Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 17

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

MASTER NA MASTER CONFLICT AND DEVELOPMENT

De impetus van Demonen en Spoken:


Een constructie van identiteiten in Bosnië en
Myanmar

Paper Antropologie

KENNETH SWAENEN

aantal woorden:

4644

ACADEMIEJAAR 2012-2013
Inleiding

Op 31 juli 2012 verschijnt er een artikel van Khaled M. Batarfi, een Saoedi-journalist, over
the ignored genocide. Hiermee doelt hij op de genocide die afgelopen zomer (2012)
plaatsvond in de westelijke provincie Rakhine in Myanmar. De etnische
moslimminderheidsgroep Rohingya waren hierbij het slachtoffer. In zijn artikel vergelijkt hij
de genocide met gebeurtenissen in het zuiden van de Filipijnen, Oost-China, Tsjetsjenië,
Bosnië en Kosovo. In elk van deze landen zijn volgens hem immers moslims het slachtoffer
van de gruwelijkheden.
Batarfi beschrijft de genocide als ‘ignored’ omdat er in tegenstelling tot de andere
bovengenoemde casussen geen druk door de media – en bijgevolg ook de publieke opinie –
worden gelegd op hogere instanties om de genocide te stoppen. De auteur klaagt zo het
zwakke optreden van de Verenigde Naties (VN), de Europese Unie, ASEAN en de
moslimwereld aan. Ook Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi uit Myanmar wordt niet
gespaard van kritiek.
In 2005 lanceerde de VN het ambigue principe Responsibility to Protect om landen te
beschermen tegen onder andere genocide. Er werd hierbij ook expliciet verwezen naar de
genocide in Rwanda. Het principe is ambigu omdat het moeilijk in te schatten is wanneer een
kwestie nu valt onder Responsibility to Protect of niet. Bovendien botst deze met een ander
principe van de VN, namelijk State Sovereignty, waardoor snel handelen aanzienlijk
bemoeilijkt wordt. Het doen en laten van de VN inzake het beschermingsprincipe ligt
bijgevolg vaak onder vuur. Dit is nu niet anders.
Deze paper heeft Batarfi’s vergelijking als uitgangspunt en zal met name focussen op de
vergelijking tussen de genocides in Bosnië en Myanmar, met die laatste als het zwaartepunt
van het onderzoek. Hierbij zal er specifiek aandacht worden besteed aan de manier waarop de
staat een invloed heeft gehad op de gebeurtenissen enerzijds, en welke rol de media spelen,
anderzijds. Uiteraard zijn beide onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien de staat de
media kan gebruiken om genocide te stimuleren en, zoals Batarfi al poneerde, de media druk
kan uitoefenen op de staat, internationale instituten en de publieke opinie.
Volgens de website van de organisatie Genocide Watch ontwikkelt een genocide zich in 8
fases: categorisering, symbolisering, dehumanisering, organisatie, polarisatie, verdelging en
ontkenning. In het vervolg zullen deze fases niet systematisch worden uitgewerkt, maar
komen enkele ervan wel wat uitgebreider aan bod. Er zal met name nadruk worden gelegd op

2
identiteitsvorming en identiteitsdestructie door zowel de staat, als de media. De identiteit ter
discussie kadert in de beeldvorming van ‘de ander’ en het proces van othering.
Dit leidt ons uiteindelijk tot volgende onderzoeksvraag: Wat zijn de gelijkenissen en
verschillen tussen de genocides in Bosnië en Myanmar aangaande de rol van de staat en de
media en hoe zijn deze gelijkenissen en verschillen te verklaren? De paper zal aanvangen met
een beknopte beschrijving van de gebeurtenissen in Bosnië en vervolgens in Myanmar.
Daarna wordt respectievelijk de rol van de staat en media toegelicht. Ten slotte volgt er een
conclusie.
Omdat de gebeurtenissen in Myanmar vrij recentelijk plaatsvonden, werd er voornamelijk
gebruik gemaakt van krantenartikelen om hierover informatie te verzamelen. Er is ook
rekening gehouden met de subjectiviteit van sommige bronnen. In de paper wordt er
gesproken over een genocide in Myanmar, analoog aan het bronnenmateriaal. De status van
de gebeurtenissen is echter nog onduidelijk. Het onderzoek probeert gevolglijk hieromtrent
een duidelijker beeld te scheppen aan de hand van de processen die genocide kenmerken.

