Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 29

Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Inhoudsopgave

Het Oefenboekje voor groep 6 bestaat uit:

- 5 x 10 opgaven spelling;
- 5 x 10 opgaven rekenen;
- 5 x 5 opgaven tekstbegrip;
- antwoorden.

Disclaimer
Aan de inhoud van dit boekje kunnen geen rechten worden ontleend.

© Citotrainer Nederland

Pagina 1
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Spelling taak 1
De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds:
In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 Opgave 9
A. De filmaker produceert een nieuwe jeugdfilm. A. Eet je een hapje mee voor de gezelligheid?
B. Deed je dat opzettelijk? B. Leg de matrassen maar op een stapel.
C. Mijn grootouders maken een wandelingetje. C. Je moet echt beter luisterun.
D. Wie is de eigenaar van deze caravan? D. Kijk nog eens goed naar de illustratie.

Opgave 2 Opgave 10
A. De parapluus zijn vandaag in de aanbieding. A. Veel toeschouwers waren enthousiast.
B. Dat is Michiels beker. B. Z'n humeur is vandaag niet al te best.
C. Juf trok haar wenkbrauwen op. C. Sorry, maar ik heb geen interesse.
D. Dit is een zeldzaam exemplaar. D. Morgen begint een nieuw sijzoen.

Opgave 3
A. Het jongetje verveelt zich.
B. Ze juigen bij elk doelpunt.
C. Jaspal vraagt of je mee doet.
D. We wisten het ook niet zeker.

Opgave 4
A. Zie je die parachutist?
B. De schade is ontstaan door lekage.
C. Moet je nog sporten dit weekend?
D. Wie kent er een mop over Belgen?

Opgave 5
A. Je trainingsbroek ligt op je bed.
B. De agent trok zijn piestool.
C. Tel vervolgens het aantal stippen.
D. Wie gaat er mee naar de nijlpaarden?

Opgave 6
A. Aniek schreewt als ze pijn heeft.
B. Marja en Aniek tekenen hetzelfde dier.
C. Zal de toren omvallen, als je er tegen blaast?
D. Jij kunt er helemaal niets van!

Opgave 7
A. Sharona blaazt door haar rietje.
B. De vlinders fladderen van bloem tot bloem.
C. We schrijven de brief morgen wel.
D. Misschien begrijp je het niet goed.

Opgave 8
A. Ze draagt een witte strik in haar haar.
B. De muzikant speelt een bekend liedje.
C. Veel soorten uilen jagen ’s nachts.
D. Marokko ligt in afrika.

Pagina 2
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Spelling taak 2
De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds:
In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 Opgave 9
A. De eenden speteren in de vijver. A. Ik kan het maar niet geloven.
B. Wat ga je koken? B. Ik verslik me in een slok water.
C. De jonge hondjes hijgen. C. Wanneer begin je met verven?
D. Laat mij eens proeven. D. Sam graaid in de grabbelton.

Opgave 2 Opgave 10
A. Geef antwoord! A. Zoveel bagage mag je niet meenemen.
B. Jufrouw Anita vertelt een verhaal. B. Ze vliegt op haar ski’s de helling af.
C. Ik vind hem een engerd. C. Wat is de hoofdstad van Noord-Holland?
D. De papegaai krijst hem na. D. We eten bamie vanavond.

Opgave 3
A. Morgen komt de fotograaf op school.
B. Veel succes met deze taak!
C. Rick komt bij veel bedrijfen over de vloer.
D. Ergens in juli begint de zomervakantie.

Opgave 4
A. De conducteur wil mijn OV-chipkaart scannen.
B. Wonen er Eskimo’s in Canada?
C. Op de nieuwe tv zit één jaar garantsie.
D. Haar identiteit is nog onbekend.

Opgave 5
A. Durf jij deze hond te aaien?
B. De sloten bevriesen snel met deze kou.
C. Pas op: straks scheurt het!
D. U zult het misschien wel vreemd vinden.

Opgave 6
A. Dat belooft een spannende wedstrijd te worden.
B. Hoe smaken de druiven?
C. Hoe ziet een stingkdier er eigenlijk uit?
D. Neem het medicijn twee maal daags in.

Opgave 7
A. Let op je houding.
B. Ik meet twee decimeter.
C. Is een spin wel een insect?
D. De zuster komt dadeluk bij je.

Opgave 8
A. Je hebt veel commentaar.
B. We gaan vanmiddag naar de schouwburg.
C. In November sneeuwde het al.
D. Hij verzamelt allerlei soorten kaarten.

Pagina 3
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Spelling taak 3
De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds:
In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 Opgave 9
A. Woon jij in de Tulpenstraat? A. Ik heb mijn certificaat gehaald.
B. Los deze puzzel vlug op. B. Dat is absurd!
C. Een zeldsaam dier is geen souvenir. C. De aardbeien zijn nog niet rijp.
D. Ik hoor iemands mobieltje afgaan. D. Eindellijk ontving ik een brief van hem.

