf vloeit dan ook daaruit voort , dat het planten van suiker
riet ten behoeve der gouvernements-kontraktanten , indien dit slechts
eenmaal om de vijf jaren op dezelfde gronden geschiedt en daarna
vier achtereenvolgende jaren padi daarop wordt geplant , nimmer eene
merkbare uitputting van den grond kan met zich brengen . Wat er
in die vier jaren in den grond terugkomt , overtreft hetgeen er uit
wordt weggevoerd ; en de ondervinding leert het , want algemeen ge
sproken is de productie van suiker sedert 30 jaren niet verminderd ,
maar wel vermeerderd en dààr , eene vermindering bestaat ,
waar

kunnen ook bij nauwkeurig onderzoek , de bepaalde oorzaken daar


van worden aangewezen. Bovendien blijven al de bladen van het
suikerriet en de wortels op den grond , de eerste voor een gedeelte
als humusvormend en voor een ander deel als asch-bestanddeelen na
het af branden .
„Voor de gouvernements-suikerkultuur is dus daardoor en met op
19

volging van de bestaande bepalingen geene verarming van den grond


te vreezen , maar des te meer op die gronden , waar deze plant telken
jare en vooral met aanhouden van ratoen wordt verbouwd .” 1
Hoe beduidend het onttrekken van minerale stoffen aan den grond
door de suikerplant is , zal ik duidelijkheidshalve hier nog eens her
inneren .
Een opzettelijk onderzoek zeide ik reeds , heeft aangewezen , dat 1000
>

pond riet bevatten 3 pond minerale stoffen en 1000 pond rietbladeren


20 à 30 pond minerale stoffen . Gemiddeld zal een bouw riet opleveren
40,000 pond riet en versche bladeren 16,000 pond ; derhalve ongeveer
600 pond minerale stoffen per bouw , of van de 40,000 bouws suiker
riet op Java , 24 millioen pond minerale stoffen , die weder aan den
bodem behoorden teruggevoerd te worden. Ook de beetwortel , deed ik
opmerken, onttrekt veel minerale stof aan den grond. Men berekent in
Frankrijk , dat elke hectare 1000 kilos melassen oplevert , die door het
?

verbranden ( aschvorming) der residus 100 kilos potasch vertegenwoor


digen , alzoo van de 100,000 hectares (143,000 bouws) in Frankrijk ,
met den beetwortel beplant , 10 millioen kilos minerale stoffen .
De verhouding van het suikerriet is alzoo in dat opzicht minder gunstig
en staat in de reden van 30 tot 7 , welke verliezen moeten vergoed
worden . Waar dit door den bebouwer van den beetwortel wordt ver
zuimd , ontstaan die ziekelijke verschijnselen , waarover meermalen is
geklaagd en die zich ook elders in suikervoortbrengende kolonien
uit dezelfde oorzaak hebben vertoond .
I De toekomst der particuliere suikercultuur , door J. A. Krajenbrink. Tijd
schrift voor nijverheid en landbouw in Nederlandsch Indie , deel IX blz. 407.
22

Er wordt wel eens een beroep gedaan op de particuliere onder


nemingen op Java , ten bewijze dat verwisseling van grond bij de
suikerkultuur geen volstrekt vereischte is. Dat beroep heeft geen goeden
grond , vooreerst omdat over het algemeen de resultaten in geen ver
gelijk komen met de gouvernements -suikerkultuur, vooral waar de
wisselbouw niet geschieden kan , (men raadplege slechts de aantooning
betreffende die particuliere ondernemingen , gevoegd bij de stukken
betreffende het onderzoek der reeds genoemde suiker -commissie (bij
lage V) , ten andere worden bij verscheiden wel degelijk de gronden ver
wisseld en juist bij die , welke de beste resultaten afwerpen. Ook heeft
het zoogenaamde gantie lobang , of het op nieuw planten in de tusschen
rijen plaats, terwijl zelden meer dan een tweede of derde gewas ver
kregen wordt , in elk geval ook met kostbare bemesting.
Ook de heer Lebret , die op zijn land te Kadawoeng zulke schoone
resultaten verkreeg , bericht dat zijne velden slechts in drie jaren eens
worden beplant met suikerriet , en ruimschoots verdient het de aan
dacht dat ook de heer Krajenbrink verklaart :
„ Ik kreeg , plantende op rijen op een afstand van 5 voet , van de
eerst geplante tuinen 60 à 65 pikols per bouw ; maar al spoedig bleek
het , dat dit alleen verkregen kon worden van den eersten aanplant
op vruchtbare en losse gronden , met licht verweerbare bestanddeelen .
Op zware alluviale gronden, waarvan de silicaten in andere en minder
voor assimilatie geschikte vormen voorkomen , tierde het veel minder
goed dan het hier inheemsche, en de ratoens (tweede gewassen) gaven
teleurstelling . "
Meer dan waarschijnlijk wekt het voorbeeld van andere tropische
gewesten , waar de suikerplant achtereenvolgende jaren op denzelfden
grond wordt gekweekt , den wensch op die plantwijze ook op Java
na te volgen.
Vooreerst behoort de onderscheiden geologische geaardheid van de
suikervoortbrengende landen evenmin als het verschil in klimatologischen
invloed uit het oog te worden verloren.
Een der vroegste schrijvers over suikerkultuur en fabricatie, L.
Wray 1 , deelt ons mede , dat op eenige der West-indische eilanden ,
evenals op Cuba , Guadeloupe en Jamaïca , het suikerriet, op eenen
maagdelijken grond geplant , gedurende 20 à 24 achtereenvolgende
jaren geoogst is , doch voegt er bij, niet alleen , dat dit meestal
geschiedt om de 3 à 7 jaren en dat , zoo de eerste aanplantin
gen 2 ton per acre opleveren , het volgende tweede gewas niet meer
dan anderhalve ton per acre afwerpt; maar ook dat hij in Oost-Indie
nooit goede rattoons ? heeft gezien en dat daaraan zonder eenigen goeden
uitslag , tijd , geld en arbeid worden verspild , zoodat , naar zijn oor
deel , het op nieuw beplanten van de suikerrietvelden zonder aarzeling
door den industrieel dient te worden gevolgd. In het algemeen komt

| The practical sugarplanter.


2 Waarschijnlijk eene verbastering van het fransche woord rejetons.
23

die schrijver tot het besluit , dat hoogstens twee achtereenvolgende gewas
sen met eenige vrucht van den grond kunnen worden getrokken , eene
gevolgtrekking , die geheel overeenstemt met de opmerking van een
der laatste schrijvers over de landhuishoudkunde in Indie , den heer
1
Greenaway ' , dat een derde gewas van hetzelfde gewas reeds verbas
7

tering van het riet teweegbrengt.


De gewone regel verhaalt Porter 2 is om een zeker gedeelte
der velden , meestal een derde , in jaarlijksche opvolging met riet te
beplanten ; in de nieuwere kolonien en op rijke gronden der oude wordt
daarmede twintig jaren voortgegaan , doch dikwerf wordt de aanplant
om de zes of zeven jaren vernieuwd en op armere gronden om de
twee of drie jaren.
De schrijver van „L'exploitation de sucreries" heeft eene vergelijking
gemaakt van de verhouding der opbrengst van geplant riet tot de
rattoons (opvolgende gewassen zonder nieuwe stekken ) en hij stelt in
het voordeel dezer laatsten.
minder mest ,
arbeid ,

} risico , 2

maar daarentegen ook in hun nadeel een derde minder opbrengst .


Dikwerf is gewezen op het eiland Mauritius , ten betooge van de
voortbrengende kracht van den bodem ; maar ook daar heeft de onder
vinding geleerd , dat door aan de suikervelden geene genoegzame rust
te gunnen en met guano te bemesten , niet alleen de grond van jaar tot
jaar armer wordt en de productie achteruit gaat, maar ook ziekelijke
verschijnselen zich openbaren , die in den laatsten tijd vooral onrust
wekkend zijn geworden en zelfs, volgens dr. Icery , den president der
>

kamer van landbouw op Mauritius , een zeer schadelijken invloed


uitoefenen op de hoedanigheid van het suikerrietsap , zoodat meerdere
verwisseling van gronden dringend noodig wordt geacht. Hiertoe wordt
dan ook meer en meer overgegaan. „Les gens de resolution (zegt een
bericht van verleden jaar ,) qui ont pris ce parti , ont obtenus des cannes
magnifiques, absolument exemptes d'insectes et de maladies et ils ont
utilisé leur anciens champs et y plantent des bois qui leur promettent de
bons revenus.”
Ook ор het buitengewoon vruchtbare Cuba hebben de achtereenvolgende
beplantingen met riet van denzelfden grond plaats door zware bemesting ,
maar de rattoons leveren hoogstens de helft van den eersten aanplant
3
ор en op de kleine Antilles kunnen zij hoogstens drie of vier oogsten
afwerpen.
In het algemeen wordt bij de vergelijking der opbrengst van het
1 Farming in India , considered as a pursuit for European settlers of a
superior class, bij Lieut. Col Greenaway.
3 The nature and properties of the sugarcane with practical directions for
the improvement of the culture and manufacture of its products.
3 Cuba , die Perle der Antillen , von Jegor von Sivers. R. de la Sagra ,
Cuba in 1860.
24

suikerriet in vreemde kolonien en den duur der aanplantingen uit het


00% verloren , welk een belangrijk verschil bestaat in de voortbrengselen
der eerste aanplantingen met de daarop volgende oogsten van denzelfden
grond zonder nieuwe beplanting. Eene korte opgaaf daarvan , voor
zoover daarvoor juiste gegevens zijn kunnen worden verzameld , kan
dienen om het aangevoerde te bevestigen en de geringe resultaten van
een tweede opvolgend rietgewas op Java te verklaren.
La Réunion wordt gezegd bij de eerste snede van goed bemeste
suikervelden soms te hebben voortgebracht 10,500 kilos per hectare
( ruim 120 pikols per bouw) , doorgaans 8400 kilos (95 pikols per bouw) ;
maar door de mindere opbrengst der volgende oogsten (coupes) daalt
het gemiddelde tot 3500 kilos per hectare (ca. 40 pikols per bouw).
Als een regel wordt aangenomen , dat geene suikerrietgronden worden
bearbeid , die voor de eerste snede minder dan 4000 kilos en voor de
tweede minder dan 2000 kilos per hectare opleveren ( ca. 45 en 224 pikols
per bouw.)
Mauritius zegt Porter — kan opbrengen van maagdelijken grond
in het eerste jaar gemiddeld 5000 pd. avoir du poid per acre (c. a. 70
pikols per bouw) ; maar reeds in het tweede jaar levert het tweede
gewas op denzelfden grond aanmerkelijk minder en na verscheidene
opvolgende oogsten daalt gemeenlijk de opbrengst der rattoons tot 1100
of 1200 pd. per acre (circa 17 of 18 pikols per bouw.)
Nog eene opgave , uit goede bron geput ' , kan ter vergelijking dienen .
Op Guadeloupe wordt de gemiddelde opbrengst van het suikerriet
aldus gesteld :
kilos.
1e snede (geplant riet) 45,000 à 70,000
2e " ( 1e rattoon) 30,000 à 45,000
3e (2e ) 20,000 à 30,000
waarna de oogst ver beneden het middelmatige blijft.
2
Van Vloten zegt : „ De ondervinding leerde tot nu toe , dat zelfs
een tweede gewas in de vruchtbaarste gedeelten van het eiland (Java)
niet dan ten koste van eene geringe productie verkregen kan worden .
Dit is en blijft een onbetwistbaar nadeel , want eene besparing van niet
minder dan de helft van den suikerkultuurarbeid is daarmede over
geheel Java gemoeid. De aanleidende oorzaken niet voldoende bekend
zijnde, verdiende de belangrijkheid der zaak wel een onderwerp van
nauwgezet en opzettelijk onderzoek te worden voor het Indisch
Gouvernement , aan hetwelk de middelen niet ontbreken , zelfs niet
die van eenen agricultuur-chemist, om het raadselachtige daarvan op
te lossen.” Dit bewerende heeft hij wel het verschijnsel met juistheid
aangegeven , maar hij ziet de weinig raadselachtige oorzaak , overal in
meer of mindere mate in werking , over het hoofd , instede van zijne

I Journal des fabricants de sucre 1864 , no. 4 .


2 De mededinging tusschen de beetwortel- en rietsuikerproductie met betrek
king tot het eiland Java .
25

aandacht te schenken aan de wenken dier te weinig gewaardeerde leids


vrouw ook op practischen weg : de wetenschap van den landbouw en
van de scheikunde.
Indien een deskundige met ernst en bevattelijke redenen waarschuwt,
dat , zelfs met verwisseling van gronden , ook maagdelijke gronden na
een zeker aantal oogsten zonder bemesting ten laatste de onvruchtbaar.
heid niet kunnen ontgaan ' , hoe veel te meer verdienen dan volkomen
behartiging de woorden van den kundigen Krajenbrink : „Wijzen reeds
de verschijnselen der praktijk naar cene langzame , maar onvermijdelijke
uitputting van den grond , dáár waar men telken jare op denzelfden
grond plant , niet minder waarschuwt de wetenschap daartegen.
„ Hij, die de taal der scheikunde verstaat en den moed heeft om de
vier deelen van het laatste werk van prof. Mulder , de scheikunde der
bebouwbare aarde (de vrucht van een geheel leven) te lezen , kan het
daar vinden , wat hem te wachten staat, indien hij de waarschuwingen
in den wind slaat , die hier (op Java ) nog fluisterend , maar op Mauritius
met luider stem worden gegeven . ”
Er is nog eene niet gering te achten reden , die het gebruik van riet
velden zonder afwisseling een beduidend bezwaar in den weg stelt en
wel de regen verdeeling in verband tot den plant- en den maaltijd
op Java .
Men verlieze niet uit het oog het verschil dat daaromtrent met de
toestanden in andere gewesten bestaat.
Dewijl in sommige suikervoortbrengende kolonien twee natte en twee
drooge saizoenen heerschen , heeft men er vaak twee tijdperken van
planten : één in het voor- en één in het najaar, zoodat niet alleen bijna
het gansche jaar door geplant kan worden , maar dien ten gevolge de
maaltijd aan geen vast tijdstip noodzakelijk gebonden is.
De verdeeling der moessons op Java is bekend en de ervaring leert ,
hoe het planten van het riet daarvan afhankelijk is en in Juli tot
September moet geschieden , zoowel omdat de rijstoogst geene vroegere
?

beschikking over de velden gedoogt om ze te bereiden voor den aan .


plant , als omdat het vermalen van het riet , op anderen tijd dan
thans moetende geschieden , aan ongunstig weder zou zijn blootgesteld.
Later echter dan tot October behoort die maaltijd niet aan te houden .
Dewijl alzoo de ondernemer in de maand Juni aanvangt met het
snijden van het riet , kan dezelfde grond niet voor een tweede gewas
tijdig bewerkt , uitgedampt en beplant zijn , zekerlijk niet dat gedeelte
>

der tuinen , waarvan het riet eerst in Juli, Augustus en September


naar de molens wordt vervoerd .
Het behoeft nauwelijks betoogd te worden , dat waar bij particuliere
ondernemingen de juiste tijdperken door gebrek aan verwisselings
gronden worden verschoven , de invloed daarvan zoowel op den aard
van het riet als op de hoedanigheid en hoeveelheid der suiker onder
vonden wordt .

| Natuurkundig tijdschrift voor Nederlandsch - Indië, deel V , bl. 112.


26

Het sedert eenige jaren meer algemeen bekend geworden zwarte


suikerriet , indedaad eene der beste soorten , waaraan vele fabrieken
betere resultaten hebben te danken , is bij particuliere etablissementen
niet kunnen worden gebruikt, omdat de particuliere planters , die geene
voldoende aanwezige gronden hebben, dien ten gevolge twee derde als
rattoon moeten aanhouden , waartoe die rietsoort minder geschikt wordt
geacht. Maar de ondernemingen die tot die tweede gewassen niet over
gaan , beplanten op lange na de geheele uitgestrektheid niet van hare
gronden , juist omdat zij dan geene verwisseling van velden zouden
hebben , hoewel toch sterk wordt bemest ? .
In onmiddellijk verband tot de verwisseling van gronden , komt het
mij nuttig voor de aandacht te vestigen op de theorie der uitputtende
en herstellende kultures. Zonder mij nu daarin te willen verdiepen ,
wil ik toch kortelijk opmerken dat volgens die theorie , ook door de
praktijk bevestigd , zekere kultures de grond tot schoonere oogsten
voorbereiden , anderen dien uitputten. Tot de eersten worden vooral
gerekend de planten , die zeer voedend zijn ; tot zekere hoogte wordt
elke plant geacht afkeerig te zijn om in denzelfden grond , die haar
voortgebracht heeft, weder te keeren alleen op gronden van eene
exceptioneele vruchtbaarheid , kan de teelt zonder vermindering van
het product herhaald worden zelfs die gewassen , die den grond in
>

den regel verbeteren .


Daaruit volgt de doelmatigheid eener keuze van planten als opvolging
(rotatie) ter verbetering van den grond. In de Antilles heeft men de
ondervinding opgedaan dat de manioc niet alleen den grond niet uit
put of verwoest , maar dien in staat brengt het volgend jaar een
schooner suikerrietoogst voort te brengen . De planten van moeras
gronden of die de bevloeiing vorderen , dragen er toe bij om de gronden
te verbeteren . 2
Dit zou dan ook gelden van de javasche rijstvelden .
Eindelijk zou ik bij dit vraagstuk willen gelet hebben op de verras
sende en in vele opzichten verontrustende theorie , onlangs verkon
digd door den beroemden Dubrunfaut, dat de landbouwkunde geen
middel heeft om de oogsten te vermeerderen zonder aan het product
daarvan afbreuk te doen en in hoedanigheid te verminderen.
Dubrunfaut beweert dat dewijl de bouw van den beetwortel in Duitsch
land geene intensieve is en de oogst zelden meer dan 25000 à 30000
kilos per bunder oplevert , met weinige bemesting , het rendement
van het sap tot 8 pct. stijgt en in Rusland tot 9; en zelfs 10 pct. ,
omdat volstrekt geen mest wordt gebezigd en de beetwortelgronden
slechts 16000 kilo per bunder afwerpen , terwijl in Frankrijk wel de oogst

1 Verslag der kamer van kooph. te Batavia 1864.


? Meer in het breede is dit uiteengezet door dr. P. Sagot. Théorie des
cultures réparatrices et des cultures épuisantes. Journal de l'agriculture des pays
chauds. Août 1867. No. 4.
27

beloopen kan 50000 en 60000 kilos per bunder , maar het sap-rende
ment zelden meer is dan 5 pct. 1
Daarmede ware indedaad de intensieve kultuur veroordeeld , waarop
thans juist meer en meer de aandacht is gevestigd. Welk onbere
kenbaren invloed zou , indien die stelling (gelukkig door anderen weer
sproken ) bevestigd mocht worden , de uitkomst niet hebben niet enkel
uit het oogpunt van hygiene , maar ook op den economischen toestand
der volkeren .
Verre van een oordeel daarover mij aan te matigen , waag ik alleen
de onderstelling dat evenals in de theorie der bevolking van Malthus
en die der grondrente van Ricardo of dergelijken , in abstracto veel
waarheid moge gelegen zijn , tal van omstandigheden het absolute daar.
)

van wijzigen en onschadelijk maken .


Om mij te vrijwaren van eenzijdigheid moet ik ook doen opmerken
dat de tabak aanhoudend doch met zware bemesting hier te lande op
denzelfden grond wordt beplant en dat naar men zegt op Ceylon
nimmer koffituinen worden afgeschreven . Of een en ander ten koste der
kwaliteit plaats heeft, is mij onbekend .
De belangrijke landbouw-scheikundige proeven ten opzichte der be
mestingen , te Vincennes , onder leiding van den bekenden heer Ville ,
zullen waarschijnlijk meerder licht over dit onderwerp verspreiden ,
waarvan ook de industrieelen op Java voordeel zullen kunnen trekken.
Maar terwijl de strijd tusschen de geleerden voortduurt en de praktijk , >

op Java althans , geene bevredigende resultaten zonder grondverwisseling


voor de suikerplant heeft opgeleverd , is het te hopen dat de weten
schap en de praktijk spoedig uitmaken of indien de suikerkul
tuur op Java noch ingekrompen zal worden , noch ontaarden zal , de
verwisseling der velden en eene voldoende uitgestrektheid gronds
daarvoor al dan niet onmisbaar zijn , althans vooreerst en zoolang de
ondervinding en de landbouwkennis den weg niet zullen aangewezen
hebben om de nadeelen van eene onafgebroken teelt van suikerriet te
ontgaan , een weg trouwens , dien elk ondernemer gewillig zal in
slaan , want uit een geldelijk oogpunt strookt die noodzakelijke afwis
seling van gronden niet met zijn belang. Immers een ieder kan be
grijpen , dat, indien het mogelijk ware op eene gegevene oppervlakte
dezelfde voortbrengende kracht te bestendigen , een grooter aantal ver
wisselgronden , meerder arbeid en loonen bespaard en de aanleg en
het onderhoud van vervoerwegen gemakkelijker gemaakt zouden
worden .
Na het productief vermogen van den grond voor de suikerrietteelt
te hebben aangetoond , wensch ik met een enkel woord eene vergelij
king te maken met de waarde , die een gelijke eenheid van oppervlakte ,
met andere kultures beplant , oplevert. Ik zal slechts twee noemen ,

I Belangrijk is voor Ja artikel: Recherches sur l'influence des engrais


sur la richesse saccharine de la canne à sucre par M. J. Krajenbrink. Journal
de l'ayriculture des pays chauds. Sept. 1867.
28

die voor den inlander de belangrijkste zijn : namelijk de koffi en de rijst.


Wanneer ik de opbrengst van de koffi per bouw stel op 6 pik. en
eene hooge marktwaarde van f 40.- per pik. , dan erlangt men eene
jaarlijksche waarde van f 240.—. Zelfs indien men de nog niet bereikte
koffproductie , welke gezegd wordt dat Ceylon afwerpt , van 10 pik. per
bouw , aanneemt tegen denzelfden prijs van f 40.- dan vertegenwoor
digt zij jaarlijks f 400 per bouw. Men bedenke daarbij hoeveel tijd
wordt vereischt eer de boom vruchten afwerpt.
Nu de rijstteelt: Gesteld een bijzonder goeden oogst van 40 pik. padi
tegen een marktprijs van f 3.-, maakt .
f 120.
.

Men voege nog daarbij voor een tweede gewas . 50.


dan erlangt men 's jaars slechts .
f 170.
In vergelijk daarmede stel ik slechts eene gemiddelde suikerproductie
van 45 pikols per bouw en een marktprijs van f 15 per pik., dan ver
krijgt men eene waarde van f 540.– in hetzelfde tijdvak van een
jaar : want om niet eenzijdig te zijn moet ik doen opmerken dat voor
den oogst ook de grond gemiddeld 15 maanden in gebruik is. Doch
tegenover die zeer hooge koffi. en rijstproductien mag men ook een
hoogeren suikeroogst stellen.
Wat nu de verdeeling dier waarde, het netto rendement of het sur
plus aangaat, zullen wij gelegenheid hebben daarover nader te spreken ;
voor het oogenblik heb ik slechts tot doel het verschil in de waarde
der grondstoffen zeer in het algemeen te doen uitkomen.
Ik gewaag daarom thans evenmin van den arbeid en de kosten aan
die grondstoffen besteed en ik behoef ook niet te doen opmerken ,
hoe uiteenloopend , naarmate der productiviteit van den bodem , de op
brengst daarvan is.
Men mag ook niet voorbijzien de voordeelen , die ontstaan uit het
vertier van een honderdtal fabrieken , afgescheiden van de plantloonen ,
ongeveer tien millioen aan arbeidsloonen en verschillende voorwerpen
in omloop brengende , al is het ook dat die sommen onder meerder
inlanders dan de planters worden verdeeld.
Indien toch in Europa gemeenten , uithoofde van het vertier, prijs
stellen op tentoonstellingen , hoogescholen , garnizoenen , hofhouding ,
als anderzins, die ik niet altijd even productief zou durven noemen ,
dan kan toch het aanwezen van een tal nuttige fabrieken geene on
verschillige zaak voor de algemeene welvaart zijn , zoo zij althans op
goede grondslagen rusten .
Er blijft nog een gewichtig vraagstuk ter beslissing over , namelijk of
Java den strijd in een ander opzicht nog tegen de zuster nijverheid van
den beetwortel en de vreemde koloniën zal kunnen volhouden : eene
zuiver economische kwestie en wel de kosten der voortbrenging.
Zoo kort als met eene voldoende opheldering bestaanbaar is , zal ik
daarbij stilstaan .
De aanwijzing der fabricatie kosten is voorzeker niet vrij van moeilijk
heid , omdat zij afhankelijk zijn van plaatselijke gesteldheden , van grootere
of kleinere productien als anderzins.
29

Die van Java kennen wij en hoezeer zij naar omstandigheden uiteen
loopen , kunnen zij in den tegenwoordigen tijd bij de verhoogde kosten
op niet minder gerekend worden dan ſ 9.- per pikol.
Bij deze behooren gevoegd te worden :
8 pct. rente van een kapitaal van f 350,000.
5 amortisatie daarvan , zoo er voldoend kon
traktstijd is ,
5 dividend ten minste
18 pct. van f 350,000 , of f 63,000 verdeeld over
eene gemiddelde productie van 45 pik. per bouw f 3.50
wezenlijke productiekosten ? .
f 12.50
Eene zeer belangrijke uitgaaf moet daarbij ge
voegd worden , om de javasche suikers op de euro
7

peesche markt te brengen . De factors daarvan zijn


natuurlijk afhankelijk van afwisselende vrachtprijzen ,
assurantie-penningen , commissieloon als anderzins .
Blijkens de regeeringsverslagen voldeed het gou
vernement in het laatst bekende vijfjarig tijdvak
daarvoor f 5.51 ; per pikol. Uithoofde der hoogere
gouvernements vrachtprijzen dan die der particulieren
enz. kunnen , matig berekend , (afhankelijk echter
van de hoogte der vrachtprijzen en den wisselkoers )
de gewone kosten , op grond van verscheidene door
mij geraadpleegde rekeningen van voorname han
delshuizen in Nederland , worden gesteld op een
rond cijfer van f 4.50

f 17.- per pikol .


De javasche piko! levert hoogstens 57 kilos uit.
Bij een gezonden staat van zaken zal de wissel
koers wel immer boven pari zijn , zoodat, met het
oog daarop , in Nederland 100 kilos suiker zullen
komen te staan op . . .
.f 30; à f 31 per 100 kilo .
Na aftrek van den hoogsten en den laagsten prijs voor de ja
vasche suiker is dit sedert 1842 geweest : per 100 kilos gemiddeld
f 35.50 2.
Deze prijs wordt echter doorgaans door de Nederlandsche handel
maatschappij behaald , ten gevolge der zeer belangrijke faciliteiten , die
zij den kooper aanbiedt , waartoe de particulier niet in staat is. Daarom
wordt vaak na de veilingen der maatschappij de particuliere prijs onverwijld
f 1.- à f 2.- lager genoteerd , zoodat die veilingsprijs moet worden

1 Wel is waar verminderen de renten naargelang der amortisatie ; maar daar


van is geene rekening gehouden in computatie van mogelijk misgewas of andere
tegenspoeden , afschrijving voor slijtage , hernieuwing van machineriën of aan
koop van anderen.
2 Zie Bijlage VII .
30

gereduceerd met minstens f 1.- en alzoo teruggebracht tot het gemid


delde van . . $ 34.50 1
met de kosten à . .
f 31.
een verschil van 3.50

per 100 kilos = circa f 2.00 per pikol uitmakende; echter alleen bij een
productieprijs van f 12.50 op Java , zonder berekening van eenige
koopmanswinst dan de commissie ; zoodat naar die berekening or
Java slechts f 14.50 per pikol op den duur zou kunnen besteed worden.
Ik behoef ter nauwernood de opmerking te maken dat terwijl thans
alleen sprake is van de kosten der suikerindustrie op zichzelf, ook
buiten rekening gelaten is de hooge vorderingen van het gouvernement,
die op de resultaten der onderneming een overwegenden invloed
hebben , doch die later zullen besproken worden. Uit dien hoofde zijn
het loon van het kapitaal , de ondernemingswinst en de delging omgeslagen
over het geheele gemiddelde product van 18,000 pik. van 400 bouws.
Ik acht het nu niet eene geschikte gelegenheid uit te weiden over
de uitkomsten der particuliere suikernijverheid , vooreerst omdat de
economische toestanden teweeg brengen dat hare resultaten geen maat
staf van vergelijking kunnen aangeven en ten andere omdat ik ор de be
raadslaging over de volgende punten niet wensch vooruit te loopen.
In de fabricatiekosten (prix de revient) van vreemde koloniën zijn
groote fluctuatien en het is niet wel doenlijk alle gelijk te stellen .
Daardoor wordt het onderzoek naar dien prijs zeer moeilijk. Op het
eiland Barbados werden de kosten per 100 kilos eenigen tijd geleden
gesteld op f 9.- , op Trinidad op f 16.- , op Jamaica op f 13.- en
te Demerary op f 15. De voortbrengingskosten op Mauritius worden
lager gerekend , doch in den laatsten tijd verslinden de immigratiekosten
veel geld. De emancipatie der slaven heeft in den economischen toestand
eene groote verandering gebracht en vooral drukt een groote schulden
last den grondeigendom der plantages van Martinique , Guadeloupe
en Réunion (432 millioen francs.)
Voorheen werden volgens officieele opgaven de voortbrengingskosten
2
in de fransche koloniën berekend op 60 francs de 100 kilos.
Waarschijnlijk zal men het veiligst gaan door vertrouwen te schen
ken aan de verklaring van den franschen staatsman Thiers in de wet
gevende vergadering van 1864 , dat de prix de revient in de fransche
kolonien te staan komt op 42 francs de 100 kilogrammes ( f 12” per
pikol) , welke prijs verhoogd wordt door vracht en andere kosten bij
aankomst in Frankrijk tot 54 francs de 100 kilos (ca f 16 per pikol) .
Hierbij valt echter op te merken , dat de fransche wet in het belang
der kolonien aan de suikers daarvan afkomstig eene ontlasting van
rechten (détaxe) toestaat van 5 francs per 100 kilogrammes.
De mindere waarde der fransche koloniale suiker in aanmerking
nemende , is van dien kant geene mededinging te duchten .

| Natuurlijk kan naar gelang der behoefte ook de prijs na de veilingen wel stijgen .
3M A. de Chazelles, Etude sur le système colonial.
31

Maar de strijd geldt in de eerste plaats de beetwortelsuiker en het


is van overwegend belang de productiekosten daarvan te kennen .
Daarin is echter verschil. Hoofdzakelijk hangen zij af van het kostende
van den beetwortel zelven , en het is onmiskenbaar dat de prijs van
dezen gestadig aan het rijzen is. Eenige jaren geleden werd voor de
ton betaald 13 francs. In 1836 klom de prijs tot 16 francs. Eene door
gaande daling in dien prijs werd waarschijnlijk geacht uit hoofde van
verbeterde kultuur.
Deze voorspelling is niet bewaarheid. Integendeel wordt erkend , dat
zoodanige prijs voor den landbouwer te laag is en de fabrikant zich
geen mindere dan van 18 francs moet voorstellen.
Aan den anderen kant wordt het onbegrijpelijk geacht , dat sommige
fabrikanten 20 à 22 francs besteden , waarmede zij onmogelijk kun
nen uitkomen. Inmiddels is die prijs sedert een paar jaren moeten
besteed worden en er zijn voorbeelden dat zelfs door nederlandsche
beetwortelsuikerfabrikanten f 15 à f 16 per ton is besteed. De prijs
der granen heeft daarop een bepaalden invloed .
In 1827 verklaarde Crespil , de groote industrieel , in de fransche
>

kamer der gedeputeerden , dat de prix de revient van de suikers 60


francs de 100 kilos niet te boven ging; in het departement du Nord
beliepen de kosten echter 80 tot zelfs 110 francs.
In het algemeen kunnen de kosten van fabricatie niet veel minder
dan 60 francs per 100 kilos suiker worden gesteld , een bedrag dat
vele deskundigen doet vreezen de krachten der fabricatie te boven te
zullen gaan , en wordt er zeer op aangedrongen door verbeterde werk
wijze en toestellen , ten einde eene verhoogde extractie te bekomen ,
de kosten te doen dalen , echter vooralsnog 55 , minstens 50 francs
> 9

het laagst achtende. Mocht die extractie tot het maximum stijgen , dan
wordt het vooruitzicht geopend , dat de suiker uit den beetwortel kan
voortgebracht worden tegen 40 francs . Voor het tegenwoordige kan de
prix de revient niet veel lager dan 60 francs de 100 kilos worden gesteld.
In den regel worden , om den juisten voortbrengingsprijs te bepalen ,
daarvan afgetrokken de opbrengst van den afval (merg of pulpe) en
de stroopen , waarvan de waarde echter zeer afwisselend is. Gemeenlijk
wordt de opbrengst der pulpe (voor veevoeder) geschat op 20 pct.
van die van het beetwortelgewicht ; vaak wordt daarvoor f 5 , soms meer ,
per 1000 kilos erlangd .
De stroopen behalen een prijs, voornamelijk afhankelijk van dien
van den alcohol , welke daaruit wordt vervaardigd. De lage prijs van
den laatste maakte op de fabricatiekosten van den suikerfabrikant in
Frankrijk ten verleden jaar een verschil uit van 4 francs meer per
100 kilos. Gemeenlijk wordt voor melassen 2 pct. van het gewicht
der beetwortelen gerekend. De prijs in Frankrijk wordt thans genoteerd
op 10 à 12 francs per 100 kilos.
Met vrij groote zekerheid kan het gemiddelde van den voortbren
gingsprijs, na aftrek van de opbrengst van pulpe en stroopen , in Frank
2

rijk gerekend worden op minstens 50 francs per 100 kilos ( f 24)


32

f 15 per pikol , bonne quatrième, gelijk aan No. 12 van den neder
landschen suikerstandaard .
De zeer ervaren suikerfabrikant en schrijver Louis Walkhoff doet
de volgende opgave ' , die ik in nederlandsche waarden teruggeef :
bij eigene kultuur :
Duitschland of 806 per bunder = f 564 per bouw.
Frankrijk .
.
1000 97 -- 700 17
Rusland . 612 » 428 > 97

en per 100 kilos suiker :


Duitschland .
f 35.- = f 21.70 per pikol .
Frankrijk . 36.30 = 22 50 97

Rusland . 36.50 = - 22.65 -


>>

Maar bij inkoop van de grondstof, afgescheiden van de in dat geval


slechtere hoedanigheid :
Duitschland f 36.40 = f 22.57 per pikol.
.

Frankrijk . 43.50 = 27. 12

Rusland . . 36.85 = 22.85 >

Daaronder is echter de accijns begrepen :


in Duitschland à f 11.30 per 100 kilos = f 7. per pik.
, Frankrijk 12.70 > 09 7.87
Rusland - 5.— 3.
zoodat deze dient te worden afgetrokken om tot eene juiste vergelij
king met het kostende van de Java-suiker te komen , weshalve de prix
de revient zuiver te staan komt :
bij eigen cultuur:
Duitschland 100 kilos / 23.70 = f 14.70 per pikol.
. .

Frankrijk - 23.60 14.63


Rusland - 31.50 19.65 12

bij inkoop van den beetwortel :


Duitschland .
100 kilos f 25.10 = f 15.57 per pikol.
Frankrijk . .
02 12
- 30.80 19.13 12

Rusland "12 - 31.85


-
- 19.85 92

In Nederland worden de fabricatiekosten geraamd bij een rendement


gemiddeld van 6 pCt. van den beetwortel op f 22 à f 24.50 per 100
kilos - f 13.65 à f 15.30 per pikol .
Wanneer nu een gemiddelde voortbrengingsprijs van allen van ſ 25.
per 100 kilos wordt gerekend , dient daarbij te worden gevoegd
minstens: 5 pct. rente van een kapitaal van f 350.000 (raming
in Europa ) ,
4 pct. afschrijving ,
5 pct. dividend ,
verdeeld over eene ruime productie van 800,000 Ned. Pd.
= } 13,000 pikols 2? - 6.
te zamen . 31.
1 Der practische Rübenzuckerfabrikant und Raffinadeur , 1866 blz. 146 en vg .
2 De gemiddelde productie is in Duitschland 10000 à 12000 , in Frankrijk
10000 à 15000 .
33

Dewijl echter rente , amortisatie en dividenden geheel van sub


jectieve meeningen kunnen afhangen en de tegenwoordige javasche
suikerindustrie aan een beperkten kontraktstijd en die in Europa
aan geen bepaalden tijd is gebonden , acht ik het veiligst te gaan ,
door voor beide die buiteu beschouwing te laten , hoezeer die posten
mijns inziens wel degelijk onder voortbrengingskosten behooren begrepen
te worden . Voor mijn tegenwoordig doel is het evenwel voldoende
de fabrikatiekosten en plantloonen (voor de suiker van Java bovendien
het vervoerloon naar Europa) te vergelijken en dan zijn die voor Java
iets lager (f 241 per 100 kilos) , maar het uiteenloopende in aanmerking
nemende , kan het geheel nagenoeg op hetzelfde bedrag worden gesteld ,
met dit belangrijk verschil ten voordeele der laatste , dat deze gemeenlijk
niet alleen Nº. 16 en de beetwortelsuiker Nº . 12 is , maar ook dat in den
handel de javasche suiker om hare innerlijk betere hoedanigheid en voor
deeliger rendement voor den raffinadeur veelal f 2.– à f 4.- per 100
kilos meer waard is , te zamen alzoo minstens f 4 à f 5 per 100 kilos ,
>

hetgeen voor de mededinging voldoende ruimte overlaat ; hoezeer niet


zorgeloos de grenzen te ver afgelegen moeten geacht worden.
Hierbij komt in aanmerking dat de meeste beetwortelsuiker produ
ceerende landen die industrie eene bescherming verleenen , eensdeels
door hoogere rechten op de koloniale of vreemde suikers , anderdeels
door een lageren aanslag bij den accijns dan de opbrengst in suiker.
Vooral in Duitschland verheffen zich reeds stemmen tegen die be
scherming van een betrekkelijk klein getal producenten ten koste van
het algemeen en de geschiedenis leert hoe, zij het ook langzaam , de
stelsels van protectie ineenstorten.
De gemiddelde marktprijs van de beetwortelsuiker bonne quatrième
was op de beurs te Parijs :
1855 .. ... 69.40 frs. per 100 kilos
1856 . 74.07
77

. .
92 12 12
1857 . 88.52 22 *

1858 . 65.69
77

C .

1859 . . .
69.57 12 19 12
1860 . 70.76
>

. . .
92

1861 . . 68.49 22 92 27
1862 . . 61.19
2

.
22 22

1863 . 74.03
77

. .
29 2

1864 . 61.20
9

. .
22

1865 . 60.31
17

.
12 02

1866 . . . . 55.68 » 12
1867 . . . 56.50 12 17 12

Gemiddeld . ... 671. -92 77 12 - f 31 ; per 100 kilos.


In het algemeen kan derhalve wel als juist worden aangenomen de
uitspraak van Walkhoff :
„ Ein Vergleich dieser Productionskosten mit dem Verkaufspreise des
Zuckers führt sofort auf den Schluss , dass nicht die Fabrication , son
deru der Rübenbau , wenn er bei mässigen Culturkosten quantitativ und
1868 , 3
34

qualitativ gute Ernten erzeugt, den Verdienst ausmacht , oder dass ,


mit andern Worten , die Landwirthschaft den grössten Nutzen davon
zieht. Dem Fabricanten , der sein Product oft zu dem obigen Erzeu
gungspreise verkaufen muss , bleibt für Zinsen des Capitals, Verbesse
rungen , für den technischen Fortschritt etc. wenig übrig , und die
landwirthschaftliche Nebenbenutzung der Abfälle von der Fabrication
macht oft seinen ganzen Verdienst aus.
Dazu kommt aber ferner, dass die hier angenommene Ausbeute an
Zucker, die man in den ersten Monaten der Campagne allerdings er
zielt , in den letzten Monaten der Arbeit oft wesentlich geschmälert
wird , weil die Rübe bei längerer Aufbewahrung meistens an Kristall
zucker ärmer , an schädlichen , gährungserregenden Substanzen aber
reicher wird .”
Het is juist om die reden , dat de beetwortelsuikerfabrikanten
door bevoegde beoordeelaars worden aangespoord niet alleen op alle
verbeteringen bedacht te zijn , om het gehalte van den beetwortel te
verhoogen , maar ook de toekomst hunner ondernemingen te zoeken in
het doen klimmen van het gemiddelde nommer der suiker en niet dan
de witste suikers af te leveren .
Vooral verdient het ook de aandacht , dat , terwijl in Europa onop
houdelijk er naar gestreefd wordt de productiekosten te verlagen , op
Java alle maatregelen van het gouvernement een tegenovergestelde
strekking schijnen te hebben en ook daartegen zou wellicht geen
groot bezwaar zijn , mits die rijzing niet kunstmatig ware teweeggebracht
>

en in verband stond met den gang der wereldmarkt.


Hoe dit zij, in geenerlei opzicht staat Java bij eenig suikerproducee
rend land ter wereld ten achter en zou het indedaad eene miskenning
van de gaven der natuur zijn, de opvoering van Java's suikerproductie
te verwaarloozen .
In de vooruitzichten van Java's voortbrengend vermogen ligt de be
vestiging der onpartijdige woorden van Dr. Wagner, een wetenschap.
pelijk duitsch fabrikant:
,, Die Technic der Rübenzuckerindustrie entwickelt sich zusehend ,
der Rübenbau wird besser , die Zuckergehalt hebt sich , die Procents
sätze des gewonnen Zuckers steigt , die Productionskosten nehmen
ab ; dennoch dürfte die Rübenzuckerindustrie keine weite Zukunft
haben denn nur der Mangel an Kenntnissen und technischer Ausbildung
der Rohrzuckerindustriellen ist es , welche Letztere bis jetzt verhinderd
der Rübenzucker jede Concurrenz unmöglich zu machen
12Es wird die Zeit kommen wo die Rohrzuckerindustrie mit desselben

Intelligenz betrieben wird wie die Rübenindustrie und dann is Letztere


verloren."
Maar vooreerst behoeven wij die zuster-nijverheid deze donkere toe
komst niet te openen. Voor beide takken der suikerindustrie is nog
plaats genoeg over. Laat mij dit met enkele opgaven aantoonen .
De geheele suikerproductie in alle werelddeelen wordt in ronde cijfers
gesteld op 2400 millioen kilos , ongeveer 40 millioen pikols. De jaarlijk
35

sche toename van de consumtie wordt geschat op 100 millioen kilos.


Die consumtie is in de verschillende landen uiteenloopende , naar
gelang van zeden , gewoonten en vermogen.
Een der beste engelsche reviews , gewijd aan de belangen van de
>

suikerindustrie en den suikerhandel, bevat eene aantooning van de


1
algemeene suikerconsumtie en daarin vindt men onder anderen het
verbruik gesteld in Australie op ruim 284 tot 41į kilo per hoofd , in Neder.
land op slechts 14 pond per hoofd . Maar hier wordt ook het hoogste
recht in de wereld gevorderd. Ik zal noch het hoogste noch het laagste
consumtiecijfer nemen , maar dat wat in Engeland wordt aangetroffen :
20 klio per hoofd .
Indien het verbruik tot dat cijfer toeneemt en men bovendien den
gestadigen aanwas der volkeren bedenkt , dan zullen alleen voor Europa
noodig zijn meer dan 80 millioen pikols of het dubbel van hetgeen
thans de geheele wereld voortbrengt, instede van 12 millioen pikols ,
die thans voor Europa voldoende zijn en waarin de beetwortel
industrie voorziet met 51 millioen pikols 's jaars. ?
Ook schijnt het veroorloofd het oog te slaan op Cuba , dat verleden
jaar bijna 10 millioen pikols heeft voortgebracht. Hetzij dat rijke eiland
worde ingelijfd bij Amerika , hetzij die parel der Antilles aan Spanjo
niet ontvalle , de emancipatie der slaven is onvermijdelijk . Reeds was
in den koninklijken raad , vóór de revolutie den spaanschen troon deed
ineenstorten , tot die emancipatie besloten en de regeering, uit de om
wenteling voortgesproten , zal wel de slavernij niet handhaven.
De ondervinding leert hoe bij opheffing van dien staat , de plantages
althans grootendeels worden verlaten in den regel laten zij trouwens
den arbeider geene blijmoedige herinnering achter – en de vrijgelatenen
zoeken doorgaans een rustig bestaan in het bearbeiden van een stukje
grond , als zij dat in bezit kunnen bekomen.
Voor Cuba met zijne 400,000 slaven , waarvan ongeveer de helft in
de suikerplantages werkzaam zijn , zal het geene lichte taak zijn dien
handenarbeid te vervangen .
Maar wij wenschen noch behoeven de uitzichten en bloei der javasche
suikerindustrie te bouwen op de puinhoopen van andere kolonien of
het verval der beetwortelindustrie. Aangenamer verschiet opent zich ,
mocht ook de strijd in Europa zwaarder worden . Een jeugdig , reusen 2

krachtvol werelddeel (Australie) ligt niet ver van Java.


Maar laat ik liever hier de woorden aanhalen der bataviasche kamer
van koophandel :
„Bij rapport van 7 December 1864 n° 140 , hebben wij uwe excellentie
gewezen op de merkwaardig snelle ontwikkeling , waardoor zich in de
laatste jaren vooral , de australische kolonien hebben gekenmerkt.
1 Zie Bijlage VIII.
2 Het is niet van belang ontbloot een blik te kunnen werpen op de bewegingen
van de suikermarkt , om daaruit op te maken , welk deel Java (behalve in Nederland)
neemt aan die beweging ; daartoe zijn uitgekozen de overzichten van hetgeen in
Groot Brittanie en Noord -Amerika omgaat. Zie Bijlage IX en X,
36

„Het zal uwe excellentie daaruit zijn gebleken , dat de europeesche


bevolking , door ons onder ultimo 1864 werd geschat op ongeveer
anderhalf millioen zielen. Dit komt vrij wel overeen met het bevolking
cijfer, door den konsul aangegeven , waarin niet begrepen is de door
ons medegetelde bevolking van Nieuw-Zeeland.
„In datzelfde rapport hebben wij aangetoond, dat terwijl de concur
rentie der beetwortelsuiker ons dreigt te verdringen van vele markten in
Europa , onze rietsuiker metdertijd haar natuurlijken uitweg zal moeten
vinden naar Australië , de westkust van Amerika en de golf van Perzië.
„ Wij noemen hier in de eerste plaats Australië. Dit land zal , als
de slagboomen eens zijn weggenomen , die het verkeer nu nog beletten ,
de grootste verbruiker zijn onzer producten.
„Wij worden in dit gevoelen op nieuw gesterkt door de lezing der
hoogst belangrijke brochures, die uwe excellentie ons heeft doen toe
zenden , bij missive van den eersten gouvernements-secretaris, van 10
April 1865 , n° 684.
„Onder die brochures is vooral van belang de „ description of the
northern territory of south Australia, by Edward A. Oppen . "
„ De schrijver herinnert in zijne inleiding , hoe het nauwelijks 80 jaren
geleden is , dat de eerste nederzetting te Botany Bay werd gevestigd ,
bestaande uit een gouverneur , met zijn officieele omgeving , een militair
detachement, benevens 850 bannelingen van beider kunne ; hoe thans
reeds de europeesche bevolking mag worden geschat op 1.300.000 zielen;
hoe het totaal bedrag der waarde van den uitvoer-handel veilig mag
worden gesteld op 28.000.000 pd. st. en van den invoer-handel op
25.000.000 pd. st. 's jaars of te zamen 53.000.000 pd. st., vertegenwoor
digende in nederlandsch geld de kolossale som van f636.000.000 ; hoe
deze gegevens slechts zijn flauwe afschijnsels van den verbazenden
nationalen rijkdom van dit onmetelijk kontinent , met zijne 25.000.000
schapen en 5.000.000 paarden ; hoe de grenzelooze hulpbronnen van dit
weelderig land slechts wachten op de nijvere hand van eene dagelijks toe
nemende europeesche en chineesche immigratie, om zich met reuzenschre
den uit te breiden en ook dieper in het binnenland door te dringen .
, Indedaad , men staat verbaasd over hetgeen , vooral in de laatste
vijftien jaren in Australië tot stand is gekomen ; men kan het bijna
niet gelooven , dat reeds nu de gezamenlijke handelsbeweging , aan in
en uitvoeren , eene waarde vertegenwoordigt van niet minder dan zes
honderd zes en dertig millioen gulden 's jaars.
„ Treurig is het te moeten erkennen, dat ons aandeel in die kolossale
beweging , bijna niet noemenswaardig is.
„ Dit hoogst bedroevend verschijnsel heeft geenszins zijn ontstaan te
danken aan gemis aan ondernemingsgeest bij onzen handelstand; men moet
er zich integendeel over verwonderen , dat ongeacht de bestaande be
>

letselen , ons aandeel , hoe onbeduidend ook in vergelijk van het zoo
even genoemd kolossale cijfer , nog zoo groot is geweest.
„„ Een dier beletselen is , – wij wezen er reeds herhaaldelijk op , -
het gemis aan direct stoomverkeer. Nu de behoefte aan eene recht
37

streeksche versnelde gemeenschap uitgaat , vooral van den kant der


regeeringen van New South Wales en Queensland , kunnen wij niet
genoeg aandringen om ook onzerzijds handen aan het werk te slaan
en aan de uitvoering van het geopperd denkbeeld de meest krachtige
ondersteuning te schenken. Vooral moeten wij nu trachten uit het
isolement te geraken , waarin wij nog verkeeren. Daarom moeten wij
nu pogen , om de voorgestelde lijn , tusschen Singapore en Queensland ,
over Java te leiden .
„ Dan voorzeker zal Java het middenpunt worden van een druk
personen- en goederen -vertier tusschen Australië , Singapore , China
en Europa. Vooral de handel tusschen Australië en China belooft
metdertijd van groot gewicht te zullen worden. In Australië wordt
reeds eene beduidende vreedzame chineesche bevolking aangetroffen .
De chineesche immigratie heeft men belemmerd ; maar in de laatste
tijden is men er vrij algemeen gunstiger in Australië voor gestemd.
Door hun nijveren zin dragen de Chineezen veel bij tot de voortdurende
ontwikkeling van dat belangrijk werelddeel.
„Wij moeten nu zorgen dat het ons niet gaat als indertijd, na
de vestiging te Singapore , toen die stad tot vrijhaven verklaard , het
middenpunt werd van een groot handelsvertier en wij, ter elfde ure ,
Riouw met een gelijk doel , maar met een allerbedroevendst resultaat
openstelden. Laat ons nimmer de toen ontvangene les vergeten.
„Zoo zou het ook gaan , indien nu de directe stoomgemeenschap
tusschen Australië en Singapore tot stand kwam.
„Wij vertrouwen dat het uwe excellentie met haren helderen blik
duidelijk zal zijn , dat wij gretig , met beide handen , het aanbod moeten
aannemen , dat ons wordt gedaan , om van Java het centrum te maken
van eene stoomgemeenschap , die van onberekenbare gevolgen moet zijn.
9

" Wij hebben ons tot hiertoe bepaald bij eene commercieele beschou

wing van het onderwerp.


„De staatkundige zijde verdient eene niet minder ernstige overwe
ging. Daaromtrent kunnen wij echter kort zijn.
„ De verbeelding behoeft nog niet eens sterk te werken door aan
te nemen , dat Australië binnen 50 jaren , (en wat beteekent een
halve eeuw in het leven van een volk ?) eene europeesche bevolking
zal tellen, gelijkstaande aan het totaal van de tegenwoordige bevolking
op Java ,
„Een groot gedeelte der zuid- en oostkust is nu reeds sterk bevolkt.
De vrije immigratie in west Australia zal eerst dan een hooge vlucht
nemen , als de toevoer van bannelingen zal hebben opgehouden , waartoe
de regeering in het moederland eindelijk heeft moeten besluiten , ten
gevolge der ernstige vertoogen van de gezamenlijke koloniën van
Queensland , New South Wales , Victoria , South Australia en Tasmania .
„ Aan de Victoria rivier, op de noordwestkust , -slechts eenige dagen
-

stoomens van Timor-Koepang , — werd onlangs door South Australia


de hoofdstad, Palmerston , gesticht van de Northern Territory in eene
streek , die volgens de berichten van Leichhardt, Gregory , Mc. Donall
38

Stuart , Mueller , Wilson , Burke , Wills , Landsborough en andere


reizigers, onovertroffen , grenzelooze weiden aanbiedt, voor veeteelt en
gronden , voor den landbouw .
,, Schier dagelijks hoort men van de ontdekkingen van nieuwe vrucht
bare streken , in dit onmetelijk continent . Het denkbeeld , dat het
>

binnenland slechts zou bestaan uit eene dorre zandwoestijn , behoort


reeds nu tot de kindersprookjes. Verschillende reizigers , waaronder de
hierboven genoemden , hebben Australie, van het zuiden naar het noorden ,
van het westen naar het oosten doorkruist ; sommigen hebben hun
ijver, om de menschheid en wetenschap van nut te zijn, met den dood
moeten bekoopen. Maar zooveel is thans zeker , dat Australië betrekkelijk
spoedig , een land zal worden , welks bevolking bestemd schijnt op het
staatkundig tooneel in Azië een beduidenden invloed uit te oefenen .
„ Aan die bevolking zijn geschonken de zegeningen van het self-govern
ment ; zij bezit het recht van algemeene directe verkiezingen der leden
van de lokale parlementen ; verschillende in Engeland , uit vroegere
tijden , overgebleven afwijkingen van het zuiver constitutioneel beginsel
zijn in Australie geecarteerd. Vandaar dat er de verschillende gods
dienstige gezindten gelijke bescherming genieten ; dat er geene domi
neerende staatskerk , met rijk bezoldigde bisschoppen , bestaat ; dat een
ieder , van welke geloofsbelijdenis hij moge wezen , verkiesbaar is voor
het parlement en de onderscheidene ambtelijke bedieningen. In een
woord , het regeeringstelsel nadert er meer het amerikaansche , dan
het engelsche systeem.
99Van daar dan ook , dat de Australische bevolking , in bare zucht
tot avonturen en gewaagde ondernemingen , meer heeft van den yankee
dan van den echten brit.
„ Deze geest zal zich voorzeker , in denzelfden zin , meer en meer
ontwikkelen en niet onmogelijk is het, dat Indië vroeg of laat , een
australischen Lopez of Walker op zijne kusten ziet verschijnen.
„Dit nu is het wat wij moeten voorkomen. Java moet metdertijd
voor Australië niet worden het voorwerp van begeerlijkheid , wat
Cuba zoolang geweest is en wellicht nog is voor de Vereenigde staten
van Amerika.
,,Hoe dat te verijdelen ?
„Naar onze innige overtuiging , door een liberaal handelstarief, door
toenadering , door nauwe aaneensluiting, door een direct stoomverkeer.
„Zijn deze werken des vredes tot stand gekomen , is het den Australier
en ieder ander gegeven , om hier vrijelijk te komen handelen , zonder
dat hem belemmeringen of moeielijkheden worden in den weg gelegd ,
dan voorzeker , de wereldgeschiedenis leert het nagenoeg op iedere
bladzijde, behoeven wij nimmer beducht te zijn voor een invloed , die
de australische bevolking , wellicht eer dan men denkt , uitoefenen
moet op een groot deel van Azie in het algemeen en op onzen archipel
in het bijzonder.
„Laat
» ons dus den stroom ten goede trachten te leiden , opdat wij
er nimmer door in ongelegenheid komen .
39

,, Laat ons daarom krachtdadig optreden en medewerken tot de daar


stelling van eene stoomgemeenschap , die rijk in hare gevolgen moet
wezen ,

„In dezelfde mate als wij, ter bereiking van dat doel , tegenstanders
zijn van eene te Timor afgebrokene stoomlijn , nemen wij gaarne in
volle bescherming elk plan , dat tot grondslag heeft een direct onaf
gebroken stoomverkeer tusschen Java en Amerika.
„Na deze uiteenzetting onzer beschouwingen vertrouwen wij dat
uwe excellentie zulk een plan , krachtdadig zal ondersteunnen en dat
het ook hare overtuiging zal zijn , dat de commercieele en politieke
belangen van het land onzer inwoning medebrengen , dat alles worde
gedaan , wat ten deze binnen het bereik ligt van het vermogen der
1
regeering."
Het is waar , nog schijnt de javasche handel met moeilijkheden te
kampen te hebben , vooral tot mededinging met Mauritius, 2' als gebrek
aan goede gemeenschapsmiddelen , aan soliede relatien, met het bezwaar
om die suikers aan den handel te leveren , waaraan naar gezegd
wordt , in Australie de voorkeur wordt gegeven. 3 Dit alles is echter
niet onoverkomelijk en wat de suikersoorten betreft , zoo worde de
javasche industrie van de boeien , waarin kontraktueele bepalingen haar
klemmen , ontslagen , om ook aan dien eisch te kunnen beantwoorden.
Misschien niet dadelijk maar dan toch in de niet verre toekomst ,
zal de javasche suikerindustrie jegens hare zuster edelmoedig kunnen
zijn en aan haar de westersche markten overlaten , mocht zij aan de
behoeften daarvan geheel kunnen voldoen ; bovendien zeker dat zoo
de javasche industrie den moed thans niet behoeft te laten vallen in
Europa met de beetwortelsuiker te wedijveren , deze niet hetvracht
loon kan dragen om het vreedzaam verkeer der indische suiker in het
oosten te komen verstoren.
Maar indien de suikerindustrie op Java levensk racht genoeg heeft
en wat productief vermogen van den grond en de voortbrengingskosten
zoowel als wat de hoedanigheid van haar product betreft, voor hare
mededingsters niet behoeft onder te doen , dan mogen wij vragen , van
>

waar die vele klachten , die wij vernemen ? Welke toch is de oorzaak der
onzekerheid die waargenomen wordt , van die ziekteverschijnselen, van
dat marasmus , waarmede de javasche suikerindustrie schijnt bedreigd
te worden ? Zou het waar zijn , dat zij tot stilstand of achteruitgang is
veroordeeld ? Zou het zijn dat die industrie , hoe zij zich uiterlijk
voordoe, toch ook eene teringlijderes is of zou het wellicht waar zijn ,
wat een der uitstekendste fransche bladen onlangs behelsde : „Java est

1 Het later rapport van de kamer van koophandel dd. 11 Julij 1867 , opge
nomen in haar pas hier te lande ontvangen verslag over 1867 , verdient zeer de
aandacht.
2 Zie Bijlage XI.
3 Bijlage XII berat hierover een belangrijk bericht van onzen consul-generaal
voor Australie, gericht aan de bataviasche kamer van koophandel.
40

une vaste exploitation de l'état , tant vaut le gouvernement Neerlandais ,


9

tout vaut la production .”


Mij dunkt M. H. op al die vragen zal het tweede gedeelte onzer
discussien het antwoord kunnen geven.

De Voorzitter opent thans de beraadslaging over het eerste punt en


de toelichting daarvan door den heer Millard gegeven .

De heer van Stolk. Ofschoon ik met aandacht naar de voorlezing


van de toelichting des heeren Millard geluister:l heb , zoo heb ik daarin
niet een antwoord gevonden op de vraag : in hoever de suikerkultuur
op Java geacht kan worden daar inheemsch te zijn en de voordeelen
van die kultuur in evenredigheid te staan tot die van andere voort
brengselen van den grond ? Is de suikerkultuur op Java eene geforceerde
dan wel inheemsche kultuur ?
De heer Millard heeft ook eene vergelijking gemaakt tusschen de
opbrengst van Java en die van andere koloniën. Hij gelooft dat de
suikerproductie van andere koloniën , met name die van Cuba , bij die
van Java verre achterstaat. Bedrieg ik mij echter niet dan bedraagt
de productie op Cuba dikwijls 200 pikols per bouw. Daarbij wees de
heer Millard , op gezag van het werk van Jules Deval , in 1863
verschenen , op den achterlijken toestand der suikerfabricatie in de
fransche Antilles. Na dien tijd is echter daar de productie zeer ver
hoogd door de invoering van stoomwerktuigen en andere verbeteringen
in de fabricatie , zoodat o. a. de productie van Guadeloupe en Marti
nique na 1863 zeer toegenomen is.
De Voorzitter. Ik mag na de opmerking van den heer van Stolk
niet onvermeld laten dat de heer Millard er op wijst dat op Cuba ,
zoodra de rietakkers naar eisch behandeld worden , zij 82 pikols per bouw
kunnen opbrengen , welke opbrengst nog vermeerderen kan tot 153 à 200
pikols per bouw. Hiertegenover wijst hij echter op de productie van Keda
woeng op Java verkregen , waar ruim 95 pikols per bouw werd opgebracht.
>

De heer van Stolk. Eene andere vraag , die hierbij in aanmerking


komt , is deze : waarheen zal , bij vermeerderde productie , de Java-suiker
vervoerd worden ? Nederland is toch niet groot genoeg om het vermeer
derd product te verbruiken .

De Voorzitter . De heer Millard wijst en ik geloof volkomen terecht,


op Australië.

De heer Pierson. Ik zou te veel zeggen , wanneer ik verklaarde al


de statistieken onthouden te hebben , die wij heden avond gehoord
hebben , maar toch heb ik daarvan een algemeenen indruk behouden.
>

Zoo meen ik dat de heer Millard zich veel moeite gegeven heeft om
de vraag te beantwoorden of de „ prix de revient” van de beetwortel.
41

suiker hooger of lager is dan die van de koloniale suiker. Die kwestie
wordt telkens geopperd , zoodra de vraag besproken wordt, ofde kolo
niale suiker de concurrentie met de beetwortelsuiker kan volhouden.
Ik zal haar gewicht niet ontkennen. Intusschen meen ik dat men dit
gewicht weder niet te hoog moet stellen , omdat men anders gevaar loopt
in eene economische dwaling te vervallen , die misschien tot pessimis
tische beschouwingen voor de koloniale suikerkultuur leiden kan.
Wat bepaalt de waarde van een voorwerp ? Verschillende oorzaken ,
waaronder ook de kosten van productie. Maar welke kosten van pro
ductie ? De hoogste of de laagste ? Met andere woorden : gesteld dat in
eene behoefte voorzien kan worden , door de levering van een hoeveel
heid die ik 100 noem , waarvan 50 tot een hoogen en de 50 anderen
tot een lagen prijs kunnen geleverd worden , zal dan de waarde zich
bepalen naar de hoogste of de laagste productiekosten ? Ik meen dat in
dat geval de hoogste kosten de waarde zullen bepalen en wel om deze
reden. Indien de waarde zich regelde naar de laagste kosten , zou de
geheele hoeveelheid , die voor de behoefte noodig is , niet geproduceerd
worden en zou de productie zich enkel bepalen tot de 50 pct. van den
laagsten kostprijs, want de 50 pct. van den hoogsten kostprijs zou in
dat geval niet geleverd kunnen worden dan met verlies. En niemand
werkt op den duur met verlies. De waarde moet zich dus richten naar
de hoogste productiekosten .
De kwestie van den „prix de revient” is daarom van minder gewicht
dan deze : welk quantum is er voor de consumtie noodig ? Aan welke
hoeveelheid suiker heeft de wereld behoefte en welk aandeel levert
de beetwortelsuiker van die hoeveelheid ? Blijkt het dat zij geheel of
grootendeels in de behoefte voorziet , en dat de koloniale suiker op
hare beurt geheel hetzelfde zou kunnen doen , dan spreekt het van
zelf dat één van beide moet verdwijnen van de markt en wel die
suiker , welker kostprijs de hoogste is. Maar blijkt het b. v . dat een
groot deel der behoefte moet bevredigd worden door de koloniale
suiker , vermits de beetwortelsuiker die behoefte op verre na niet kan
bevredigen , dan zal, al mocht de prix de revient van de beetwortel
suiker belangrijk lager zijn dan die der koloniale suiker , de waarde van
het artikel in het algemeen zich moeten regelen naar de productie
kosten van de koloniale suiker , zoodat deze laatste met voordeel kan
geproduceerd worden.
Hoedanig is nu de werkelijke toestand ? Als ik mij niet bedrieg , is op
gegeven dat Europa eene productie vordert van 12 millioen pikols
suiker , waarvan 54 millioen worden geleverd door de beetwortelsuiker
fabrieken. Hieruit blijkt, dat de beetwortelsuiker nog niet eens in de
helft der europeesche behoefte voorziet en de koloniale suiker dus vol
strekt niet gemist kan worden. Dit zoo zijnde, is in de kwestie , die
ons bezighoudt, het onderzoek naar den prix de revient, hoe be
langrijk ook op zichzelf, geenszins van overwegend belang.
Maar nu rijst eene tweede vraag : Kan Java concurreeren met
andere kolonien ? Ik wensch deze vraag niet a fond te behandelen ,
42

maar mij slechts een enkele opmerking te veroorloven , die tot hare
bevestigende beantwoording iets kan bijdragen.
Ik heb namelijk zooeven gehoord dat op Cuba eene grootere pro
ductie per bouw zou verkregen worden dan op Java ; doch men heeft
er op gewezen dat ook op Java grootere productie mogelijk zal zijn ,
zoodra slechts de bestaande belemmeringen voor de suikerindustrie
worden opgeheven . Ik voeg hierbij, dat men , bij de beoordeeling der
kwestie , ook de groote kosten van den slavenarbeid niet vergeten
moet. Voor tien jaren op Cuba zijnde, meen ik van suikerplanters ge
hoord te hebben dat voor een volwassen slaaf niet minder dan 1800
à 2000 dollars werd betaald . Als men nu rekent dat op sommige plan.
tages 3 à 400 slaven (mannen , vrouwen en kinderen ) aanwezig zijn ,
en men begroot ze door elkander slechts op 7 à 800 dollars per hoofd , >

dan kan men nagaan welk een enorm kapitaal dit reeds representeert.
Wat nu Suriname betreft , ik meen dat de productie per bouw daar
veel kleiner is , dan op Java. Bovendien is de qualiteit geringer en
zijn er de kosten van den arbeid hooger , ten gevolge van de noodza
kelijkheid waarin de planters zijn gebracht om hunne werkkrachten uit
Azie aan te voeren . In denzelfden toestand nu , waarin Suriname ver
keert, bevinden zich verscheidene andere West-indische koloniën .
Het zijn alleen deze kleine opmerkingen, die ik ten aanzien van cijfers
heb gemeend in het midden te moeten brengen . Eerst dan wanneer het
belangrijke opstel van den heer Millard gedrukt is , zal het mogelijk
zijn , de statistieke gegevens en de daarop gegronde beschouwingen
met juistheid te beoordeelen .

De heer Gramberg. Ik wensch alleen eene kleine rectificatie mede


te deelen ten aanzien van de door den heer Pierson gedane opgave
der kosten van slaven. Die spreker zegt in Cuba zelf geweest te zijn ;
ik heb dat voorrecht niet gehad , maar ik ben aan de kust van Guinea
geweest en heb daar in dit opzicht veel gezien en gehoord. Op Guinea
zelf zijn de kosten van slaven niet meer dan honderd gulden per kop ,
en die som wordt eigenlijk nog gereduceerd tot een geringer bedrag , wan
neer men in aanmerking neemt , dat slaven worden ingeruild tegen koop
mansgoederen, waarop zeker dertig percent winst is. Maar aannemende
dat daar een slaaf f 100 kost , dan komt mij 1800 dollars op Cuba
een wel wat enorme prijs voor. Van slavenhandelaars heb ik persoonlijk
vernomen dat in dure tijden wel eens f 2400 à f 2500 betaald is , dus
1000 dollars en niet 1800 dollars . Misschien heeft de heer Pierson
zich versproken en dit cijfer ook bedoeld.

De heer Pierson. Ik zal hierop alleen antwoorden , dat tien jaren


geleden in Amerika algemeen werd verzekerd dat de prijzen van slaven
er veel lager waren dan op Cuba. Nu heb ik te New-Orleans zelf
slaven zien verkoopen voor 1200 à 1300 dollars , terwijl ik mij ook
zeer goed herinner dat er plantage-eigenaars waren die 1400 à 1500
dollars voor een slaaf, eerste kwaliteit, besteedden. De door mij opge
43

geven prijs van 1800 à 2000 dollars op Cuba , is dus volstrekt niet
onwaarschijnlijk. Wat nu den prijs der slaven op de kust van
Guinea betreft , die kan hier , dunkt mij, in het geheel niet in verge
lijking treden , daar toch de slavenhandel verboden is en er dus eene
1
groote risico aan dien handel is verbonden , van welke risico enorme
hooge premien moeten genoten worden. Maar gesteld zelfs dat de prijs
van een slaaf 1000 en niet 1800 dollars ware , dan zou dit nog een
zeer aanzienlijken prijs kunnen genoemd worden , die op de productie.
kosten niet weinig drukt.

Daar op dit oogenblik niemand verder het woord wenscht te voeren ,


sluit de Voorzitter de vergadering .
|

|
1

1
45

BIJLAGE I.

OPBRENGST DER BEETWORTELSUIKER .

JAREN . FRANKRIJK . DUITSCHLAND . BELGIE .

kilos. kilos. kilos.


1829 4,380,000 22

1830 5,500,000
1881 7,000,000 " 9

1832 9,000,000 " "

1833 12,000,000
1834 20,000,000
1835 30,000,000
1836 40,000,000
1841 3,000,000
1843 28,000,445 9 97

1844 30,000,000 99

1845 37,019,000 2

1846 49,000,000 3,367,663


1847 60,000,000 15,000,000
1848 56,000,000
1849 44,000,000 5,129,679
1850 64,000,000
1851 68,000,000 6,653,950
1852 70,000,000 8,300,000
1853 92,000,000 83,000,000
1854 70,000,000 " 77

1855 77,000,000
1856 90,500,000 12,000,000
1857 80,000,000 09

1858 89,000,000
1859 91,000,000 144,000,000
1860 135,000,000 126,000,000 17,156,000
1861 143,000,000 125,500,000 13,850,000
1862 174,000,000 138,000,000 17,850,000
1863 130,000,000 150,000,000 26,200,000
1864 165,000,000 170,000,000 19,940,385
1865 246,000,000 170,000,000 21,000,000
1866 274,000,000 185,000,000 41,550,000
1867 225,000,000 210,000,000 39,100,000
OOSTENRIJK .

1834-1839 gemiddeld 's jaars 1,513,500 kilos.


1839-1844 » 3,943,750
1844-1849 5,187,850
1849-1854 15,590,700
1854 1859 > 41,004,000
1859-1864 62,304,50
1864-1867 27 67,206,800
46

BIJLAGE II .

PRODUCTIE OP JAVA.
( Gouvernements-aanplant.)

JAREN . BOUWS. OPBRENGST (in pikols ) PIKOLS PER BOUW.

1840 31,989 752,657 23,53


1841 33,668 734,427 21,80
1842 36,672 858,039 23,40
1843 37,546 902,397 24,30
1844 37,941 1,014,753 23,80
1845 38,534 1,073,103 27,84
1846 37,090 1,105,102 29,93
1847 37,255 1,193,696 32,04
1848 37,417 1,231,912 32,93
1849 40,143 1,203,523 29,98
1850 40,151 1,406,464 35,03
1851 41,588 1,371,715 33,05
1852 42,276 1,373,693 32,50
1853 42,034 1,411,295 33,57
1854 41,308 1,393,849 33,74
1855 40,606 1,351,645 33,26
1856 40,694 1,498,489 36,82
1857 40,615 1,650,806 40,65
1858 40,560 1,711,339 42,19
1859 39,713 1,648,641 41,51
1860 38,846 1,774,176 45,67
1861 38,827 1,703,077 44,20
1862 40,142 1,687,948 42,05
1863 40,146 1,742,068 43,39
1864 41,031 1,695,301 41,31
1865 40,891 1,831,064 44,47
1866 40,359 1,922,636 47,64
.
III
BIJLAG E

Il
pour
betreft
suikerkultuur
de
zooveel
,Tvoor
een
,uGuyane
Martinique
lla
Guadeloupe ableau
ait
EXTRACT
>
Réunion
la
et
Française
in
commerce
"teeableaux
,vinden
Tet,dpopulation
culture
navigation
de
pRevue colonies
maritime
des
et
Marine
la
de
Ministère
le
parubliés
,(vpour
à1ide
1860
années
les
865
coloniale
)et
.11
1864
. .
cultivés
d'hectares
nombre kilos
.
La
Mar
. tinique 19,514 bouw
per
pikols
16
aan
gelijk
27,750,000
Guadeloupe 18,384 18,155,069 11
. " 79
Française
Guyane 392 455,650 13
"
Réunion 48,382 15,746,898 3
. 99 "

86,672 ,16207,617 123,820


bouws
o
,p
9
leverende
millioen
een
gpikols
;ca.
pgeen
9nog
per emiddeld
.ikols
bouw
.
1865 .
cultivés
d'hectares
nombre kilos
.
Martinique
.La 18,686 ca.
aan
gelijk
32,691,550
.per
pik
19
bouw
47

Guadeloupe 16,793 30,328,452 20


>> >
França e
Guyanise 333 809,854 27
Réunion " " "
41,127 52,606,556 }14
>>

07
>

17
116,436,412
76,939
gemiddeld
Gemiddelde

.

7
»

1860—1865
ministerieele
volgens
opgaven
:van
hectares
kilos
86,641
115,000,000
1
184,000
bouws
123,770
pikols
aan
gelijk bouw
.per
pikols
15
ca.
La
Martinique
, kilos
.
1866 he18ct,967ar70es 34,656,672
2ikol
;p=0
bouw
per} Annuaire
de
Martinique
pour
1868
.la
}17
29,403,209
=
>
Guadeloupe
.La .
kilos
1865
hectares
16,795
30,327,708 1
1866
Ibouw
per
pikols
20
= consumtie
en
uitvoer Annuaire
Guadeloupe
la
pour
.de
1868
16,032 28,083,790
48

BIJLAGE IV.

OVERZICHT DER PRODUCTIE VAN ONDERSCHEIDENE LANDEN .

JAREN, CUBA. RÉUNION . MARTINIQUE . GUADELOUPE . BRAZILIE ,

kilos. kilos. kilos . kilos. kilos.


1842 160,000,000 >> >>
1843 D 87,000,000
1844 >> >>
1845 >> > >>

1846 12,994, 100 28,854,630 >


1847 37,994,834
1848 20,458,842 >>
1849 > >> 17,709,034
1850 300,000,000 15,000,000 12,897,265 >>
1851 289,664,000 >> 20,046,369 112,096,000
1852 324,900,000 17,291,787
1853 355,136,000 16,660,798 >
1854 > >

1855 >>
1856 >> >> 99,710,000
1857 >> >>
1858 >>
1859
1860 552,000,000 82,430,358 30,988,250 32.903,019
1861 65,532,868 28,240,000 31,219,226 >
1862 69,141,663 27,079,000 35,643,060 131,570,000
568,000,000
1863 41,687,357 30,115,000 34,588,641
1864 15,746,808 27,750,000 18,155,600 »

1865 52,606,556 32,601,500 30,327,708


1866 +600,000,000 62,991,170 34,656,672 28,083,990
1867 29,403,209

BIJLAGE V.

INVOER IN ENGELAND.