Korte introductie op de genocides in Bosnië en Myanmar

Genocide in Bosnië

De genocides in Bosnië vonden plaats tijdens de Bosnische burgeroorlog die aanving in 1992
en ten einde kwam met het Verdrag van Dayton in 1995. De aanleiding van de burgeroorlog
was de onafhankelijkheidsverklaring van Bosnië en Herzegovina op 5 april 1992 en het
uiteenvallen van de republiek Joegoslavië dat begonnen was met de onafhankelijkheid van
Slovenië in 1991. Na het ontstaan van Bosnië en Herzegovina bezette Servië, onder leiding
van Slobodan Milošević een groot deel van de kersverse staat (Wood 2001 in Winton & Unlu
2008: 51).
De Bosnische burgeroorlog was een conflict tussen drie groepen: de Bosniërs (Bosnische
moslims), de Bosnische Kroaten en de Bosnische Serviërs. Het conflict behelsde
oorlogsgruwelen zoals martelpraktijken, massaverkrachtingen, bombardementen, maar ook de
vestiging van Servische concentratiekampen in 1992 en verscheidene genocides. Het
dodencijfer van deze periode ligt op circa 200.000, waarvan er 10.000 mensen stierven in

3
concentratiekampen (Winton & Unlu 2008: 47, 53). De oorlog eindigde ten slotte na de
NAVO-bombardementen in 1995, waarop het Verdrag van Dayton volgde.
De voornaamste slachtoffers van de genocides waren moslims en Kroaten. Dit wijst erop dat
etniciteit een belangrijk selectiecriterium was voor de Servische actoren (Winton & Unlu
2008: 54). Bosnië vormde immers een multi-etnische staat die bestond uit 40% moslims,
33% Serviërs en 18% Kroaten (Markusen 2004: 194 in Winton & Unlu: 47). De bekendste
massamoord is ongetwijfeld de Srebrenicagenocide in 1995, waar volgens de Verenigde
Naties 8000 mensen om het leven kwamen, voornamelijk mannelijke moslims. Na 1995 vond
er nog een Albanese genocide plaats door de Serviërs in Kosovo.
In 1993 werd het Joegoslavië-tribunaal of ICTY (International Criminal Tribunal for the
former Yugoslavia) opgericht door de Verenigde Naties (VN). Het bevindt zich in Den Haag
en oordeelt over genocides, oorlogsmisdaden en schendingen tegen mensenrechten die
plaatsvonden in de Balkanregio gedurende de jaren ’90. Het ICTY is het eerste
oorlogstribunaal opgericht door de VN. Slobodan Milošević werd ook aangeklaagd, maar
stierf in 2006 aan een hartaanval.

Genocide in Myanmar

In juni 2012 kwam het in de westelijke staat Rakhine tot een etnisch conflict tussen de
boeddhistische Rakhine en de Rohingya moslims, waarbij er 80 tot 650 Rohingya zijn
omgekomen en 1200 zijn vermist. Daarnaast zou het aantal intern verplaatsten opgelopen zijn
tot 80.000 (Hindstorm 2012). Op 26 oktober laaide het geweld opnieuw op met moorden en
brandstichting (OIC 2012). Op 17 november heeft het Islamitische toporgaan, de Organisatie
van de Islamitische Samenwerking (OIC) de Rohingya-moslimminderheid erkend als
slachtoffer van genocide (Trouw 2012).
De Rohingya zijn een etnische minderheidsgroep die leven in het westen van het huidige
Myanmar aan de grens met buurland Bangladesh. Zij kennen een geschiedenis van talloze
migraties tussen beide landen. Velen onder hen leven bijgevolg in vluchtelingenkampen die
onder meer gesteund worden door de Verenigde Naties (UNHCR). Hoewel de aanduiding van
deze groep met ‘Rohingya’ in het buitenland gangbaar is, wordt de term in Myanmar
vermeden en vormt ze zelfs deel van het conflict (Zöllner 2008: 54).
De term ‘Rohingya’ wordt immers gebruikt om een inheemse status voor de
moslimgemeenschap te claimen. De naam verwijst naar ‘Rohang’ de oude naam voor de staat

4
Rakhine, die ook wel eens ‘Arakan’ genoemd wordt. Arakan was voorheen een koninkrijk dat
in 1784 veroverd werd door het Birmese koninkrijk. In de koloniale periode (1826-1948)
werd dit gebied geannexeerd door de Britten en behoorde het tot Brits-Indië. Na de
onafhankelijkheid van Birma in 1948, werd Arakan uiteindelijk een Birmese staat.
De moslimgemeenschap noemt zichzelf ‘Rohingya’ zodat ze zich kan beroepen op de
geschiedenis van Rakhine en bijgevolg ook op het recht op autonoom bestuur. Bovendien
hadden de moslimgemeenschappen tijdens de koloniale periode al religieuze en culturele
autonomie verkregen van de Britten (Chan 2005: 402). Deze historische band met het
koninkrijk is echter niet aanvaard binnen academische kringen (Chan 2005: 396). De
Rohingya zouden immers geen directe afstammelingen zijn van de Arakanezen, maar
afkomstig zijn uit het district Chittagong uit Oost-Bangladesh.
Dat wil echter niet zeggen dat de Rohingya moslims welkom zijn in Bangladesh. Zij worden
daar namelijk aanzien als vluchtelingen uit Myanmar, terwijl ze in Myanmar worden
beschouwd als leugenaars die zich valselijk beroepen op de Arakaneze geschiedenis. Bij de
volkstelling van 1983 werden ze vervolgens als Bengalen gecategoriseerd. Het jaar daarvoor
werd het burgerrecht al beperkt tot de inheemse bevolking. Met ‘inheems’ worden de etnische
gemeenschappen bedoeld die voor 1823 in Myanmar gevestigd waren. Aangezien de
Bengaalse arbeiders uit Chittagong pas in de koloniale periode immigreerde, verkrijgen de
Rohingya geen burgerrechten.