Opgave 2 Opgave 10
A. Wat een gierigheid weer! A. De kinderen bedaren.
B. Ken jij alle provincies en hoofdsteden? B. Het is met geen pen te beschrijfen.
C. Waarschijnlijk is de operatie geslaagd. C. Mijn moeder fietst naar haar werk.
D. De uitkomst van een keersom heet het produkt. D. Hij springt een gat in de lucht!

Opgave 3
A. We verplaatsen de meubels.
B. Kim floot een deuntje.
C. Jullie passeren hier een gevaarlijk kruispunt.
D. Jij moet echt opassen!

Opgave 4
A. Jullie bonsen te hard op de deur.
B. Bewijs het maar!
C. Antonio schraapt de pan macaroni uit.
D. Je stoort me.

Opgave 5
A. De boterham zit in een plastic zakje.
B. Hoe vind je m’n nieuwe crossfiets?
C. Dat is een geniaal idee van jou!
D. De ballon hangt aan het plafon.

Opgave 6
A. De beul is een vreed persoon.
B. Op het colaglas zit een schijfje citroen.
C. Ik wil eerst douchen.
D. Ben je op 29 februari jarig?

Opgave 7
A. Je moet lezen wat er op het etiket staat.
B. Waar woont Benno Van Dam?
C. De koning woont in een groot paleis.
D. Heb je trek in een banaan?

Opgave 8
A. Ruik je de bloesum?
B. Ik snijd wel een stukje voor je af.
C. Alcohol is slecht voor je hersenen.
D. De balans is in evenwicht.

Pagina 4
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Spelling taak 4
De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds:
In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 Opgave 9
A. Politiehelicopters cirkelen boven de stad. A. In het contrakt staat zijn salaris.
B. Valery trekt haar nachthemd aan. B. De blaadjes vallen al van de bomen.
C. Kijk toch uit, suffert! C. Wat een gekuch! Ben je verkouden?
D. Er zit een glasscherf in zijn teen. D. Je bent een echte lieverd!

Opgave 2 Opgave 10
A. Het kind schommelt heen en weer. A. Wacht, ik snijd een stukje voor je af.
B. Zal het gaan regenen? B. Mijn schaatsen moeten geslepen worden.
C. Het kan vriezen en het kan dooien. C. We gaan de meester foppen.
D. Ze beledigd haar meester vaak. D. Ik kieste de mooiste tekening uit.

Opgave 3
A. Ik ben op je zonnebril gaan zitten.
B. Dat zijn scheve torens.
C. In de schaduuw is het een stuk koeler.
D. Het is een recente gebeurtenis.

Opgave 4
A. Schreeuw maar zo hard als je kunt.
B. We namen de proef op de som.
C. Ze beven van de kou.
D. Jasper springkt hoger dan Sander.

Opgave 5
A. We kopen biologische eieren.
B. Ik kijk naar een reportage op de tv.
C. Het kan 's nachs nog behoorlijk vriezen.
D. Er hing een diversiteit aan jassen.

Opgave 6
A. Flappie's oren hangen slap.
B. Ze belt haar collega.
C. Ik heb heimwee.
D. Is dat niet Boris' rugzak?

Opgave 7
A. Attentie! Wil Evelyn naar de kassa komen?
B. We eten kabeljauw met rijst.
C. Dat komt door sleitage.
D. Mijn zus is in de puberteit.

Opgave 8
A. Ze kan het nog nauwelijks bevatten.
B. Onze tuinkabouter is gestolen!
C. Ik zie een rijtuig met paarden ervoor.
D. Onze papagaai zegt: "Koppie krauw!"

Pagina 5
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Spelling taak 5
De opgaven 1 tot en met 10 bestaan uit vier zinnen.
De vraag is steeds:
In welke zin is het dikgedrukte woord fout gespeld?

Opgave 1 Opgave 9
A. Je moet op de achterkant kijken. A. De omstandigheden zijn wel gunstig.
B. Kun jij deze som opplossen? B. Die chirurg heeft me geopereerd.
C. We gaan naar de ijssalon. C. Ik heb mijn porsie voor vandaag wel gehad.
D. Hoe heet jouw lerares? D. Door de vitrage kun je niet veel zien.

Opgave 2 Opgave 10
A. Je slaat de spijker op zijn kop. A. We vringen de handdoek uit.
B. Je bent een bangerd! B. Ze vocht voor haar leven.
C. Nee maar, wat een verassing! C. Hoe laat treedt ze op?
D. Wat een kabaal maken jullie. D. Je zult nog veel moeten oefenen.

Opgave 3
A. Mijn broer speelt gitaar.
B. Ik heb namelijk geen tijd.
C. Mijn opa was een dichter.
D. We gaan uit eten in haarlem.

Opgave 4
A. Ze verstijfd van angst.
B. Mollen graven gangen.
C. Waarom huilt hij?
D. Hier, proef eens!

Opgave 5
A. Wat een hoge golven zijn er vandaag!
B. We gaan naar een exposietie.
C. Eet jij je kiwi nog op?
D. Ik heb een fossiel gevonden.

Opgave 6
A. Ik kopieer Benno's werkstuk.
B. Wat zitten jullie te smoesen?
C. Ik heb heimwee.
D. De problemen stapelen zich op.