JAREN . VAN EIGENE KOLONIEN . VAN VREEMDE PLAATSEN . TOTAAL,

1845 245,730,000 45,296,700 291,026,400


1846 223,400,700 57,223,800 281,129,500
1847 290,878,850 119,597,000 410,976,090
1848 251,156,850 92,323,300 343,983,040
1849 261,146,020 85,720,900 346,861,100
1850 248,154,250 66,372,500 314,522,500
1851 283,078,250 113,459,000 396,558,300
1852 291,695,000 52,953,500 344,648,450
1853 266,030,300 98,159,700 364,190,000
1854 294,511,800 160,619,700 455,131,500
1855 250,527,750 115,627,500 365,589,500
1856 284,233,400 103,293,850 387,527,250
1857 265,566,650 153,236,500 418,803,150
1858 268,885,200 181,445,600 450,330,850
1859 261,511,250 192,458,650 453,969,400
1860 265,010,850 174,796,000 439,850,400
1861 297,224,700 221,728,500 518,953,200
1862 247,930,300 245,062,000 497,992,400
1863 277,541,500 257,592,550 535,134,100
1864 255,612,275 277,886,500 534,094,000
1865 250,517,050 298,500,000 549,017,050
1866 288,890,000 273,650,000 562,540,000
1867 224,578,400 343,350,000 567,928,400
49

BIJLAGE VI.

CUBA.
Mededeeling van Roman de la Sagra ( Journal des fabricants de sucre 1865.)

Beplant 367,110 bunders = 524,443 bouws.


1. Jaarlijksche productie 552,000,000 kilos = 8,832,000 pikols.
II. Riet per bunder .. 74,410 > 52,000 kilos per bouw.
III . Opbrengst in evenredigheid tot de
beplante oppervlakte. 1
1 van 1365 plantages per bunder 1865 >> ca. 21 pikols per bouw.
2 » 300 in het oost. ged. 2377 = » 26,4 >>

3 1065 D » west. >> 1824 » 204


4 51 met stoomkooktoestellen 2403 >> 27 >> >

5 1314 met open vuren » 1372 >>


15} >> >>

6 409 met molens , gedreven


door water of ossen . 2030 » 227 >>

7 maximum-opbrengst met appareils


van Rillieux . . >> 4620 >>
» 511 »

IV. Opbrengst van riet in eenige fabrieken


in evenredigheid tot de oppervlakte ,
waarvan geoogst is :
1 naar de gegevens van Casaseca
gemiddeld . >> 3523 >> =
» 395 >> >>

minimum 4523 = « 441 »

2 in de suikerfabriek Las Canas • 5426 »


» 603
3 > >> Delta . >> 7872 > 88 >>

Buitengewoon (bij uitzondering) 8706 > » 97 >> >>

CONOHITA. PONINA , ST . MARTIN . FLOR DE CUBA . LAS CANAS.

Gewicht van geoogst


riet in eene campagne 29 millioen kil. 46 millioen kil. »

Gekleide suiker. 868,000 kilos. 1,036,150 » 1,622,466 kil. 1,637,324 kil. 2,476,200 kil.
Evenredigheid van
witte suiker . . .

10,3 pct. 67 pct . 60 pct . 75 pct. 57,7 pct.


Beplante oppervlakte . 884 bunders 670 bunders >> 482 bunders
Geoogste >> 398 >

Opbrengst van gekleide


suiker in evenredig .
heid tot ongekleide. 41,1 pct. 50 pct. 53 pct . 50,2 pct. 504 pct.
Maximum -opbrengst
van het riet in ruwe
suiker . 10,3 3.2 6,7 7,5 8,9
Idem in drooge suiker. 4,2 4,3 > 4 5,3 >>

Verlies op 16 pCt.
suiker , in het riet
aanwezig . .
11,8 >>
11,7 >> 12 >> 11,5 10,7

1 Roman de la Sagra doet opmerken , dat onderscheid moet gemaakt worden tusschen
étendue plantée et étendue récoltée, omdat de laatste niet altijd met de eerste overeenkomt.
50

BIJLAGE VII .

Veilingen der Gemiddelde prijzen per cwt. , van Gemiddelde


ned , handel Moscovade- suiker in entrepôt. prijzen per
cwt. van Ha
JAREN. maatschappij. vannah -suiker
( Suiker no. 16 VAN BRITSCH VAN VAN BRITSCH ( gewoon geel )
per 100 kilo). WEST -INDIE . MAURITIUS . OOST- INDIE . in entrepôt.
s. d. 8. d. S. d. 8. d.

1842 f 30,40 >> 9

1843 32,90 " >

1844 - 32,05 33 8 32 10 35 1 21 8
1845 - 40,15 32 11 31 10 33 5 26 4

o
1846 34,30 34 5 33 6 34 8

com
1847 37,40 28 3 30 4 27 25 10

no
er:
1848 - 29,45
-
23 8 23 3 25 4 21 4
1849 - 32,50 25 4 25 1 27 4 22
1850 - 33,45 26 1 25 27 3 21
1851 - 30,85 25 6 26 2 25 10 23
1852 - 29,80 22 5 23 " 23 10 21 11
1853 - 32,70 24 6 24 8 26 10 24 5
1854 - 31,25
-
22 8 21 8 24 2 23 9
1855 37,10 25 1 24 3 28 26 7
1856 44,50 30 29 3 31 5 31 6
1857 - 50,25 36 11 36 37 5 38 99

1858 - 40,10 27 6 26 3 26 2 29 7
1859 - 37 , 26 7 26 2 27 7 28 6
1860 · 38,70 27 5 28 1 29 8 29 4
1861 - 38 , 24 5 26 8 24 1 26 6
1862 -
- 37,55 22 3 24 4 22 9 22 9
1863 - 40,50 21 7 22 11 21 7 22
1864 - 38,75 27 9 28 9 22 8 27 10
1865 - 33,65 22 24 19 7 22 10
1866 35,22 20 4 22 3 17 21
8
:6
er

>>

1867 33,94 22 4 23 7 20 10
1 22 97

De gemiddelde prijs van ruwe suiker nº. 16 in de veilingen der


Nederlandsche handelmaatschappij beliep : .

gedurende 25 jaren ( 1840—1864) f 35,87 per 100 kilos.


20 ( 1845–1864) - 36,68
15 (1850-1864) - 37,19 92 >

10 ( 1855–1864) - 40,024
De prijzen , op de veilingen behaald , zijn getrokken uit de belangrijke
overzichten van de heeren J. A. en A. Seylmans, makelaars te Amsterdam .
51

BIJLAGE VIII.
ALGEMEENE SUIKER- CONSUMTIE .
Suikerconsum Suikerver
LANDEN BEVOLKING tie per hoofd bruik .
in kilos. ( in kilos .)
Australie (Zuid) .
156,605 28,84 4,509,156
Australie (West) . 15,691
Antigua 36,412
België 5,000,000 4,53 22,633,494
Barbados 152,275
Bahama .
38,000
Bermuda 11,461
Britsch Columbia . 44,000 0,02 1,115
Canada 2,507,657 6,44 16,149,497
S. Christoffel 27,000
Ceylon : 1,892,540
Denemarken 1,600,000 5,66 9,052,992
Domingo 30,000
Prins Eduard eiland . 254,776
1

80,857 3,15
Engeland , Schotland
en Ierland 30,000,000 20 , 599,731,314
Frankrijk 37,500,000 8,01 300,377,270
Falkland eiland 566
Newfoundland . 122,638 3,87 474,856
Gambia . 6,748
Gibraltar 15,462 16,06 248,227
Griekenland 1,350,000 2,45 3,299,556
Hanzeesteden 2,050,000 8,29 16,781,458
Nederland 3,500,000 6,73 23,597,808
Hong -Kong, vrijhaven 119,321
St. Helena . 6,860
Jamaïca 441,255
Italie : 25,500,000 4,03 100,693,242
Laboan , vrijhaven 2,373
Malta . 136,339 6,07 828,235
Nieuw-Zeeland 182,113 37,62 6,847,542
Nieuw - Brunswijk 252,047
Nieuw - Schotland 330,857
Natal . 152,704 0,21 32,397
Mauritius 340,664
Oostenrijk 37,500,000 1,58 66,275,040
Portugal 3,800,000 4,17 15,825,498
Polen . 5,350,000 2,04 11,404,458
Queensland . 87,775 35,66 3,128,190
Rusland . 62,000,000 1,46 90,371,736
Zweden en Noorwegen 4,070,000 3,90 17,745,000
Spanje 17,500,000 2,95 51,659,649
Tasmanie 95,201 0,94 89,891
Turks-Island 4,372
Tabagos · 2 15,410
Trinidad . 84,438
Turkije 16,000,000 1,36 21,727,992
Vereenigde Staten 27,000,000 16,81 458,328,000
Van- Couversland . 6,000
Victoria 626,639 39,95 25,017,560
Nieuw -Zuid - Wallis 411,388 41,72 17,150,796
Tolverbond . . 35,670,000 4,53 161,470,374
1

52

BIJLAGE IX .

STAAT DER VREEMDE SUIKER , IN GROOT-BRITTANNIE EN

VREEMDE SUIKER, VAN ALLE 1845. 1846. 1847 . 1848. | 1849. | 1850. 1851. | 1852. | 1853. 1854 . 1855

SOORTEN ,
GEZAMENLIJK :

Vreemde West - Indische


eilanden ,> te weten : Cwts . Cwts . Cwts. Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts .

Cuba •
197,476 513,198 914,544 734,832 712,128 538,172 830,385 466,148 970,917 1,665, 106 731,663
Porto-Rico .
151,053 96,472 248,481 168,317 241,935 179,964 299,885 52,561 143,519 378,423239,257
Guadeloupe • . >

>
Martinique > >> >

St. Martin . 211 >> > >>

St. Eustatius 3,308 2,270 311 > 6 930


A

St. Croix . • 168 72,441 53,834 46,212 7,533 8,744 8,354 1,387 27,155 2,241
St. Thomas . > 2 6,162 5 1 1 1 668 728

St. John . . 724 >> > » >>

Fransch Guyana >> > >> >> >> »

Hollandsch Guyana 641 1,493 >> 121 4,461 2,418 1,653 29,242 28,125 39,418)
Ver . Staten v. Amerika 22,232 203 436 1,682 7,516 6,609 4,689 796 27,659 68,257 15,236
Midden - Amerika > >
A

.
99 >>

Nieuw Granada 1,961 1,069 4,574 1,469 75 79 42 1

Venezuela
6,890 ! 1,164

11,593 4,853 5,0101 8,749 4,262 1,431 > 83

Brazilie 325,359| 302,067 701,675 653,780 562,744 362,692 720,433 290,004 671,208 579,320 468,690
Chili . . > 11 29 2 1 3 12

Peru 44 1 >> 4

Oostkust van Afrika . 586 >> 1,124 651 >> 838 >> »

Bourbon (Réunion ) D > >>


4,612

Siam 163 > 17,948 2 > 8,524


Java .
46.874 80,911 194,212 69,194 72,366 58,439) 56,124 18,807 29,373 132,465 73,961
Philippijnsche eilanden 118,581 73,120 173,839 143,505 87,710144,514 220,229 76,191 48,053 351,110 319,412
China 5,758 , 58,223 / 89,013 36,082 8 6181 13 41,720 6 18 10
53

IERLAND INGEVOERD , GEDURENDE DE JAREN 1845-1867 .

1856 . 1857 . 1858. 1859 . 1860. 1861 . 1862 . 1863 . 1864 . 1865 . 1866 . 1867 .

Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts. Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts . Cwts .

750,341 1,014,469 1,665,785 1,671,116 1,405,087 2,062,716 2,155,347 2,134,778 2,949,340 2,216,130 1,673,785 2,863,218
199,724 197,067 362,734 216,895 262,713 518,635 438,521 545,444 432,2191 270,471 167,447 245,069
> >> » 20,130 >> > 3,373
> 355
D 1

> > >>

>> > »
2,822 > >

5,190 2,828 22,455 2,478 2,906 1,679 >> >>


4,715 >>

14 8 9,432 8 1,269 59 48 29 26 379 4,108 374

>> > >> P >>

>> >
A

34,836 48,079 40,249 61,247 60,304 85,219 98,771 77,470 46,907 48,190 49,555 62,591
22,499 264,211 29,750 45,730 7,165 263,967 1,670 394 251,741 9,302 5,890 58,214
934 5,922 7,539 14,290 9,397 23,482 30,438 41,182 18,092 10,574 36,516
A

2 53 181 4,959 7 147 4,328


61 2 >> 2 2 » >> > 145 291

531,207 850,943 836,338 1,118,610 432,980 751,788 1,263,109 1,191,418 1,189,904 1,019,572 1,333,310 1,094,735
co

2 11 3 2 1 1 3,415
7 5 7 2 143 2,907 5 11,701 3,365 9 9

>> >> 981 5,698 560 1,721


> >> 7,327 6,271 > >
5,568 »

»
30,303 16,694 56,200 46,803 12,485 19,552 8,835 1,928 429

8,682 32,133 13,606 124,773 158,739 104,687 53,763 6,754 >> >> 5,699 2,259
390,791 398,610 257,785 364,067 381,810 513 749 345,414 831,511 358,488 583,912 524,564 346 , 269
18,356 ) 61,744 11,950 916 36 681 9,039 7,533l 10,598 17 13 ) 51 17
X.
BIJLAGE
Vereenigde
Staten
suiker
CONSUMTIE,
PRODUCTIE,
VOORRAAD
UITVOER
INVOER aan
de
in
en
1867—1855.
jaren
13
Amerika
de
in-
Noord
van
1863.
1862.|
1861.
1864.
1865.|
1866.
1867.| 1856.|
1855.
1857.|
1858.|
1860.
1859.|
York
in:-
Invoer
New ton.
ton ton ton. ton. ton. ton. ton.
ton. ton.
Cub a.
uit 127,652
136,443
131,986
101,261
145,005
183,545
133,923
144,615
124,748
197,577
184,118
173,942
138,317
Rico»-
Porto 16,943
15,967
22,705
20,705
19,220
25,846
14,034
15,808
6,420
9,646/
20,394
15,926
16,481
Croix
St.». 2,054
1,873
337
28
178 734
152
103 38 228
335
286 272
Brazilie>> 2,282
8,165
5,098
3,622
1,759
1,796
4,671
5,178
3,856
2,802
2,772
2,204
1,638
Manilla» 4,460
5,001
3,695
3,129
3,119
4,139 3,322
4,877 2,827
7,536
603
3,322
2,751
4,478
etc.»,
China
Java
Singapore 3,562
1,085
1,757
5,390
2,338
1,098
2,917
424
184
89
761
92
Trini»
Demerary,
Barbados,
Jamaica,
andere
dad
en,
Engelsche
eilanden
West
and.
Domingo
Martiniqueen,
St.
Indische
eilanden
havensen. 6,595
1,608
1,662
8,836
6,535
6,547
3,643
4,052
5,318
3,438)
6,929
54

5.087
1,532
havens
vreemde
and.
Europa en» 1,422
3,281
715))
2,212
276
368 >> >> >>
York
Newin-
Te
zamen 126,844
171,156
215,177,3121163,134
161,944
140,447
176,797166|,
224
164,205
203,642
229,591920
229
404
>>
Boston 31,7201
44,927
30,591
31,138
29,473
657
53,342
40,88638
28,135
39,298
30,028
28,366
28,370
Philadelphia» 24,221
22,182
23,791
22,802
20,852
24,696
28,215|
52,620
50,658
24,140
29,741
40,210
27,670
Baltimore 11,137
28,619
19,196
20,227
16,756
18,080
8,878
658,
35,241
16,562
27,655
38,182
14,401
))
New-
Orleans 14,469
16,094
19,523
214
726 5,128
4,861
20,349
11,579
2,213
526
6,682
havens
andere
>> 12,892
5,3301
5683|/
11,0201
13,614|
10,714
14,287
10,226
7,5701
6,116
8,874
9,280
9,402
Totaal. 243,137247,015
215,419
341,532
355,801
403,497
255,100
262,829
275,662
269,182
362,243
205,064
242,908/|
1865—66etc.
1866–67,van
oogst
Eigen
36,327113,647170,222
113,900
117,400
235,858
137,351
177,900
22,500
56,000
28,000
8,500
5,000
inlandsche
vreemde
zamen
suiker
aan
411,997Te
en|
378,301
243,419
367,243
299,137
482,873
455,432
360,308
440,729
305,509
392,451
389,309
375,286
Consumtie
vreemde
suiker
van 193,980231,308
255,292194,052
345,809
378,068
241,411
296,950
239,034
241,765
241,420
244,758
383,178|
inlandsche
suiker
>
123,468185,145
118,331192,150
122,399
143,734
191,000
22,500
53,000
39,000
28,000
8,500
5,000|
.
400,568
221,980
391,678
284,308
350,809
363,819
431,184
415,281
411
432
379,197
280,765
378,760
492
388|/
Totaal.
.
Uitvoer. 20,920
6,231
3,551
7,444 7,444 29,868
13,234
9,774
12,525
14,194
28,705
12,972
9,501
5,397
Voorraad
vreemde
aan
suiker
alle
in
havens
December op
31. 54,244
25,746
41,369
28,486
27,967
25,915|
24,735
54,295
4,505|)
15,529
13,346
22,947
16,819
55

BIJLAGE XI .

UITVOER VAN SUIKER VAN MAURITIUS ,


VAN 1843–44 TOT 1866–67 .

Gr. Brit Andere


OOGSTJAREN . Frankrijk Australie. de Kaap. Indie. Tota ! en .
tannie. landen .

Ton . Ton . Ton . Ton . Ton . Ton . Ton .

1843-44 25,420 95 1,058 10 26,583


1844-45 32,657 1,649 5,723 99 16 40,045
1845–46 42,330 97 1,826 1,436 11 45,611
1846-47 55,764 1,722 1,922 150 59,558
1847--48 46,283 4,606 3,827 99 118 54,834
1848-49 41,943 3,312 2,180 7 47,442
»

>

1849—50 47,926 2,8722,783 224 53,805


1850–51 47,562 2,454 1,900 355 52,271
77

1851–52 51,276 4,139 5,848 65 61,328


1852-53 61,436 7,246 | 3,302 38 72,022
1853–54 77,327 156 10,265 2,606 394 90,748
1854 , 55 68,591 11,624 11,831 5,038 1,357 98,441
1855-56 79,542 7,530 12,895 2,597 151 102,715
02

1856-57 56,041 21,662 16,826 3,250 1,535 99,314


>

>

1857–58 52,186 15,329 21.997 5,209 2,591 97,312


>

1858-59 59,470 18,725 21,2424,742 2,025 106,204


1859-60 48,321 26,944 19,532 4,510 2,210 101,517
1860–61 82,845 12,232 19,220 | 4,134 "
2,997 121,428
1861-62 36,928 22,343 30,004 5,730 "
3,396 98,401
1862–63 76,209 31,213 31,829 6,168 9,210 154,629
1863-64 52,793 16,385 26,516 4,177 8,571 234 108,676
1864-65 54,155 21,803 27,270 4,164 10,203 482 118,077
1865—66 58,689 1,617 31,113 2,003 13,709 676 107,809
1866–67 122,957 5,010 144,803 | 2,888 120,061 910 99,627
56

BIJLAGE XII.

BERICHT VAN DEN CONSUL-GENERAAL VOOR AUSTRALIE


AAN DE KAMER VAN KOOPHANDEL TE BATAVIA .

Melbourne , 27 Februarij 1867.


Ik had de eer Uwe geachte missive van den 10 Januarij sub no. 5 ,
te ontvangen en in antwoord daarop , gelieve mijne verzekering aante
nemen , dat niets aangenamer zijn zal , dan tot de ontwikkeling van den
handel tusschen Nederlandsch -Indië en deze kolonie te kunnen bijdragen .
Aangenaam zal het mij zijn UEd. die inlichtingen te geven , welke
van belang voor den handel tusschen beide kolonien kunnen zijn.
In antwoord op uwe vraag , waarom Java met zijne suikers niet kan
mededingen met Mauritius,veroorloof ik mij de opmerking, dat het
geen bepaald feit is , dat Java niet met Mauritius kan mededingen.
Ik beken echter gaarne , dat voor het oogenblik Mauritius de voor
keur heeft, en dit moet toegeschreven worden aan de voortreffelijke
wijze van raffinade , waardoor de suikers van daar dadelijk geschikt
tot consumtie , afgescheept worden.
Dit is met de Java -suikers niet het geval ; ofschoon wij ontegen
zeggelijk schoone suikers alhier aan de markt gezien hebben , is over
het algemeen het krystal te klein , is de suiker niet geheel blank en
hier en daar met zwarte deeltjes bezet. Daarbij te droog , terwijl de
Mauritius ofschoon ,, moist" nooit , klortachtig " uitkomt, een gebrek dat
maar al te vaak met Java-suikers het geval is.
on
Daarbij zijn de Mauritius-suikers helder en frisch van kleur ,
verschillig of het wit , geel of bruin is, het krystal is gelijk van grootte ,
>

en de 12 counter sugars ” gelijk van kleur.


Door " behoorlijke machinerie, mij dunkt , is dit gemakkelijk te ver
helpen ; het is toch bekend dat Java-suiker veel krachtiger is dan
Mauritius- suiker en van daar , dat ik mag veronderstellen , dat zoodra
de fabriekanten à costi , zich met meer ijver op den handel tusschen
Java en deze kolonie toelegden en dat zij dezelfde bereiding , als te
Mauritius in gebruik , volgden, de Java- suikers ontegenzeggelijk met
de Mauritius -suikers zouden kunnen wedijveren , wanneer niet in con
currentie overtreffen .
Een ander punt, dat niet over het hoofd gezien moet worden , is ,
dat de reuk der Java-suikers veel te sterk is , terwijl die der Mauritius
suikers genoegzaam niets onaangenaams heeft. Volgens mijne meening, kon
dit evenzeer , door eene meer zorgvuldige bereiding, overwonnen worden.
De suikers van Java , die voor het oogenblik alhier het hoogst staan
aangeschreven , zijn de sterk wit gekleide, gewoonlijk verpakt in kran
jangs van ca. 140 pd., alhier bekend onder den naam van „ crushed Java
loaf sugar ” ; deze suiker is thans 41 pd. st. per ton waard ; de onkosten
van verkoop, regten , vracht, assurantie, een maand zolderhuur ingesloten ,
beloopen ca. 10.15 pd. st., zoodat de netto opbrengst 30,5 pd. st. per
ton van 2240 pd. zoude zijn.
Eene andere zaak is deze, dat, ben ik goed ingelicht, de suikers
voor deze markt geschikt, eerst besteld moeten worden , alvorens zij te
bekomen zijn. Het is natuurlijk , dat onder die omstandigheden , een
koopman liever zijne orders geeft op die plaats , waar hij weet , dat
de gewenschte kwaliteiten voorhanden zijn , terwijl hij tevens zeker is ,
geen extraprijs te behoeven te betalen voor eene kwaliteit suiker , die
nog bereid moet worden.
Ik maak enz.
J. W. Ploos VAN AMSTEL ,
Consul-Generaal.
Algemeene vergadering van 22 December 1868.

De Voorzitter geeft het woord aan den heer Millard tot toelichting
van het tweede hoofdpunt van het aan de orde gestelde onderwerp ,
luidende :
De werkelijke toestand van de suikerindustrie op Java ; hare ver
houding tot :
a. het gouvernement ;
b. den fabrikant ;
c. de inlandsche bevolking ;
omvattende de onderlinge betrekking van kapitaal, arbeid en grond.

De heer Millard. In het eerste gedeelte mijner toelichting heb ik


getracht, - en ik hoop er in geslaagd te zijn , – de overtuiging in
gang te doen vinden , dat de javasche suikerindustrie de mededinging
van andere kolonien en van den beetwortel kan doorstaan.
Niettemin vernamen wij sedert lang luide klachten. Die industrie wordt
geacht met verval en ondergang bedreigd te zijn. De oplossing der
redenen van die verschijnselen zullen wij vinden bij de behandeling
van het tweede punt onzer beraadslagingen : de werkelijke toestand der
suikerindustrie op Java.
Meent niet, Mijne Heeren , dat ik de geschiedenis van de suiker
kultuur op Java ga uiteenzetten . De oorsprong of invoering daarvan ,
de loop , dien zij genomen heeft sedert 1830 , zijn vrij wel bekend.
>

Wat nut zou het hebben , te herhalen hoe de stichter van het kultuur
stelsel aanvankelijk het denkbeeld koesterde die kultuur op vrijwillige
overeenkomsten te gronden ; hoe daarvan spoedig is afgeweken ; welke
overspanning en druk voor de bevolking gevolgd zijn ; hoe de suiker
contracten het middel werden voor gunstbetoon of wel eens dat om
een gewenscht stilzwijgen op te leggen , nadat eenige jaren van onder
vinding de voordeelen daarvan hadden doen uitkomen en de oorspron
kelijke inhebbers langzamerhand hunne verwachting zeer overtroffen
zagen ? Dit echter is reeds in tal van geschriften vermeld.
58

Sedert bijna het vierde eener eeuw behoort dit alles , misschien met
>

ééne enkele uitzondering , tot het verledene. Een nieuw tijdvak ving
aan in 1842 , gevolgd door eene regeling in 1847 van den gouver
neur- generaal Rochussen , die eene aanmerkelijke wijziging bracht in
de resultaten der ondernemingen , waarbij voor het eerst de verplichting
om zonder tusschenkomst des bestuurs , althans voor zeker gedeelte der
fabriekwerkzaamheden , met eigen middelen daarin te voorzien , opge
legd , betere hoedanigheid van het product gevorderd , de voorschotten
uit 's lands kas beperkt en een derde van de opbrengst ter vrije be
schikking gelaten werd.
Wanneer men bedenkt , hoe betrekkelijk gering de gemiddelde pro
ductie nog was , hoe aanzienlijk de kosten van fabricatie waren ge
stegen , dan zal bij eene juiste berekening, die echter wel eens door
de belanghebbenden zelven verzuimd werd , ingezien worden , dat toen
reeds de voorstelling van grove winsten , die wellicht enkelen behaalden ,
over het algemeen niet vrij was van groote overdrijving.
Laat ons voorbijgaan de periode der nationale ergernis , waarin een
redenaar in Nederland opstond om 's lands vergaderzaal te doen weer
galmen van bittere verwijten tegen de suikercontractanten , afgemaald
als sinecuristen , bekleed met eene geheime macht in den staat en
daardoor aan de minachting van het volk prijs gegeven. Ik zal alleen
daarvan zeggen , dat er indedaad volslagen gebrek aan kennis van den
toestand heerschte ; dat , als er een vonnis moest geveld worden , men
zich ten eenenmale vergiste in de aanwijzing van feiten en dat waarlijk
de javasche ondernemers gansch niet sine cura waren .
Integendeel werd met gespannen verwachting uitgezien naar de maat
regelen , die het opperbestuur bij den afloop van vele contracten zou
nemen , hoezeer reeds toezeggingen tot verlenging der contracten waren
gedaan .
Bij het denkbeeld tot uitbesteding der contracten sta ik thans niet
stil , omdat wij later de waarde daarvan ter toetse zullen brengen.
Maar wij moeten een oogenblik verwijlen bij de regeling , die de mi
nister Rochussen in 1860 ontwierp en bij koninklijk besluit ten uit
voer bracht; mijns inziens allezins terecht , niet omdat ik beweren
wil dat alle leden der staten - generaal onbevoegd zouden zijn tot een
oordeel, maar omdat eene wettelijke regeling de oplossing vordert van
een grondbeginsel , waarover toen althans en misschien is dit ook nu
nog het geval, geene eenstemmigheid heerschte.
Er is , naar mijn gevoelen , geen ongegronder blaam op de regeling
van 1860 gelegd dan dat zij vooral de bevoorrechting der suikerfabri
kanten tot oogmerk zou gehad hebben . Zij baarde integendeel groote
teleurstelling en is de oorzaak geworden van aanzienlijke verliezen ,
gelijk dan ook in de volgende regeling van 1863 wordt erkend. Men
zegge niet : de contractanten hadden de vrijheid die voorwaarden te
weigeren . Vooreerst zouden zij daarmede een zelfmoord begaan hebben,
terwijl alle uitzicht op billijker grondslagen niet vervlogen was ; ten
maar
andere lieten geldelijke verbindtenissen hun geene keuze ;
59

wat daarvan zij, daarmede waren de hooge eischen van het gouver
nement toch niet gerechtvaardigd.
De vraag is wel eens geopperd , waardoor vooral sedert dat jaar de
nood der suikerindustrie zoo hoog geklommen is , dat èn regeering èn
>

volksvertegenwoordiging niet alleen dien ongunstigen toestand erken


den , maar herhaaldelijk op leniging aandrongen.
Vooreerst door de aanzienlijke toeneming der kosten. Ik beroep mij
op de staten , door den minister van kolonien overgelegd bij de zoo
genaamde kultuurwet , waaruit blijkt, dat bij sommige fabrieken de
uitgaven per pikol zijn gerezen van f 6.39 in 1852 tot f 8.09 in 1863
in weerwil eener hooge productie van 57 pikols per bouw , bij anderen
van f 7.37 in 1854 tot f 9.80 in het tijdvak van 1860—1863 .
Ik zal thans niet in bijzonderheden aanwijzen , hoe snij-, transport-,
1
plant- en koeliloonen toenamen ' en sedert nog zijn vermeerderd in
eene mate , die , bij de besnoeiing van het aandeel van den fabrikant,
aan elke verhouding tot het kapitaal den bodem insloeg.
Geenszins tegen die meerdere en allezins billijker betaling , ware
zij langs den natuurlijken weg verkregen , had met grond eenige grief
kunnen worden aangevoerd , maar tegen het overmatig aandeel, dat de
staat zich voorbehield bij een leveringsprijs, die , gedurig verlaagd, de
fabrikatiekosten niet meer kon vergoeden ; terwijl het gouvernement
daardoor gezorgd had , dat die kunstmatig opgedreven kosten niet zou
den drukken op het deel , dat den staat moest worden afgeleverd ,
>

maar alleen op hetgeen ter beschikking van de fabrikanten werd


gelaten .
De toenmalige commissie , belast met een onderzoek naar de suikerkul
tuur , had die stijging van kosten met f 1.50 per pikol wel voorzien
en billijkerwijs eene evenredige prijsverhooging door het gouvernement
voorgesteld.
Maar meer dan daarin lag de oorzaak der kwijning in het loslaten van
een beginsel, dat niet alleen den vooruitgang der industrie gestuit ,
maar een aanzienlijk verschil teweeggebracht heeft in het deel der vrije
beschikking vóór en na het tijdstip van 1860. Ik doel op het vast
quantum of het fixum der levering , in 1856 en 1857 door het indisch
bestuur vastgesteld . Bij de regeling van 1860 werd een ander stelsel
gevolgd , door de levering telken jare te berekenen over de vooraf
gaande drie jaren.
Indertijd werd door mij eene berekening gemaakt, dat onder die
regeling het geval zich kon voordoen , dat minder dan een derde , een
vierde, een vijfde , zelfs minder dan het geheele product ter vrije beschik
>

king kon blijven. De uitkomsten hebben daarvan het feitelijk bewijs


geleverd. Thans nog zijn er ondernemingen , die drie vierde van het

i Onderscheidene autentieke fabrieksrekeningen zijn in mijn bezit die de kosten,


afgescheiden van rente en amortisatie, aanwijzen met f 9.75 , f 10.- en zelfs
f 12.- per pikol. Dewijl er enkelen zijn die met f 8.- tot f 8.50 produceeren ten
gevolge van locale omstandigheden , is het gemiddelde gesteld op f 9.- ,
60

product leveren , ja , ik kan wijzen op eene , die gedurende een achttal


jaren slechts het een zeven en twintigste , derhalve nog geen 4 pct.
van het geheele product ter beschikking erlangde.
Er zijn zeker ondernemingen , die in betere verhouding verkeeren
en daarom kan ik met volkomen onpartijdigheid van dien toestand
gewagen ; maar daarin ligt een bewijs te meer , hoe schadelijk die
regeling werkt, wat trouwens door den ontwerper zelven later op
loyale wijze is erkend.
In een geschrift , in 1860 door den heer Fransen van de Putte ge
publiceerd , geeft deze als resultaat van een nauwkeurig onderzoek aan ,
dat het fixum van levering de productie had doen stijgen met 10 pct.
Latere uitkomsten bewijzen , dat die berekening ver beneden de wer
kelijkheid is gebleven. Na het invoeren van een fixum door den gou
verneur-generaal Duymaer van Twist steeg onder de werking daarvan
de productie van 1.351.645 pikol in 1855 reeds dadelijk tot
1,498,489 pikol in 1856
1,650,800 1857
1,711,339 " 27 1858
1,648,641 1859
1,774,176 > 1860
zoodat onder de werking van dat vast quantum de productie in een
vijftal jaren met 422,531 of ruim 10 pikol per bouw , derhalve met
ruim 31 pct. , toenam.
De oud gouverneur -generaal Duymaer van Twist zeide daaromtrent
in October 1860 in de tweede kamer :
„ Ik heb de reden en het doel der verandering , een fixum van levering
in plaats van { van het jaarlijksch product , kortelijk trachten aan te
geven : het was vermeerdering van productie en daardoor vermeerdering
:

van de voordeelen voor bevolking en fabrikanten , zonder schade voor


het gouvernement. Of nu door die verandering , die de minister
in deze regeling gebracht heeft, hetzelfde doel zal bereikt worden ? Ik
hoop het , Mijne Heeren ! maar ik vrees , dat het niet het geval zal zijn ."
Zijne woorden zijn allezins bevestigd , zoowel als de voorzegging van
den schrijver van de „ Regeling der gouvernements -suikercultuur”.
„ Het vooruitzicht om door verbeterde toestellen en andere middelen de
productie te doen stijgen , is hun ontnomen en de maatregel (levering
van 3) in verband tot de contractsprijzen is hun ondergang ”.
Daarentegen bedroeg de productie , na de invoering weder van
3 levering , in
1861 . . . .
1,703,077 pikol .
1862 . .
1,687,948 2

1863 .
1,742,068
1864 .
1,695,301
en bleef dus in vergelijking met het voorafgaande vijfjarig tijdvak sta
tionnair , neen ging zelfs eenigzins achteruit.
Geen wonder dat de suikerondernemingen geene partij konden
trekken van de resultaten der wetenschap en der ondervinding , waaraan
61

de krachtige, mededingende beetwortelsuikerfabricatie zooveel te dan


ken heeft, zoodat de toestand der suikerindustrie op Java treurig
werd.
In de jaren 1857-1861 bleef den fabrikanten gemidd. 811,766 pik.
in de jaren 1862–1864 slechts . . . 650,881
of minder . .
160,885 pik.
's jaars ter vrije beschikking over.
Wanneer men nu een gemiddelden marktprijs van f 15— , in dat
tijdvak behaald , aanneemt en het verschil tusschen dezen prijs en den
prijs , door het gouvernement à f 8.— te goed gedaan wordende , be 9

rekent, dan blijkt het , dat de fabrikanten door die minder vrije be
schikking gemiddeld van 160,885 pikol tegen f 7.— verschil , dien
tengevolge f 1,126,195 ’s jaars minder ontvangen hebben . Voegt men ,
matig berekend , de hoogere productiekosten of f 1.50 per pikol , over
het gemiddelde product van 1,708,439 pikol 's jaars f 2,562,658
bij de bovenvermelde . 1,126,195
dan is de mindere inkomst geweest. f 3,688,853
's jaars ; een verschil , verdeeld over de bestaande fabrieken , gemiddeld
voor elk ruim f 38,000 's jaars. Dit verschil zou nog grooter worden
bij toepassing van de verhooging van plantloonen , vastgesteld bij de
7

regeling van 1863 , welke niet nauwkeurig zijn te berekenen , zonder


de productie van elke fabriek na te gaan , maar welke verhooging toch
bij benadering wel op ruim f 600,000 te stellen is.
Bovendien verdient het opmerking , hoezeer de afwisselende levering
van het twee derde der productie , telkens berekend over de vooraf
gaande drie jaren bij de regeling van 1860 vastgesteld , een noodlot
tigen invloed moet uitoefenen op den vooruitgang der productie en de
verbetering der fabricatie. Immers in 1865 bedroeg de productie
1,831,064 pikol en erlangden daarvan de fabrikanten ter vrije beschik
king 812,804 pikol . Terwijl alzoo de productie sedert 1855 is vooruit
gegaan met een half millioen , erlangen de fabrikanten in die ver
meerdering geen aandeel, maar is zelfs de vrije beschikking geringer
dan ettelijke jaren geleden , hoe zeer die vermeerdering uitsluitend met
hun kapitaal verkregen is. Thans kan te nauwernood de rente , laat
staan eenig bedrag voor aflossing , vernieuwing van machinerieen of ge
bouwen , noch eenige industrieele winst gevonden worden. Blijkbaar
begint echter de werking van het fixum , door de suikerregeling van 1863
weder ingevoerd , zich te doen gevoelen , want hoezeer niet algemeen
aangenomen , is waarschijnlijk daaraan de toeneming der productie te
danken.
Maar, mag men wel vragen , indien al den contractanten zoo groote
druk is opgelegd, heeft dan althans de schatkist in evenredigheid
grooter voordeel behaald , zij het ook ten koste van den bloei der
suikerondernemingen ? Kan het ook zijn , dat die industrie krachten
genoeg heeft dien druk te dragen ? Ik zal trachten die vragen be
knoptelijk te beantwoorden .
Blijkens het overzicht van de gouvernements-suikerkultuur , over
62

gelegd bij het reeds aangehaald ontwerp van wet , beliepen de winsten
der suikers, zoowel in Nederland als in Indië ,
in 1858 ſ 6,097,794
1859 5,035,060
1860 4,619,872
1861 4,292,878 -

$ 20,045,604
gemiddeld f 5,011,401
> 1862 ſ 5,360,038
1863 5,229,820
f 10,589,858
gemiddeld f 5,294,929
Verschil in meer f 283,528
tegenover een gemiddeld verlies voor de contractanten van bijna twaalf
honderd duizend gulden 's jaars , alleen door minder vrije beschikking
1
van 170,725 pikol . 1
Uit de ministerieele verslagen is het bewijs te leveren ,7 dat het gering
verschil van f 283,528 geenszins te wijten is aan eenige daling der
suikerprijzen . Immers de netto -opbrengst per pikol bedroeg
in 1858 .
f 15,92
1859 >14,33
1860 . 14,86
> 1861 15,
f 60,11
gemiddeld f 15,03
terwijl die beliep in 1862 f 15 , --
22 1863 15,15
f 30,15
gemiddeld f 15,075
In het eerste gedeelte mijner toelichting heb ik de gemiddelde kosten
der fabrikatie , met in begrip van de rente , aflossing en eene matige
industrieele winst , gesteld op f 12,50 per pikol . Indien daartegen be
denkingen zijn in te brengen , vlei ik mij, dat wij die zullen vernemen
>

en bediscussieeren .

1 De vrije beschikking beliep :


in 1858 806,176 pikol.
>> 1859 818,061 >>
>> 1860 885.460 >>

») 1861 825.763
Gemiddeld . 833,865 pikol
In 1862 663,748 pikol .
1863 662,533
Gemiddeld 663,140 pikol .
Verschil gemiddeld minder .
170,725 pikol.
Daar de behaalde winsten na 1863 niet officieel zijn opgegeven , heb ik mij
tot deze vergelijkende cijfers moeten bepalen.
63

Inmiddels is de rente op het kapitaal eer te laag dan te hoog ge .


steld , vooral wanneer bedacht wordt , dat èn commissieloon èn de
rente op het bedrijfkapitaal niet afzonderlijk vermeld , maar onder de
fabrikatiekosten zijn opgenomen. Niemand , dunkt mij, zal de amortisatie
van 5 pct. overdreven achten bij den betrekkelijk kortstondigen duur
van het contract , gezwegen nog van gevaar voor misgewassen of ge
9

ringer deel ter vrije beschikking.


De industrieele winst is een bestanddeel, dat wel niet hoog zal
geacht worden , in vergelijking met die , welke meestal in Indie en
vaak in Europa behaald wordt. Wie trouwens zal een kapitaal steken
in eenige onderneming , wanneer op gewone en meer zekere wijze ruimer
of even groote renten kunnen worden behaald.
Omtrent het rechtmatige van den aard der industrieele of ondernemers
winst kan wel geen twijfel bestaan. Geen economist, die haar bestrijdt,
hetzij hij die afzonderlijk behandelt of als een bestanddeel van de rente
opneemt ; het is de ondernemers-belooning voor zijn beheer , zijne ver
antwoordelijkheid en zorgen of zijne risico en behoort te worden be
rekend , hetzij dat beheer persoonlijk hetzij door agenten gevoerd wordt,
met eigen of geleend kapitaal. '1
Ik behoef niet te zeggen , dat die industrieele winst zeer uiteen
loopend is , naar mate yan den omvang en den intellectueelen aard der
>

onderneming en de grootte der kapitalen den ondernemer toevertrouwd.


De ondernemingswinst is het bestanddeel , waaruit nieuwe kapitalen
worden gevormd en om die reden verdienen zij meer aanmoediging
dan de handel in staatspapieren , vooral in Indie , waar de kapitalen
nog zulk een ruim veld voor ondernemingen open vinden . ?
Wanneer wij eene vergelijking maken met de winsten , in andere
suikerondernemingen behaald , bijv. vele beetwortelsuikerfabrieken en
de nieuwe usines centrales , die 30 à 35 pct. dividend afwerpen , ook
>

met de renten die verkregen worden op staatspapieren in Europa ,


die het toevloeien van kapitaal naar Indie tegenhouden , tenzij
hooger renten kunnen worden bedongen , > dan zou ik aarzelen
de verzekering te geven , dat mijne berekening niet faalt door te lage
schatting.

1 Mill zegt van deze ondernemingswinsten : They must afford a sufficient re


ward for abstinence , indemnity for risk and remuneration for the labour and
skill for superintendence.... (Principles of political economy. Book. II , ch. XV.)
Gewerb -gewinn bij de Duitschers; Gross profit of stock bij de Engelschen ;
Profit de l'entrepreneur bij de Franschen.
2 Het is moeilijk , zoo niet onmogelijk een maatstaf te vinden voor de be
rekening der ondernemingswinst in eene industrie , zoo uiteenloopend van aard
en belang. The rate of profit greatly exceeds the rate of interest (Mill als voren ).
Die lust heeft de raming van des ondernemers winst in Indie te toetsen
aan dergelijken in andere oorden , kan daarover raadplegen : Die Grundlagen der
National Okonomie von W. Roscher , 5er Kapittel .
3 In het « Journal für Landwirthschaft 1866 » komt de volgende statistiek voor
eener beetwortelsuikerfabriek in Duitschland , die 350,000 centenaar beetwortel
verwerkt en ongeveer 15000 pikol suiker oplevert.
64

De productie in de vier laatste jaren is geweest blijkens de koloniale


verslagen gemiddeld 1,739,095 pikol , derhalve aan productiekosten
à f 12 te zamen gemiddeld of 21,738,687
Daarvan is voldaan door het gouverne
ment over de gemiddelde levering van
1,054,098 pikol 's jaars , volgens de bijlagen
tot de koloniale verslagen gemiddeld. .f 9,064,479
Ter vrije beschikking bleef gemiddeld
's jaars 691,361 pikol lagere nommers ,
hoogstens te stellen op f 134 .f 9,333,373
of 18,397,852
Jaarlijksch tekort f 3,340,902 .

zoodat daardoor zelfs de rente op het kapitaal niet geheel kon worden
gekweten , gezwegen van eenige ondernemingswinst , amortisatie of af >

schrijving. "
Trouwens de zaak is zeer eenvoudig voor te stellen , wanneer wij
blijven bij het voorbeeld eener fabriek van 400 bouws , die gemiddeld
45 pikols per bouw afwerpt en } daarvan aan het gouvernement levert.
Wij hebben gesteld f 124 per pikol productiekosten , het gouverne
ment vergoedt gemiddeld f 8.60 per pikol op het f 258
} brengt op (stel à f 131) » 202 ;
$ 460,
De kosten zijn 45 x f 124 . .
562 ;
te kort per bouw f 102

Algemeene kosten , onafhankelijk van den duur der campagne , 25000 tha
lers , waaronder voor amortisatie van een bouw-kapitaal van 200,000 thalers
4 pct. of 8000 thalers ; voor rente 5250 thalers en onderhoud 3000 thalers.
GEMIDDELDE KOSTEN VAN 1858--1861.

Bij verwer Totaal


king van cen Algemeene Bijzondere Bruto -ont
der Zuivere winst .
tenaars beet- kosten , kosten . vangsten .
kosten .
wortelen .

325,000 25,000 th . 240,637 th . 265,637 th . 325,934 th . 66,297 th . = 33 pct .


300,000 223,050 » 248,050 , 300,863 » 52,813 = 26
250,000 185,875 » 210,875 » 250,719 » 39,844 > = 20
200,000 148,700 » 173,700 » 200,575 » 26,875 134 )
150,000 111,525 » 136,525 » 150,431 » 13,906 >> 7
100,000 >> 74,350 » 99,350 » 100,288 » 938 th.of nog geen į »
50,000 37,175 » 62,175 » 50,144 » 12,031 verlies .

Men ziet hieruit , dat naarmate van de uitgebreidheid der fabriek de ren
tabiliteit toeneemt en de kosten dalen . Inmiddels maakt de redactie van het
„ Jahresbericht über die Untersuchungen und Fortschritte auf dem Gesammt
gebiete der Zuckerfabrikation , VI , 1866 ”, die deze berekening beoordeelt , de
opmerking , dat de post voor amortisatie behoort te worden gebracht op 10 pCt. ,
instede op 4 , en de rente van het kapitaal op 5 pct. zoodat daardoor de vaste
algemeene post vermeerderd moet worden met 22000 thaler 's jaars.
1 In deze berekening is het gemiddelde nummer eer te hoog dan te laag
genomen , want ten gevolge der internationale suikerconventie is slechts zeer
weinig suiker boven No. 14 in den handel af te zetten.
65

of over den geheelen aanplant, gesteld van 400 bouw , f 40.800. 1


Er is aangevoerd , ter bewiinpeling of tot het wegredeneren van den
>

toestand van de fabrikanten , dat de oorspronkelijke inhebbers der


contracten , die in het bezit daarvan zijn gebleven , nog goede zaken
doen ; bij gevolg dat de oorzaak van den nood der overigen bij hen
zelven ligt. De schranderheid , waardoor men tot deze ontdekking is
gekomen , moge ongemeen heeten , het argument verraadt toch volslagen
gebrek aan industrieele kennis. Immers het moge waar zijn dat
enkelen , ten gevolge van vroegere lage loonen en voorschotten uit
s’lands kas , hun kapitaal in de onderneming hebben weten te delgen ,
de renten op dat kapitaal zullen zij, zoo zij behoorlijke rekening houden ,
behooren te blijven berekenen. Bovendien in welke handen het con
tract ook overgaat, de onderneming blijft toch voor den kooper een
kapitaal vertegenwoordigen dat wel nimmer ten geschenke zal worden
gegeven.
Reeds heb ik doen opmerken , dat er sommige ondernemingen zijn,
die in gunstiger omstandigheden verkeeren , maar het behoeft dan ook
geen bewijs, dat het tekort op de overigen nog zwaarder drukt.
Indien men nu bedenkt hoe sedert verscheidene jaren die tekortkomst
zich opeengehoopt heeft, vermeerderd door oploopende renten , dan zal
het duidelijk zijn onder welken zwaren schuldenlast vele ondernemingen
gebukt gaan.
Zietdaar , Mijne Heeren ! de strenge logica der cijfers. Ongeloof of
onkunde moge trachten die te ontzenuwen , ik beroep mij op die cijfers
omdat zij door een ieder kunnen worden nagegaan. Zeker is het , dat
de toestand der suikerindustrie onhoudbaar , het vertrouwen in haar
geschokt is. Alleen hoop op herstel weerhoudt vele geldschieters van
eene liquidatie , die onmisbaar het gevolg zal hebben , dat geene kapi
talen meer aan dien tak van nijverheid zullen worden toevertrouwd .
Indedaad de regeering zelve heeft het crediet dier ondernemingen
ondermijnd. Men leze slechts het volgende besluit van den gouverneur
generaal dd. 10 Mei 1866 , no 15 ( Staatsblad no 43.)
,Batavia 10 Mei 1866 , no 15 .
„ Extract uit het Register der besluiten van den Gouverneur-Gene
raal van Nederlandsch -Indie
Gelezen enz.
, Den Raad van Ned . Indie gehoord ;
„Is goedgevonden en verstaan :
„ lo Te verklaren , dat onder de vaste goederen , bedoeld bij de Staats
bladen van 1852—1861 , no 4 en 87 , niet zijn begrepen:

i Ofschoon de kapitaalwaarde eener fabriek is gesteld op f 350 000 zijn er


ook meer kostbare. Bijv . Wono- Pringo , toebehoorende aan de Ned . Handelmaat.
schappij, is vóór de uitbesteding getaxeerd op f 526.061. (Javasche courant
28 Febr. 1868.) Wie deze onderneming kent , zal het wel waarschijnlijk vinden
dat daaraan meer ten koste gelegd en de taxatie laag is.
De gemiddelde levering, op de vorige bladzijde vermeld , is iets ( slechts zes
honderdste percent) gunstiger dan in dit voorbeeld gesteld.
66

„ a . rechten van opstal, hetzij de gebouwen behooren tot eene al dan


niet met het gouvernement in contract staande landelijke onder
neming, hetzij ze dienen tot de uitoefening van eenig ander be
drijf of beroep , dan wel alleen als woningen worden gebezigd ;
,,b. etablissementen van landbouw staande op particulieren grond ,
maar waarvan de bouwgronden niet zijn het eigendom van hem,
aan wien de etablissementen behooren .
„ 20. De wees- en boedelkamers in Ned. Indië en de direktien der
civile en militaire weduwen- en weezenfondsen , diakonie- , kerk- en
armbesturen en voorts alle andere onder bescherming van het gouver
nement staande administratien aan te schrijven , om binnen den tijd
van één jaar alle in strijd met art. 1 gedane beleeningen op te zeggen ,
bijaldien de voorwaarden , waarop die beleeningen zijn gesloten , zich
>

daartegen niet verzetten .


„ 30. enz.
Afschrift enz.
Ter ordonnantie van den Gouverneur -Generaal
„ De algemeene Secretaris
„(get.) WATTENDORF."
Der gansche wereld is daardoor verkondigd , dat het nederlandsch
indisch bestuur de suikerondernemingen , die slechts het recht van
opstal bezitten , hoezeer wettelijk voor hypotheek vatbaar, niet ge
noeg solied acht daaraan geld toe te vertrouwen .
Van die zijde althans had men den slag , die zoo velen in groote
ongelegenheid heeft gebracht, niet mogen verwacht hebben en het is
dringend noodzakelijk dat op die verordening worde teruggekomen.
In de contracten komt bovendien nog voor , dat indien het gouver
nement niet besluit tot de overneming der fabriekgebouwen en toebe
hooren , de contractant daarover kan beschikken , onder gehoudenis
alles binnen eenen in billijkheid te bepalen termijn van twee jaren
(bij de regeling van 1860 beperkt tot een jaar) weg te ruimen . Mij
dunkt het valt ieder in het oog , hoe precair daardoor het kapitaal
is in die ondernemingen gevestigd. Wel is waar is het schier ondenkbaar
dat de regeering , zonder hooge noodzakelijkheid tot zulk eene daad
aan vandalismus zou overgaan , het is wel reeds gebleken , dat zij bij
het verstrijken van den contracts-termijn zich onthouden heeft van
zoodanig bevel tot slooping , maar wie gevoelt niet dat het zwaard van
Damocles steeds blijft zweven boven het hoofd van den ondernemer.
Zeer terecht is in de suikerregeling van 1863 die bepaling weggelaten ,
naar ik meen als eene overtolligheid omdat de wet zelve uitmaakt
dat het recht van opstal verloren gaat na verloop van den tijd , welke
bij de vestiging van het recht bedongen of bepaald is en daarmede
de waarde der onderneming .
Indien er één tak van nijverheid is , die een grondslag van duur
zaamheid , van gevestigd recht behoeft , is het voorzeker de suikerin
dustrie waaraan zulke groote kapitalen toevertrouwd zijn en zonder
welke belangrijke ontwikkeling onmogelijk is.
67

Maar, zegt men wellicht , hoe is de straks beschreven toestand te


rijmen met de hooge koopsommen , die wel eens voor fabrieken zijn
besteed , of met den belangrijken huurschat van eenige onderremingen ?
Indedaad , er zijn dwazen geweest –– jaren geleden echter - en zwaar
hebben zij voor hunne ondoordachte speculatien geboet. Doch hoe velen
waren zij in vergelijking van het aantal ondernemingen ? En bovendien
zijn er dan geene redenen , 200 niet ter rechtvaardiging , dan toch ter
verklaring van die transactien ? Ik meen ja.
Vooreerst bedenke men , dat niemand gewapend was op de boven
matige opdrijving der loonen ; ten tweede vergete men niet , dat langen
tijd het gouvernement een groot gedeelte van het bedrijfkapitaal ren
teloos verschafte , zelfs nadat de fondsen voor den opbouw en de in
richting der fabrieken niet meer verstrekt werden ; dat in 1856 de
regeering het beginsel van een vast quantum had aangenomeu en velen
zich voorstelden meer dan hunne voorgangers de productie te zullen
kunnen opvoeren ; en eindelijk , maar niet het minst , worde in aan
merking genomen , dat de houding der regeering nimmer den minsten
twijfel deed ontstaan omtrent de verlenging der contracten en der
halve eene amortisatie binnen een zeer beperkt aantal jaren niet zwaar
woog ; terwijl de voorspiegelingen waarschijnlijk van hen , die met het
kapitaal van het gouvernement hunne ondernemingen gesticht en later
vrijgewerkt hadden , zoodat zij noch aan renten , noch aan aflossing
deswege te denken hadden , in niet geringe mate den onervarene een
lokaas zullen geweest zijn .
De regeling van 1860 drukkender dan ooit , niettegenstaande ten
gevolge der maatregelen van het gouvernement de uitgaven eene bui
tengewone hoogte hadden verkregen , kwam al die illusiën verstoren ;
>

het vast qauntum verdween ; de uitbesteding der contracten lag in de


toekomst ; de geldschieters moesten bedacht zijn op het terugvloeien
hunner kapitalen binnen een betrekkelijk kort tijdstip , en het los
laten van het fixum deed alle hoop op grootere productien in rook
verdwijnen.
Maar ook zijn wel eens bij de beoordeeling van sommige transactien
onjuiste voorstellingen gemaakt van de werkelijke kosten eener onder
neming. Evenzeer zijn sommige huurprijzen zeer hoog genoemd, ter
wijl zij indedaad niet veel meer vertegenwoordigden dan de rente en
amortisatie van het kapitaal; terwijl alsdan voor den huurder slechts
eene schrale ondernemerswinst , zoo geen verlies overschoot.
Men heeft ook wel eens te velde getrokken tegen die verhuringen .
Ik zie niet in op welke goede gronden. Immers de zaak als eene een
voudige industrieele onderneming beschouwende, waarbij kapitaal en
arbeid de factoren uitmaken , vat ik niet welke grieven bestaan kunnen
tegen eene verdeeling , waarbij de kapitalist aan den ondernemer tegen
zekere vergoeding , waarin hij zijne rente en zekere premie voor de
>

aansprakelijkheid (te zamen den huurprijs uitmakende) bedingt, zijn


kapitaal leent en den ondernemer onder den naam van huurder den
arbeid en de risico overlaat.
68

De vraag kan alleen zijn of het contract behoorlijk wordt uitgevoerd


en nageleefd.
Maar noch om onvoorzichtige speculatien te dekken , noch om gunst
bewijzen uit te keeren , kan er sprake zijn van eene regeling, om de
ondernemers te gemoet te komen . Terecht is gezegd de speculatien be
hooren te blijven voor rekening der speculanten en daarmede heeft het
gouvernement of de wetgever niets te maken . Wij hebben slechts te over
wegen wat het rechtmatig deel der ondernemers is , op welke gezonde
grondslagen de industrie kan gebouwd worden . Wij zullen wel niet de toe
vlucht willen genomen hebben tot een maatregel , die door een enkelen
is aangeprezen , om de fabrikanten , die in nood verkeeren , te laten
ondergaan , in het vooruitzicht dat anderen , zooals men zich gemeen
zaam uitdrukt , voor een appel en een ei zich van de onderneming
meester makende , wel met geringer deel van de opbrengst zich kunnen
te vreden stellen. Het bewijs geleverd zijnde, dat die nood ontspruit
uit het overmatig deel van den staat , kan dat denkbeeld niet anders
dan immoreel , oneerlijk worden genoemd.
Het is zeker onbetwistbaar , dat , toen in den oorsprong de oprichting
der suikerfabrieken plaats had met het kapitaal van den staat en zelfs
het bedrijfskapitaal uit 's lands kas verstrekt werd , het gouvernement
als kapitalist en ondernemer tevens recht had op het loon in di
hoedanigheid toekomende. De contractant had weinig of niets te ver
liezen. De loonen waren laag gesteld. In alles ondervond hij de krachtige
hulp van het bestuur. Wat de baten ook mochten zijn , zij vloeiden
zonder risico in de beurs van den contractant , die in den strikten
zin niets meer was dan een aannemer.
De voorwaarden , in dien tijd gesteld , behooren tot een afgesloten
tijdvak. Bij het beter waarderen der ondernemingen moesten eigen
fondsen in opbouw en benoodigdheden voorzien. Ook het bedrijfska
pitaal, de zoogenaamde rentelooze voorschotten , - berekend op
5 millioen 's jaars, is ingetrokken. Het moet thans door eigen of ge
leende fondsen tegen 9 pct. rente en 21 pct. commisie verschaft
worden . Alle andere uitgaven zijn gestegen , en daaruit is het zeer
verklaarbaar , dat de levering van het geheele product vroeger voor
deeliger was dan de latere voorwaarden .
Maar dan mag ook gevraagd worden , op welke gronden van billijk
heid (het strikte contractueel recht, ontstaan uit een misbruik van
den toestand der contractanten en daardoor aan dezen opgedrongen ,
is met die billijkheid niet wel vereenigbaar) vordert de staat thans
nog het loon , dat het kapitaal en de industrie uitsluitend toebehoort ?
Het deel van het gouvernement is wel eens eene belasting ge
noemd. Verdient het dien naam ? Eene vordering , die in strijd met
elk gezond beginsel van belasting het kapitaal aantast , de nijverheid
hare rechtmatige winst ontneemt; eene belasting , die één tak der
ingezetenen drukt buiten verhouding tot elk ander ? Alzoo een pri
vilegie voor de overigen scheppende ? Zij zou eene voorbeeldelooze
overbelasting zijn , die in Indië gemiddeld voor elke fabriek f 75000
69

' s jaars eischt , terwijl in het moederland de beetwortelsuiker -fabrikanten


slechts een patentrecht, volgens de wet van 21 Mei 1819 ( St. -bl, nº 34)
van hoogtens f 100's jaars en de ondernemer in Frankrijk , 200 hij
zelf den beetwortel teelt , slechts op te brengen heeft aan grondlasten
(impôt foncier) 10 à 12 francs per hectare = f 3.50 à f 4.- per
bouw , en als industrieel een patent van 1500 à 2000 francs (f 720.
à f 960.- )
De accijns is eene afzonderlijke belasting, die de javasche suiker ,
evenzeer als die van den beetwortel opbrengt.
Is die buitensporige heffing misschien het uitvloeisel eener con
cessie ? Doch wie heeft immer van zulk een beding vernomen bij eenige
andere concessie ? Zou zij niet buiten alle evenredigheid zijn tot de
concessie , wil men het zoo noemen , om tabak te planten en op te
koopen , tot het aangaan van overeenkomsten in de Vorstenlanden , tot
den huur van woeste gronden of tot het uitoefenen van eenig bedrijf ?
Het gouvernement is ook wel eens de vennoot genoemd ; maar
druischt die hoedanigheid , waarin het zich een voordeel van ruim 7
millioen toeëigent , dan niet aan tegen de leer der vennootschappen,
volgens welke de vennoot alleen aanspraak kan maken op zoodanig
deel in de winst, als gerekend kan worden overeen te komen met
hetgeen zijn arbeid tot het verkrijgen dier winst heeft bijgedragen ,
doch waartegenover de verplichting staat om ook in evenredigheid de
verliezen te helpen dragen ?
De arbeid toch wordt door den planter en den ondernemer verricht.
De regeering draagt noch iets bij tot het kapitaal, noch deelt in eenig
verlies. Het is waar , zij verleent hare tusschenkomst , zij geeft het
bevel tot planten ; maar of dat op zich zelf billijken kan een deel der
winsten , dat het deel des grondbezitters en des ondernemers, zooals
wij zien zullen , overtreft, is , dunkt mij, ver van aannemelijk.
Immers wat heeft de regeering kunnen doen ter bevordering van
de suikerkultuur ? Ook bij den meesten ijver van hare ambtenaren kan
zij niet voorzien in het gebrek aan landbouwkundige kennis. Zelfs
heeft zij moeten ontraden de inmenging van deskundigen , omdat de
economische gesteldheid van den grond daarvan weinig vrucht belooft.
Was er aanvankelijk sprake van bemesting voor rekening van het be
stuur , ook daarvan is afgezien , en indien er al hier en daar eenige
vooruitgang in den landbouw is op te merken , dan is dit te danken
aan de bemoeiing van den fabrikant , oogluikend als het ware geduld ;
hoogstens is hem eene enkele opmerking toegestaan. „De verplichte
arbeid mag niet door bijzondere personen worden geleid .” (Nota tot
toelichting van het koninklijk besluit van 20 Aug. 1863.) Welke
hulpmiddelen biedt de practische landbouwkunde niet aan ? Elders worden
correctiven , verbeterde gereedschappen en alle andere middelen toe
>

gepast. De regeering is in weerwil van haar onmatig aandeel in de


opbrengst steeds daarvoor teruggedeinsd. Zij is uit den aard der zaak
bovendien voor die taak niet berekend en de kultuur heeft dien ten
gevolge weinig of niets aan haar te danken.
70

Indien al , voegt misschien deze of gene mij toe , de staat thans


7

aanzienlijke winsten uit de suikerkultuur trekt , bedenk dat er een


tijd geweest is dat hij daarop groote verliezen leed.
Al ware dit zoo , dan nog zou het wel ten hoogste onredelijk moeten
geacht worden de verliezen van vroeger te verhalen op latere on
dernemers ; maar bovendien , Mijne Heeren , het beweren zelf heb
ik altijd ontkend. Reeds eenige jaren geleden toonde ik de onjuist
heid daarvan aan in de openbare pers , en mijn betoog is nimmer
weerlegd. Niet alleen dat de staat nimmer schade op de suiker zelve
heeft geleden , hoewel de hoedanigheden in dien tijd indedaad inferieur
waren , ook de winsten , die hij later heeft getrokken , zijn grooter dan
de officieele rekeningen aanwijzen. Vergunt mij, Mijne Heeren , hierbij
over te leggen eene berekening , die , dunkt mij, daghelder het bewijs
voor mijn beweren levert en aantoont dat in het tijdvak van 1840
tot 1855 , instede , van eenig verlies , zooals de rekening luidt , eene
winst op de suiker van f 44,958,338 , en in het tweede tijdvak eene
meerdere winst van f 11,655,619 had kunnen behaald worden. 1
Ik beweer niet dat deze aantooning eene wiskunstige waarde heeft,
omdat strikt genomen de vergelijking der indische prijzen zou behooren
te geschieden met die bij aankomst of veiling der ladingen in Neder
land behaald , maar dewijl het gemiddelde der prijzen is genomen , zal
>

deze opgave zeer nabij de waarheid zijn.


Een ieder gist , dat die groote verschillen op de suiker alleen zijn
opgeofferd aan het consignatiestelsel .
Indien een handelaar zijne waar ver van de beste en naaste markt weg
voerde , te kostbare schepen bezigde en noodelooze uitgaven deed , in
>

stede van alles ten zuinigste in te richten , welk antwoord zoudt gij
hem geven , als hij zich beklaagde over schade ?
Gezonde economische begrippen hebben reeds lang het stelsel van
premien veroordeeld , dat , gelijk vooral in de eeuw van het mercantiel
stelsel , den handel op een kunstmatigen weg voerde.
Wat anders is het dan een premiestelsel , dat zooveel millioenen on
rechtmatig onttrokken heeft aan den indischen ondernemer en , zooals
nader blijken zal, ook aan den landbouwer , om eene bevoorrechte
klasse te begunstigen ? Wie is er , die meent , dat zoodanige toestand
kan worden bestendigd ? Ik zal gaarne zijne bewijsvoering vernemen.
Noch de verdediging , noch het veroordeelen van dat consignatie
stelsel behoort echter thans tot mijne taak , maar ik meen recht
te hebben tot het oordeel , dat het niet gevoed behoort te worden uit
de beurs van ondernemers en grondbezitters .
Een ander groot bezwaar , dat op de ondernemingen drukt , is
de amortisatie, waartoe een contract weinig tijd laat. Voorheen , toen
het kapitaal voor de ondernemingen en het fonds voor de dagelijksche
uitgaven renteloos door het gouvernement werden verschaft en de prijzen
voor materialen , werklieden en brandstof op het laagste peil gehouden
1 Zie bijlage XIII.
71

werden , was de amortisatie eene betrekkelijk ondergeschikte zaak.


Grootendeels is het daaraan te wijten , dat ook later , toen het kapitaal
uit eigene of geleende middelen moest worden gevonden , hoofdzakelijk
aan de renten , minder aan aflossing gedacht en daardoor menige mis
rekening gemaakt werd, hoezeer eeniger mate verschoonlijk , zooals ik reeds
zeide , omdat verlenging der contracten steeds gebruikelijk was geweest.
Een hooge standaard van rente , weinige jaren tijds voor de aflossing,
het ontbreken van een zakelijk recht , de onzekerheid van de toekomst
moeten noodwendig de lasten der ondernemingen buitengemeen drukken.
Deze waarheid is zoo eenvoudig , dat zij ter nauwernood behoeft te
>

worden herhaald en toch verliest men haar in Nederland , bij de be


>

oordeeling der suikerfabrieken op Java , gestadig uit het oog. Bij alle
industrieele ondernemingen in Europa , zelfs die aan geen bepaalden
duur zijn gebonden , wordt eene percentsgewijze afschrijving op het
kapitaal voor gebouwen , machinerien en dergelijke in acht genomen ,
hoeveel te meer wanneer van een tien- of twintigtal jaren sprake is.
Daarom ook is er steeds op aangedrongen dat bij de uitgifte van woeste
gronden in Nederlandsch-Indie de korte huurtermijn van twintig jaren
door eene veeljarige erfpacht vervangen wierd.
Nog meer drukt zoodanig bezwaar, omdat in tegenstelling van erf
pacht een contract voor onderzetting niet vatbaar is en elke geld
leening daarop eene hoogere premie zal vorderen .
De voormalige minister van kolonien , de heer Mijer, beaamde het
dan ook dat de fabrikanten meer zekerheid moeten hebben voor hunne
toekomst. „ Hunne contracten , zeide hij, expireeren langzamerhand , en>

wanneer zij zich nu opofferingen voor eene betere suikerfabricatie


willen getroosten , moeten zij ook de zekerheid hebben , dat zij langer
zullen kunnen blijven in het genot van hunne ondernemingen . Dat
is ook volkomen waar en dat zal ook een punt moeten uitmaken van
de definitive regeling dezer aangelegenheid ” (Bijblad vel 988² .)
Hoe korter derhalve de termijn , hoe zwaarder de lasten en hoe ge
ringer het vermogen om een aandeel voor den staat op te brengen of
aan de ontwikkeling der industrie nieuwe fondsen te besteden . Het is
alzoo ontegenzeggelijk , dat het belang van den staat zoowel als dat
van ondernemer en bevolking voor een langeren termijn pleiten .
Juist aan een ruimer tijdperk tot aflossing heeft Mauritius het te
danken , dat de suikerplantages alle krachten kunnen inspannen.
Leeningen van 30 jaren en langer worden aangegaan met annui
teiten tot 9 pct. (met inbegrip dus van aflossingen ).
Wil men de ondernemers niet berooven van hun rechtmatig loon
van het kapitaal en van alle industrieele winst , dan is de rekening
niet moeilijk op te maken . Wordt het tegenwoordig contractenstelsel
bestendigd dan zal de verhouding eenvoudig moeten worden omgekeerd
en
aan het gouvernement hoogstens een derde kunnen worden afge
staan tegen den tegenwoordigen m marktprijs. Dan alleen kunnen de
productiekosten worden gedekt.
Gelooft niet , Mijne Heeren , dat daarin eenige overdrijving ligt. Het
72

zou onbescheiden zijn ,


> en gij zult , vertrouw ik , dit niet van mij
verwachten , – indien ik eenige bijzonderheden openbaarde der plannen
van vorige regeeringen ; maar het is geen geheim meer , dat de regeling
die beoogd werd , daarop ongeveer zou nederkomen. Men make zich toch
geene illusien , want welke plannen men ook ontwerpe , de hand des
wetgevers zal zich moeten openen , om het rechtmatig , tot dus verre
achtergehouden deel terug te schenken , op straffe van de bron , waaruit
geput wordt, geheel te doen opdroogen .
Zij, die uitsluitend strijden voor de instandhouding van het bestaande
stelsel en daaraan verbonden belangen der schatkist , hebben , mijns
inziens , reden te bejammeren dat het voorstel in de kultuurwet om
de levering aan het gouvernement naar een vast quantum , vastgesteld
in het koninklijk besluit van 1863 , te verminderen met 10 pikols
per bouw , niet tot uitvoering is gekomen , te meer omdat ook het
belang van den landbouwer daardoor allezins behartigd werd. Gij vergt
niet van mij , Mijne Heeren , in eene berekening te treden , hoe alle be
> >

langen daarmede waren bevredigd , hoe , naar mate harer krachten ,


aan elke fabriek eene redelijke opbrengst ware verzekerd , hoezeer ik ,
om die evenredigheid nog meer te bevorderen , de voorkeur zou hebben
>

gegeven aan een zevenjarig fixum (het hoogste en laagste jaar afge
trokken ) boven een driejarig.
Thans neemt de teruggang der ondernemingen meer en meer de
overhand . Hoe langer die toestand voorduurt , tot hoe grooter offer
de staat verplicht zal worden , en zij het ook dat men heil wacht van
uitbestedingen , zij zullen wel het bewijs leveren , dat op nog minder
is te rekenen . Op den duur zal men toch geene kapitalen bekomen ,
die geene voldoende rente , noch ondernemers , welke geene vergoeding
genieten.
Sedert verscheidene jaren is zoowel door verschillende regeeringen
als door de volksvertegenwoordiging, ja door alle staatkundige rich
tingen de verklaring afgelegd , dat de toestand der industrieelen be
treurenswaardig was ; dat zij bereid waren daarin tegemoet te komen;
dat bij geene der partijen twijfel bestond omtrent de noodzakelijkheid
daarvan . Men moge verschillen over de middelen om dat doel te be
reiken , zoolang het vertrouwen ongeschokt blijft dat dergelijke betui
gingen geen ijdele klanken zijn , dat zij wezenlijke toezeggingen be
vatten , wier vervulling door staatkundige oorzaken , geheel van het
vraagstuk afgescheiden , is uitgesteld , zullen voorzeker de aanspraken,
daardoor verkregen , te goeder trouw worden gesteld boven den letter
lijken uitleg van contractueele rechten , en men zou tekort doen aan
den eerbied voor de oprechtheid en de nauwgezetheid van regeering
en staten - generaal door vrees te koesteren , dat inmiddels het ver
strijken van den contracts-termijn afgewacht of de toekomst der
industrie aan het onzeker lot der uitbesteding prijs gegeven zou
worden , vóór dat aan die toezeggingen gestand ware gedaan , langs
welken weg men ook daartoe geraken wil.
In een schets van den tegenwoordigen toestand der suikerindustrie
73

op Java , kan ik niet voorbijgaan gewag te maken van de gevolgen


die de bekende suikerconventie , gesloten tusschen Engeland , Frankrijk ,
Belgie en Nederland , gehad heeft voor de industrie .
Het internationaal verdrag betreffende de suikerbelasting had ten
doel de bescherming door middel van uitvoer-premien en van invoer
rechten op vreemde suikerfabrikaten , hooger dan de verbruiks-belasting
op de inlandsche fabrikaten , te doen ophouden.
Het gelijktijdig afschaffen dier bescherming werd geacht eene zaak
te zijn , waarbij elk der contracteerende landen een gelijk gemeen
schappelijk belang heeft. Daartoe werd het zoogenaamd typenstelsel
de rationeelste en billijkste grondslag voor een goed ingerichten
suikeraccijns geacht. 1
Het is geen zeer gewaagd vermoeden , dat meer dan de zucht tot
die gelijkstelling , het uitzicht op eene vermeerderde inkomst voor de
nederlandsche schatkist het sluiten der conventie heeft bevorderd ;
eene beweegreden , die zeker niet te wraken zou zijn , wanneer de
billijkheid daarmede strookte.
Maar het is opmerkelijk en voorzeker te betreuren , zoo niet te mis
billijken , dat noch bij de onderhandelingen , noch in de gewisselde
regeeringsstukken genoegzame aandacht is geschonken aan de be
langen van de zoo gewichtige suikerindustrie op Java ; dat evenmin
is gelet op haren eigenaardigen toestand of hare verhouding tot het
gouvernement zelf. Wel wordt op meer dan eene plaats in die stuk
ken getracht aan te toonen , dat de nederlandsche raffinadeur niet
wordt benadeeld , dat de bescherming, welke vreemde mogendheden
aan hare koloniën of producenten van beetwortelsuiker verleenen ,
hem niet kan schaden , doch op de gevolgen die de conventie op de
javasche industrie uitoefenen zou , is te nauwernood eenige acht ge
slagen , hoezeer het aan vertoogen deswege niet heeft ontbroken , (zie
de brochures van den heer Rueb en van de heeren J. Millard en
baron Sloet tot Oldruitenborgh , waarbij tevens op het geldelijk nadeel
voor 's lands kas werd gewezen. )
Hoe het zij, het zou thans weinig nut bebben terug te komen op de
inconsequentien van het typenstelsel, dat echter door een aantal nommers
in dezelfde categorie te rangschikken , het gronddenkbeeld zelf ver
>

loochent , of bewijzen te leveren der gebrekkige toepassing , het nood


zakelijk gevolg der bezwaren , buiten het laboratorium , eener op zich
>

zelf juiste theorie.


Maar met het oog op eene aanstaande suikerregeling kan het nuttig
zijn den invloed te schetsen , dien de suikerconventie reeds gehad heeft
en in het vervolg noodwendig moet uitoefenen , zoowel op de suiker
industrie op Java als op de belangen der regeering , die daarbij zijn
betrokken .

Memorie van beantwoording der ministers van buitenlandsche zaken en


van finantien , zitting 1864-1865 LXXXIII , no 15 bladz. 2.
5
74

De uitslag der proefnemingen te Keulen voor de rendementen der


verschillende klassen van ruwe suikers , ter uitvoering van art. 3 der
voormelde overeenkomst i heeft reeds bewezen dat zij niet overeenkomen
met het wetenschappelijk onderzoek , waarop toch oorspronkelijk het
denkbeeld eener veranderde suikerbelasting heeft gerust en dat het
eerst te berde is gebracht door den hoogleeraar Mulder.
Wanneer ook niet voorbijgezien wordt , dat de hoogleeraar geen
fabrieks-verlies in aanmerking heeft genomen , is het toch onbetwist
baar , dat de onderlinge verhouding tusschen zijne proeven en die te
Keulen genomen gansch niet overeenstemt.
Men behoeft in geenen deele tekort te doen aan de nauwgezet
heid of wetenschappelijke kennis der commissie , want het blijkt dagelijks
>

welk groot verschil bestaat in dezelfde nommers of nuances.