De rol van de staat en de media

Invloed van de staat en de media in Bosnië

De Servische staat: dehumanisering, organisatie en ontkenning

Wanneer er wordt teruggeblikt op een oorlog of genocide, rijst wel vaker de vraag hoe daders
in staat zijn om zulke gruwelijke daden te plegen. Eén van de processen die dat mogelijk
maakt is demonisering of dehumanisering. Zo bestempelden de nazi’s de Joden als
‘parasieten’ en ‘ongedierte’ en werden de Tutsi’s tijdens de genocide in Rwanda aangeduid
met ‘kakkerlakken’. Naar de Bosnische moslims werd onder andere verwezen met ‘wilde
honden’ (Clark 2009: 424).

5
In deze casus werd dit vijandige klimaat grotendeels gecreëerd door de Servische staat. Die
maakte immers gebruik van hate narratives die gebaseerd waren op conflicten uit het
verleden om de Bosnische moslims te marginaliseren: ‘they kill new-born Serbian babies and
drown them in the River Drina… They sexually assault Serbian children aged between nine
and 12 and they cut off Serbian men’s penises’ (Lieberman 2006: 305 in Winton & Unlu
2008: 51).
Om de angst voor de Bosnische Kroaten te stimuleren werden de genocides in herinnering
gebracht die de Kroaten pleegden gedurende de jaren 40. De situatie werd als volgt
voorgesteld: Het Servische volk is in gevaar en er moeten radicale stappen ondernomen
worden om een herhaling van de genocide tijdens WOII te vermijden (Antic 2002: 643). De
Serviërs werden met andere woorden voor het volgende dilemma gezet: killed or be killed
(Winton & Unlu 2008: 50).
De Bosnische moslims worden beschouwd als een ondermijning van het Servische gezag,
aangezien zij niet los kunnen worden gezien van de Turkse bezetting die eindigde met de
Balkanoorlogen (1912-1913). De haat tegen de moslimcultuur is bijgevolg diep geworteld in
Servische geschiedenis, literatuur en politiek. In die geschiedenis worden de Serviërs steeds
als slachtoffers weergegeven en moeten zij zich steeds weer verdedigen tegen ‘de vijand’
(Antic 2002: 644-645)
Door de constructie van ‘de ander’ construeerde de staat ook een samenhorigheidsgevoel bij
de Servische bevolking. Doden werd als een gemeenschappelijke activiteit ervaren die alle
Serviërs verenigde (Weitz 2003: 262 in Winton & Unlu 2008: 53). In de verschillende
rechtszaken die na deze moorden tegen de daders werden aangespannen, kwam dit etnisch
nationalisme meermaals naar boven. Zo zei één van de daders: ‘Instead of ordinary words
that we knew, we began to speak some great words: State, nation, relgion (Clark 2009: 432).
Tot op heden wordt de genocide in Srebrenica nog vaak ontkend door Servische politici. In
juni 2012 weigerde de nieuwe president Tomislav Nikolić om de gebeurtennissen in
Srebrenica als genocide te bestempelen, hoewel internationale gerechtshoven dit wel als
dusdanig erkennen. In 2010 werd het woord ‘genocide’ al verwijderd in de verklaring over
Srebrenica (RFE/RL 2012).
In datzelfde jaar reageerde de Servische overheid op de genocide-aanklacht die Kroatië
indiende in 1999 door eenzelfde aanklacht tegen Kroatië in te dienen (De Morgen 2010). Een
dergelijke attitude bevordert de band met buurlanden Kroatië en Bosnië en Herzegovina
allerminst. Dit bewijst bovendien dat op staatsniveau de plooien nog niet zijn plat gestreken.

6
Ook vandaag wordt Bosnië en Herzegovina nog steeds verdeeld door etnische verschillen
(Genocide Watch 2012):

‘Intermarriage between the three principal ethnic groups -- Muslim Bosniaks,


Catholic Croats and Orthodox Serbs -- is far less common that it was before the
war, and children in Bosnia's two constituent entities, a Bosniak-Croat federation,
and a Serb republic (Republika Srpska) are now growing up with minimal contact
with each other. The once cosmopolitan capital, Sarajevo, is now almost
monolithically Bosniak’ (Borger 2012).

