Professional Documents
Culture Documents
Economie Katern Goede Tijden, Slechte Tijden Samenvatting
Economie Katern Goede Tijden, Slechte Tijden Samenvatting
Paragraaf 1: de conjunctuur
Schommelingen in de economie
- Trendmatige ontwikkeling = verwachte gemiddelde economische groei, op basis van
historische trend en economische vooruitzichten
Wordt bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren die
worden ingezet bij productie
Bijv. ontwikkeling beroepsbevolking, scholing, beschikbaarheid grondstoffen
- Productiecapaciteit = maximaal mogelijke productieomvang (maximale inzet
productiefactoren)
- Jaarlijkse groei van het bbp wisselt nogal, komt door de schommeling in de vraag die
doorwerken in de productie
Consumenten, producenten en het buitenland willen op het ene moment wel veel
producten kopen, en op het andere moment minder
- Effectieve vraag = de vraag van gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland naar goederen
en diensten in een bepaalde periode, meestal een jaar
- De schommelingen in de vraag zorgen voor de conjunctuurbeweging (de veranderingen in
de productiegroei van een economie)
1. Laagconjunctuur
Periode waarin de economische groei lager is dan je op basis van de trendmatige
groei mag verwachten
Productie onder de trendlijn, er wordt minder geproduceerd dan verwacht
Er is een recessie als de productie twee kwartalen actereen krimpt
2. Hoogconjunctuur
Productie ligt boven de trendlijn
Periode waarin de economische groei hoger is dan je op basis van de trendmatige
groei mag verwachten
Bestedingen zijn zo hoog dat de grenzen van productiemogelijkheden worden
bereikt (overspanning)
Waaraan herken je hoog-en laagconjunctuur?
- Laagconjunctuur kan leiden tot conjuncturele werkloosheid
-----> werkloosheid die ontstaat door terugvallende bestedingen (onderbestedingen)
waardoor de productiecapaciteit niet volledig wordt bezet (bezettingsgraad wordt niet 100%
gebruikt)
- Laagconjunctuur zorgt ook voor een daling van de rente, want de vraag naar leningen door
consumenten en bedrijven neemt af.
- Hoogconjunctuur
Zorgt voor stijging vraag naar arbeidskrachten
---> ontstaan krappe arbeidsmarkt: vraag groter dan het aanbod
Leidt tot overbesteding: de bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit
---> leidt tot bestedingsinflatie: stijging van het prijspeil
vraag naar leningen neemt toe
Paragraaf 3: inflatie