In Frankrijk hebben daarom grootendeels transactien , gegrond op de
typen , opgehouden en worden koop en verkoop gesloten na scheikundige
analyse der monsters.
Van grooter gewicht is het voor de suikerindustrie op Java , dat de
nederlandsche commissarissen in hunne pogingen van het begin tot "

„ aan het einde der onderhandelingen tegen het te hoog belasten der beste
en tegen het te laag belasten der mindere soorten van suikers 2 " ge
faald hebben ; dat het geschil met de engelsche commissarissen nopens
de rendementen der suikers van de laagste klasse , over 10 à 12 pond
>
3
loopende en ten gevolge waarvan aanvankelijk het rendement van
de suikers beneden no 7 op 76 pCt. werd gesteld , is geëindigd met
>

de definitive vaststelling van slechts 67 pct. volkomen naar den


wensch van Engeland , dat hoofdzakelijk inferieure suikersoorten invoert.
Hiervan wordt duidelijk verklaring gegeven door eene zinsnede voorko
mende in eene circulaire van eene voorname engelsche firma te Londen ::
„Refiners
" seem satisfied with the change , for though they lose aa trifle
in the drawback , they expect now that the duties and drawbacks
in the respective countries are placed on exactly the same footing, to >

have less foreign competition.”


Ik zal nu niet uitweiden over de bepaling der types bij den over
gang waardoor de nos, van den beetwortel en van engelsche en fransche
kolonien layer zijn gesteld dan de javasche suiker ; maar ik wensch
er op te wijzen dat het bekend is , dat de superieure fransche koloniale
suikers voortkomen uit de zoogenaamde centraalfabrieken , met ver
beterde toestellen en beenzwart werkende , en dat suikers van zoodanige
kwaliteit in gehalte met de beste en zuiverste overeenkomen , en dat
4
te dien aanzien met alle overigen geen verschil is * ; een vierde der
koloniale suikers bestaat dit jaar uit witte soorten.

Zie de missive van den minister van buitenlandsche zaken , dd . 7 December


1866 aan den Voorzitter der tweede kamer , tweede zitting 1866—1867 ,
37 no 1 .
? Rapport der heeren Uyttenhoven en Motké,9 dd . 25 Febr. 1865.
3 Zie hetzelfde rapport.
+ Wanneer men op wetenschappelijke gegevens afgaat, zijn er geene voldoende
75

De wetenschap leert ook dat hoe blanker en zuiverder de suikers


zijn , hoe minder stroopvorming ontstaat en hoe grooter het product
is , uit het riet of den beetwortel verkregen.
>

Er is eene zonderlinge terminologie gebezigd om de achteruitzet


ting der Javasuikers te bewimpelen. Men heeft de javasche suikerin
dustrie willen beperken tot zoogenaamde eerste bewerkingen , alle
andere werkwijzen heeft men kunstmiddelen genoemd.
Ik laat aan het oordeel van ieder deskundige over , dit valsch begrip ,
die onwetenschappelijke uitdrukking te waarderen . Zij zijn synoniem
met gebrekkige fabrikatie , misschien uitgevonden om de parasiet der
suikerbereiding , de raffinade , te begunstigen , die nog niet eens de
2

verdienste heeft om alle suikers zuiver of wit af te leveren.


Het zij mij vergund in herinnering te brengen de reeds bij eene
vroegere gelegenheid door mij aangehaalde woorden van den beroemden
Péligot.
,,Indien kleurlooze suiker niet (zooals weinige jaren geleden werd
verondersteld) uit het suikerriet kan verkregen worden ; indien de
stroopen , waarmede de suikers zijn doortrokken en die ze kleuren ,
niet kunnen worden weggenomen ; indien de productie van koloniale

redenen om die groote verschillen bij den overgang gemaakt tusschen de nos
van vreemde suikers en die van den beetwortel te rechtvaardigen.
Volgens de scheikundige analyses , bewerkstelligd door den hoogleeraar Mulder
en door E. Monier te Parijs, op verschillende suikers, zijn de volgende verge
lijkingen verkregen .
Binnenlandsche Martinique Mauritius
beetwortelsuiker. Percenten . Java . en Guadeloupe en Bourbon .
boven No. 20 99 -995 995
20 98 -99 9945
19 97 -985
.
98 - 985
> 18 97 -98 975-98
17 97 -98 96 975
>> 16 96 --97 96 96 97 -95
15 965--97 96 925
14 96 -935 96 945.965
>>
12 94 -97 95 -95 (92 Mulder) 94 -87 93-95
9 92 89
8 925_95
(Zie L'analyse des sucres par E. Monier. G. J. Mulder , de suiker van den
handel .) E. Monier voegt er nog bij: « Depuis quelques années et grace aux ap
pareils perfectionnés de M. M. Cail en Co., les sucres de la Martinique ( thans
ook van Guadeloupe) ont beaucoup gagné en richesse saccharine. – Nous avons
vu de ces sucres d'une nuance blanche et bien cristallisés, ne renfermant que
quelques millièmes de substances étrangères. Ils approchaient donc de la com
position des sucres raffinés . )
Er wordt beweerd , dat het raffineeren van de lagere soorten suiker grooter
kosten na zich sleept dan dat der hoogere nummers en dit bij de vaststelling
der rendementen in aanmerking dient te komen . Maar het is toch ook onbe
twistbaar , dat de fabrikatie van superieure Java -suikers evenzeer met groote
uitgaven voor kostbare toestellen , beenzwart als anderzins gepaard gaat. Zou
dit niet evenzeer behooren bedacht te worden ?
76

bruine suiker stationair moet blijven wat hare hoeveelheid betreft ;


indien ook de hoedanigheid daarvan niet kan worden verbeterd ,
dan is een buitengewoon recht op witte suiker in zekere mate ver
klaarbaar te verdedigen.
Maar indien daarentegen die kleur het gevolg is van eene slechte
werkwijze , indien het kan aangetoond worden , dat de suiker , in het
riet aanwezig , wit is en wit verkregen wordt, warneer een gedeelte
niet vernietigd wordt ; dat de hoeveelheid , die verkregen wordt, grooter
>

is , naarmate zij minder gekleurd is ;


> wat moet dan wel gedacht
worden van eenen wettelijken maatregel, die zulk eene nijverheid onder
de exorbitante verplichting zou brengen , om weinig en slecht product
te leveren ; die een slagboom zou stellen tegen datgene , wat juist
de wet het meest behoort te ontzien verbetering ? "
Indien zoodanige uitspraak nog niet overtuigend genoeg mocht zijn,
als men ook verlangen mocht het oordeel te vernemen van een even we
tenschappelijk , als met de practijk bekend man , dan verwijs ik naar de
opmerking van Dr. Rost van Tonningen , met de suikerindustrie op
Java 200nauw bekend. Men behoeft , zegt hij, de suiker niet te

vormen , want dit is reeds geschied in het riet , maar wel behoeft men
>

groote zorg te besteden om van deze gevormde suiker de grootste hoe


veelheid , in den meest zuiveren toestand uit het rietsap af te zonderen.
Als de schijver van het artikel suiker in het „ Aardrijkskundig en
statistisch woordenboek ” beweert dat hooge suikersoorten verkregen
worden ten koste der hoeveelheid , dan vervalt hij in eene dwaling.
In geval van gebrekkige middelen , herhaalde kleijing der suikers ,
waardoor groote hoeveelheden siroopen verkregen wordt , moge zijne
stelling juist zijn, doch de suikerbereiding volkomen toegepast, kan niet
anders dan tot uitkomst hebben dat de suiker , een plantenzout , wit
uit haren aard , ook kleurloos te voorschijn wordt gebracht ; met ge
bruik van beenzwart is op Java reeds het bewijs verkregen , dat
suiker bereid kan worden , die dadelijk voor de consumtie geschikt is.
Zoolang de raffinade noodig is , zal men op de rietsuikerfabrikatie
als onvolmaakt moeten wijzen , en de weg tot verbetering wordt
versperd door de wetgeving .
Men leze wat de geschriften , aan de europeesche suikerindustrie
gewijd , den producenten onophoudelijk voorhouden als het groote
iniddel van vooruitgang ; men onderzoeke, hoe gestadig op middelen
wordt gepeinsd om daaraan gevolg te geven , en men zal ontwaren ,
dat het hoofddoel daarvan is , steeds hoogere nummers voort te
brengen. De conventie in verband met de verschillende bepalingen
in Frankrijk , België en in het Tolverbond reikt den producenten in
Europa de behulpzame hand. Het tijdschrift: la sucrerie indigène
:

meldt dan ook , dat in de meeste beetwortelsuikerfabrieken thans tot 65


pCt. van het product aan sucre blanc de premier jet wordt vervaardigd.
»
Een bericht in het „Journal de la sucrerie indigène," bevat dat in
Frankrijk reeds dadelijk uit het sap broodsuiker wordt vervaardigd
tegen geene hoogere kosten dan fr. 2 per 100 kilo.
77

Wanneer men weet dat de kosten van raffineeren in Engeland worden


berekend op f 6.- per 100 kilo , in Frankrijk op 10 à 12 fr., dan zal men
begrijpen welken grooten invloed de dadelijke bereiding van witte suikers,
ten voordeele van den consuinent zal uitoefenen Welk een ont
zettend verlies gepaard gaat met den aanvoer van inferieure soorten
tegen lage rechten blijkt het best uit eene aantooning van de
„ Produce Market review ”, dat op den aanvoer van 2,300,000 ton onge
veer 300,000 ton , ter waarde van 72 millioen gulden , verloren gaan,
terwijl drie vierde percent verlies bij het overwerken nog bovendien
geleden wordt.
Zeer opmerkelijk is het , dat de toenmalige ministers van buiten
landsche zaken en van finantien bij hunne memorie van beantwoor
woording (zitting 1864—1865 , LXXXIII) van het denkbeeld schijnen
te zijn uitgegaan dat de vreemde regeeringen het tegenstrijdig belang
van de beetwortelsuiker en de rietsuiker en de bescherming der eerste
wenschten te doen ophouden .
Niets is meer van de juistheid daarvan verwijderd dan de bestaande
wetten in België , Frankrijk en Engeland.
Wat Engeland betreft, moet niet uit het oog worden verloren ,
> dat
slechts een onbeduidend gedeelte der suikeraanvoeren in hoogere
nummers bestaat. Dat rijk heeft de belangen zijner raffinaderijen en
de ontzaglijke kapitalen daarin gestoken , te verdedigen , en het
heeft allezins reden van tevredenheid over den uitslag der proefne
mingen te Keulen , die de lage nummers nog lager belast , dan immer
vroeger geschied was. Bovendien de talrijke groote bierbrouwerijen
gebruiken in Engeland eene aanzienlijke hoeveelheid lage suikers , in
1867 ruim 20 millioen kilo . 1
De wetgeving van het Tolverbond weert den invoer van buiten
landsche suikers , door op vreemde ruwe suiker , ingevoerd tot recht
streeksch verbruik , eene dubbele belasting van het recht op binnen
landsche suiker te leggen en voor geraffineerde suikers , uit binnen
landsche ruwe suiker vervaardigd , een lager drawback van circa 30 pct.
toe te staan .
In België voldoen alle binnen 's lands vervaardigde suikers , van
welke nummers ook , 45 frs. per 100 kilo , daarentegen de vreemde

| Parliamentary return 15 Jan. 1868.


2 Recht op ingevoerd tot rechtstreeksch verbruik per centenaar 6 th . = f 214
vreemde ruwe per 100 kilo.
suiker van alle ingevoerd voor raffinaderijen per centenaar 4 th. 7 silber
soorten . gros = f 15.30 per 100 kilo .
Recht op binnenlandsche suiker 74 silbergros per centenaar verwerkte beetwortel
(veronderstellende 8 pct. opbrengst = f 11.25 per 100 kilo suiker.
Afschrijvingssommen .
vervaardigd uit vreemde ruwe suiker per centenaar 4 th . 22
Voor geraf
fineerde sui silbergros = f 17 per 100 kilo.
ker.
vervaardigd uit binnenlandsche ruwe suiker 3 th . 10 silber.
gros = f 12 per 100 kilo .
78

ruwe suikers van no 15 tot no 18 46 frs.: deze laatste bovendien een


buitengewonen invoer van 1.20 frs. voor suikers beneden no 18. ' Daar
enboven worden de vreemde suikers gerangschikt onder geraffineerde,
die 55, frs. te voldoen zullen hebben.
De fransche wet heeft het volgende vastgesteld :
Met een detaxe van frs 2
accijns op ruwe suiker n, 13 tot 20 frs. 44 per 100 kilo bij invoer uit
beneden 13 2 43 de fransche kolonien en
Bij invoer uit de fransche kolonien en bij met eene surtaxe van frs.
uitslag uit binnenlandsche beetwortelsuiker- 2 bij invoer op de ruwe
suikers , die anders dan van
fabrieken .
buiten Europa, anders dan
Witte poedersuiker van boven no 20 frs. 45 onder fransche vlag en an
Geraffineerde suiker . 47
ders dan rechtstreeks uit
Vreemde geraffineerde suikers . 22 50
het land van oorsprong wor•
ingevolge art . 13 van de conventie 2 den ingevoerd.
Alle vreemde suikers boven no 18 worden als geraffineerd aangemerkt.
Zoowel in Belgie als in Frankrijk zullen derhalve de schoonste witte
suikers , ook in consumtie gebracht, slechts een accijns te voldoen
>
hebben van 45 francs , en de Javasoorten boven no 18 alleen met een
hooger recht toegelaten kunnen worden. De gezamenlijke commissarissen
hebben voor Frankrijk de onmogelijkheid moeten erkennen om eene
nauwkeurige verhouding daar te stellen tusschen de grondslagen der
belasting en het invoerrecht van de geraffineerde suikers , zoolang in dat
rijk geen juiste verhouding bestaat tusschen de invoerrechten , te heffen
op de ruwe suikers en de rendementen vastgesteld bij de verklaring
van 20 November 1866 .
Als een middenweg is overeengekomen om tot 31 December 1869
het recht bij den invoer in Frankrijk van geraffineerde suikers , her
komstig van de andere contracteerende staten , vast te stellen op f 48.85;
een cijfer in overeenstemming met het gemiddelde recht van ruwe
suikers en een rendement van 88 pct. (Verklaring dd . 5 Nov. 1868.)
Aan de belgische suikers boven no 18 en de fransche boven no 20
is , wat het recht betreft , geene grens gesteld. Ten aanzien der types
voor de laatste is mij de volgende nota toegezonden :
„ Renseignements pris au tribunal de commerce à Paris.
La loi du 13 Juin 1866 prescrit l'emploi de séries de types pour les
sucres , ainsi qu'il suit :

1 Ten aanzien van dit hooger invoerrecht bepaalt de belgische wet , dat het
gouvernement gemachtigd is dat recht af te schaffen , als Frankrijk de surtaxe
van 2 francs ,7 bij invoer van vreemde beetwortelsuiker geheven , zal opheffen .
2 Art. 13 van het verdrag luidt : « In Frankrijk zullen de invoerrechten vijftien
ten honderd hooger zijn dan het recht, van toepassing voor de ruwe suikers
van No. 15 tot 18. Dit cijfer zal verminderd of verhoogd worden in omgekeerde
reden tot het vast te stellen definitief rendement.
15 pCt. cp fr . 44 = 6.60
44.00
fr . 50.00 (de 60 centimes worden weggelaten .)
79

1° pour sucres terrés exotiques les types Hollandais.


2° pour sucres bruts exotiques cinq types sous les dénominations de
1° ordinaire
20 bon ordinaire
3° troisième
40 bonne troisième
5° fine
3° pour sucrés indigènes.
des types se rapprochant autant que possible du type Hollandais.
Ces types ne devaient donc pas dépasser le no 20 , seulement comme
on tire de la betterave des sucres d'une nuance plus élevée , on a formé
>

trois types plus blancs, classes no 1 , 2 et 3 , remplaçant pour ainsi


dire les no 21 , 22 et 23 , mais en sucre exotique ces trois derniers
types n'existent pas. N. B. Ce qu'on nomme sucres terrés exotiques ce
compose de toutes les nuances blances des types hollandais ; tandis
que les sucres bruts exotiques sont ceux audessous des blancs."
Al moge het niet in de bedoeling gelegen hebben der onderhande
lingen , welke tot de conventie geleid hebben , thans blijkt toch , dat
overal de goede Javasuikers zijn uitgesloten ; dat de europeesche suiker
industrie zonder eenige belemmering zich op het vervaardigen van
superieure soorten zal kunnen toeleggen ; dat zelfs de types zoodanig
geregeld zijn , dat met de Javastandmonsters vergeleken , de vreemde
hoogste nummers niet in de categorie van geraffineerd vallen.
Zeker de bepalingen der conventie veroorlooven aan vreemde regee .
ringen haar nationaal product te beschermen . Bij art. 16 der conventie
is het slechts bij wijze van concessie dat vreemde beetwortelsuiker in
Frankrijk wordt toegelaten ; maar toch alleen nummers , het no 16 niet
>

te boven gaande.
Daarentegen wordt door de nederlandsche wet de fraaie suiker van
Java als een vreemd product aangemerkt.
Het gevolg daarvan is , dat de fabrikanten van elders dan Nederland
steeds den weg van den vooruitgang kunnen volgen , maar dat Java ,
dat reeds zulk een gevestigd goeden naam voor zijne uitmuntende suikers
had , niet slechts tot stilstand , maar tot teruggang is veroordeeld. De
wetenschap zal voor de vreemde industrie eene nuttige leidsvrouw
zijn ; tot de javasche industrie zal haar geen toegang kunnen worden
verleend. Achterlijkheid wordt beloond en vooruitgang belemmerd !
Wil men het bewijs , dat de Java-suikerindustrie gestadig op den
weg van vooruitgang is geweest , dan kan gewezen worden op het
steeds toenemende gemiddeld no. der gouvernements -suiker veilingen
door de nederlandsche handelmaatschappij. Het gemiddelde nummer
beliep :
I Ten aanzien der javasche suikers van den afgeloopen oogst zeggen de HH .
J. en C. Rueb in hunne « Revue annuelle » gedagteekend 31 Dec. 1868 : la qualité
inferieure de la dernière recolte tendait à faire perdre beaucoup de sa réputation
en même temps qu'elle arretait le developpement de la demande , pour l'expor
tation , faute de qualités convenables,
getrokken
80

staten
Seylmans
der
in 1840 9.93

uit
de
. .

heeren
1850 . . . 13.45
1864 . . 15.72
of over de jaren :
1840/1844 . . . 11.24
1845/1849 • . . 13.02
1850/1854 . . 13.85
1855 1859 . . 15.07
1860/1864 . 15.67
1865 1867 .
15.91
De gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven .
Terecht heeft de commissie uit de tweede kamer tot onderzoek
van de verklaring der gevolmachtigden van Nederland , Belgie , Frankrijk
Groot- Brittannie tot regeling der rendementen van raffinage der
verschillende klassen van ruwe suiker de aandacht der regeering ge
vestigd op de geldelijke nadeelen , die reeds geleden zijn. Men heeft
aan de voorspelling daarvan geen geloof willen slaan ; maar de
Javasche courant van 27 October 1868 no. 86 bevat reeds het indisch
besluit , bepalende dat bij de gouvernements veilingen het no. 14 als
standaard zal worden genomen en elk no. daarboven met eene rerhooging
van slechts f } per pikol zal worden betaald , in stede van den vroeger
gebruikelijken en ook bij de contracten gestipuleerdenhalven gulden.
Volgens de contracten moet 70 pct. der levering bestaan uit hooge
nommers en daarop zal dus gestadig worden verloren .
Wanneer nu bedacht wordt , dat de levering aan het gouvernement
heeft beloopen meer dan één millioen pikols 's jaars,7 waarvan slechts
30 pct. beneden het nº. 16, dan kan wel niet anders dan een nadeel
van ettelijke tonnen gouds voor het gouvernement te wachten zijn ,
vooral omdat ten gevolge der stipulatien in de aangehaalde suikerre
geling , de contractant , waren zij ook niet voor hem verbindend , zich
zal beijveren de hoogst mogelijke nummers aan het gouvernement
te leveren , ten einde het verschil in waarde op de suikers , te zijner
vrije beschikking gelaten , te ontgaan ; waartoe hij bovendien aansporing
vindt in de berekening van het plantloon , dat niet de hoedanigheid ,
maar slechts de hoeveelheid in aanmerking neemt, en waarvan bij
de tegenwoordige werkwijze de laatste uit den aard der zaak daalt ,
naarmate de eerste stijgt.
Indische berigten luiden dan ook dat , met enkele uitzonderingen voor
Perzie , suikers van hoogere nummers onverkoopbaar zijn.
Het is niet te ontkennen , dat bij sommige veilingen , ook bij par
ticuliere transactien , toevallige omstandigheden het nadeel hebben
geneutraliseerd ; hoofdzakelijk de tijdelijke vraag van Rusland naar witte
suikers. Daarop is echter niet te rekenen.
Nu zullen wel maatregelen kunnen worden getroffen om de nadeelen
der conventie geheel op de schouders der industrieelen te leggen . Maar
al dragen de ondernemers de gevolgen daarvan , de suikerindustrie zelve
wordt daarom niet minder blijvend benadeeld.
81

Er is voorspeld dat, evenals in Engeland geene suikers boven


no. 14 ingevoerd werden , dit ten gevolge der conventie ook voor Java
zou plaats grijpen ; men verneme wat de kamer van koophandel te
Batavia thans zegt :
„Bitter waren , in den loop van 1867 , de gevolgen voor menigeen
voortgevloeid uit de toepassing dier conventie. Nu de gevolgen meer
en meer , door de verliezen op de hooge nommers , zich helder ver
toonen in den vorm van onloochenbare cijfers, vroeg de kamer zich
meermalen af , wat toch de beweegredenen kunnen geweest zijn , voor
de nederlandsche regeering , oin tot de conventie toe te treden .
>

„ De belangen toch van Nederland , konden niet wel op ééne lijn


gesteld worden met die van België , Frankrijk en Engeland . Immers
de nederlandsche staat had , op Java , een groot direct belang bij de
suikerindustrie. Een honderdtal fabrikanten had hij, in vroegere
jaren met groote geldelijke opofferingen , verplicht twee derde van hun
oogst aan hem te leveren , meest in hooge nommers .
„ De drie andere mogendheden hadden met zulke directe belangen
niet af te rekenen. Onwillekeurig rees dan ook meermalen , in den
boezem van 's kamers vergaderingen , de vraag of de nederlandsche
regeering zich wel , tijdens de onderhandelingen , eene juiste rekenschap
9

had weten te geven van de invloeden , die door de conventie moesten


worden uitgeoefend op de directe financien van den staat en de be
langen van zoo vele onderdanen.
,,De conventie had ten gevolge eene schromelijke depreciatie der
>

superieure soorten . Jaren lang hadden de industrieelen zich , door de


bepalingen der contracten en fiskale bepalingen , moeten toeleggen
op de vervaardiging van fraaie witte suikers ; groot waren de kapi
talen tot dat einde gestoken in de aanschaffing van kostbare be
reidings -toestellen .
,,En plotseling worden zij door de suikerconventie gedwongen zich
weder toe te leggen op de vervaardiging van suikers , die men dáár
alleen weet te bereiden , wáár de industrie nog staat op den laagsten
trap van ontwikkeling. De handel , die de gevolgen van de conventie
9

had voorspeld , was nu verplicht zijne speculatie te bepalen tot de lage


nommers en daarom gaf hij de voorkeur aan suiker , zo0 zwart als

roet , boven die zoo wit als sneeuw . Deze voorstelling moge vele niet
ingewijden vreemd voorkomen , zij is indedaad niets dan de terug.
kaatsing der werkelijkheid . Hooge nommers nam de handel dan ook
niet , dan tegen eene belangrijke prijsvermindering.
,, De kamer besloot dan ook tot de samenstelling van een rapport
aan de regeering , waarin aan den eenen kant de heillooze gevolgen
geschetst , voor de nijverheid en den handel uit de conventie voort
vloeiende , aan den anderen kant de middelen van redres worden
aangewezen . Tot haar leedwezen moest de kamer het jaar 1867 zien
besluiten , zonder dat het voorgenomen rapport had kunnen worden
>

goedgekeurd . Zij hoopt echter , dat het in de eerste maanden van 1868
gereed zal zijn.
82

„Intusschen zij hier nog bij wijze van gerucht , voor de waarheid
waarvan de kamer niet kan instaan , aangeteekend , dat de fiscus in
Frankrijk en Engeland , ten aanzien van de schatting der hooge nom
mers , veel vrijgeviger zou zijn dan de tolbeambten in Nederland . ”
Er zijn er geweest , die visioenen hadden eener gouden eeuw , die
voor de javasche suikerindustrie zou aanbreken. De suikerconventie
zou het morgenrood van een glansrijk tijdperk voor haar doen opdagen .
Het tractaat zou de baan breken , ja reeds na verloop van een jaar ,
voor het fabricaat van Java van alle kwaliteiten op de markten in
Engeland , in Frankrijk , in Belgie , in Nederland.
En thans, al die uitzichten zijn als zeepbellen in het niet verdwenen.
Niet alleen dat de betere kwaliteiten Java- suiker in het moederland
niet gezocht zijn ; dat Frankrijk en Duitschland door hun rechtenstelsel
voor het inlandsche fabriekwezen gezorgd hebben , maar ook in Engeland
9

is bewaarheid wat de vakkundigen voorzagen .


Wil men van een en ander het bewijs ? In Frankrijk is het streven
naar hooge kwaliteiten zoo groot , dat aldaar niet minder dan 46
nieuwe octrooien voor de verbetering van het fabricaat zijn aan gevraagd,
wat dan ook het verschillende gehalte daarvan moge zijn. Bij hetgeen
ik reeds gezegd heb omtrent de verbeterde suikerbereiding in Frankrijk
voeg ik nog dit dat de fransche kolonien meer dan 200,000 pikols (eene
groote hoeveelheid in evenredigheid tot hare productie) naar het moeder
land afgezonden hebben . Een vierde van den geheelen binnenlandschen
suikeroogst van Frankrijk , bijna 1 millioen pikols , heeft bestaan in
fraaie witte kristalsuiker boven no. 20 en 80 millioen kilos zijn af
geleverd van no. 16 en daarboven , want, ik heb het reeds opgemerkt,
het recht stelt daartegen geen hinperpaal, en het blijkt alzoo, dat men
daar voor de kunstmiddelen niet terugdienst of naar zoogenaamde eerste
bewerkingen streeft.
Evenwel , als Frankrijk en Duitschland zoo uitstekend voor hunne
industrie hebben gewaakt, biedt dan Engeland een anderen uit
weg aan ?
Wij zouden dit niet kunnen verwachten , om het belang , dat Groot
Brittannie bij lazer kwaliteiten heeft.Maar raadplegen wij de staten van
de ingevoerde kwaliteiten over de 4 eerste maanden van de laatste
.
drie jaren (latere ontbreken) , dan treffen wij daarin de volgende ver
>

houdingen aan :
1866 1867 1868
10 klasse wit gekleurde 1,41 pct. 1,72 pct. 0,96 pct.
20 niet gelijk aan wit , maar
bruin gekleide .
31,61 36,80 36,72 92

30 bruine Moscowado . .
45,47 37,25 27,01
>

40 daarbeneden . . .21,41 "24,23 35.31 "

Alzoo is de invoer van witte suiker af- , die van de mindere soort
toegenomen.
Zietdaar dan de uitkomsten waarvan zulke hoog gespannen ver
wachtingen werden gekoesterd. Ik heb nu nog niet eens gewaagd
83

van het differentieele recht bij den uitvoer van Java naar andere landen
dan Nederland.
Mij dunkt , Mijne Heeren , dat het niet te veel is gezegd , dat
alles samenwerkt om de javasche suikerindustrie den doodsteek te
geven Moge zij in de volksvertegenwoordiging een even voldoend
aantal ijverige voorstanders vinden als waarop doorgaans uitsluitend
nederlandsche belangen kunnen bogen.
Men lette er wel op dat geene bescherming wordt ingeroepen maar
toch het minst van alle eene bescherming van slecht of achterlijk
fabricaat. De strijd wordt gevoerd tegen het empirisch onwetenschap
pelijk typen stelsel , niet tegen de belasting van het zuiver suiker
gehalte , onder dat stelsel echter onbereikbaar.
Het gouvernement, dat de ondernemers tot kostbare inrichtingen
heeft genoopt om hoogere kwaliteiten voort te brengen , en thans om
de nederlandsche schatkist te baten , de kapitalen , aan die verbetering
besteed , heeft verwoest en de javasche industrie opgeofferd , is mijns
>

bedunkens zedelijk verplicht rechtvaardige middelen aan te wenden om


dien ramp , ook in het welbegrepen belang van den staat , te herstellen .
Men heeft gevraagd of bij het afschaffen van het consignatistelsel
wel de producten naar Nederland zouden worden gevoerd.
Ik voor mij zou niet aarzelen daarop een bevestigend antwoord te
geven , dewijl de markt eenmaal hier gevestigd is. ' Maar als er een reden
is het tegendeel te vreezen , dan zou die zijn te wijten aan de inter
nationale suikerconventie.
Indien het moederland het verbeterd fabricaat van de javasche in
dustrieelen blijft verstooten , wat wonder dat deze de oogen richten naar
Australie waar, zooals u is gebleken uit het rapport van onzen consui ,
de hoogere suikersoorten welkom zijn. Het is slechts een billijk ver
langen , dat de weg derwaarts niet versperd worde door een differen
tieel recht , dat wel reeds is verlaagd , maar steeds nog belemme
rend werkt en ten eenenmale strijdt met de tegenwoordige denk
beelden omtrent het handelstelsel en feitelijk den vreemden handel
een voorrecht schenkt , te onrechtvaardiger omdat het gouvernement
(de contractant ter eenre ) zonder raadpleging of vergoeding van den
contractant ten andere (de ondernemers), zoowel door de nieuwe accijns
wet als door het differentieel recht , aan de belangen van de laatsten
te kort doet.
Ook elders wordt wellicht voor de javasche suikerindustrie een ruim
uitzicht geopend. John Bright , wiens naam u allen bekend is , ijverde
niet vele dagen geleden voor een ommekeer in het engelsche rech
tenstelsel , voor de afschaffing van alle belasting op koffij, thee en
suiker , voor wat hij noemt : the free breakfast table. Wij hebben
dezer dagen gelezen , dat die volksman is verheven tot Engelands

| Er zijn handelshuizen in Engeland , die op Java suikers koopende , ze echter


naar Nederland doen overvoeren en op de markt brengen . De prijscouranten
en produce market review nemen zelfs totdusver de Java -suikers niet op.
84

minister van koophandel en men verwacht dat hij zijn wensch zal
weten te maken tot een feit. Evenwel , dewijl het een enkele maal
gebeurt dat wat op het forum wordt verkondigd , in den senaat door
denzelfden staatsman onvervuld blijft, zullen wij wijs doen ons oordeel
omtrent de toekomst op te schorten.
Inmiddels is de internationale suikerconventie een nieuw bewijs op
welke verkeerde grondslagen het contractenstelsel rust. Er is strijd
daarin tusschen de belangen van het gouvernement zelf , hier en in
Indië ; tusschen die van de regeering en van de industrieelen ; strijd ook
van het belang der laatsten met dat van den inlandschen landbouwer.
Wij hebben tot dus ver gesproken over den staat en de onderne
mers ; het wordt tijd dat wij onze aandacht schenken aan een derden
niet minder belanghebbende : den landbouwer .
Het mag niet ontkend worden , in zijne verhouding is eenige ver
betering gekomen . Heeft echter de staat die op zich genomen ? Luis
teren wij naar hetgeen een der volksvertegenwoordigers zonder tegen
spraak verkondigde :
„ Overtuigd dat de druk van en de willekeurige beschikking over de
inlandsche bevolking bij de suikerkultuur moest worden verlicht, heeft
de regeering ook daartoe medegewerkt , maar al den last daarvan
tevens overgebracht op de schouders der suikercontractanten. Tot op
dit oogenblik heeft zij nauwelijks één penning opgeofferd van de
voordeelen , die de suikerkultuur voor haar heeft opgeleverd. En dan
spreekt men nog , dat de regeering zich stelt op het standpunt van
nederlandsche industrieelen . ” 1
Die woorden waren niets anders dan de weerklank der verklaring
van de regeering in de kultuurwet , „ dat de regeering elke verbetering
in de fabrikatie of in de behandeling der dienstplichtige bevolking in de
eerste plaats steeds heeft willen leggen op de schouders der particuliere
ondernemers en zich zelve steeds een bovenmatig voordeel voorbe
houden."
Wij zijn alzoo genaderd tot het belangrijk onderdeel van onze be
schouwingen : den arbeid .
In de eerste plaats hebben wij het aandeel van den landbouwer ,
die de suikerrietaanplantingen bewerkt, te overwegen .
Er zijn velerlei berekeningen gemaakt over het arbeidsloon , daarbij
verdiend. Vooral is eene vergelijking gemaakt van het arbeidsloon bij
de suikerkultuur met dat , besteed aan de rijstkultuur, en ofschoon
de indische regeering meermalen verklaard heeft , dat laatstgenoemde
>

niet minder behoorde te bedragen dan het eerste , meen ik , dat de


meeste dier berekeningen op een valschen grondslag rusten .
Maar laten wij ons voor het oogenblik daarbij bepalen.
Ik heb beweerd , dat over het algemeen , want ik heb mij nu tot
eene gemiddelde productie moeten bepalen , de arbeid zelf, voldoende
>

soms ruim wordt beloond .

1 De heer Keuchenius.
85

Dewijl in den kunstmatigen toestand van de gouvernements-kul


tures de loonen der planters niet , naar den gewonen regel , zich
>

voegen naar vraag en aanbod , is de beoordeeling daarvan niet altijd


gemakkelijk . Al naar mate men toch voor- of tegenstander van het
stelsel is , worden de voordeelen daarvan breed uitgemeten of ten
eenenmale ontkend. De bezwaren der kultuurplichtigheid worden door
den een als eene lichte , ja zelfs als eene door den inlander gewenschte
taak , door een ander in de zwartste kleuren overdreven voorgesteld .
Wat men ook zeggen moge , de arbeid , door dwang opgelegd , zal
nimmer naar denzelfden maatstaf van dien , vrijwillig volbracht, kunnen
beoordeeld worden .
Wil men den omvang der taak en hare belooning in waarheid leeren
kennen , dan zal men in de eerste plaats dienen na te gaan den tijd
daaraan besteed en het loon of de winst onder gelijke omstandig
heden plaatselijk bij vrijwilligen arbeid verkregen.
Wat de plantloonen bij de gouvernements- suikerkultuur betreft ,
deze regelen zich naar de productien , door de ondernemingen ver
kregen. Zij bedroegen :
per blj eene gemidd. Ingedeelde huis. Aanplant. per
per houw . huisgezin . | roductie. gezinn . p . bouw . huisgezin .
over 1857 103.78 , 24.26 ; 40.60, 4 28 0.234 bouw
- 107.57
Pikols

1858 · 24.70
-
42.18 4.36 0.230
bouw.
per

1859 - 106.903 - 22.474 41.66 4.76 0.210 97

1860 - 112.
-
• 21.94 45.77 ; 4.91 0,204
1861 · 111.21 - 22.213 44 024 5.07 0,197 99

1862 109.774 - 23.02 42.27 4.94 0.202


79 1863 - 114.30 - 22.65 43.39 4.91 0.198 99

1864 107.94 -
21.98 41.32 5.45 0.203
1865 . 116.64 24.25 44.47 4.90 0.208
Men ziet hieruit hoeveel de betaling afhangt niet alleen van de
productie , maar ook van het getal huisgezinnen , bij den aanplant in
gedeeld. De betaling per bouw kan derhalve alleen de maatstaf
zijn der belooning van de planters ; want de oppervlakte, door ieder
huisgezin bewerkt , is indedaad gering. Enkele voorbeelden mogen
dienen ter opheldering :
Te Samarang verdiende in 1863 elk huisgezin slechts f 15.86 , de
bouw bracht op f 105.74 ; de productie was 38 pikols per bouw ; maar
er waren ingedeeld 61% huisgezin per bouw.
Te Banjoemas was de productie 31 pikol per bouw , elk huisgezin >

verdiende f 22.08 maar de opbrengst per bouw was slechts f 91.80 ,


er waren slechts ingedeeld 4yo man per bouw.
In Probolingo genoot elk huisgezin de hoogste betaling f 40.12 , de
oogst beliep 43.07 pikol per bouw en slechts f 112.22 per bouw.
Er waren ook slechts ingedeeld 21 huisgezin per bouw.
Daarentegen had Soerabaya eene productie van 47.28 pikol per
bouw en toch genoot elk huisgezin slechts f 18.03 , de bouw bracht
echter op / 121.20 , maar er waren ook ingedeeld 6 huisgezin per bouw .
86

Inmiddels is in de betaling der plantloonen eenige niet onbeduidende


verandering gekomen en is de productie gestegen in 1866 tot 47
pikols per bouw. De volgende vergelijking wijst het verschil aan.
V6ór 1860. Bij de regeling van 1860, Bij de regeling van 1863 .
tot 30 pik. f 2.88 per pik . tot 30 pik . f 3.- tot 45 pik. f 3.
van 30-40 - 2.08 van 30—45 99 2. — boven 45 1}
boven 40 -1.25 boven 45 -
1.
zoodat bij eene gemiddelde productie van 45 pikols eene onderneming
van 400 bouws zou hebben te betalen :
vóór 1860 f 45,380
regeling 1860 48,000
regeling 1863 54,000
Volgens de instellingen van den graaf van den Bosch zouden voor
de teelt van suikerriet worden afgezonderd vier huisgezinnen per bouw ,
tegen vrijstelling van landrente. De veldarbeid werd gerekend op
90 dagen voor ieder man en de productie aanvankelijk berekend op
15 pikols per bouw.
De ervaring heeft het gebrekkige dezer berekening bewezen en
tevens dat het aantal dagen , voor den veldarbeid benoodigd , veel te
ruim genomen is. Wij mogen echter onderstellen , dat de graaf van
den Bosch voorzichtigheidshalve, om misrekening te ontgaan , bij voor
keur de productie te laag en het aantal werkdagen te hoog heeft gesteld.
Maar ook later is de regeering uitgegaan van het denkbeeld , om
uit hoofde van den dwang, die bij dezen arbeid wordt opgelegd , de >

taak zoo veel mogelijk te verdeelen onder de bevolking , daarvoor be


schikbaar, hoezeer daardoor noodwendig het loon hoofdelijk moest
dalen en het zeer te betwijfelen valt , of dientengevolge ook niet het
voordeel dier kultuur in het oog der bevolking nog meer verminderde
dan zij werkelijk boven andere verplichte diensten oplevert.
Hoe het zij, ook aannemende dat 360 dagen voor den veldarbeid
worden vereischt , is de taak van 5.05 huisgezinnen per bouw (het
>

gemiddelde over de laatste vijf jaren) afgeloopen voor ieder in 71 dagen .


Het heeft voor het tegenwoordig doel het meeste nut de verdiensten
na te gaan niet van vroegere , maar van de tegenwoordige gemiddelde
productie van 45 pikols per bouw ; tegen f 3 plantloon per pikol off 135
verdeeld onder 5,05 huisgezinnen en over 71 dagen geeft dit 37 , cent
per dag, een werkloon , dat in de binnenlanden van Java eer billijk
dan laag gerekend wordt.
Maar de waarheid vordert niet uit het oog te verliezen , dat de
veldarbeid met eenige kosten boven de gewone voor den Javaan ge
paard gaat.
Uit de onderscheidene monographien , door de zoogenaamde suiker
commissie indertijd overgelegd , blijkt , dat die kosten gemiddeld be
rekend worden op f 20 per bouw ; ' zoodat het plantloon daarmede

1 Ook in het Aardrijkskundig en statistisch woordenboek van Nederlandsch


Indië aldus aangegeven .
87

verminderd wordende, een loon (ongeveer 32 cent per dag) voor den
landbouwer zou afwerpen.
Er is groote verscheidenheid in de berekening der dagdiensten voor
de suikerkultuur noodig geacht.
De heer Pierson heeft in zijne belangrijke voorlezingen over het
kultuurstelsel (blz. 141 ) daarvoor gesteld 600 dagen ; op welken grond
is mij niet gebleken. Blijkbaar is dit eene vergissing ; immers dan zouden
20 maanden vereischt worden voor het bewerken van een bouw suiker
reit , acht maanden langer dan zelfs de heer van den Bosch berekende.
Het „ Aardijkskundig en statistisch woordenboek van Nederlandsch
Indie ” neemt slechts 200 dagen aan ; in een der begrootingsstukken
wordt de arbeid geschat op 210 dagen. Naar eene ruime berekening
meen ik te mogen stellen : voor den gemeenschappelijken aanleg der
:

tuinen 100 dagen ; voor de daaropvolgende werkzaamheden : aanhoogen,


wieden enz. , 80 à 90 dagen ; daarna rekent men nog 40 à 50 dagen ,
taaksgewijze of individueel verricht. Ik geloof dus dat ieder deskundige
240 dagen gemiddeld per bouw eer te hoog dan te laag geraamd zal
achten , gevende , gedeeld in f 135 of de gemiddelde opbrengst, iets
meer dan een dagloon van 56 cents. Strikt genomen zou men echter
slechts halve dagdiensten moeten rekenen .
Men stelt zich wel eens voor , alsof gedurende het opgegeven getal
dagen de planters allen en bestendig werkzaam zijn ; maar zij , die
de gelegenheid hebben gehad eene suikerrietaanplanting gade te slaan ,
weten , dat vaak dagen achtereen in de tuinen niet wordt gearbeid
of althans slechts weinige uren , en in het algemeen bepaalt zich de
arbeid van ' s morgens 6 of 7 uur tot 10 of 11 uur en des namiddags
van 3 tot 5 of 6 uur.
Even wel ik wil dit slechts ter loops aanvoeren en liever de aan
dacht er op vestigen , dat er wel eens een andere maatstaf van ver
gelijking is gebezigd , namelijk die met de opbrengst der sawas voor
de suikerteelt afgestaan . Daarbij heeft evenwel vaak groote overdrijving
en eenzijdigheid plaats gehad van welken kant ook. Bij eenig na
denken valt het toch op , dat die vergelijking uiterst moeilijk is ,
omdat de termen van vergelijking niet altijd overeenstemmen . De
rijst toch , geteeld op velden , minder vatbaar voor volkomene irrigatie
>

of alleen geschikt voor de padi gendjah (vroeg rijpe rijst) verschilt


in opbrengst aanmerkelijk van de padi dalem , verbouwd wordende
op gronden , die ten allen tijde kunstmatig onder water kunnen gezet
worden. Voor de eerste mag een tijdvak van 100 à 120 dagen , voor
de laatste het dubbele noodig geacht worden.
Maar ofschoon de beste sawas de rijkste suikeroogsten opleveren ,
kunnen middelmatige rijstvelden ook productien van suiker afwerpen ,
die beter beloonen dan die rijstteelt.
Daarbij verdient opmerking , dat sommigen eene beslissende uit
spraak ten voordeele van de suikerkultuur hebben gedaan , omdat
zij tot grondslag hunner berekening nanen de opbrengsten van padi,
vermeld in de koloniale regeeringaverslagen. Deze verdienen echter
88

niet genoey vertrouwen . Meer dan waarschijnlijk is die opbrengst te


laag gesteld. Evenmin biedt de daarbij vermelde uitgestrektheid van
den grond eenige zekerheid aan . Die vergelijking faalt alzoo.
De suikerkultuur vordert , alvorens de velden beschikbaar komen ,
12 tot 18 maanden ; zoodat slechts voor een gedeelte in het tweede
jaar gelegenheid bestaat op die velden een tweede gewas te planten.
Maar daarentegen mag niet uit het oog worden verloren dat het
planten van tweede gewassen niet zoo algemeen is als wel beweerd
worilt , vooral waar gebrek aan levend water heerscht. Men heeft slechts
het laatste regeeringsverslag op te slaan , waaruit blijkt dat in verge
lijking van 1,801,316 bouws , met padi bepant , slechts 392,302 bouws
of nog niet 6 pct. met aardvruchten of andere gewassen beplant
zijn , waaronder 106,504 bouws eerst met padi beplant geweest.
Aan dit cijfer wil ik geene grootere waarde hechten dan het ver
dient, integendeel geloof ik dat het zeer beneden de waarheid is , maar
er is daaruit toch eenige verhouding op te maken , althans de gevolg
trekking af te leiden , dat een groot aantal velden met geene tweede
gewassen beteeld wordt , evenmin in de residentien waar de suiker
kultuur bestaat , als waar zij niet is ingevoerd. Bovendien de inlander
zal dikwijls zijne padivelden , vooral waar een ruime oogst of padi-dalem
wordt verkregen , niet met een tweede gewas beplanten , omdat hij
meent daardoor zijn grond uit te putten .
Dewijl echter niet ontkend kan worden , dat waar suikerreitaanplan
tingen geschieden , weinig of geen gebrek aan besproeiingswater bestaat
en alzoo , kan de landsman daarover vrijelijk beschikken , de gelegenheid
voor tweede gewassen niet ontbreekt , heb ik in de berekeningen die
9

volgen zullen , ook dat in aanmerking genomen .


>

Men verlieze ook niet uit het oog dat het meer en meer in ge
bruik gekomen stoomvermogen , het water , vroeger voor de molens
gebezigd , thans ter beschikking van den landbouwer laat. '
Bij het zoeken naar de waarheid stuit men alzoo op vele bezwaren .
Maar om haar eenigzins nader bij te komen , kunnen wij het resultaat
raadplegen der particuliere landerijen , waar voorzeker de meeste zorg
aan de rijstkultuur wordt besteed. Men vindt dan eene gemiddelde
productie van 31 pikols per bouw. ? Dit komt overeen met den ge
middelden oogst , volgens de resultaten door de statistieke opneming
verkregen , namelijk 314 pikols padi. 3
1
Ook hiermede is soms wonderlijk te werk gegaan . Meer dan eens is het
gebeurd dat men het water dat hetzij in overvloed aanwezig was hetzij reeds
voor den inlandschen landbouw zijne diensten had gedaan , nutteloos weg zag
vloeien en den ondernemer , welke van die kostelooze natuurgave gebruik kon
maken zonder op iemands belang inbreuk te maken , de verplichting werd op
gelegd noodeloos kostbare stoomtoestellen aan te schaffen . Daarentegen was het
voor enkelen eene Schadefreude de ondernemers daarmede te kwellen .
? Zie « Het particulier landbezit der Europeanen op Java door J. A. Krajenbrink,
particulier landhuurder te Krawang »
3 Bijdragen tot de kennis van het landelijk stelsel , bijeenverzameld door S,
van Deventer , deel III blz 337 ,
89

Instede van 214 pikol padi of 111 pikol rijst, zooals de regeerings
>

verslagen vermelden , neem ik dan het meer gunstige van 314 pikol
padi of ongeveer 16 pikol rijst aan . 1 Op deze vallen gemeenlijk de
volgende kosten :
beploeging f 9.
zaa ipa di . 3.50
.
79

beplanting 3.
sedekas en andere offeranden . 4.50
f 20.
alzoo eene gelijke som , als voor de rietaanplantingen is besteed.
De waarde der rijst wisselt natuurlijk zeer af naar mate van den
aard der productie , de nabijheid of verwijdering van eene markt. Meestal
is zij dadelijk bij of kort na den oogst zeer goedkoop. De prijzen op
de drie hoofdplaatsen , waaronder de zware transportkosten an de
binnenlanden tot die hoofdplaatsen begrepen zijn , kunnen niet tot
maatstaf dienen. In het aangehaald werkje van den heer Krajenbrink
wordt de gemiddelde prijs der padi opgegeven tegen f 1.50 per pikol ,
circa f 2.80 per pikol rijst. Deze landerijen hebben uit den aard der
zaak betere debouchés dan de landbouwer in de binnenlanden en de
rijst behoort doorgaans tot de uitmuntendste.
Ik heb voor mij liggen een overzicht der rijstprijzen , door mij op
gemaakt over elke maand der jaren 1865 , 1866 en 1867 , getrokken
uit de opgaven in de Javasche courant. Het gemiddelde is f 6,39
maar op de hoofdplaatsen genoteerd. ? Bedenkt men nu , dat daar
onder de transportkosten en de winst der chineesche handelaren zijn
begrepen , en dat tot juiste waardering de goedkoope tijd na het in
oogsten - Mei tot Julij behoort genomen te worden , dan meen
ik , wanneer een gemiddelde prijs van f 5.- per pikol rijst wordt ge
steld , dat weinig landbouwers dien bekomen zullen en dat hij eerder
te hoog dan te laag is gesteld.
De geoogste C
16 pikol.
waarvan ș , of . . . . 3.20 77

voor snijloon moet worden afgetrokken (zonder nog de


pitrah of opbrengst aan de priesters te berekenen )
brengen alzoo op f 5.— X .
12.80 pikol.
3
of f 64.- waarvan afgaat aan landrente , stel f 10 ' , zoodat f 54.
>

overblijft , waarbij wij nog de netto-opbrengst van een tweede gewas


>

1 Na het onderzoek in 1862 den heer C. W. P. A. van Spall door de regeering


opgedragen, werd door dien ambtenaar bericht dat o. a. in de residentie Passaroean ,
uitmuntende door vruchtbaarheid van gronden en gelegenheid tot besproeiing
van velden , waardoor in den regel jaarlijks eene gunstige padiproductie verkregen
wordt , gemiddeld bekomen wordt 17 pikol rijst per bouw.
? Zie Bijlage XIV.
3 De gemiddelde landrente op Java heeft bedragen van velden voor eigen kul
tuur gemiddeld f 5.70 in 1864 en f 5.87 in 1865 per bouw. Het is dus ver van
overdreven voor de beste soort gronden op f 10 te rekenen. Soms wordt van
f 12 tot f 16 geheven .
6
90

moeten voegen , die men , volgens officieele geschriften en ook vol


gens ervaring , op gemiddeld f 20 netto kan stellen , zoodat de zuivere
opbrengst van een bouw sawa te berekenen is op f 74.
Een oogenblik wensch ik ter opheldering stil te staan bij het snijloon.
Er zijn er die dit loon niet in aanmerking willen genomen hebben ,
omdat de planters over en weer snijden . Mij dunkt , hierin begaat
men eene grove economische foạt. Vooreerst is het onjuist, dat de
planter altijd het snijloon terugbekomt. Wel is waar nemen aan de
derepan (oogsttijd ) in den regel deel de vrouwen en bloedverwanten ,
maar ook vreemdelingen , - het is landsgebruik niemand af te wijzen,
misschien oorspronkelijk uit een godsdienstig of liefdadig oogmerk.
Maar ook dat spijloon is niet immer hetzelfde: soms een vijfde, soms
meer. Ik herinner mij gelegenheden , dat bij een overvloedigen oogst
wel eens meer dan een derde afgestaan werd.
Ook in Europa wordt het snijloon wel degelijk berekend en dewijl
het naar omstandigheden kan klimmen of dalen , gaat het niet aan
daarvoor een willekeurig aantal werkdagen te nemen van gelijke waarde
als de overige. Trouwens dat die in den oogsttijd hooger is , blijkt uit
het hooger loon , dat de industrieel , die dan werklieden noodig mocht
hebben , hun voldoen moet ; maar bovendien ook de rietplanter vindt
tijd en gelegenheid aan den padi-oogst (het derepan) deel te nemen .
Eigenlijk komt de redenering , waarop het ter zijde stellen van dat
loon gegrond is , mijns inziens neder op eene soortgelijke als de bakker
zou bezigen , indien hij beweerde : het vleesch kost mij niets , omdat
mijn slager bij mij voor evenveel waarde brood haalt Ik meen derhalve
gerechtigd te zijn het gemiddelde snijloon in rekening te brengen .
Tegenover de uitkomst van een zoo ruimen rijstoogst zou men gunstiger
suikerproductien dan het gemiddelde mogen stellen. Deze kunnen ,
zooals de ondervinding leert , klimmen tot 80 pikol en meer , vooral wan
neer der suikerindustrie nieuw en krachtig leven wordt verleend. Maar
om zelfs den schijn van overdrijving te vermijden , stel ik 60 pikol per
bouw , waarvan het plantloon naar de laatste regeling bedraagt f 157.50
Volgens de monographien zouden de kosten ,
daaraan besteed , beloopen gemiddeld per bouw f 20.
>

Ik neem echter aan , dat daarbij nog · 9.

moet worden gevoegd voor beploeging ( offeranden


hebben daarbij niet plaats en de stekken worden
door den fabrikant geleverd ) f 29.
Waarbij nog kan worden gevoegd , indien tijdig
> het riet f 128.50
wordt afgemalen , een gedeelte van een tweede gewas in
het tweede jaar of laag gerekend f 12.50
f 140.
Hiervan aan landrente , stel f 16... !
Blijft over f 124 .
of f 50 meer dan de rijstoogst.
1. De gemiddelde landrente der velden, beplant met suikerriet , heeft over 1865
bedragen f 11,85 per bouw .
91

Het spreekt van zelf, dat deze gunstige verhouding daalt naar ge.
lang van een minderen suikeroogst, maar daarentegen ook de op
brengst der rijstvelden naarmate van minder vruchtbare sawas.
Ik meen een beroep te kunnen doen op autoriteiten , die vele jaren
het beheer van suikerrietaanplantende residentiën hebben gevoerd , om
de bevestiging te erlangen van den algemeenen regel , dat bij doorslag
kan worden aangenomen, dat waar eene suikerproductie van 40 pikols
wordt verkregen , de voordeelen gelijk staan aan de rijstteelt en dat , zoodra
die suikerproductie stijgt, zij meer winst dan de padibouw oplevert.
Dewijl het hier te doen is niet zoo zeer om na te gaan of in vroegere
jaren de suikerkultuur al dan niet tot nadeel van den inlander strekte
door geringere productien , wat zeer zeker op onderscheidene plaatsen
het geval is geweest , maar veeleer om te onderzoeken of in den
tegenwoordigen stand der zaak en vooral bij een toenemenden bloei
der suikerkultuur , die ongetwijfeld minstens het gemiddelde van 60
>

pikol per bouw belooft , de arbeider een behoorlijk loon kan erlangen ,
heb ik gemeend mij niet te moeten verdiepen in hetgeen achter , maar
wel in hetgeen vóór ons ligt.
Bij deze aantooning heb ik van den duur des arbeids geen gewag
gemaakt , want door de tweede gewassen in beide gevallen te berekenen ,
onderstellen wij gelijkelijk den arbeid van een jaar.
Bij eene betaling van f 157,50 per bouw suikerriet , bewerkt door
het oorspronkelijk ingedeeld viertal huisgezinnen , zou het plantloon
bedragen f 39,374 per huisgezin of over 240 dagen een loon per dag
van ruim 65 cents. Indien een grooter getal huisgezinnen wordt in
gedeeld , neemt natuurlijk dit cijfer af; doch even natuurlijk is het ,
dat de arbeid ook daardoor vermindert .
Ik heb reeds de opmerking gemaakt, dat het getal werkdagen (90
dagen X 4 huisgezinnen ) niet wordt vereischt ; dat die berekening
haren oorsprong vindt in een tijdvak , toen de ondervinding nog weinig
of niets te dien aanzien had geleerd. Zeer juist is mijns inziens wat
de schrijver in het „ Aardrijkskundig en statistisch woordenboek "
daaromtrent aanvoert :
„Bij de invoering van het kultuurstelsel had men wel is waar tot
regel aangenomen , dat er voor den aanplant eener suikerfabriek vier
landbouwende huisgezinnen , of, wat op hetzelfde neerkomt , vier
landbouwers of voor den arbeid bekwame mannen per bouw moesten
zijn , maar , terwijl die regel noch in Passaroean , noch in Probolingo
. >

of Bezoeki is nagekomen , en het uit onze tabel no II a op pag .


479 van dit deel blijkt, dat men in het zesjarig tijdvak , waarover
die tabel loopt , nog andere residentien heeft gehad , zooals Cheribon ,
>

Tagal , Japara en Banjoemas, waarin het getal landbouwers minder


dan vier heeft bedragen , zoo is het eene bekende zaak , dat die be
9

paling van een cijfer van vier man per bouw niet zoo zeer in verband
stond met de behoefte voor den veldarbeid , als wel daarmede , dat
uit de ingedeelde bevolking tevens moesten worden gevonden de
koelis, die, volgens de contracten , in de eerste tijden , zoowel voor
92

het snijden en het transporteeren van het riet als voor den fabrieks
arbeid , van gouvernementswege moesten worden geleverd.
Daarin ligt , dunkt ons , het bewijs opgesloten , dat voor de be
werking en beplanting van een bouw suikerrietgrond geen vier man
benoodigd zijn. Wij gaan verder en meenen de vraag te mogen doen ,
of , zoo eene bij den aanplant eener suikerfabriek ingedeelde be
volking geene koelis ten dienste der onderneming had te leveren ,
en tevens niet voor hare eigene kultuur , vooral die der padi, had
>

te zorgen , men dan niet genoeg zou hebben gehad aan één , hoog
stens twee man per bouw. Meer dan waarschijnlijk wel , want van
meer dan eene zijde zal men van bekwame javaansche landbouwers
kunnen vernemen , dat een landbouwend huisgezin , zoo het maar
geene andere werkzaamheden te verrichten heeft, de bebouwing van
twee , des noods van 24 bouw grond zonder bezwaar voor zijne reke
ning kan nemen . ”
Ik laat thans hier volgen eene becijfering getrokken uit het werk
getiteld : „ Handboek voor den landbouw in Nederlandsch Oost Indie,”
betreffende de rijst-opbrengst over een bouw van 1176 vierkante roeden,
zooals men die in het oostelijk gedeelte van Java , van waar het voor
beeld ontleend is , aantreft, en waaruit blijkt, dat de door mij gevolgde
berekening der rijst- opbrengst, hiervoren aangegeven , nog te gunstig
>

gesteld zou zijn.


PADI-DALÈM
Kosten van bebouwing. Voor het ploegen met één
span buffels of ossen , 4 amet padi à f 4. f 16.—
voor zaad 11 amet . 6.
> het verplanten der zaailingen > 3.
snijloon van den oogst . 36. -

aan feesten (sedekah) 10.


Totaal f 71.
Landrente . > 40.
Totaal .
f 111.
Oogst . 54 amet à f 4. f 216 .
Af: aan onkosten . 92 111 .
zuivere winst f 105.
PADI- GÉNDJAH .
Kosten van bebouwing . Tot het ploegen als boven f 16.
voor zaad .
> 6.
> het verplanten . 3.
snijloons van den oogst (7 amet) > 28.
aan feesten (sedekah ) > 10.
Totaal f 63 .
Landrente 30.
Totaal .
f 93.
Oogst . 42 amet à f 4. .
.
f 168.
Af : aan kosten . 93.
zuivere winst .
f 75.
93

Om die resultaten te berekenen over een gewonen bouw van 500


vierkante roeden , waarvan de vergelijking moet worden gemaakt, heeft
men de cijfers te deelen door 2,352 en erlangt dan het volgende :
PADI-DALÈM .

kosten van bebouwing f 47.20


oogst 91.84
winst . . .
f 44.64
PADI - GENDJAH .

kosten van bebouwing. .


f 39.53
oogst 71.43
winst .
f 31.90
Hierbij behoort te worden in het oog gehouden , dat de padi-dalem
veel meer tijd vereischt dan de padi- gendjah , hoezeer de eerste meer
opbrengt ; dat echter aan de laatste de voorkeur wordt gegeven waar
in drooge tijden niet altijd over genoegzaam water kan worden beschikt .
De opbrengst in bovenstaande berekening is hoog gesteld , ver boven
het gemiddelde , hoewel die in den Oosthoek wel eens verkregen wordt.
Ook de suikerproductie is er hooger dan het gemiddelde van Java
Nog verdient opmerking , dat het snijloon gesteld is op slechts & In
den regel bedraagt het } en bij overvloedige oogsten vaak meer.
Deze berekening komt met de mijne vrij wel overeen , indien men
in aanmerking neemt , dat ik meer het gemiddelde van zeer goede
oogsten heb genomen .
Men heeft wel eens vrij zonderlinge vergelijkingen gemaakt , enkele
9

met cijfers gesteld , die het doel hadden tot eene vooraf bepaalde
uitkomst te geraken , en andere met voorbijzien van den werkelijken
>

toestand. Zelfs de heer van der Poel , die in 1858 eene nota daarover
aan het departement van kolonien indiende , begaat eene dwaling ,
wanneer hij vergelijkt de verdiensten van een grondeigenaar in Probolingo
met de rijst- of de suikerkultuur. Daarop wordt wel eens een beroep
gedaan. Vergunt mij dus eene kleine uitweiding over den aard der
onderlinge regelingen , bij den javaanschen landbouwer in gebruik.
Inzonderheid ten aanzien der suikerkultuur worden onder de bevol
king velerlei schikkingen getroffen.
De voornaamste zijn :
10. dat de sawabezitter de landrente betaalt , benevens een deel
der kosten voor zaadpadi enz. en daarentegen een gelijk deel van
den oogst bekomt ; terwijl de bewerker dier sawa het noodige ploegvee
levert en de overige kosten bestrijdt. (Deze overeenkomst wordt per
tilan genoemd );
20 dat de sawabezitter de landrente betaalt en de helft van den
oogst geniet , de bewerker daarentegen het ploegvee levert , al de kosten
voor zaad padi en dergelijke betaalt en daarentegen de wederhelft van
den oogst bekomt. Dit beding wordt door memaro aangeduid ;
30. dat de sawabewerker als loon tijdens den oogst eene zekere
94

hoeveelheid padi erlangt. Partijen bestempelen deze regeling met het


*

woord perdjandjian ;
40. dat het sawaveld wordt verdeeld in vier gelijke deelen ; de land
bouwer, die de gronden in ruil erlangt , beploegt en beplant drie
>

deelen en levert het zaadpadi en staat het overige af aan iemand


(doorgaans een der bewoners der dessas tot welke de gronden behoo
ren) , die genegen is in het verder onderhoud en het bewaken der sawa
te voorzien .
Maar ook dikwijls ontslaat zich de bevolking van alle bemoeinis
met de gronden , die zij in ruil bekomen heeft , door het recht daarop
af te staan aan de eigenaren daarvan tegen eene vaste som , naar
gelang van de deugdzaamheid der gronden , soms zelfs zonder eenige
vergoeding , mits de tijdelijke bezitters slechts de landrente betalen .
Die transactiën geschieden meestal met de bewoners zelven der
dessas, door welke die vreemde gronden zijn moeten worden afge
staan . Er worden ingezetenen aangetroffen , die op deze wijze groote
uitgestrektheden in huur nemen en door hunne bloedverwanten of
huurlingen doen bewerken , vaak daarvan ook zekere speculatie maken.
Zelfs inwoners der hoofdsteden en een groot aantal gegoede geeste
lijken ( santries) nemen daaraan dikwerf deel.
Wij weten , dat in Bezoeki en Probolingo het individueel grond
bezit wordt aangetroffen. Men vindt daar onder de bevolking de vol
gende hoofdklassen :
lo den grondbezitter (kentjeng) . Zijn naam is waarschijnlijk ontleend
aan de beteekenis van gebonden aan zijne verplichtingen als een gevolg
van zijn stand van landbouwer , die zijn eigen grond bezit.
Het grondbezit loopt zeer uiteen en omvat soms 30 en meer bouws ,
soms slechts een enkelen bouw. Wel eens wordt een onderschied ge
maakt tusschen de gronden aan hoofden toebehoorende , die geen dee!
aan de heerediensten hebben , (sawah asal), en die , in het bezit der
lagere klasse , aan welke die diensten zijn opgedragen (sawa pikoelan .)
Niet alle grondbezitters zijn landbouwers. Uit den aard der zaak
zijn ' de talrijkste te vinden onder de kleine grondbezitters , aan wie
daarom vaak de naam van oprechte of ware landbouwers (tani bentel) '
wordt gegeven.
De overigen doen hunne gronden door anderen bebouwen , rang
schikkende onder eene der volgende klassen.
20 Paroean , de landbouwers, die zelf geen grond in bezit hebbende,
doch wel meestal een eigen huis en erf en evenals de eerste klasse
dienstplichtig , de velden van anderen bewerken of in huur nemen
volgens de overeenkomst , waarvan wij vroeger gewaagden , memaro
(de helft in de opbrengst van den oogst. )
30 Kendo , eigenlijk geen landbouwer , de huurling , die ten minste
geen hoofdbedrijf van den landbouw maakt , waaronder dan ook vis
Bentel beteekent bos ; derhalve een landbouwer, die zijne padi zelf in de
bossen bindt.
95

schers , handelaren , handwerkslieden en anderen aangetroffen worden ,


>

maar dikwerf toch aan den veldarbeid voor rekening van anderen
deelneemt; ook jongeren , inwonende bij bloedverwanten of gezeten
1
landbouwers en voor kost en kleeding werken , dikwerf ook magang
genoemd.
Ook de klasse der menoempangs , afhangelingen van de vaste land
bouwers , wordt in deze gewesten gevonden .
Nu wordt ons door de commissie tot onderzoek van de suikerkultuur
medegedeeld , dat „ inlandsche hoofden van hoogere en lagere rangen
in het bezit zijn van uitgestrekte sawavelden , gedeeltelijk aan de
betrekking , die zij bekleeden , verbonden en gedeeltelijk door erfenis ,
ontginning als anderzins verkregen , die met suikerriet beplant worden.
Zij genieten daarvoor de helft van het plantloon , zoodat de planter
zelven nimmer meer kunnen erlangen dan de helft van de voordeelen ,
die de suikerkultuur oplevert , als zij de velden der hoofden hebben
moeten bezigen.
„ Er zijn inlandsche ambtenaren van rang , die bij uitbetalingen van
plantloon aan de bevolking sommen van honderde guldens toucheeren ,
waarop zij openlijk aanspraak maken en die hun te huis gebracht
worden , omdat die aanspraken door het gebruik gewettigd en erkend
>

zijn. Zulk een deelneming van invloed hebbende en gezag uitoefenende


hoofden kan wel nimmer in de bedoeling gelegen hebben. Men neemt
echter aan , dat een noodwendig gevolg van het landbezit , zooals
dat hier gevonden wordt , dat ook zijne goede zijden heeft, is ', dat
hij , die plant op gronden van anderen , onverschillig van wien , af
>

staat de helft van het plantloon , doch daarentegen in het vrij en on


gestoord genot van zijne eigen velden blijft. Maar daarom dan ook
moet de geen grond bezittende bevolking , moeten de klassen der pároäns
9

en kendos 7, niet verplicht worden tot een arbeid , waarvan zij in


de gegeven omstandigheden nimmer meer belooning kunnen ver
wachten dan de helft der opbrengst, de helft van hetgeen anderen
kunnen genieten , als zij werken willen.
„Komen zij uit eigen beweging tot dat werk , zien zij er hun voor
deel in , hebben zij er belang bij, zich onder vrijwillig te bedingen
voorwaarden met de bewerking en bebouwing van gronden van anderen
te erneren , ook dan wanneer noodzakelijkheid , behoefte, hen daartoe
aansporen ; zoolang het individueel landbezit , gelijk het hier bestaat,
in wezen en erkend is , zullen zij zich moeten onderwerpen aan het
algemeene lot van hen , die geene grondbezitters zijn ; zullen zij moeten
derven de voordeelen , die het bezit van grond verzekert : het lands
gebruik brengt dat mede , als men wil. Doch in dubbele mate moet
die mindere bevoorrechting gevoeld worden als een gedwongen arbeid ,
op last , gevorderd wordt tegen zulk eene ongelijke belooning.
„ De inmenging, deelneming der hoofden in suikerkultuur bepaalt

Afgeleid van koemagang , in aanbouw , hetgeen opgetrokken wordt ; figuur


lijk iemand ,7 die in een of ander vak wordt opgeleid (opgebouwd.)
96

zich echter niet alleen tot de zoodanige , welke het gevolg is van het
gebruik hunner velden .
„ Het is landsgebruik , adat , dat de zoogenaamde paroăn
nimmer meer kan genieten dan de helft der opbrengst van zijnen
veldarbeid , omdat de grond , dien hij bewerkt en bebouwt, altijd is
de eigendom eens anderen. Hij, de paroän , maakt dan ook op niet
meer aanspraak.
"Vele dessas hebben den afstand van den benoodigden grond voor
hare suikerrietaanplantingen zoodanig geregeld , dat het gedeelte , voor
suikerriet vereischt, als het ware gemeentegrond is geworden.
„ Een hoofd nu , aandeel wenschende te hebben in de betaling van
plantloon , doet een gedeelte der aanplanting bewerkstelligen door paroäns
of hij laat de indeeling dier paroäns op zijn naam over aan het dessa
bestuur. De paroän weet , dat hij in geen geval meer dan de helft van
de betaling kan ontvangen . Naar mate er meer paroäns zijn ingedeeld ,
behoeven er minder grondbezitters tot den veldarbeid te worden ge
roepen . Deze , de grondbezittende landbouwers , die aanspraak zouden
kunnen maken op een gedeelte van de opbrengt der suikerrietvelden ,
maar dezelve als afgestane gronden beschouwen , waartoe ieder een deel
van het zijne heeft bijgedragen , zonder dat echter ieders aandeel te
herkennen is , omdat het een algemeene tuin is geworden , — deze
grondbezittende landbouwers reclameren in den regel niet. Zelven mede
plantende , genieten zij het volle plantloon , omdat de grond primitief
als hun eigendom en dat van de mede- grondeigenaren der dessa beschouwd
werd. Geen riet plantende, deelen zij ook niet in de opbrengst van
eenen grond, die eenmaal als het ware voor de suikerkultuur ten beste
is gegeven .
„Onder zulke omstandigheden valt het den hoofden dus niet moeielijk
zich een aandeel in de suikerrietplantloonen te verzekeren , dààr , waar
>

de bovenbedoelde regeling in de dessa met betrekking tot grondafstand


bestaat, zelfs zonder dat hunne velden met suikerriet beplant worden.
,Zijn de zoogenaamde paroäns in meerder of minder mate persoonlijk
afhankelijk van de hoofden op wier namen of voor welken zij zijn in
gedeeld als planters, dan laat het zich denken , dat zij nog wel meer
dan de helft van het plantloon zullen moeten afstaan .
„ Ook in de residentie Bezoeki worden onder de hoofden groote
grondbezitters gevonden en geldt daarmede de regel , dat de helft van
de opbrengst van de met suikerriet beplante velden den grondeigenaar
toekomt.”
Er is , dunkt mij, geen twijfel aan , dat de indeeling van hen , die
geen land bezitten , niet kan worden verdedigd, in hoever sedert die
opmerkingen van de commissie daarin wijziging gebracht is , weet ik niet ;
doch overal op Java , waar de eigenaar zijne velden door den paroean
doet bewerken , is hij in zijn recht van eigenaar, maar dan gaat ook de
vergelijking niet op , die men aantreft, waarbij de geheele opbrengst
van zijn rijstveld wordt gesteld tegenover de helft van het rendement
der suikerteelt.
97

Integendeel zou daaruit de redenering voortvloeien , dat die suiker


kultuur hem wel voordeelig moet zijn , omdat hij voor het halve aandeel
in de suikerproductie hoegenaamd geen arbeid te verleenen heeft ; terwijl
hij bij gelijke of weinig meerdere opbrengst van zijn rijstveld gemid
deld 150 dagen te werken heeft , wil hij bet rol genot daarvan hebben.
Laat ons dan eene vergelijking maken van een grondbezitter , die
zijne velden in half bouw doet bewerken :
Uitsluitend rijst en tweede gewassen.
3 jaren padi 16 pikols rijst à . S 5 f 240.
af : š snijloon 48.
f 192 .
voor den
arheider,
waarvan de helft voor den eigenaar . f 96.— f 96.—
af : landrente 10.
f 86.
tweede gewas , hoezeer niet immer gebruikelijk ,
stel netto / 20 , of in 3 jaren f 30.- f 30.
f 116. f 126 .
Gemiddeld .
f 38.67 if 4.2 .
le jaar als boven . f 86.- f 96 .
Zonder tweede gewas .
2e jaar suikerkultuur 45 pikols x 3 = 135
f 62.50 f 62.50
af: landrente - 16.
240 dagen .
f 46.50
3e jaar padi gendjah 110 dagen 12
pikols · .
xf 4 == f 48.—
waarvan } . 9.60

§ 38.40
f 19.20 f 19.20
af: landrente . .
8.
f 11 20
in 3 jaren . .
f 143.70 f 177.70
’s jaars f 47.90 f 59.23
Bij de paditeelt houdt de eigenaar voor zich zelven 's jaars f 38.67
en bij de suikerkultuur 47.90
de bewerker bij de paditeelt . 42.
en bij de suikerkultuur 59.23
Berekent men nu den arbeid van den laatste, dan erlangt men een
dagloon bij rijstteelt
150 dagen = f 42 of 28 cents daags .
bij de suikerkultuur afgewisseld door rijstkultuur
500 dagen = f 177 70 of 35 } cent daags.
Beweert men nu , dat ook het laatst vermelde dagloon te laag is ,
dan is zulks eigenlijk niet te wijten aan de suikerkultuur , maar aan
het onevenredig deel , dat de grondbezitter zich voorbehoudt , en hoe
ook , zulks is een uitvloeisel van eene vrije overeenkomst tusschen den
98

paroean of menoempang en den gogol. Echter is in elk geval het loon


hooger dan dat, hetwelk hij van den laatste erlangt bij den rijstbouw .
Het ligt in den aard der zaak , dat geene dezer berekeningen een
vasten maatstaf kan aangeven. Is de suikerproductie laag en zijn de
gronden voor de rijstteelt zeer geschikt , dan lijdt de landbouwer door
de eerste nadeel .
Niet overal zijn de sawas door de bevolking het meest gewild. In
enkele residentiën geeft zij soms de voorkeur aan telagans voor eenig
andere teelt en er zijn dan ook gewassen , die den inlander meer
voordeel opleveren kunnen dan de suikerkultuur naar 's gouvernements
betalingen .
Bij eene suikerproductie van 40 pikols per bouw ontvangt dus de
planter een matig , bij eene die boven de 60 pikols stijgt, een zeer
goed loon , en stelt men ook de uitkomsten van beide teelten gelijk ,
>

dan is de klacht, mijns bedunkens, ongegrond , dat de bevolking door


de suikerkultuur wordt benadeeld , als alleen arbeidsloon in aanmerking
komt , ook om deze reden , dat, indien al de inlander rijst ten verkoop
overhoudt, de prijs daarvan , waar de suikerbereiding plaats heeft, ook
5

gestegen is.
Behalve het aangevoerde is er nog tastbaarder bewijs te leveren voor
mijne stelling , dat op ver na geen vier man per bouw en a fortiori
niet meerder per bouw noodig zijn.
Men raadplege de aantooning door de suikercommissie bij haar rap
port gevoegd ( bijlaag V) , betreffende de in de verschillende residentiën
en afdeelingen op Java bestaande particuliere ondernemingen voor de
bereiding van suiker. Daaruit blijkt, dat bij de meeste ondernemingen
slechts 1,14 of 2 man per bouw , evenwel bij enkele ondernemingen 3
man per bouw werden gebezigd. Bij de laatste echter is het opmer
kelijk , dat de arbeid niet vrijwillig is en daardoor, waarschijnlijk om
den dwang minder te doen gevoelen , een grooter aantal is genomen.
Er is nog een ander treffend voorbeeld , dat mijn beweren staaft.
De bijzonderheden daarvoor worden aangetroffen in eene mededeeling
van den eigenaar van het vrije land Kedawoeng , den heer Lebret (zie
>

Bataviaasch Handelsblad van 1865 no 24.) De aanplant van suikerriet


bedroeg daar, met verwisseling van gronden om de drie jaren , 2024
bouw , bewerkt door 400 landbouwers , circa 2 man per bouw (soms 3
man per 2 bouw) , die tevens (dit verdient de aandacht) het riet snijden
en transporteeren .
Het plantloon beliep in geld per bouw f 80. .