Opgave 7
A. Zwemmen er zeehondjes in de Waddenzee?
B. Die reclame is echt grappig.
C. Hier is een aardighijdje voor je.
D. Ze hebben nog dikwijls telefonisch contact.

Opgave 8
A. De kinderdiscoteek is tot acht uur open.
B. Mijn tante is kilo’s kwijtgeraakt.
C. Welke nationaliteit heb jij?
D. M’n capuchon is van mijn jas gescheurd.

Pagina 6
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Rekenen taak 1

1 Van de 10.000 geoogste aardappels zijn er 75 rot.


Hoeveel aardappels zijn er nog goed?

A 9.125
B 9.025
C 9.925
D 925

2 De zon komt om 6.50 uur op en gaat om 19.20 uur onder.


Hoe lang duurt de dag?

A 13 uur en 30 minuten
B 11 uur en 40 minuten
C 12 uur en 30 minuten
D 10 uur en 40 minuten

3 In een doos zitten 56 puzzelstukjes.


Hoeveel stukjes zitten er in 20 dozen?

A 1.012
B 1.120
C 112
D 1.200

4 De lantaarnpaal is 47 dm hoog.
Dat is …… cm.

A 4.700
B 470
C 47.000
D 4,7

5 Welk getal moet er op de plaats van de pijl staan?

620 740

A 640
B 700
C 630
D 680

Pagina 7
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

6 4.000 voetbalplaatjes worden verpakt in zakjes van 10 stuks.


Hoeveel zakjes kunnen er gevuld worden?

A 4
B 40.000
C 400
D 40

7 Een tuinbouwer had 30 rijen bloemkolen met in elke rij 2.000 bloemkolen. Dit jaar
heeft hij 4 rijen minder.
Hoeveel bloemkolen heeft de tuinbouwer dit jaar?

A 59.880
B 53.000
C 59.996
D 52.000

8 Welk getal moet er op de stippellijn staan?


4.097 – 4.098 – 4.099 - ……

A 4.999
B 5.001
C 4.100
D 5.000

9 In de winkel lagen 2.000 pennen. Gisteren zijn er 175 pennen verkocht, vandaag
226.
Hoeveel pennen liggen er nog in de winkel?

A 1.599
B 2.401
C 1.949
D 2.051

10 Uit hoeveel blokjes bestaat dit figuur?

= 1 blokje

A 125
B 500
C 250
D 75

Pagina 8
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Rekenen taak 2

1 Hoeveel zakjes van 100 knikkers kun je vullen uit een bak met 27.000 knikkers?

A 27
B 2.700.000
C 270
D 2.700

2 De kilometerteller staat bij vertrek op 7.692. We rijden 372 km naar ons


vakantieadres.
Wat staat er op de teller, als we op ons vakantieadres aankomen?

A 7.064
B 7.964
C 8.064
D 7.320

3 De wandelroute is 5 km lang. Joris heeft al 800 meter gelopen.


Hoeveel meter moet Joris nog lopen?

A 4.200 m
B 3.000 m
C 200 m
D 49.200 m

4 Carola koopt een rugtas van 23,55 euro, een stuk klei van 2,48 euro en een spel
van 12,37 euro. Ze betaalt aan de kassa met een briefje van 50 euro.
Hoeveel wisselgeld moet Carola krijgen?

A 39,30 euro
B 11,60 euro
C 12,45 euro
D 38,40 euro

5 Welk deel van de driehoek is gekleurd?

A 1/3 deel
B 1/4 deel
C 3/3 deel
D 3/4 deel

Pagina 9
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

6 Hoe ziet dit bouwwerk er uit vanuit de richting van de pijl?

A B C D

7 Sharon heeft 4 zakjes met 10 kralen en 13 zakjes met 100 kralen.


Hoeveel kralen heeft Sharon?

A 1.340
B 127
C 170
D 1.700

8 De voorstelling begint om 20.30 en duurt 1 uur en 20 minuten.


Hoe laat is de voorstelling afgelopen?

A 21.50 uur
B 22.00 uur
C 22.50 uur
D 21.10 uur

9 De boom is 641 cm hoog.


Dat is 6 m en …… cm.

A 410
B 581
C 41
D 4

10 Hoeveel is de helft van 674?

A 344
B 327
C 354
D 337

Pagina 10
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Rekenen taak 3

1 In het album kunnen 4.000 stickers. Murat heeft al 138 stickers ingeplakt.
Hoeveel stickers kan Murat nog inplakken?

A 3.962
B 362
C 262
D 3.862

2 1/8 deel van 48 euro is …… euro.

A 40
B 6
C 384
D 56

3 Joost moet voor zijn account 34 euro per kwartaal betalen.


Hoeveel betaalt Joost in een jaar?

A 102 euro
B 408 euro
C 170 euro
D 136 euro

4 De tenniswedstrijd begon om 13.44 en was om 17.30 afgelopen.


Hoe lang heeft de wedstrijd geduurd?