De media in en over Bosnië: de strijd tussen twee demonen

De Servische staat heeft ook gretig gebruikt van de media om een negatief beeld van de
Bosnische moslims en Kroaten te schetsen. Zo werd er een vals risico op genocide geschetst
en opgeroepen tot zelfdefensie. De media steunden ook de nationalistische agenda van
Milošević die meermaals de kwetsbaarheid en het slachtofferverleden van de Serviërs in de
verf zette. Dit werd ondersteund door de uitzending van documentaires over de Kroatische
genocides (Markusen 2004: 199-200 in Winton & Unlu 2008: 50).
Om de Bosnische moslims te viseren, werd er onder andere door Milošević (Winton & Unlu
2008: 47) steeds terugverwezen naar de Slag bij Kosovo (1389), waarbij het Servische leger
een nederlaag leed tegen het Ottomaanse rijk. Zij worden daarbij als verraders beschouwd die
verantwoordelijk zijn voor de Servische nederlaag (Antic 2002: 644). Een Amerikaanse
journalist getuigde hierover in 1997:

But the most terrifying indicator of what was to come was the television in my
hotel room in the Inter Continental. There, on that little screen — part of the new
technology that so many thought would unite the world — one saw hour after
hour of Serb propaganda. Serb cemeteries from battles lost 800 years ago vied
with Serbian women crying at the graves — the Serbs as eternal victims! (Geyer
1997)

7
De internationale media deden uitvoerig verslag over de Bosnische oorlog en verspreidde ook
beeldmateriaal, waaronder ook de beklijvende foto’s van uitgehongerde kampbewoners achter
prikkeldraad die er mede voor hebben gezorgd dat de Bosnische kwestie op de internationale
agenda terechtkwam (Ruigrok 2008: 293). Ondanks de vertegenwoordiging in de media,
duurde het tot 1995, na de Srebrenicamisdaad, voordat er een interventie werd ondernomen,
en dit door de NAVO.
Omdat er gedurende lange periode geen interventie kwam, namen de media de rol op zich om
deze af te dwingen. Dit gebeurde in Nederland door het conflict vrij eenzijdig af te schilderen.
Er werd in Nederlandse kranten voortdurend de klemtoon gelegd op wie de good guys en wie
de bad guys waren, respectievelijk de slachtoffers en de daders. Zo pleitte De Telegraaf het
vurigst voor een interventie in Bosnië en dit door de Servische zijde werkelijk te demoniseren
(Ruigrok 2008: 310).

Invloed van de staat en de media in Myanmar

De Myanmarese staat: van dictatuur naar democratie?

Myanmar kampt al sinds zijn onafhankelijkheid in 1949 met conflicten tussen de staat en
minderheidsgroepen die ongeveer 30% van de bevolking uitmaken. President Thein Sein zei
in zijn eerste speech na zijn verkiezing dat er een verzoening moest plaatsvinden tussen de
staat en de diverse sociale en etnische groepen, en dat er nood was aan breedvoerige
veranderingen. De vraag bleef echter of dergelijke grootse plannen wel gerealiseerd konden
worden (South 2012: 181-182)
Aan de genocide in Myanmar gingen inderdaad een heleboel democratische hervormingen
vooraf. Deze hervormingen zijn begonnen met de meerpartijenverkiezingen in november
2010 en de aantreding van de nieuwe civiele regering in maart 2011. Deze plotse
omwenteling kwam vrij onverwachts, aangezien Myanmar sinds de staatgreep in 1962
geregeerd werd door een militaire dictatuur. De hervormingen gingen onder andere gepaard
met de vrijlating van politieke gevangen, waaronder ook Nobelprijswinnares Aung San Suu
Kyi.
Voor deze hervormingen hadden de Verenigde Staten en de Europese Unie sancties opgelegd
ten aanzien van het militaire beleid van het land. Sophie Boisseau du Rocher (2012) toont in
haar artikel aan dat deze afwijzende houding ten opzichte van Myanmar ervoor heeft gezorgd

8
dat het land zich heeft gedistantieerd van de westerse wereld en zich meer naar de Aziatische
regio heeft gekeerd. Nu de hervormingen hebben plaatsgevonden, voelde de Europese Unie
zich genoodzaakt om de sancties op te schorten om het nieuwe regime te steunen.
Ondanks deze positieve ontwikkelingen hebben de Rohingya nog steeds de status van
staatslozen. President Thein Sein heeft op 11 juli namelijk verklaard dat de overheid de
Rohingya niet zal erkennen als burgers van Myanmar. Dit illustreert dat de nieuwe regering
zich ook discriminerend opstelt ten opzichte van de moslimgemeenschap. Dit wordt ook
bevestigd in een rapport van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. Daarin komt
naar voren dat de regering verzuimt op te treden tegen het geweld in de staat Rakhine, sterker
nog, het overheidsleger wordt er zelfs van beschuldigd actief mee te helpen (HRW 2012).
Op 10 juni 2012 werd door president Thein Sein de noodtoestand uitgeroepen, waarbij het
leger bevoegd werd om bestuurlijke taken over te nemen. Eerder werd in de hoofdstad van
Rakhine, Sittwe, al een avondklok ingesteld. Navanethem Pillay, Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten, trok de rol van het leger echter in twijfel:

‘We have been receiving a stream of reports from independent sources alleging
discriminatory and arbitrary responses by security forces, and even their
instigation of and involvement in clashes,” Pillay said. “Reports indicate that the
initial swift response of the authorities to the communal violence may have turned
into a crackdown targeting Muslims, in particular members of the Rohingya
community.’ (Navanethem Pillay in: OHCHR 2012)