· Vrijstelling van landrente van de velden met riet en


daarenboven nog van een bouw sawa + stellende die op 12.
f 92.
In het voormelde jaar bedroeg de oogst 95% pikol per bouw . Het
plantloon was dus nog geen gulden per pikol , hoewel de planters toch
minstens f 46.- per hoofd hadden verdiend en bovendien hunne sawa
bewerkten .
In een der parlementaire stukken over Britsch-Indie wordt de bere
99

kening aangetroffen , dat een indisch landbouwer 8 acres = 3,2 bouw


rijst of tarwe bewerkt.
Doch om den arbeid bij de suikeraanplantingen ter toetse te brengen,
kunnen wij eene vergelijking maken van de taak bij dezelfde kultuur
in andere landen verricht. Ik verwijs te dien einde niet naar den arbeid
in Europa, noch naar dien der negers of van den slaaf ', maar van
een gelijk menschenras als de Javaan , onder dezelfde tropische zone
als Java, namelijk naar la Martinique, Guadeloupe, Fransch Guyana
en la Réunion .
Uit de ,, Tableaux de population , de culture , de commerce et de
navigation " uitgegeven door het fransch ministerie van marine en
kolonien , worden de volgende gegevens geput :
Hectares , Bouws. menschen . man
per boriw .
La Martinique Canne à sucre 19.514 = 27.877 34.062 of 1.2
26.263
Guadeloupe 18.384 = 43.319 1.6
Guyana * 392 = 560 1.008 1.8
La Réunion 2 " 48.382 = 69.117 97.791 1.4

86.672 = 123.817 176.180 of 1.4

Hierbij dient te worden opgemerkt , dat onder het getal arbeiders


zoowel de veld- als fabriekarbeiders , zelfs ouvriers , domestiques, en
gardiens zijn begrepen.
Maar ik zal dit thans ter zijde stellen en aannemen , dat die 1,4
man slechts voor den veldarbeid zijn gebezigd. Bij eene opbrengst van
f 157,50 per bouw , zou , denzelfden arbeid verrichtende , een man of,
>

zooals men daar gemeenlijk zegt, een huisgezin op Java , bij de suiker
>

kultuur ingedeeld , f 112,50 daaraan kunnen verdienen en circa 43


pikols per bouw voortbrengen ; terwijl thans volgens het laatste regee
ringsverslag slechts 7,3 pikol wordt voortgebracht. 3
Zelfs bij de zeer gedaalde productie van de fransche kolonien , hoofd
zakelijk ten gevolge van gebrek aan verwisselang der gronden en daaruit
ontstane ziekte van het riet , overtreft aldaar, met uitzondering van
la Réunion , over 1864 de productie per hoofd nog aanmerkelijk die van
>

Java. Dat deze berekening niet overdreven is , blijkt uit dezelfde fransche

I Boussingault berekent dat de beetwortelkultuur vordert 113 dagdiensten


voor mannen en 35 dagdiensten voor paarden per bunder = 80 mannen en
24 paarden per bouw. Gemeenlijk rekent men 120 dagen per bunder = 84
dagen per bouw.
? Het bestuur van La Réunion heeft niet opgegeven het getal werklieden voor
elke kultuur vereischt, maar het totaal, waaronder ook voor de koffi, cacao , vanille,
>

tabak , koorn en andere levensbehoeften der kolonie. Dat getal ,heb ik gesteld
alleen voor de suiker , zoodat in het nadeel mijner berekening het aantal men
schen per bouw daardoor te hoog is.
3 Roman de la Sagra deelt mede dat op Cuba 1 man voortbrengt 31 tot 90
pikols , naarmate van de verbeteringen in de kultuur gebracht.
Op Barbados was in den slaventijd de gemiddelde productie circa 8 pikols per
man . De vrije arbeider brengt thans in denzelfden tijd circa 28 pikol voort,
100

officieele bron , zooeven vermeld , dat in 1856 ieder man op la Réunion


>

voortbracht 414 pikol suiker.


Niemand , die eenige economische kennis bezit , zal ontkennen , dat
niet het aantal guldens , verdeeld onder een willekeurig door de regeering
ingedeeld aantal veldarbeiders, de maatstaf kan zijn ter beoordeeling
van het loon , maar wel de taak hun opgelegd.
Hooge loonen , mits niet kunstmatig opgevoerd , moeten mijns inziens
zeer wenschelijk worden geacht. Zij zijn in den regel het bewijs van
den bloei van een of anderen tak van nijverheid ; van den aanwas van
het kapitaal, waaruit die loonen worden bestreden . Het lot der ar
>

beiders wordt er door verbeterd. Zij doen het aanbod van den arbeid toe
nemen en de keuze van bekwame werklieden door de ondernemers wordt
grooter. Bij de gouvernements-kultures op Java kan die regel niet gelden.
De regeering verkeert in den zonderlingen toestand om den tax van
den georganiseerden arbeid te moeten vaststellen en richt zich niet naar
het fonds , waaruit die vorderingen moeten worden gedaan .
Maar omdat de krachten van het kapitaal niet kunnen worden over
schreden , behoort in dien kunstmatigen toestand de regeering voor
zichtigheid in acht te nemen , zal de nijverheid niet voor de mededinging
moeten zwichten en eindelijk ten ondergaan.
Aan den anderen kant mag den verplichten arbeider het loon voor
zijn onderhoud , geëvenredigd naar den arbeid , niet worden onthouden .
7

Ik ben van oordeel, dat niet alleen den arbeider een goed loon
toekomt , niet naarmate slechts van het nominaal bedrag , maar van
hetgeen door hem wordt voortgebracht , maar dat ook bovendien
zoodanig loon moet voorzien in het onderhoud van zijn geslacht,
want men vergete niet dat de industrie vooral bij de voortplanting
van een krachtigen , wel gevoeden arbeidersstand steeds het hoogste
belang zal hebben .
Zoo ik er in geslaagd ben aan te toonen , dat het arbeidsloon van den
bewerker van den grond over het geheel billijk is , waar althans de oogst
niet beneden het middelmatige is , dat ook bij groote productien de
grondbezitter , voor een deel althans, eenige vergoeding erlangt , dan
heb ik het doel bereikt , om overdreven voorstellingen van het tegendeel
te ontzenuwen , die slechts ten koste van de waarheid wapenen doen
smeden in den strijd tegen den overgang tot een beteren toestand .
Maar ik moet er toch mijne overtuiging naast stellen , dat niettemin het
aandeel van den grondbezitter niet in evenredigheid is tot de opbrengsten.
Wij hebben reeds gezien , dat de gemiddelde productie der laatste
vijf jaren is geweest 1,739,095 pikols, waarvan de fabricatiekosten à
f- 9 - per pikol in ronde cijfers zijn f 15,652,000.
dat daarvan door het gouvernement is
voldaan 9,065,000
terwijl de vrije beschikking zal hebben
opgebracht f 9,335,000
te zamen | 18,400,000
zoodat slechts .
ſ 2,748,000—
101

of 6 pct. overbleef tot delging aan een kapitaal van 40 millioen


de rente daarop en de ondernemerswinst, ver beneden hetgeen
den ondernemer toekomt. Hoe kan dan aan vooruitgang gedacht
worden ?
Aan plantloon is aan de bevolking in de laatste vier jaren gemiddeld
uitgekeerd f 4,543,885 's jaars over 40,5524 bouw , of f 112.— per
bouw ; naar de reden van 240 dagen per bouw een dagloon van 46 }
cent voorstellende , waarbij evenwel nog niet overal hoogere betaling
van de regeling van 1863 toegepast was
Tegenover die aanzienlijke tekortkoming van den ondernemer en die
betaling van de grondstof aan de bevolking ontving het gouvernement
gemiddeld 1,054,100 pikol , welke gekost hebben gemiddeld f 9,14
2
en minstens in Indië konden hebben opgebracht f 151 ? , waardoor
eene waarde van bijna zeven millioen aan den staat verbleef, zonder
daarvoor eenig kapitaal uitgelegd of eenige risico beloopen te hebben ,
hetgeen ongeveer 174 pct. bedroeg van het kapitaal der industrie.
Hebben de gouvernements-suikers in Nederland minder opgebracht dan
in Indie het geval kon zijn , om uit het verschil de belanghebbenden
bij het consignatiestelsel te doteeren , wij kunnen dit hier niet in reke
ning brengen ; alleen herhalen wij dat althans die vrijgevigheid niet
behoorde te geschieden uit het deel , dat den ondernemers en der
bevolking moest toevloeien
Had ik dan ongelijk te beweren dat in den tegenwoordigen toestand
der suikerindustrie het loon van het kapitaal en van den industriëel en
het aandeel van den staat in wanverhouding tot elkander staan ?
Mij blijft over dit te bewijzen , ook wat betreft het aandeel van den
landbouwer in de opbrengst van den grond.
Wij hebben reeds zooveel vernomen van den strijd over het recht
van den grondeigendom , volgens dezen gevestigd in den staat leen
heerlijk of burgerrechtelijk , volgens genen bij de bevolking uitsluitend
berustende , volgens anderen verdeeld en onvrij, dat ik het niet
>

waag , ons thans weder in dien strijd te mengen. Maar wat ook de
strekking moge geweest zijn van regeeringshandelingen of de richting
in het indisch burgerlijk Wetboek , mij dunkt , Mijne Heeren , een zeker

1 1865 .
f 4,769,673. .
40,891 bouw
1864 . .
4,429,131. 41,031
1863 . . . » 4,588,700. •
40,146 >

1862 » 4,387,916 40,142 D

f 18,175,420. 162,210
.

Gemiddeld f 0 4,543,855. 40.5521 >


? Blijkens bijlage XIII is de gemiddelde veilingsprijs in Indie geweest :
in 1865 . . f 15.67
► 1864 16.96
» 1863 15.544
» 1862 .
.
15.34 ;
Gemiddeld .
f 15.88 voor no 16, terwijl het ge
middelde nº hooger was .
102

récht, welken naam men daaraan ook geve , kan men den Javaan
niet ontzeggen .
En wat beteekent dan dat recht als het niets anders vergunt dan
het bloote arbeidsloon , nog wel in vergelijking gebracht met dat ,
besteed aan eene betrekkelijk arme , primitieve rijstkultuur ?
Wat kan den grondbezitter aansporen rijker teelt te ondernemen ,
en producten voor de europeesche markt voort te brengen , wanneer
hem niets te beurt valt , dan wat zonder meerdere zorg de paditeelt
hem bezorgt, of een dagloon nabij komt of iets te boven gaat ? Getuigt
?

het niet tegen de grondslagen , waarop de suikerkultuur rust , dat met


zekere angstvalligheid dergelijke vergelijkingen moeten gemaakt worden ?
Beletten zij niet de opkomst van eene wezenlijke volkskultuur ? Kan
de javasche bodem dan geene grondrente , de rente , door de vruchtbare
natuur geschonken, afwerpen ? Onder die rente versta ik eenvoudig hetgeen
de grond meer afwerpt dan de enkele voortbrengingskosten. Ik verdiep
mij alzoo thans niet in de theorie van Ricardo. Veel kapitaal heeft de
Javaan voorzeker niet aan zijnen grond besteed , maar het is toch aan
>

wezig onder den vorm van de vroegere ontginningskosten , van zijne


zaadpadi, zijn ploegvee en zijne eenvoudige landbouwgereedschappen.
Hij is , op hoe kleine schaal ook , landbouwondernemer. Het kan zijn
dat de verdeeling der grondopbrengst op Java niet in het oog valt ;
maar al is het ook dat in arme landen de opbrengst niet veel meer
dan de kosten van bebouwing dekt , van Java kan dat geenszins worden
beweerd , want aan zichzelven overgelaten zal de inlander de grond
rente vinden in het zuiver rendement van hetgeen tabakskultuur , katoen
teelt of andere rijker gewassen dan de rijst hem opbrengen
Het moge ook waar zijn , dat op een lagen trap van den landbouw,
hoofdzakelijk door gemis aan kapitaal, de grondrente niet aanzienlijk
is ' , dat zij zelfs bij de rijstkultuur voor een groot deel onder de
productiekosten verdwijnt, maar juist de suikerkultuur bewijst , dat de
bodem op Java vatbaarheid heeft haar te voorschijn te roepen.
Hebben wij gevraagd naar de rechtmatigheid , dat de staat zich meester i
maakt van een deel der inkomsten van den kapitalist en van den onder
nemer , wij vragen ook : met welk recht eigent zich de staat de geheele
opbrengst van de grondrente toe , den inlander te nauwernood het
arbeidsloon overlatende ?
Het landrentestelsel is , meen ik , op eenverkeerd beginsel gegrond ,
omdat het de onzuivere opbrengst treft en als het tiendestelsel werkt;
eene grondbelasting verdient allezins de voorkeur , eene belasting op
de zuivere inkomsten , derhalve op de grondrente. Maar ik zal thans
daarover niet uitweiden na onze discussiën verleden winter. In elk
geval bepaalt het landrentestelsel behoorlijk toegepast de eischen van
den staat binnen zekere grenzen , en zou zelfs zoolang dat stelsel be
9

1 Bei armen und niedrig kultivirten Völkern , zumal wo die Population noch
dünn ist , pflegt die Grundrente niedrig zu stehen. (Die Grundlagen der National
Okonomie W. Roscher.)
103

staat , die eisch hooger kunnen worden opgevoerd bij eene hoogere
waarde voortbrengende kultuur. 1
Waar blijft echter het deel van den grondbezitter in de vruchten van
den bodem , welke de schaal daarvan ook moge zijn ? Het is mijns
bedunkens ontwijfelbaar, dat de staat zich dat grootendeels toe .
eigent onder den vorm van belasting. ? Wel is waar valt den land
bouwer iets daarvan te beurt bij eene hooge productie maar geens
zins in evenredigheid tot de rechten , die hij op den grond heeft.
Waren den ondernemers de middelen gelaten de productie op te
voeren tot de hoogte waarop zij komen kan , dan zou ongetwijfeld ,
met de betaling in 1863 vastgesteld , den planter eene redelijke ver
goeding voor het grondgebruik zijn toegewezen en wel niet minder
dan vermoedelijk bij de vrije teelt zou gekweten worden .
Het is de staat, die zich alzoo ten opzichte van de suikerkultuur
gedraagt als onbeperkt eigenaar.
De jurisprudentie in Indië , wat betreft den eigendom van het riet , 2

is verschillend geweest. Dan eens heeft het hooggerechtshof verklaard ,


dat het riet behoorde aan het gouvernement, dan weder aan den on
dernemer. Ons herinnerende de uitspraak , dat de koffiboomen eigendom
der bevolking zijn , zouden wij de gevolgtrekking mogen maken , dat
a fortiori het riet , geteelt op sawas der bevolking , haar eigendom is.
Want kan alleen het bevel tot planten (ik vraag het den rechtskundigen)
dien eigendom van aard doen veranderen ?
Bij gelegenheid der conferentien te Parijs over de internationale
suikerconventie omschreef een der nederlandsche afgevaardigden de
opbrengst aan het gouvernement in de volgende beantwoordingen :
„ Il est vrai, qu'aux Indes les fabricants de sucres auxquels le Gouver
nement a fait des concessions de terrain et auxquels il procure les moyens
de planter les cannes et de récolter les sucres , doivent lui livrer à un
prix arrété d'avance , une portion de leur récoltes et que ce prix est
calculé de manière a représenter le fermage des terres cédées , les frais >

3
de plantation , ceux de la recolte et de la fabrication des sucres.
Ik meen te mogen betwijfelen , of de voorstelling juist is. Of houden
met de kultuur door den inlandschen landbouwer al zijne rechten op ?
Al ware het z00 , dan noch zou die pacht of grondhuur in even
redigheid moeten staan tot de waarde. Thans wordt door het gouver

1 De land -revenue in Britsch-Indië , vanwaar het landrentestelsel op Java af


komstig is , bedraagt l'ı van de bruto-opbrengst. Als regel wordt aange
nomen dat den landbouwer minstens een derde der netto -opbrengst moet gelaten
worden. Op Java beloopt de landrente niet hooger dan j'y van de bruto-opbrengst
van de padi ; andere gewassen zijn vrij. Niettemin schijnt het ondenkbaar hoogere
landrente te heffen tenzij het belastbaar vermogen toeneme .
* This is the actual state of things in those Oriental kingdoms , in which the
ground is considered the property of the state. Rent is there confounded with
taxation and the despot may exact the utmost , which the unfortunate culti
vators have to give. ( J. Stuart Mill , Principles of Political Economy, vol I , Ch. XVI.)
3 Conféderences internationales, lo conf.; 25 Mars 1863.
104

nement gevorderd , ongeveer f 175 per bouw , ' gevoegd bij het gemid
delde plantloon van f 135 en transport van f 50 te zamen f 360.
Hoe kan van den inlander onder die omstandigheden belangstelling
in de producten van meerdere waarde dan zijne rijst worden gewacht ?
Wil men daarop bouwen het vooruitzicht van eene vrije suikerkultuur ?
Men twist er nog over , of de inlander al dan niet met de gouver
nements rietaanplantingen is ingenomen. Of gelooft men hem zon on
noozel de rekening niet te kunnen maken ? Al heeft hij nimmer van
grondrente en dergelijke economische onderwerpen iets vernomen , van
waar dan , dat in streken , waar een hooge suikerproductie hem de
voordeelen daarvan doet toevloeien , zijne meerdere belangstelling wordt
geroemd , gepaard met andere omstandigheden , die de suikerteelt be
>

vorderen en waarop ik nader zal wijzen ?


Maar wellicht zou men mij kunnen toevoegen dat ik louter eene
theorie verkondig , aan de practische toepassing waarvan nimmer is
gedacht. Wel aan , Mijne Heeren , vergunt mij dan een beroep te
doen op een bij uitstek practisch man , den generaal van den Bosch ,
stichter van het kultuurstelsel. Vooraf ter zake eene enkele op
merking.
Ik heb de bewering wel eens aangetroffen , dat op Java de landheer
het recht heeft de aanbouwing van zijne opgezetenen te regelen , dat
de souverein of de landheer alzoo het recht heeft tot het vorderen van
kultuurdienst tegen een door den staat te bepalen loon. Maar het
bewijs daarvan zoek ik te vergeefs. Noch uit de oude hindoesche
wetten , noch uit mohamedaansche voorschriften , evenmin uit de
javaansche adats als uit de documenten , die over het kultuurstelsel
zijn gewisseld , is mijns inziens eenige grond voor die stelling aan te
wijzen .
Integendeel wordt die vrijheid van den landbouwer gehuldigd en
gehandhaafd , overal waar de gouvernements-kultures niet zijn ingevoerd ,
en meer in het bijzonder in het reglement omtrent de particuliere
landerijen , gelegen ten westen der rivier Tjimanok (Ind. Staatsblad
1836 no. 19) , waarbij o. a. uitdrukkelijk is verboden het opleggen der
verplichting tot het ontginnen en bebouwen van gronden , het kultiveeren
of leveren van bijzondere voortbrengselen , welke de inlander niet ge
woon is uit eigen vrije verkiezing te verbouwen (Art. 39).
Ook den regenten, die eenmaal gronden waren afgestaan in betaling
van een gedeelte hunner tractementen , werd niet veroorloofd , anders

In Europa , waar de grond zooveel hoogere waarde heeft en de veldarbeid


zooveel duurder is , komen de gemiddelde kosten van de pacht en bewerking ,
waaronder ook bemesting en transport , voor de beetwortelkultuur te staan : in
Duitschland op f 203 f 290 per bouw , in Frankrijk op f 238 = f 340 per
bouw , in Nederland naar plaatselijke omstandigheden f 170 = f 200 per bouw ;
de kosten komen daar ten laste van den huurder , met uitzondering van het
vervoer. Pacht en bewerking alleen bedragen in Frankrijk en Duitschland onge
veer f 70 tot f 76 ; in Rusland f 54 per bouw. Grondhuur alleen komt in Duitsch
land op circa f 40.- en in Frankrijk op circa f 50.- per bouw.
105

dan door vrijwillige overeenkomsten en niet in strijd met de volksge


bruiken , andere producten dan rijst te doen kultiveeren . ( Resolutie,
23 Aug. 1832 )
Ik gewaag thans niet van de koffikultuur op vroeger onontgonnen
gronden , als het uitsluitend eigendom van den staat beschouwd en
tot bebouwing waarvan en het inoogsten der vruchten , de verplichte dien
sten der bevolking tegen zeker loon gevorderd worden. Maar ik heb
bepaaldelijk het oog op de gronden , hetzij individueel, hetzij dessas
gewijze in het bezit der bevolking.
Al wat den souverein naar het gebruik kan worden toegekend is
naar mijn oordeel slechts een gedeelte van het product , dat de land
man naar vrije verkiezing aankweekt, of het aequivalent daarvan (in
landrente) en een zeker aantal dagen arbeid in heeredienst. 1
Dewijl èn heerediensten en landrente beide zijn gehandhaafd , hebben
de kultuurdiensten met die instellingen niets gemeens. Veel minder
wettigen zij de beschikking over den grond van den landman .
De graaf van den Bosch begreep dit ook zoo en zijn aanvankelijk
denkbeeld was mitsdien door middel van vrije overeenkomsten , die
rechten op europeesche ondernemers overdragen , de landrente te
heffen in den vorm van producten voor de europeesche markt ; over
eenkomsten , waarbij de dorpsbewoners zich verbinden zouden een
gedeelte hunner rijstvelden te betelen ten behoeve van de fabrikanten ,
onder voorwaarde dat deze de landhuur , welke zij aan het gouverne
ment verschuldigd zijn , betalen en bovendien een loon aan hen uit
>

keeren zouden naar de waarde van het gewas door hen geteeld. ?
Dat het oorspronkelijk in het oogmerk lag , den javaschen land
bouwer meerdere vruchten van zijnen arbeid en grondbezit te verzekeren ,
blijkt bijna uit elk staatsstuk , dat de invoering van het kultuurstelsel
voorafging. Het straalt door in het uitvoerig rapport van den generaal
3
van den Bosch over het stelsel van kolonisatie en het wordt uit
drukkelijk op den voorgrond gesteld in de notas , gewisseld tusschen
4
dien landvoogd en het lid in den raad van Indie Merkus , terwijl
in de zoogenaamde zakelijke extracten (Staatsblad 1834 , no. 22) uit
voerig de bedoeling en de grondslag van het kultuurstelsel worden
uiteengezet , tevens bevattende eene afkeuring van het door Raffles
>

1 Het zou voorzeker hier de plaats niet zijn den strijd over het eigendoms
recht te hervatten , maar het was toch noodig eene eigene door de meesten ge
deelde opvatting uit te drukken . Onder de verschillende meeningen komt mij de
meest onhoudbare voor die het privaatrechtelijk karakter aan het recht van den
souverein wil toekennen , meer dan waarschijnlijk voortspruitende uit eene on
juiste overzetting van het engelsche woord rent in huur.
2 Missive van den luitenant-generaal gouverneur-generaal I. van den Bosch
aan de hooge regeering. Ook later wordt in het Indisch Staatsbl. van 1836
No. 15 herhaald , dat krachtens het tegenwoordig samenstel van inrichtingen de
kwijting der grond belasting geschiedt door het presteeren van nuttige kultuur.
3 Gedagteekend 6 Maart 1829.
4 v. Deventer, deel II, 276 sqq.
7
106

ingevoerde landrentestelsel, waarvan generaal v . d . Bosch verklaart


dat daarbij de arbeid of zoogenaamde heeredienst was afgeschaft en
de belasting op de bebouwde gronden van š op 1 , $ of $ gebracht naar
mate van derzelver vruchtbaarheid , waardoor alzoo de oude volksin
richting , het aartsvaderlijk bestuur de bodem was ingeslagen , aangezien
de tjatjas of geërfden daardoor het middel verloren om eenig noemens
waardig inkomen te trekken van de gronden , aan hunne afhangelingen
afgestaan of eenige diensten van dezelven te erlangen ” , eene maat
schappelijke inrichting , zooals in dat staatsstuk wordt omschreven op
gelijke rechten en eene individueele wijze van bestaan gegrond.”
97Men beproeve in Europa , vervolgt die landvoogd, om allen grond
9

eigendom te vernietigen , hetwelk dan werkelijk plaats heeft door als


schatting alles te vorderen wat de grond meer oplevert dan de kosten
van bearbeiding, en is er dan een staat , die niet binnen weinige
dagen in vuur ontsteken en waar de opstand voortwoeden zou , tot
dat de bevolking of ten onder gebracht of door overheerschers gedreven
zou zijn ?"
Hoe dan , Mijne Heeren , als wij bij onze beschouwing tot uitkomst
>

verkrijgen , dat indedaad die toestand , wat de gronden aangaat bij


de suikerkultuur ingedeeld , in het leven is geroepen ?
Verder verklaart de generaal van den Bosch , dat uit dien hoofde
als beginsel werd aangenomen , dat eene dessa, welke het } van hare
11
rijstvelden afzonderde voor de teelt van een gewas , voor de markt
van Europa geschikt, niet meer arbeid vorderende dan de rijstkultuur,
van het betalen der landrente zou zijn verschoond ; dat die dessa
bovendien zou genieten de meerdere voordeelen , die het product bij
taxatie blijken zou te zullen opleveren boren het bedrag der verschul
digde landrente.
Indien het na dit alles nog twijfelachtig kan zijn , dat het doel
was om den landbouwer van het betalen van den daarop verrichten
arbeid en van de belastingen , die daarvan moeten worden voldaan ,
nog een surplus te laten overhouden , hetwelk hij als zijn eigendom
kan beschouwen , dan verwijs ik naar de tweede nota van den gouver
neur -generaal van den Bosch aan de regeeringsleden , van 8 Maart
1831 , waarin met deze zelfde woorden de wensch wordt ingekleed
„ om door het voorgedragen ontwerp den grond wederom waarde te
doen verkrijgen ; om het mogelijk te doen worden denzelven met voor
deel te doen bearbeiden en dus de zucht tot rijkdom en werkzaamheid
op te wekken.”
Wat de gouverneur- generaal van den Bosch bestempelde met den
naam van surplus, zouden wij thans noemen de grondrente. Het
zuiver overschot zou het deel van den landbouwer zijn. Door een wil
lekeurig plantloon te bepalen , door eene berekening van de uitkomsten
van de rijstteelt of die der opbrengst in dagloon in plaats te stellen
van dat surpius, is den grondbezitter juist dat deel onthouden , dat
in de eerste plaats hem als zoodanig toekomt. Het is waar , dat de
generaal van den Bosch van het denkbeeld uitging , dat de rijstteelt
107

meer arbeid kostte en minder opbracht dan de suikerkultuur ; dat in


diezelfde zakelijke extracten eene berekening voorkomt wat het product
kost en de landrente , daarvoor opgeofferd , vergoedt; maar die mis
stelling kan aan het beginsel geene afbreuk doen , nog minder later,
toen niet alleen de landrente is geheven , maar, uitdrukkelijk in strijd
>

met de gegeven belofte , die bij de suikerkultuur hooger is gesteld


dan bij de rijstteelt. 1
Het is mij voorgekomen , dat aan de oorspronkelijke gedachte eene
onjuiste uitlegging wordt gegeven , wanneer men beweert , dat geene
landrente van de suikerkultuur moet geheven worden. Volgens de
bewoordingen , die ik heb aangehaald zou , als de landbouwer een
vijfde zijner gronden beplantte, de landrente geacht worden te zijn
gekweten over het geheel dier gronden en het meerder loon hem
worden uitgekeerd. De landrente werd in de zakelijke extracten bere
kend op f 7.50 per bouw. Zij beloopt thans voor de suikerkultuur
gemiddeld f 11.85 per bouw. Door de uitkeering van het plantloon
(J 135.- per bouw gemiddeld en onderstellende 4 man per bouw)
geniet hij voor zijn aandeel ca f 34 , waarvan hij de landrente moet
voldoen , zoodat hem meer toevalt dan in het oorspronkelijk plan lay .
Ofschoon mijns inziens op dien grond geene vrijstelling van land
rente kan worden gevorderd en de redenen daarvoor met juistheid
zijn uiteengezet door de regeering , waarvan de regeling van 1863 is
2
uitgegaan ?, zou ik evenwel die vrijstelling toejuichen als eene tege
>

moetkoming, zoolang den grondbezitter wordt onthouden hetgeen hem


toekomt en omdat de staat onder den vorm van suikerlevering reeds
zulk eene enorme heffing doet.
Welke was de maatstaf ter betaling van het riet , verkregen boven
de landrente ? Ik heb voor mij liggen eene circulaire van den toen
maligen directeur voor de kultures.
Gelijk uit de zakelijke extracten blijkt, werd van de onderstelling
uitgegaan , dat een bouw zou afwerpen zooveel suikerriet , dat daaruit >

kon worden verkregen 15 pikols suiker en daarvoor voldaan zou worden


3.- hoogstens f 3.50 , waarmede de landrente zou gedekt worden .

| Ten bewijze bovendien hoe ongelijkmatig , in verhouding tot de suiker


productie , de heffing der landrente geschiedt, dienen de volgende voorbeelden
ontleend aan het koloniaal verslag van 1865.
Gemiddelde productie Landrente per
per bouw . bouw .

Cheribon 46.89 pikol f 6.88


Tagal 46.69 8.52
Pekalongan 49.69 5.
Samarang 37.99 8.50
Japara 47.14 .
10.
Rembang . 27.66 >> 10.25
Soerabaya 47.28 >> 13.53
Passaroean 47.23 14.04
Probolingo . 43.07 17 ,
2 Nota van toelichting § 5.
108

Maar tevens wordt in die circulaire de aandacht er op gevestigd , dat


suiker wordt verkregen , die door den Javaan zelf gekultiveerd en ge
fabriceerd wordt ; naar het inzicht der regeering de volkomenste wijze
en het meest overeenstemmende met het beginsel van het gouvernement
en waarvan de uitbreiding ten zeerste wordt aanbevolen .
De prijzen daarvoor zouden worden geregeld naar den marktprijs.
Ik laat in het midden waarop die marktprijs gegrond zou worden ,
om alleen op de grondgedachte te wijzen , die den Javaan de vruchten
van zijn grondrecht en de meerdere voordeelen van eene hoogere kul
tuur verzekeren zou en de producten als middel tot heffing der grond
lasten en remise naar Nederland beoogde.
Handelsspeculatiën lagen zoover van het doel , dat niet alleen de
stichter van het kultuurstelsel reeds in 1829 verklaarde slechts te
beoogen : „ de grondstof tot eenen prijs te bekomen , dat het fabricaat,
1
daarvan bereid , vertierbaar zij” ' , maar ook in de meergenoemde extracten
>

wordt aangenomen , dat de suiker niet voordeeliger door het gouver


nement kon worden bekomen , dan tot denzelfden prijs in zilver als
in koper wordt betaald , waardoor 20 pct. op de landrente wordt ge
wonnen zoowel als op het uitgeschoten geld ; wijders wordt als
reden van het verschil door den directeur over de kultures opgegeven,
dat op de hoeveelheid suiker , bij contract aangenomen , voorschotten
zijn gegeven zonder rente; eene allezins billijke beweegreden , even
zeer als in dat tijdvak den staat voor zijne kapitalen en onderneming
eene vergoeding toekwam , waarop hij thans echter geene aanspraak
meer kan maken .
>Wij hebben dat alles veranderd ” zou men mij kunnen toevoegen.
Volkomen juist. Wat van de vrijwillige overeenkomsten geworden is ,
kan niemand onbekend zijn. Er zijn er die beweren dat het nimmer
oprecht gemeend is geweest die te handhaven , dat zij slechts tot leus
en dekmantels dienden ; trouwens de voorstanders van het kultuur
stelsel houden vol , dat zij niet te verwezenlijken waren . En indedaad ,
in den tegenwoordigen toestand van het grondbezit en van de heere
diensten ben ik van oordeel, dat zij volkomen gelijk hebben. Ik
behandel dat punt thans niet , maar wensch te betoogen dat juist
>

door vrijwillige overeenkomsten te vervangen door dwang met dubbele


nauwgezetheid voor het belang van den grondbezitter gewaakt had
moeten worden , te meer omdat zijn landgenoot , die buiten het kul
>

tuurstelsel producten voor de europeesche markt of andere winst


gevende gewassen teelt , van het genot daarvan niet wordt ver
stoken. Bovendien als wij het koloniaal verslag van 1865 inzien , dan
vinden wij dat van ruim 2 millioen bouws met padi en tweede ge
wasen beplant , de bevolking aan het gouvernement heeft opgebracht
f 10.564.298 landrente of nauwelijks f 5 per bouw , daarentegen de
velden door het gouvernement beplant (49824 bouws) een bedrag
van f 610425 ruim f 124 per bouw aan landrente. Bovendien hebben

| Zie het aangehaald rapport over een kolonisatiestelsel, blz. 327.


109

de daaronder begrepen 40891 bouws met suikerriet beplant nog eene


waarde van ongeveer zeven millioen gulden aan de schatkist moeten
opbrengen , waarvan alle overige velden vrij bleven . Bij matiger eischen
van den staat had alzoo den grondbezitter het surplus van de voort
brengselen van den grond behooren uitgekeerd en niet opgeofferd te
worden aan wanbestuur der finantien en staatkundige oorzaken in
Nederland. Niet de landrente had den suikerplanter, zooals velen ,
mijns inziens , ten onrechte in het oorspronkelijk stelsel van van den
Bosch lezen , moeten worden kwijtgescholden , maar hem had de hoogere
waarde behooren te worden uitgekeerd , aan den staat het recht verblij
vende , op die hoogere waarde van den grond voor den bezitter over dat
surplus in evenredigheid eene belasting te leggen. En ware het doel be
reikt bij het ontwerp van kultuurwet om door ontwikkeling van den
landbouw het belastbaar vermogen van den grond te verhoogen , dan meen
ik dat de goede weg ingeslagen ware , die tot die ontwikkeling zou leiden .
Maar het is eene ongerijmdheid , die een glimlach afdwingt van wege
9

de volslagen onkunde omtrent de ware toedracht der zaak , wanneer het


onvoldoende der betaling van den planter den ondernemer wordt ten laste
gelegd , die in het belang zijner industrie juist daartegen moet ijveren.
Wanneer men zich de moeite geeft den aard van een suikercontract
na te gaan , dan dunkt mij zal het geheel overtollig schijnen dat daarin
de betaling van plant- of andere loonen wordt gestipuleerd ; in den
eigenlijken zin gaan zij den ondernemer niet aan ; dit geeft aanleiding
tot het onjuiste denkbeeld alsof de contractant verantwoordelijk is voor
de mate van betaling aan den inlander, die rechtstreeks tusschen het
gouvernement en de bevolking wordt verevend , terwijl de levering
van het riet tusschen het gouvernement en den contractant behoorde
te worden uitgemaakt.
Volkomen billijk is dan ook , mijns bedunkens , het beginsel in het
bekende art. 56 van het regeeringsreglement neergelegd , dat de be
looning der betrokken inlanders zoodanig zij, dat de gouvernements
kultures hun , bij gelijken arbeid , ten minste gelijke voordeelen ople
>

veren als de vrije teelt. In beginsel , zeg ik , want de uitvoering stuit


>

op het gemis van mededinging , die alleen de waarde, van vele >

plaatselijke toestanden en omstandigheden afhankelijk, kan bepalen ,


en die mededinging kan alweder niet anders ontstaan dan door eene
algemeen vrije teelt , waarvoor , naar ik meen te kunnen aantoonen ,
de voorwaarden nog geheel ontbreken en onthouden worden .
Ofschoon ik van oordeel ben , dat den planter als arbeider in het
algemeen een redelijk loon wordt uitgekeerd en mijne aantooning in
dat opzicht niet ongunstig gesteld is ; ofschoon , mijns inziens , de
>

betaling bij de suikerkultuur veel beter is dan bij eenige andere kul
tuur het is zelfs te voorzien dat sommigen mijne berekening te
hoog zullen achten , zij het ook ten onrechte , - en ofschoon der
halve mijns erachtens het lot van den arbeider bij de suikerkultuur
op ver na niet die donkere voorstelling verdient welke sommigen
daaraan geven , heb ik niettemin vermeend de stelling te moeten
110

opperen en verdedigen dat de vruchten van het grondrecht, erfpachts


9

of gebruiksrecht of hoe men het ook wil noemen , niet of in geene


>

voldoende mate den landbouwer verzekerd worden.


Laat ons thans overwegen op welke wijze over den grond zelven
wordt beschikt. Twee hoofdbezwaren worden daarbij aangevoerd : voor :

eerst het beschikken over eene grootere uitgestrektheid dan een vijfde
der dessagronden , en ten andere het niet-planten op eigen gronden .
Het wordt tegenwoordig niet meer geloochend , dat weldra na de
invoering van het kultuurstelsel over grootere oppervlakte beschikt
werd , en dat de ondernemingen opeen gedrongen werden buiten even
redigheid tot de krachten der bevolking. Het is ook genoeg bekend
dat de afwijking dier beginselen tot oorzaak heeft gehad den aanleg
van groote aaneenliggende riettuinen. Maar waarom , zou men kunnen
vragen , juist een vijfde der dessavelden , waarom niet meer ofminder ?
Aanvankelijk toch werd door den gouverneur- generaal van den Bosch
een derde der velden bestemd voor de europeesche kultures (resolutie
13 Augustus 1830 nº. 3. ) Indien die kultures den inlander voor
deelig zijn , waarom daaraan zulk een grens gesteld ?
Opmerkelijk is het , dat de stichter van het kultuurstelsel in
de zakelijke extracten , die de grondslagen aangeven van het stelsel ,
mededeelt, dat in eenige residentien aan het verlangen der Javanen
is toegegeven om voor eigen rekening de gewassen te teelen , waartoe
1

zij alsdan dikwerf het grootste gedeelte hunner rijstvelden bezigden, .

omdat de nieuwe gewassen hun meerder voordeel dan de rijstkultuur


verschaften , niettegenstaande zij in dat geval toch met de betaling
der gewone landrente voor de rijstkultuur belast bleven.
„ Ik heb er niets tegen zeide de woordvoerder der toenmalige
koloniale oppositie dat de bevolking al hare velden met suikerriet
beplant , als zij dat goedvindt of er voordeel in ziet.”
Toch, Mijne Heeren , zult gij bij het opslaan der bijbladen van het
>

indisch staatsblad lezen kunnen , dat ook vrije ondernemingen werden


beperkt tot het doen beplanten van niet meer dan } der gronden.
:
De beweegreden is niet ver te zoeken : beduchtheid voor genoegzame
voedingsmiddelen gaf dien maatstaf aan . Het is een oud denkbeeld om
die bezorgdheid te koesteren , in weerwil dat de geschiedenis leert ,
dat de uitsluitende teelt van voedingsmiddelen het volk voor gebrek
en armoede niet vrijwaart. Evenwel die bezorgdheid is begrijpelijk en
verdedigbaar waar , zooals op Java , de middelen van gemeenschap ont
breken om spoedig en geregeld in het ontbrekende te voorzien . Maar
juist die voorziening is overtollig waar de suikerindustrie bloeit; im
mers de ondernemingen behoeven voor tal van benoodigdheden en
voor den afvoer van haar product snelle en goedkoope gemeenschap
middelen ; een dadelijk voordeel voor de bevolking.
1 Mauritius erlangt het meerendeel van de benoodigde levensbehoeften van
elders. Op het kleine Barbados is een vierde van de geheele oppervlakte, let

suikerriet beplant. W. Reed , The history of sugar and sugar yielding plants. 1

1
111

De quota van een vijfde der gronden is ontleend aan het denkbeeld
van den gouverneur- generaal van den Bosch en de daarop gegronde
berekening , dat de opbrengst van dat vijfde de landrente zou dekken.
Dat denkbeeld is niet verwezenlijkt en daarmede vervalt alzoo de
basis van en aangenomen maatstaf. Want men make geene vergelijking
met de beschikking van den landheer in de Vorstenlanden , welke een
ander begrip , zooals wij later zien zullen , tot grondslag heeft .
Omtrent het dessasgewijze planten op eigen grond en het betelen
van geene grootere oppervlakte dan een vijfde behoort een onderscheid
te worden gemaakt.
Vooreerst doe ik opmerken , dat men ook ten dezen aanzien in de
gewone dwaling valt om de toestanden op Java te generaliseeren.
Het beschikken over meer dan een vijfde der dessagronden maakt
indedaad het hoofdbezwaar niet uit , maar is van locale omstandigheden
geheel afhankelijk . Hier zal één vijfde drukkender kunnen zijn ,
vooral indien de suikerkultuur niet overvloedige vruchten oplevert ,
dan elders meer dan een vijfde, waar òf de voordeelen grooter òf een
groot aantal gronden aanwezig zijn. Er heeft ook in dat opzicht weder
overdrijving in de voorstelling plaats gehad.
Uit het door de suikercommissie ingesteld onderzoek is gebleken ,
dat het een vijfde der dessagronden slechts bij 28,023 bouws rietaan
plantingen werd overschreden met circa 1900 bouws , dus met nog
geen 5 pct. der met riet beplante oppervlakte van + 40.000 bouws.
Het groote euvel , waarover herhaaldelijk en terecht is geklaagd , is
de verwisseling van gronden , hetzij door ruil in andere dessas of
zonder vergoeding. Ook in dat opzicht bestaat groote verscheidenheid .
Het is gebleken bij het onderzoek der suikercommissie , dat van som
mige dessas slechts to , van enkelen de geheele uitgestrektheid harer
eigene velden , van anderen hoegenaamd geene gronden voor de suiker
kultuur varen afgezonderd en die derhalve op gronden van anderen
plantten.
Wie zal de bezwaren van die regeling niet erkennen en de vele
ingewikkelde schikkingen , daaruit ontstaande ? Wie begrijpt niet de
ongezindheid des landbouwers om te midden van vreemde dessas, ver
wijderd van zijne woning en zijn gezin , zich aan de rijstteelt te wijden ?
Het gebeurt dan ook wel eens , dat de geheele uitgestrektheid velden,
in ruil bekomen , in huur wordt uitgegeven en de opbrengst daarvan
gebezigd om gedeeltelijk de landrente te kwijten. Die opschuiving of
verwisseling van gronden geeft aanleiding om inbreuk te maken op
eene rechtmatige verdeeling der sawas.
Inmiddels heeft de regeering er steeds naar gestreefd die bezwaren
op te ruimen . Zij is daarin niet kunnen slagen dan door nieuwe
moeilijkheden te voorschijn te brengen .
Het is toch niet te loochenen in den tegenwoordigen stand van
zaken , waarnaar alles zich heeft geregeld , dat de dessasgewijze aanplant
groote bezwaren ontmoet ; men moet die niet voorbijzien. De geregelde
bevloeiing der suikerriettuinen wordt belemmerd ; de ompaggering
112

(omheining als beschutting tegen wilde varkens) van talrijke kleine


tuinen wordt daardoor meer uitgebreid en het opzicht moeilijker ; de
aanleg van eene menigte nieuwe wegen wordt noodzakelijk ; bruggen
en waterleidingen moeten verlegd worden , meerder verlies van den
grond vloeit er uit voort ; het vervoer wordt hoogst kostbaar, het ver>

traagd transport werkt nadeelig op het voor spoedig bederf zoo vatbaar
riet – ook de particuliere planter heeft dit meermalen ondervonden; — -

de keus van geschikte gronden is bij dessasgewijzen aanplant dikwerf


onuitvoerlijk en de gedwongen planter geniet dientengevolge geringer
belooning bij meerder arbeid. Tonnen gouds zijn besteed om tramways
aan te schaffen , die nu nutteloos liggen door de verspreiding der velden .
Niet overal wordt het bezwaar van de verwisseling der gronden door
de bevolking zelve even groot geacht als het onderhoud van meerder
wegen en paggers of het beplanten van een ongeschikten grond. Er
zijn ontwijfelbaar voorbeelden , dat de bevolking zich daartegen ver
klaard heeft , omdat al de last en al het nadeel eener verminderde pro
ductie haar grootendeels treft en dat haar verzoek om aan haar zelve
de schikkingen daaromtrent over te laten , door misplaatsten ijver is
geweigerd. Mijns inziens is het eene dwaasheid om , waar zij haar be
>

lang anders inziet , zich daartegen te verzetten .


Ik wensch geen woord af te dingen op al het ongerief, dat de be
volking uit die verwisseling der gronden ondervindt , vooral het plan
ten op verre afstanden -
vrij algemeen wordt dit ook beaamd
maar ik beweer , dat althans op vele plaatsen die verwisseling onaf
scheidelijk is aan den toestand van het grondbezit en dat daarom
eene hervorming wordt vereischt. Men heeft beproefd kleine dessas te
vereenigen om dit bezwaar op te heffen. De bevolking heeft zich daartegen
gekant en men heeft de toevlucht moeten nemen tot schikkingen , die
het doel , om op eigen grond te planten , evenmin hebben doen bereiken .
Maar ook daar , waar de druk voor de bevolking dikwerf door in
>

krimping der aanplantingen kon bereikt worden , heeft men met


enkele uitzonderingen geen gebruik gemaakt van de bevoegdheid om
langs den weg van minnelijke schikkingen het kwaad te weren : het
eene bestuur , omdat het voor een offer terugdeinsde , in weerwil dat
het de leer blijft verkondigen van behoud van het kultuurstelsel met op
ruiming van misbruiken ; het andere wellicht om het opprobrium van
sloopingsgezindheid te ontgaan .
Hoe dit zij, het opzettelijk onderzoek , bedoeld bij $ 5 van art. 56
van het regeerings-reglement , heeft er weinig toe geleid om de be
staande bezwaren op te heffen . ' Het regeeringsreglement schrijft voor

1 Omtrent den dessasgewijzen aanplant wordt in het dezer dagen gepubli


ceerde Koloniaal verslag van 1866 het volgende vermeld : « Ofschoon bij de con
tracten voor Krian en Waroe , in opvolging van art. 4 en 5 van Indisch Staatsblad
1863 , no. 118 , dessasgewijze aanplant was bedongen , werd in Juni 1866 , toen
9

de aanplant reeds gedeeltelijk op die wijze was ten uitvoer gelegd , op dit be
ding teruggekomen wegens de groote versnippering van tuinen , die daarvan het
gevolg was , en voor de bevolking de bewerking en bewaking zeer bezwarend
118

dat de beschikking over de gronden zal geschieden met billijkheid en


eerbiediging van bestaande rechten en gebruiken . Eene koninklijke
proclamatie heeft den volke verkondigd dat zijne gebruiksrechten zullen
worden gewaarborgd. Indien schoone klanken iets grootsch konden
tot stand brengen , dan voorzeker had men in al die verzekeringen
het rechte middel gekozen.
Over het juiste begrip dier rechten wordt echter nog getwist en de
tegenwoordige inrichting der suikerkultuur is onbestaanbaar daarmede ,
tenzij de staat zich groote opofferingen getrooste en de kultuur aan
merkelijk worde ingekrompen. Maar men vleie zich niet door een
algemeenen regel dat doel te bereiken , want plaatselijke omstandig
heden alleen zullen kunnen beslissen .
Het is , mijns inziens , daarom een onjuist begrip een maximum van
aanplant, bijv van 400 bouws , aan te nemen. Die maatstaf beveiligt
geenszins tegen eene overschrijding van het een vijfde der sawavelden
of het verwisselen der gronden. Integendeel die overschrijding kan
daarmede grooter zijn dan bij eene ruimere oppervlakte ; de laatste zou
soms minder inbreuk op het grondbezit maken en de evenredigheid
der bevolking tot de velden gunstiger zijn dan bij de eerste , terwijl eene
inkrimping juist daar noodzakelijk , hier gansch overtollig zou kunnen zijn.
maakte , terwijl ook het vervoer van riet uit de talrijke, verspreid liggende tuinen
aan vele moeilijkheden zou onderhevig zijn. Bij een besluit van 27 Juni 1866
machtigde de regeering dan ook den resident om , wanneer hem blijken zou dat
zulks in het belang der bevolking moest worden geacht, met afwijking van het
vroeger bepaalde , voor den aanplant van 1866 te behouden de tot hiertoe in de
residentie Soerabaya gevolgde wijze van aanplant.
« Eene andere beschikking, die ofschoon geenerlei nieuw voorschrift bevat
tende - om haar verband tot de bovenvermelde afwijkingen van het beginsel
van dessasgewijzen aanplant, volledigsheidshalve vermelding verdient, is die, vervat
in het indisch besluit van 29 April 1867 , no . 1. Vasthoudende aan de regeling
van 1863 ( Indisch Staatsblad no . 118) maar de toepassing der artt. 4 en 5 , met
het oog op eene ontworpene nieuwe wettelijke regeling , tot het jaar 1867 be
perkende, bepaalde de gouverneur -generaal dat de aanplant in 1867 voor de
uitbestede fabrieken en voor die welker ondernemers waren toegetreden tot de
regeling van 1863 ។, zonder een niet dessasgewijzen aanplant te bedingen , zich niet
over meer dan { van elke dessa mocht uitstrekken , terwijl ook elke dessa op eigen
grond zou moeten planten , doch dat voor andere ondernemingen de aanplant voor
1868 zoo zou geregeld worden , dat de bezwaren der gewenschte groote tuinen
zooveel mogelijk vermeden worden . Omtrent de mogelijkheid en gewenschtheid
van een dessasgewijzen aanplant ook bij deze laatste ondernemingen zal eerst
worden beslist na een opzettelijk plaatselijk onderzoek , tot het instellen waarvan
een der hoofdinspecteurs van kultures werd aangewezen.
« Als middel tegen overdrijving van het beginsel van dessasgewijzen aanplant waar
het moest worden toegepast, beval de regeering in de overwegingen harer beschik
king den residenten aan , om alleen van de grootste dessas , die geschikte gronden
hebben , het š gedeelte te doen nemen .
« Uit latere berichten blijkt intusschen dat het bedoelde beginsel bij ondernemin
gen in Cheribon , die schier allen werken op den voet der grondslagen van 1863 , in
1867 niet geheel is kunnen worden opgevolgd, zoodat in de plaats gehad hebbende
afwijkingen door de indische regeering is berust »
114

Er zijn 41 ondernemingen met een aanplant van boven de 400 bouws 1 .


Wil men zich gestreng houden aan den maatstaf van 400 bouws als
maximum dan zouden moeten worden ingetrokken 4587 bouws , zoodat ,
eene gemiddelde productie van 45 pikols per bouw berekenende , 206415
pikols minder zouden worden geproduceerd, zonder echter de minste
waarborg te verkrijgen dat daarmede de bezwaren tegen de aanplantingen
opgeheven werden. De bewering , dat de vooruitgang van de suiker
bereiding beperkt wordt door den omvang der fabrieken , wordt door de
ondervinding niet gestaafd. Wanneer men de productiestaten der ver
schillende fabrieken , bij de Javasche couranten opgenomen, nagaat en
>

zich niet bij een enkele bepaalt, dan zal men ontwaren dat de uitge
strektheid der aanplantingen hoegenaamd geen maatstaf aangeeft van
de productie. 2
In Europa wordt meer en meer gestreefd naar inrichtingen op groote
schaal, om met minder kosten meer te produceeren. Eene uitgestrekt
heid van 400 à 500 hectares (= 570 à 712 bouws) voor elke fabriek
wordt in Frankrijk niet van te grooten omvang geacht. In Duitsch
land grondt men de inrichting op een even groot aantal morgen lands
als dat der centenaars beetwortelen die daags kunnen verwerkt worden.
Dewijl er fabrieken zijn , die 350,000 centenaars en meer in eene
campagne verwerken (die te Waghausel zelden minder dan een mil
lioen beetwortelen) , zoo volgt daaruit , dat 2333 morgen = ruim 830
7 >

bouws of met vierjarige verwisseling ruim 3300 bouws beschikbaar


moeten zijn. Wanneer men ook eene gemiddelde productie der beet
wortelfabrieken van 15000 pikols stelt , dan worden daartoe jaarlijks
bijna 550 bouws vereischt.
De fabriekinrichting regelt zich alzoo naar de beplante oppervlakte ,
niet omgekeerd. In de fransche koloniën breidt men de fabrieken op
groote schaal uit . De nieuwe usines centrales worden ingericht om 20 à 30
millioen kilos riet te kunnen verwerken. De kleinere verdwijnen lang
zamerhand en de daartoe behoorende plantayes laten het riet in die
usines verwerken. Daardoor is het mogelijk kostbare toestellen en
uitvindingen aan te wenden , die door groote productiën met het
minimum der kosten worden vergoed .
Groote aanplantingen gaan niet noodzakelijk gepaard met eene
slordige werkwijze; de capaciteit , de ruimte van middelen is de maat
staf der uitgestrektheid van die aanplantingen. En dewijl onderne
mingen van geringen omvang daarin evenzeer zouden kunnen tekort
schieten als groolere en de mededinging door fabrieken van geringen
omvang moeilijk vol te houden is , acht ik het onraadzaam eene wille
>

keurige grens te stellen.


In den natuurlijken loop der zaken behoort de grens overgelaten te
worden aan het vermogen der industrie ; haar eigen belang wijst die
| Behalve enkele van 405 of 407 die om het gering verschil hier niet in
aanmerking komen.
2 Zie bijlage n ° . XV.
115

aan . 1 Maar zeker is in den tegenwoordigen toestand de inmenging


des bestuurs vaak noodig om die grens af te bakenen en aan de
krachten der bevolking de uitgestrektheid der gronden te toetsen ; een
maatregel , die wel eens achterwege is gebleven , omdat daarmede eene
>

schadeloosstelling aan den tegenwoordigen fabrikant door grootere


vrije beschikking zou gepaard moeten gaan. Maar daardoor ook
worden alle testanddeelen der industrie in een keurslijf gedrongen :
vooreerst door de organisatie van den arbeid en door eene beperking
van den werk!:ring des ondernemers , ten andere door eene regeling
van de voortbrengende kracht des bodems en door de nijverheid van
den landbouwer aan een leiband te houden. Als een doorslaand bewijs
daarvan kan gelden het verbod om op de fabrieken , hoe geneigd de
bevolking tot particulierenaanplant mocht zijn , ander riet te verwerken
dan uit de gouvernements aanplantingen .
Alleen als de periode van vrijen arbeid en vrije teelt zal zijn inge
treden , kunnen die banden worden losgemaakt. Dan alleen zal het
recht van den grondbezitter gehandhaafd kunnen worden en de industrie
naar eigene krachten eene hoogere vlucht kunnen nemen
Laat ons thans onderzoeken welke daarvoor de onmisbare voor
waarden zijn ; inhoever wij ze reeds in meerdere of mindere mate
aantreffen , of welke hinderpalen daartoe moeten worden weggeruimd.
Ik stel inij voor , Mijne Heeren , mijne beschouwingen omtrent dit
belangrijk onderwerp , als een vervolg op het tweede punt onzer
discussien , aan uw oordeel te onderwerpen .
Inmiddels heb ik getracht het kwaad bloot te leggen , waaronder
de suikerindustrie op Java lijdt; ik heb trachten aan te toonen , dat
de kapitalen aangetast en vernietigd , de ondernemingsgeest gefnuikt,
door eene kleingeestige angstvalligheid de winsten der industrieelen
bespied, de lust der grondbezitters tot hooger kultuur belemmerd
wordt en dat de openbare schatkist teert op de verdiensten , die een
anders gerechtigd deel zijn.
Die meent , dat die voordeelen van den staat te bestendigen zijn ,
dat de eischen van het regeeringsreglement in den bestaanden toestand
vervuld kunnen worden , geeft zich aan zelfbegoocheling over.
Voor zeer velen zou de onvrije toestand der bevolking , op zichzelf
beschouwd , niet de hoofdgrief tegen het stelsel zijn geweest.
Ten allen tijde zijn er groote vernuften en weldenkende schrijvers
geweest , die zoodanigen toestand geenszins als betreurenswaard afschil.
derden. Plutarchus geeft eene gunstige voorstelling van den slaven
stand in oud -romeinschen tijd , Grimm van dien der germaanschen hof
hoorigen en menigeen van den slaaf in onze dagen in Brasilie en
Cuba en roemt dien boven den toestand der vrije armen. Gemoedelijke
mannen zijn er die ontwikkeling zien , niet in eene dadelijke vrijheid

1 Als voorbeeld kan gewezen worden op Cuba , waar 2500 suikerplantages


bestaan , die naar gelang van de middelen of plaatselijke omstandigheden elk
eene uitgestrektheid hebben van 50 tot 900 bouws.
116

maar in den overgang van "„ willekeur in rechtvaardigen dwang , dwang


1
in leiding en leiding in vrijheid ." !
Maar allen stemmen overeen in de voorwaarde dat het belang , het
welzijn van het individu het doel van dien toestand zij. En ofschoon
wij in de geschiedenis der volksontwikkeling haar krachtigst moment
eerst zullen ontdekken als die onvrije toestand is opgeheven , kan
het niet verwonderen als bij gemis van volledig licht over de werke
lijke economische volksgesteldheid , twintig jaren geleden een veteraan
van de vrijzinnige koloniale partij de woorden ter nederschreef : „ het
denkbeeld van dwang hindert mij in dit (kultuur)stelsel niet, want
redenering over het nut en betoog van de welvaart, die daardoor der
bevolking stond te wachten , zou op haar niet den minsten invloed
gehad hebben ."" 2

Nog minder moet het ons verwonderen dat vreemdelingen , vluchtig 7

al de heerlijkheden van Java aanschouwende , hoogelijk prijzen het stelsel ,


>

wier uitvoering zij niet doorgronden , onbewust dat overdrijving en


geldnood de hoeksteenen daarvan hebben weggenomen , dat wat de graaf
van den Bosch in zijne aanvankelijk verklaarde denkbeelden stichtte
als een afgerond geheel , sedert vele jaren een bouwval is geworden .
Wat oorspronkelijk bestemd was tot ontwikkeling van kapitaal en
grond heeft geleid tot berooving van beiden en tot ruine der industrie.
Wel mag onder deze omstandigheden de vraag van een onzer voor
name staathuishoudkundigen eene herschenschim heeten : of de tijd
niet zou gekomen zijn , met het oog op den finantieelen toestand van
ons land en de wezenlijke belangen van de indische bevolking om
het kultuurstelsel ook over andere gedeelten van Indië uit te
breiden . " 3
Wel had misschien meerdere onbekrompenheid, eene mindere mate van
kortzichtigheid - grootere zelfbeperking zegt men heden - het stelsel
-

nog kunnen beveiligen voor het zoo spoedig ineen storten , maar moed >

willig zijn te lang de oogen gesloten anders dan voor eene staats
exploitatie , eerst uitsluitend van de bevolking , later zoowel van den
ondernemer als van den inlandschen grondbezitter.
Aan hen die droomen van het onveranderd handhaven van het bestaande
zoowel als aan hen , die hoewel van tegenovergestelde richting , zich vleien
met palliativen , om in den schier hopeloos geworden toestand der
industrie op Java , de schatkist op dezelfde wijze te blijven vullen , mogen
de woorden worden toegevoegd , waarmede een geacht schijver zijne
beschouwingen eindigde over het toenmalig fransch koloniaal stelsel :
„ Erreur ou déception , illusion et mécomptes, tels sont les expédients

| Handleiding tot de wetenschap der zainenleving en van het Nederlandsche 1

Staatsregt en Staatsbestuur door Jhr . mr. J. de Bosch Kemper , D. III. 1


2 Reis over Java , Madura en Balie , in het midden van 1847 , door Dr. W. R.
van Hoëvell , Hoofdst. IV .
3 Tijdschrift van staathuishoudkunde en statistiek , door Mr. B. W. A. E. Sloet
tot Oldhuis. Deel XXVII , 7e stuk .
117

qui s'essayent à soutenir l'édifice sans base , dont l'égoïsme et la routine


prétendent vainement se conserver la possession ."
Er is wellicht geen term , een zuiver economisch vraagstuk betreffende,
die meer gemengd is in koloniaal politieke twisten dan die van vrijen
arbeid. 't Is een wachtwoord , waaraan politieke vrienden of vijanden
elkander herkennen ; door den een als een droombeeld of als een
middel van bedrog uitgekreten , door een ander als een voldongen
feit, reeds als een bestaand , maar miskend maatschappelijk element
aangenomen .
Zij, die beweren dat tegen de ontwikkeling van den vrijen arbeid nog
beduidende hinderpalen bestaan , loopen gevaar vaak door dezen met
mistrouwen aangezien, bekrompenheid van inzicht verweten te worden.
Door genen worden die bezwaren als eene ongeneeslijke kwaal uitge
maakt, waarmede het indische volk wel immer behebt zal blijven ,
welke verschijnselen van het tegendeel ook hier en daar mogen worden
opgemerkt, zij mogen niet meer dan als loutere toevalligheden gelden : :

afwijkingen van den normalen toestand , begoocheling van het oogen


blik , die voor een oprecht onderzoek onverwijld wijken moet.
Er zijn zeloten voor den dwang , maar ook blinde ijveraars voor den
vrijen arbeid. Weinigen geven zich voldoende rekenschap van de na
tuurlijke oorzaken , die deels de eene partij zoo vaak tegenspreken ,
deels de teleurstelling zouden verklaren van andersdenkenden.
Toch kan de geschiedenis zoo licht de oplossing daarvan geven. Zij
leert ons, hoe op de lage trappen van volksontwikkeling gebrek aan
arbeidszin het gevolg is van geringe behoeften , van overheersching ,
in het algemeen van sociale toestanden ; dat de prikkel tot den arbeid
toeneemt met de persoonlijke vrijheid en rechtszekerheid des volks , en
daarmede de mate van eer , waarin de arbeid wordt gehouden.
Het is niet te ontkennen , dat de arbeid in oostersche landen geens
zins de eervolle plaats bekleedt, dien hij sedert de middeneeuwen in
onze hedendaagsche maatschappij heeft ingenomen en die zulk een
krachtigen stoot aan den vooruitgang van wetenschap en kunst heeft
gegeven . In het algemeen is het in het oosten eene vernedering tot
den werkenden stand te behooren of daartoe af te dalen.
In de oude gewijde oorkonde wordt de arbeid als een vloek en eene straf
voorgesteld , in de nieuwere als een plicht opgelegd. De indische volkeren
zijn van zoodanig plichtbesef nog weinig doordrongen ; de heerschappij,
waaronder zij eeuwen lang leefden , ontnam hun de vruchten van elke
inspanning en daarmede de aansporing tot het bevredigen van meer
dere behoeften .
Een grens , die niet te overschrijden is , scheidt den minderen
stand van de aanzienlijken. Onder de eersten wordt weinig of geen
verschil aangetroffen ; in zijne maatschappij is er geene gelegenheid voor
den inlander tot verheffing en de prikkel ontbreekt om zich te onderschei.
den. Laat ons dan niet smalen op de indolentie van den Javaan , zonder
nader onderzoek wat grootere inspanning hem zou baten , of hem wel
geleerd is of gelegenheid is gegeven de vruchten van zijnen arbeid
118

te oogsten . Wij hebben het reeds kunnen opmerken , dat het grond
bezit van den kultuurplichtige voor hem weinig meer dan een ge
woon arbeidsloon is of wat de geliefkoosde rijstkultuur afwerpt. En
bovendien de aard van dat grondbezit, gemeenschappelijk ingericht, ont
trokken aan den invloed van kapitaal en vlijt, verleent den landbouwer
geene andere toevlucht dan het plekje , dat hem in de dessa tijdelijk
wordt toegewezen . Het onbewegelijke , het atomismus van den grond
verbant zijne energie; het gemis aan privaateigendom weerhoudt de
uitbreiding van zijne welvaart; de heerediensten , daaraan verbonden ,
sporen de inlandsche hoofden aan verplaatsing of ontginningen zooveel
mogelijk tegen te gaan ; de weerzin tegen die heerediensten doet eene
klasse van plaatsvervangers ontstaan , die op hunne beurt naar een
aandeel in de velden streven , zoodat aan de europeesche industrie , die
hun geene huisvesting , noch duurzaam bestaan kan aanbieden , werk
krachten worden onttrokken .
Er zijn er onder u , Mijne Heeren , en misschien onder deį ezers
>

onzer beschouwingen , die het schoone Java nimmer hebben betreden


of niet gemeenzaam zijn met de volkshuishouding der javasche ge
meenten . Vergunt mij daarom met u een kort bezoek te brengen in
eene der dessas van dat volk en een vluchtigen blik te werpen op
het leven van den inlandschen landbouwer,
De gansche werkkracht , de eigenlijke kern der gemeente , ligt in
den stand der landbouwers , de kiezers , stemgerechtigden van het dorp ,
die naar plaatselijke gebruiken verschillende namen dragen : in het
algemeen wongtani ( landlieden ) , meer in het bijzonder gogol (omspitten
torschen ,) kraman of wongkoewat, djanggol, sekep , koeren- adjeg.
>

Zij alleen hebben recht op een aandeel in de gemeentevelden , maar


naar den javaanschen regel (die evenwel vaak ter zijde gesteld wordt) ,
dat de grond en niet de persoon de lasten draagt, zijn zij ook de eigenlijke
dienstplichtigen van den souverein .
De gezeten landbouwer ( wij zullen hem voortaan gogol noemen )
heeft een vast of misschien beter uitgedrukt , een zeker bepaald aan
deel in de velden der gemeente en een eigen erf en huis. Dat aandeel
kan hem niet willekeurig worden ontnomen , doch hij heeft evenmin
het recht het te vervreemden en het kan bij eene jaarlijksche verdeeling
weder in de gemeenschap opgenomen worden.
Binnen zekere grenzen is de gogolstand erfelijk van vader op zoon ;
vaak gaat die zelfs op schoonzoons en aangenomen kinderen over.
Andere aanverwanten hebben bij versterf , hoezeer geen bepaald recht ,
toch zekere aanspraak op opvolging , die naar omstandigheden door
de gemeente wordt beoordeeld , geldig verklaard of verworpen.
De vervulling van alle verplichtingen , op het grondbezit rustende ,
is de eerste voorwaarde dier erfopvolging. Doet bij overlijden van den
vader zijne weduwe de aanspraken van een minderjarige gelden op de
rechten van een gogol , dan worden die ook meestal geldig verklaard ,
mits zij zorge voor een plaatsvervanger voor de dorps- en algemeene
heerediensten .
119

Maar zelfs hij het leven van den gogol , door ouderdom of gebreken
tot den arbeid ongeschikt, worden de rechten van den zoon of de aan
verwanten erkend en de ouden , die rechten overdragende , blijven onder
den naam van pantjahkakê in de dessa gevestigd.
Het schijnt ons hier de plaats uiteen te zetten , hoe oorspronkelijk
het recht van den gogol, den wongtani , werd verkregen . Laten wij ons
niet voorstellen , dat het immer gemakkelijk valt dat recht te erlangen .
Ieder ingezeten tracht toch zoolang mogelijk zijn burgerrecht te be
houden , en , zoolang hij aan zijne verplichtingen getrouw is , kan hij
daarvan niet worden ontzet; maar bij de toeneming der bevolking worden
de middelen wel eens te beperkt aan alle aanspraken gehoor te ver
leenen , of er ontstaat groote versnippering van den grond .
Maar zelfs waar de dessa in het bezit is van uitgebreide velden , /
meer dan hare gogols zelven kunnen bearbeiden , trachten dikwerf de
ingezetenen die te doen bearbeiden door daglooners , en alleen wanneer
die te kort schieten of de dessa niet genoegzaam in getalsterkte is
om de diensten aan den souverein te vervullen , ziet zij af van hare
neiging vreemdelingen te weren .
Wij willen met enkele trekken de loopbaan van een nieuwen burger
van het dorp schetsen .
Een vreemdeling ( wong -anjar) dient zich aan , bij voorkeur bij een
der welgezeten gogols ; hij biedt hem zijne diensten aan , voorloopig
slechts voor inwoning , eenige voeding of kleeding. Wellicht heeft de
nieuweling nog een ander oogmerk en is eene der dochters van het
dorp hem niet onverschillig ; maar de middelen tot een huwelijk ont
breken hem vooreerst , en bovendien zij moet nog de aanbeveling en
de vriendschap der dorpelingen trachten te winnen.
Onder het dak zijns meesters, pemadjiekan ' , opgenomen als mede
inwoner (menoempang of wong rangkeppan ), bewerkt hij diens
velden of verricht diens koelidiensten ; beantwoordt hij aan de
verwachting, van hem gekoesterd , dan valt hem ook licht de gunst
zijns meesters te beurů door het recht te erlangen om op des gogols erf
een hut te bouwen en vaak tegelijkertijd een onderdeel te bekomen
in de rijstvelden des eersten , of de bevoegdheid die met tweede ge
wassen te beplanten. Deze wijze van inwoning doet hem den naam
van mondok erlangen .
Het kan zijn , dat onze nieuweling zich in dien staat tevreden ge
voelt , vooral wanneer hij daarmede tevens zijn doel bereikt om het
verlangde huwelijk aan te gaan ; want wij moeten niet vergeten ,
die staat van mondok ontslaat hem in den regel ook van de heere
diensten , en hij vindt rijkelijk onderhoud door zijnen beschikbaren
tijd anderen te leenen tot het bewerken van hunne sawas tegen een
bepaald loon (beboeroeh) naar zekere in den landbouw gebruikelijke
overeenkomsten , waarvan de voornaamsten zijn : memaro ( verdeeling
in twee deelen na de beploeging tusschen den eigenaar en den be
' Hij die de belasting (padjeg) betaalt , het verantwoordelijk hoofd des gezins.
1:20

werker) ; neloe (verdeeling in drie gelijke deelen , waarvan de arbeider


er een bekomt). Gaat hij het eerste beding aan , dan wordt de arbeider
aangeduid als paroean en bij de tweede overeenkomst als neloean .
Maar wellicht strekt zich zijne eerzucht verder uit en bepaalt die zich
geenszins bij het stukje erf of het huisje, dat hij in eigendom heeft
en tracht hij te deelen in de stemgerechtigdheid des dorps. Misschien
ziet hij door vlijt en overleg zich in het bezit gesteld van wat vee ;
ook kan het zijn dat zijn huwelijk hem kinderen heeft geschonken ,
wat hem wel van naam doet veranderen naar javaansch gebruik , maar
hem ook nieuwe gehechtheid schenkt aan de plaats zijner inwoning ,
die der geboorte zijner kinderen en hem ook ontnomen heeft in het
oog der dorpelingen de eigenschap van vreemdeling , in ruil voor
hechtere banden van vertrouwen of vriendschap. Daardoor valt het hem
veelal niet moeilijk genoegzame stemmen te vinden in de aanstaande
dorpsvergadering , waarin zijn aanzoek om toegelaten te worden als gogol
overwogen en waarschijnlijk ingewilligd zal worden , tenzij de beschik
bare velden , het verlangen van de meerderheid om hem nog wat op
de proef te stellen , of bijzondere redenen vooreerst niet gedoogen den
kandidaat het volle aandeel in de voorrechten van den gogol te geven.
Hij moet zich dan tevreden stellen met satenga - gogol (koeli-ngendoe)
te worden , maar deelt dan ook billijkerwijze in geringere mate in de
lasten der ingezetenen , tot dat zijn beurt daar is in den stand der
eigenlijke gogols te worden opgenomen .
Maar ook dan kan hij nog niet overal gelijke rechten als alle andere
dessabewoners doen gelden. Want wel is waar zijn in den regel de
aanspraken der vaste ingezetenen gelijk , vooral waar de vruchtbaarheid
der gronden evenzeer gelijkmatig is en weinig verschillen in de grootte
der aandeelen ontstaan , maar vele bijzonderheden , meerdere of mindere
ruimte van bevloeiingswater als anderzins hebben vaak invloed op de
verdeeling. Een langdurig verblijf of hoogere ouderdom schenkt hier
en daar den oudsten (boemie-toewa of kraman-toewa) een voorrecht
boven anderen en laat hun als gogol moeka , gogol-ngadeng, koeli
ngarep de eerste en beste keus der velden , waarop de overige gogol
blakang (achter-gogols) volgen .
Vaak schiet er wel nog wat over of bestiert het dessahoofd het ten
minste alzoo in het belang van zijne gehuwde zoons of aanverwanten ,
bij hem inwonende ( pondok -aloes), die dan eene laatste keus doen
onder die overblijvende velden.
Al naar mate van den meerderen of minderen voorrang worden ook
de diensten en verplichtingen grooter of kleiner.
Zijn het geene vreemdelingen , die alzoo in den gogolstand worden
opgenomen , zelden toch ontbreken er , die daarnaar diogen , want on
gehuwden of jong gehuwden , bij ouders of aanverwanten inwonende
(kempelan , doenoeng, sinoman , karangkope ) kunnen bij gunstige om
standigheden zich doen gelden en hebben boven den vreemdeling door
gaans een steun bij hunne verwanten , en het is alleen bij een te
beperkt aantal velden , dat aan hunne aanzoeken niet immer gehoor
121

kan worden gegeven. Doch niet zelden schieten integendeel handen


te kort en wordt de bijstand van den mratjang , wong mrantja , den
arbeider die van elders komt , ingeroepen om in het bebouwen der
sawas behulpzaam te zijn , tegen eene overeenkomst gelijk staande met
die van den paroean , of wel men behelpt zich met daglooners (klanten ,
koelis) of den arbeider met eene vaste taak (boeroe) , die zich dan allen
in de dessa ophouden , zonder aanspraak te maken op den gogolstand.
Is eindelijk de gogol door ouderdom of gebreken genoodzaakt den
arbeid te staken , dan wordt hij onder de moro-kakê (ouden van dagen)
gerekend , maar hij kan zich door zijn zoon laten vervangen ; of is
het slechts gedeeltelijk dat hij zijne velden heeft overgedragen en ont
trekt hij zich niet geheel aan den arbeid , dan wordt hij gerangschikt
onder pekakê koeat (sterke ouden ) ; of heeft hij behoord tot het des
sabestuur , waaraan hij zich wenscht te onttrekken , dan wordt hij niet
geheel aan zijn lot overgelaten , maar de gemeente waarborgt hem , al
thans tijdelijk , de voorrechten , den gogolstand eigen , ontlast hem van
>

vele diensten en duidt hem gedurende zijn rusttijd aan als nganggoer
(lediglooper), ook wel eens onder den eigenaardigen term van goendiek
(bijwijf).
Zietdaar de vermoedelijke, rustige loopbaan des javaanschen land
bouwers , bij welker schets ik het noodeloos heb geacht in meerdere
bijzonderheden van de dessa te treden en alzoo slechts nog ter loops
wil aanhalen dat wij bij een bezoek in het dorp , behalve de reeds
genoemde landlieden , zullen aantreffen de ouden en gebrekkigen (boh
djompoh) , de jongelingen (djoko) , wien geringe dessadiensten reeds
opgelegd zijn , den doedo (weduwenaar zonder kinderen ) , of de doedo
kembang (weduwenaar met jonge kinderen ), of in het algemeen de rondo
(weduwe met nog jeugdige kinderen , die eerst later kunnen optreden ) ;
de rondo-tjaloek ( weduwe met eenen zoon , geschikt tot den arbeid) .
Aan allen worden door de gemeente velden toebedeeld , althans voor
9

zekeren tijd , doch met verlichting in de algemeene diensten.