A 3 uur en 46 minuten
B 4 uur en 14 minuten
C 4 uur en 16 minuten
D 3 uur en 14 minuten

5 Welk getal moet er op de plaats van de pijl staan?

1.000 4.000

A 1.200
B 2.000
C 1.100
D 3.000

Pagina 11
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

6 Het blok op de weegschaal weegt…

A 201 g
B 201 kg
C 210 g
D 210 kg

7 Vijf Chinezen liggen in elkaars verlengde op de grond. Samen zijn ze 8 meter en


75 cm lang.
Hoe lang is één Chinees (gemiddeld)?

A 175 cm
B 115 cm
C 175 dm
D 115 dm

8 Op zolder liggen 40 dozen met 50 kaarsen.


Hoeveel kaarsen zijn dat?

A 200
B 90
C 2.000
D 2.200

9 Welk getal moet er op de stippellijn staan?


8.002 – 8.001 – 8.000 - ……

A 7.999
B 7.000
C 7.900
D 7.990

10 Hoeveel dagen telt juni?

A 28
B 29
C 30
D 31

Pagina 12
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Rekenen taak 4

1 Een kwart van 1.000 euro is …… euro.

A 250
B 25
C 400
D 375

2 Op het tafelkleed staan 7 rijen met 18 figuurtjes afgebeeld.


Hoeveel figuurtjes staan er op het tafelkleed?

A 116
B 106
C 126
D 66

3 Een vloertegel kost 3,25 euro. Voor de kamer zijn 32 vloertegels nodig.
Hoeveel gaat dat kosten?

A 104,00 euro
B 96,25 euro
C 99,25 euro
D 72,00 euro

4 De baby weegt 5.000 g. Vader weegt 12 maal zoveel.


Hoeveel weegt vader?

A 60 g
B 60 kg
C 60.000 kg
D 600 kg

5 Noah trekt met stift een lijn om de blauwe figuur heen.


Haar lijn is in totaal …… cm lang.

A 30
B 34
C 23
D 33

Pagina 13
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

6 Op de klok is het 3 minuten voor 7.


Hoe laat is het over een kwartier?

A 18 minuten voor half 8


B 18 minuten over 7
C 12 minuten voor half 8
D 12 minuten over 7

7 Welk getal ligt het dichtst bij het getal 5.469?

A 5.460
B 5.500
C 5.000
D 6.400

8 Van een touw van 5 m en 30 cm knip ik 137 cm af.


Nu is het touw ……

A 2 m en 67 cm
B 3 m en 93 cm
C 4 m en 893 cm
D 1 m en 62 cm

9 In onze straat worden 10 bomen geplant. De afstand tussen twee bomen is


telkens 500 cm.
Wat is de afstand tussen de eerste en de laatste boom?

A 45 m
B 50 m
C 4 m en 50 cm
D 5m

10 De surfplank is 50 cm breed.
Hoe lang is de surfplank ongeveer?

A 20 m
B 30 m
C 100 cm
D 175 cm

Pagina 14
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Rekenen taak 5

1 Lottes oma staat op de weegschaal.


Hoeveel weegt Lottes oma ongeveer?

A 175 g
B 175 kg
C 115 g
D 115 kg

2 Mijn broer is jarig op 24 september. Ik ben precies twee weken later jarig.
Op welke datum ben ik jarig?

A 10 september
B 28 september
C 7 oktober
D 8 oktober

3 Jolijn haalt 320 g suiker uit een pak van 1 kg.


Hoeveel suiker zit er dan nog in het pak?

A 68 g
B 9.680 g
C 780 g
D 680 g

4 Op de wekkerradio staat 6:45. Nienke moet om acht uur ’s ochtends de hond


uitlaten.
Hoe lang duurt het nog voordat Nienke de hond moet uitlaten?

A 1 uur en 25 minuten
B 1 uur en 65 minuten
C 1 uur en 15 minuten
D 1 uur en 55 minuten

5 Welke breuk is groter: 2/5 of 1/8?

A De breuken zijn even groot


B Dat kun je zo niet zeggen
C 2/5
D 1/8

Pagina 15
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

6 Hoe ziet dit bouwwerk er uit vanuit de richting van de pijl?

A B C D

7 7.200 potloden worden verpakt in 80 doosjes.


Hoeveel potloden komen er in elk doosje te zitten?

A 800
B 980
C 90
D 900

8 We moeten nog 1/4 km lopen.


Dat is …… m.

A 400
B 250
C 40
D 25

9 Op de klok staat 15:46.


Dat is ……

A 34 minuten voor vier


B 46 minuten voor vier
C 14 minuten voor vier
D 54 minuten voor vier

10 De pen is 140 mm lang.


Dat is …… cm.

A 14
B 1.400
C 140
D 14.000

Pagina 16
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip: tips

Voorbeeldvraag 1
Welke titel past het best boven deze tekst?
Of:
Waar gaat dit stukje (bijv. regel 12-25) vooral over?

Tip 1
Kijk waar de hele tekst of het hele stukje over gaat. Wat slechts één keer genoemd
wordt, is natuurlijk niet goed. Je moet het antwoord op verschillende plaatsen in de tekst
(of in het genoemde stukje) terug kunnen vinden. Een kernwoord komt meerdere malen
voor in een tekst. Soms worden er ook synoniemen van het kernwoord gebruikt.

Voorbeeldvraag 2
Lees: Midden in… een hoed. (regel 23)
Wat hebben deze twee zinnen met elkaar te maken?