De Rohingya zijn echter niet de enige groep die in oorlog zijn met de centrale overheid. In de
staat Kayin, aan de oostelijke grens met Thailand, wonen bijvoorbeeld de Karen. Zij leven
eveneens sinds de onafhankelijkheid in gewapend conflict. Meer dan 500.000 mensen zijn
intern verplaatst, waarvan er circa 150.000 in vluchtelingenkampen verblijven (South 2012:
182). Aangezien zij ook een autonoom bestuur wensen, is de situatie zeer vergelijkbaar met
die van de Rohingya. Daarnaast zijn er nog conflicten met de Kachin, Shan en het Karenni-
leger. Deze zijn echter wel erkend door de overheid.
Er is met andere woorden een contrast tussen de democratiseringstendens en de status van de
Rohingya in Myanmar. Democratisering streeft immers naar meer gelijkheid, maar het
omgekeerde is hier nu het geval. De transitie van dictatuur naar democratie brengt namelijk
bepaalde verwachtingen met zich mee. Dat president Thein Sein de Rohingya geen officiële
status toekent, institutionaliseert de ongelijkheid als het ware. Frederik Barths stelling blijkt

9
hierbij bevestigd: ‘Ethnic identity becomes and is maintained through relational processes
of inclusion and exclusion’ (Barth 1969 in: de Anca 2012: 39).

De media over Myanmar: een identiteit in vergetelheid

Een blik op de Myanmarese media ten tijde van het conflict laat zien dat de discriminatie van
de Rohingya daar ook werkzaam is, hetzij op subtiele wijze. Op de academische blog New
Mandala van de ANU (Australian National University) College of Asia and Pacific, die zich
voornamelijk toespitst op Myanmar en Thailand heeft Sai Latt, een doctoraatsstudent uit
Canada, een interessante bijdrage geleverd over de genocide die plaatsvond in juni.
In zijn relaas vertelt hij dat de pers in Myanmar bij de verslaggeving van de gebeurtenissen
consequent gebruik maken van de term ‘Bengalees’, wanneer ze de Rohingya willen
aanduiden. Naast deze term wordt ook ‘Kalar’ gebruikt, een woord dat in Myanmar een
denigrerende connotatie zou hebben. Sai Latt spreekt ook over een relatieve stilte rond de
aanvallen op de moslims in de mainstream media. De reacties op het artikel zijn echter
verdeeld en het is niet zeker of de auteur wel onpartijdig is.
Hoewel bijgevolg de inhoud van het artikel niet meteen betrouwbaar is, zijn de reacties erop
veelzeggend. Een opvallende reactie was de volgende:

We’ve been living peacefully for years with different religions in our country,
because we, 135 ethnics groups, share some common belief, religions, or
traditions between us. But for rohingya, we have nothing in common. They are not
part of us. That’s why we’re protecting us, spend some more time in facebook to
know how the military is handling this case. ok? Thanks.

Een min of meer dezelfde reactie was te zien in een videofragment dat verscheen op de
website PressTV.com dat de ontkenning van de genocide in het Westen aanklaagde. In het
fragment bevestigen twee getuigen dat er 5000 Rohingya gedwongen werden te verhuizen
door het leger. Wanneer hen wordt gevraagd naar ethnic cleansing, reageren de twee vrouwen
verontwaardigd ‘No, ethnic are us, not them. We are ethnic people. They are not our ethnic
groups’. Beide reacties geven goed weer hoe de Rohingya worden gepercipieerd en hoe
belangrijk dit aspect blijkbaar is in het conflict.
Een voorvechtster van een democratisch Myanmar die intussen is uitgegroeid tot een icoon, is
Aung San Suu Kyi. De dochter van Aung San, een nationale held en Daw Khin Kyi,