Dewijl ik uitsluitend de landbouwende klasse op het oog heb ,
maak ik dan ook geen gewag van de handwerkslieden , kooplieden
en rondventers , die wel eens in de eigenlijke dessas , maar voornamelijk
in de kampongs der hoofdnegorij zich vestigen.
Mij dunkt , Mijne Heeren , gij vindt iets bekoorlijks en onaf han
kelijks in dat landelijk leven. Vergeten wij echter niet , dat de toe
nemende versnippering van den grond den Javaan slechts even het
hoog noodige voor zijn onderhoud overlaat , dat , waar de jaarlijksche
>

verdeeling plaats heeft , geene gehechtheid , geene zucht tot verbetering


9

kan geboren worden . Raadplegen wij de officieele statistiek , dan vinden


wij op elk huisgezin soms minder dan een bouw , hoogstens anderhalf,
nauwelijks voldoende om in de eerste levensbehoeften te voorzien.
De verdeeling hangt af van het getal ingezetenen , vaak zoo opgehoopt
dat slechts een half tot zelfs een achtste bouw per hoofd overblijft.
Een enkel misgewas dreigt reeds daardoor met gebrek ; men zou in
werkelijkheid die gezinnen kunnen noemen landbouwende proletariers,
8
122

Als gij u niet vergenoegt met een blik op de rijstvelden , die buiten
het dorp gelegen zijn en vooral u tegenlachen als zij gedost zijn in !

dat voor het kunstigst penseel schier onnavolgbaar jeugdig groen flu
weel der zaaibeddingen , maar als gij dringt door die palmboomen en
bamboestruiken , die de dessa voor den vreemdeling verscholen houden
en wier wuiven alleen de stille eentoonige rust afbreekt ; als gij u ge
troost de dikwijls ter nauwernood begaanbare en verwaarloosde paden
te volgen naar de woningen der dorpelingen , dan vrees ik , zal u eene
illusie ontvallen bij een aanblik op die schamele hutten van gevlochten
bamboe met stroo gedekt , waaraan gij vergeefs deuren of vensters
zoekt en eene schuif u slechts den toegang verschaft , waar de aarde
tot vloer dient , eene bale-bale (soort van bamboezen bank) tot zit
plaats en etenstafel, waar een eenvoudig matje met een kussen in de
bamboezen slaapsteden , eenige steenen of houten lepels , een aarden
of koperen pot (prio of dandang) om de rijst te bereiden , een keteltje
en wat kommetjes den ganschen inboedel uitmaakt.
Voorzeker er zijn gelukkiger , die wat knapper huis , misschien met
een voorraadschuur ( loemboeng) daarnevens en enkele sieraden , wel
licht een gamelan (muziek-instrument) , bezitten ; maar groot is het
getal van deze pe nen toch niet.
Ofschoon ik dien toestand zoo benijdenswaard niet acht , vraag ik
wat kan de europeesche industrieel hem beter waarborgen ; welke
reden kan er voor den landman bestaan om zich bijeene onderneming
te verhuren , die hem zelfs geen plekje grond kan verzekeren om zijn
hut op te slaan ? Onttrekt hij zich aan de dessadiensten , hij verbeurt
het weinige , dat hem eenige zekerheid van duurzaam levensonderhoud
verschaft.
Al ware het ook , dat de industrieel zich eenigen grond kon ver
schaffen om daarop woningen voor zijne werklieden te bouwen , dan
zou hij zoo geene openlijke , daarom niet minder invloedrijke tegen
werking ondervinden , vermits de hoofden met leede oogen het getal
der dienstplichtigen verminderen en daardoor hunne zorgen vermeer
derd zien .
Bovendien in den zoogenaamden stillen tijd , als de werkzaam
heden van de campagne zijn afgeloopen , welken arbeid zal hij hun
verschaffen gedurende een half jaar ?
Meermalen is er op aangedrongen eenigen grond te bekomen om
daarop arbeiderswoningen (koeli-kampongs) te vestigen . Ik herinner
1
de verklaring van den toenmaligen minister van koloniën " dat " 200
ergens , bij de suikerkultuur moeilijkheden voor den vrijen arbeid zijn,
omdat de bijzonderheden van die industrie niet toelaten , dat men een
oogenblik zonder volk is. Krachtens het wetsartikel , dat het verhuren
van gronden zou regelen , zou de fabrikant gronden vlak bij zijne
fabriek kunnen huren en door het oprichten van koeli- kampongs voor
zien in de behoefte aan volk. Datzelfde hebben de fabrikanten jaren

1 Beraadslagingen over de kultuurwet, deel III , blz. 325 ,


123

geleden gevraagd ; doch onder het toen vigerend stelsel kon dat niet
worden toegestaan . De moeilijkheid is nu overwonnen .”
Is het wel aannemelijk, dat in 1863 den ontwerper der nieuwe re
geling die moeilijkheden niet voor den geest hebben gestaan ? In
middels was die regeling dringend , er was reden zich te verheugen , dat
verbetering in het lot der suikerindustrie niet van dat eener aanstaande
kultuurwet afhankelijk werd gemaakt , maar in billijkheid kon van het
ministerie van dien tijd niet verwacht worden , dat het bestendigen
zou den gedwongen fabrieksarbeid in contracten van jaren duur , bij
het uitzicht om binnen korten tijd de bezwaren daartegen weg te nemen
door wettelijke bepalingen ten gunste van het vrije grondbezit.
Evenwel men weet het : de kultuurwet is gevallen ; maar daardoor
ook zijn de erkende moeilijkheden blijven bestaan.
Belangrijk zou het thans zijn het onpartijdig oordeel der verschil
lende plaatselijke autoriteiten te kennen over de werking van het
indisch besluit van 4 Mei 1866 , het verbod behelzende om koelis aan
de fabrieken te verstrekken .
Het is waar, er is eene zekere klasse , die noch aan de dessas is
>

verbonden , noch eenig bepaald handwerk uitoefent: de zoogenaamde


:

zwervers (orang melantjong ), of , zooals men hen aanduiden mag , de


javasche zigeuners , de vagabonden , die bij den dag leven , de minst
geachte klasse der javasche maatschappij. Bij den gezeten dessabewoner
vinden zij geene huisvesting ; geregelde arbeid is hun niet lief en alleen
de nood dwingt hen eenige dagen te werken ; het spel , de verleidelijke
rengong (dansmeid ) , de vergiftigende opium zijn het voorwerp van
hun hoogste levensgeluk .
Hoofdzakelijk tot die klasse moet de europeesche ondernemer zijne
toevlucht nemen om in den arbeid te voorzien. Hoe ongeregeld en
wisselvallig deze meestal is , gevoelt , dunkt mij, een ieder.
Het is volkomen onnoodig de wenschelijkheid van vrijen arbeid
te betoogen. Ik stel als onbetwistbaar voorop , dat hij met alle kracht
moet worden bevorderd ; daarop toch is de gansche toekomst der in
dustrie gevestigd . Maar laten wij tegelijker tijd niet navolgen hen ,
die meenen , dat hij uit eene machtspreuk of enkel bij decreet kan
ontstaan , hen , die blind zijn voor wat nog in den weg staat en den
>

moed noch den wil hebben dit op te heffen. Mij dunkt , zij zijn de
oprechte vrienden van den vrijen arbeid niet ; want het verbloemen der
waarheid moge voor een oogenblik eene begoocheling te weeg bren
gen , de kwaal verergert door middelen , die niet genezen , maar slechts
>

bedekken wat ongaarne gezien wordt.


Totdusver is de vrije arbeid te veel als leuze verkondigd ; te weinig
zijn de middelen aangewend om dien wortel te doen vatten .
Indedaad , ik zou eene oprechte verklaring wenschen uit te lokken ,
of , in strijd met de geschiedenis , de vrijheid van den arbeid en de kultuur
met het gemeenschappelijk grondbezit en de uitvloeisels daarvan be
staanbaar is. Zoo ja , dan is het geroep om individueel grondbezit
slechts een voorwendsel ; zoo neen , dan wordt de industrie eene ver.
124

plichting opgelegd , die vooraf berekend kan worden onuitvoerlijk te zijn.


Door het doel voor te staan , zonder de middelen te willen , zonder
aan de laatste als onmisbare voorwaarden van het eerste vast te houden ,
hebben de voorstanders van den vrijen arbeid dezen groote schade
berokkend , als eene utopie doen afmalen en geen stap tot verwezenlijking
vooruit gebracht.
De indische pers althans is zich daarin gelijk gebleven en huldigt
niet slechts het doel , maar ijvert tevens voor de middelen om daartoe
te geraken !. Een vrijzinnig blad vroeg , waarom het onmogelijke ver
langd , alvorens de noodige economische veranderingen zijn daargesteld ;
waarom te willen dat de vrije arbeid uit de lucht valle ? ? Ja , de
raad werd gegeven (door den heer H. J. Lion , toch wel zeker als een
vrijzinnig schrijver bekend en terecht een deskundige genoemd , door
veeljarige ondervinding practisch met de suikerkultuur bekend , geen
bespiegelend filantroop 3) , eenparig op dien grond de nieuwe regeling
>

te weigeren.
Wist men niet beter , men zou soms reden tot argwaan hebben ,
dat het zoo ernstig met den vrijen arbeid niet gemeend is , dat hij
slechts tot voorwendsel diende , als men verneemt , hoe de bezwaren
7

en hinderpalen gering gesteld , soms zelfs geloochend worden.


Zij, die naar de vrijheid in waarheid , maar niet in het opgesmukte
>

kleed der misleiding en met het blanketsel getooid , dat slechts ziekelijk
heid verbergt , oprechtelijk wenschen , wanhopen bijna aan de ver
vulling der voorwaarde harer optreding in gezonden toestaud als zoovele
heelmeesters haar aan haar lot overlaten .
Ik noemde het versnipperd gemeenschappelijk grondbezit als een der
hinderpalen.
De citaten , zeggen de Franschen , zijn l'esprit des autres. Maar dit
>

zou mij niet weerhouden de uitstekende bladzijde aan te halen , die de


heer Pierson heeft gewijd aan het uiteenzetten der hinderpalen , die de 7

sociale instellingen en heerediensten en het communaal landbezit op


leveren tegen den vrijen arbeid. Alleen , dunkt mij, hadden wij eene
minder aarzelende conclusie, niet slechts eene bevestiging tot op zekere
hoogte verwacht. Maar ik beveel allen toch de lezing aan van dit
helder betoog , gegrond op studie en de uitspraken van de meest uit
eenloopende mannen als du Bus de Ghisignies, Baud , van den Bosch
en schrijvers in het Tijdschrift van Ned. Indie 4 .
Niet alleen de ondervinding in Nederlandsch Indie opgedaan , maar
ook in Britsch Indie verkregen , bewijst de beletselen , die uit dat
versnipperd grondbezit voortvloeien.
„ During the first two generations , - verhaalt ons de schrijver van
een onlangs uitgekomen meesterstuk over indische toestanden , -
1 Zie Ind. weekbl. van het regt 16 , 30 Dec. 1865 , 6 , 13 , 22 Januari 1866.
7

Bat. Handelsblad 29 Dec. 1865.


2 Bat . Handelsblad 1863 , no. 22.
3 Tijdschr. voor Ned . Indie , Sept. 1868 .
4 let cultuurstelsel. Zes voorlezingen door N J. Pierson.
125

every Hindu being able to obtain a little farm with a homestead of


his own naturally declined becoming the hived workman of foreign
employers. The division of the population into capitalists and day
labourers did not take place and when English capital sought in vest
ments in Bengal , it found the second element of production wanting. ” 1
De emigratie onder den volksstam der Santals uit de bergstreken ,
verschafte niet alleen aan de landbouwindustrie , die gedurende een
vierde van een eeuw alleen door druk op den inlander gelegd , zich met
moeite had staande gehouden , maar ook aan de grootsche onderne
mingen van spoorwegen , die weldra nieuwe bronnen van welvaart zou
den verspreiden , een overvloedig getal arbeiders , die in de plaats van
een vroeger schralen oogst aan den grond ontwoekerd , welke hen
steeds aan de grens van hongersnood hield , een goed loon en onbe
kommerd bestaan verwierven .
Elken winter als de indigo is opgepakt , brengen de arbeiders hunne
7

geboorteplaats een bezoek en zelden is het dat zij bij hun terugkeer
niet zijn vergezeld van een aantal arme aanverwanten , die begeerig
uitzien naar de loonen , die de aanstaande lente zal brengen , zooals
de soldaten van Alaric den buit van Lombardije begroetten.
Het waren proletariërs , als gij wilt , maar die eene bloeiende kolonie
stichtten , welke thans ongeveer tweemaal honderd duizend zielen telt.
In weinige jaren keeren de emigranten terug als welgestelde lieden
en hebben inmiddels het bestaan van hunne achterblijvende landslieden
gemakkelijker gemaakt. De eene stroom vloeit voort naar het noord
oosten en het oosten van Bengalen ; een andere verdeelt zich te
Calcutta , bestemd naar Mauritius of de West-Indien , die na afloop
van hunne verbindtenis terugkeeren met besparingen van gemiddeld
pd. st. 20 , voldoende om zich een belangrijk bezit te verschaffen in
hun eigen dorp. Sommige emigranten vergaderen zelfs voor hen aan
zienlijke sommen tot een beloop van pd . st. 200. ?
Maar ik mag niet meer uitweiden over het grondbezit , zooals het
thans bestaat , als hinderpaal voor den vrijen arbeid , voor de afschei
ding van standen en de vorming van eene arbeidersklasse. Het onder
werp moge uitlokkend zijn , maar het is elders beter besproken of be
schreven en het is thans slechts in verband tot de suikerindustrie ,
dat ik er de aandacht op vestig.
Evenmin kan ik mij veroorloven in breede trekken de bezwaren der
heerediensten voor die industrie te schetsen . Door de maatregelen
van een vorig bestuur is er zeker verlichting aangebracht. Onmisken
baar doet de invloed daarvan zich reeds eenigzins gunstig , maar on
voldoende gevoelen . Maar welke de draconische strafbepalingen tegen
misbruik mogen zijn , zij ontsnappen nog aan de contrôle , ja hare

i Gedurende de laatste twee geslachten had ieder Hindoe , die eene kleine
pachthoeve met een eigen woonstede in bezit kon krijgen , natuurlijkerwijs ge
weigerd de huurling te worden van vreemde werkverschaffers. The Annals
of Rural Bengal W. Hunter Vol I p . 224 .
2 Rural Bengal als voren blz. 258.
126

gestrengheid doet vreezen voor de gewone gevolgen daarvan : het in


onbruik geraken der toepassing. Aan de dessahoofden is het middel
om de beschikking over des inlanders tijd te belemmeren , niet uit de
>

handen genomen .
Sommigen beweren , sprak de heer Duymaer van Twist in No
vember 1859 dat volkomen en geheel vrije arbeid op Java on
mogelijk is , zoolang er nog eenige heerediensten zullen bestaan . Ik
stem dat toe.” En zij, die hare werking kennen , zullen het dien staatsman

nazeggen . Zij weten, dat het verrichten dier diensten een der voorwaarden
van het grondbezit is ; dat de welgezeten landman daarvoor den me
noempang bezigt , die zelfs voor hoog loon in de fabrieken tijdelijk
zelden zal willen verbeuren de inwoning , kost en vaak belangrijke
betaling , die de gogol hem waarborgt.
1

De kunstmatige opdrijving van het arbeidsloon heeft niet gebaat ;


zij heeft veeleer den vrijen arbeid geschaad . Zeer juist was hetgeen
de heer van Swieten in zijne nota te dien aanzien heeft in het licht
gesteld :
,, Het was verstandig , dat de regeering trachtte de grondbezitters
van den verplichten arbeid in de fabrieken vrij te maken ; maar het
was verkeerd dat zij dit oogmerk poogde te bereiken door het wille
keurig opvoeren van de loonen der fabriekarbeiders , die nu reeds tot
op 40 cents per dag zijn verhoogd. Dit kan , ja , wel het gevolg hebben
dat de dienstplichtige grondbezitters wat minder boven het officieele
werkloon aan eenen plaatsvervanger zullen behoeven uit te keeren ,
maar het radicale punt , het bekomen van arbeiders buiten de tusschen
komst van het bestuur , maakt het niet gemakkelijker , aangezien de
ondernemers aan die arbeiders toch steeds hoogere loonen zullen moeten
bieden dan zij als plaatsvervangers kunnen verdienen .Het betalen van 1

die hooge loonen gaat echter boven de krachten der ondernemers ,


omdat zij reeds zulke hooge sommen voor hunne grondstof moeten
betalen , en rechtvaardigt volkomen hunne verklaring , dat zij bezwaren
hebben om tot art. 17 der regeling van 1863 toe te treden . "
Maar ik kan niet instemmen met de daarbij gevoegde bewering dat
niets anders noodig zou zijn dan volstrekt geene arbeiders door de hulp
van het bestuur aan de ondernemers te geven . Immers dan blijven nog
altijd over de heerediensten , waarvoor evenzeer de plaatsvervangers
noodig zijn . Bovendien ik herhaal: hoe en waar zullen de industrieelen
dien arbeiders huisvesting verschaffen ? Met hunne verbindtenis aan de
onderneming houden toch hunne rechten of aanspraken tot vestiging
in de dessas geheel op , en de ondernemers hebben hun niets in de
plaats daarvan aan te bieden.
De commissie van suikerenquête heeft, zooals dikwijls wordt aan
gehaald , bij de fabricatie de ontheffing der bevolking van alle gedwongen
diensten aanbevolen . Hoe vaak het rapport dier commissie ter sprake
gebracht is , het schijnt niet overbodig de daartoe betrekkelijke zinsneden
te herhalen , omdat het mij voorkomt, dat bij de aanhaling iets over
het hoofd wordt gezien , dat niet van belang ontbloot is :
127

„Vrije fabriekarbeid , zegt zij, zal een grooten stap daarstellen


tot vrije kultuur. Ontheven van alle verplichte diensten voor het snijden,
transporteeren en verwerken der grondstof, zal de landbouwer zich
met gerustheid op de kultuur toeleggen , wetende dat hij , ten deze
zijne verplichtingen vervuld hebbende , geene verdere bemoeilijking te
duchten heeft , en dat zijn arbeid , welke alsdan niet te zwaar is , in
billijkheid zal worden beloond ; terwijl de opheffing der bezwaren , nog
aan de verplichte kultuur verbonden , inmiddels den vrijen arbeid op
)

de fabrieken en voor het snijden en vervoeren van riet , mitsgaders


voor alle andere werkzaamheden met de suikerindustrie in verband
staande , zeer bevorderlijk zal zijn . Men late zich hier niet afschrikken
door de vrees , dat door aanmoediging van vrijen arbeid op de suiker
>

fabrieken vele ongeërfden hunne diensten aan de geërfden zullen ont


trekken , waardoor belemmering in den geregelden gang van den land
bouw zou kunnen ontstaan .
Hieromtrent valt op te merken ::
„ lo dat , gelijk uit de stukken der commissie reeds gebleken is , de
ongeërfden niet z00 weinig dienstplichtig aan den souverein worden
beschouwd , als men schijnt te veronderstellen ; maar even goed , na>

tuurlijk met eenige wijziging naar plaatselijke omstandigheden , als de


geërfden , door de dessa besturen met kultuurarbeid en andere diensten
worden belast ;
„ 20 dat de diensten voor de suikerfabricatie nu reeds voor een groot
deel door de niet-geërfden , hetzij daartoe bepaaldelijk opgeroepen ,
hetzij als plaatsvervangers der geërfden , worden verricht ;
„30 dat het getal menschen , hetwelk gedurende den maaltijd , als
wanneer de meeste handen gevorderd worden , op eene fabriek werk
zaam is , hoe groot ook , in den regel weinig beduidt in verhouding
tot het cijfer der bevolking , in de kringen der suikerondernemingen
aanwezig ;
„ 40 dat niet uit het oog verloren mag worden , dat kultuur- en
9

heerediensten in den kring der ondernemingen altijd verricht moeten


worden , zoodat de door ons bedoelde regeling tot bereiking van vrijen
arbeid op de suikerfabrieken onmogelijk kan ten gevolge hebben ver
zwaring der lasten van een gedeelte der bevolking , maar alleen moet
veroorzaken verdeeling van den aard van het werk , niet strijdig met
>

hare rechten , instellingen en begrippen ;


„ 50 dat de voorbeelden van vrijen arbeid op vele suikerfabrieken ,
zonder dat daardoor bezwaar wordt ondervonden , alle bezorgdheid ten
deze moeten benemen .'
Mij dunkt er schijnt eene leemte in die aanhaling. Wat beteekent ,
kan men vragen , dat beweren der commissie , dat bijna alle onge
erfden even goed met gedwongen diensten worden belast en thans
als plaatsvervangers de diensten bij de suikerfabrieken verrichten ?
Immers als de last van gedwongen diensten toch bleef bestaan , zouden
zij vrijwillig den fabriekarbeid niet kunnen verrichten. Waarop toch
doelt de commissie, als zij gewaagt van eene door haar voorgestelde
128

regeling, die geene verzwaring der lasten van een gedeelte der be
volking kan ten gevolge hebben ? Wat kan dat gemeens hebben met
den vrijen fabriekarbeid ?
Misschien vinden wij de oplossing daarvan , als wij het rapport zelf
opslaan . En indedaad op bladz. 41 ' daarvan zullen wij de volgende
zinsnede aantreffen :
„ Vrijwillige arbeid voor de suikerfabricatie , in verband waarmede
vervalt de in den laatsten tijd wederom in het leven geroepen toezeg
ging van hulp van de zijde des bestuurs .
„ Bevordering daarentegen van den vrijwilligen arbeid op de fabrieken
door de personen , die zich voor vast verbinden willen , gedurende den
maaltijd vrij te stellen van alle verplichte diensten .”
Tot toelichting daarvan verdienen de voorafgaande bladzijden wel
zeer de aandacht; maar ik zal mij bepalen tot het volgende :
„Zij (de koelis) zijn gedurende hunnen werktijd op de fabriek daar
entegen ontheven van alle andere diensten , zonder onderscheid , zelfs
voor de aanplantingen van riet , in de betaling waarvan zij aandeel
hebben .
Wordt hun arbeid op de fabriek niet meer vereischt , dan deelen
zij soms op nieuw in al de verplichtingen der dessabewoners , en werken ,
voor zooveel noodig , weder mede in de riettuinen , of wel verrichten
datgene , waartoe zij volgens onderlinge overeenkomst gehouden zijn .
,, Zulke schikkingen zijn veel gebruikelijk in de dessas of gemeenten
op Java, ook ten aanzien van heerediensten , of de zoodanige verplichte
diensten , waarvoor geene betaling wordt toegekend . Men kan er uit
zien , dat afscheiding van verschillende , uiteenloopende werkzaamheden ,
en verdeeling, zooveel mogelijk , van dezelve onder bepaalde afgezon
derde dienstplichtigen , niet valt buiten het begrip van het volk , noch
in strijd is met den geest en strekking van deszelfs huishoudelijke in
stellingen , mits slechts worde in het oog gehouden wat het meest
drukkend of minst aangenaam is en daaraan dan eenige bijzondere
tegemoetkoming verbonden worde , zooals men dat door de bevolking
onderling ziet betrachten .
De opheffing van de op den planter , op den voortbrenger van de
grondstof rustende verplichting om koelidiensten te verrichten op de
fabriek , zal hem meer arbeid aan zijne aanplanting kunnen en willen
>

doen besteden .
„ De vrijlating van andere verplichtingen zal den werkman er toe
kunnen brengen , zich voor een billijk loon als vast arbeider op de
fabriek te verbinden , mits hij de zekerheid hebbe , dat hij en de zijnen
niet onderworpen blijven aan de bevelen van zijne hoofden tot dienst
verrichtingen , die hem de beschikking over zijnen bandenarbeid , eene
verbindtenis voor vast werk op eene fabriek onmogelijk maken .
„ Zekerheid , dat de maatregel volkomeu reusseeren zoude , zonder

i Stukken betreffende het onderzoek der benoemde commissie voor de opneming


der verschillende suikerfabrieken op Java , uitgegeven door het gouvernement.
129

eenigzins beduidende verhooging van dagloon , bestaat er intusschen


niet geheel , hee zeer waarschijnlijk het ook zijn moge ."
De zaak schijnt thans duidelijker; de commissie zag het kwaad in ,
maar gaf ook het naar haar oordeel geschiktste geneesmiddel : vrij
stelling van heerediensten aan de hand. De regeering weerhield het
laatste , en 200 bleef de lijder daarom steeds krank ; een nieuw
bewijs, dat het doel wel gewild , maar de middelen achterwege
blijven.
Wel is waar gaan met dat middel geene geringe bezwaren gepaard.
Het is verklaarbaar , dat de vrijstelling van heerediensten voor de fa
briekarbeiders , aanvankelijk in Indie toegestaan , weldra werd inge
trokken ; doch te gelijkertijd werd de industrie aan baar lot overgelaten
en te oordeelen naar het getuigenis in 1863 van een lid der indi
sche regeering , een warm voorstander van den vrijen arbeider,
den heer 0. van Rees, moest wel de industrie een zeer ongelijken kamp
strijden . Immers zou bij berekening der dagdiensten naar de instellingen
gedurende zekere maanden in het jaar in de residentie Soerabaya vijf
millioen dagdiensten te kort schieten . Die diensten worden nogtans
verricht , voegt die hoofdambtenaar, toen resident van Soerabaya , er
bij, en bijgevolg overschreden zij de som der door de bevolking ver
schuldigde werkkrachten
De schatting kan wel niet overdreven schijnen , want zij is opgenomen
in het koloniaal verslag van het jaar 1864 , en bovendien de woorden
van dat regeeringslid passen daarop :
„ Daartegenover kan niet worden gesteld, dat in eenige andere maanden
van het jaar minder diensten noodig zijn , dan volgens de instellingen
gevorderd kunnen worden ; want daargelaten dat het zeer onzeker is
of die verademing werkelijk aan de bevolking wordt geschonden , helpt
het haar gedurende het groote tijdvak , waarin hare werkkrachten over
schreden worden en waarin zij juist voor eigen landbouw zorgen moet ,
weinig of zij op andere tijdstippen van het jaar iets minder zwaar wordt
gedrukt."
Wij kunnen daarom aan den schrijver van de brochure : „Heeft Indie
behoefte aan hervorming," den heer A. C. Joosten , geenzins het
recht betwisten de rekening te maken , dat daaruit zou volgen ,
matig genomen , dat over geheel Java jaarlijks een honderd twintig
millioen dagdiensten te veel worden gevorderd.
Waarlijk bij die berekening van dat millioenental te veel gevergde
diensten , mochten wel de javasche suikerfabrikanten het een radeloos pro
bleem achten in den vrijen arbeid te voorzien ; alleen het surplus van
vijf millioen te Soerabaya laat ook teruggebracht tot het wettig getal
geene ruimte over voor de diensten in den maaltijd bij het twintigtal
suikerfabrieken in die residentie : een enkele droppel slechts in de on
metelijke wereldzee van heerediensten.
Het is wel onverklaarbaar , men zou haast zeggen een weinig mee
doogenloos , – om in dien toestand van den machteloozen suikercon
tractant vrijen arbejd te vergen. Die statistiek zou ruim voldoende zijn
130

om ieder voorstander daarvan te overtuigen van de hulpeloosheid der


industrieelen , tenzij de suikerindustrie als een gering of liever wen
schelijk offer aangemerkt wordt.
Een volgend koloniaal verslag zal ons misschien inlichting geven ,
hoe bij het terugbrengen tot het wettig getal in die overige diensten
is voorzien .
Maar , indien er ook al eene misstelling of overdrijving in de be
rekening is begaan , dan geloof ik toch , dat een ieder zal erkennen ,
dat de vrije arbeid in elk geval belemmerd wordt door die heerediensten
en ik zou daarom elk verder betoog kunnen voorbijgaan , ware het niet,
dat hier misschien eene enkele opmerking nuttig kan zijn omtrent
de voorstellingen van een schanderen schrijver, die thans als mi
nister van kolonien een overwegenden invloed kan uitoefenen op die
heerediensten . 1
Ik laat de kwestie in het midden , of de heerediensten in de ware
opvatting zijn te noemen eene belasting in arbeid , waaronder de
schrijver meent ze te moeten rangschikken . Misschien zou eene bisto
rische opklimming tot haren oorsprong in Indië , evenzeer als in Europa ,
leiden tot eene betrekking tusschen de rechten van den souverein of
den leenheer en den bebouwer van den grond. Ook kon het zijn , dat
in het regeeringsreglement eene uitlegging ware te vinden , met eene
belasting moeilijk overeen te brengen. Maar als eene vergelijking
wordt gemaakt met den arbeid bij de gemeentelijke wegen in Frankrijk ,
dan blijkt vooreerst, dat deze is verschuldigd door hen , die bij den
grond zijn betrokken : propriétaires , fermiers, of colon partiaire. Ten
andere is dezen de keus gelaten tusschen eene opbrengst in geld en
den arbeid. Bovendien hebben deze corvées alleen betrekking tot de
gemeenten communes) en totdusver is er geene sprake de dessa
diensten aan te roeren.
Indien al blijkt, hoe weinig volgens den aangehaalden schrijver die
communale diensten zijn afgekocht dan zou , alvorens een oordeel te
vellen , dienen te worden onderzocht of de geldelijke heffing niet te
boven gaat de waarde van den te verrichten arbeid. Ofschoon de
hand- en spandiensten over het algemeen afkoopbaar zijn gesteld ,
schijnt mij de omstandigheid , dat ze hier en daar toch bij voorkeur
worden verricht, geen voldoend bewijs voor hare deugdelijkheid , maar
wellicht, ja waarschijnlijk een uitvloeisel der bezwaren om op zekere tijden
verdiensten te bekomen , zoodat de dienstpraestatie dan minder be
zwarend dan eene opbrengst in geld is. Voorzeker zal dit van Java
niet wel gezegd kunnen worden , waar de vraag naar arbeid het aanbod
200 zeer overtreft.
Moeten de heerediensten echter als eene belasting worden aange.
merkt , dan drukken zij al zeer ongelijk , omdat zij alleen de grond
bezitters , een gedeelte van het volk slechts , treffen en de verdeeling

1 Aanteekeningen over koloniale onderwerpen door E. de Waal VIII , 2e ge


deelte : de heerediensten der gouvernementslanden op Java.
131

over de belastbaren alzoo niet billijk is , terwijl de tijd aan die diensten
besteed zelden aan de waarde van den arbeid opweegt en de traagheid nog
meer voedsel geeft. Als gij dien arbeid gadeslaat dan komt u in de
gedachte de verklaring van den Engelschen werkman voor eene par
lements-commissie ten aanzien der fransche werklieden. Work Sir ?
it cannot be called work they do ; it is only looking at it and wishing
it done. 1
Welk verschil, vraagt de schrijver aan hen , die de heerediensten
als een dekmantel van den dwang veroordeelen , bestaat in het afge
trokkene tusschen het vorderen van eene bepaalde hoeveelheid arbeid
en het vorderen van de vrucht van dien arbeid ? Dit verschil , dunkt
mij, dat de belasting in arbeid geheven wordt in eene waarde; die
niet gelijkmatig is en alzoo niet op gelijke lijn kan gesteld worden met
een algemeen ruilmiddel . Indirect geeft de staat aan dien arbeid
eene willekeurige waarde ; aan den arbeider overgelaten , zou hij wel.
licht daarvoor eene hoogere kunnen bekomen dan zijn aandeel in de
belasting van den staat , op het eene tijdstip meer dan op een ander.
Door te beschikken over de werkkrachten , het eenig kapitaal van
den arbeider , wordt hij belet daarvan de nfeest mogelijke rente te
behalen .
Eindelijk , als de heerediensten , zooals de ,, Aanteekenaar" vermeent,
humaan zijn , strookende met den volksaard , noodzakelijk voor het
staatsoogmerk , welk argument heeft men dan tegen de vordering
van persoonlijken arbeid bij de suikerfabrieken , die volgens de regeling
van van den Bosch zou treden in de plaats der belasting (de land
rente) ? Zou de aard van dien arbeid zoo veel bezwarender zijn ? Zijn
de afstanden te groot ? Immers wij worden door denzelfden schrijver
gewaarschuwd tegen overdrijving van dat bezwaar. „ De Javaan be
schouwt ze (natuurlijk binnen zekere grenzen) als bijzaak. Men lette
op de palen wegs , die hij gewoonlijk uit vrije keus noodeloos aflegt
voor zijn handel en andere vrije bedrijven.”
Indien de dienstplichtigheid voor 's hands niet kan gemist worden ,
„omdat zelfs tegen goed loon daarvoor niet overal vrijwillige arbeiders
genoeg verkrijgbaar waren ” , waarom is dan hetzelfde bezwaar van
den industrieel niet even gegrond te achten ?
Maar , zegt men wellicht , die heerediensten zijn in het algemeen be
lang noodig ; de ondernemer kan dezelfde aanspraken niet doen gelden.
Hoe , de staat , die beweert het kultuurstelsel in het algemeen belang
en dat van den inlander te handhaven , immers om hem „ tot arbeid
zaamheid op te leiden ,” gepaard aan de millioenen , die de schatkist
daarbij wint , zou onder dat algemeen belang dat der ondernemingen
niet tellen en aarzelt daartoe de heerediensten te bezigen , die even
als voor elk ander publiek werk , zoo zeer strooken zouden met den
volksaard en de gezindheid, zoo noodig zouden zijn wijl tegen goed
loon geen voldoende vrije arbeid is te verkrijgen ?
1 Sonior Outlines.
Settéra
Societriitr,e
Grezzan haine
13 %

De heerediensten belemmeren de nijverheid , hebben sommigen ge.


?

zegd. ,,Hetzelfde , - antwoordt de schrijver der Aanteekeningen ,


kan van elke belasting worden gezegd. Men bewijst dus te veel.” Ik
meen te mogen beweren , dat de heerediensten zonder afkoopbaarstel- .
ling meer dan eenige belasting de nijverheid belemmeren , want zij
beletten den belastingschuldige zelf te bepalen , hoe zijne belasting
af te dragen. Door belasting in heeredienst stelt de staat eene wille
keurige grens aan den loopenden prijs van den arbeid ; hij monopo
liseert de werkkrachten en de industrieelen worden van de algemeene
markt van den arbeid verdrongen , hier in meerdere , daar in mindere
mate , maar altijd belemmerend . Al biedt de industrieel het dubbele
der waarde , wat baat het hem ?
Indien het indisch bestuur gerechtigd is schroomeloos van die hee
rediensten gebruik te maken , dan vrees ik , dat daardoor den vrijen
arbeid bij de industrie schromelijk afbreuk zal worden gedaan .
Maar toch vinden wij wellicht eene uitkomst. „Onder de gegeven
omstandigheden voldoet de regeering , - hiermede besluit ik de aan
.

haling uit de Aanteekeningen ten opzichte der industrie aan alle


rechtmatige eischen door de heerediensten afkoopbaar te stellen ." Het
is onnoodig er op te wijzen , dat die afkoopbaarstelling het geop
perd bezwaar niet zou wegnemen , als toch vaak tegen goed loon
nog geen voldoende arbeid zal te verkrijgen zijn. Er is mijns bedunkens
echter dan wel reden tot geruststelling en wij verbeiden zeker met
ongeduld de vervulling dier onmisbare voorwaarde. Maar inmiddels
vraagt de industrie alweder , hoe zich te redden , zoolang het zoo ge
prezen hulpmiddel niet wordt uitgereikt.
En nu , Mijne Heeren ! wie zijn de ijverigste voorstanders van den
vrijen arbeid : zij die zich jaren lang verdiepen in schoone bespiege
lingen over zijne waarde en eischen , maar tot geene handeling over
gaan ; of zij, die de toepassing vragen , de middelen vorderen ?
Zouden wij niet verplicht zijn , zoo lang daaraan niet is roldaan ,
bij veel wat vrije arbeid heet , omzichtig in ons oordeel te zijn en
tegen zelfmisleiding te waken ?
Het is hoofdzakelijk uit het oogpunt der nijverheid , dat ik van de
hinderpalen der heerediensten heb gewaagd en ik meen het hierbij te
kunnen laten .
Ook het gemeenschappelijke van den arbeid wekt lusteloosheid en
traagheid. Waar de taak individueel wordt verricht , is meer belang
stelling en ijver te bespeuren , en het is daarom af te keuren , dat in
sommige streken het zoogenaamd surplus der plantloonen of de meer
dere opbrengst dan de aanvankelijke taxatie in gelijke aandeelen over
den geheelen aanplant wordt uitgekeerd.
Indien ik de klachten over de bezwaren om genoegzamen vrijen arbeid
te bekomen bij de europeesche industrie niet ongegrond kan achten , even
min kan ik instemmen met het uiterste , waarin anderen vervallen bij
huvne verklaring: er is geen vrije arbeid op Java. Vooreerst zou ik
mogen tegenstellen , dat de groote schaar van menoempangs in de
133

dessas vrije arbeiders zijn , door welbegrepen eigenbelang van de eu


ropeesche industrie teruggetrokken ; vervolgens de talrijke handelaren,
prauwvoerders , visschers en ambachtslieden , de neringdoenden en be
?

dienden ор de hoofdplaatsen waar geene heerediensten worden gevorderd.


Dit alles is , dunkt mij , genoeg bekend . Men vergete echter niet dat
thans sprake is van de suikerindustrie , gevestigd midden onder eene
bevolking , die hoofdzakelijk zich met den landbouw bezighoudt , ge
bonden aan het beperkte grondbezit en de daarop rustende diensten.
Wanneer wij onpartijdig de geschiedenis der suikerkultuur in Indie
raadplegen , zullen wij daarbij weinig of geen vrijwilligen arbeid aan
treffen , met uitzondering van de ambachtslieden , die over het algemeen
geen grond bezittende , zich aan de fabrieken verbinden. Ook vóór
het kultuurstelsel werden dezelfde bezwaren grootendeels ondervonden.
Wij behoeven niet op te klimmen tot het tijdvak der oude compagnie ,
toen een aantal suikermolens in de Bataviasche Ommelanden , waaruit
de regeering belangrijke winsten trok , onder de leiding van Chineezen
in alle opzichten den steun en de medewerking van het gouvernement
genoten , totdat door verschillende omstandigheden alle te niet gingen ;
evenmin ontlook de vrije arbeid bij de suikerindustrie onder het bestuur
van du Bus de Ghisignies. Een zijner tijdgenooten en vertrouwden
deelde ons mede , dat du Bus voorschotten aan de ondernemers ver
leende en de residenten aanschreef de fabrikanten behulpzaam te
1
zijn in het verkrijgen van boedjangs.
Gebrek aan handen was bij de suikerkultuur evenals bij de indigo
kultuur een groot bezwaar. In de resolutie van den gouverneur-generaal
in rade van 15 Nov. 1824 , nº. 29 , was de hulp van het bestuur toegezegd
bij de inhuring van boedjangs in Cheribon , Tagal en Pekalongan. ? De
inhuringen , welke zich tot Cheribon bepaalden , schijnen zeer bezwarend
geweest te zijn voor een gedeelte der bevolking. De personen , die daartoe
aangewezen werden , waren de sikeps , --- deelgerechtigde landbouwers ,
die dikwijls plaatsvervangers huurden , doch zelf moesten gaan , zoo
hun het vermogen ontbrak een plaatsvervanger te stellen. Wellicht
was de commissaris -generaal met de bijzonderheden der inhuringen
van boedjangs niet bekend. Zij werden eerst in 1834 door den resident
van Cheribon aan den gouverneur-generaal ad interim Baud medege
deeld 3 , toen hij een verzoek van den regent van Galoe , dat zijn 7

regentschap van de aanwijzing van boedjangs mocht uitgezonderd blijven ,


afwees, op grond dat landbouw en nijverheid behoorden te worden
ondersteund 4 .

1 De heer de Serière bij de beraadslaging in het Indisch Genootschap over


het gouvernements -kultuurstelsel op Java.
2 De Nederlandsche Oost-Indische bezittingen onder het bestuur van den
commissaris -generaal du Bus de Ghisignies, door jhr. mr. H. van der Wijck.
3 Van Deventer , Bijdragen tot de kennis van het landelijk stelsel .
4 Bij resolutie van 14 Nov. 1834 , nº. 7 werd echter als beginsel aangenomen , dat
de rekwisitiën op hoog gezag van den boedjang niet meer zouden plaats hebben,
134

Veelal wordt tot bewijs der onbestaanbaarheid van den vrijen arbeid
ook verwezen naar de rijstkultuur en de teelt van tweede gewassen .
Het is niet te ontkennen , dat zoowel europeesche ambtenaren als
inlandsche hoofden zich vaak daarmede inlaten , soms meer dan nuttig
en noodig is , en voorschriften geven als het beter zou zijn de regeling
aan de inzichten der bevolking over te laten. Het is ook niet te be
twisten , dat de inlander dikwerf zijne velden verwaarloost ; maar zou
dit niet een gevolg kunnen zijn van de weinige liefde, die hij toe
draagt aan een onbeduidend stukje grond , dat niet in al zijne behoeften
kan voorzien en het volgende jaar hem kan worden afgenomen, een gevolg
ook van de heerediensten , die hem in onzekerheid laten , wanneer hij on
gestoord zich aan zijne rijstvelden zal kunnen wijden ? Maar er is nog
eene omstandigheid , die het meest aanleiding geeft de bevelen der
hoofden af te wachten , namelijk de waterverdeeling , die ten gevolge
van het gemeenschappelijk landbezit door beambten geregeld wordt
en zonder hunne toestemming niet gebruikt kan worden .
Hoe de waterverdeeling , eenmaal onder vaste regels gebracht , tegen
het individueel grondbezit pleiten kan , hoe daarbij ook niet gemeen
overleg kan plaats hebben , is niet recht duidelijk , wanneer wij denken
aan Bali, Bamtam , Probolingo , Bezoeki , overal waar individueel
• landbezit wordt aangetroffen .
Maar ook dit onderwerp is meermalen in het Indisch Genootschap
behandeld en het is mijn voornemen noch mijne taak een nieuw betoog
te leveren der voordeelen van het individueel boven het communale
grondbezit dan voor zooveel de europeesche industrie betreft.
Kan men niet zonder grond een groote mate van zorgeloosheid,
weinig voortvarendheid of energie den Javaan ten laste leggen ,
een verwijt dat ik niet zal trachten te ontzenuwen , want evenmin
>

als aan een karakterschets de donkere kleuren voegen , daaraan zoo


dikwerf bijgezet , evenmin wensch ik van hem eene idylle te dichten ,
in de maatschappelijke zoowel als de levensomstandigheden in een land,
waar bovendien de middelen van bestaan zoo overvloedig zijn, ligt de ver
klaring dier zorgeloosheid en onverschilligheid , die grootendeels zou
wijken voor den invloed van individueel bezit , arbeid en kennis van
hoogere behoeften. Wil men niet eenzijdig zijn , dan bespeurt men
dien invloed o. a. in Bantam , waarvan wordt vermeld : de landbouw ,
deze hoofdtak van volksbestaan , heeft volgens den verslaggever zijn
wedergade niet in eenig gewest. Op vele plaatsen bemest de bevolking
hare velden ; woeste gronden worden in vruchtbare sawa en tipar velden
herschapen
Wij moeten , in den tegenwoordigen toestand niet voorbijzien
dat de bevolking volkomen beseft, dat de suikerindustrie haar geen
zeker levensbestaan kan aanbieden . Het is , als of voor haar ge
schreven waren de woorden , die ik eenigen tijd geleden aantrof in
een bericht van den nederlandschen consul te Flensburg : „ Es fehlen
I Verslag kamer van koophandel en nijverheid te Batavia 1867 , blz. 433 .
135

dem Lande die wichtigsten Bedingungen für die grossartige Betreibung


der Industrie und Triebkraft; vor allen Dingen fehlt es an Menschen
kraft , denn das volk hat im Allgemeinen für Fabriken keinen Sinn
und der Ackerbau entspricht viel mehr dem Character der Bevöl
kerung angenehm und unabhängig von Zufälligkeiten zu leben . "
Wellicht vinden wij in den loop onzer beschouwing een geschikt
middel om in die wisselvalligheden , in de zucht tot een vast levens
onderhoud te gemoet te komen.
Mij dunkt , Mijne Heeren ! redelijkerwijs kunnen de opgesomde hin
der palen tegen den vrijen arbeid niet worden ontkend en gij zult U
niet beroepen op uitzonderingen , waar hetzij individueel bezit , hetzij
vrijstelling van heerediensten , waarvan voorbeelden bestaan , juist vele
dier bezwaren wegnemen .
Maar ik moet toch ook nog ten aanzien van den fabriekarbeid doen
opmerken in welke tegenstrijdigheid men is vervallen en daarbij wijzen
op het consequente in het plan van den generaal van den Bosch ge
legen , die de suikerindustrie als een geheel beschouwende — den
arbeid op het veld en dien in de fabrieken de taak , het volk op
gelegd gelijkmatig verdeelde — een zeker getal voor de aanplantingen ,
een ander gedeelte voor vervoer of de diensten in de fabriek elk
deel eene gelijke opbrengst in de landrente vertegenwoordigende , allen
>

te zamen tot één resultaat medewerkende .


Dat verband is thans verbroken ; zelfs als de suikercommissie gewaagt
van de vermenging van de kultuur- met den koeliarbeid , is reeds
eene afwijking van de oorspronkelijke organisatie aangewezen , die
wel degelijk voor elk deel eene afzonderlijke taak beoogde.
De voorstanders van het kultuurstelsel, die dat geheel willen be
houden , blijven zich althans gelijk. Zij die het eerst die schakel ver
braken , ontrukten ook het eerst aan het gebouw een der hoeksteenen,
zij werden ontrouw aan het stelsel , aan hen is de schok te wijten daaraan
toegebracht, niet aan hen die in het kultuurstelsel een schadelijke
stichting ziende, geene gelegenheid verzuimden , noch verwaarloozen
mochten om in ernst zijnde daarin eene bres te schieten om het
eindelijk omver te werpen.
Maar ziet ook welken ongelijken toestand daaruit is ontstaan
tot welk onrecht , zou ik durven zeggen , men vervallen is. Immers
het loon van den planter regelt zich naar de opbrengst der fabricatie .
Op zich zelve is dit reeds eene onbillijkheid want of de planter trekt
voordeelen van den uitleg van kapitaal , waartoe hij niet heeft bijge
dragen of hij wordt tekort gedaan door gebrekkige fabricatie. Zoo dikwerf
is dit aangetoond dat een nader betoog overbodig schijnt. Intusschen
heeft elk andere wijze van berekening eigenaardige bezwaren. Eene
taxatie van het te veld staande riet biedt weinige zekerheid aan ; alleen
als de partijen vrijwillig daartoe overeenkomen, is er geene bedenking
tegen aan te voeren. Ook het gewicht van het riet wijst de waarde
daarvan niet aan . Kunstmiddelen kunnen dat gewicht verhoogen met
vermindering der waarde. Evenmin is de hoeveelheid riet altijd een
136

maatstaf der suikeropbrengst, zij hangt noodwendig zamen met het ge


gehalte. Hoe dit van elken plek op het veld te constateeren ?
Bij eene vrije rietteelt houden die bezwaren op. De planter be
rekent zijne kosten , de rente die hij van zijn grond verlangt of be
komen kan , de fabrikant bedingt de voorwaarden , die hem moeten
schadeloosstellen voor de productiekosten en hem de winst op zijne
onderneming waarborgt; de mededinging stelt in meer of mindere mate
de grenzen van een en ander.
Laissez faire , laissez aller – zietdaar de eenige maxime, die de
9
-

regeering daarbij heeft in acht te nemen .


Maar in het stelsel van verplichte kultuur is geene plaats voor die
bewegelijkheid ; eene vaste organisatie vervangt haar. De planter is ge
moeid in de resultaten van het gansche proces ; doch die uitkomsten
hangen niet meer alleen af van de werkwijze des ondernemers, maar
ook van de samenwerking van een factor, den fabriekarbeid, waarover
noch hij, noch de planter eenige macht uitoefent , welke integendeel
naar plaatselijke omstandigheden min of meer ontbreken , daar stilstand
of gebrek alle inspanning belemmeren of teleurstellen kan en tot
welke medewerking niet het minst door de staatsinstelling zelve ,
hinderpalen in den weg worden gelegd of althans niet worden op
geheven.
Kan het billijk en recht heeten , dat van zulk een gebrekkig rader
werk de rietproducent afhankelijk blijve ?
Nog iets. Zou de planter niet evenveel recht of aanspraak van de
gedwongen taak te worden ontheven , kunnen doen gelden als zijne land
genooten , die daaraan geen deel nemen ? Wil men zich op de nood
zakelijkheid beroepen , men beantwoorde dan vooraf de vraag : waarom
er voor den dwang bij de kultuur meer noodzakelijkheid bestaat dan
bij het vervoer , bij den fabriekarbeid of anderzins? Men bedenke echter
dat men zich zeer bedriegen of alweder in de oude fout vervallen zou om
te generaliseeren , indien men meende dat slechts een maatstaf en niet
zeer uiteenloopende locale omstandigheden moeten geraadpleegd worden.
De regeering verklaart dan ook in het jongst verschenen koloniaal
verslag : ,,Voor de werkzaamheden in de fabrieken kon de bemoeinis
des bestuurs nog niet geheel worden ontbeerd , ondanks het streven
der indische regeering om alle tusschenkomst harerzijds zooveel mo
gelijk te doen ophouden . '
Ook ten gunste van de vrije teelt is meer dan eene enkele uitzon
dering op den algemeenen toestand bij te brengen.
In de eerste plaats verdient vermelding wat in de residentie Cheribon
wordt aangetroffen . Men leest in het verslag der bataviasche kamer
van koophandel over 1867 :
„De particuliere suikerfabrieken Kalitandjong, Tjikeleng, Kalimaro;
2

Tjigobang , Djattipiring, Waled , Loewoeng Gadja, Djambar en Sa


kerto hebben gedurende 1867 gewerkt.
„ De uitgestrektheid der door deze ondernemingen met suikerriet
beplantte velden , heeft 1085 bouws, de hoeveelheid geproduceerde
137

suiker 39,624 pikols bedragen , gevende eene gemiddelde productie van


361 pikol per bouw.
„ De partikuliere suikerfabriek Tjikantjas werd ingetrokken , en de
gebouwen werden op vendutie verkocht.
„ De fabrieken Sigong en Sagarahyang staan sedert jaren stil , doch
verkeeren in bruikbaren toestand.
,, Eigenaren van de in deze residentie aanwezige ondernemingen , zijn
steeds de vroeger bekend gestelde personen .
„ De daarbij niet genoemde chineesche eigenaren van partikuliere
suikerfabrieken , zijn :
Loewoeng Gadja , Tan Tiangkeng.
Sakerta , Tan Soelong .
Djambar, Tan Longseng.
Sagarahyang ,
„ De weersgesteldheid was gedurende den geheelen maaltijd zeer
ongunstig
„ Des te opvallender zijn de , in vergelijking met 1866 , zooveel gun
stiger resultaten ; bij gelijken aanplant werd toch , in het afgeloopen jaar ,
7

een productie van ruim 7000 pikols meer verkregen dan in 1866 ,
zoodat de gemiddelde productie per bouw , in 1866 slechts 30 pikols
bedragende, steeg tot 364 pikol.
,,Vooral de partikuliere fabrieken in de afdeeling Sindanglaut hebben
bijzonder gunstig gewerkt.
„ De ondernemingen Kalimaro en Waled verkregen op een aanplant
van
122 en 59 bouws , eene productie van 7000 en 2860 pikols , dus
> >

gemiddeld 57 en 48 } pikol per bouw.


„ Deze gunstige resultaten zijn verkregen door het in verscheidene
fabrieken aanbrengen van nieuwe machinerien , door het in het alge
meen meer werken op kwantiteit dan kwaliteit der suiker en ook door
het intrekken of buiten werking stellen van eenige weinig renderende
of liever verliesgevende ondernemingen , gelegen in voor de partikuliere
suikerkultuur ongunstige streken .”
Het is te bejammeren , dat dergelijke belangrijke mededeelingen en
opgaven ook niet van elders bekend zijn . Inmiddels, hoezeer ver ten
achter bij de gouvernements -kultuur, verlevendigen de vermelde re
sultaten de hoop , dat de gezindheid tot de particuliere teelt zal toe
nemen .

Maar het is voorzichtig , vooral hierin met plaatselijke omstandigheden


en gesteldheid te rade te gaan . Het generaliseeren op Java heeft reeds
meer kwaad gebrouwen dan vermoed wordt. In diezelfde residentie
slaagt de particuliere ondernemer niet altijd . Het kan zijn nut hebben
daarvan een voorbeeld aan te halen , mij onlangs bericht.
Ten gevolge der dessasgewijze regeling van eene der gouvernements
rietaanplantingen werd een gedeelte van een district daaraan onttrokken ;
eene nabij gelegen particuliere suikerfabriek meende gemakkelijk die
velden in huur te kunnen erlangen en de bezitters te bewegen tegen
beter loon , dan zij hadden genoten , vrij riet te planten.
188

Niettemin werd de privaatondernemer daarin teleurgesteld en bij


onderzoek naar de oorzaken daarvan bleek , dat vele der bezitters, die
vroeger afgezien hadden van het sawabezit om zich aan den kultuur
arbeid te onttrekken , thans weder hunne rechten deden gelden , zoodat
dientengevolge de bevolking toenemende , de uitgestrektheid sawa
grond , over de bevolking omgeslagen , niet gedoogde daarvan eene
voldoende uitgestrektheid voor de suikerkultuur af te zonderen .
Over het algemeen kunnen, wanneer wij het laatst verschenen kolo
niaal verslag raadplegen , de resultaten der vrije suikerkultuur op
Java niet worden geroemd. De productie beliep in 1866 per bouw
van 27 tot 32.85 pikol ; twee fabrieken , werkende op gouvernements
contract , doch grootendeels met particulieren aanplant, wierpen ge
middeld af 45 pikol per bouw ! . Over het geheel gemiddeld 32.03
pikol per bouw .
De verschillende oorzaken te ontvouwen , die daarop invloed uitge
oefend hebben , zou ons te ver leiden ; deels zijn zij mij ook onbekend.
De korte berichten , die in het koloniaal verslag worden aangetroffen,
luiden :
Cheribon . De huurondernemingen in dit gewest bepalen zich tot de
suikerondernemingen Blender en Kadhipatten en de thee-onderneming
Tjarennang. De resultaten worden middelmatig genoemd. Blender bezit
geen eigen fabriek , maar de huurders doen den aanplant (voor 1866
niet meer dan 93 } bouw ) op de nabijgelegen particuliere fabriek
Djatipiring vermalen . De opbrengst was 3366 pikols , zijnde 36 pikols
per bouw tegen een gemiddeld van 44 pikols in 1865 .
Bij Kadhipatten is de suikeropbrengst minder gunstig , hetgeen wordt
toegeschreven aan uitputting van den grond . De administrateur had
daarom eene overeenkomst met de bevolking gesloten voor den inhuur
van dessagronden , hetgeen hem gelukt was met eene uitgestrektheid
van 118 bouws. De huurprijs bedroeg gemiddeld f 37 per bouw en
per jaar.
De aanplant wordt opgegeven te hebben bedragen 408 bouws en
de productie 12000 pikols , alzoo gemiddeld 29; pikol per bouw . Over
1867 zou de bereiding volgens het stelsel Montclar geschieden. Het
loon der gebezigde koelis , volgens opgaaf 600 à 800 man , bedraagt
in den regel 25 cent daags.
Pekalongan. In verhouding tot den aanplant (513 bouws)
kwam de suikerproductie van 1866 te staan op ruim 20 pikols per
bouw .
Passaroean . Alleen blijkt dat aldaar (Alkmaar) met suikerriet
waren beplant op het huurland zelf 290 en buiten het huurland , vrij
willig door de bevolking , 211 bouws, van welke gezamenlijke uitge
strektheid de oogst 19900 pikols beliep of gemiddeld omstreeks 40
pikols per bouw , zijnde belangrijk meer dan de gemiddelde productie
van vorige jaren.

' Zie bijlage No. XVI.


139

Landbouw op verhuurde landen in Soerakarta en Djokjokarta .


Aantal ondernemingen
Suikers . waarvan op Opbrengst. Geoogst van : alzou verkr . gemidd . p . bouw
gaven waren ingekomen
1863 39 92,719 pik . 4,450 bouws , 21 } pik .
1864 30 63,470 >> 3,782 >>
163 >
1865 27 96,708 Đ
3,578 27 >
1866 24 92,778 >> 3,654 257 >

Latere particuliere berichten gewagen van eene gunstiger productie


maar hieromtrent ontbreken echter nog de cijfers.
De gemiddelde opbrengst der particuliere ondernemingen is geweest
in de laatst bekende vijf jaren 461,720 pikol 's jaars ongerekend
hetgeen in de binnenlandsche consumtie is gebleven 1 .
Vele omstandigheden werken mede , om de productie van particuliere
ondernemingen tegen te houden. Ik heb in mijne eerste rede reeds
gewezen op het gemis van verwisselinggronden , soms moet men
zich te vreden stellen met tegalvelden , instede van sawagronden ; ook
het gemis aan besproeiings water wordt vaak ondervonden ; gebrek
aan brandstof is niet zelden een bezwaar , dat moeilijk kan worden
overwonnen , waar de ondernemingen op te kleine schaal zijn ingericht
om de kosten daarvan te kunnen dragen .
Over het algemeen zal derhalve bevonden worden , dat de toestand van
het grondbezit en verplichte landsdiensten de vrije teelt in den weg
staan. Vergunt mij eene schets te geven der lotgevallen van eene par
ticuliere onderneming ; de volkomen juiste voorstelling , uit de werke
lijkheid genomen , is aan geen twijfel onderhevig.
Met de landbouwers, welke zich tot aanplant van suikerriet genegen
betoonden , werden daartoe overeenkomsten aangegaan , waarbij de on 2
dernemer zich o. a. verbond voor een bouw aanplant op pomahans ? te
betalen f 166 } , f 125 of f 83 } , al naarmate het riet bij taxatie zou
blijken le , 2e of 3e soort te zijn , en de betaling te doen voor de
7

helft bij het sluiten van het contract , het derde kwart na de taxatie
en het overige nadat het riet zou zijn gesneden ; terwijl de planter
0. a. aannam om bij geheele of gedeeltelijke mislukking van den aan
plant het reeds ontvangene te restitueeren . De overeenkomsten wer
den overigens bij het gewestelijk bestuur geregistreerd , volgens de
bepalingen vervat in het Staatsblad 1838 , nº. 50.
In 1861 werden op die wijze overeenkomsten gesloten voor den aan
plant van ruim 367 bouw grond ; terwijl van vele aanbiedingen van

| Zie bijlage XVII.


2 Pomahan , ook wel pekarangan genoemd , zijn de erven waarop de inlanders
hunne woningen hebben gebouwd. Zij zijn erfelijk ; de aanspraken daarop komen
met het eigendomsrecht overeen . Zonder tusschenkomst of inmenging van
het dessabestuur wordt er over beschikt, tenzij zoodanig woonerf verlaten wordt ,
alsdan heeft het dessahoofd de bevoegdheid het aan een ander af te staan ,
hetzij in verwisseling van een ander, hetzij ten behoeve van eenigen menoempang ,
die in den gogolstand wenscht te worden opgenomen .
140

te veld staanden aanplant geen gebruik werd gemaakt , omdat het ,


bij de onzekerheid der uitkomsten , niet geraden werd geacht den
aanplant tot 400 bouws uit te breiden .
Intusschen is , met eene geringe uitzondering , slechts overeengekomen
kunnen worden voor aanplantingen op de pomahans, omdat het spoedig
bleek en bekend werd , dat aanplantingen op sawas , waartoe men
in verscheidene dessas anders genegen was en die wettiglijk konden
geschieden , door het hooger inlandsch bestuur der afdeeling niet
werden goedgekeurd.
Vooral werd de bevolking van onderscheidene dessas van het plan
ten van suikerriet op de haar ter beschikking overblijvende sawas
afgeschrikt, sedert een onderzoek plaats had omtrent een gecon
tracteerden aanplant, op 4 bouws gronden , welke nog wel als sawa
beschreven stonden , maar welke om hunne hoedanigheid en ligging
niet meer als zoodanig werden of konden worden aangemerkt, en die
dan ook sedert zeven jaren niet als zoodanig waren verdeeld geweest ,
maar als hooge sawagronden door de bevolking der dessa , waartoe ze
>

behooren , bij afwisseling met allerlei gewassen (echter geene padi)


zelfs eens met suikerriet voor particuliere rekening waren geplant ge
worden , zonder dat toen eenige aanmerking van het bestuur daarop
gevallen was.
Dat onderzoek had niettemin ten gevolge , dat de loerah der bedoelde
dessa werd ontslagen. In verband tot die gebeurtenis is het genoeg
hierbij te vermelden , dat , hoezeer te voren de landbouwers uit vele
dessas , hun voordeel daarin ziende , zich genegen verklaard hadden
voor de onderneming in dat jaar voor den oogst van het volgende
suikerriet op het te hunner beschikking overblijvende gedeelte hunner
sawas te planten en de ondernemer zich diensvolgens mocht vleien met
het uitzicht van omstreeks één honderd vijftig bouw aanplant op
sawas te kunnen erlangen , deze echter voor niet meer dan 38 bouw
aanplant op sawas heeft kunnen contracteeren , daar de landbouwers ,
die zich vroeger tot zulken aanplant zeer genegen betoonden , zich
later met hunne aanbiedingen hebben teruggetrokken , sommigen met
de verklaring , dat zij niet durfden."
De aanplant van suikerriet op sawas nu is verre te verkiezen boven
dien op pomahans, niet alleen om de betere kansen op een goeden
oogst , maar ook omdat het daarbij mogelijk is den aanplant meer ver
eenigd en binnen een beperkten kring te bekomen ; terwijl die op
pomahans slechts bij kleine gedeelten , meest van 100 tot 300 roeden
uitgestrektheid , kunnen verkregen worden en dien ten gevolge zeer
verspreid en ver van de fabriek verwijderd lagen .
Zoo was de aanplant verspreid in 148 dessas en op meer dan 1000
plaatsen , waarvan sommige tot op 12 palen afstand van de fabriek gelegen
waren ; terwijl daarvoor met niet minder dan 722 planters was gecontrac
teerd . De bezwaren , daaraan verbonden en de nadeelen daaruit voort
vloeiende , behoeven nauwelijks te worden aangewezen . Behalve dat
de hooge, meestal tusschen geboomte besloten gronden der pomahang
111

over het algemeen voor de suikerrietteelt weinig geschikt zijn en ,


meerendeels niet naar verkiezing bevochtigd of drooggelegd kunnende
worden , hier soms onder water geraken , dáár uitdroogen en elders nu
eens van water , dan weder van droogte te lijden hebben , zoodat het
riet op vele plaatsen lichtelijk uitsterft en verloren gaat , is buitendien
door de zeer verspreide ligging het gestadig toezicht, dat hoogst nood
zakelijk is , zeer moeilijk en kostbaar.
Een groot bezwaar bij den vrijwilligen aanplant en de bewaking en
verzorging van het gewas is ook gelegen in de menigvuldige kultuur-,
heere- en persoonlijke diensten , waartoe de landbouwers verplicht zijn ,
zich verplicht achten of waaraan zij althans hetzij ten rechte of ten onrechte
door ieder hunner meerderen gehouden worden. Een geregelde , vrijwillige
arbeid wordt hun daardoor onmogelijk gemaakt en waren vrouwen en
kinderen niet hier en daar bij hunnen vrijwilligen landbouwarbeid be .

hulpzaam geweest , dan zouden veel meer planters aan hunne verplich
7

tingen jegens den ondernemer niet hebben kunnen voldoen , dan nu


het geval is geweest.
De vermelde omstandigheden , welke eensdeels voor de vrijwillige
suikerrietteelt slechts weinig geschikte gronden overlaten en anderdeels
den vrijwilligen landbouwarbeid belemmeren , maken het welslagen eener
particuliere onderneming schier onmogelijk. De ondervinding heeft
zulks maar al te zeer aangetoond. Van den aanplant voor den volgenden
oogst , hoe ook bewaakt , werd berekend 27 ten honderd te min be
vonden te zijn. Dat zulks , met weinig uitzondering , niet aan den
onwil , de nalatigheid of onverschilligheid van de planters was te wijten ,
blijkt hieruit , dat zijn bevonden 51 gevallen van te min gecontrac
teerden aanplant, waarvan :
23 , waarin de aanplant geheel of gedeeltelijk is uitgestorven of niet
is opgekomen , zonder de schuld van de planters ;
12 , waarin te min is aangeplant, hetzij door vergissing bij meting,
hetzij door gebrek aan tijd ;
6 , waarin de aanplant is verwaarloosd of het riet is gesneden , door
dien de onderplanters geene betaling hadden ontvangen van de planters,
die gecontracteerd hadden (meestal loerahs, dorpshoofden) ;
5 , waarin de aanplant is verwaarloosd wegens onverschilligheid of
nalatigheid der planters, of doordien zij hunne dessas hadden verlaten ;
4 , waarin de voorgenomen en zelfs begonnen aanplant op sawas is
belet , door vrees voor overtreding en straf , en
één geval van opzettelijk bedrog (door een loerah) .
Hierbij verdient nog vermeld te worden , dat sommige planters meer
riet hadden aangeplant dan waartoe zij, volgens overeenkomst , verplicht
waren. De gemiddelde opbrengst van den aanwezigen aanplant bedroeg
per bouw ruim 1500 bossen riet van gemiddeld goede hoedanigheid.
De wijd verspreide en zeer verdeelde ligging der aanplantingen brengt
ook dit bezwaar en nadeel te weeg , dat het vervoer van het riet van
de velden naar de fabriek zeer moeilijk en hoogst kostbaar is. Het
spreekt van zelf , dat om dagelijks eene aan het vermogen der fabriek
>
142

geëvenredigde hoeveelheid riet aan den molen te ontvangen , door die


zeer verspreide ligging der aanplantiugen een veel grooter getal karren
vereischt wordt dan noodig zou zijn , wanneer de aanplantingen meer
vereenigd en dichter bij de fabriek gelegen waren . De karren zijn echter
niet dan tegen een hoog vervoerloon en een hoog voorschot daarop te
verkrijgen.
Voor het vervoer van het riet werden dan ook 203 karren aange
worven , maar de door de karrevoerders gevorderde betaling van 3; cent
per bos riet en f 10.- voorschot daarop moesten ingewilligd worden.
Ook het verlies van 27 pCt. van den gecontracteerden aanplant moest
wel op de kosten van vervoer van het riet drukken , daar toch door
de beduidende vermindering van het getal te oogsten bossen riet ,
welke daarvan het gevolg was , de voorschotien op het vervoerloon niet
geheel door het te verdienen vervoerloon gedekt werden en van het
geen de karrevoerders schuldig bleven , doorgaans niet veel terecht kwam .
De kosten der eigenlijke suikerbereiding bij de onderneming zijn ,
alles naar evenredigheid genomen , alleen meer geweest dan bij de
fabrieken , welke met de hulp van het bestuur werken door het gebruik
van stoom voor den molen en door de betaling aan de koelis van 30
cts. dagloon.
Hoewel een en ander en vooral het malen met eene stoommachine,
waarbij veel hout wordt verbruikt, de kosten der suikerbereiding aan
merkelijk verhoogt, zouden die nadeelen niet al te bezwarend zijn ,
vermits de vrije beschikking over het geheele product grootere voor
deelen daartegen overstelt.
Het suikerriet aan den molen daarentegen komt te duur te staan ,
niet door te hooge plantloonen , welke (bij eene opbrengst van ruim
1500 bossen riet gemiddeld per bouw en eene verhouding van le , 2e
1
en 3e soort riet) , omstreeks f 130.– per bouw beliepen ; maar door
dien , zooals hierboven is uiteengezet , een groot gedeelte van den
overeengekomen aanplant , en daarmede dat gedeelte der daarvoor reeds
gedane betalingen , hetwelk de planters niet bij machte zijn terug te
betalen , verloren gaat . Dit verlies dus moet berekend worden de
kosten van het werkelijk geoogste riet te verhoogen , evenals alle
kosten , welke te voren voor het vervoer en de verwerking van het
riet , dat van het verloren gedeelte voor den aanplant mocht worden
verwacht, gemaakt zijn en niet teruggevorderd of vergoed kunnen worden ;
Zonder die verliezen in rekening te brengen , kwam elke bos riet
aan den molen op 12 cts . te staan en het getal bossen , waaruit
gemiddeld een pikol suiker verkregen werd , op 720 ; terwijl bij eene
gemiddelde opbrengst van 30 pikol suiker per bouw geoogsten aan
plant , de pikol suiker f 12 kostte, ongerekend de renten van het aan
gewend aanleg- en bedrijfkapitaal.
Het vereischt geene nadere aantooning om te doen zien dat deze
1
i Bij dit plantloon dient in aanmerking genomen te worden , dat op goede
sawas het wel hooger zou loopen dan op deze arme en ongeschikte gronden.
1 13

uitkomsten , wel verre van eene redelijke winst voor den ondernemer
over te laten , zelfs de kosten der fabricatie nauwelijks konden dekken .
Wanneer de gegeven inlichtingen omtrent de werking en uitkomsten
dier onderneming zulks niet reeds duidelijk doen uitkomen , dan moest
het toch , na de opgedane ondervinding, de volle overtuiging van den
ondernemer worden , dat zoolang tot suikerbereiding slechts riet van
aanplantingen op pomahans te bekomen is , en zoolang de landbouwers
niet vrijer beschikken kunnen over hunnen tijd , die suikerbereiding
nimmer veel betere uitkomsten dan de vermelde zou kunnen opleveren ;
maar dat daarentegen , zoo aan de voor dergelijke onderneming plantende
>

landbouwers , zij het bij wijze van proef en binnen een zekeren kring ,
de vrije beschikking over hunne sawas en vrije beschikking over hunnen
tijd wierd gelaten , zij niet alleen tot vrijwilligen landbouw , welke hun
dan ruim betaald zou kunnen worden , zeer genegen zouden worden
bevonden , maar aan hunne verplichtingen daarbij zekerlijk ook zouden
voldoen ; dat zij zelven en de onderneming, die door hunnen vrijen
arbeid moest bestaan , daarbij wel zouden varen , en de nijverheid in
staat zou zijn eene geldelijke belasting aan den lande op te brengen ,
welke de waarde van der bevolking tegenwoordige belasting in arbeid
en der onbeloonde diensten ruimschoots zou opwegen. 1

Indien men beaamt, dat de moeilijkheden , om vrijen arbeid bij


de suikerindustrie te bekomen , indedaad niet denkbeeldig , maar een
noodwendig uitvloeisel zijn der bestaande orde van zaken , dan zou ?

de vraag kunnen worden opgeworpen ‫ܕ‬, of die in het algemeen door


legale middelen wordt verkregen .
Vooreerst zou ik kunnen wijzen op plaatselijke omstandigheden , die
zoo dikwerf uit het oog worden verloren ; ten andere zou ik mij
wenschen te onthouden van een lichtvaardig oordeel. Niemand toch is
bevoegd zonder overtuigend bewijs een blaam te werpen op wien ook
en bovendien is meestal de kennis der feiten verkregen door ver
trouwen , dat aan bijzondere personen geschonken is .
Maar al is het dat er reden tot vermoeden is >, dat vaak de toedracht
van zaken niet geheel zuiver is , dan blijft het verklaarbaar dat , door
den nood gedrongen , langs bijpaden wordt gezocht wat men liever
vond op den breeden koninklijken weg.
Maar onder de pogingen om de bezwaren te overwinnen , is er toch
een middel dat eene nadere beschouwing verdient , omdat het niet
7

alleen de suikerindustrie , maar in het algemeen alle ondernemingen


in meerdere of mindere mate betreft ; ik bedoel het gebruik om door
voorschotten zich te verzekeren van producten of van den arbeid .
Het is geene overdrijving, wanneer ik beweer , dat aanzienlijke sommen
daartoe worden besteed en dikwerf daarvan het grootste gedeelte ver
loren gaat door ontrouw aan de verbindtenissen en de onmogelijkheid
om eenig verhaal te bekomen. Deze voorschotten worden renteloos aan
i Tengevolge van al die moeilijkheden is die onderneming van welke ik uit de
werkelijkheid, als voorbeeld van onderscheiden anderen ,> deze bijzonderheden heb
vermeld , dan ook te niet gegaan .
144

den inlander verstrekt in weerwil dat de ondernemer daarvoor hoogen inte


rest voldoen moet. Deze feiten kunnen geene verwondering baren , wan >

neer men bedenkt , hoe weinig de inlander bezit ; hoe gering de pogingen
zijn geweest hem zijne zedelijke verplichtingen te doen inzien , welke
nietige uitslag wordt verkregen van een burgerlijke rechtsgeding tegen
hen , die met volle reden kunnen zeggen : Omnia mea mecum porto.
De werkman weet volkomen welk overwicht door al de belemmeringen
van den vrijen arbeid hij heeft bij het aanbod van zijne diensten .
Dat de arbeider van dien toestand gebruik maakt om voorwaarden
te bedingen , die de ondernemer moeilijk kan afslaan , wie zal het
wraken ? Doch de straffeloosheid , waarmede van den kant des Javaans
dikwijls die overeenkomsten moedwillig worden overtreden , hetzij door
zijne diensten of zijn product elders aan te bieden , hetzij door zich uit
de voeten te maken of eenvoudig zich om niets te bekreunen , zal voor
zeker een ieder veroordeelen . Niemand toch , van welke onbekrompene
denkwijze ook , zal zulk eene handeling , die , al valt zij niet onder het
>

bereik van het strafrecht , den naam van oplichting ten volle verdient,
in bescherming willen nemen. Zij doet mij denken aan den toestand
in Napels vóór 1804. „ Jedermann konnte ungestraft falliren , wenn er
vor einer Säule der Vicaria öffentlich seinen Hintern entblöszte . ” 1
De klacht is te algemeen dan dat zij niet ernstig de aandacht ver
dient. Het is een kanker , die aan de ontwikkeling van elke industrieele
>

onderneming knaagt. „ Ik weet wel , - zeide de heer Duymaer van


Twist in November 1859 , dat het een zeer teeder punt is ; maar
dit staat bij mij vast , dat degeen , die een middel wist te vinden om
aan dat bezwaar tegemoet te komen en om kort en goed recht te doen,
zonder de waarborgen , die men aan de inlandsche bevolking verschul
digd is , uit het oog te verliezen , eene groote dienst zou bewijzen aan
>

de ontwikkeling van den vrijen arbeid in Indië . "


Het voorschottenstelsel, indien wij het zoo mogen noemen , is een
natuurlijk gevolg van den socialen toestand , gekenmerkt door gebrek
aan kapitaal , en is als hulpmiddel daartegen niet verwerpelijk , hetzij
>

tot aankoop van landbouwwerktuigen of benoodigdheden , hetzij om in


des arbeiders onderhoud te voorzien tot aan het rijpen van zijn gewas
of in afwachting van den tijd, waarop zijn loon zal zijn verdiend.
De analogie van dit gebruik vinden wij schier overal in Britsch
Indië . De landbouw wordt er grootendeels op voorschotten gedreven
en talloos zijn de moeilijkheden en de oorzaken van misnoegen ge
weest , daaruit ontstaande; de inlandsche dorpsgeldhandelaar (maha
2
jun) eischt eene ongehoorde rente , minstens 20 of 30 pct. en vele
zijn de voorbeelden van pandelingschap of liever slavernij , waaraan
Hindoes zelven hunne landgenooten , - in wezenlijkheid glebae ad

1 Rehfues, Gemälde von Neapel ; ook door Roscher , National Oekonomie ,


aangehaald.
2 Minutes of Evidence taken before the select Committee on Colonization and
settlement ( India ) bl . 1909.
145

scripti , wegens schulden onderwierpen , evenals bij de oude Ger


manen , de oude Indiërs , de Israëliten en anderen .
Onmiskenbaar zou de heilzame invloed van europeesch kapitaal op
de ontwikkeling van welvaart zijn geweest , indien ook daar niet de
bezwaren waren ondervonden , om aan eene menigte kleine grondbe
zítters (soms ten getale van 6000 à 7000) ' voorschotten te verleenen
op overeenkomsten . De vele omslachtige en kostbare rechtsvorderingen,
uit kwade trouw ontstaande, de moeilijkheid tot bewijs van identiteit
van personen en goederen dwongen eindelijk vele handelaren in Liverpool ,
de fabrikanten van Manchester en theeplanters in Assam na groote
2
verliezen ondernemingen in Indie op te geven.
Herhaaldelijk is overwogen welke middelen zouden kunnen worden
gevonden om deze demoralisatie te voorkomen. Veelal is geantwoord ,
dat uit die overeenkomsten van zuiver burgerrechtelijken aard niet dan
eene civile actie voortspruit. En indedaad naar de begrippen onzer
rechtspleging is geene andere uitspraak mogelijk . Wel heeft men eens
in opzettelijk verzuim het karakter gezocht van oplichting , omschreven
in art. 29 der bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van
strafvorderingen in Nederlandsch Indie , maar ik betwijfel zeer of rechts
>

kundigen dat element of onderwerp van penaal recht op deze kwade


practijken zullen toepassen.
Niettemin is het niet te loochenen , dat de oplossing van elke ver
plichting in eene vordering tot schadevergoeding eerst een gevolg is
geweest van den natuurlijken gang der volksontwikkeling in onze
maatschappij
Dat behoort , verklaarde de heer Duymaer van Twist , tot de wes
tersche begrippen , die ter kwader ure in Indie zijn toegepast , – „ een
beginsel, dat in onze maatschappij kan gelden , maar niet in de in
dische , zooals zij nog is. Dit belemmert zeer de ontwikkeling van
vrijen arbeid .”
Men zegge niet , dat geenszins het staatsbelang , maar alleen par
ticuliere belangen daarin voorziening vorderen. Indien de staat de roeping
1 Zie als voren .
? De zoogenaamde indigo -riots (onlusten) worden dikwijls met de kwestie der
overeenkomsten verward . Zij ontsproten uit de verhooging der pachten , die aan
vankelijk op een laag cijfer door de europeesche grondeigenaren werden gelaten ,
onder voorwaarde dat de landbouwers indigo zouden planten tegen vastgestelde
prijzen >, die allengskens onevenredig geworden aan de zeer geklommen markt
prijzen , bij de planters het verlangen deden ontstaan voordeeliger producten
te bouwen ; de rijst werd gerekend meer dan de indigo op te brengen. De
landheeren trachtten evenwel te vergeefs hen door contracten , telkens ver
lengd met oploopende schulden , aan de indigoteelt te binden . Eindelijk genood
zaakt die eischen te laten varen en hunne voorschotten als verloren te beschou
wen , streefden zij er naar zich schadeloos te stellen door verhooging der pacht
sommen en betaling van den marktprijs der indigo , waartegen de riots in ver.
zet kwamen . Hieruit ontsproten de onlusten , waarvan zoo dikwijls is .
De kwestie van een coërcion bill of contractlaw had daarmede weinig
gemeen , Zie S. Laing , England's mission in the East.
146

begrijpt tot opleiding van het indische volk tot begrippen van zedelijkheid
en goede trouw , tot een waar verstand der verplichtingen van overeen
komsten, en als het tevens bewust is dat de maatschappelijke toestanden in
Indie totdusver niet tot maatstaf kunnen dienen van die , welke in Europa
hetzij terughouden van gelijke geldelijke overeenkomsten of ze noodeloos
maken , hetzij althans den arbeider aan zijne verplichting houden uit
>

vrees voor de gevolgen , - dan , dunkt mij, is het wel de overweging


waard , of het volksbelang niet bevorderd zou worden door een rechts
middel, om bewezen kwade practijken te stuiten of te bestraffen .
7

De vrees om den ondernemers een middel tot dwang of overscheersing


in de hand te geven , schijnt overdreven , waar het bewijs van misdrijf
gevorderd wordt. Het kan in de verte niet in de bedoeling liggen
om waar rampen of ziekte of eenig overmacht het nakomen eener ver
bindtenis verhinderen , die te straffen ; alleen van bedriegerijen of opzet
kan hier sprake zijn . Bovendien het belang des ondernemers zal hem
weerhouden anders dan een zeer matig gebruik van het middel te
maken , wel wetende , dat hij weerzin bij de bevolking zou opwekken
>

en , waar de vraag naar arbeid zoo weinig in verhouding tot het aanbod
is , hij zelf zich anders de middelen zou benemen zijn bedrijf voort te
>

zetten.
Men weet , dat de contractlaw , door het britsch - indisch bestuur
ontworpen , - straffen bedreigende tegen moedwillige en bedriegelijke
ontduiking van overeenkomsten , - door het opperbestuur is verworpen .
Niettemin werden onder eminente engelsche rechtsgeleerden voor
standers daarvan aangetroffen , die het ontwerp in strikte overeen
stemming met de beginselen der engelsche wet achtten. De indi
sche minister van finantien , S. Laing , voert ter verdediging daarvan
aan : „ Om het kwaad tegen te gaan , behoort in oostersche landen de
>

wet zoo eenvoudig en dadelijk werkend mogelijk te zijn , bovenal in


overeenstemming met het gezond verstand en het redelijke gevoel der
maatschappij. Tastbare oneerlijkheid moet criminaliter gestraft en niet
overgelaten worden aan de kansen of wisselvalligheden van eene lang
zame civile procedure. "
Maar ook in Nederlandsch Indie hebben zich stemmen verheven
om het euvel , zoo algemeen erkend , tegen te gaan . Bij voorkeur haal
>

ik aan de woorden van een algemeen geacht en bekend rechtsge


leerde en onmiskenbaar vrijzinnig man , mr. J. van Gennep :
,,Eindelijk komt het ons voor , dat, waar het ontwerp de onderwerping
der geschillen , uit de dienst overeenkomsten voortspruitend, aan den
burgerlijken rechter , niet als van zelf sprekend beschouwt, maar —
>

en zulks met het oog op de bestaande toestanden , zeer terecht — het


verbod om politiestraffen wegens de niet nakoming dier overeenkomsten
te bedreigen of op te leggen , uitdrukkelijk uitspreekt , eenig voor
behoud voor de gewone criminele strafvervolging , indien de criteria
van misdrijf mochten aanwezig zijn , als wenschelijk moet worden
aangezien .
„ Zoo herinneren wij ons in het Ned. W. v . h . R. een vonnis gelezen
147

te hebben , waarbij een werkman wegens oplichting werd veroordeeld ,


omdat hij , tegen genot van voorschot , bij twee verschillende werk
bazen zijnen arbeid voor denzelfden tijd had verbonden .
„ Deze en soortgelijke bedriegerijen , die door geene menschelijke
voorzienigheid kunnen worden voorkomen , verdienen eene strengere
repressie dan de civile actie , en het zoude mogelijk zijn , dat de politie
>

rechters , tevens hulpofficieren der criminele justitie , door eene ver


keerde opvatting der wetsbepaling , zich , op grond van het daarin
vervatte voorschrift , van de vervolging der zaak onthielden ”
Welk middel is aanwendbaar ; van welken aard zou eene wijziging
moeten zijn in de vigeerende bepalingen op de rechterlijke organisatie ?
Het is eene vraag , die ik het allerminst waag te beantwoorden ,
omdat mij daartoe ten eenenmale de noodige rechtskennis ontbreekt.
Men heeft gewaagd van het aanstellen van een reizend rechterlijk
ambtenaar in de meeste residentien , belast met de taak tot beslissing
van alle burgerlijke geschillen , die tusschen inlanders en ondernemers
ontstaan als vrederechter in de eerste plaats werkzaam .
Om elk gevaar voor eenigen zweem van pandelingschap te ontgaan ,
zou , dunkt mij, het verbod kunnen gelden tegen elke overschrijving
>

van schuld van een bepaalden termijn op een volgende ; eene nietig
verklaring van alle voorschotten , die niet binnen een zekeren te bepalen
billijken termijn kunnen worden afgelost of het te verdienen loon of
de waarde van het te leveren gewas , te boven gåan .
Dewijl het doel alleen is bedrog of moedwil te voorkomen of te
bestraffen , zouden de gevolgen van achterstand uit andere oorzaken
voor rekening en risico des ondernemers behooren te blijven.
Maar wat ook rechtvaardig en billijk moge worden genoemd , >

zeker is het mijns inziens in aller belang dat dergelijke geschillen


summierlijk worden behandeld en dat niet van de betrokken inlanders
gevorderd worde naar de soms op belangrijke afstanden gelegen hoofd
plaatsen op te komen .
De omslachtige wijze van procedeeren kan men leeren kennen uit de
rechtspleging in burgerlijke zaken , welke tot de kennisneming der
landraden behooren (Reglement op de uitoefening der politie , de bur
gerlijke rechtspleging en de strafvordering onder de inlanders en daar
mede gelijk gestelde personen , IX Titel ) ; welke procedure ten slotte
tot niets leidt dan tot nieuwe schade voor den ondernemer. Daaren
tegen zijn zaken van gering belang of eenvoudigen aard , van inlanders
>

tegen Europanen , vatbaar voor summiere behandeling , terwijl zoo


danige behandeling voor zaken , die niet te boven gaan twee honderd
gulden , door de wet bevolen wordt (Reglement burgerlijke rechtsvor
dering II Titel § 115 en VI Titel), zoodat in dit opzicht de Europeaan
in minder goede conditie verkeert dan de inlander .