A De tweede zin betekent het tegenovergestelde van de eerste zin


B In de tweede zin staat een voorbeeld van de eerste zin
C In de tweede zin staat een gevolg van de eerste zin
D De tweede zin betekent hetzelfde als de eerste zin

Tip 2
Woordenschat, dus weten wat woorden betekenen, is natuurlijk belangrijk om teksten te
kunnen begrijpen. Maar de betekenis van enkele woorden MOET je echt weten, als je met
begrijpend lezen bezig bent.
Ga maar eens na of je weet wat onderstaande begrippen betekenen. Achter het woord
staan voorbeelden van woorden die er bij horen.

Begrip: Woorden die er bij horen:

inleiding (eerste deel van de tekst)


alinea tekstdeel, (er begint een nieuw onderwerp; er is
een sprongetje in de tijd; de plek in het verhaal
verandert; het gaat ineens over iemand anders),
witte regel of een stukje witregel
kopje (titeltje van een alinea)
tegenovergestelde daartegenover, integendeel, niet
voorbeeld bijvoorbeeld, zoals
gevolg waardoor, oorzaak, daardoor
reden omdat, want, daarom, (waarom je iets doet)
mening vinden, menen
argument omdat, want (waarom je iets vindt)
eigenschap kenmerk (wat typisch is), trekje

Pagina 17
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Voorbeeldvraag 3
Lees: Haar moeder … lichtgeraakt is. (regel 10-11)
Wat past het best op de plaats van de x?

Tip 3
Lees niet alleen regel 10 en 11, maar lees ook het stukje om de genoemde regels heen
nog eens door. Soms moet je gebruik maken van de informatie die vóór regel 10 en 11
staan, soms staan de belangrijke zinnen er achter.

Pagina 18
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip 1

1 Tevreden kijkt Floor naar de tekening die voor haar ligt. De glimlach op haar
2 moeders gezicht is bijzonder goed gelukt. Zou ze ook zo gekeken hebben toen zij en
3 Floors vader twaalf en een half jaar geleden trouwden? Vast wel. En het zal ook vast
4 en zeker een zonnige dag zijn geweest. Het geel van de zon kan eigenlijk nog wel
5 wat feller op de tekening.
6 "Jongens en meisjes, ruim alles op wat nu nog op je tafel ligt en kijk dan mijn
7 kant op!" De meeste kinderen doen direct wat de meester zegt. Pennen, potloden,
8 schriften en etuis verdwijnen razendsnel in de laatjes. Restjes papier worden in de
9 prullenbak gegooid, de lijmpotten worden teruggezet in de kast. "Saskia, die schaar
10 hoort in het scharenblok… Davy je tafel rechtzetten… Willem, het duurt me te lang!"
11 Sommige kinderen blijven doorwerken, terwijl de meester zijn uiterste best doet
12 om het klaslokaal zo vlug mogelijk weer op orde te hebben. Jasper en Michiel zijn
13 nog druk met elkaar aan het overleggen. "Voortmaken graag! Jongens, doe even
14 net alsof je me gehoord hebt!" De meester wordt ongeduldig. Floor ook trouwens.
15 Ze heeft haar tafel allang opgeruimd en begint zich inmiddels te vervelen, omdat
16 het allemaal wel erg lang duurt. Waarom luisteren sommige kinderen eigenlijk nooit
17 goed naar de meester? Je kunt toch best een beetje opschieten, wanneer dat
18 gevraagd wordt?
19 Floor pakt haar tekening maar weer op tafel. Met een beetje extra zonnegeel
20 gaan haar ouders nog meer stralen. Ook de bruiloftsgasten met hun cadeaus lijken
21 steeds vrolijker te worden. "Floor, heb je me niet gehoord of zo? Ik sta hier niet voor
22 Piet Snot!" Met een boze blik grist de meester plotseling Floors tekening van tafel.
23 Demonstratief scheurt hij hem doormidden en laat de resten in de prullenbak vallen.
24 "En wie nu nog niet luistert, mag om half 4 zijn ouders bellen dat hij voorlopig nog
25 niet thuis komt!"
26 Floor voelt de tranen uit haar ogen stromen. Een week lang had ze aan deze
27 prachtige tekening gewerkt en nu, in één klap, is al haar werk voor niets geweest.
28 Ze had het al voor zich gezien: dit weekend gaf ze haar ouders op hun koperen
29 bruiloft de tekening, mooi ingelijst in de lijst die ze vorige week al gekocht had.
30 Wat zouden haar ouders blij zijn! Maar nu, door de meester die ze altijd zo aardig
31 had gevonden, was alles verpest. Dit dubbele verdriet valt Floor bijzonder zwaar, al
32 probeert ze geen geluid te maken tijdens het huilen. Anders wordt de meester
33 misschien nog bozer…
34 "Hè, hè, dat duurde even, maar ik ben blij dat iedereen nu klaar zit voor de
35 Volgende les." De meester lijkt het voor elkaar te hebben: de klas is opgeruimd en
36 de leerlingen luisteren. Maar de werkelijkheid is anders: Floor en haar vriendinnen
37 hebben geen enkele interesse in de les die volgt.