10
ambassadrice van Birma in India, studeerde in New Delhi en vervolgens in Oxford in het
Verenigd Koninkrijk. Daar was ze ook woonachtig tot 1988. In dat jaar keerde Aung San Suu
Kyi terug naar Birma om voor haar moeder te zorgen.
Op dat moment waren er studentenprotesten aan de gang tegen de Birmese overheid. De
studenten eisten de aftreding van het BSPP (Burma Socialist Programme Party), een militaire
dictatuur onder leiding van Ne Win sinds 1962. Onder groeiend protest trad deze uiteindelijk
af. Niet lang daarna gaf Aung San Suu Kyi haar eerste politieke speech, waarin ze haar steun
voor de bloeiende democratische beweging betuigde. Een maand later werd ze algemeen
secretaris van de nieuwe partij NLD (National League for Democracy).
De overheid, bezorgd om het nieuwe politieke zwaargewicht, liet haar het jaar nadien
arresteren door het leger en zette haar onder huisarrest. Opnieuw een jaar later, in 1990, stond
de militaire junta parlementaire verkiezingen toe die de NLD overtuigend wonnen. De
zetelende regering weigerde echter de machtswisseling, ondanks luid internationaal protest.
De junta bood een opheffing van het huisarrest aan, mits Aung San Suu Kyi in ballingschap
zou gaan. Dit weigerde ze. In 1991 ontving ze de Nobelprijs voor de Vrede, één van vele
vredesprijzen die ze zou krijgen (Palmer-Mehta 2009: 153-156).
Sinds haar vrijlating in 2010 is Aung San Suu Kyi opnieuw actief in de politiek als
oppositieleidster onder haar partij NLD en veroverde zij een zetel in het parlement in 2012.
Zij weigerde eerst nog de eed af te leggen omdat ze de grondwet te ondemocratisch vond,
aangezien die nog veel macht toekent aan het leger, maar tekende alsnog om een politieke
impasse te vermijden.
Deze korte biografie schetst Aung San Suu Kyi als een maatschappelijk geëngageerde vrouw
die zich sterk inzet voor democratische hervormingen. Nochtans heeft de Nobelprijswinnares
veel kritiek ontvangen inzake de Rohingya-kwestie. Na de genocide in juni 2012 volgde er
immers een lang stilzwijgen van de oppositieleidster omtrent de zaak. Hoewel vele
internationale stemmen haar hierover aanspraken, bleef zij onpartijdig.
Enerzijds is haar houding ten opzichte van de gebeurtenissen in Rakhine begrijpelijk,
aangezien dit haar in eigen land onpopulair zou maken en de samenwerking met politieke
partijen in gevaar zou kunnen brengen. Anderzijds past het stilzwijgen niet bij haar
democratisch profiel en imago als winnares van de Nobelprijs voor de Vrede. Als morele
autoriteit zou zij veel invloed kunnen uitoefenen op het beleid ten aanzien van de Rohingya
(Taylor & Wright 2012).
Op donderdag 15 november 2012 gaf zij tijdens een bezoek aan India een antwoord op de
vele kritiek die ze de afgelopen maanden had gekregen. Nadat ze de gruwelijke

11
gebeurtenissen omschreef als een ‘international tragedy’, zei ze vervolgens: ‘But don’t forget
that violence has been committed by both sides. This is why I prefer not to take sides. And,
also I want to work toward reconciliation between these two communities. I am not going to
be able to do that if I take sides’ (Pasricha 2012). Hiermee werden de vermoedens omtrent
haar stilzwijgen bevestigd.
Er wordt hier zoveel aandacht geschonken aan Aung San Suu Kyi, omdat haar aanwezigheid
in de media sterk contrasteert met de afwezigheid van de Rohingya in de internationale media.
Zij had een sleutelrol kunnen betekenen in het op de kaart zetten van de discriminatie van de
moslimminderheid, maar misschien is dat intussen niet meer nodig. Het gebrek aan aandacht
heeft de Rohingya immers een nieuwe identiteit gegeven.
De weinige belangstelling heeft ervoor gezorgd dat de minderheidsgroep wereldwijd worden
aangeduid met “het vergeten volk”. Overal op het internet verschijnen titels als: Rohingya –
The world’s most forgotten people, The forgotten people, Forgotten Rohingya, et cetera. Dit
contrasteert wederom met de omschrijving van de Rohingya door de Verenigde Naties als
“een van de meest vervolgde minderheden in de wereld”.
In november 2012 bracht de president van de Verenigde Staten, Barack Obama, net na zijn
herverkiezing een bezoek aan Myanmar waar hij zowel een ontmoeting had met president
Thein Sein als met oppositieleidster Aun San Suu Kyi. Met zijn bezoek wilde hij niet zijn
steun betuigen aan de huidige regering, maar wel de democratische hervormingen erkennen
die de overheid tot dusver had ingevoerd (De Standaard 2012). Tijdens zijn bezoek betuigde
hij echter wel steun aan de Rohingya:

“For too long the people of this state, including ethnic Rakhine, have faced
crushing poverty and persecution,” Obama told an audience Monday. “But
there’s no excuse for violence against innocent people, and the Rohingya hold
within themselves the same dignity as you do, and I do.” (Barack Obama in: Ward
2012)

Er is met andere woorden genoeg informatie te vinden over de genocide, maar het wordt nog
steeds te weinig opgepikt door het grotere publiek. Te weinig, of misschien wordt het ook wel
verkeerdelijk opgepikt. Zo werd de Arabische Lente eerst opgevat als Huntington’s Clash of
Civilisations, terwijl de grondoorzaak de sociaal-economische geschiedenis van de Arabische
regio was (Dabashi 2012: 15). We mogen immers niet vergeten dat de groep die in Myanmar
gestigmatiseerd wordt ook over de hele wereld argwaan oproept. Sinds 9/11 is er weer sprake

12
van een war on terror die zich in verschillende gedaanten voordoet. Hamid Dabashi stelt het
als volgt: ‘ […] brown has become the new black and Muslims the new Jews.’ (Dabashi 2011:
6).