Indien ik den toestand der suikerindustrie naar waarheid heb geschetst,


dan blijft de beschouwing over , op welke wijze de nadeelen , daaraan
148

verbonden , kunnen opgeheven worden ; welke weg moet worden in


geslagen om haar op duurzame grondslagen te vestigen 1 .
. De vraag is : in welke richting ? Wil men het behoud van het tegen
:

woordig stelsel ; koestert men geen weerzin tegen den verplichten ar


beid ; wordt deze integendeel als nuttige oefenschool voor den Javaan
beschouwd en indedaad der inlandsche bevolking die mate van on
mondigheid toegekend , waardoor het loslaten der banden en leidsels ,
waarin zij nog wordt gehouden , slechts tot haar eigen verderf zou
strekken ; is men van meening , dat do Javaan niet alleen geene
behoefte gevoelt aan individueel landbezit , maar daaraan een omme
keer in zeden en gewoonten , eene omwenteling in één woord ,
moet voorafgaan ; is de overtuiging gevestigd , dat de terugkeer naar
een natuurlijken toestand niet anders dan de oud-oostersche werke
loosheid in de hand werken en bestendigen zal , omdat de dessabe
volking zich met de opbrengst harer sawas en tweede gewassen vol
komen tevreden zal stellen ? ; kan men vrede hebben met dat stelsel
mits niet als organisatie van den arbeid , maar als eenvoudig stelsel
van belasting ; meent men dat dan de meeste grieven , die door de
vrienden van Indie tegen het stelsel worden ingebracht, van zelf ver
dwijnen zullen en de toestanden gedurig passender voor vrijen arbeid
3
zullen worden 3 , -- dan schijnt bij zulke gevoelens , wier oprechte be
doelingen bij velen niet mogen worden miskend , de oplossing zoo
moeilijk niet ; dan is daartoe , dunkt mij, geen maanden en maanden
>

lang onderzoek en peinzen noodig. Het ministerieel leven schiet blijkens


de ondervinding daartoe ook te kort. Evenmin zijn daarvoor enquêtes
of ondervragingen onmisbaar naar wat reeds zoo dikwerf is aangewezen .
Ik twijfel niet , dat eene beperking van de onmatige eischen van
de schatkist aan de inspanning van de industrie ruimte zou laten haar
eene hooge vlucht te doen nemen , de middelen doen ontstaan om den ar
beider en den grondbezitter hun rechtmatig deel te waarborgen , indien
tevens daarmede gepaard zou gaan zekerheid voor den ondernemer in
een ruim tijdperk .
Laat mij ondubbelzinnig verklaren , dat naar mijn inzicht het ver
langen van den ondernemer, om los van partijstrijd zijne belangen te
behartigen , en zoo verre in zijn vermogen ligt, deze hand aan hand
met die der overige daarbij betrokken partijen te doen gaan , allezins
te billijken is ; dat hij het niet is , die geroepen , maar die veeleer af
gewezen wordt om regelen vast te stellen voor zijn bedrijf , zoodat hij

1 Ofschoon dit gedeelte door den heer Millard , ter toelichting van het derde
hoofdpunt , op het convocatiebiljet aldus omschreven :
« Middelen tot vestiging eener duurzaam bloeiende suikerindustrie op Java. »
niet mondeling is voorgedragen , heeft de heer Millard er welwillend in toe
gestemd het aan het verslag dezer vergadering toe te voegen , om gelegenheid
te geven in de volgende bijeenkomst de discussie over de drie hoofdpunten te
kunnen openen . ( Noot der redactie .)
2 Tijdschrift voor Staathuishoudkunde en statistiek , 26e deel , 8e stuk , blz. 463.

3 R Fruin in de Gids van April 1865. Nederland's rechten en verplichtingen,


1.19

zich voegen moet naar beslissingen , van hem onafhankelijk. Die zegt
„périsse plutôt l'industrie qu’un principe" heeft voorzeker daartoe de
vrijheid ; maar hij verwachte van mij geene instemming.
Honderdmaal liever dan den ellendigen toestand , dien wij thans
aanschouwen , die de bronnen van de welvaart doet opdroogen en de
kapitalen doet wegsmelten of verdwijnen , zou ik verkiezen eene rege
ling in welken zin ook , die althans die rampen zou voorkomen.
Mocht daardoor geliefkoosde denkbeelden geene kans op spoediger
verwezenlijking overblijven dan wanneer een krachtige geest dien in
gang zou weten te doen vinden , wat nood , die dag zal gewis aanbreken
en ongetwijfeld door allen bij de industrie met blijdschap begroet
worden . Wij hadden dien , inmiddels voor ondergang beveiligd , kalm
kunnen afwachten , al misten wij de macht dien te vervroegen .
Maar ik vrees zeer dat wanneer het stelsel alleen in het licht ver
schijnt van een middel om den souverein het bepaald noodige slechts
te verschaffen om zijne verplichting te kunnen vervullen , al het overige
aan den arbeider overlatende , i de belangstelling daarin bij het neder
landsche volk zal wijken.
In elk geval vange men dan aan de noodlottige onzekerheid op te
heffen en , zoo men geenvrije kultuur wil , den strijd te beëindigen door
de voorschriften van het indisch regeerings reglement hiertoe betrek
kelijk te wijzigen of in te trekken .
Eene tweede vraag zou kunnen zijn : op welke wijze die onderlinge
belangen te regelen , waarbij althans eene partij, de inlandsche bevolking ,
niet wordt geraadpleegd. De eisch van den dag is : wettelijke regeling.
Maar wat al bedenkingen rijzen hierbij niet op ! Men sla slechts
een der suikercontracten op , waarin de verplichting van het gouverne
ment wordt gesteld om te doen planten . Zal de wetgeving eindelijk
het pleit over den aard en de rechten van den grondeigendom uit
maken ? Mij dunkt toch , de wet kan die verplichting niet ter neder
stellen , zonder vast te stellen of, en zoo ja , hoe over den grond kan
worden beschikt.
Maar bovendien : zijn de voorschriften niet reeds gegeven , dat de
:

suikerkultuur niet in den weg mag staan aan de teelt van genoegzame
voedingsmiddelen ; dat zij geschieden moet met eerbiediging van be
staande rechten en gebruiken , tegen minstens gelijke voordeelen als
de vrije teelt oplevert ?
Wil de volksvertegenwoordiging niet afdalen tot bijzonderheden ,
die zij niet kent , dan kan eene zoodanige regeling, op niets anders
nederkomen dan de zonderlinge wettelijke opdracht aan het indisch
bestuur , om art. 56 van het regeerings-reglement uit te voeren . Hoe
zou zij de eigenaardigheid van elke onderneming moeten kennen , hoe
de uiteenloopende plaatselijke gebruiken , de rechten der grondbezitters ?
Zij zou onverwijld moeten afstand doen van al de staatsvoordeelen
der kultures . Want mijns inziens , al is het ook niet uit te maken
| R. Fruin als voren .
150

wat het loon van de vrije teelt is , dan nog is geene andere gevolg
trekking mogelijk dan die van den heer van Nispen van Sevenaer,
uitgesproken bij de beraadslaging over het indisch regeeringsreglement ,
dat al de voordeelen , welke de kultuur oplevert , aan degenen die
het werk doen , moeten toevloeien ', natuurlijk behoudens de recht
matige heffing van landsbelasting .
Er is nog een ander moeilijk punt : het opheffen der bezwaren , zoo
doenlijk , die na een opzettelijk onderzoek ten aanzien der kultures
blijken te bestaan. Dat onderzoek heeft voor de suikerkultuur plaats
gehad. De commissie heeft uitgemaakt o. a. dat indien zou gehandhaafd
worden het planten op eigen gronden der dessas, geen ander middel
overschoot dan de intrekking van 4000 bouws , een tiende van den
geheelen aanplant.
Waarschijnlijk zou daarmede weinig nut gesticht en noodeloos de kul
tuur opgeofferd worden , maar de strikte uitleg der wet schijnt dit te
vorderen ; immers dat planten op eigen grond strookt toch wel met de
rechten en gebruiken der inlanders ($ 2 van art. 56).
Nog vele bezwaren komen mij voor den geest , die eene regeling in
den weg staan , anders dan langs den gewonen administrativen weg ,
waarop , dunkt mij , zij dan ook behoort te blijven als louter maatregel
>

van uitvoering. Zal eene wettelijke regeling althans iets meer zijn dan
eene overbodige formaliteit , dan zou zoodanige regeling gegrond moeten
zijn op gansch andere economische beginselen dan het tegenwoordig
stelsel in zich bevat.
Maar ik gevoel geene roeping te strijden over den vorm , waarin
eene nieuwe regeling behoort gegoten te worden , tenzij de discussien
in dit Genootschap daartoe aanleiding geven. Wachten wij liever af, of
de loods , die zich voorneemt ons in het ruime vaarwater te brengen ,
de klippen en ondiepten zal weten om te zeilen ,7 die zich , dunkt mij,
bij eene wettelijke regeling zullen voordoen .
Een punt , daarmede in nauw verband staande , verdient niettemin ,
geloof ik , onze aandacht, omdat het een gewichtigen invloed op den
aard en het bestaan der ondernemingen moet hebben ; ik doel op de
dikwijls besproken uitbesteding der contracten.
Het is een oud , ik zou haast zeggen verouderd denkbeeld, hoofd
zakelijk opgeworpen om gunstbetoon te weren . Maar sedert dat vrij
algemeen het besef is doorgedrongen , dat de uitgifte van nieuwe con
tracten , gegrond op verplichten arbeid , in strijd is met den geest der
wettelijke bepalingen , kan , dunkt mij , van geene gunsten meer sprake
zijn. En wat betreft de thans nog loopende contracten , meen ik na
al de verklaringen der regeering en de betuigingen der volksvertegen
diging , waarvan toch wel eenig practisch gevolg wordt verwacht , dat
zij zedelijk gebonden zijn den tegenwoordigen inhebbers de gelegenheid
te laten de lang geleden schade en verliezen te herstellen .
Zitting van 28 Juli 1854. Zie Handelingen der Regering en der Staten -Ge
neraal betreffende het reglement op het beleid der regering van Nederlandsch
Indie ; uitgegeven bij Kemink en Zoon.
151

Ik wil nu niet gewagen van al het zonderlinge, dat er in gelegen


is , eene onderneming, waartoe niet alleen kapitaal of eene groote
mate van vertrouwen , maar ook speciale kundigheden worden vereischt,
>

uit te besteden . Het maakt op mij den indruk als of men het beheer
van
een spoorweg of eene industrieele zaak deed aannemen : een zoo
onpractisch denkbeeld , dat men in het meest practische land der wereld ,
in Engeland , waar men dergelijke uitbestedingen ofinschrijvingen niet
kent , daarvan zou zeggen : „ all sense except common sense .”
Liever wil ik er op wijzen , dat eene uitbesteding noch in het belang
van den staat noch in dat der industrie plaats kan hebben . Uit den
staat ' , dien ik thans overleg , blijkt, dat zullen vervallen de volgende
contracten :
in 1869 1 in 1876 7

» 1870 1 1877 1

» 1871 33 29 1878 6
1872 13 1879 1
1873 17 1880 1
1874 3 1881 3
1875 2 1882 52
Wij zullen ons voor het oogenblik bepalen tot die in 1870 tot 1873,
te zamen 64 fabrieken .
Het is niet aannemelijk , dat het gouvernement die ondernemingen,
althans verreweg het grootste getal, zal laten te niet gaan ; ik geloof,
dat niemand daartoe den moed zal hebben. Bij uitbesteding neemt de staat
de fabrieken over naar taxatie van de betrekkelijke waarde voor den even
tueelen opvolger. Stelt die waarde zoo laag als met de gezonde reden is
overeen te brengen , dan vertegenwoordigen zij minstens twintig millioen
gulden .
De langdurige toestand van onzekerheid in Indie , het kwijnen van
het vertrouwen en het wegvloeien van kapitaal hebben alle uitzicht
verloren doen gaan dat zulk een bedrag , nog wel in een bijna gelijk tijdvak ,
zou worden verkregen ; de ondervinding heeft reeds ten opzichte van
enkele uitbestede fabrieken uitspraak gedaan .
Het behoeft geen betoog , dat hoe korter de contractstijd bepaald
worde , hoe beperkter het aanbod der mededingers zijn zoude , ten
einde zekerheid te hebben het bedrag van den koopschat met rente
in te winnen , behalve nog om zich te dekken tegen de onzekerheid
van eene taxatie na verloop van dien tijd.
3
Het denkbeeld is geopperd , ' om de uitbesteding aan te kondigen
4 jaren vóór de expiratie van het contract en de voorwaarde te
1 Bijlage no. XVIII. Bij koninklijk besluit van 29 Mei 1867 ( Ind. Staatsb. nº. 101)
zijn voor de uitbesteding eenige bepalingen gemaakt, die de uitzonderingen , ver
meld in de suikerregeling van 1863 , van toepassing daarop verklaren.
2 Lamahan , Banjardjawa , Wonopringo en Tjomal zijn hierbij niet opgeno
men , omdat die contracten reeds vervallen zijn en de beschikking daarover op
een nadere regeling wacht.
3 Door den heer Rochussen in de zitting der tweede kamer van 23 Juni 1868 ,
152

stellen , dat , indien de taxatie te boog liep , van de overneming daarvan


af te zien en eene nieuwe te doen oprichten. Maar behalve dat zoodanige
maatregel hard zou zijn en den bezitter geene andere keus laten zou
dan tegen geringer prijs , misschien ver beneden de waarde, zijne fabriek
over te leveren of de kapitalen reddeloos te zien verloren gaan , mag
gevraagd worden , of wel bedacht is , dat juist die maatregel den staat
nog minder voordeel zou opleveren , omdat de nieuwe contractant , be
ducht dat na afloop der overeenkomst hem een gelijk lot voor de deur
staat, wel bij zijne inschrijving zich daarop zou voorbereiden en rekening
maken .
Men bedenke daarbij welk een belangrijk kapitaal daardoor aan ver
nietiging wordt blootgesteld ; hoe weinig nieuw kapitaal aan de industrie
zou worden besteed , uit vrees daarvan niets te behouden dan wat later
de fabrieksgebouwen en machinerien slechts als afbraak zouden afwerpen.
Indien men de beschouwing deelt , dat den landbouwer de opbrengst
van zijne rietaanplantingen toekomt en dat de staat slechts aanspraak
kan maken op eene billijke grondbelasting , die alleen naar de waarde
van den grond behoort te worden bepaald , dan erlangt zoodanige
uitbesteding al den schijn eener exploitatie van des grondbezitters
voordeelen .
Maar bovendien is er geen redelijke twijfel, of die uitbesteding geeft
de ondernemingen prijs aan volslagen onzekerheid ; zij stuit nood
wendig allen vooruitgang , want in verbeteringen kan niemand zich
wagen zonder eenigen waarborg dat het kapitaal daaraan besteed , zal
worden terugbekomen ; zij benadeelt dientengevolge het belang van
den staat, door op de voorwaarden te drukken , en dat der bevolking
wier loon juist van die verbetering afhankelijk is .
De vergelijking die wel eens is gemaakt met de uitbesteding van
houtcontracten , faalt ten eenenmale , omdat daarbij van niets anders
sprake is dan van een landseigendom , het hout , dat in zekeren zin
wordt opgeveild , waarover de concessionaris zal kunnen beschikken op
zekere voorwaarden , die den prijs der waar aanwijst. De aard van
zoodanig contract of onderneming stemt het meest overeen met een
aannemingswerk.
In een woord , van hen , die naar eene vrije industrie streven , is de
>

wensch naar uitbesteding wel het meest onverklaarbaar, omdat zij het
dwangstelsel zou bestendigen en den weg afsnijden tot hervormingen in
dat stelsel. Zelfs een overgang tot de vrije teelt kan bezwaarlijk daarmede
gepaard gaan ; vooreerst omdat , indien al daarbij eene zekere jaarlijksche
vermindering der gedwongen kultuur werd bedongen, de mededingers
toch uit den aard der zaak slechts geringe zekerheid zouden kunnen erlan
gen van te slagen in het aanvullen dier vermindering van gouvernements
aanplant door vrije overeenkomsten , die wisselvallig en van vele plaat
selijke omstandigheden afhankelijk zijnde , de inschrijvingen zouden
doen ontaarden in een louter kans- of dobbelspel. Te minder kunnen
de voorstanders der uitbesteding haar daarmede vereenigbaar achten ,
omdat met vele redenen is aangetoond , waarom gehandhaafd is het
>
153

verbod om ander suikerriet in de fabriek te ontvangen of te verwerken


dan hetwelk afkomstig is van den aanplant , welke ten behoeve der on
derneming , waartoe de fabriek behoort op last der regeering is ge
schied en zulks totdat daaromtrent andere regelen zullen zijn vast
gesteld . ”
Maar ook al worden deze redenen niet beaamd, dan is toch dien
tengevolge niets geschied om dien overgang voor te bereiden , proeven
daarmede te nemen , of maatregelen of voorzorgen te beramen ; 200
dat bij eene uitbesteding niet de minste waarborg tot welslagen
bestaat.
Wat ettelijke jaren geleden door sommigen wenschelijk moge zijn
geacht, kan onder veranderde omstandigheden en inzichten en de toe
nemende denkbeelden van nieuwe grondslagen voor de industrie niet
meer worden aangekleefd zonder gevaar voor het verwijt, daarmede
geen gelijken tred te houden .
Ware thans uitsluitend sprake van de tegenwoordige inhebbers der
contracten , veel zou misschien in hun belang onder de bestaande
omstandigheden te zeggen vallen ter aanbeveling van die uitbesteding.
Immers als wij letten op het groot aantal expireerende contracten , de
schuchterheid van het kapitaal , het geknakt vertrouwen en de eigen
aardige voordeelen , die elk bezitter heeft boven zijne mededingers, dan
is er groote kans dat hem het veld vrijgelaten zou worden.
Maar dat alles kan het beginsel zelf niet doen aan prijzen , want de
industrie zou daarom niet minder aan ongewisheid zijn blootgesteld. En
mogen ook al die voordeelen niet dan denkbeeldig geacht worden , dan
nog behooren voor hen althans, die ernstig den overgang willen van het
bestaande stelsel tot dat , waarop de wetgever in art. 56 van het re
geerings-reglement gedoeld heeft , de woorden niet verloren te gaan van
een aantal handelaren en industrieelen op Java in een ontwerp der
tweede kamer van de staten - generaal aangeboden in Maart 1866 ,
waarbij het beginsel , dat in het vervolg van geene uitbesteding van
geëxpireerde contracten meer sprake zal zijn , als billijk , rechtvaardig
en staatkundig wordt gekenmerkt.
„ Billijk en rechtvaardig , wijl het eene gansch andere beteekenis erlangt
voor den tegenwoordigen eigenaar eener onderneming, of zijne fabriek
zal gewaardeerd worden met het oog op een nieuw tienjarig gouver
nements contract op gelijke grondslagen als vroeger , dan of de waarde
>

der zaak zal bepaald worden naar een contract, waarbij telken jare
de tusschenkomst der regeering wordt ingekrompen , om in de laatste
>

twee of drie jaren nagenoeg geheel op te houden . Staatkundig , wijl tot


het nemen van de door de regeering gewenschte proef, om langzamer
hand tot een anderen staat van zaken te geraken , zich hoogst waar
schijnlijk geene nieuwe ondernemers zullen aanmelden , maar daarentegen
de tegenwoordige contractanten ongetwijfeld bereid zullen worden

i Zie art. 18 der nota van toelichting van het koninklijk besluit van 26 Juli
1863 , lit H 3.
10
151

bevonden , om al hunne krachten in te spannen , ten einde hunne


ondernemingen in stand te doen blijven.” 1
Het is eene betrekkelijk gemakkelijke taak al de bezwaren en na
deelen van het bestaande op te sommen , niet zoo licht valt het de
maatregelen aan te wijzen , die tot een beteren toestand kunnen leiden.
Meer dan één plan is daartoe geopperd. Wij kunnen ons echter met
allen niet bezighouden , het minst met die , welke de bemoeinis van
den staat op groote schaal zouden uitbreiden , of die niet strooken met
den geest der wet , of geene der hinderpalen zouden opheffen om de
suikerindustrie op hechten en duurzamen grondslag te vestigen.
Het denkbeeld , te berde gebracht om de aanplantingen der bestaande
ondernemingen te verplaatsen naar woeste gronden en beide door
2
tramways in verbinding te brengen , ? wensch ik evenwel aan te roeren
om
er de aandacht op te vestigen. Hoe wij ook behooren te waar
deren de studie der indische toestanden en de onmiskenbare belang
stelling van den voorsteller , wij kunnen niet onopgemerkt laten , hoe
gemis aan plaatselijke kennis het onuitvoerlijke van dat denkbeeld
voorbij heeft doen zien . Immers indien de schrijver zich toch voorstelt
dat die woeste gronden vaak op groote afstanden liggen , bij uitzon
dering in de vlakte , meestal in het gebergte , genaakbaar slechts door
bosschen , over ravijnen of langs schier onbegaanbare wegen , in eene
9

zône waar het suikerriet niet of slecht gedijen kan , dat tallooze hel
lingen , soms wilde bergstroomen aan het gebruik van tramways onover
komelijke hinderpalen in den weg zouden leggen of het vervoer 200
zeer vertragen , dat het riet niet weinig aan bederf zou zijn blootgesteld
en zeer zeker buitengewone kosten veroorzaken , — dan waarschijnlijk
zal ons geacht medelid dat plan om de suikerrietkultuur van de stre
ken , waar eene dichte bevolking de beste hulpmiddelen aanbieden kan
en waaronder zij welvaart kan verspreiden naar de wildernissen te
verbannen , weldra vaarwel zeggen .
Aan den schrijver van „ Het cultuurstelsel en art. 56 van het regerings
"

reglement”, den heer H. J. Lion , komt de eer toe het eerst eene
>

proeve te hebben geleverd ter practische oplossing der kwestie van


eenen overgang der suikerkultuur in vrije teelt.
Bij menigeen heeft zij bijval gevonden ; de grondslag daarvan is eene
jaarlijksche vermindering van den gedwongen aanplant , met vrijheid van
den ondernemer om die reductie aan te vullen met vrijen aanplant door
middel van overeenkomsten met de bevolking.
Het aangehaald geschrift is reeds tien jaren oud. Ook ten opzichte
daarvan geldt: il faut juger les écrits d'après leur date. Ik stel
mij voor dat de schrijver , met het besef hoeveel vorderingen de denk
beelden omtrent grondeigendom en het opheffen van heerediensten
hebben gemaakt, thans belangrijke wijzigingen in zijn ontwerp zal
brengen .
| Nota van toelichting van eene Proeve ter regeling van de belangen der
suiker - industrie op Java .
? Heeft Iulië behoefte aan hervorming door J. C. Joosten , bladz. 68,
155

Laat ons voor een oogenblik wegdenken de bezwaren bij jaarlijksche


verdeeling der velden , die geloof ik zonder de verplichte suikerkultuur
spoedig zouden ophouden , maar thans toch beletten lang genoeg voor den
suikerrietaanplant over den grond te kunnen beschikken , dan nog blij
ven over de groote moeilijkheden om op niet te groote afstanden op een
geregelden aanplant te kunnen rekenen ; met een honderdtal grondbe
zitters te moeten contracteeren ; niet steeds een genoegzaam getal wissel
gronden te hebben , of, ware dit laatste bezwaar te boven te komen ,
het nadeel , dat slechts om een zeker getal jaren dezelfde landbouwers
riet planten zouden , waardoor hunne zorg en belangstelling zouden
verflauwen ; het gemis aan gelegenheid de gronden wetenschappelijk
te verbeteren ; het aanleggen van nieuwe wegen en bruggen bij het telkens
afwisselen van het terrein der aanplantingen ; de onzekerheid om altijd
over het noodige besproeiingswater te beschikken ; de strijd tusschen
het belang , hetwelk de inlandsche hoofden hebben bij den gouverne
mentsaanplant en dat van den vrijen planter; de invloed dier hoofden
welke niet is te weren en die het gevaar voor misbruiken of althans
schijnvrijheid doet ontstaan .
Zulk een stap tot de vrije teelt moge tien jaren geleden belangrijk
zijn geacht , sedert zijn de bezwaren van den economischen toestand van
den grond voor de suikerkultuur te zeer ondervonden , om ongewijzigd
met dat plan vrede te kunnen hebben .
Ik gewaag thans niet van de nadeelen eener vrije naast eene ge
dwongene kultuur. Ook wil ik het bezwaar om de betaling der laatste
of de levering aan het gouvernement zonder schade voor de planters
of den staat te regelen , niet te zwaar wegen , omdat ik meen , dat
daarop wel iets te vinden is ; maar ik vrees dat de suikerindustrie aan
eene wisselvalligheid zou worden blootgesteld , die haar in groot gevaar
zou brengen .
Maar bovendien het plan van den heer Lion is gegrond op de con

currentie der hoofden , op de beginselen , vervat in het besluit van 25


December 1838 ( Staatsblad no 50).
Bondig en onwederlegbaar is door hem aangetoond , dat in de tegen
woordige organisatie die medewerking niet is te ontberen , individueele
overeenkomsten noch mogelijk , noch raadzaam zijn.
Evenwel zijn de overeenkomsten met de oudsten en voornaamsten
der dessas, waarvan in het aangehaald besluit sprake is , later verboden en
is slechts het contracteeren individueel met de bezitters of gebruikers der
gronden toegelaten (besluit van 7 November 1863 , Staatsblad no 152.)
Wij hebben thans niet te onderzoeken , welke beweegredenen die
ordonnantie in het leven hebben geroepen , waarschijnlijk met het uitzicht
op de werking van de beginselen der in aantocht zijnde kultuurwet.
Wil men onbevangen oordeelen , dan moet mijns bedunkens toegegeven
worden , dat zelfs geen schijn van vrijheid kan bestaan bij overeenkomsten ,
waarbij de beteekenis van het individu verloren gaat. Het bestuur door
den invloed der inlandsche hoofden moge een gemakkelijk middel zijn ,
het is niettemin de vraag of het ook een goed middel is. Het bestaan der
150

industrie daarop te vestigen , komt mij voor te zijn het bouwen op een
zandgrond. Aan den anderen kant kunnen slechts bij uitzondering over
eenkomsten voor aanplantingen tot stand komen , waar het individueel
bezit niet erkend wordt.
Feitelijk zijn derhalve de overeenkomsten tot vrijen aanplant eene
onmogelijkheid geworden ; doch al ware dit zoo niet , dan nog zou de
onzekerheid blijven bestaan een voldoenden aanplant te bekomen binnen
den omtrek der onderneming en , last but not least , het zoo noodig voor
werp , voor onderzetting vatbaar, zou ten eenenmale ontbreken.
Hoe weinig die wisselvallige overeenkomsten zekerheid aanbieden ,
heeft de ondervinding bewezen . Men leze het opmerkelijk verslag van
den heer van Limburg Brouwer , die geene pogingen onaangewend
heeft gelaten om de katoenteelt in Indie te verspreiden , doch die
heeft moeten opgeven uit hoofde der banden , waaronder de indische
landbouwer ligt. 1
Het nederlandsch landhuishoudkundig congres te Breda stelde onder
scheidene vragen omtrent het aankweeken in Indie van zekere gewassen
en het gebruik van den stoomploeg en steeds werd het antwoord terug
gebracht: geef ons slechts grond en wij zullen dergelijke zaken beproeven,
steunen en in gebruik nemen , als dat voordeelig is. ?
Het is reeds door mij opgemerkt , dat wel het recht van opstal ,
maar uit den aard der zaak de suikercontracten geenszins voor onder
zetting vatbaar zijn. Ik behoef niet te herhalen hoe noodig het is tot
ontwikkeling, dat het kapitaal aan de industrie toevertrouwd , zoodanigen
waarborg schenken kunne , en dit doel niet kan bereikt worden door
de overeenkomsten , waarover wij thans spreken. Maar ware er nog een
afdoend bewijs noodig , dan zou ik wijzen op al de moeilijkheden ,
die ontstaan zijn uit den wettelijken toestand der huurlanden in de
Vorstenlanden , die de belanghebbenden herhaaldelijk als eene levens

1 Zie het artikel: de Nederlandsch Indische katoenmaatschappij in het Bijblad


van den Economist 1865.
2 Verslag kamer van koophandel en nijverheid te Batavia over 1866.
3 Het is op grond daarvan , dat het verbod aan de openbare administratien ,
om fondsen te beleenen bij de suikerfabrieken, wordt verdedigd. ( Tijdschrift van
Ned. , Indie Januari 1866) Daartegen kan worden aangevoerd , dat in dentegen
woordigen toestand , die ten eenemale vreemd is aan onze rechtsbegrippen , een
beroep op rechtsgevolgen niet wel schijnt te kunnen gelden , niet alleen omdat
7

het niet is gepaard gegaan met eene hervorming van dien toestand en vele
beleeningen sedert tal van jaren zich naar dien toestand geregeld hadden ,
maar ook omdat de regeering dien heeft gesanctioneerd door het voorbeeld
om groote sommen uit 's Rijks schatkist onder verband der ondernemingen te
laten .
Plotseling en partieel zuivere rechtsbegrippen toe te passen op een stand
van zaken , die daaraan geheel vreemd is , en nog wel in oogenblikken van
crisis , schijnt mij onrechtvaardigheid jegens privaat personen . Moest de
regeering daarin consequent te werk gaan , hoeveel zou zij niet reeds dadelijk
van bare eigen instellingen en voorschriften moeten prijs geven
157

kwestie hebben doen aandringen op het vestigen van een zakelijk recht
voor die overeenkomsten .
Er is voorzeker geen meer aanbevelingswaardig beginsel dan de ver
deeling van den arbeid. De afscheiding der kultuur van de fabricatie
moet als einddoel ons streven zijn. Maar die verdeeling moet gegrond
zijn op eene samenwerkende ontwikkeling van alle bestanddeelen, en
het is alleen naar mate dier ontwikkeling , dat wij in de geschiedenis
van den arbeid de verdeeling zien ontstaan .
De suikerkultuur op Java laat in dat opzicht nog veel te wenschen over.
De uitkomsten der fabricatie zijn wellicht meer dan bij eenigen anderen
tak van nijverheid van de grondstof afhankelijk.
Vergunt mij een oogenblik daarbij stil te staan .
Zeer juist zegt de kundige Reynoso , dat de ware werkplaats der
suikerindustrie op het veld is.
Er is wellicht geen tak van nijverheid , die meer, althans zooveel
wetenschappelijke kennis vereischt als de suikerindustrie , zonder twijfel
gegrond op ervaring, maar in de eerste plaats toch op de kennis der
vorming van de zelfstandigheden en hare physiologische samenstelling
der verschillende varieteiten ; der invloeden op het suikersap van de
bestanddeelen , die het riet uit den bodem opneemt; der totdusver
niet voldoend opgeloste oorzaken van de beduidende stroopvorming uit
het sap van omgevallen riet , en van vele verschijnselen , die de kultuur
in het nauwste verband brengen met de fabricatie , doch wier uiteen
>

zetting hier niet wel besproken kan worden .


Ce ne sont pas les faits qui manquent à la science ; c'est bien plus
souvent la science qui manque aux faits. 2
Zou het wel noodig zijn de uitwerkselen van het draineerstelsel
te herinneren , de keuze van mestspeciën , in een woord de gevolgen
van een wetenschappelijk kultuurstelsel ?
Eene reeks van wetenschappelijke mannen in Indie , als Fromberg ,
>

Rost van Tonningen , Mayer en Krajenbrink , hebben hunne aandacht


geschonken aan grond -analyses, bemesting enz. en de suikerbereiding
in het algemeen. Indien de landbouw er niet bij gewonnen heeft
zooveel als velen wenschten , dan is voorzeker de toestand van het
grondbezit geene der minste oorzaken daarvan. 3

i Zie het belangrijk opstel van den heer Mirandolle in het Tijdschrift van Ned .
Indie en het later verslag der bijeenkomsten van landhuurders in de Vorsten
landen in het Nieuw Bataviaasch Handelsblad van 16 December 1868.
2
? Dubrunfaut , La canne et ses produits.
3 Een dier heeren werd dringend uitgenoodigd door de fabrikanten om ,
met vergoeding van alle kosten van het daarvoor noodig personeel, zich op
eene der hoofdplaatsen te vestigen , en het gouvernement werd aangezocht
op hunne kosten de chemische inrichting van Buitenzorg naar Soerabaya te
verplaatsen. Op grond der weinige vooruitzichten op verbetering ten gevolge van
economische toestanden werd dit aanbod van de hand gewezen , dat zoowel
eene waardering was der verdiensten van den heer Rost van Tonningen als een
bewijs , dat de ondernemers geene kosten ontzagen om hunne industrie te doen
vooruitgaan. De uitkomsten der agricultuur -chemie werden in de wetenschappelijke
158

Het is moeilijk eene vergelijking te maken met de grondstoffen , die


andere industriën behoeven , als katoenweverijen en spinnerijen, en de
noodzakelijkheid voor haar gronden te bezitten om de grondstof te telen ,
omdat de landbouwchemie aantoont, dat de suikerfabrikaat grootendeels
van het stelsel van bebouwing afhankelijk is , terwijl hij gebonden is aan de
hoedanigheid van het riet , dat in den onmiddellijken omtrek geteeld
wordt en hem geene keus gelaten wordt als in het voorbeeld van
katoen of dergelijke producten , welke de fabrikant onverschillig waar
en van hoe ver zich kan aanschaffen .
Het is de fabricatie , die de fouten en leemten in de suikerrietteelt
aan wijst , de stoffen ontdekt, die de onkristalliseerbare bestanddeelen
vormen of doen toenemen , en alzoo grondsoorten of meststoffen doet
opsporen of de middelen om den grond te verbeteren aan de hand
geeft, ten einde het sap , in het riet verborgen , de grootste mate van
rijkdom aan suiker te doen bevatten .
Zeer zeker is het niet noodig te betoogen , dat door verbeterden
landbouw het suikergehalte kan stijgen ; dat door drainage, bemes
ting , diepere beplanting de opbrengst van riet kan toenemen; dat van
de zorgvuldige keuze van stekken de hoedanigheid van het riet afhangt ;
dat door eene tijdige' waterloozing bederf wordt voorkomen en dat
tegen verbastering van het riet gewaakt moet worden .
Men denke daarbij aan den weinig ontwikkelden landbouw van den Ja
vaan ; aan den eenvoudigen wloekoe ( inlandschen ploeg) , dien het hem
wellicht valt op den schouder naar het land te brengen , of weder
huiswaarts te voeren , die slechts een stukje ijzer behoeft voor het
kouter of een enkelen gang naar het nabij gelegen bosch kost om den
ruwen ploegboom aan te schaffen , maar ter nauwernood geschikt is
de oppervlakte der aarde te omwoelen ; aan den patjol (houweel),
waarmede zoo weinig wordt omgespit ; aan de aret (krom mesje ), dat
het riet afsnijdt. En dan mag ik , dunkt mij , wel vragen , of het te ver
wachten is , dat aan dien primitiven landbouw de kultuur van de kos
telijke suikerplant is over te laten zonder leiding of invloed van
europeesche intelligentie.
Er is ongetwijfeld voor den ondernemer een groot voordeel in ge
legen , niet gemoeid te zijn in eene tweeledige onderneming , - ор op
het veld en in de werkplaats , – maar ook in Europa heeft de onder
vinding geleerd , dat al is de eigen kultuur kostbaarder , bij den aanplant
van den beetwortel , voorlichting en leiding onmisbaar zijn geweest en
eerst later , als de wetenschap hare lessen tot eene gewoonte gemaakt
of de kennis van den landbouw opgebouwd had , hetzij door talrijke
proefnemingen , hetzij door het verspreiden van geschriften voor hem
vatbaar, de kultuur van de fabricatie kan worden losgemaakt.
In 1830 was de beetwortelsuikerkultuur nog zoo zeer ten achter
of zoo weinig gezocht, dat de fabrikanten wel verplicht waren den
periodieken van het moederland zeer geprezen ; maar het scheikundig labora
torium te Buitenzorg werd kort daarna ingetrokken en de kundige en ervaren
agricultuur- chemist in eene administrative betrekking overgeplaatst.
159

wortel zelf voort te brengen . En nog steeds streven alle ondernemers


in Europa er naar om gronden te bekomen , ten einde eigen beet
wortelcultuur te drijven. In Duitschland regelen ve grondeigenaren
zelven de beetwortelteelt, leggen zich hoofdzakelijk toe op den inten
siven bouw en een hoog gehalte van het sap en geven hunne pachters
de noodige voorschriften , terwijl vele dier eigenaren tevens suiker
fabrikanten zijn , weten zij het best welk stelsel van landbouw het
meest der fabricatie bevorderlijk is
Men geloove niet , dat ik door al het aangehaalde het uitzicht wil be
nemen , dat de indische landbouwer niet eenmaal door goede voorbeelden
zal kunnen worden geleid tot ontwikkelde kultuur. In het algemeen
ken ik den Javaan even veel zoo niet meer natuurlijke vatbaarheid toe
dan den ruweren westerschen boer , maar gehecht aan de adat , is
hij daarin gelijk aan den landman in het meer beschaafd Europa , die
evenzeer aan de gewoonten en den sleur zijner voorvaders is verslaafd
en die ook dikwerf evenmin als de oosterling een gereed oor heeft voor
de raadgevingen van meer verlichten of een open oog voor de talrijke
verbeteringen , die de wetenschap aanwijst. De westerling kan die, 200
hij wil , overal ontwaren Tentoonstellingen te zijnen gerieve en
leering gaat hij echter vaak voorbij, en de vele nuttige geschriften ter
aankweeking van meerdere kennis van het landbouwkundig vak , onder
zijn bereik gebracht , stelt hij niet zelden met geringschatting ter zijde .
Vooroordeelen , bijgeloof en dwaalbegrippen heeft hij in treffende over
eenkomst met den oosterling gemeen. Waarom dan zouden wij dadelijk
zoo veel meer van den laatsten verwachten , dien de staat, in ruil van
vele millioenen , nauwelijks eenige duizenden voor onderwijs gunt.
Men moge zeggen , dat de fabrikant slechts de grondstof zal hebben
te betalen naar gelang van de hoedanigheid en de hoeveelheid. Daarin
ligt een schrale troost , terwijl hij inmiddels de gelegenheid mist het
kapitaal, door hem belegd , tot het eigenlijk doel nuttig aan te wenden .
Bij mij staat dan ook de overtuiging vast , dat de suikerkultuur ,
overgelaten aan den weinig ontwikkelden landbouwer, die ook de mid
delen mist om het uitgebreide veld van kultuurverbeteringen te be
werken , meer dan waarschijnlijk eerder groote schreden achteruit dan
eenige op den weg van vooruitgang zal doen. Zelfs de ondernemer zal
wijs handelen zich bij de kultuur de leiding en voorlichting te verzekeren
van een wel practischen , maar tevens met de wetenschap vertrouwden
landbouwkundige.
Een eigen terrein komt mij derhalve onmisbaar voor ; grondbezit
alleen kan dit verschaffen .
Dit denkbeeld is niet nieuw ; reeds in 1860 werd door de javasche
suikercontractanten daarop gezinspeeld ! Maar het besef, dat nog in
de verte niet aan grondbezit kan worden gedacht , dat alleen uitzon
deringen en afwijkingen van den gewonen regel eenige gelegenheid

| Zie Memorie der suikerfabrikanten op Java , gerigt aan den koning , gedag
teekend 23 Februari 1860 , blz. 45.
160

gaven tot vrije kultuur, moest hun wel het behoud hunner ondernemingen
vooralsnog alleen in het bestaande doen zien.
„ Ik ken verscheiden ( contractanten) - zeide reeds in 1859 de heer
F. 's Jacob , die , strevende naar vrijen arbeid , doch onder voor
waarden , die dezen arbeid inderdaad mogelijk maken , het individueel
landbezit van den inlander als eene der eerste voorwaarden tot die
9
mogelijkheid ten zeerste verlangen .” 1
Het gronddenkbeeld der kultuurwet omtrent de aanwijzing van
gronden voor de suikerondernemingen , al mogen echter met de wijze
van uitvoering velen zich niet vereenigd hebben , lag reeds in des ont
werpers geest , toen hij in 1860 schreef, dat waar de industrieel geene
beschikking over den grond heeft , geene wezenlijk vrije suikerkultuur
bestaat, en dat wanneer hervormingen in landbezit en belastingstelsel
(met opheffing van heerediensten ) hand aan hand gaan , het gewenschte
2
oogenblik gekomen is tot vrije kultuur over te gaan ."
Zelfs onder de warmste voorstanders van het kultuurstelsel treffen
wij er aan , die „ een ieder in de gelegenheid willen stellen om grond
eigenaar te worden ” ; die aan de tegenwoordige fabrikanten nu reeds
het vooruitzicht willen geopend hebben , „ de noodige velden (zonder
bepaling van het getal) te huren , liefst koopen ”, die, als van lieverlede
de oorzaken , welke den geheel vrijen arbeid in den weg staan , rationeel
weggenomen worden , overtuigd zijn , dat er metdertijd en handen
en werk genoeg tot arbeid zullen zijn , mits vooral de onzalige heere
3
diensten niet bleven bestaan .
Nog meerdere bewijzen zou ik kunnen aanvoeren , dat de industrieelen
het grondbezit aanmerken als het redmiddel voor de „zinkende suiker
industrie " ; maar er is geen helderder en grondiger betoog daarom
trent geleverd dan te vinden is in de memorie , door de kamer van
koophandel en nijverheid te Samarang ingediend. +
Door die instelling wordt noodig gerekend voor een rietaanplant
van 400 bouws de beschikking over 1000 bouws, behalve het terrein
in eigendom , waarop de fabrieksgebouwen staan , en ongeveer 10 bouws
voor het oprichten van arbeiderswoningen.
Men zal niet verwachten , dat ik het breedvoerig betoog der kamer
herhaal; hare argumenten rusten op dezelfde gronden , die ik heb aan
gevoerd.
Er zijn daartegen bedenkingen geopperd: vooreerst het middel om
in het bezit dier gronden te komen ; ten andere tegen den onvoor
bereiden overgang. Doch men heeft voorbijgezien , dat de kamer ver
klaart : „ in bijzonderheden te treden omtrent de uitvoering , ligt niet
Gedwongen en vrije suikerkultuur op Java.
De regeling en uitbesteding van de suikercontracten op Java , door I. D.
Fransen van de Putte
3 De werking van het cultuurstelsel op Java en de nieuwe cultuurwet , door
B. Feist .
+ Memorie over de suiker-industrie in de gouvernements residentiën van
Midden - Java , 1865 .
161

in hare roeping.” En overigens gewaagt zij van de overneming der


rechten van de bevolking, ten einde alzoo het recht van eigendom
te kunnen erlangen
Opzettelijk is door mij in het breede uitgeweid over de nnoodzakelijk
heid van wisselbouw , omdat deze bij elken overgang tot grondbezit
voor de industrie als eene oninisbare voorwaarde, mijns inziens , behoort
te worden aangenomen .
Een bezwaar , dat gewichtig scheen , treft men aan in de memorie van
beantwoording betrekkelijk het ontwerp van kultuurwet, daarin bestaande,
dat onderscheidene dessas al hare velden zouden verliezen. Ik heb
wel geen middel, om mij te overtuigen van de juistheid van de op
gave , maar ik heb geen reden daaraan te twijfelen. Alleen schijnt mij
het gewicht daarvan overdreven . Vooreerst zal die omstandigheid wel
als uitzondering gelden ; doch al ware het anders , dan zie ik niet
in , dat de bevolking daarbij voor de rijstkultuur veel zoude verliezen ,
want het belang van den ondernemer vordert , dat de grond , die
niet voor de suikerrietkultuur wordt ingenomen , aan den inlander ,
die zich daaraan dienstbaar maakt, ter bebouwing worde afgestaan .
Het zal het middel zijn eene gevestigde bevolking te trekken , over
eenkomstig hare geneigdheid , en die onder leiding van den industrieel
al de raadgevingen van den wetenschappelijken landbouw zal kunnen
toepassen ; terwijl de oprichting van arbeiderswoningen in de behoefte
aan vaste arbeiders zal voorzien. !
Over de noodzakelijkheid om den inlanders woonplaatsen te kunnen
aanwijzen , is , dunkt mij, reeds genoeg gezegd. Ik wil er alleen bijvoegen,
dat het van groot belang is , dat de ondernemer zijne werklieden kunne
vormen en tot „ skilled labour” opleiden.
Het is uit hoofde der noodzakelijkheid tot verwisseling van gronden
dat de samarangsche kamer van koophandel en nijverheid eene beschik
bare uitgestrektheid van 1000 bouws noodig geacht heeft , als maat
staf aannemende een jaarlijkschen aanplant van 400 bouws. Dewijl voor
zulk een aanplant steeds 630 bouws in gebruik zijn , 2 zouden 370
bouws meer dan thans worden gevorderd ; indedaad eene geringe
opoffering om tot de vrije kultuur te geraken , welke in die streken ,

i Dat het besef van dat belang ginstig zal werken voor den rijstbouw is
ook af te leiden uit een bericht van den resident van Djokdjokarta , vervat in een
nota over de landhuur ,> luidende o. a. Rijstkultuur. De europeesche onderne
mers beseffen te zeer het groot belang der bevolking en dus ook hun eigen
belang , dan dat zij de paditeelt , als ook die van tweede gewassen op hunne
landen zouden veronachtzamen . Kostbare waterwerken , ten behoeve van den
rijstbouw , op vele landen aangelegd en ontginning op groote schaal van weinig
jaren geleden nog woeste of immer braak liggende gronden , kunnen ten bewijze
strekken van de groote zorg en opofferingen , die de landhuurders aan dezen
gewichtigen tak van kultuur besteden . ( Koloniaal verslag 1860.)
2 420 bouw , met inbegrip van 20 bouws voor wegen en stooten .
210 gedurende eene helft van het jaar dat het riet nog te velde staat .
630 bouws .
162

waar het planten van tweede gewassen niet gebruikelijk is of om welke


redenen ook niet plaats heeft, zich zoude reduceeren tot 200 bouws .
Maar in werkelijkheid worden ook deze meerdere bouws niet aan de bevol
king onttrokken. Immers het belang der ondernemers gebiedend vorderende
daarop eene landbouwende klasse te vestigen , welke in ruil voor het
gebruik dier sawas haren arbeid aan de rietaanplanting geeft , zullen
zij bij voorkeur den landbouwers derzelfde dessas , die de suikerkultuur
>

gedreven hebben , die velden ten gebruike afstaan , zoodat hun toestand
door ontheffing van vele lasten , door bekomen vergoeding voor den
grond en door ruimere verdiensten aanmerkelijk verbeterd wordt
Zijn de dessabewoners daartoe niet genegen , het zal het bewijs zijn,
dat zij door nieuwe ontginningen zich voor het gemis van die betrekkelijk
weinig meerdere bouws hebben weten schadeloos te stellen. In dat geval
treedt eene andere klasse landbouwers , die tot dusver geen grond
bezat , bij de onderneming op. De zwerver wordt een gezeten man
en gewis zal de zedelijk toestand daardoor winnen en de schroom van
velen worden weggenomen om den landbouwer te vernederen tot een
gewonen daglooner.
Mij dunkt , een krachtige spoorslag ook voor die klasse van arbeiders
zal gelegen zijn in het gebruik van een stuk grond voor hunne rijst
kultuur en in de gelegenheid om , als die is afgeloopen , zijne ver
7 >

diensten door andere werkzaamheden te vergrooten .


Op gelijke wijze zijn de moeilijkheden tot verkrijging van geregelden
arbeid bij de suikerplantages op Barbados en eenige andere west
indische eilanden opgelost. De landbouwers zijn aldaar in het bezit van
een stuk grond, waaraan zij gehecht zijn en dat hun door den eigenaar
der plantage in ruil voor hunne werkkracht wordt afgestaan. Het is een
voldoende aansporing geworden zich op de estates te vestigen op voor
waarden , die in vrije bedingen haar steun en aanleiding vinden.
Daar , waar het vermogen of de wil heeft ontbroken den arbeider
dat grondgebruik te geven , is meer dan elders het gebrek aan duur
zame werkkrachten ondervonden en wordt over „vagabondage en
indolence" geklaagd. 1!
Ook op Cuba zouden , volgens mededeeling van Roman de la Sagra,
de oplossing der slavenkwestie voorziende , vele eigenaren bedacht
zijn op het verzekeren van geregelden arbeid , door aan de gezinnen
der creolen , woningen en eene bepaalde uitgestrektheid gronds af te
9

staan , op voorwaarde van het suikerriet op het overige gedeelte van


den grond te planten tegen een overeengekomen grondhuur en een
wederzijds bepaalden prijs voor het riet.
Alle koloniale mogendheden hebben in meerdere of mindere mate
het netelig vraagstuk van den arbeid in tropische gewesten leeren kennen,
en waar het werd opgelost, is de toevlucht genomen tot immigratie,
tenzij de dichtheid der bevolking en afscheiding van standen of in vele
gevallen het verbinden van eene arbeidende klasse door grondgebruik

1 Free labour in the British West Indies. Wm . G. Sewell .


163

voor de etablissementen de bezwaren deden verdwijnen . Waar die mid


delen niet aangewend of ontoereikend waren , is de suikerkultuur te
gronde gegaan
Door de ondernemers op Java in de gelegenheid te stellen eene
arbeiders -klasse het grondgebruik te doen erlangen , zal niet alleen
eene thans zwervende klasse in eene gevestigde bevolking herschapen
maar de steeds toenemende verbrokkeling van den grond te keer gegaan
worden. En wat waarborgt meer de goede bejegening van het volk dan
juist het eigenbelang der ondernemers ? '
Immers er is geene sprake van de overdracht van eenige souvereine
rechten op de bevolking. Zij zal vrij zijn om te komen of te gaan , naar
mate haar belang of hare gezindheid het medebrengt. En juistzij, die zoo
>

veel vrees voor het proletariaat aan den dag leggen , moeten , dunkt
mij, hierin eene geruststelling vinden .
Maar, voert men mij misschien tegen , de ondernemer zal het recht
>

hebben om hun , die aan de overeenkomsten niet voldoen , het grond


gebruik te ontzeggen of den arbeider uit zijne woning te verdrijven .
Door den honger gedreven , zullen zij glebae adscripti worden Waar
>

blijft de vrijheid van den inlander ?


Ik zou daartegen kunnen overstellen , dat indien de tegenwoordige
grondbezitter zijne sawas niet bewerkt of verzorgt , het dessabestuur
evenzeer het recht heeft hem die te ontnemen ; maar ik vraag o ok ,
welk ideaal van vrijheid zij zich maken , die daarin een bezwaar zoeken.
Zeker grooter dan het deel dat onze bedienden of werklieden te beurt valt.
Immers is de inwoning en voeding onzer dienstboden , het gebruik der
arbeiderswoningen in onze fabrieksteden (bijv. Twenthe) niet geheel
afhankelijk van hunnen geregelden arbeid ? Zouden deze er wel de voor
keur aan geven , ook tegen hooger loon van die voorwaarden te worden
ontslagen ?
Bovendien de inlandsche werklieden zijn in gunstiger toestand ; de
ondernemers hebben hen meer noodig en door het aantal ondernemingen ,
wien het toenemen der arbeiders zeer welkom zal zijn , blijft dezen steeds
eene ruime keuze van meester over , in wien zij hun pemadjiekan
zullen zien. Dit denkbeeld is alzoo gegrond op hetgeen de inlander
reeds kent en toepast en volkomen in den geest der overeenkomsten ,
die hij thans maakt met de grondbezitters .

Het is een opmerkelijk feit in Bengalen , dat daar meer en meer wordt ge.
klaagd over de toenemende schaarschte en duurte van den handenarbeid , en
dat de klasse der koelis langzamerhand verdwijnt , in de eerste plaats uit hoofde
van het streven dier klasse om in het bezit van grond te komen , waaruit der
halve eene verhooging van de welvaart is op te maken , maar ook door de
krachtige drijfveer van ondernemers om , door grondgebruik te verleenen , ge
schikte arbeiders te vestigen , die daardoor trachten zich uit den laagsten stand
te verhelfen . Het britsch - indisch bestuur heeft het noodig geacht daaromtrent
een omstandig onderzoek in te stellen (bij circulaire van Januari 1868.) Zie het
lezenswaardig artikel in de Calcutta review , No. XÇIV , Aug. 1868 : « The
labour-difficulty in Bengal.»
16 !

En wat betreft den dwang , die door den nood zou worden uitge
oefend , moet ik doen opmerken , dat zij, die zulks tegenwerpen , in
dat opzicht althans de westersche begrippen met de oostersche toe
standen verwarren In Indie lijdt niemand gebrek , die arbeiden wil. Hier
ontgaan soms degenen , die werken willen , den honger of de el
lende niet.
De inlander zal alzoo steeds vijne volle vrijheid behouden en zijne
verdiensten zal hij zien verhoogen bij de suikerkultuur, dewijl geene
andere lasten hem beletten zullen eene grootere oppervlakte te bewerken
dan onder het bestaande stelsel hem is aangewezen .
Wat den fabriekarbeider betreft , mag verwacht worden , dat de vrije
arbeid minder duur, minder slecht zal uitvallen en hem daardoor hooger
loon zal kunnen bezorgen. 1
De bedenking , dat aan de rijstkultuur te kort zou kunnen gedaan
worden , heb ik reeds beantwoord door te wijzen op de mededee
1 Men heeft wel eens de vrees geuit , dat de lichaamsbouw van den Javaan ,
de invloed van klimaat en gewoonten onoverkomelijke hinderpalen zullen stellen
van den arbeid in Indië gelijke resultaten als in Europa te bekomen . Een
dynamometrisch onderzoek of vergelijk is , geloof ik , nimmer daaromtrent inge
steld , maar het zou wel onnoodig zijn de geringer physische kracht van den
Javaan aan te toonen. Men verliest echter veelal uit het oog , dat bij beter gere
gelden arbeid daarvoor groote vergoeding ontstaat uit de hoogere waarde van
de grondstof ( het suikerrietj boven die van den beetwortel. Eene korte statistiek
is misschien niet onbelangrijk .
BEETWORTELSUIKERFABRIEK . RIETSUIKERFABRIEK .

productie 10,000 pikols in 100 dagen productie 18,000 pikols in 120 dagen
met 130 man daags. met 250 man daags.
13000 werklieden : 10000 pikols 30000 werklieden : 18000 pikols
1,3 man : 1 pikol. 1,7 man : 1 pikol
of circa & pik. per hoofd of circa y pik . per hoofd
per dag 100 pikols. per dag 150 pikols.
Terwijl hij de rietsuikerfabricatie op ver na het maximum niet is bereikt,
zou de verhouding zeer gunstig kunnen toenemen
Het mag wel worden aangenomen , dat behalve een verhoogde welstand van
den arbeider betere en krachtiger voeding elk nadeelig verschil zou doen ver
dwijnen . Er is beweerd , dat de Javaan daarvoor geen neiging heeft , althans
geen vleesch lust. Zou het aantal uitzonderingen daarop niet te vinden zijn ,
juist onder hen , die dat voedingsmiddel bekomen kunnen ? Of het voor den
Javaan al dan niet schadelijk is , moet aan de beslissing der physiologen worden
overgelaten ; maar ik kan mij niet weerhouden eene aanhaling te doen omtrent
den invloed , welken de voeding op een indisch gestel kan hebben.
« A remarkable instance of the use of food as a motor , occurred recently
in India .
« The Hindoe labourers employed on one of the great inclines , which carry
the rails down to the western Ghauts ,> found that they could not do the work
required; it was not a question of quantity, they could not do it at all. Fami
liar, like all Hindoos, with the nature of food , they came to the conclusion
that meat was necessary. That being necessary it was advisable to introduce a
new caste- rule and allow the eating of beaf, while employed on hard work .
The rule was passed and the men found themselves at once competent to the
labour required. ” The Economist, Oct. 8 , 1860.
>
165

ling van den generaal van den Bosch zelven (in de zakelijke
extracten ) , dat vóór het kultuurstelsel menige dessa het grootste ge
deelte der velden voor vrijwilligen rietaanplant bezigde , en op de om
standigheid , dat bij de ondernemingen geen middel tot aanvoer kan
ontbreken , en , ware het noodig , zou ik er kunnen bijvoegen , dat
elk ondernemer bereid zou zijn om , mocht de bevolking het verlangen ,
haar loon uit te keeren in rijst.
Maar staat de tegenwoordige toestand van het grondbezit , de rechts
kwestie over het eigendomsrecht, niet zoodanig plan in den weg ? Lezen
>

wij niet , dat de raad van state, hoezeer den maatregel (onteigening )
ten zeerste aanbevelende , zich er ten sterkste tegen zou moeten ver
klaren , bijaldien de in het wetsontwerp ( kultuurwet) voorgestelde
beperking ten opzichte van den verkoop van gronden aan Europeanen
langer dan den door hem in overweging gegeven termijn van vijf jaren
na de invoering der wet wierd gehandhaafd ? "
Indedaad indien de beslissing daarover moest worden afhankelijk
gemaakt van eene oplossing dier kwestie , van eene regeling van indi
vidueel landbezit, dan vrees ik , dat wij nog ver zijn van eene
suikerregeling. Wij kunnen thans niet het grondbezit in het algemeen
bediscussieeren , maar in het besef dat werkelijk van koop , huur of
pacht in westerschen zin of vorm geene sprake kan zijn , vóór dat die
schier onoplosbare kwestie is uitgemaakt, wensch ik mij te bepalen
bij eene overdracht harer rechten op den ondernemer , den aard daarvan
in het midden latende .
Mocht ik de tegenwerping vernemen , dat van geene overdracht sprake
kan zijn zonder duidelijke definitie dier rechten , dan zou ik aan
rechtskundigen de vraag willen doen , of daartegen , wat den inlander
>

betreft, wel overwegende zuivere rechtsbezwaren zijn .


Dewijl de inlandsche grondbezitter de gevolgen dier onbestemdheid
den rechtverkrijgende niet kan waarborgen , zal eene erkenning van het
gouvernement daarna dier overdracht als eigendom van den industrieel,
eene gelijke overdracht derhalve van de rechten van den staat, welke
die ook zijn , eene sainensmelting dier rechten , eene conjunctie als ik
mij aldus mag uitdrukken , onmisbaar zijn. Ook dit denkbeeld is
niet nieuw. Het is uitgedrukt in eene redevoering van den heer
Duymaer van Twist , waarvan het gedeelte tot mijn onderwerp be
trekkelijk te belangrijk is , om het hier niet woordelijk mede te deelen.
>

„ Binnen een langer of korter tijdsverloop zal het tijdstip aanbreken ,


dat men
aan de in landsche bevolking zal kunnen vrijlaten om hare
rechten op den grond ook aan niet- inlanders over te dragen. (Onder
elkander , dit is bekend , dragen zij die dagelijks over.) Is de tijd daar,
dat dit geschieden kan , dan zie ik niet welk bezwaar er kan bestaan
om aan Europeanen , die alzoo de rechten gekocht hebben welke in
landers op den grond hadden , eigendom toe te kennen volgens het

Memorie van beantwoording (kultuurwet) & 12.


166

burgerlijk Wetboek . Zij kennen zoodanigen eigendom. En de inlander ,


die al zijne rechten op den grond heeft overgedragen , kan er niet
door worden geschaad. Op deze wijze zou het niet noodig zijn vooraf
aan de inlandsche bevolking eigendom toe te kennen , ten einde onder
nemers in de gelegenheid te stellen kultuurondernemingen op eigen
grond te vestigen. Volgens die redenering nu , zou het toekennen van
eigendom aan de inlanders niet behoeven vooraf te gaan.” 1
Een rechtskundige verdedigt die overdracht in de volgende be
woordingen :
„ Zeer terecht, zeiden wij, onthield zich de samarangsche kamer van
alle juridische beschouwing omtrent de rechten van de inlandsche be
volking op den door haar geoccupeerden grond. Bij de vervreemding
toch van die rechten zal het er wel niet op aankomen welke benaming en
definitie de juristen daarop toepassen , maar alleen op haar feitelijken
aard en omvang. Voor de rechten , die feitelijk de betrokken bevolking
uitoefent, moet hetgeen zij in de plaats daarvan ontvangt (de koopsom)
het equivalent zijn , een equivalent , dat zij belanghebbende zelve bij
de te sluiten overeenkomst zal hebben te bepalen. Meent men , met
het oog op de wettelijke presumtie van minderjarigheid , dat door vrij
willige overeenkomsten dat equivalent haar niet voldoende wordt ver
zekerd , zoo vindt men een waarborg in de door de memorie voorgestelde
commissie , aan wier bekrachtiging de te sluiten overeenkomsten zouden
worden onderworpen , die zou hebben te waken , dat niet door den
Europeaan van zijne intellectueele overmacht misbruik worde gemaakt.
Waarschijnlijk als een gevolg van haar streven , om juridische be
schouwingen te vermijden , laat de samarangsche kamer , de mogelijkheid
om grondeigendom te verkrijgen voor de fabrikanten verlangende, in
het midden de formeele kwestie door wien de titel van eigendom zal
worden verleend. Kan zij daardoor geacht worden aan de bestaande
regeling hare adhaesie te hebben geschonken , volgens welke , waar
eigendom op door de inheemsche bevolking geoccupeerden grond ver
kregen wordt , die na afkoop barer rechten door den staat wordt ge
vestigd ? Ook dit zou o. i. haar betoog niet schaden . Immers , neemt
men aan , dat de inlandsche regthebbende niet den vollen eigendom
bezit , zoo komt hetgeen hem ontbreekt , aan den staat toe ; is dus deze ,
nadat gene zijne rechten heeft afgestaan , tot verleening van den titel
van eigendom , hetzij hij zijn zakelijk recht als beperking daarvan al of
niet reservere , uitsluitend bevoegd. Kent men daarentegen wel den
vollen eigendom aan den inlander (individu of corporatie) toe , zoodat
de souverein civiel-rechtelijk geene rechten daarop bezitten zou , zoo is
het verleenen van den titel zijnentwege — indien de rechten van den
inlandschen eigenaar zijn afgekocht , zoodat de zaak hem vreemd is
99
geworden - eene onschadelijke formaliteit.” 2
Niemand zal beweren , dat in Britsch-Indie zuiverder westersche

Bijblad. Zitting der Eerste Kamer van 29 April 1867 , blz. 144.
3 Bataviaasch Handelsblad van 27 September 1865, n ° 25
167

rechtsbegriypen tot grondslag liggen van het grondbezit. In bijna


gelijken toestand ontmoeten wij daar die bezwaren niet , maar gaat
het algemeen begrip van nuttigheid boven abstracties of voorziet in
het gemis van beschreven recht.
Bij voorkeur haal ik aan de vraag van eene parlements commissie
tot onderzoek naar den voortgang en de uitzichten eener europeesche
kolonisatie in Indie :
„ Q ! There is nothing to prevent any European whatever, making >

an agreement with the ryots (landbouwers) to rent their land is there ?


en het antwoord gegeven door een tot oordeel bevoegde , het lid van
den britsch indischen raad R.D. Mangles : Nothing, and when he
has made such agreements, he may cultivate whatever he pleases."
Wordt er eenig onrecht gepleegd jegens andere grondbezitters, zoolang>

het individueel grondbezit niet bij allen is erkend ?