1 Welke titel past het best boven deze tekst?

A Floor is ongeduldig
B Opruimen kan lang duren
C Meester is ongeduldig
D Floors tekening

Pagina 19
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

2 Lees: "Ik sta… Piet Snot!" (regel 21-22)


Wat wil de meester eigenlijk duidelijk maken aan Floor?

A dat de meester verkouden is


B dat Floor net zo vervelend is als de andere kinderen
C dat Floor misschien slechthorend is
D dat de meester het vervelend vindt, dat Floors tafel niet leeg is

3 Lees: Demonstratief scheurt… prullenbak vallen. (regel 23)


Wat wordt hier vooral bedoeld met het begrip demonstratief?

A De hele klas moet zien dat tekenen niet is toegestaan


B De hele klas moet zien dat demonstreren geen enkele zin heeft
C De hele klas moet zien dat het voor de meester menens is
D De hele klas moet zien dat Floor ontzettend eigenwijs is

4 Hoeveel jaar zijn Floors ouders dit jaar met elkaar getrouwd?

A tien jaar
B twaalf en een half jaar
C vijfentwintig jaar
D dat staat niet in de tekst

5 Lees: Dit dubbele … het huilen. (regel 31-32)


Wat wordt bedoeld met dit dubbele verdriet?

A Het verdriet om de meester die onaardig is en dat Floor geen geluid mag maken
B Het verdriet om de verscheurde tekening en om de meester die onaardig is
C Het verdriet om het feestweekend dat nu niet doorgaat en om de meester die
onaardig is
D Het verdriet om de klas die niet stil wordt en om de meester die onaardig is

Pagina 20
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip 2

1 Lim Chae-Hyun, 10 jaar oud, is in zijn nopjes. Vandaag doet hij met zijn team
2 mee aan de robotwedstrijd in de stad Ilsan (Zuid-Korea). Ze hebben op school twee
3 verschillende robots gemaakt: één die sponzen aanlevert en één die sponzen kan
4 aannemen. Lim Chae-Hyuns team strijdt tegen andere teams. Wie de meeste
5 sponzen in korte tijd naar de andere kant brengt, wint de wedstrijd.
6 De robotwedstrijd van de basisschoolleerlingen staat niet op zichzelf. Vanaf 2006
7 vindt er jaarlijks een robotfestival plaats in Zuid-Korea. Naast de kinderen laten
8 6 000 professionele robotontwerpers zien wat hun robots allemaal kunnen en hoe
9 goed ze mensen kunnen imiteren. Aziatische landen geven jaarlijks miljoenen uit
10 aan de ontwikkeling van robots.
11 "That’s cool!" roepen de omstanders van een vijftal robots, bij wie rode en blauwe
12 lichten flikkeren. De robots zijn 30 tot 40 centimeter groot en ze dansen op populaire
13 Koreaanse nummers. Als ze uitgedanst zijn, krijgen ze een staande ovatie van het
14 publiek.
15 Een stukje verderop spelen andere robots een voetbalwedstrijd. De robots die
16 verliezen grijpen naar hun hoofd van wanhoop. De winnende robots daarentegen
17 springen een gat in de lucht van blijdschap. De mensen die het schouwspel
18 aanschouwen, juichen met de winnende robots mee. Ze staan versteld van de
19 sportieve kunsten van hun mechanische evenbeelden!
20 De sponzenwedstrijd van de basisschoolleerlingen blijkt ook een hoop van de in
21 totaal 120 000 toeschouwers te trekken. Lim Chae-Hyun is x , al wint zijn
22 team de wedstrijd niet. "Volgend jaar doen we weer mee aan het evenement," vertelt
23 hij. Tevens zou hij graag met een robot meedoen aan de taekwondogevechten, maar
24 die zijn meer weggelegd voor de professionele robotontwerpers.

1 Welke titel past het best boven deze tekst?

A Het robotfestival
B Dansende robots
C Zuid-Korea
D De sponzenwedstrijd

2 Lees: Naast de… kunnen imiteren. (regel 7-9)


Wat past het best op de plaats van imiteren?

A ergeren
B maken
C nadoen
D ontwikkelen

Pagina 21
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

3 Lees: De winnende… van blijdschap. (regel 16-17)


Wat past het best op de plaats van daarentegen?

A daartegenover
B tevens
C bovendien
D en

4 Lees: Ze staan… mechanische evenbeelden. (regel 18-19)


Wie staan er versteld?

A de robots
B de mensen
C de evenbeelden
D de voetbalspelers

5 Lees: Lim Chae-Hyun … wedstrijd niet. (regel 21-22)


Wat past het best op de plaats van de x?