Conclusie

Uit bovenstaande is gebleken dat de gebeurtenissen in Bosnië en Myanmar veel met elkaar
gemeen hebben. Beide conflicten zijn immers staat gerelateerd. In Bosnië was de Servische
regering verantwoordelijk voor de creatie van een nieuwe identiteit gebaseerd op etnische
verschillen. De Servische Bosniërs werden zo geïsoleerd van de Bosnische moslims en
Kroaten, die gedehumaniseerd en gedemoniseerd werden. In Myanmar, daarentegen wordt de
Rohingya-identiteit ontkend. Deze identiteit wordt door de regering gedeconstrueerd en
vervangen door een nieuwe identiteit, die van de Bengaalse vluchteling. Net als bij de
Bosnische kwestie speelt etniciteit hier een sleutelrol.
Daarnaast vertoont de politieke situatie ook een gelijkenis. De context kenmerkt zich namelijk
door hervorming. In Bosnië vond de genocide plaats in een burgeroorlog die ontsproten was
door het uiteenvallen van de republiek Joegoslavië. De Bosniërs pleitten hierbij voor
onafhankelijkheid. De genocide in Myanmar deed zich ook voor in eenzelfde soort context.
Sinds 2010 heeft er zich in het voormalige Birma een transitie voorgedaan van een militaire
junta naar een civiele regering.
Zoals aangetoond, moet deze democratisering met een korrel zout genomen worden,
aangezien de hervormingen voorlopig slechts formeel zijn. Het is een eerste stap die
toegejuicht mag worden, maar waarop nog verder moet worden gebouwd. De casus van de
Rohingya toont hierbij goed aan dat er nog steeds geen gelijkheid is. Er kan zelfs gesteld
worden dat de hervormingen voor een sterkere ongelijkheid hebben gezorgd, aangezien de
Rakhine-moslimminderheid hierbij officieel uit de boot vallen.
Het voornaamste verschil tussen beide conflicten bevindt zich op het niveau van de
zichtbaarheid. Terwijl de invloed van de media ertoe heeft geleid dat de NAVO uiteindelijk
besloot om tot bombardementen over te gaan tegen de Servische troepen, wordt net het gebrek
aan media-aandacht aangeklaagd met betrekking tot de aanvallen op de Rohingya. Wegens
deze stilte heeft de moslimminderheid wel het etiket gekregen van ‘het vergeten volk’, of
zoals Batarfi het noemde: the ignored genocide. Deze benaming bewerkstelligt paradoxaal
genoeg de toenemende zichtbaarheid van het conflict.

13
Een verklaring voor het verschil in media-aandacht zou de locatie van het conflict kunnen
zijn. Het Bosnische conflict bevond zich namelijk dicht bij het Westen, namelijk op het
Europese continent. Een volgende verklaring betreft de notie etniciteit. In beide conflicten
zijn immers moslims het slachtoffer. Na de aanslag op de WTC-torens in New York is er een
duidelijke stigmatisering van moslims in de westerse wereld merkbaar. Hamid Dabashi’s
boek Brown Skin, White Masks heeft dit bijvoorbeeld als thema. De onderkenning van de
situatie in Myanmar zou bijgevolg gekaderd kunnen worden in de idee van the war on terror.
Een laatste verklaring voor het onderbelicht blijven van de Rohingya-kwestie zijn de belangen
die de westerse landen hierbij hebben. Zo kan het zwakke optreden van de Europese Unie
verklaard worden door de toenadering die het instituut probeert te zoeken na de hervormingen
in Myanmar vanaf 2010. Dezelfde reden kan gegeven worden voor het relatieve stilzwijgen
van oppositieleidster Aung San Suu Kyi. Het lijkt er zo op dat democratisering niet voor
iedereen een goede zaak is. Wie voor het nieuwe model uit de boot viel, valt na de invoering
ervan nog steeds uit de boot.

Bibliografie

Antic, Ana, ‘The Ethnic Cleansing in Bosnia-Herzegovina in the Periodof 1992/95: Mind set
of Cleaners, in: Journal of Applied Sciences, 2 (6), 2002, 643-645.

Boisseau du Rocher, Sophie, ‘The European Union, Burma/Myanmar and ASEAN: A


challenge to European norms and values or a new opportunity?’, in: Asia Europe Journal 10
(2), 2012, 165-180.

Chan, Aye, The Development of a Muslim Enclave in Arakan (Rakhine) State of Burma
(Myanmar), in: SOAS Bulletin of Burma Research, 3 (2), 2005, 396-420.

Clark, Janine Natalya, ‘Genocide, war crimes and the conflict in Bosnia: understanding the
Perpetrators’, in: Journal of Genocide Research 11 (4), 421-445.

Dabashi, Hamid, Brown Skin, White Masks, New York, Palgrave Macmillan 2012.

Dabashi, Hamid, The Arab spring: the end of postcolonialism, New York, Palgrave
Macmillan 2012.

De Anca, Celia, Beyond Tribalism: Managing Identities in a Diverse World, Basingstoke,


Palgrave Macmillan 2012.

Palmer-Mehta, Valerie, ‘Aung San Suu Kyi and the Rhetoric of Social Protest in Burma, in:
Women’s Studies in Communication, 32 (3), 2009, 151-179.