Ik wensch die vraag te beantwoorden door in mijn voorstel op
te nemen de bevoegdheid van alle grondbezitters om hunne rechten
over te dragen aan de industrieelen , die daarop nuttige onderne
mingen willen vestigen. Ik zie er niet anders in dan de bevordering
van de welvaart der bevolking. Maar ik voorzie dat daarvan wel geen
ruim gebruik zal worden gemaakt bij de uitgifte van woeste gronden,
althans waar deze gelegenheid geven tot oprichting van suikerfabrieken ,
en alzoo de groote kosten van schadevergoeding aan de grondbezitters,
die voor de tegenwoordige ondernemers wel op 25 a 30 millioen kan
gesteld worden , niet zouden vereischt worden.
Men wane derhalve niet , dat voor de bestaande ondernemingen eenige
begunstiging in den maatregel is gelegen .
En wat het recht der bezitters van de bestaande velden betreft, zouden
zij geen ander erlangen dan de overige bevolking thans werkelijk heeft
en uitoefent jegens mede-ingezetenen. Wat meer is , strikt genomen ,
zullen zij eerst dan met de overigen gelijk worden gesteld, die niet
verplicht worden voor de gouvernements-kultuur huvne gronden af
te staan : een recht, dat wij onder anderen kunnen beschreven vinden
in art. 4 van het reglement omtrent de particuliere landerijen (Staats
blad van 1836 , no. 19) „ De erfpachters kunnen dit hun recht verkoopen
en vervreemden , ” en hetwelk alzoo zou moeten worden uitgestrekt tot de
overige dessabevolking tegenover de industrieelen.
Ik voorzie eene tegenwerping ; zoolang toch het dessabezit wordt
gehandhaafd , de jaarlijksche verwisseling plaats heeft , kan alleen de
gemeente over het vervreemden der grondrenten beslissen , terwijl ook
in het Staatsblad van 1863 No. 152 overeenkomsten anders dan indi
2
vidueele zijn uitgesloten ?
1 Colonisation and settlement in India.
? Het is bekend , dat de inlanders onderling verhuren , verkoopen en verpachten
(merprat), al is het niet in westersche vormen ; ook geschiedt het verhuren of
verpachten wel eens door het dessahoofd namens de gemeente. Alleen zou dat
recht van overdracht, zoolang individueel grondbezit niet is ingevoerd , moeten
worden verleend aan de dessacorporatie in betrekking tot de ondernemers,
108

Ofschoon ik nu geloof, dat bij onderzoek zal blijken , dat hoezeer


door het gouvernementsstelsel weinig in aanmerking genomen , vele
individueele rechten in de dessas worden aangetroffen , thans slechts
beschouwd als tijdelijk ten behoeve van den souverein ter zijde gesteld,
maar die dan wel in aanmerking zullen moeten komen , zal ik niet
temin de onderstelling aannemen , dat alleen door de corporatie
der dessa de overdracht zal moeten geschieden .
Het is dan zeker waar, dat het verbod , waarvan ik sprak , zal moeten
worden ingetrokken , maar daartegen kan , dunkt mij, geen bezwaar
>

zijn Vergis ik mij niet , dan was het doel van dat verbod , om tegen
te gaan het beschikken over den arbeid van den grondbezitter zonder
diens toestemming , de aanranding der persoonlijke vrijheid ; terwijl hier
slechts sprake is van de overdracht tegen schadeloosstelling van vast
goed , aan de gemeente behoorende , ter vervanging der beschikking en
over den grond en over de personen ; een zooveel betere toestand , dat
het te voorzien is , dat de bevolking dien inzien en daarmede allezins
genoegen nemen zal .
Inhoever eene onteigening van wege den staat zou kunnen worden
gewettigd of gebillijkt, laat ik over aan beter oordeel , dat wij onge
twijfeld in onze discussien zullen vernemen.
Maar mocht dit ontkennend zijn , zooals ook mij toeschijnt , dan
wensch ik , dat geene hervorming aanvange met eene daad van geweld ,
en zou ik verreweg de voorkeur geven aan minnelijke onderhande
lingen met de bevolking. Vermits de bevolking zoo weinig gewoon is
geworden aan zelfstandigheid, zullen de inzichten der regeering haar
wel duidelijk moeten worden gemaakt, althans zal de regeering haar
in die onderhandelingen vrij moeten laten , tenzij het raadzamer
worde geacht dat het gouvernement zelf aanvankelijk die onderhan
delingen leidde in overleg met beide belanghebbende partijen.
Ik deel niet de zienswijze van hen , die zoo gereedelijk aannemen
dat de individueele grondbezitter lichtvaardig zich van zijn grond
zal ontdoen.1 De bewijzen van gehechtheid aan dien grond zijn overal
veelvuldig. Maar evenzeer meen ik , dat de bevolking de voorkeur
zal geven aan den afstand van de tegenwoordig in gebruik zijnde
velden tegen schadeloosstelling en eene nieuwe grondverdeeling in de
dessas boven de verwikkeling van ruil van gronden. Ik grond die

' Niet alleen op Java ,maar ook in andere oorden van den Indischen archipel, op
Ceylon , in Britsch -Indië enz. Men vindt bewijzen daarvan o. a in Sir John Mal
colm's wel bekend « Memoir of Central India ) en in «Our tropical possessions in
Malayan India » door John Cameron De laatste beschrijft de moeilijkheid voor
europeesche ondernemers om gronden te bekomen voor suikerrietaanplant. On
or about the year 1826 many tracts of the low lying swampy but richest land ,
small considered distinctively but extensive to the aggregate, passed into the
hands of the Malay fariners upon very easy terms , and the holders of these now
decline at any price to part with them , though by the cultivation of rice , they
realize one fourth only of what might be derived under European direction by
the cultivation of sugar and other more valuable products. » (pag. 332.)
169

meening op de vele geldelijke schikkingen onderling en de voorbeelden


in de residentie Probolingo , dat de landbouwers, afkeerig van die
herhaalde verwisseling , ieder een deel van het hunne hebben afgestaan
en wat individueel bezit was, ten behoeve van de suikerkultuur als
het ware tot gemeentegrond hebben verklaard.
De schrijver , aan wien wij het uitstekend artikel suiker in het
Aardrijkskundig en statistisch woordenboek van Ned. Indie hebben te
danken , dat ik meermalen heb aangehaald , gaat uit van het denkbeeld
eener vijfjarige verwisseling van gronden en stelt voor eene regeling,
waarbij de gronden, voor de suikerkultuur geschikt , in vijf gelijke deelen
worden verdeeld , met dien verstande dat elk deel eens in de vijf jaren
geheel voor den aanplant van een gegeven jaar wordt gebezigd , zoodat
het gedurende de vier volgende jaren van de suikerkultuur bevrijd
zou blijven. Maar daaruit zou volgen , gelijk hij zelf opmerkt , dat de
bevolking ongetwijfeld een grooter gedeelte , misschien zelfs nagenoeg
het geheel harer gronden zou moeten missen . De schrijver acht de
beperking noodig , dat op die gronden , anders dan in het klein
>

voor eigen gebruik of ten verkoop op de passers , buiten tijds en op


groote schaal, geen suikerriet, indigo of tabak zou mogen geteeld
worden ten behoeve van wien ook , en dat door de teelt van andere
gewassen , welke ook , geene belemmering worde gebracht in de tijdige
beschikking over de voor suikerrietaanplant van een gegeven jaar be
noodigde gronden .
Al beoogt de schrijver daarmede, dat aan de bevolking gedurende
vier volgende jaren het gebruik van al hare velden zou zijn verze
kerd , schijnt het mij toe , dat door zoodanige regeling geen stap zou
gedaan worden tot overgang in vrije teelt ; dat de gedwongen diensten
haar zouden blijven opgelegd ; dat al de voordeelen van grondbezit
daarmede niet bereikt worden en eindelijk dat het verbod om inmiddels
op die gronden eenig noemenswaardig product te telen , haar een >

nieuwen last zou opleggen .


Niettemin straalt toch ook in dat voorstel het denkbeeld door , een
gedeelte van de gronden uitsluitend voor de suikerkultuur af te zonderen
en stemt het in zoover overeen met de bepaalde toewijzing van velden
aan de suikerondernemingen , echter zonder die bezwaren en met gedeel
telijke schadeloosstelling , welke ik voorsta.
Zietdaar dan de grondslagen , die mij het best voorkomen , om de
>

suikerindustrie op Java duurzaam te grondvesten. Niettemin wensch


ik niet te vervallen in de dwaling , die ik anderen verwijt van in de
toestanden geen onderscheid te maken.
Vooreerst toch heb ik zelf aangevoerd , dat niet overal de bevolking
geneigd zal worden bevonden van hare velden afstand te doen , mis
schien hier en daar slechts voor een zeker aantal jaren bij wijze van
tijdelijken afstand harer rechten . Evenzeer kan het zijn , dat de onder
nemer niet gezind of buiten staat is een beduidend kapitaal te besteden
voor het verkrijgen van gronden , of de waarborgen van eigendom niet
behoeft, of de bevolking in voldoende mate voor zijne industrie geschikt
il
170

en geneigd is , om hem de noodige grondstof te leveren , meer in het


bijzonder waar het individueel grondbezit wordt aangetroffen .
Het is onverschillig , met welken naam , naar onze westersche be
>

grippen , men die transactien wil aanduiden , hetzij huur , pacht van
gronden , koop of opkoop van grondstof.
Hoezeer mij in elk opzicht het plan van grondeigendom het verkies
lijkst voorkomt , zou ik niet wenschen te streven naar uniformiteit, 9

waar de toestanden of de middelen zoozeer uiteenloopen , zoolang het


individueel grondbezit den inlander niet is toegekend .
Volkomen vrijheid schijnt mij ook hierin de beste leidsvrouw , die
zoowel de belangen der bevolking als die der industrieelen zal dienen .
Doch onder alle omstandigheden zal beraden moeten te werk worden
gegaan ; niet plotseling zijn die onderhandelingen , overeenkomsten en
>

noodige inrichtingen tot stand te brengen. Het gezond verstand beveelt


een tijd van voorbereiding aan zoowel voor de bevolking als de indus
trieelen. Hier en daar zal de ondernemer misschien slechts langzaam
slagen . Zijn eigen belang , het uitzicht om de banden zijner industrie
te kunnen slaken , zullen wel krachtige drijfveer genoeg zijn , en on
oordeelkundig zou het zijn den overgang aan een bepaalden tijd te
binden , want de regeering evenzeer als de industrieel is van plaatselijke
omstandigheden afhankelijk. Het minst van alles komt mij een vaste
maatstaf rationeel voor , die zou voorschrijven dat een zeker tantum
der aanplantingen, onverschillig waar, jaarlijks in vrije teelt zou moeten
overgaan , of waarbij althans de bemoeinis van het gouvernement zou op
houder. Plaatselijke omstandigheden alleen zullen dit kunnen uitmaken .
Zoo innig overtuigd ben ik , dat ieder ondernemer in zijn eigen belang
er
naar streven zal dien overgang te bespoedigen , dat eene tijds
bepaling mij volkomen overbodig toeschijnt, en ik er hoegenaamd geen
gevaar in zien zou , de contracten te laten voortloopen , tot dat elke
>

onderneming geslaagd is. Dit is evenwel slechts eene subjective meening


en ik voorzie dat sommigen daarmede geen vrede zullen hebben. De
regeering stelle dan ook een zekeren fatalen termijn , mits ruim genomen
en waarmede binnen een zeker aantal jaren een aanvang worde gemaakt,
om in alle toestanden toepasselijk te kunnen zijn , zonder de ondernemers
te binden aan een vast jaarlijksch cijfer van reductie der gouverne
mentsaanplantingeu , dat wel verschillen moet naar bijzondere omstan
digheden.
Wij treden niet op het gebied der uitvoering , noch voelen ons geroepen
eene suikerregeling te ontwerpen ; alleen een algemeen beginsel willen
wij bespreken en daarom stel ik in de eerste plaats de bevoegdheid
tot overdracht der rechten van de bevolking , hetzij door tijdelijken afstand
hetzij door geheele overdracht als eigendom , gewijzigd naar lokale om
standigheden en inzichten van partijen .
Evenmin wensch ik daarvan uit te sluiten elk ander dan de tegen
woordige ondernemers, die zijn kapitaal mocht willen aanwenden en met
de bevolking kan overeenkomen. Ook de inboorlingen van Java , de
Eurasiaten , zouden daardoor wellicht een middel van bestaan vinden in
171

meer ofminder kleine ondernemingen , al mochten de laatste aanvankelijk


7

op primitiven voet zijn ingericht.


Het kan thans nuttig zijn eene vluchtige vergelijking te maken met
den toestand der huurlanden in de Vorstenlanden (Soerakarta en
Djokdjokarta .)
Het oordeel daarover loopt uiteen :: de een ziet er in een gewijzigd
kultuurstelsel; een ander veroordeelt dien toestand als ongunstiger dan
in de gouvernementslanden .
Men weet , de vorst wordt er beschouwd als uitsluitend eigenaar van
den grond; bij wijze van apanage deelt hij aan tal van hoofden , zelfs
aan velen uit den lageren stand , gedeelten land uit, zoodat de perceelen
onder een tal van bezitters verdeeld zijn.
De europeesche ondernemer huurt en vereenigt die tot een geheel,
geeft een gedeelte weder uit aan inlanders, onder voorwaarde dat deze
den arbeid verrichten in het gedeelte , voor koffie-, suiker- of indigo
aanplant ten behoeve van den ondernemer aangehouden en dat zij vrije
beschikking behouden over de opbrengst der sawas (glebeg -an ). Waar
dit gedeelte niet toereikend is 9, voorziet de ondernemer in den arbeid
door glediks (vrije werklieden .)
De arbeid in de fabrieken is geheel vrij en geschiedt tegen maand
loon . De landhuurder heeft wel recht op heerediensten (één van vijf
dagen) , maar slechts van 7 ure tot 11 ure 's morgens , hoofdzakelijk
voor het werk aan dammen ,> waterleidingen , wegen en heggen.
De inlander kan niet tot den arbeid worden gedwongen , zooals in de
gouvernementslanden , omdat de ondernemer wel het recht heeft , wan
neer de inlander zijne verbindtenis niet nakomt, den grond terug te
nemen , maar de laatste daarentegen geheel vrij is in het bedingen der
>

voorwaarden en bij oneenigheid of verschil zonder moeite bij andere


landhuurders grond en woning kan bekomen.
De gewone voorwaarden voor de suikerkultuur zijn in Djokdjokarta :
een derde van de sawas voor den landhuurder , een derde voor den
planter, terwijl een derde als zoogenaamd konsent door den inlander
weder in huur wordt genomen , waarop hij padi teelt en waarvan hij
de helft (maron) aan den landhuurder geeft.
Zietdaar het getuigenis van iemand , die tot de meest oordeelkun
>

digen mag gerekend worden . · Het is indedaad aller gunstigst , maar


als wij daarentegen lezen wat omtrent de landhuur in Soerakarta door
een landhuurder zelf ter verdediging daarvan is gezegd : dat er wel is
verpligte arbeid , als pacht met vrijstelling van landrente, maar geen
7

dwang, in tegenstelling van dien in de gouvernementslanden , 2 dan


ontsnapt ons , dunkt mij, dat fijne onderscheid. En als ik verder lees
in een koloniaal verslag (1861) het rapport van een resident, dat in
den regel de landhuurders van de bouwgrondent gedeelte voor zich

1 De heer H. J. Lion in zijn uitvoerig artikel , geplaatst in het Bataviaasch


Handelsblad van 30 Juni 1865 , n ° 17.
2 Bataviaasch Ilandelsblad van 27 Augustus 1863, 12° 17,
172

behouden om daarop suiker, indigo of andere stapelproducten te planten ,


overlaten aan de bevolking voor eigen kultuur en į aan de hoofden
voor het toezicht op den kultuurarbeid , dan moet ik de gevolgtrekking
maken , dat er een verschil van toestand bestaat. In elk geval deelt
de bevolking daar ten gevolge van het apanagestelsel in het gemeene
lot van hen , die geen recht op grondbezit kunnen doen gelden. In het
algemeen wordt de toestand dier bevolking echter ver van ongunstig
1
afgeschilderd .
Ik heb mij verplicht geacht dit weinige aan te voeren , om een ieder
gelegenheid te geven eene vergelijking te kunnen maken met het denk
beeld , dat wij thans voor de suikerkultuur bespreken , en waarbijalle
invloed van de hoofden geweerd en den inlanders , die zich op de gronden
des ondernemers vestigen , het behoud hunner volle vrijheid ver
zekerd wordt.
Ik verwacht de vraag naar het aandeel van den staat. Ik zou
weinig ingang hebben gevonden , als men na mijn betoog het behoud
der tegenwoordige voordeelen , althans in den eersten tijd , te gemoet
zag. Aan een ieder zijn deel . Heb ik bewezen , dat de winsten ,
die de staat trekt, deels den grondbezitter, deels den ondernemer
zijn ontnomen , dan zou ik het raadsel niet kunnen oplossen om het
herstel , dat zonder twijfel moet volgen , wil men den geheelen onder
gang der industrie en daarmede ook het verlies van alle toekomstige
voordeelen voor de schatkist voorkomen , met dat behoud overeen te
brengen , want in elk geval zal , welke de regeling ook zij, de eisch van
den staat , ook gedurende het tijdstip van overgang , wat de suiker
levering of de opbrengst betreft van de aanplantingen door het gouver
nement nog bezorgd , aanmerkelijk moeten ingekrompen worden . Daartoe
komt mij de billijkste maatstaf voor , die in het ontwerp der kultuurwet
is aangegeven : vermindering van het vast quantum met tien pikols
per bouw of beter gezegd het aequivalent daarvan , bij de suikerregeling
>

van 1863 bepaald , waardoor dan aan alle planters het verhoogd plant
loon , daarbij vastgesteld, zal te beurt vallen.
Wat betreft de vrije aanplantingen is het , dunkt mij, duidelijk , dat
de staat geen anderen eisch dan dien eener grondbelasting kan doen
gelden . Zij zal naar de waarde van den grond niet onaanzienlijk zijn
en hoezeer ik geene roeping gevoel budgetten der toekomst te
ontwerpen , of sijmpathie gevoel voor wat ik slechts luchtkasteelen of
„ bubbles" acht , meen ik , dat de staat als eene vaste opbrengst op
------
· Het schijnt mij echter toe , dat de uitdrukking « verplichte arbeid » in tegen
stelling van dwang aanleiding tot eene onjuiste voorstelling geeft; indien de
overeenkomsten indedaad vrijwillig worden aangegaan dan zou de landhuurder
zich op tweeërlei wijze arbeid verschaffen de een door grondgebruik , de
andere door geld. Ik zie wel een verschil in ruilmiddel en meen dat het
eerste meer gezocht is , maar ontdek in beide niets dat naar dwang zweemt.
Overigens wordt om eene andere zienswijze te leeren kennen , belangstellenden
9

zeer aanbevolen het lezen van het Aardrijkskundig en statistisch woordenboek


van N I. , artikel Soerakarta ,
173

een paar millioen zal kunnen rekenen , die bij het herzien na verloop
van zeker tijdvak der waarde van den grond zal kunnen toenemen en
wellicht , indien meerdere ondernemingen , waartoe nog zooveel ruimte
bestaat , zullen gevestigd zijn , de inkomst der schatkist zal kunnen
terugbrengen tot de tegenwoordige , maar dan duurzaam en niet
afhankelijk van dobberende marktprijzen.
Elke andere belasting dan op den grond, in het bijzonder eene
aliquote , kan niet dan schadelijk, belemmerend en onbillijk werken
evenals de verwerpelijke tienden. Men vergete ook niet , dat de planters
inmiddels door de ondernemers in vrije overeenkomst hooger zullen
moeten beloond worden . De laatsten zullen niet vrij zijn van aanzien
lijke uitgaven ter zake van schadeloosstelling voor den grond, het in
voeren van betere werktuigen , het leggen van vaste tramways en het
oprichten van woningen ; terwijl het niet zeker is , dat zooals bij elken
overgang de terugslag daarvan niet ondervonden zal worden en de
industrie eerst later nieuwe levenskrachten zal ontvangen.
Het natuurlijk gevolg van dezen maatregel zal zijn , dat de staat
den suikerhandel vaarwel zegge. Trouwens hij zou niet meer in een nieuw
stelsel passen. Reeds voor lang is aangetoond , dat hij gedreven wordt
ten nadeele van allen. De verkoop in Nederland is steeds nadeelig
geweest , de handelstand verlangt niet meer de gouvernements-consignatie
naar Nederland ; de verkoop door de ondernemers zelven in Indie
zal den handel wel zoo gevallig zijn als de veiling door het gouverne
ment , terwijl 's lands schatkist daardoor van andere zorgen zal worden
ontheven . 1
De werkwijze van vele ondernemers zal gelukkig dan niet meer
aan banden worden gelegd ; zij zal zich geheel kunnen richten
naar de keuze van hen , die daarbij het meeste belang hebben : de
consumenten.
Deze wensch trouwens is weinige dagen geleden herhaald , toen ten
gevolge der belangstelling , door de directie der Nederlandsche han
delmaatschappij betoond in de suikerindustrie , waaraan wij gaarne
hier hulde brengen , eene vergadering van deskundigen bijeengeroepen
is , om van gedachte te wisselen over den Concretor van Fryer , wat
tot den algemeen gedeelden en openlijk verklaarden wensch leidde ,

1 Er is veel geredeneerd over de gevolgen der bemoeiing van het gouverne


ment met wisseltrekking en zilververzending. Het is genoegzaam bewezen , dat ?

beiden bezwaren opleveren . (Zie het artikel Administratief tekort en het con .
signatiestelsel , door N. G. Pierson , Tijds. N. Indie , Sept. 1868). Het be
>

drag , noodig om het administratief kapitaal aan te vullen , is geweest blijkens


het verslag van de Javasche bank ,> in 1866 aan wissels f 7,728,000 , aan zilver
f 15,700 000.
In het midden Jatende wat het voordeeligste voor den staat is , zij hier aan
gemerkt , dat 's lands schatkist voor de suikerbetalingen moet uitkeeren ruim
f 9.000.000 's jaars , die bij geheel vrije beschikking in 's lands kaş zouden blijven
en waarmede de behoefte van het administratief kapitaal zou verminderen , be
halve nog door de millioenen door de fabrikanten op te brengen .
174

dat bij eene aanstaande suikerregeling den fabrikanten vrijheid worde


gelaten , de werkwijze te kiezen , die zij de beste oordeelen. 1
>

Misschien doe ik wel , mijne denkbeelden duidelijkheidshalve nog


eens terug te geven. Zij bestaan dan hierin :
1. den termijn der bestaande contracten te verlengen met een tijdvak
ruim genoeg om den overgang in vrije teelt behoorlijk tot stand te
brengen ;
2. aan elke fabriek eene uitgestrektheid gronds toe te wijzen , vol 9

doende voor het plaatsen van arbeiderswoningen ;


3. in vollen eigendom aan de ondernemers af te staan het terrein ,
waarop de fabriekgebouwen staan ;
4. de tegenwoordige contractanten en een ieder die eene onderneming
wenscht op te richten , vrij te laten of hun zoo noodig gouvernements
>

tusschenkomst te verleenen , om met de bevolking te onderhandelen over


den tijdelijken afstand of de geheele overdracht harer rechten op den
grond , dien zij genegen is af te staan , tegen onderling overeenge
komen schadeloosstelling of vergoeding , en bij de geheele overdracht
dien grond te verklaren „vrij eigendom ” te zijn of bij tijdelijken af
stand „ erfpacht”, met opheffing der daarop rustende heerediensten , be
nevens de vergunning om ook ander dan op die gronden verkregen ,
vrijwillig aangeplant riet te ontvangen en te verwerken.
5. ten behoeve van den staat van die gronden te heffen eene matige
vaste belasting naar gelang der waarde van den grond ;
6. inmiddels de tegenwoordige contractanten, mits toetredende of toege
treden zijnde tot de regeling van 1863, ter zake der aanplantingen die door
tusschenkomst van het gouvernement gedurende het tijdstip van overgang nog
geschieden , verminderd met die van de vrijwillige , te ontheffen van de
levering van suiker en daarvoor eene betaling in geld te vorderen ,
berekend naar het verschil van den tegenwoordigen leveringsprijs met de
gemiddelde jaarlijksche marktwaarde van het vast quantum , bedoeld
bij art. 20 der suikerregeling van 1863 , herzien naar de gemiddelde
opbrengst der daaraan voorafgegane zeven laatste jaren na aftrek van het
hoogste en het laagste product en verminderd met tien pikols per bouw.
" De waarde van Frijer's Concretor laat ik in het midden. Bij eene andere gelegen
heid zullen daarover bijzonderheden kunnen worden gegeven . Alleen wil ik doen
opmerken ,9 dat die uitvinding ten doel heeft het probleem op te lossen : het suiker
sap zoo zuiver , met zoo weinig verlies en zoo geringe kosten mogelijk in vasten
staat te brengen en aldus naar Europa te kunnen vervoeren , om in de raffina
derijen tot suiker te worden verwerkt. In vroeger tijd heeft men , hoezeer zonder
goeden uitslag , dit met het riet zelf beproefd. Het is buiten twijfel, dat , slaagt deze
>

methode, de vrije arbeid ontzaggelijk zal worden bevorderd door zeer veel handen .
arbeid uit te sparen .
Ofschoon ik het in den bestaanden toestand eene industrieele ketterij noem de
fabrikanten te willen beperken tot eene gebrekkige werkwijze ,> en het javasche
suikerfabrikaat geene raffinade in Europa moest behoeven , verandert de zaak ,
als er slechts kwestie zal zijn van « concrete » te leveren , de wezenlijke a raw
material» . Dan worden de raffinadeuren de eigenlijke suikerfabrikanten en zelfs
meer dan thans de beste vrienden der javasche ondernemers.
175

Ik heb U , Mijne heeren ! reeds te lang bezig gehouden , om nog


in meerdere bijzonderheden te treden . Wellicht zullen zij een onder
werp van verdere discussie kunnen uitmaken. Maar er is toch nog
een punt : het waterrecht , dat ik niet mag voorbijgaan.
Stelt U hierbij wel voor den geest het groot verschil in toestanden
althans tusschen ons land en Java. Hier is men dankbaar het water
kwijt te raken , dáár het in overvloed te bekomen ; water is het
vruchtbaarmakend beginsel van den indischen landbouw .
Het spreekt van zelf , dunkt mij, dat bij overdracht van de rechten
dus grondbezitters ook zijn aandeel in de waterverdeeling daaronder
begrepen is. Maar welk is dat recht ; hoe wordt het uitgeoefend ?
Voorzoover ik weet , bestaan daaromtrent geene bepaalde voorschriften ;
alleen de overleveringen geven den regel aan .
Er is hoog opgegeven van het vernuft, dat de Javaan bij den aanleg
der waterleidingen aan den dag legt. En indedaad , neemt men den
9

graad zijner ontwikkeling in aanmerking , dan is er reden tot dien lof.


Maar van naderbij beschouwd , ontdekt men hoeveel van die onwaar
deerbare natuurgave òf ondoelmatig aangewend of nutteloos verloren gaat.
„ Ieder Javaan , -
zegt een deskundige , die langs eene hoofd
-

rivier woont of langs een voedingstak daarvan , doet met het water al
wat hij verkiest. Er worden daarin aangelegd stuwdammen ; ze worden
weder vernietigd." ' . Een geregeld toezicht , om de belangen van een
iegelijk of van elk gewest te regelen , ontbreekt ten eenenmale.
Het moge waar zijn , dat op onderscheidene plaatsen in Indie de
bevolking het water beschouwt als haar uitsluitend eigendom , zelfs
de hooger gelegen dessas of bovendistricten daarop de eerste aanspraken
of een preferent recht doen gelden , mijns bedunkens is het eene onge
rijmdheid het water niet als publiek eigendom te beschouwen en is
het waterrecht een onderwerp , dat bij uitnemendheid behoort tot het
publiek recht.
Vergis ik mij niet, dan laat de regeling van het watergebruik op Bali
weinig te wenschen over. En dat het individueel grondbezit daar
tegen geene hinderpalen kan opleveren , is mijns inziens voldingend
betoogd door den schrijver van het artikel Rijst in het Aardrijkskundig
en statistisch woordenboek van Nederlandsch Indie.
Het is niet te ontkennen , dat de inrichting van 's gouvernements

1 H. de Bruin , Verslag eener reis op last van den minister van kolonien ge
daan naar Frankrijk en Noord-Italie. Tijdschrift van Nederl. Indie 1862 (e deel.
Een ieder met Java bekend , zal met groote belangstelling kennis kunnen
nemen van het uitstekend irrigatiestelsel voor de rijstvelden in Italie , meer in
het bijzonder in de omliggende streken van Vercelli (Piemont) en over het al
gemeen in Lombardije. Hoogst belangrijk voor deskundigen , met het oog op
de irrigatien in Indie , komt mij voor het onlangs verschenen werk : Irrigation
in Southern Europe , being the report of a tour of inspection of the irrigation
works in France, Spain and Italy , undertaken in 1867-68 for the government
of India , by Lt. CC. Scott Moncrieff, waarin tevens de verschillende wetten
dier landen ter regeling van het waterrecht zijn opgenomen .
176

suikerkultuur in de volksgebruiken der waterverdeeling eenige stoornis


heeft gebracht , dat dikwerf de laatste is opgeofferd aan de eerste . Maar
ik ben ook van oordeel , dat eene doelmatige afbakening der rechten
van het watergebruik alle bezwaren kan voorkomen , zooveel te noodiger ,
omdat niet uit het oog moet worden verloren , dat eene der redenen
om aaneengeschakelde riettuinen aan te leggen , toe te schrijven is
aan de noodzakelijkheid om die tuinen af te scheiden van de velden , die
onder eene algemeene besproeiing liggen ; waaruit dan ook volgt , dat
de ondernemer, die gronden in eigendom bekomt , waterleidingen en
basins zal moeten aanleggen , om het noodige water te verzamelen ,
en tijdig en behoorlijk weder te kunnen loozen .
Meer mag ik mij niet veroorloven over dit punt te zeggen. Ik heb
slechts op het gewicht willen wijzen om bij den overgang tot vrijen
suikerrietaanplant , ten einde botsingen te voorkomen , daarmede eene
voldoende regeling gepaard te doen gaan naar het beginsel , dat het
water publiek eigendom zijnde, de opgezetenen (europeesche of inland
sche grondbezitters) niet anders dan een recht op het gebruik kunnen
hebben in verband met de behoeften van allen.
Een woord ten slotte. Een ieder uwer , Mijne heeren ! is in staat
>

de gebreken en leemten mijner toelichting van dit belangrijk onder


werp aan te wijzen. Veel , dat daarmede in betrekking staat, heb ik
slechts oppervlakkig kunnen aanroeren . Hoofdzakelijk heb ik mij be
paald tot daadzaken , tot matter of fact” ; maar weest overtuigd , dat
> >

ik daarbij gestreefd heb naar waarheid ; dat ik het oog niet heb ge
wend naar eenige partij . En ik vertrouw ook dat wij de kwestie niet
zullen overbrengen naar de strijdplaats van de politiek , maar haar
houden zullen binnen hare eigenaardige perken , die der economie.
Laten wij thans van gevoelen wisselen en licht trachten te ver
spreiden , waar het nog ontbreekt. Mijne pogingen daartoe mogen luttel
zijn geweest ; de eenvoudige gedachte heeft mij daarbij bezield , dat het
nut , dat ik beoogd heb , op den adem van den vooruitgang voortge
stuwd , wel hier of daar op vruchtbaren bodem nedervallen , ook zeker
gedijen en voor de suikerindustrie van Java eenige goede vruchten
opleveren zal
177

BIJLAGE XIII .

Dewijl de suikerproductie in de jaren vóór 1840 niet in de koloniale


verslagen voorkomt, moet ik mij bepalen tot die , na dat jaar ver
kregen .
In het zestienjarig tijdvak van 1840–1855 is de hoeveelheid , aan

het gouvernement geleverd , geweest : 14,182,441 pikols en de gemid


delde prijs, waarop die te staan is gekomen , f 9.58 .
Er zijn geen gegevens om de verschillende soorten suiker , waaruit
die hoeveelheden hebben bestaan , met juistheid aan te geven , maar
juist sedert 1840 nam de levering van betere suiker dan vroeger , een
aanvang en is steeds toegenomen.
De schrijver van het werk : „ Coup d'oeil général sur les possessions
Neerlandaises dans l'Inde Archipélagique ” Dr. C. J. Temminck , die uit
officieele bronnen heeft geput , geeft een belangrijken leiddraad aan
de hand om bij benadering die hoedanigheden te waardeeren .
In 1846 schrijvende , verklaart hij: „ de kwaliteit der suikers ver
betert meer en meer en de hoeveelheid neemt steeds toe .
„ In 1836 beliep de openbare veiling , die in Europa plaats greep ,
313,058 pikols , waarvan
3

35 pct. bruine suiker ,


20 " blonde
28 grijze >

en slechts 17 " witte


„ Op de laatste veiling in 1844 van 732,440 pikols zijn de soorten
verdeeld geweest als volgt : in
16 , pct. bruine suiker ,
18,3 92 blonde
11460 > grijze >

en 5310 witte
„ Uit dit resultaat blijkt, dat de verkochte hoeveelheid verdubbeld
is en tegelijkertijd de hoedanigheid eene opmerkenswaardige verbete
ring erlangt."
Wanneer de bruine suiker aan de tweede soort , blonde en grijze aan
de eerste soort ,, en witte aan n . 16 gelijkgesteld wordt, dan vindt
men in 1844 reeds voor de eerste 161 pct.
de tweede 391 73

de witte 54
Om nu tot een algemeen overzicht te geraken van de verhouding
der suikersvorten in de laatste 16 jaren , deze stellende op
een derde of 334 pct. eerste soort
een derde of 334 pct. tweede soort.
een derde of 33; pct . witte ,
dan is de levering eerder te laag te schatten , want deze evenredigheid
veronderstelt, in strijd met de uitkomsten , geen vooruitgaan ; en
bovendien zal het in het oog vallen , dat geen enkele pikol no. 18
daarbij is opgenomen .
178

Alonu aannemende de gemiddelde marktprijzen over 1840–1855 , als ::


Tweede soort .
f 11,67
Eerste soort . . 13.73
No, 16 . . - 12.86
f 38.26
Of gemiddeld . . f 12.75
In vergelijking met den gemiddelden prijs in Indie
over hetzelfde tijdvak door het gouvernement besteed . 9.58
Blijkt daaruit eene winst per pikol van . .
of 3.17
Of over de geheele hoeveelheid suiker van 14.182,441 p. f 44,958,338
Uit het overzicht , in eene der bijlagen van de kul
tuurwet voorkomende , blijkt, dat van 1840 tot 1855 is :
gewonnen . f 11,458,215
verloren .
.
9,974,801
blijft winst . f 1,483,414
Zoodat in voormeld zestienjarig tijdvak i is opgeofferd f 43,474,924
De jaron 1856 en 1857 moet ik voorbijgaan , omdat >

in die jaren wel gouvernements -suiker in Indie is


verkocht , maar de koloniale verslagen geene melding
maken van de behaalde prijzen.
Thans laat ik volgen eene aantooning der gemiddelde
prijzen in Indie en van die in Nederland verkregen ,
van 1858-1865.
Geleverde
Gemiddelde suiker aan het Minder opgebracht
Gouvernements-veiliu in Nederland
prijs in gouvernement
gen in Indie . na aftrek van dan bij veiling in
Nederland . Thet geveilde in Indië .
lodie. (pikolo)

1858 f 17.84
-
18.23
Gemidd. f 18.034| f 15.921 805,163 f 1,698,893
1859 17.15
· 15.58

Gemidd. f 16.364 14.331 730,580 1,483,077


1860 . · 16.25
- 16.06
Gemidd. f 16.151 14.86 788,715 1,017,422
1861 15.38
16.18
Gemidd. / 15.78 15. 777,312 596,303
1862 . 15.75
· 14.90
15.371
Gemidd. f 15.34 15.15 831,594 168,319
1863 . 15.324
• 15.04
16.27
Gemidd . f 15.54 14.05 868,331 1,302,496

Transporteere. 4,801,695 | f 6,266,510 f 43,474,924


1 Deze berekening komt reeds voor in de memorie der suikerfabrikanten
gerigt aan den Koning in 1860.
179

Geleverde
Gemiddelde suiker aan het Minder opgebracht
Gouvernements- veilin . gouvernement in Nederland
gen in Indie , prijs in na aftrek van
Nederland . het gereilde in dan bij veiling in
Indie .
Indie. ( pikols)

Transport. 4,801,695 f 6,266,510 f 43,474.924


1864 . . 17.20
- 17.12
- 16.56
Gemidd. f 16.96 16.76 874,411 174.882
1865 14.50
- 14.88
17.52
Gemidd . f 15.67 13,18 792.058 1,980.145
Hierbij komt nog in aan f 8,421,537
merking, dat de veilings 6,468,164
prijzen in Indie zijn geno
teerd voor n . 16 , doch dat
bij de contracten is vastge
steld de levering der suikers
voor 70 pct. van no. 16 tot
no. 20 en voor 30 pct. daar
beneden tot n . 14 ; voor
elk nommer verschil f 0.50
per pikol.
Neemt men nu aan , dat
gemiddeld slechts één nom
mer hooger dan no. 16 is
geleverd , dan behoort tot
eene juiste waardering van
het verschil nog in rekening
te komen .
6,468,164 pikols x $ 0,50, off3,234,082
f 11,655.619
ſ 55,130.543
Over het eerste zestienjarig tijdvak is gemiddeld 's jaars f 2,717,186,
over het achtjarig tijdvak van 1858–1865 gemiddeld 's jaars f 1,456,952,
minder opgebracht dan geraamd kon worden , dat de suikers in Indie>

zouden hebben opgebracht, ongerekend het tijdvak vóór 1840 en de


jaren 1856 en 1857.
In Indie is verkocht van 1858–1865 1,250,000 pikols.

Onder het afdrukken hiervan kwam mij in handen het Januari


nommer van de Economist” , waarin eene vergelijking voorkomt van
de nederlandsche en bataviasche veilingsprijzen van koffij en suiker ,
en waaruit blijkt, dat mijne raming nog te gunstig is gesteld. Ik
veroorloof mij, wat de berekening van de opbrengst der suiker betreft,
die hier op te nemen ;
180

Velling in Indie. Veiling in Nederland.


PRODUCT.
DAGTEBKENING .
Netto opbrengst DAGTEEKENING . Netto opbrengst
per pikol. per pikol .

10 October 1863 f 16.28,56 17 September 1863 f 13.06,6


12 December 1863 16,65 % 20 November 1863 16.29
10 September 1864 17.51 22 Juli 1864 0916.02;.
10 October 1864 17.42,80 23 September 1864 15.19 ,'.
10 December 1864 16.85 ,'o 25 November 1864 14.58 ,'.
9 September 1865 19 14,69,io 21 Juli 1865 » 12.57
1
Sulker 9 October 1865
1
9 December 1865
10 September 1866 14.54 24 Juli 1866 13.03
1
8 October 1866
1
10 December 1866
9 September 1867 13.69 ,
2
24 Juli 1867 12.81 ,
8 October 1867 13.41 10 25 September 1867 20
12.63,1
10
1
9 December 1867
Op blz. 172 mijner toelichting maakte ik de opmerking , dat de
vergelijking der indische prijzen zou behooren te geschieden met die,
bij aankomst of veiling der ladingen in Nederland behaald . Ten aan
zien der koffie lees ik in het artikel van den „ Economist ”: „Waar nog
millioenen voor Nederland te vinden zijn” door den heer D. Bauduin
dezelfde opmerking ten opzichte der koffie . Het verschil in tijd stelt
hij op circa 5 maanden .
Niettemin zijn de tijdstippen in de ministerieele berekeningen voor
Nederland steeds vroeger gesteld ; hetgeen niet nauwkeurig schijnt
omdat zulks alleen zou kunnen gelden voor handelaren , die , specu
leerende op vrachten , wisselkoers, etc. en den stand der markt in Europa,
dienovereenkomstig hunne orders uitzenden , terwijl hier sprake is van het
verschil in opbrengst van het product , dat in Nederland verkocht
is en 5 maanden vroeger in Indië zou hebben kunnen zijn opveild.
Als maatstaf van vergelijking komen mij dus beter voor de behaalde
middenprijzen in Indie en Nederland. Daartoe zijn wij, wat de jaren
1865 , 1866 en 1867 betreft, in staat gesteld door de opgaven in het
9

jongste koloniaal verslag, waarbij ik nog voeg in de laatste kolom den


gemiddelden prijs per pikol in Nederland (in dat verslag wordt alleen
die in Indie vermeld).
IN INDIE .
JAREX

SEPTEMBER - VEILING. OCTOBER - VEILING . DECEMBER- VEILING , TOTAAL-GENERAAL.


.

Gemid Gemid Gemid Gemid


Opbrengst . deld per Opbrengst. deld per Opbrengst. deld per Opbrengst. deld per
pikol. pikol. pikol. pikol.

1865 || 1,481,775 f 15.595 | 1952,900 15.88 11,736,450 f 18.28 f 4,171,125 116.685


1866 1,475,975 15.535 978,675 | 16.31 | 1,572,750 16.555 4,027,400 16.11
1867 1,365,325 14.37 855,550 14.26 1,350,525 14.218 3,571,400 14.285

1 Ver door het indisch bestuur niet is opgegeven >, hoeveel de suiker van
het standmonster nº. 16 heeft opgebracht , kan de opbrengst dezer veilingen
niet met die in Nederland worden vergeleken.
181

IN NEDERLAND .

Gemidd
.pik js
pri
VEILINGEN .

.
Vaart. Mei . Juli. Sept. Novemb.
1865.
Hoeveelheid in pikols . 258,780 247,312 242,439 92,341 80,357
Opbrengst per pikol(bruto 117,98,118,63
10 o 117,98,0 118,6370 119,690
10
netto 12,69,90 13,33 % 12,760 ) 13,51
118,591
14,43,10 13,35
1866.
Hoeveelheid in pokols 217,288 192,064 186,344 86,033 71,918
Opbrengst per pikolySbruto 119,99,8 117,74 % 118,63 f20,00 ,'0 119,15 f 19.104
netto 14,83,86 12,75,0 13,9936 14,820 14,28,0 14,14
1867 .
Hoeveelheid in pikols . . 261,467 230,419 | 124,202 77,727 48,350
7
Opbrengst per pikol(bruto (18,60 ;0 118,30 ; 0 118,1370 117,82 10 f18,28 30 -18,23
18.770 13,131 13,38 % 13.50
netto 13,7110 13,50

Bij de berekeningen in de Economist ” wordt telken male verge


leken de veiling te Batavia van no. 16 met die in Nederland van no. 15.
Hoezeer ik daartegen bedenkingen heb vernomen , komt mij die
vergelijking juist voor , omdat in den regel de suikers bij het vervoer
naar Europa iets in het nommer achteruitgaan ?.
Het gemiddeld nommer der in Indie verkochte suikers voor 1865
blijkt niet uit officieele stukken. Die van 1859 tot 1867 in Nederland
worden vermeld in den volgenden staat,7 getrokken uit het laatste
koloniaal verslag.

' In het koloniaal verslag van 1865 wordt op blz. 177 de bruto opbrengst
opgegeven met f 18.434 en netto f 13.18 , % per pikol .
? Hoe groot die achteruitgang is geweest , kan uit het gemiddelde stand
monster , in Nederland verkocht, niet worden opgemaakt , tenzij men wete ,
met welk nommer die suikers bij verzending uit Indie zijn gefactureerd.
Percentsgewijze
aantooning
nopens
de
samenstelling
van
Ned.
der
veilingen
handelmaatschappij
1859
over
tot
1867.

Id. standmonster.
Middencijfers
BUIN
B. BLOND
OF.
GEEL GRIJS. WIT.
Geveilde
Jaren .

hoeveelheid. 2. 8.
1. 3. 4. 5. 6. 7. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16./
17. 18. 19.
20.
185963
krand
463. l o| 1|
ਹੈ|
91|2|5 2,76% 16774071886
3,6 | 15,00
89,0
2,0
376
26 .
20

-
jan
1860
249
591 .
kr6|.'ਚਹ
kr. MH it
176370
476
87
22
11,327to19%
570
10,18
25,0
1,8
15,8
84,8 18
ਨੂੰ}!|2|
TU 100
182

18611208
843
kanas
TO
ਵੀਹ|ਹੈ|1।| ਨੂੰ 30
27 *8| 15,666
11,8
30,44
29,8
74
1,3
374
168
8448
-

10 40 100
sers
1862
896
231
TO
382ਏਹ
ਝੰਹ
113|2£|
10t 6 15,86
8738
io 84
-

-
» -
TO 10 100
1863/253
743 154810297023716,810,0
ਹ 470
10,3
570
7,80
,
80,815,81%2 *
-

-
19
1864
268
392 10711716 ॥
8,4181,8
470
116
278
17
5,8
%5'8,% |
15,8
18,8
15,0
4,4
,8 8 ।
-

-
|

|
1865
273
918 ਝੰਗ:| 3,08
ਉਹ
ਧ 1270
1070
11,8
15,6
211
20
2,884,6
16,016%,7|
10
2
-

-
90 0
1866
261
106 to 17709%
610
476
88187'.%
j1570
15,3
11
7,6
15,6
74
13,4
1,6
to
10
1867|
238
505 - | _ | - | _ | - | to -
it|
2|5'| 178,8
ਧ!
978880 15,4
8%,
i
7,0
13,6
12
127
16,4
1730
1070
51
1
f
10 10 100
13
183

Men ontwaart hieruit dat het middencijfer der standmonsters van


de in Nederland verkochte suikers is geweest :
in 1865 .
16186
1866 .
15,00
1867 15,18%
terwijl het gemiddelde nommer der in Indie verkochte suikers moet
zijn geweest :
in September 1865 ruim no. 18
" October 27 18
99 December 77
17,80
gemiddeld nº. 17,8% .
wanneer de prijs van no. 16 in Indie voor 1865 , in boven ver >

melde aantooning opgegeven , in de opbrengst per pikol wordt ge


deeld en voor ieder hooger nommer het gewone verschil van een
halven gulden wordt genomen .
Dewijl door het indisch bestuur niet die prijs voor no. 16 voor
1866 en 1867 is opgegeven , kan de vergelijking niet verder worden
voortgezet.
Inmiddels blijkt toch uit dit voorbeeld , dat de verhooging der
veiling met een nommer in mijne aantooning boven no. 16 ver van
overdreven is en uit voorgaanden staat dat op eene fractie na het ge
middelde no . van al de suiker sedert 1859 in Nederland geveild no.
16 is geweest , zoodat in elk geval de vergelijking op bladzijde 280
juist blijft, de hoedanigheid der laatsten kan dus niet gezegd
worden slechter geweest te zijn dan de suiker in Indië verkocht , als
men in aanmerking neemt dat de nos. bij het vervoer naar Neder
land teruggaan .
BIJLAGE XIV.

STAAT DER

op den laatsten van iedere maand gedurende

JANUARI . FEBRUARI . MAART . APRIL MEI. JUNI .

RESIDENTIEN .

1863 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1860 1867 1805 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867

CHERIBON . . 8.76 7.- 6.625 9.50 7. 6.6251 8.875 7. 6.50 6.50 6.50 6 125 7.25 6. 5.175 5.50 5.50 5.17

TAGAL . 11. 7.50 6.50 8.75 7.10 6.30 9.89 6.75 6.10 6.98 6.75 6.10 3.94 6. 5.365 6.25 6.05 5 30

8.165 6.86 8.46 - 9.43 6.985 6.75 7.71 6.40 6.34 6.50 6.50 6.47
PEKALONGAN 8.07 8.56 6.81 7,75 7.50

AMARANG . 9.43 8 75 7.50 10.52 8.75 6.875|| 10.14 8.25 7.07 6.50 7.25 6,28 5.50 6.65 5.84 5 , 6.50

8.75 7. 8.75 7. 7. 6. 7.50 6. 6. 6.25 5, 6. 6.25 5. 6.


JAPARA 10. 10.50 10.

-
6.30 8.60 10.75 6 168 6.50 7. 5. 6.25 4.50 5.25
REMBANG 9. 7.65 10 , 6.75 9.50 6.75 7.

8.25 6.76 6.50 9.87 % 7.12 % 0.25 10.62 5.625 10.025 3.94 8.1251 7.80 6.75 8.25 5.85 5.50 6.50
SOERABAYA . . 6.69

11. 6.30 6.625 | 11.80 8.50 6.66 10. 7.50 0. 8.25 5.50 5.75 6.25 4.25 5.50 0. 4.50 5.
PASSA ROEAN

PROBOLINGO 10 628 9.25 6. 10.50 7.25 6, 9.50 6.50 6. 7.50 6.50 6.26 6.50 5.75 6.05 5, 4.25 6 05
-

8.- 17.30 7.50 8.785 5.75 10.25 9.25 5.41 6.75 8.50 5.375 0.125|| 7.25 6.75 5.75
BEZOEKI . .

4.50 5.25 4.25 6.50 5.625 4.50 4.23 7.12 4.50 4.50 7. 4,25 4.375|| 6.25 5.50 4.25
BANJOEWANGI. 6.75 4.30

BANJOEMAS . 3.82 6.645 4.75 5.60 6.65 4.76 5.14 6.55 4,70 4.244.975 4.26 4.05 4.45 3.90 4.02 4.20 4.10
-

MADIOEN . 5.378 6. 6.23 6.877. 8. 9.50 5.76 5. 6.25 5.775|| 4.50 5.25 6.80 3.50 5.25
-

6.50 7. 10. 5.25 11.50 5.75 9.75 6.75 5.25 6.75 5.25 4.25 4.25 5.25 4.
KEDIRI 5.75 6.50

Gemiddeld . 8.31 7.52 6.40 9.100 7.39 6.29 9.245 6.69 5.9151 7.815 6.05 % 6.09 % 6.565 6.308 5.78 5.495 6.32 5.42
RIJSTPRIJZEN
de jaren 1865 , 1866 en 1867 (per pikol).

JULI. AUGUSTUS, SEPTEMBER . OCTOBER. NOVEMBER . DECEMBER . Gemiddeld .

1865 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867 1865 1866 1867
f

5.25 5.50 5.25 7.50 5.75 5.50 7.50 5.90 5.75 6.875 6.25 5.50 7.25 6.15 5.50 8 . 6.30 5.8757.395 6.235 5 80

5,75 6.125 5.50 6.25 6.70 6.50 7. 6.60 5 626 7.49 6.75 5.325 7.75 6.67 % 5.625 7.57 7. 6. 7.545 6.665 5.77

0.625 6.62 5.875|| 7 .- 7.15 5.75 7.25 6.875 5.50 7.155 6.625 5.50 7.225 6 675 5.70 8.31 5.9757.635 7.686 6.13

5.78 4.625 6.75 6.14 5.50 7. 6.625 6.50 6.75 7.30 6.75 7.75 8. 7.25 7. 8. 6.625 7 , 7.61 6.665 7.005

6.25 6. 6. 7.25 6.25 6.375 || 7. 8.- 6.3751 8. 7.25 6.375 || 9. 7.25 6.375 9. 7.50 7. 8.835 6.895 6.375

3,50 5.50 5,75 5. 5 875|| 6.25 6. 5.75 7. 5.05 6. 8.55 6.375 6.25 8.50 6.125 5.75 7.625 6.275 6.215
1

5.00 6.44 0. 6.07 5.20 7.375|| 5,875 5.875 7.75 6.625 5. 5.25 6.845 6.03 5.50 6.875 6.385 7. 7.485 6.055 6.875

5.75 5.50 5.29 6. 5.75 5.295 || 6 .- 4.56 5.66 6.50 6.25 5.875 7.45 7.50 5.83 8.- 7 , - 7.75 7.725 6.275 5.935

5.975 5.50 5.50 6. 5.75 5,75 6.25 7.35 5.75 7. 7.33 6.75 9.25 7. 6.50 9.25 7.50 6.75 7.775 6.665 6.116
-

6.50 -
5.25 6.50 6.875 6.12 $ || 6.87 6.75 5.50 6.75 5.335 5.25 7.50 7. 6. 7.375 7.- 6.875 7.798 6,445 6.99

6.25 4.75 3.83 5.50 3.50 4.676 3.375 4. 4.625 3.665 4.25 3.875|| 3.12 4.375 4.50 5.625 4.645 4.135

4.095 4.15 4.25 1.045 4.33 4.15 4.37 4.615 4.40 503 4.725 4.28 5.065 3.05 4.25 6.485 4.90 4.1254.875 5.025 4.325
5.50
---

3.30 5.75 4 50 4.75 5.75 5. 5.50 5.50 6,25 5.65 6.50 6. 6.25 6,75 5.75 5.50 5.975 5.945
-

3.50 5.25 4. 3.75 5.50 5.50 5.50 4.25 10.25 5.50 4.25 6. 4.25 6. 4.25 7.175.70 4.835

5.40 5.515 5.265 5.84 5.735 5.55 6.105 6.05 5.575 6.825 6.025 5.53 7.335 6.875 5.635 || 7.745 6.42 5.975 7.19 6.19 5.80
|

Gemiddeld over de 14 residentien . 6.39

12
186

BIJLAGE XV .

OVERZICHT der productie van de suikerfabrieken op Java , gerang. 9

schikt naar de uitgestrektheid der aanplantingen.


A.
FABRIEKEN MET EEN AANPLANT VAN MINDER DAN 400 BOUWS.
Aantal
bouws
NA MEN PRODUCTIE IN : GEMIDDELD PER BOUW IN :

DER
.

FABRIEKEN . 1863 1864 1865 1866 1863 1864 1865 1866

Karang Sambong. 300 16,697.41 21,04 4.73!


21,044.73 21,473.94 24,651.- 55,56 70.1571.58 82.07
Glagamidang . 324 15,000.22 12,985.63 13,381.20 13,760.– 46 30 41.08 41,30 42.47
Pagongan . . . 150 6,616.40 6,000.53 7,500. 6,750 . - 44,10 40. 50.- |45.

Tjomal . . 13,000. 5,054.23 12,636.33 ) 11,207.37 28.88 11.23 31.59 37.35


Waringin - agoong 300 11,287.10 11,242.83 8,756.62 12,643.90 37.62 | 37.47 29.18 42.14
Olean . 300 11,400.- | 15,460. 13,803.- 13,719.- 38. - 51.20 46.0145.73

Mingiran 207 6,488.65 8,842.15 8,687.63 10,885.78 31.34 42.71 41.96 52.58

Poerwoasri. 276 6,666.99 9,280.78 10,524.18 7,783.34 24,16 33.4539.41 |28.02

Menang 167 4,994.09 5,244.35 3,955.73 3,812.65 29.90 |31.0323.68 22.13

Ardi Redjo 353 21,362.14 23,482.68 23,519.09 24,103 70 60.51 66.53 66.62 67.77

Yoso Wilangoon . 307 11,452.80 13,423.61 13,181,53 11,345.94 37.30 43,72 42.93 35.92
Kloerahan . . 368 17,510.35 18,529.32 18,161.45 17,626 96 47.58 50.35 49.35 47.90

de Goede Hoop 245 16,632.77 17,265,94 14,984.74 14,332.35 67.88 | 70.47161.16 58.50
Bekassi- Oost . . 300 17,283,67 21,388.59 17,262.85 18,036,65 57.6171.2967.52 60.12
Dankbaarheid . 294 12,565.28 16,282.66 15,183.47 14,727.57 42.74 55.38 51.64 50.09

Soekoredjo. . . 300 16,423.25 21,789.24 16,386.28 18,159.18 54.74 72.63 54.62 60,53

Kawisredjo 300 15,073.03 17,644.10 12,734.76 14,502.90 50.24 58.81 42,44 48.40
Sariredjo .
Pleret .
.

. .
210

321
o 9,239.46 11,534.50 8,983.39
17,129.03 | 19,836.83 16,603.64
9,968.10 44.— 54.92 42.77 |47.47

18,758.14 53.3661.79 51.72 58.44


Djahong . 265 16,784.76 16,435.62 14,194.64 8,295.51 | 63.34 62.02 53,56 31.30
Lemadjang. . 250 12,094.13 6,293,55 5,812.85 6,835.80 48.38 25.17 23.24 27.25

Ketabang . 240 5,513.48 9,797.03 5,034.24 ) 6,813.57 22.97 40.82 20,97 28.38
Goedo . 210 13,559.49 9,139.39 14,228.88 12,693,63 64,33 43 52 67.75 61.73
Ketanen 300 14,656.48 13,807,58 15,786.92 11,498.55 48.85 46.02 52.62 |38.32

Totaal 6587 | 309,430.98 331,805,87312,777.36312,911.59/46,97 50,37147,19 17.50


187

B.
FABRIEKEN MET EEN AANPLANT VAN 400 BOUWS .

Aantal
bouws
NAMEN PRODUCTIE IN : GEMIDDELD PER BOUW IN :
.
DER

FABRIEKEN . 1863 1864 1865 1866


3150
1863 1864 1865 1866

Tersana ... 400 18,584.28 21,991.17 20,092.76 26,262. - 53.09 62.83 50.23 65.66
Soerawinangon 400 16,910.- 19,000.- 19,350.- 21,978. – 42.27 47.50 48.37 54.94
Gempol 400 10,000.20 10,431.88 14,232.66 21,686 . - 25. - 26.08 35.58 54.22
Kemanglen . . . 400 19,864.81 10,015,38 25,008,18 24,597.51 49.66 25.04 62.52 61.49
Doekoewringin 400 17,159.42 11,790.86 19,000.-- 20,019.22 42.90 29,47 47.50 50.04
Adiwerna.. 400 17,556.68 10,278.72 | 21,159.23 20,810.20 43.89 25,69 52.90 52.02
Djatibarang . 400 17,052.43 9,196.49 25,394.83 28,194.24 42 63 22,99 63 49 70.48
Bandjardawa . 400 19,938.66 10,779.21 | 15,694.81 20,999. - 39.88 21.56 39.23 52.49
Seragi 400 16,000.- 10,027.33 11,638.24 15,046,30 40. - 25.06 29.09 37.61

Klaling 400 5,397.40 7,313.91 15.156. - 18,560. - 15.42 18.28 37.89 46,40
Rendeng .. 405 11,169.03 10,708.02 22,454.16 23,553,69 27.58 26.44 55.44 58.16
Boeloean .. . 400 13,326.16 11.078.96 14,146.6 ) 13,070.51 33.31|27.69 35.36 32.67
de Maas . . . . 400 18,631.48 ! 19,481. 18,103.17 15,847.61 46,58 48.70 45.25 39.60
Wringin - Anom 400 19,480. 17,600.- 16,000.- 16,000.- 48.70 44.- 40. - 140. C

Redjosari. . . . 400 8,892.29 12,211.31 10,103.13 9,025 . – 22.23 30.5325.2522,56


Pesantren 400 13,455.89 14,567.53 | 12,516.75 13,611.21 33.64 36.41 31.29 34.02
Modjo Pangoong 400 14,879,12 11,512.79 12,786.15 12,241.63 37.19 28 8731.96 30.60
Wangoon Redjo 407 16,295.73 15,113.02 18,086.66 18,465.63 40.03 37.13 44 43 44.94
Kali Bagor. 400 6,732.30 7,842.66 12,361,61 16,809.5325.89 19.60 30.90 42.02
Tjandi . • . 400 16,138.23 19,871.21 20,859.71 17,156,97 10.34 49.67 52.13 42.89
Porrong . . 400 11,843.72 | 17,614.86 15,456.74 18,082.22 29.61 41.03 38.66 45.20
Balong Bendo . 400 20,186.59 20,886.18 22,092.54 19,655.14 50.46 52 21 55.23 49.13
Sentapen Lor 400 30,343.15 75.85
28,209.25 | 29,950.84 44,812.29 40.30 42.78 64.01
Brangkal. 300 21,054.20 70.18

Djombang . 400 18,104.90 16,014.66 23,687.06 20,088.47 45.26 25.07 59.21 50.22
Gempolkrep . 400 19,900.82 11,903,86 22,757.91 21,409.49 49.75 29.76 56.89 53.52
Tedja . 400 7,254,20 8,011.50 12,464.79 11,575,66 18.14 20.03 |31,16 28.94
Totaal.. 10712402,963,59 365,193.35 /485,415.99|516,142.58| 37.61|34,09 45 31 | 48.14
! Sentanen Lor is gesplitst in twee contracten , waaruit de fabriek Brangkal is ontstaan ,
doch de laatste nog niet gereed zijnde , is de aanplant van beide verwerkt op Sentanen Lor.
198

C.
FABRIEKEN MET EEN AANPLANT VAN MEER DAN 400 BOUWS .

Aantal
bouws
NAMEN PRODUOTIE IN GEMIDDELD PER BOUW IN :

.
DER

FABRIEKEN. 1863 1864 1865 1866 1863 1864 1865 1866

Sindanglaut . . 500 24,127.54 25,056,52 29,500. 28,653.- ||48,25 50,11 59 ,-57,31


Tjiledoek. 500 23,558.24 23,617,50 26,114.50 30,153 . 52,35 56,92 52,23 60,31
Ardjowinangon 450 16,653. 10,928. 23 085.63 19,382. – 27,75 18,2138,47 43,07
Djatiwangi 500 15,712.76 17,277.12 18,932.62 22,964.- ||31,42 34,55 37,86 45,93
Parondjaija 500 17,942.43 16,020,15 21,311.21 25,151.-- ||35,88 32,04 42,62 50,30
Pangka 500 11,480.16 9,020.19 19,546.94 17,682.45 ||22,96 18,04 39,0935,36
Wonopringo 700 38,220.87 38,238.46 40,869 55 36,008.91 54,60 54,62 58,38 51,44
Kalimatti 500 12,000.- 18,110. 27,000. 22,304.8030,-36,22 54 , -- 44,61
Poegoe. 500 22,847.44 17,348.57 16,979.15 24,794.74 || 45,69 34,70 33,95 49,59
Gemoe . 500 23 199.51 14 344.46 19,126.79 17,427.99 ||46,39 28,69 38,25 34,86
Tjepiring 600 25,584.60 17,924.14 20,655.71 25,171.45 ||42,64 29,97 34,42 41,95
Kaliwoengoe . 500 30,018.- 12,452.53 23,024.41 29,804.07||60,03 24,90 | 46,05 59,61
Pakkies 600 22,453.58 26,933.29 29,503.53 33,000. |37,42 44,88 49,17 55 ,
Trangkil 500 17.877.32 17,400.49 20,480.29 19,822.28 | 35,75 34,80 40,96 39,83
Langsee . 600 24,169.84 22,032. 29,168.70 33,629.4010 28 36,70 48,61 56,05
Tandjong- Modjo. 464 19 384.24 12,276.86 19,944 77 20,845.68 ||41,77 26,46 42,98 44,92
Besito . 500 28,254.11 17,933.11 28,753.29 29,343.40 |56,51 35,86 57,5058,70
De Hoop 550 21,129.23 18,995.46 23,929.21 22.872.69||38,40 34,54 43,50 41,58
Petjangaan 309 18,364.44 20,682.72 23,683,19 26,884.93 | 36.73 41,36 47,36 53,76
Pandji . 500 28,585 . - 29,750. 28,374 . 32,398.67 ||57,17 59,50 56,75 64,78
Djatti 450 20,321.98 19,133.45 21,282.88 27,200.1945,16 42,51 47,29 69,29
Ardjo Sari . 471 21,771,97 25,103.35 23,004.82 24,930.20 46,22 53,30 48,84 52,93
De Hoop 433 20,473.18 18,413.26 15,109 21 19,302.9547,28 42.52 34.89 44,58
Djakatra Oost . 490 13,968.24 21,649,55 14,450 95 19,194.44 28,50 44,18 29,49 39,88
De Onderneming 425 22,378.35 21,327.21 16,683.97 25,391.92 ||52,65 50,18 39,25 59,74
Wonoreljo 423 19,492.43 ) 12,509.17 15,639.80 17,781.56||46,08 29,57 36,97 42,03
Gaijam 423 23,503.81 21,475.25 26,738.02 23,102.50 |55,56 50,77 63,21 54,62
Baijeman 515 20,004.09 22,087.24 17,642.78 18,241.31||38,84 42,88 34,25 35,42
Soemberkareng 500 25,729.13 27,433.78 20,120.63 15,959.71||51,46 54,86 40,24 31,91
Oemboel.. 528 26,591.49 30,942.75 23,299.13 23,142.48 ||50,3658,60 44,12 43,83
Wonolaugan . 475 31,872.23 35,696.72 29,067.01 29,148.5569,20 75,15 61,1961,36
Gending : 600 28,551.59 30,130.59 18,1 1.13 26,651.52 ||47,58 | 50,22 30,25 44,43
Padjarakan 660 39,088.51 41,716.37 38,420.63 29,878.03 || 59,22 63,20 58,21 45,27
Kandang. Djati 580 26,762.- 26,810.68 26,476.21 21,231,69 ||46,14 46,22 45,65 36,60
Phaeton 600 23,248.62 23,725.22 21,032 66 16,105.79 ||38,74 39,54 35,05 26,84
Boedoean 480 24,321.24 21,453.51 23,792.46 22,222.99 || 50,67 44,69 49,56 46,29
Waroe .. 520 22,206.08 17,574.01 18,549.64 21,866.3542,70 33,73 35,67 42,65
Tangolangien 480 16,340.45 23,995.87 20,218.30 21,438.55 |34,04 49,99 42,12 56,04
Ketegan 480 22,081.65 23,113.27 27,193.86 26,933,81| 46 , 48,15 56,65 56,11
Sroeni . 440 27,812.94 26,906.81 25,799.65 25,142.12|63,21 61,14 58,63 57,14
Watoe toelies 480 18,092.791 16,707.70 19,803.48 20,192.78 || 37,69 34,80 46,25 42,06
Krian 500 26,529.16 29,763,69 29,476.10 35,272.42 || 53,05 59.53 58,95 70,54
Kremboong 4501 16,133.83 22,168.66 21,923.53 24,181.89 || 35,85 49,26 48,72 53,73
Koning Willem II 4901 32,705.12 20,180.55 37,08 37,28 40 88 41,18
3101 29,665,03 29,824,12 14,144.82 45,62
Bangsal 1
Totaal . . .
226671,008,503.10978,003.80 | 1,036,565.49| 1,087,133,58 ||44.49 43.14| 45,73 47.96
NB. De fabriek Poerwodadie is hierbij niet opgenomen omdat de partikuliere aanplant bij
de officieele staten met de gouvernementstuinen is bijeengenomen .

1 De onderneming Koning Willem II is in 1864 in twee contracten gesplitst, waardoor de


fabriek Bangsal is opgericht; maar nog niet gereed zijnde, is de aanplant van beide op Koning
Willem II verwerkt.
BIJ
.XVI LAGE
PARTIC
TEEL
T. ULIERE

.
1866 .
1865

GEWESTEN
. Aaptal
Uitgestrektheid Gemiddelde Uitgestrektheid Gemiddelde
der Productie Aantal
werking
in . productie der Producti
. e productie
,
aanplantingen . w
werking
in
zijnde
geweest bou
per aanplantingen
. , w
bou
per
Pikols
. zijnde
geweest .
Pikols
ondernemingen
. ondernemingen
.
Bouws
. Pikols
. Bou
, ws Pikols
.

Cheribon 10 1088 132,378 29.76 10 900 21 8,779 31.971


Tagal 2 2 3 325 14,625 45 2 2 276 13,761 49.86
Rembang 4 1 100 3,000 30
19
Soerabaya 2 nie
op
. getg 3,030 202 5,350 26.484
691

Probolingo 5 1 280 9,200 32.85 2 395 12,130 30.71


Bagelen 1 50 1,350 27 1 44 860 19.54
Kajoe 7 110 3,435 31.23 6 136 26.72
3,635
Madioen 1 6 488 13,800 28.26 1 6 501 15,100 30.14
25 80,818 25 2454 79,615 32.44

verschil
met
de
C et
fabrieksgewijze
opgaaf
bijl
1Hitt
vlin an
C
Koloniaal
het
verslag
kan
worden
toegelicht
.niet
zijn
nogit
fabrieken
de
Lemahabang
bPagongan
,en
2Deide
werkende
gouvernementsco
Lop
heeftemahabang ntract
echter
sedert
1855
gouverne
geen
zmentsaanplant
ismeer
, oodat
fabriek
die
van
aanplant
geheele
opgebracht
.de
voor
fabriek
gophet ieronder
de
Lembahabang
bouwsa235
3ls
gouvernements
rond
e,-135
100 n
particuliere
Ketangoengan
H.land
1865
in
nogeze
Tonderneming
wgenaamd
,4Doelies
erkte
gouvernementsco
.op ntract
ééne
kleine
op
schaal an
onderneming
opgaaf
geen
ontvangen
productie
H,iwerkende
1865
van5Vsare
beliep
pikols
.750
geschiedt
aanplant
eze
ten
contractant
denvan
behoeve
voor
gouvernements
Poerwodadi
•Duikerfabriek
.-sde
BIJLXVII
AGE.
AANTOONING
DER
SUIKERPRODUCTIE.
PARTICULIERE
Uitvoer der
Productie
Gouver
JAREN. nements.
in()
pikols. aanplantingen
pikols.
in()
1848 1,428,597 1,231,912
1849 1,663,217 1,203,523
1850 1,381,444 1,406,464
uitvoer
tijdvak
beliep
dit
de
In 12,746,648
pik.
1851 1,899,112 1,374,715 gouvernements
productie
van'
Des
aanplant 10,747,096
99
1852 1,171,940 1,373,693 Zoodat
particuliere
de.
productie
geweest
moet
zijn 1,999,552
pik.
1853 1,768,233 1,411,295 Gemidjaars
delds' 249,944
1854 1,773,467 1,393,849 99
06 L

1855 1,660,638 1,351,645


1856 1,997,456 1,498,489 Totale.
uitvoer 10,024,241
pik.
1857 1,696,334 1,650,806 Gouvernements
productie .
8,283,451
1858 2,111,649 1,711,339 Derhalve
particuliere
productie pik.
1,740,790
1859 2,137,558 1,648,641
1860
Gemidjaars
delds' 348,151
pik.
2,081,244 1,774,176
1861 2,128,352 1,703,077 Totale
uitvoer 10,968,060
pir.
1862 2,319,877 1,687,948 Gouvernements
productie .
8,659,458
1863 2,071,045 1,742,068 Particuliere
1864
productie 2,308,602
2,243,313 1,695,301
1865 2,205,473 1,831,064 Gemidde lds'
jaars 461,720
Totaal 33,738,949 27,690,005
Gemiddeld. 1,874,386 1,538,333
Verschil
van
uitvoer
en-
gouvernements
productie
jaren
18
over 6,048,944
pik.
Gemiddeld
jaars.s' 336,052.
de
voor
particuliere
productie,
ongerekend
hetgeen
in
is
gebleven.
consumtie
191

BIJLAGE XVIII .

onderneming
onderneming

STAAT , aantoonende de tijdstippen , waarop de suikercontracten eindigen.

Nommer
Nommer

1 >

der
der

NA AM Tijdstip NA AM Tijdstip

.
VAN Bouws. van VAN Bouws. van

DE FABRIEK . expiratie. DE FABRIEK expiratie.

Cheribon. Rembang ,
i Sindanglaut 500 1871 36 Waringin Agoong 300 1871
2 Karang Sambong 300 1871 Soerabaija .
3 Tjiledoek 500 1871 37 Tjandi 400 1876
4 Tersana 400 1871 38 Boedoeran 480 1871
5 Ardjo Winangon 450 1876 39 Waroe 400 1876
6 Soera Winangon 400 1882 40 Porrong 400 1871
7 Glaga Midang 324 1871 41 Tangoelangien 480 1871
8 Gempol 400 1878 42 Ketegan 480 1875
9 Paroeng Djaija 500 1878 43 Ketabang 240 1871
10 Djati Wangi 500 1878 44 Sentanen -Lor 400 1871
Tagal. 45 Koning Willem II 490 1872
11 Djati- Barang 400 1872 46 Brangkal 300 1872
12 Adi Werna 400 1873 47 Bangsal 310 1874
13 Doekoewringin 400 1873 48 Djombang 400 1871
14 Kemanglen 400 1873 49 Watoe- Toelies 480 1871
15 Pangka 500 1881 50 Balong -Bendo 400 1871
16 Bandjardawa 400 51 Sroeni 440 1871
17 Tjomal 300 52 Gempol-Krep 400 1873
18 Pagongang 150 1869 53 Krian 400 1876
19 Lemahabang 235 1's vrije 54 Krembong 450 1878
Pekalongan. aanplanting 55 Ketanen 300 1871
20 Wonopringo 700 56 Goedo 210 1877
21 Sragi 400 1873 Madura .
22 Kalimatti 500 1872 57 Teedja 400 1872
Samarang Passaroean .
23 Poegoe 500 1871 58 Wangoon Redjo 407 1873
24 Gemoe 500 1871 59 Ardjo Sarie 471 1873
25 Tjipiring 600 1872 60 Ardi Redjo 353 1873
26 Kaliwoengoe 500 1871 61 Yosso-Wilangon 307 1873
Japara. 62 De Hoop 433 1871
27 Langsee 600 1880 63 Djacatra Oost 490 1872
28 Tandjong Modjo 464 1871 64 De Onderneming 425 1872
29 Trangkil-Lor 400 1872 65 Wonoredjo 423 1871
30 De Hoop (Maijong) 550 1871 66 Kloerahan 368 1872
31 Besito 500 1871 67 De Goede Hoop 245 1873
32 Pakies 600 1872 68 Gaijam 423 1871
33 Petjangaän 400 1872 69 Bekassie Oost 300 1873
34 Klaling 400 1871 70 Dankbaarheid 294 1873
35 Rendeng 405 1871 71 Soeko -Redjo 300 1873
onderneming
onderneming
192

Nommer
Nommer
der

der
NAAM Tijdstip NA AM Tijdstip
VAN Bouws. van VAN Bouws. van

DE FABRIEK , expiratie. DE FABRIEK . expiratie.

72 Kawis-redjo 300 1873 86 Boedoeran 400 1872


73 Sari - redjo 210 1873 87 Waringin Anom 400 1875
74 Pleret 321 1871 88 Pandji 500 1879
Probolingo. 89 Olean 300 1882
75 Baijeman 515 1871 Banjoemas.
76 Soemberkarang 500 1871 90 Kali Bagor 400 1871
77 TOembool 528 1876 Madioen .
78 Wonolangin 475 1876 91 Poerwodadi 400 1873
79 Gending 600 1874 92 Gorang garing 400 1873
80 Pedjarakan 660 1876 Kediri.
81 Kandang-djatie 580 1871 93 Mengiran Poerwo
82 Djabong 265 1871 assri en Menang 650 1874
83 Phaëton 600 1874 94 Djati 450 1878
84 Lemadjang 250 1881 95 Pesanbren 400 1870
Bezoeki. 96 Modjo Panjong 400 1881
85 De Maas 400 1878
Algemeene vergadering van 2 Maart 1869 .

Aan de orde is de beraadslaging over het onderwerp : De suiker


industrie op Java .

De Voorzitter. Voor eene regelmatige discussie zal het wenschelijk


zijn de drie , door den heer Millard toegelichte , hoofdpunten achter
eenvolgens in behandeling te brengen , terwijl het misschien nuttig is
om bij elk dier hoofdpunten kortelijk de denkbeelden te herinneren ,
die daaromtrent door den heer Millard zijn ontwikkeld.
De beraadslaging wordt dus geopend over het eerste hoofdpunt :
>De suikerindustrie op Java beschouwd in verband tot die van andere
9

bezittingen of kolonien en tot die van den beetwortel. ”

De Voorzitter. Tot betoog van de stelling dat de suikerindustrie


op Java de mededinging met die in andere kolonien en in Europa
het hoofd kan bieden , heeft de heer Millard een korte schets gegeven
van de beetwortelkultuur en eene vergelijking gemaakt tusschen den
aard, de hoedanigheid en de opbrengst zoowel van den beetwortel en
de daarvan verkregen suikerproducten als die van het suikerriet , toe
gelicht door statistieke opgaven en verschillende belangrijke mede
deelingen van andere schrijvers.
De eigenaardige voordeelen van de suikerrietkultuur op Java zijn
in het breede aangetoond en gesteld tegenover de bezwaren waarmede
andere kolonien hebben te kampen . De spreker heeft met nadruk op
de noodzakelijkheid van grondverwisseling gewezen , aangezien voor
den gezonden groei van het riet en eene rijke gehalte van het sap de
wisselbouw onmisbaar is .
In Europa is de opbrengst van den beetwortel :
26 pik . per bouw in Duitschland
231 Frankrijk
22 >> >> » Oostenrijk
en de uiterste grens van productie bij meerdere volmaking van uitper
sing van het riet zal wel zijn 45 pik . p . bouw .
De gezamenlijke productie in Europa is ruim 9 millioen pikols .
In de fransche en engelsche kolonien , waar geen wisselbouw plaats
heeft , is de opbrengst 95 pik . p. bouw , bij de eerste snede gemiddeld
echter niet hooger dan 45 te stellen .
Op Java , waar wisselbouw mogelijk is en zich eene talrijke bevol
king bevindt , bedraagt de gemiddelde productie ruim 47 pik. p. bouw.
Zonder inspanning , wanneer de kultuur van zijne belemmeringen vrij
13
194

gemaakt wordt , kan de productie 82 pik. p. bouw bedragen , dus voor


>

de nu beplante 40,000 bouws 3,280,000


in plaats van 1,710,000
1,570,000
of bijna het dubbele.
In onze eerste vergadering heeft reeds eene wisseling van gedachten
over dit punt plaats gehad. Ons geacht medelid , de heer Pierson ,
heeft toen reeds betoogd , dat alhoewel de productiekosten geen onbe
langrijke kwestie uitmaken , toch de vraag van meer gewicht is : Welk :

quantum voor de consumtie noodig is en welk aandeel de beetwortel


suiker daarin heeft ?
Op de cijfers door den heer Millard aangegeven , concludeerde de
heer Pierson : dat de rietsuiker volstrekt niet gemist kan worden . Ook meende
Spr. dat de omstandigheden , waarin Cuba , Suriname en andere
W. I. kolonien verkeeren , ongunstig bij die van Java afsteken . Terecht
evenwel is door hem opgemerkt , dat eerst wanneer het opstel van den
heer Millard zou zijn gedrukt, de statistieke gegevens en de daarop
gegronde beschouwingen met juistheid konden worden beoordeeld.
Ik meen alzoo nog eens de gelegenheid te moeten geven , voor hen
die zulks verlangen , hunne zienswijze of hunne bedenkingen over
dit eerste punt te openbaren.