A teleurgesteld
B tevreden
C boos
D ontdaan

Pagina 22
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip 3

Wortelkanaalbehandeling

1 "Julie, wil je je jas even aan de haak komen hangen? Je weet: ik probeer het huis
2 netjes te houden, maar ik ben hier geen huissloof!"
3 "Jeetje mam, jij staat er toch! Jij kunt mijn jas toch wel even ophangen? Ik zit nog
4 maar net; ik kom net thuis!"
5 "Nee, Julie, het is jouw jas en ik heb al vaker gezegd dat je die niet zomaar op de
6 grond moet smijten."
7 "Mam, ik word niet goed van je! Laat me nou eens!" Julie stampt boos de trap op
8 en slaat haar kamerdeur met een smak achter zich dicht. Haar moeder kijkt haar
9 verbaasd na, maar begrijpt x waarom Julie vandaag lichtgeraakt is.
10 Zes weken geleden is ze gevallen met gym en heeft ze haar voortand gebroken.
11 De zenuwen in die tand zijn ontstoken geraakt en vandaag moet Julie naar de
12 tandarts voor een zenuwbehandeling. Bloednerveus is ze, alleen al door dat woord:
13 'zenuwbehandeling'. De zenuwen in haar tand zullen worden verwijderd, dat heeft ze
14 wel begrepen. Maar ze moet er niet aan denken dat de tandarts straks gaat boren in
15 de tand die nu al zo'n pijn doet.
16 Moeder opent de deur van de slaapkamer, waar Julie snikkend op bed ligt. "Moet
17 je nou eens kijken wat ik zojuist in de krant las," zegt moeder. Julie kijkt verwonderd
18 op; is dit een goed moment om het nieuws door te nemen? Met wazige ogen leest ze
19 de titel 'Olifant krijgt wortelkanaalbehandeling'. "Wat is dat, een
20 wortelkanaalbehandeling," vraagt ze. "Dat is hetzelfde als een zenuwbehandeling.
21 Alleen is het nogal opmerkelijk dat een olifant dat krijgt." Julies stemming slaat
22 direct om. y leest ze het hele artikel door. Het gaat over een olifant in Zuid-
23 India, die door een 'gaatje' van 6 centimeter hevige pijn in zijn slagtand had. Drie
24 tandartsen en een dierenarts waren twee en een half uur bezig om de
25 wortelkanaalbehandeling uit te voeren. Hoewel de dikhuid niet verdoofd was, werkte
26 hij goed mee en luisterde hij goed naar zijn verzorger. "Ik word toch wèl verdoofd
27 hè, mam?" vraagt Julie ongerust. "Natuurlijk, meisje, anders zoeken we wel een
28 andere tandarts," lacht moeder.
29 Aan het eind van de middag komen Julie en haar moeder tevreden de voordeur
30 door, de hal binnen. "Gelukkig viel de behandeling erg mee," zegt Julie z en
31 ze hangt haar jas aan de kapstok.

1 Waar eindigt de inleiding van dit verhaal?

A Bij regel 2: …geen huissloof.


B Bij regel 6: …moet smijten.
C Bij regel 9: …lichtgeraakt is.
D Bij regel 15: …pijn doet.

2 Lees: Haar moeder … lichtgeraakt is. (regel 8-9)


Wat past het best op de plaats van de x?

A best
B niet
C daartegenover
D inderdaad

Pagina 23
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

3 Lees: Alleen is… artikel door. (regel 21-22)


Wat past het best op de plaats van de y?

A grijnzend
B snikkend
C moeiteloos
D stamelend

4 Lees: Aan het… de kapstok. (regel 29-31)


Wat past het best op de plaats van de z?

A opgelucht
B verdrietig
C angstvallig
D emotioneel

5 Wat is niet waar volgens de tekst?

A Julie wordt verdoofd tijdens haar zenuwbehandeling


B Bij olifanten komen geregeld wortelkanaalbehandelingen voor
C Bij een zenuwbehandeling worden de zenuwen in een tand verwijderd
D Een wortelkanaalbehandeling is hetzelfde als een zenuwbehandeling

Pagina 24
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip 4

Stevige draden

1 Ben jij bang voor spinnen? Dan kun je beter niet gaan varen over de rivieren van
2 Madagaskar. In dit Afrikaanse land leven spinnen die hun web bij voorkeur over een
3 rivier heen spannen. Dat lijkt me niet zo lekker, die draden in je gezicht, wanneer je
4 door een web heen vaart. Of ben je nog niet erg onder de indruk?
5 Ik zal je wat meer over de spinnen vertellen. Ik heb het over de soort Caerostris
6 darwini, die nog maar kort geleden ontdekt is. De spin kan een web van wel 25
7 meter lang maken. De oppervlakte van het web is bijna 3 vierkante meter. Daarmee
8 is de spin een echte __x__ op dit gebied. Grotere webben zijn nog nooit ergens
9 aangetroffen.
10 Je begrijpt dat het spinsel, waarmee de draden van het web zijn gemaakt, van
11 een goede kwaliteit moet zijn. De draden mogen niet zomaar breken onder hun eigen
12 gewicht. Als ik vertel dat er in één spinnenweb wel tweeëndertig prooien zijn
13 gevonden, dan kun je helemaal wel nagaan dat de draden __y__ sterk moeten
14 zijn.
15 Daarnaast zijn de draden ook nog eens elastisch. Je kunt ze dus oprekken, net als
16 een elastiekje. De elasticiteit tezamen met de sterkte maken het spinsel tot het
17 krachtigste materiaal dat we kennen in de natuur.
18 Hoe de spin zijn web maakt, van de ene kant van de rivier naar de andere, wordt
19 op dit moment nog onderzocht. Misschien een leuk klusje voor jou?