14
Ruigrok, Nel, ‘Journalism of attachment and objectivity: Dutch journalists and the Bosnian
War’, in: Media, War & Conflict, 1 (3), 2008, 293-313.

Sokolovic, Dzemal, ‘How to Conceptualize the Tragedy of Bosnia: Civil, Ethnic, Religious
War or…?’, in: War Crimes, Genocide, & Crimes against Humanity, 1 (1), 2005, 115-130.

South, Ashley, ‘The politics of projection in Burma’, in: Critical Asian Studies, 44 (2), 2012,
175-204.

Winton, Mark A., Unlu, Ali, Micro–macro dimensions of the Bosnian genocides: The
circumplex model and violentization theory’, in: Aggression and Violant Behavior, 13, 2008,
45-59.

Zöllner, Hans-Bernd, ‘Die Rohingyas – Konstruktion, De-Konstruktion und Re-Konstruktion


einer etnisch-religiösen Identität’ in: Austrian Journal of Southeast Asian Studies (ASEAS) 1
(1): 53-64

URL’s

Hanna Hindstrom, ‘Burmese authorities targeting Rohingyas, UK parliament told’, in:


Democratic voice of Burma, 28 juni 2012, geraadpleegd 6 januari 2013 op:

http://www.dvb.no/news/burmese-authorities-targeting-rohingyas-uk-parliament-told/22676

‘OIC deplores statement denying genocide in Srebrenica’, in: Organisation of Islamic


Cooperation, 7 juni 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.oic-oci.org/topic_detail.asp?t_id=6922&x_key=genocide

‘OIC Secretary General condemns renewed violence against Muslims in Myanmar’, in:
Organisation of Islamic Cooperation, 7 juni 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.oic-oci.org/topic_detail.asp?t_id=7358&x_key=myanmar

‘Genocide in Birma, in: Trouw, 17 november 2012, geraadpleegd 6 januari 2013 op:

http://www.trouw.nl/tr/nl/4496/Buitenland/article/detail/3349663/2012/11/17/Genocide-in-
Birma.dhtml

‘Serbian President Nikolic Again Denies Srebrenica Was Genocide’, in: Radio Free Europa
Radio Liberty, 8 juni 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

15
http://www.rferl.org/content/serbian-president-nikolic-again-deniews-srebrenica-
genocide/24608470.html

‘Countries at Risk Report – 2012’, in: Genocide Watch, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.genocidewatch.org/images/Countries_at_Risk_Report_2012.pdf

‘Servië klaagt Kroatië aan voor genocide, in: De Standaard, 31 december 2009, geraadpleegd
op 6 januari 2013 op:

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20091231_033

‘Servië klaagt Kroatië aan voor genocide bij Internationaal Gerechtshof’, in: De Morgen, 4
januari 2010, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.demorgen.be/dm/nl/10396/Joegoslavietribunaal/article/detail/1049440/2010/01/04
/Servie-klaagt-Kroatie-aan-voor-genocide-bij-Internationaal-Gerechtshof.dhtml

Julian Borger, ‘Bosnian war 20 years on: peace holds, but conflict continues to haunt’ in: The
Guardian, 4 april 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.guardian.co.uk/world/2012/apr/04/bosnian-war-20-years-on

‘”The government could have stopped this”’, in: Human Rights Watch, 1 augustus 2012,
geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.hrw.org/reports/2012/07/31/government-could-have-stopped

‘Myanmar: Pillay concerned about human rights situation in Rakhine state’, in United Nations
Human Rights, 27 juli 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.ohchr.org/EN/NewsEvents/Pages/DisplayNews.aspx?NewsID=12394&LangID=
E

Jerome Taylor, Oliver Wright, ‘Burma’s Rohingya Muslims: Aung San Suu Kyi’s blind spot’,
in: The Independent, 20 augustus 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.independent.co.uk/news/world/asia/burmas-rohingya-muslims-aung-san-suu-kyis-
blind-spot-8061619.html

Anjana Pasricha ,‘Aung San Suu Kyi Explains Silence on Rohingyas’, in: Voice of America,
15 november 2012, geraadpleegd op 6 januri 2013 op:

16
http://www.voanews.com/content/aung-san-suu-kyi-explains-silence-on-
rohingyas/1546809.html

‘Obama brengt historich bezoek aan Myanmar’, in: De Standaard, 19 november 2012,
geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20121119_00373450

Olivia Ward, ‘Burma’s Rohingya minority get attention from Obama’s visit’, in: The Star, 20
november 2012, geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://www.thestar.com/news/world/article/1290689--burma-s-rohingya-minority-get-
attention-from-obama-s-visit

Sai Latt, ‘Intolerance, Islam and the Internet in Burma today’, in: New Mandala, 10 juni 2012,
geraadpleegd op 6 januari 2013 op:

http://asiapacific.anu.edu.au/newmandala/2012/06/10/intolerance-islam-and-the-internet-in-
burma-today/

17

You might also like