Niemand verlangt hierover het woord te voeren , zoodat thans het


tweede hoofdpunt in behandeling komt : ,, De werkelijke toestand van
de suikerindustrie op Java ; hare verhouding tot : a. het gouvernement ;
b. den fabrikant; c. de inlandsche bevolking ; omvattende de onderlinge
betrekking van kapitaal , arbeid en grond.
De Voorzitter. In het tweede gedeelte vinden wij de beantwoording
der vraag : waaraan de kwijning der industrie , waarover zoo herhaal
delijk geklaagd wordt , te wijten is . De heer Millard meent dat die
gezocht moet worden in de wanverhouding waarin het kapitaal der
ondernemers , het loon van den industrieel en bet aandeel van den
landbouwer in de opbrengst van den grond en dat van den staat ,
als belastingheffer, tot elkander staan .
Wij vinden hier eene aanwijzing van de sedert eenige jaren toege
nomen productiekosten en van de nadeelen der suikerregeling van
1860 door de loslating van een fixum van levering , waardoor ook de
productie heeft geleden. Verder wordt gewezen op de onzekerheid van
het kapitaal , de bezwaren om geld te erlangen , omdat aan de onder
nemingen slechts recht van opstal verleend wordt en een suiker
contract niet vatbaar is voor onderzetting. Eindelijk wordt eene schets
gegeven van de gevolgen die de internationale suikerconventie heeft
gehad , zoowel voor de industrie als voor den staat.
De heer Millard heeft trachten te bewijzen , dat het gouvernement ,
nadat geen kapitaal en geene voorschotten meer uit 's lands schatkist
zijn verleend , een onevenredig aandeel in de opbrengst der onder
195

neming heeft getrokken. Hij vraagt met welk recht , op welke gronden
van billijkheid althans, dit geschiedt ? Hij beweert dat dit te minder
had mogen plaats hebben , omdat het consignatiestelsel het gevolg
heeft dat vele millioenen , die de suikerkultuur jaarlijks meer had
kunnen opbrengen , aan den ondernemer zoowel als aan den planter ,
zonder voordeel voor den staat , zijn onttrokken. Ten aanzien der
industrie is daardoor voor de rente van het kapitaal en de industrieele
winst een te kort ontstaan , dat gemiddeld gesteld wordt op f 3,300,000
's jaars.
Vervolgens wordt de aandacht gevestigd op den arbeid en de be
trekking tot den grond.
Wat het eerste betreft meent Spr. dat de planter, met het oog op
tijd en kosten daaraan besteed , bij redelijken oogst een voldoend loon
erlangt , en bij hooge productie zelfs eene ruime betaling geniet , waaruit
hij besluit , dat bij vergelijking van de opbrengst der suikerkultuur
met de rijstteelt de eerste een beter loon geeft.
In weerwil van dien meent Spr. toch dat de grondbezitter als zoo
danig zijn rechtmatig deel niet erlangt, omdat het gouvernement als
9

belastingheffer meer tot zich trekt dan hem rechtmatig toekomt , en


zich behoorde te bepalen tot eene matige grondbelasting , zooals ook
in het oorspronkelijk plan van den generaal van den Bosch lag.
De heer Millard schetst wijders de bezwaren aan het gebruik der
sawahs verbonden en daaruit voortvloeiende tallooze schikkingen . Hij
zegt daarop dat vrije arbeid en vrije suikerteelt niet kunnen bestaan zonder
individueel grondbezit. Waar zij voorkomen bestaan zij sporadisch en
niet als een maatschappelijk element.
De Spr. brengt ons in de dessas en laat ons een blik werpen
in het volksleven en de samenstelling der volksklasse in de dorpen ,
om daaruit de oorzaken op te sporen , die de werkkrachten aan den
europeeschen industrieel onttrekken en hem alleen de toevlucht over
laten tot eene zwervende klasse , die door hare leefwijze weinig
waarborg voor geregelden arbeid oplevert . Immers al is de toestand
der dorpelingen niet benijdenswaard , de industrieel kan hen bij
gemis van grond en de vordering van heerediensten niets beters
aanbieden .
Spr. doet uitkomen hoe weinig het gouvernement het doel door
allen begeerd : ,, den vrijen arbeid te berorderen " , heeft in de hand
"

gewerkt en bewijst dat het blijven vorderen van heerediensten de nij


verheid in den weg staat , en juist het meeste te wijten is aan hen ,
>

die zich groote voorstanders van vrije kultuur en nijverheid noemden.


Ook de toestand en resultaten van de vrije ondernemingen , en de
belemmeringen die hare vlucht tegenhouden , worden besproken . Dewijl
bij den vrijen arbeid en de vrije kultuur de economische toestanden
zoo weinig waarborgen aan het kapitaal opleveren en het aanbod be
perken , moeten de industrieelen de toevlucht nemen tot het stelsel
van voorschotten , die vaak kwade practijken uitlokken , vermits de
>

ondernemer zich tot de minst geachte bevolking moet bepalen.


196

Tegen die kwade practijken acht Spr. het noodig maatregelen


te nemen zoolang immers de sociale toestanden de toepassing van
zuivere rechtsbegrippen niet toelaten - door eene summiere wijze van
.

procedeeren , liefst echter door vrederechtelijke beslissing van geschillen.

De heer Bleeker. Ik geloof dat wij onze adhaesie kunnen hechten


aan den arbeid van den heer Millard. Hij heeft de kwestie zoo uit
stekend uiteengezet en duidelijk aangetoond waar de kanker gelegen
is , dat ik niet geloof dat velen nog in zijne mededeelingen aanleiding
zullen vinden om het onderwerp op nieuw te bespreken .
De heer Bachiene. Het zou te betreuren zijn , wanneer de belang
rijke bijdrage van den heer Millard als het ware onbesproken bleef.
Ofschoon schoorvoetend , èn omdat ik mij onbevoegd reken met den heer
>

Millard over deze aangelegenheid in discussie te treden , en omdat ik


slechts den tijd heb gehad de verslagen der beide vorige vergaderingen
(die ik niet heb kunnen bijwonen) vluchtig te doorloopen , zal ik mij
thans een paar vragen veroorlooven.
In de eerste plaats is de vraag bij mij opgerezen of de toestand van
de fabrikanten niet te donker is gekleurd ? Op bladz. 166 rekent de
heer Millard uit , dat in de laatste vier jaren door de fabrikanten een
verlies is geleden van bijna 3 } millioen gulden. Zonder de onjuistheid
van dit cijfer te kunnen aantoonen , heeft het mij toch bevreemd, dat
>

eene industrie , die zulke verliezen , immers volgens die berekening,


zou hebben geleden , toch blijft voortwerken .
De heer Millard schijnt ook uit te gaan van de meening , dat de
suikerfabrieken
op Java als het ware door het gouvernement voor altoos
zouden zijn gewaarborgd. Men schat de waarde der fabrieken op 30
à 40 millioen. Maar, mij dunkt , eene garantie door het gouvernement
is in strijd met het contract. Wanneer men eene industrie begint , weet
men dat die aan wisselvalligheden is blootgesteld , zoodat men moeilijk
>

voor de suikerindustrie op Java kan verlangen , dat voor haar immer


een tijdperk van bloei zal bestaan en het gouvernement haar tegen
alle wisselvalligheden zal garandeeren. Dit indedaad ligt in de
voortdurende schatting der fabrieken op eene waarde, die zij bij
>

hare oprichting hadden . Wanneer men voor tien jaren een contract
aangaat, dan weet men vooraf, dat na het verstrijken van den con
tractstijd , het gouvernement niet verplicht is de fabrieken over te nemen.
>

De contractant moet dus trachten zijn kapitaal voor het grootste ge


deelte in tien jaren terug te erlangen. De heer Millard brengt zelf,
en terecht, 5 pct. in rekening voor kosten van fabricage , afschrijving
van kapitaal enz. Als dit tien jaren geduurd heeft , zal een groot deel
van het kapitaal zijn afgeschreven , en kan men dus moeilijk beweren ,
dat eene fabriek , waarvoor men in den aanvang eene som van 4 ton
heeft beschikbaar gehad, bij het einde van den contractstijd nog eene
waarde van 4 ton zal bezitten. Mij dunkt , dan is eene mindere waarde
voorhanden , ook ten gevolge van slijtage van de fabriek , en dan kan
2
197

men toch niet voorwenden dat de volle kapitaalswaarde aanwezig zou


zijn, vooral wanneer het vrij staat het contract niet te vernieuwen
en de gebouwen te doen wegruimen Ik vraag of het niet overdreven
is van de zijde van den suikerfabrikant te eischen , dat het gouver
>

nement hem als het ware de volle waarde zou moeten garandeeren ,
die de fabriek bij de oprichting had , en dat bij de wisselvalligheid
waaraan elke industrie blootstaat.
De heer Millard zegt op eene andere plaats (en dit is een derde
punt) dat het ook goed zou zijn , wanneer de verhouding tusschen het
gouvernement en den fabrikant ten aanzien van de levering wierd
omgekeerd , zoodat de fabrikant slechts zou moeten leveren , en dus į
kunnen behouden. Wanneer dat het geval was , meent hij, waren de
fabrikanten geholpen. Wanneer ik dat toepas op de productie die de
heer Millard zelf opgeeft, dan zou het gouvernement krijgen 600,000
picols , hetgeen (à f 5 per pikol) een winst zou opleveren van f 3,000,000.
en dus met de tegenwoordige winst een verschil zou uitmaken van
2 millioen . Dit komt echter niet geheel overeen met de bedenkingen,
die hij op eene andere plaats mededeelt.
Ik zal het voorloopig hierbij laten. Ik heb alleen het woord gevraagd
om discussie uit te lokken en breng overigens gaarne hulde aan de
verdiensten van het opstel van den heer Millard , dat de blijken draagt
>

van grondige studie over dit onderwerp , veelzijdige beschouwing en


heldere voorstelling.

De heer Millard. In de eerste plaats moet ik antwoorden op de


bedenking van den heer Bachiene tegen het cijfer van het jaarlijksch
tekort. Ik ben begonnen met eene berekening van hetgeen de fabri
kant in een gezonden toestand trekken moet , waaronder ook begrepen
zijn renten en amortisatie , alsmede de ondernemingswinst. Nu heb ik
op bladz. 64 gezegd dat niet alle fabrieken in denzelfden toestand
verkeeren , maar het kan niet missen dat , wanneer men beaamt dat
bij de opbrengst ook in rekening gebracht moeten worden de per
centen van het kapitaal zoowel als de amortisatie en een matige winst ,
waarop de ondernemer aanspraak kan maken , de cijfers, die ik
betrekkelijk de productie heb aangegeven en van hetgeen ter vrije
beschikking blijft, juist kunnen aantoonen wat er tekort moet zijn.
Nu is het bezwaar dat mijne voorstelling te donker gekleurd zou
zijn. Wanneer men evenwel een blik kon slaan in de boeken van een
tal van geldschieters , zou men zien hoevele jaren achtereen geen renten
betaald zijn , er niet gedacht is kunnen worden aan amortisatie en welke
zware schulden daardoor op vele fabrieken rusten . Dat is trouwens de
oorzaak van de tegenwoordige malaise. Mijne berekening is juist ge
grond op de rendementen , die noodig zijn om renten en aflossing
te voldoen. Ik kan natuurlijk geene andere dan eene gemiddelde be
rekening geven , want het is onmogelijk die voor elke fabriek afzon
derlijk na te gaan . Ik durf evenwel de verzekering geven dat er fabrieken
zijn , die gedurende vele jaren niet alleen hoegenaamd niets hebben
198

kunnen afdragen , maar bovendien gestadig zijn achteruitgegaan en dat


op dit oogenblik zeer geachte kantoren te Samarang en Batavia gaarne
contractszaken zouden liquideeren , indien er maar iets te redden ware.
Er is echter geen denken aan om met kans op eenigen goeden uitslag
contracten te koop aan te bieden , en daarom leeft men steeds op
hoop van beter. Ik ben juist dezer dagen in de gelegenheid geweest
mij te overtuigen dat men thans geen contracten van de hand kan
zetten. Daarbij moet men wel in aanmerking nemen dat de machines
en gebouwen in de binnenlanden niets opbrengen kunnen , daar om
ze te gebruiken men een en ander met ontzaggelijke kosten naar de
hoofdplaats zou moeten vervoeren.
Ik zou dit misschien nog duidelijker kunnen maken wanneer ik de
vrijheid had de positie van sommige fabrikanten bloot te leggen , die met
zeven à acht ton in de boeken van geldschieters staan opgeteekend ,
alleen wegens oploopende renten en tekortkomsten. Anderen , hier
tegenwoordig , zouden dat feit kunnen staven en ik geloof dat onder
anderen de heer Blankenhagen geen indiscretie zou begaan daarover
een woordje mede te spreken.

De heer Blankenhagen. Het is waar wat de heer Millard aanvoert.


Sommigen waren dikwijls gedwongen voorwaarden van het gouverne
ment aan te nemen , die onvoordeelig waren om slechts voort te kunnen
> daar zij tonnen schuld hebbende , niet konden liquideeren.

De heer Millard . De heer Bachiene is ook in eene vergelijking ge


treden met de beetwortelsuikerfabrieken en zijne opmerkingen zouden
zeer juist zijn indien men den industrieel in Indie van hetzelfde stand
punt kon beoordeelen als dien in Europa. Welken waarborg heeft de
industrieel in Indie dat hij een volgend jaar niet veel hooger loonen
zal moeten betalen dan het vorige of hem een slechter aanplant zal
worden bezorgd ? Geen hoegenaamd. De arbeidsloonen hebben invloed
op alle behoeften van de fabriek ; een luim , een gril van het gouver
nement kan onmiddellijk de verhooging daarvan met ettelijke procenten
ten gevolge hebben , zonder dat het minst het fonds of de middelen
>

waaruit zij voldaan moeten worden , in aanmerking komen. Een waar


borg van het gouvernement zou volstrekt niet te pas komen , wanneer
de industrieel in Indie even vrij was als die in Europa ; wanneer hij
zich kon regelen naar de markt of bedingen maken omtrent den prijs
der grondstof ; en wanneer ook de belasting aan den staat in even
redigheid blijft met die in Europa.
Ik heb gemeend vijf procent van de opbrengst te mogen berekenen
om het kapitaal , dat in de fabriek gestoken is , te kunnen aflossen , en
de heer Bachiene zegt niet alleen terecht , maar is ook van oordeel dat
die noodig zijn om het kapitaal binnen een tiental jaren voor het
grootste gedeelte terug te erlangen .
Wanneer men niet gebonden was aan een zekeren tijd, dan kon
men zich vergenoegen met minder Hier wordt jaarlijks 4 , 5 en
199

vaak meer pct. afgeschreven voor machinerien en gebouwen , maar in


>

Indië moet men bovendien nog denken aan amortisatie van het kapitaal ,
omdat het kapitaal binnen den contractstijd moet terugkomen De toe
stand van eene onderneming in Indië is dus geheel anders en kan
niet met dien van eene industrieele onderneming hier te lande ver
geleken worden. Wanneer een fabrikant een langeren tijd dan een
bepaalden contractstijd voor zich had , kon hij dus goedkooper werken
en op annuiteiten zijne fabriek vrij maken. De berekening , die ik ge
maakt heb van het jaarlijksch deficit, geldt den tegenwoordigen toestand,
7

dien ik daarom niet alleen niet wensch bestendigd te zien , maar


onhoudbaar acht.
Een groot kwaad is dat de ondernemer in Indië zich niet kan voegen
naar de wet van vraag en aanbod. Het is toch het gouvernement dat
willekeurig bepaalt hoeveel hij betalen en opbrengen zal en aan die
bepaling moet hij zich onderwerpen. Eene verandering ook in dat
opzicht is zeer noodzakelijk , wil de fabrikant vertrouwen vinden voor
zijne onderneming bij de geldschieters , want het is voor ieder duidelijk
>

dat hij geen kapitaal zal vinden wanneer hij niet de vereischte waar
borgen of althans vooruitzichten verschaffen kan.
Ik wenschte te kunnen beamen wat de heer Bachiene zeide dat ik
het tafereel te donker heb gekleurd . Ik geloof echter dat ieder , die
eenigzins van nabij met de positie der fabrikanten bekend is , zal moeten
erkennen dat mijne voorstelling ver van overdreven is.
De Voorzitter. Met betrekking tot het geraamde verlies van
f 3300,000.- kan ik nog deze toelichting geven. Bij gelegenheid der
behandeling van de begrooting voor het dienstjaar 1867 is bij de stuk
ken der tweede kamer eene nota overgelegd , waarbijvoorgesteld werd
om in plaats van 10 pikols minder door de fabrikanten te doen leveren ,
zooals de heer Mijer voorstelde , de levering in producten te conver
teeren in eene levering in geld. Daarbij werd berekend dat wanneer
men de fabrikanten f 3.— per pikol liet betalen , de staat de voordeelen
>

zou blijven genieten , die hij op dat oogenblik uit de suikerkultuur


genoot, terwijl gemiddeld ieder fabrikant f 30,000.- zou winnen. De
heer Duymaer van Twist heeft later die nota besproken. Hij zeide : :

ik neem aan dat de cijfers juist zijn , maar dan blijkt het ook dat door
het consignatiestelsel ruim 3 millioen gulden is verloren gegaan , waar
van noch de staat noch de fabrikant voordeel heeft genoten.

De heer Millard. De groote fout , die men vroeger begaan heeft,


was dat men te weinig gerekend heeft op amortisatie van het kapitaal ,
maar steeds gedacht heeft aan verlenging van het contract ; waartoe
echter het gouvernement zelf herhaaldelijk aanleiding heeft gegeven ,
gevoegd bij al de omstandigheden , die ik op bl . 67 en 68 breedvoerig
heb uiteengezet. Ware dit anders geweest, men zou zich wel onthouden
hebben tegen hooge prijzen ondernemingen te koopen of aan de on
redelijke eischen van het gouvernement toe te geven. Later heeft men
200

daarvan het verkeerde ingezien. Neemt men nu in aanmerking dat de


ondernemer èn voor amortisatie en voor rente , die ik slechts ор 8
pCt heb gesteld , hetgeen waarlijk voor Indië niet te hoog is , want
vaak beloopt die 9 pct. met 24 pCt. commissieloon , moet zorgen , dan
zal men ongetwijfeld wel tot het resultaat komen dat mijne berekening
nog zeer matig is.

De heer van der Gon Netscher. Zonder eene algemeene vergelijking


te maken tusschen den toestand van Oost- en West-Indie , wensch ik
een enkel woord te zeggen ter toelichting van hetgeen door den heer
Bachiene beweerd is , als zouden industrieele ondernemingen in de kolo
nien niet eenige jaren achtereen met belangrijke verliezen kunnen werken.
De toestand van de suikerindustrie en van den landbouw in West-Indie
heeft doen zien dat fabrikanten 20 jaren achtereen met verlies of
zonder winst konden werken , waarvan het natuurlijk gevolg was dat
een en ander kwijnde en eindelijk vele ondernemingen in een zakten
en vernietigd werden . En toch , in Engeland en zelfs in West- Indie
zeide men : hoe kunnen die lieden klagen , niettegenstaande hun klagen
blijven zij steeds suiker maken en vele in geenszins mindere hoeveel
heid dan vroeger. Toch bestond er werkelijk reden tot klagen en met
cijfers was het te staven dat er groote verliezen geleden werden . In
Britsch Guyana bijv. vond men kort vóór de emancipatie 320 plantages
in volle werking , waarmede behalve katoen en koffie tot 70,000 ton
suiker werd voortgebracht. De kolonie kwijnde echter spoedig na de
emancipatie ten gevolge van gebrek aan arbeid . De uitvoer van pro
ducten verminderde tot beneden de helft van vroeger en de loonen
werden bovenmatig verhoogd ; of die verhooging al of niet de schuld
van de planters was , doet weinig ter zake , zeker evenwel is het dat
ieder suiker wilde en moest blijven maken , zoo lang mogelijk. Dit ge
beurde , maar daarom maakte men nog geen geld , want de balans bleef
>

nihil en was veelal nadeelig. De planters vervoegden zich in den nood


tot de kooplieden te Londen of elders en zeiden : ik zal u suiker schepen ,
schiet gij mij geld voor. Dit ging zoolang bet gaan wilde , maar op dit
oogenblik zijn er nog slechts 160 plantages in werking , al de overigen zijn
verlaten , in bouwvallen en kreupelhout veranderd, vele kooplieden in
de kolonie en handelshuizen in Europa hebben zich op droevige wijze
in hunne verwachting bedrogen gezien en vele familien zijn ook op
die wijze geruineerd , terwijl de algemeene welvaart in gelijke verhou
ding met de verminderde productie kwijnde.
Na vele jaren van tegenspoed is het resultaat echter in zoover gunstig
dat er nu met het dus verminderd getal plantages en fabrieken , dank >

zij den invoer van immigranten en de daarbij in vele opzichten veranderde


omstandigheden , veel meer suiker gemaakt wordt dan in de tijden van
de slavernij . Het verminderde aantal plantages levert meer producten
en ook dit is oorzaak geweest dat daarmede betere zaken zijn gemaakt.
Maar dat neemt niet weg dat meer dan de helft van hen , die vroeger
de koloniale welvaart deelden , in armoede dood en begraven zijn .
201

Zoo zal het waarschijnlijk ook menigen suikercontractant op Java gaar .


De opmerking van den heer Millard , dat men hier drie millioen ver
liest of winst derft , is dan ook volkomen te begrijpen . De industrie
op Java zal zonder afdoende practische maatregelen ter voortdurende
verzekering van voldoende geregelde levering der grondproducten en
wanneer niet de tegenwoordige last van gedwongen suikerlevering
aan het gouvernement vermindert of een minder drukkende belasting
daarvoor in plaats gesteld wordt , hoe langer zoo meer achteruitgaan
totdat vele fabrieken moeten ophouden te werken en alleen die, welke
in bijzonder gunstigen toestand zijn en de beste gronden hebben, zullen
kunnen blijven bestaan , - een verlies dat ook in het algemeen belang zeer
zou te betreuren zijn.

De heer Bachiene. Ik heb op den voorgrond gesteld dat het mij


eenvoudig te doen was om meerdere toelichting te verkrijgen , ik beb
geene ernstige bestrijding bedoeld ; maar ik moet toch doen opmerken,
dat de toestand in West-Indië veel verschilt van dien , welken wij
>

thans op Java voor oogen hebben en dus in dit opzicht slechts eenige
vergelijking in het algemeen kan gemaakt worden.
Ik erken dat de heer Millard op bladz , 166 de middensom heeft
aangewezen ; ik neem dus aan dat hij niet overdreven heeft. Maar
zijn al die middensommen vatbaar om daarop verdere berekeningen te
gronden , en van berekening op berekening , tot betrouwbare uitkom
sten te geraken ? Blijft het niet een zonderling verschijnsel, dat die
fabrieken in Indië allen met groot verlies zouden voortwerken , en
dat wel jaren achtereen ? Wanneer ik hoor aanvoeren , dat de fabri
>

kanten zoo diep in de schuld zitten , ja , dat er zelfs zijn die acht ton
schuld hebben , mag ik vragen , of dat ook een gevolg is geweest van
zeer duren aankoop , van overdreven speculatie van liefhebbers , die à
tout prix suikerlord wilden worden ? Heeft het gouvernement iets
daarmede te maken ? Kan de zorgelijke toestand , op die wijze ont
staan , niet worden gelaten voor rekening dier speculanten , die zulke
onvoorzichtigheid hebben begaan ? Ik stel hier tegenover hetgeen door
den heer Millard zelf is aangevoerd , dat er namelijk fabrieken zijn ,
die zich geheel hebben vrijgewerkt.
De heer Millard heeft ook gezegd , dat de fabrikant zich niet kan
voegen naar vraag en aanbod. Ik heb dat niet goed begrepen. De fa
brikant heeft een contract met het gouvernement , waarin een fabriek
loon is bepaald met betrekking tot het op gezag van het gouverne
ment geplante suikerriet. Hoe kan nu later sprake van vraag en aanbod
zijn , indien men eenmaal zoodanig contract heeft aangegaan ?
>

Voorts heb ik met genoegen gehoord , dat wanneer men f 3— per


>

pikol liet betalen , de winst dan nog hooger voor het gouvernement zou
zijn , en tevens gunstiger uitkomst voor den fabrikant zou opleveren.
>

Ik meen ook dat f 2,50 per pikol reeds voldoende zou zijn om 5
millioen voor de indische middelen te verzekeren .
Maar nu heeft de heer Millard mij niet geantwoord op mijne be
202

denking , dat de fabriekswaarde niet zoo hoog kan zijn , als hij wel doet
voorkomen. Zij moet toch verminderd worden met het voor afschrijving
of amortisatie besteede kapitaal en het gaat dus niet aan te zeggen ,
dat bij het eindigen van een tienjarig contract , terwijl niet de minste
waarborg van verlenging is gegeven , bij den overgang van de
fabriek , zij dezelfde waarde zou hebben , als zij bij den aanvang had.
Op den duur kon het gouvernement onmogelijk zoo iets waarborgen.
Er zijn fabrieken die reeds tal van jaren bestaan Dergelijke fabriek
heeft slechts afbraakwaarde, indien het contract niet wordt vernieuwd
en wordt het vernieuwd , dan vermeerdert die afbraakwaarde met het
bedrag dat uit de winst binnen den contractstijd met de rente is af
te lossen .
Wanneer eene beetwortelsuikerfabriek in Europa jaren lang heeft
bestaan in zekere streek , komt er niet eindelijk een tijd waarin de
>

beetwortelkultuur in denzelfden omtrek vermindert en ook door andere


omstandigheden de fabriek zeer in waarde afneemt ?
Ik heb overigens met genoegen de nadere toelichtingen van den heer
Millard gehoord. Wanneer de indische specialiteiten hier tegenwoordig
verder het stilzwijgen bewaren , zal dit als een bewijs zijn aan te
merken dat zij al de door den heer Millard vooropgezette bezwaren
beamen ? Ik zal mij voor het tegenwoordige bij dat stilzwijgen neerleggen .
De heer Millard. Ik moet in de eerste plaats den heer Bachiene
verzoeken in het oog te houden dat mijn beweren niet geweest is
dat alle fabrikanten met verlies werkten , maar dat de suikerindustrie
in het algemeen verlies lijdt. Ik kan dit niet anders aantoonen dan
door aan te geven wat aan het gouvernement moet geleverd worden
en wat ter vrije beschikking van den ondernemer blijft. Nu vraagt de
heer Bachiene of de slechte toestand misschien het gevolg is van te
а
hooge prijzen, die voor aankoop van fabrieken besteed zijn , maar daarbij
vergeet hij dat ik gezegd heb , dat zulks het gouvernement niet aan
gaat, maar ook dat geen mijner berekeningen daarop zijn gegrond, in
tegendeel dat de kosten eener fabriek lager zijn gesteld dan meerendeels
worden besteed . De omstandigheden waaronder enkele fabrieken zich
vrij hebben gewerkt, behooren tot een lang verleden tijd , toen het kapitaal
voor den opbouw en het bedrijfskapitaal renteloos door den staat
werden verstrekt en de loonen laag werden gehouden ; een en ander
is herhaaldelijk door mij betoogd.
Wat aangaat het beweren dat de volle waarde van de fabriek bij
het eindigen van het contract door het gouvernement zou moeten
teruggegeven worden , moet ik doen opmerken dat ik zoo iets niet
gezegd heb, maar beweerd dat de waarde van het kapitaal dat gedurende
den contractstijd in de fabriek is gestoken, ook gedurende den loop
van dien tijd moet teruggegeven worden .
Onderstel dat iemand kapitaal opneemt om eene fabriek te bekomen ,
dan zal hij toch , om renten te kunnen betalen en af te lossen den
waarborg moeten hebben dat bij het einde van het contract de waarde,
203

die er in gestoken is, terugvloeit. Mij dunkt dat dit zeer duidelijk is .
Terecht zegt de heer Bachiene dat ook beetwortelfabrieken in waarde
kunnen verminderen. Zeer juist , daarom geschiedt er ook jaarlijksche
afschrijving en bestaat er eene reservekas ; volkomen hetzelfde waartoe
de indische fabrieken in staat moesten zijn .
Wanneer ik het getal fabrieken deel in het verlies dat in het al .
gemeen geleden werd , dan blijkt dat ieder f 38,000 verloren of althans
als noodige inkomsten gederfd heeft. Dit wil niet zeggen dat dit voor
ieder fabrikant zoo was ; dan ware de toestand nog treuriger. Maar
toch is er menigeen, die er niet aan denken kan te realiseeren omdat
hij jaar op jaar aanzienlijke verliezen lijdt. Ik beroep mij zoo noodig
op vele handelshuizen , die bevestigen kunnen dat er vele fabrikanten
zijn , die de verschuldigde renten niet kunnen betalen en althans aan
geene amortisatie kunnen denken.
Nu zegt men : de contractant wist waaraan hij zich onderwierp. Dit
is waar, evenwel onder de toenmaals bestaande omstandigheden , maar7

even
waar is ook dat inen jaar op jaar verbetering in de positie van
de fabrikanten heeft beloofd , zoodat men steeds tot voortzetting der
onderneming besloot in de hoop op latere betere tijden , vooral ook omdat
men , moest men op dat oogenblik de onderneming staken , met enorm
deficit zou sluiten. Zoo gaat het soms hier in Europa ook. Ik zou op
sommige beetwortelsuikerfabrieken kunnen wijzen. Dadelijk wanneer
de onderneming geene of mindere winsten afwerpt, zegt men niet dat
zij gestaakt en de fabriek afgebroken moet worden. Men wil eerst
nog eens afwachten of men mogelijk later de geleden verliezen zal
terugwinnen en voor tijdelijke tegenspoeden dient ook de reservekas.
Wanneer men kon aanwijzen dat mijne renteberekening te hoog of
het voor amortisatie gestelde cijfer onjuist is , dat de ondernemer geen
aanspraak heeft op eenige ondernemingswinst, dat het cijfer van le
1
vering verkeerd of de marktprijs to laag is gesteld , dan zou het blijken
dat ik een verkeerde basis genomen heb. Dit echter is niet geschied
en daarom moet ik dus mijne berekening en de conclusie, waartoe die
leidt , handhaven.
De heer Bachiene heeft nog eene opheldering gevraagd over mijn
beweren dat de fabrikant zich niet kan voegen naar vraag en aanbod .
In een lard waar gedwongen kultures en heerediensten bestaan, waar
de werkkrachten der bevolking worden gemonopoliseerd , is de fabrikant
buiten de markt geplaatst. Het baat zeer weinig wanneer eene zekere
som per pikol suiker aan den fabrikant is toegezegd, maar het gou
vernement heeft de macht om door beschikking over de bevolking de
werkloonen en alles wat daarmede in verband staat , op te drijven ,
zonder het minst in aanmerking te nemen dat , wat de levering aan
den staat betreft, de vorderingen overdreven zijn. Ik heb er geenszins
eenig bezwaar tegen dat de Javaan meer loon ontvangt. Ik beweer zelfs
dat de javaansche grondbezitter op meer aanspraak heeft , maar tevens
beweer ik ook dat het gouvernement de voordeelen , die den fabrikant
en de bevolking toekomen , in den zak steekt.
20+

Hierbij moet ik den heer Bachiene nog herinneren dat in de bijlagen


bij de zoogenaamde kultuurwet eenige berekeningen voorkomen van
de uitgaven en verliezen der fabrikanten. Wanneer hij de moeite wil
nemen , die na te gaan , dan zal hij zien dat die mededeelingen met mijne
berekening niet veel uiteenloopen .

Daar niemand verder het woord verlangt , wordt de beraadslaging


over het tweede hoofdpunt gesloten.

In behandeling komt nu het derde hoofdpunt: „ Middelen tot vestiging


eener duurzaam bloeiende suikerindustrie op Java. "

De Voorzitter. Bij de overweging van het derde hoofdpunt: middelen


tot vestiging eener duurzaam bloeiende suikerindustrie op Java , noent
de heer Millard in de eerste plaats : de beperking van de eischen der schat
kist , maar vooral het opheffen der bestaande onzekerheid. Men verklare
zich zonder omwegen al dan niet voor de vrije industrie , en wil men
>

deze niet , dan wijzige men het regeerings- reglement , dat die vrije
industrie beoogt en het grondrecht der landbouwers wil handhaven .
Zonder hervorming van den tegenwoordigen economischen toestand
acht Spr. eene wettelijke regeling eene illusie of onuitvoerbaar, omdat
het niet denkbaar is , dat de wetgever daartoe kan geraken zonder
de kwestie van het eigendomsrecht uit te maken .
Het denkbeeld eener uitbesteding wordt door hem als verouderd
verworpen , omdat het niet rijmt met den aard van industrieele zaken ,
waartoe kapitaal en speciale kennis worden gevorderd , noch overeen
stemt met het belang van den staat of die der industrie , wegens de
weinige voordeelen die daarvan te wachten zijn , bij het groot aantal
bijna gelijktijdig vervallende contracten en het geknakte vertrouwen
der geldgevers , bij de groote onzekerheid waaraan de industrie is bloot
gesteld , en bovendien omdat daardoor de overgang tot de vrije kultuur
zou worden ter zijde gesteld , althans weinig bevorderd.
Spr. behandelt enkele plannen tot dien overgang o. a.a ook van
de heeren J. C. Joosten en H. J. Lion. Hij meent dat de gedwongen
kultuur den landbouwer zoo weinig heeft opgeleid , en dat de suiker
industrie van zoo wetenschappelijken aard is , dat zij aan den weinig
ontwikkelden javaanschen landbouwer nog niet kan worden over
gelaten.
Voor die industrie wordt een eigen terrein , d. i. grondbezit onmis
baar geacht, een denkbeeld niet alleen beaamd door alle contractanten die
streven naar vrije industrie , maar ook door sommige warme voorstanders
van het kultuurstelsel , meer bijzonder behandeld in een adres van
de samarangsche kamer van koophandel en nijverheid in 1865. Het
grondbezit zal den ondernemers de gelegenheid geven eene klasse van
arbeiders aan de fabriek te verbinden en te vormen , die nu min of
meer tot de zwervende klasse behooren.
De bedenkingen daartegen geopperd tracht Spr. te ontzenuwen . Hij
205

meent dat vooral de vrees voor het proletariaat daardoor zal worden
weggenomen en in geen geval de persoonlijke vrijheid der bevolking
zal worden aangerand .
Spr. erkent echter dat zoolang het individueel grondbezit aan
den Inlander niet zal zijn toegekend , eene andere uitkomst moet wor
den gezocht in het sluiten van overeenkomsten met de bevolking tot
tijdelijken of duurzamen afstand van hare grondrechten , hoezeer hij
boven alles aan individueel grondbezit de voorkeur geeft.
Het denkbeeld van onteigening, dat ook wel ter sprake is gebracht ,
wil hij niet zonder rijp onderzoek hebben aangenomen . Hij deinst
terug eene hervorming met eene daad van geweld te doen aanvangen .
Doch hij houdt zich overtuigd , dat bij eene minnelijke schikking , als
de keuze wordt gelaten tusschen het heerschende stelsel van velerlei
verwisseling van den grond of de overdracht van de rechten op dien grond
tegen billijke vergoeding , het laatste gretig zal worden aangenomen.
Zoolang het individueel bezit niet geschonken is , daar waar de jaar
lijksche veldverdeeling plaats heeft, zal aan de dessacorporatie of gemeente
dat recht van overdracht moeten worden toegekend , waartegen geene
bezwaren kunnen zijn , omdat de persoonlijke vrijheid daarmede niet -

zooals bij overeenkomst tot arbeid dessagewijze – wordt te kort gedaan.


Echter acht Spr. een tijd van voorbereiding noodig. Hij is zoo over
tuigd van de zucht der ondernemers , om hunne banden te slaken ,
dat hij meent gerust den tijd der voorbereiding aan hun belang te
kunnen overlaten. Doch om te gemoet te komen aan de bedenkingen
van sommigen verklaart hij zich niet tegen het stellen van een fatalen
termijn , mits ruim genoeg genomen om in alle toestanden te kunnen
>

passen , zonder de ondernemers te binden aan een vast jaarlijksch


cijfer van reductie der gouvernements-aanplantingen. Tegen het aan
nemen van een uniformen maatstaf heeft hij bezwaren.
Intusschen acht hij bet noodig dat de druk der ondernemers worde
opgeheven. Hij acht het converteeren der levering in eene geldelijke
bijdrage, doch verminderd met het equivalent van 10 pikols per bouw ,
zooals in de ontworpen kultuurwet was aangegeven , billijk voor dat
gedeelte namelijk dat het gouvernement gedurende de periode van
overgang op de tegenwoordige wijze zal doen aanplanten .
Voor de vrije aanplantingen meent hij dat de staat geen anderen
eisch zal kunnen doen dan dien eener grondbelasting, die echter niet
onaanzienlijk zal zijn en wel op een paar millioen zal kunnen worden
geschat , en bij herziening na verloop van zeker tijdvak , als de waarde
>

van den grond verhoogd is en meer ondernemingen gevestigd zullen


zijn , aanzienlijk hooger zal stijgen en eene duurzame inkomst voor de
schatkist zal kunnen worden , niet afhankelijk van dobberende markt
prijzen. Elke andere belasting dan op den grond , in het bijzonder
eene aliquote , keurt hij af.
Het natuurlijk gevolg van dien maatregel zal zijn dat de staat den
suikerhandel vaarwel zegge ; hij kan niet meer in het nieuwe stelsel
passen, Reeds lang is aangetoond , dat hij gedreven wordt ten nadeele
206

van allen. De verkoop in Nederland is steeds nadeelig geweest ; de


handelstand verlangt niet meer de gouvernements consignatie naar
Nederland ; de verkoop door de ondernemers zelven in Indie zal den
handel wel zoo welgevallig zijn als de veiling door het gouvernement ,
terwijl de schatkist daardoor van andere zorgen zal ontheven zijn.
De werkwijze der fabrikanten zal dan niet meer aan banden worden
gelegd en zich geheel kunnen richten naar de keuze van hen die er
het meeste belang bij hebben : de consumenten.
Eindelijk wijst de heer Millard op de noodzakelijkheid van de rege
ling van het water , dat hij als publiek eigendom wil gebracht hebben
tot het gebied van publiek recht , waarvan de verdeeling of het gebruik
zou behooren te geschieden in verband tot de behoefte van allen.

De heer Bleeker. Met belangstelling heb ik gelezen wat de heer


Millard heeft medegedeeld . Ik werd daarbij herinnerd aan hetgeen
onlangs door een anonymus in eene brochure. „ De hervorming van
het koloniaal stelsel" is gezegd. In die brochure vindt men , zij het
ook slechts in losse trekken , hetzelfde denkbeeld aangegeven , waarvan
>

ook de heer Millard gewaagt, om tot een beter stelsel te geraken.


>

Men leest in bedoeld geschrift de volgende zinsneden : „ De strijd


over de zoogenaamde suikerregelingen heeft het verkeerde van het
contractenstelsel volledig aan het licht gebracht . Elke regeling die
niet verder zal gaan dan herziening der contracten , zal blijken on
voldoende en onhoudbaar te zijn .
„ Greene regeling dezer aangelegenheid zal tot eene bevredigende uit
komst kunnen leiden dan eene zoodanige , waarbij een einde zal zijn
gemaakt aan de willekeurige beschikking over de velden en de arbeids
krachten der bevolking, en waarbij den ondernemers zal zijn toegestaan
het bezit in eigendom van den grond van velden en fabrieken.
„ Die regeling is mogelijk door de thans sedert tal van jaren der be
volking ontnomen gronden , voor zooveel noodig , wettelijk te onteigenen,
de ondernemers in de gelegenheid te stellen die gronden , tegen vol
doening van den onteigeningsprijs, in eigendom te bekomen , en kultuur
en fabricatie aan vrije krachten over te laten.
„ Door zoodanige regeling zullen de rechten van bevolking en onder
nemers kunnen worden verzekerd. Vatbaar voor onderzetting , zullen
de eigendommen toelaten de kapitalen op te nemen waarover de onder
nemer zal noodig hebben te beschikken. De bevolking zal worden
bevredigd , de ondernemers zullen eene meer zekere en betere toekomst
te gemoet gaan , en de staat , ontheven van eene onnatuurlijke be
moeiing , zal kunnen rekenen op de vaste inkomsten voortspruitende
uit de te leggen belasting op grond en bedrijf en , zoo wenschelijk ,
ook op den uitvoer van het product."
Met den schrijver dezer brochure instemmende , meen ik dat op de
aangegevene wijze en behoudens doelmatige overgangsmaatregelen ,
eene gezonde oplossing voor de toekomst zal kunnen verkregen worden.
Ik heb gemeend bij deze gelegenheid op de stem te moeten wijzen ,
207

die ook buiten die van den heer Millard zich over dit onderwerp heeft
doen hooren .

De heer Bachiene. Het zij mij nogmaals vergund , eenige bedenkingen ,


die bij mij zijn opgerezen , ter sprake te brengen.
In de eerste plaats ben ik getroffen geweest door het beweren dat
alles , met betrekking tot dit onderwerp , langs administratieven weg
zou kunnen geregeld worden , althans de heer Millard geeft te kennen
>

dat langs dien weg uitkomst zou te verkrijgen zijn. Wanneer ik nu


echter naga wat hij verlangt, dan begrijp ik niet hoe dit alles bij
besluit zou te regelen zijn.
Wat de kwestie van afstand van grondrecht betreft, die toch kan
kwalijk tegenover de beraadslagingen over art. 62 van het regeerings
reglement uitgemaakt worden bij besluit , maar vereischt wel degelijk
voorziening bij de wet ; hetgeen dus de heer Millard het meest wen
schelijk acht , zou niet buiten de wetgevende macht kunnen bepaald
worden.
Ook heeft een ander punt mijne aandacht getrokken. Op bladzijde
151 lees ik : „ De ondervinding heeft reeds ten opzichte van enkele
uitbestede fabrieken uitspraak gedaan .” Ik wenschte wel te weten welke
ondervinding men hier op het oog heeft ? Ik herinner mij de uitbeste
ding van een paar fabrieken , maar zoo men daarop doelt , welke bij
zondere omstandigheden moeten daarbij niet in aanmerking genomen
worden ? Daar liet men gelden zeker recht van preferentie van de
aftredende contractanten . Als er zulke rechten werkelijk bestaan , dan
bevreemdt het niet , dat de uitbesteding niet veel concurrentie heeft
uitgelokt. Ik geloof dus niet dat , wanneer de heer Millard die onder
vinding op het oog heeft , zij tegen het stelsel van uitbesteding in het
3

algemeen kan aangevoerd worden. Ook bij de fabrieken Bandjardawa


en Tjomal waren de overnemingsprijzen zóó hoog , dat van de uitbe
steding geen gunstig resultaat was te verwachten. Met Wonopringo
was het anders. Had men die fabriek uitbesteed op eene wijze dat ge
gadigden zich na onderzoek hadden kunnen aanmelden , dan is de
vraag of de uitkomst schadelijk zou geweest zijn . Ik zou dus nog wel
eene nadere inlichting wenschen van den heer Millard omtrent de
stelling , dat het stelsel van uitbesteding afkeuring verdient, omdat dit
uit de ondervinding zou gebleken zijn. Ik laat mij overigens over dat stelsel
in het algemeen niet uit , maar meen toch dat men daaromtrent nog
geen uitspraak op grond der ondervinding zal kunnen doen
Voorts heb ik ook het bezwaar hooren opperen , dat ор het recht van
opstal geen hypotheek kan gegeven worden. Ik geloof dit te mogen
bestrijden , maar natuurlijk kan de hypotheek slechts gelden gedurende
het aantal jaren , waarvoor het recht van opstal is verleend, zoodat het
onderpand niet veel waard is voor den geldschieter . Daarin ligt het be .
zwaar. Wanneer dat recht in handen is van Europeanen , wordt het
beheerscht door het burgerlijk Wetboek.
Ook heeft het mij getroffen , onder de voorstellen , die de heer Millard
208

tot verbetering van den toestand doet , er één te vinden , tot uitbreiding
van het stelsel van contracten , met gouvernements tusschenkomst
gesloten , alzoo niet op den tegenwoordigen voet. Ik meende dat zoo
lang het regeerings -reglement medebrengt de bloote instandhouding van
de bestaande gouvernemens-kultures , de bevoegdheid tot uitbreiding van
die kultures en ook van gouvernements-tusschenkomst in contracten
met Inlanders ten minste zeer twijfelachtig is.
Intusschen leest men op blz. 174 : „ De tegenwoordige contractanten ,
en een ieder die eene onderneming wenscht op te richten , vrij te laten ,
of hun 200 noodig gouvernements- tusschenkomst te verleenen , om met de be
volking te onderhandelen over den tijdelijken afstand of de geheele orer
dracht harer rechten op den grond ," enz. Mij dunkt , als de tusschenkomst
?

van het gouvernement op die wijze geschiedt , is dat eene uitbreiding


van bevoegdheid , die verder gaat dan het tegenwoordig regeerings
reglement en het bestaande contracten-stelsel .
Eindelijk moet ik zeggen dat het stelsel van den heer Lion , om de
suikerindustrie van lieverlede te brengen tot een vrije nijverheid , wel
is weersproken , maar toch niet met dezelfde grondigheid wederlegd ,
> 9

waardoor het opstel van den heer Millard zich overigens onderscheidt.

De heer Millard . Mij dunkt , dat uit het door mij aangevoerde ge
noegzaam blijkt dat ik in beginsel geen voorstander ben van eene
andere regeling dan die bij de wet , vooral om de meerdere stabiliteit
die zij aanbiedt, maar mijne meening is , dat zoolang men niet aan
vangt andere grondslagen aan te nemen tot hervorming van den eco
nomischen toestand , namelijk het grondbezit , er wel geene andere
regeling mogelijk is dan langs administrativen weg. Wanneer het contract
gronden betreft waarop het gouvernement zal aanplanten , dan is de
eerste vraag : met welk recht beschikt het gouvernement over dien grond ?
:

Ik kan mij voorstellen dat dit geschiedt bij wijze van administrative
willekeur , maar ik kan niet aannemen dat een lichaam als de staten
generaal daartoe zou overgaan zonder vooraf rekenschap gevraagd te
hebben op grond van welk recht die beschikking geschiedt of hoe dat
recht wordt uitgeoefend .
Daarop laat ik volgen dat eene wettelijke regeling noodzakelijk ten
gevolge moet hebben hervorming van den economischen toestand , na >

melijk vaststelling van de grondslagen waarop landbezit berust.


Wel is waar zeg ik : beter eene regeling , hoe dan ook dan die groote
onzekerheid welke de kapitalen verslindt , om deze industrie voor on
dergang te bewaren , in de overtuiging dat wel het denkbeeld van grond.
bezit , dat , wat men er ook van zeggen moge , de groote verdienste was
van de ontworpen kultuurwet, eenmaal zal zegevieren , maar intus
schen degenen die thans groote kapitalen uitstaande hebben in deze
industrie en wier geheele toekomst daarvan afhankelijk is , niet eene
>

regeling kunnen afwachten die eerst dan zal kunnen geschieden wanneer
betere denkbeelden ingang vinden en de wijduiteenloopende meeningen
daarover tot een practisch resultaat leiden zullen . Daarom zeide ik :
209

zoolang die hervorming of die overeenstemming niet plaats heeft, is


er geen andere dan de administrative wey .
Inmiddels blijkt toch dat ik den wettelijken weg verkies omdat ik
de bevoegdheid wensch verleend te hebben grondrechten over te dragen ,
waartoe geloof ik toch wel de wetgevende macht hare stem moet geven '.
In de tweede plaats vraagt de heer Bachiene : welke ondervinding
heeft men van die uitbestedingen ? Ten aanzien der opmerking aan
gaande de hooge taxatiesommen zou ik in het algemeen kunnen
vragen of de beëedigde taxatie alleen dan waarde heeft als zij naar
den zin der regeering uitvalt . Ik heb niet opzettelijk gewag willen
maken van de fabrieken Bandjardawa en Tjomal, omdat daarbij om
standigheden plaats hadden die nutteloos zijn hier aan te roeren ,
Wanneer ik van ondervinding spreek (bl . 151 ) dan is het omdat het
mij gebleken is , dat toen er sprake was van uitbesteding slechts zeer
weinig liefhebbers zich voordeden , daar de kapitalisten schroomden
er zich mede in te laten door den onzekeren toestand die toen be
stond. Om vele andere redenen (zie bladz. 151-154) heb ik mij
tegen dien maatregel verklaard , zonder evenwel in alle bijzonderheden
van iedere fabriek te treden .
In de derde plaats besprak de heer Bachiene het recht van opstal .
Wanneer die spreker nog eens de bladzijden waar daarover gehandeld
wordt , naleest , dan zal hij zien dat ik beweerd heb dat het recht
van opstal wel vatbaar is voor hypotheek , maar niet het contract en
dat het recht van opstal zonder contract weinig waarde heeft. Wat be
teekenen de gebouwen zonder het contract ? Het is alleen een blijk
van persoonlijk vertrouwen , dat ondanks den geringen waarborg
toch nog zulk een enorm kapitaal aan de industrie is toevertrouwd.
Vervolgens sprak de heer Bachiene van uitbreiding. Ik wensch
geenszins dat de tegenwoordige fabrikanten een monopolie zullen be
zitten. Integendeel , ik wensch dat ieder , die in staat is eene onder
neming te beginnen , zich met den Inlander in betrekking zal kunnen
stellen en met hem overeenkomsten zal kunnen sluiten , hetzij tot
overdracht van rechten , hetzij tot
> huur van gronden of opkoop van
product , naar gelang van ieders belang of omstandigheden . Men
begrijpe mij wel , ook ik ben een voorstander van het individueel
grondbezit , maar vooreerst schijnt eene regeling daarvan onder de
vrome wenschen te behooren , op wier verwezenlijking wij niet
kunnen wachten .
Een der bezwaren tegen dat grondbezit luidde steeds : de Javaan
zal bedrogen worden , men zal hem zijne gronden ontfutselen. Juist
daarom stel ik voor dat bij wijze van overgangsmaatregel de regeering
aanvankelijk de leiding der overdracht van rechten op zich neme , maar

i Dewijl hier sprake is van overdracht van rechten , niet alleen van de be
volking , maar ook van het gouvernement om tot eigendom te geraken , zou het
toch met het nederlandsch staatsrecht strijden tot zoodanige vervreemding
over te gaan zonder medewerking van de wetgevende macht.
14
210

toch alleen als dit bepaald noodig wordt geoordeeld , niet om de be


volking te dwingen of over te halen , slechts om voor hare belangen
te waken , haar voor te lichten en aan angstvallige bezwaren tege
moet te komen . 1
Wanneer het gouvernement op die wijze zijne tusschenkomst ver
leent , kan nen niet zeggen dat het contractenstelsel wordt uit
gebreid , want dan zou men even goed de overeenkomsten , zooals de
heer H. J. Lion die heeft voorgesteld , eene uitbreiding van het con
tractenstelsel kunnen noemen , wanneer die overeenkomsten namelijk
niet enkel voor bestaande, maar ook voor nieuwe ondernemingen worden
ingeroepen . Tegen overeenkomsten onder concurrentie der hoofden
heb ik vooral groot bezwaar, omdat ik niets meer schuw dan de inmen
ging der hoofden Alle denkbeeld van vrije kultuur gaat verloren ,
wanneer
men de tusschenkomst der hoofden gebruiken wil. Geene
bepaling kan grooter invloed uitoefenen op de ontwikkeling der zelf
standigheid van den Javaan dan juist het besluit dat de contracten
individueel met de Inlanders en niet dessasgewijze moeten gesloten
worden. Alleen wat den grond aangaat, die tot de gemeente behoort,
zal, zoolang individueel landbezit niet is erkend , of waar die niet be
staat, het recht van overdracht aan de dessacorporatie moeten verleend
worden. Alle denkbeeld van vrijheid wordt weggenomen wanneer een
hoofd optreedt om contracten te doen sluiten namens Inlanders tot
het presteeren van persoonlijken arbeid, hetzij bij eenige kultuur, hetzij
in de fabrieken .

De heer van Lier. Ik heb den heer Millard hooren zeggen dat hij
tegen het stelsel van den heer H. J. Lion is , omdat deze de tusschen
komst der inlandsche hoofden wenscht voor het sluiten van contracten .
Maar wanneer ik mij den inhoud zijner bekende brochure „ Het kul
tuurstelsel en art. 56 van het regeerings- reglement" ( Batavia , 1858) ,
wel herinner , dan komt ook hij juist tegen dat systeem op en zegt
ook hij dat geen vrije arbeid mogelijk is met die tusschenkomst. Alleen
wanneer de contracten individueel met de Inlanders gesloten worden ,
kan er sprake van vrijheid zijn. Ik heb dus uit de brochure des heeren
Lion geheel wat anders gelezen dan de heer Millard.

De heer Bachiene. De heer Millard heeft zijne bedoeling omtrent


het punt der wettelijke regeling opgehelderd. Zijne bedoeling is mij
nu duidelijker. Dit is ook het geval met de kwestie van hypotheek
op het recht van opstal.
Wat de uitbesteding van het vermalen van het gouvernements sui

In denzelfden geest als de verordening omtrent onteigening ( Staatsblad


1864 , no. 6) beveelt dat van regeeringswege een onderzoek zal worden ingesteld
naar de rechten welke op gronden door Inlanders ontgonnen of als algemeene
weiden of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen of dessas behoorende door
de bevolking worden uitgeoefend en naar de voorwaarden waaronder deze
van die rechten verlangt afstand te doen .
211

kerriet betreft , ik moet daaromtrent handhaven , dat de ondervinding


in dat opzicht nog niets geleerd heeft. Dat uitbesteding steeds onder
dergelijke omstandigheden , als zich vroeger hebben voorgedaan ,
zal moeten plaats hebben , en dat er daarom nimmer veel van te ver
wachten is , laat ik in het midden , omdat dit op het oogenbiik moei
lijk te bevestigen of tegen te spreken is.
De heer Millard heeft omtrent de kwestie der uitbreiding van de suiker
kultuur opgemerkt , dat hij op een anderen toestand het oog heeft,
maar dat hij de tusschenkomst van het bestuur alleen zou verlangen
als waarborg voor hen , die meenen dat de Inlænder zijne gronden voor
een appel en een ei zal wegschenken. Mij dunkt , dit is eene vreemde
toestand . Bij toekenning van individueel grondbezit moet men den
Javaan in staat achten , het hem toegekende recht uit te oefenen en
moet men niet tegelijkertijd zeggen , dat, wanneer hij aan een Europeaan
voor eene suikerfabriek gronden wil afstaan , alsdan het gouvernement
als een voogd over den Inlander zal tusschen beide treden. Dit is een
hinken op twee gedachten.
Wat het denkbeeld van den heer H. J. Lion betreft, ik geloof
met den heer van Lier dat men zijn stelsel kan in beschouwing
nemen zonder die bijvoeging van tusschenkomst van hoofden en oudsten ,
welke hij slechts noodig schijnt gerekend te hebben om een traps
gewijzen overgang te verkrijgen , doch niet als onafscheidelijk aan zijn
stelsel verbonden. Is die tusschenkomst van de hoofden in het stelsel
van den heer Lion geen onmisbaar vereischte , dan schijnt dat stelsel
nog wel nadere overweging te verdienen.

De heer Millard. Wat de opmerkingen van de heeren van Lier en


Bachiene betreft ten aanzien van het denkbeeld van den heer Lion , in
de aangehaalde brochure voorgesteld , moet ik in het midden brengen
dat de heer Bachiene uit het oog verliest dat ik sprak van een toestand
waarin nog geen individueel grondbezit is toegekend , want het spreekt
van zelf dat wanneer dit wel het geval is , men dan alleen te doen
heeft met de individus. De vraag is dus hier alleen door welke mid
delen , zoolang dat recht nog niet gegeven is , de fabrikanten evenzeer
in het bezit van grond zullen komen ? En nu was mijne meening dat
daarvoor minnelijke schikkingen met de bevolking zouden aangegaan
kunnen worden onder leiding , zoo noodig en dan in elk geval slechts
aanvankelijk , van het gouvernement.
De heer Bleeker. Ik heb wel eenige bedenkingen tegen hetgeen de
heer Millard heeft beweerd ten opzichte van de uitbreiding van de
suikerkultuur. Hij heeft gezegd dat hij niet tegen de onteigening van
de tegenwoordige suikergronden zou zijn , ten einde de fabrikanten
tegen betaling van den onteigeningprijs in het bezit daarvan te stellen ,
mits de maatregel ook wordt toegepast op toekomstige ondernemers, die
mochten wenschen als partikuliere suikerindustrieelen op te treden.
Ook ten behoeve van dezen zou de heer Millard onteigening van de
212

gronden der bevolking wenschelijk achten . Ik ben een voorstander van


de onteigening der tegenwoordige suikergronden omdat daarover sinds
een reeks van jaren willekeurig door het gouvernement is beschikt.
Maar wanneer men dien maatregel verder wilde uitbreiden en ook voor
nieuwe industrieelen , die zich zouden willen vestigen, gronden ging
onteigenen , daartegen zou ik mij ten sterkste moeten verklaren . Dat
zou ik willekeur en onrecht achten .

De heer Millard. De heer Bleeker vergist zich eenigszins. Ik heb


gezegd dat de raad van state de bedenking had geopperd dat men
wel tot onteigening ten behoeve der bestaande inrichtingen kon over
gaan , mits de beperking ten opzichte van den verkoop van gronden
aan Europeanen na vijf jaren werd opgeheven. I
Juist omdat ik in een eisch tot onteigening (waarvan ik voor de
tegenwoordige fabrieken zelfs het wettige en billijke nog wensch te
doen overwegen) ook voor latere ondernemingen iets zou zien dat
zweemt naar willekeur , zou ik mij daartegen verklaren.
De heer Bleeker. Het is mogelijk dat ik niet juist verstaan heb ,
maar ik meende wel degelijk van den heer Millard verstaan te hebben
wat ik zoo even ten sprake bracht.

De Voorzitter. Ik meen dat in de verhandeling van den heer Millard


het tegendeel gezegd is. Hij heeft verklaard , dat hij zich zou verzetten
tegen eene hervorming , die met eene daad van geweld zou beginnen .
Ook ik meen dat men wel de onteigening kan toepassen op bestaande
fabrikanten , maar willekeurig te onteigenen ten behoeve van hen die
>

in het vervolg in het bezit zouden willen komen , zou wat te ver
getrokken zijn .

De heer Millard. Het zou ook geheel in strijd zijn met hetgeen
ik zelf op den voorgrond heb gezet. Ik haalde alleen het advies van
den raad van state aan ,> dat te vinden is in de memorie van beant
woording op de kultuurwet. (§ 12) .

De heer van Lier. De heer Millard houdt vol dat de heer Lion een
voorstander was van het contractenstelsel met tusschenkomst van de
hoofden ; maar de heer Lion heeft in zijne brochure uitdrukkelijk
gezegd : dat grondbezit noodig is , daar men anders niet buiten de hoofden
der dessas kan ; dat , zoolang men geen individueel grondbezit heeft ,
men contracten moet hebben met medewerking van de hoofden ; hij
stelt echter daarvoor betere regelen dan in Staatsblad 1838 zijn geschreven .
Evenals de heer Fransen van de Putte noemde ook de heer Lion de
contracten met de hoofden en oudsten der dessas een schijn van vrijen
arbeid en juist geschikt om eene reëele toepassing van art. 56 van het
| Zie blz . 165 en 168.
213

regeerings-reglement te verijdelen en tegen te werken. Hij stelde voorop


dat bij de suikerkultuur de hoofden thans belang hebben bij den ge
dwongen aanplant en dat hun eigen belang vrijwillige kultuur deed
tegengaan ; daarom wilde hij kultuurpercenten over den vrijen aan
plant toestaan. Maar hij wilde , zelfs in zijn systeem van overgang ,
niets meer dan : „ kennisgeving , na de goedkeuring (door het europeesch
bestuur , na een opzettelijk onderzoek ) , aan de inlandsche hoofden van
de voorwaarden der vrijwillige overeenkomsten ," die hij zonder tus
schenkomst van wien ook allereerst vastgesteld wilde zien. Zelfs acht
hij na een paar jaren elke zorg van het bestuur voor naleving der over
eenkomsten onnoodig.
De heer Lion moge het bij de tegenwoordige organisatie van het
bestuur en waar geen individueel grondbezit bestaat, als onmogelijk
beschouwen de tusschenkomst der dessahoofden te weren , hij is
geenszins een voorstander van contracten met hoofden en stelde zich
in 1858 reeds voor dat het einddoel van art. 56 van het regeerings
reglement daar is als de betaling der hoofden verbeterd is , de wet
eigendom , erfpacht of huur van den grond zal hebben geregeld en
heere- en persoonlijke diensten evenzeer eene afdoende regeling hebben
ondergaan . Dan wil hij van geenerlei inmenging of tusschenkomst van
hoofden van dessas , of welk hoofd ook , weten ; in den overgangs
toestand zou de medewerking der hoofden evenwel niet kunnen worden
gemist. Ook hij zegt voortdurend : elke overeenkomst in den tegen
woordigen toestand is slechts schijnbaar het werk van den indivi
dueelen Inlander .

De heer Millard. Ik betwist niet dat de heer Lion een voorstander


is van individueel grondbezit ; dit is wel genoeg bekend. Evenmin heb
ik beweerd dat die publicist het contractenstelsel met tusschenkomst
der hoofden wenscht; men zal dat nergens in mijne bijdrage aantreffen .
Maar ik beweer dat bij het plan van den heer Lion , waarop men zich
in den laatsten tijd meer dan eens beroepen heeft , dat als bijlage ge
vonden wordt in de brochure , getiteld : art. 56 van het regeerings-regle
>

ment , er geen sprake kon zijn van grondbezit , maar wel degelijk van
toepassing van het bepaalde in het Staatsblad 1838 no 50. Hij dacht
zelfs niet aan geheel vrijwillige overeenkomsten in den bestaanden
socialen toestand , wel aan eene voorbereiding door zijn ontwerp , in
afwachting dat eene verandering van organisatie wezenlijk vrijwillige
overeenkomsten zou toelaten , zoodat de overgang door den heer
Bachiene bedoeld wel degelijk onafscheidelijk zou zijn aan de be
moeiing der inlandsche hoofden , aangezien bij gemeenschappelijk bezit
de individus over niets te beschikken hebben. Daarom meende de heer
Lion dat in den tegenwoordigen toestand het niet raadzaam is zonder
tusschenkomst van de hoofden te handelen. De heer Lion zag toen
geen anderen uitweg , ongeveer hetzelfde wat de heer van Lier met
| Zie bladzz . 57 - 59 der genoemde brochure.
214

andere woorden aanvoert. Nu beweer ik dat de denkbeelden omtrent


het grondbezit sedert zijn vooruitgegaan en meen dat de heer Lion
zich thans met het plan van tien jaren geleden niet meer zonder be
langrijke wijzigingen zou vergenoegen ; zoodat wel verre van strijd
overeenstemming tusschen ons zou bestaan .
Dewijl ik de tusschenkomst van de hoofden zeer schadelijk acht, zou
ik eerder voorstander zijn van de tegenwoordige contracten waarmede
de bevolking in handen van het gouvernement is dan van die waarbij
zij in handen van de inlandsche hoofden zou geraken.
De heer J. D. Fransen van de Putte. Ik moet bekennen, dat ik de lijvige
verhandeling van den heer Millard nog niet gezet heb kunnen lezen.
Maar naar aanleiding van het gesprokene heb ik een paar opmerkingen
te maken . In de eerste plaats ten aanzien van de uitbestedingen ; il
faut juger les actes d'après leurs dates. Toen het stelsel van verplichten
arbeid in zijn volle kracht bij de suikerkultuur bestond en daar
regeling van het grondbezit niet aan de orde was , ook geen wijziging
van stelsel te voorzien , was , geloof ik uitbesteding de eenig mogelijke
weg voor het gouvernement, daar ook voor de eer van de regeering een
einde moest komen aan dat uitgeven van contracten , die soms des
anderen daags na de uitgifte voor een ton gouds en meer verkocht
werden. Bovendien geloof ik dat uitbesteding niet onmogelijk is. De uit
besteding is minder gelukkig gereusseerd omdat zij niet goed in uitvoe
ring is gebracht en omdat zij plaats had op een oogenblik dat het crediet
verloren was. Was men met die uitbesteding begonnen in het tijdvak
van 1858—1860 , dan was zij vermoedelijk geslaagd. In die jaren toch
?

heb ik fabrieken bij inschrijving verhuurd en eene fabriek bij inschrijving


verkocht voor f 625,000 contant. Die tijden zijn thans voorbij.
Nu geloof ik dat om de bestaande suikerindustrie voor ondergang
te behoeden , het plan ons door den heer Bleeker , naar aanleiding der
>

door hem geciteerde brochure, medegedeeld , aanbeveling verdient.


Men make zich echter geene illusie dat ook dan nog millioenen voor
de nederlandsche schatkist uit die industrie zullen te halen zijn .
Wanneer de fabrikant behalve voor de uitgaven voor zijne onder
neming , nog zal moeten zorgen voor de renten en amortisatie van
het kapitaal, dat voor aankoop van gronden bestemd werd , dan spreekt
het van zelf dat hij niet bovendien groote sommen aan het gouver
nement zal kunnen opbrengen . Tot nu toe was het ook een abnormale
toestand dat men alleen uit 40,000 bouws voor de suikerindustrie be
stemd, 5 à 6 millioen trok , terwijl van 2 millioen bouws een bedrag
van 11 à 12 millioen aan landrente wordt ontvangen.

De heer Millard. Ik herhaal nogmaals dat mijns inziens een alge


meene toestand van individueel grondbezit ver de voorkeur verdient ,
maar tevens dat ik onder den indruk ben dat de regeering vooralsnog
ongezind is onbeperkten grondeigendom toe te kennen. Maar juist
daarom wensch ik , in afwachting dat later eigendom de normale toe
215

stand zal zijn , dat de ondernemer overeenkomsten zal kunnen sluiten


met de bevolking tot afstand van hare grondrechten tegen redelijke
schadeloosstelling.

De heer Bleeker. Ik veroorloof mij eene vraag , waarop misschien


een der hier tegenwoordig zijnde deskundige leden een antwoord geven
kan. Zou men mogen aannemen dat wanneer de fabrikant zou moet
betalen den onteigeningsprijs der gronden , hij eene toekomst ziet voor
zijne onderneming ? Ik ga daarbij natuurlijk uit van de veronderstel
ling dat de bevolking vrije beschikking zal hebben over tijd en arbeid .
Het spreekt van zelf dat de winsten minder zullen zijn dan die nu
worden of vroeger zijn genoten , maar daar zal dan ook tegenover staan
dat de onderneming het eigendom van den fabrikant is en op zijne
erven zal overgaan , zoodat hij zich jaarlijks iet eene mindere winst
zal kunnen te vreden stellen.

De heer van der Gon Netscher. Meent de heer Bleeker dat nå


toekenning van landbezit aan de tegenwoordige contractanten , de
arbeid geheel vrij, dus zonder tusschenkomst der hoofden of van het
>

gouvernement , zal worden verricht ?

De heer Bleeker. Ik denk hierbij aan een toestand dat het gouver
nement de bevolking niet meer zal dwingen tot planten , dat zij vrij
over haar tijd zal kunnen beschikken en daar diensten zal kunnen
verrichten waar zij dit goedvindt en zij dit het voordeeligst acht.
De Voorzitter . Wanneer de ondernemer met het kapitaal voor den
aankoop van den grond belast wordt , dan zal van hem natuurlijk ook
niet f 75,000 als patentbelasting per fabriek kunnen worden gevorderd.
De heer Bachiene. Bij toepassing van het denkbeeld van den heer
Bleeker om schadevergoeding te geven voor den grond , verdient het
wel opmerking , dat de grond bezwaard is met heerediensten . Zal men
daarvoor schadeloosstelling geven aan het gouvernement, of zal men
dien eenvoudig opheffen zonder aequivalent ? Het spreekt van zelf
dat de grond meer waarde heeft , wanneer men dien taxeert vrij van
heerediensten dan wel daarmede bezwaard.

De heer Bleeker. Men kan zich voorstellen dat in dien toestand


de heerediensten niet meer zullen bestaan , dat er zal zijn geheel
vrije arbeid. Maar afgescheiden daarvan , van den grond, die door het
gouvernement wordt onteigend , bepaalt het gouvernement den ont
eigeningsprijs. In dien prijs zou kunnen worden begrepen de waarde
der heeredienstplichtigheid , die op den grond rust, zoodat met
>

kwijting der som , ook de heerediensten zouden kunnen zijn afgekocht.

De heer Fransen van de Putte. Er bestaat geen regeling van heere


216

dienst , in verhouding tot de hoegrootheid grond door een individu


in bezit of gebruik. Onverschillig hoe veel bouwgrond een Inlander
bezit , presteert hij slechts voor één man heeredienst. Alzoo wanneer
de fabrikant duizend bouws krijgt, zou daarvoor slechts voor één
persoon heeredienst gevorderd worden . De regeling , die tegenwoordig
bestaat, is deze : de heeredienstplicht rust op den grond , maar als
een Javaan { bouw heeft, moet hij uitkomen , en wie 40 bouws
bezit , behoeft niet meer diensten te presteeren dan de bezitter van
een halfbouw . Dus zou ook een fabrikant met 1000 bouws één man
leveren .

De heer Bachiene. Ik geloof niet , dat er veel Javanen (heb ik dit wel ver
staan ?) zullen gevonden worden , die 1000 bouws bezitten , maar ik moet
>

doen opmerken , dat ik niet zoo zeer het oog had op kultuurdiensten , dan
wel op de eigenlijke heerediensten , het werken aan bruggen , wegen enz.,
die in verhouding tot iedere sawah behooren geregeld te worden. Dan
eerst zal er ook een meer juiste grondslag van regeling van ver
schillende schadeloosstellingen zijn. Het is in het algemeen de vraag ,
hoe het zal gaan met schadevergoeding wegens onteigening ; wie zal
daarop recht hebben ? Zal ze uitsluitend door de Inlanders getrokken
worden , of ook door het gouvernement voor het dominium directum ?
Zullen de heerediensten tevens afgekocht worden en de afkoopsom
ten deele aan de dessa , ten deele aan het gouvernement komen , die
beide tot de heerediensten gerechtigd zijn.

De heer Fransen van de Putte. Ik heb niet beweerd dat er Javanen


zijn die 1000 bouws bezitten , maar alleen bij wijze van vergelijking
2

willen aantoonen , dat hoewel men als beginsel stelt : de heeredienst


plichtigheid rust op den grond , men dat beginsel in de regelingen
zoo weinig heeft uitgewerkt , dat toeneming van uitgestrektheid grond
bezit de heeredienstplichtigheid niet doet vermeerderen .

De heer Humme. Bij het laatste indisch besluit, handelende over


eene nieuwe regeling der heerediensten werd het woord „ grond ”
gebezigd als basis van dienstplichtigheid. Op de vraag van sommige
ambtenaren : of men daarmede alleen „ bouwgrond” dan wel ook
>

„ woonerven " te verstaan hebbe, werd door de regeering in laatstbe


doelden zin geantwoord , zoodat derhalve in 't algemeen elk hoofd van
gezin , dat niet bij anderen inwoont , heeredienstplichtig is , onver
>

schillig of hij landbouwer zij of niet , en onverschillig de hoegrootheid


van zijn stuk grond.

De heer Fransen van de Putte. Op de vraag van den heer Bleeker


is moeilijk antwoord te geven , want er is niemand die zeggen : kan ,
wanneer er eigendom verleend wordt , wanneer de grond op Java in
den handel komt , welke de waarde daarvan zal zijn en het is dus niet
te berekenen hoeveel de onteigeningskosten zullen bedragen.
217

De heer Millard. De heer Bleeker heeft gevraagd of de fabrikant


in staat zou zijn den last van den onteigeningsprijs of de schade
loosstelling , die ik op het oog heb , te dragen , maar men moet toch
onderstellen dat dan de last , dien hij tegenwoordig moet opbrengen , zal
vervallen , zoo niet geheel althans voor een aanzienlijk deel . Hij zal dan
grondbelasting betalen . Men moet daarbij in aanmerking nemen dat het
dan gemakkelijker zal zijn onder waarborg van dien eigendom geld op
te nemen tegen eene meer matige rente dan thans moet betaald worden ;
de amortisatie zal over ruimer tijdvak loopen Dit geeft een groot ver
schil in de berekening Ware dat niet het geval dan zou grondeigendom
voor de europeesche industrie op Java zoowel voor de suikerkultuur als
voor eenig ander product ondenkbaar of op den duur onbestaanbaar
zijn. Niemand geloof ik beweert dit.

* De heer Humme. Ik heb de bedoeling van den heer Millard ten


aanzien van de heeredienstplichtigheid der door den fabrikant voor
den „ rietaanplant” te bezigen landbouwers, niet goed begrepen. Immers
indien aan den fabrikant 1000 bouws bouwgrond worden afgestaan ,
dan blijven de dessas , alwaar de planters waren , toch dienstplichtig.
Hij verlangt immers niet , dat de regeering die menschen vrij stelle
van heerediensten ?

De heer Bachiene. De grondeigenaar alleen is bij een gezonden


toestand verantwoordelijk voor de lasten die op den grond drukken .
Wanneer ik eigenaar van duizend bouws ben , moet ik voor de lasten
daarop , in verhouding tot de geheele uitgestrektheid , aansprakelijk
zijn , maar niet de personen die ik in dienst heb . Echter kunnen op
de gronden , waarop die personen woningen zullen hebben , ook heere
>

diensten rusten .

De heer Fransen van de Putte. Ik heb straks hooren zeggen dat


het stelsel van den heer Bleeker eene daad van geweld zou zijn ; ik
geloof dat dit een hard woord is. Wanneer men ginds in een normalen
toestand verkeerde , zou niemand daarover denken , maar ik zou het
een daad van geweld achten die 90 of 100 fabrieken te vernietigen .
Er moet op de eene of andere manier een einde aan den bestaanden
toestand komen Op dit oogenblik worden aan de bevolking, wier gronden
in de nabijheid van de fabrieken gelegen zijn , 2 à 3000 bouws onge
2

veer, elk jaar 4 à 500 bouws afgenomen , maar ik geloof dat wanneer
men toezegt de volle waarde te zullen geven , de bevolking niet
meer te zullen dwingen tot werken en niet telken jare hare gronden
af te nemen , zij bij minnelijke schikking in een afstand van eene
zekere uitgestrektheid gronds tegen billijke betaling gaarne zal toe
steminen . Die maatregel zal op den duur vrij wat minder tegenstand
wekken , dan het teken jare bij afwisseling afnemen der gronden .
218

De Voorzitter. Niemand schijnt meer het woord te verlangen , dus


kunnen wij deze beraadslaging als geëindigd beschouwen .
Alvorens evenwel de vergadering te sluiten , geloof ik dat ik aan de
>

bedoeling van de aanwezige leden voldoe , wanneer ik den heer Millard


dank zeg voor zijn degelijk vertoog en hem hulde breng voor de
grondige behandeling van deze zaak , eveneens als voor zijne onpar
tijdigheid , daar hij , zelf contractant en belanghebbende zijnde, toch
nimmer als hij den wensch eener verbetering geuit heeft, nagelaten
heeft, ook het bezwaar op te geven , dat tegen de verwezenlijking
>

daarvan kan worden geopperd.

De vergadering wordt daarna gesloten .


{

You might also like