1 Lees: Dat lijkt… heen vaart. (regel 3-4)


Wat lijkt de schrijver niet zo lekker?

A spinnendraden in zijn gezicht


B varen in Madagaskar
C vervuilde rivieren
D spinnen die hun web boven een rivier maken

2 Lees: Daarmee is… dit gebied. (regel 7-8)


Wat past het best op de plaats van de x?

A roofspin
B held
C middelmaat
D recordhouder

Pagina 25
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

3 Lees: Als ik… moeten zijn. (regel 12-14)


Wat past het best op de plaats van de y?

A niet echt
B enigszins
C uitermate
D toch

4 Lees: Je begrijpt… de natuur. (regel 10-17)


Waar gaat dit stukje vooral over?

A over tweeëndertig prooien in één web


B over de vraag of je de tekst begrijpt
C over de elasticiteit van de spinnendraden
D over de sterkte van de spinnendraden

5 Waarom heeft de schrijver deze tekst geschreven?

A om je te informeren over een spinnensoort


B om je te waarschuwen dat Madagaskar een gevaarlijk land is
C om je uit te dagen tot onderzoek
D om je bang te maken voor de Caerostris darwini

Pagina 26
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Tekstbegrip 5

In opgave 1 t/m 5 staan husselverhaaltjes. In een husselverhaaltje staan zinnen in de


verkeerde volgorde. Zet de zinnen in de goede volgorde en beantwoord dan de vraag:
wat is de eerste zin?

Opgave 1
Wat is de eerste zin?

1 Volgende week gaan we hem bezoeken.


2 Dat is de hoofdstad van Frankrijk.
3 Daarom ben ik nu aan het shoppen.
4 Mijn beste vriend Fernand woont in Parijs.
5 Ik wil een cadeautje voor hem meenemen.

A zin 1
B zin 2
C zin 3
D zin 4
E zin 5

Opgave 2
Wat is de eerste zin?

1 Na 50 dagen werden ze gered door een vissersboot.


2 Drie jongens uit Nieuw-Zeeland gingen varen met een speedboot.
3 Helaas keerden ze niet terug
4 Ze gingen er zelfs de zee mee op.
5 Hun familie dacht dat de jongens dood waren.

A zin 1
B zin 2
C zin 3
D zin 4
E zin 5

Opgave 3
Wat is de eerste zin?

1 Ook het lokaal van groep 8 is verbrand.


2 De brand van afgelopen nacht heeft het verwoest.
3 Er is weinig meer van over.
4 Verslagen staren de kinderen naar hun schoolgebouw.
5 Dat was nog maar net gebouwd.

A zin 1
B zin 2
C zin 3
D zin 4
E zin 5

Pagina 27
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Opgave 4
Wat is de eerste zin?

1 Hij vocht tegen zijn vriend Priscus.


2 In de Romeinse tijd leefde een gladiator.
3 Beiden werden tot winnaar uitgeroepen.
4 Als beloning kregen ze van de keizer hun vrijheid terug.
5 Zijn naam was Verus.

A zin 1
B zin 2
C zin 3
D zin 4
E zin 5

Opgave 5
Wat is de eerste zin?

1 Ik woon op zes hoog en zag vandaag iets vreemds.


2 Hoe kan het daar gekomen zijn, vroeg ik me af.
3 Ik ben bang, dat het een nestje gaat bouwen.
4 In mijn slaapkamer trof ik een muisje aan.
5 Zou zo'n klein diertje zo hoog kunnen klimmen?

A zin 1
B zin 2
C zin 3
D zin 4
E zin 5

Pagina 28
Oefenboekje groep 6 – Citotrainer Nederland

Antwoorden

Spelling 1 Spelling 2 Spelling 3 Spelling 4 Spelling 5

1A 1A 1C 1C 1B
2A 2B 2D 2D 2C
3B 3C 3D 3C 3D
4B 4C 4A 4D 4A
5B 5B 5D 5C 5B
6A 6C 6A 6A 6B
7A 7D 7B 7C 7C
8D 8C 8A 8D 8A
9C 9D 9D 9A 9C
10 D 10 D 10 B 10 D 10 A

Rekenen 1 Rekenen 2 Rekenen 3 Rekenen 4 Rekenen 5

1C 1C 1D 1A 1D
2C 2C 2B 2C 2D
3B 3A 3D 3A 3D
4B 4B 4A 4B 4C
5D 5B 5B 5B 5C
6C 6B 6C 6D 6D
7D 7A 7A 7A 7C
8C 8A 8C 8B 8B
9A 9C 9A 9A 9C
10 A 10 D 10 C 10 D 10 A

Tekstbegrip 1 Tekstbegrip 2 Tekstbegrip 3 Tekstbegrip 4 Tekstbegrip 5

1 D 1 A 1 C 1 A 1 D
2 D 2 C 2 A 2 D 2 B
3 C 3 A 3 A 3 C 3 D
4 B 4 B 4 A 4 D 4 B
5 B 5 B 5 B 5 A 5 A

Pagina 29

You might also like