Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

3 havo | hoofdstuk 4

Hoofdstuktoets A

Naam _____________________________________

Klas _________________ Datum __________

3 havo 7e editie Hoofdstuk 4 RTTI Hoofdstuktoets A

Instructie
De toets bestaat uit 24 vragen (45 punten).
Je hebt 60 minuten om de toets te maken.

Lees bij elke opdracht steeds eerst de vraag.


Vul daarna het juiste antwoord in.
Je mag je rekenmachine gebruiken.

Als je een vraag niet direct kunt beantwoorden, sla je die eerst even
over. Bekijk aan het einde van de toets de overgeslagen vragen.

Succes met de toets!

3 punten 29 punten 11 punten 2 punten


3 havo | hoofdstuk 4
Hoofdstuktoets A

Roest
We hebben het allemaal weleens gezien: een fiets, een spijker of een auto met roest (Fe 2O3). Dit is
het gevolg van een reactie van ijzer met zuurstof.
1 Waaraan kun je een chemische reactie herkennen? (1p)
2 Geef de reactievergelijking voor de vorming van de roest. Vergeet de toestandsaanduidingen
niet. (3p)

In aanwezigheid van water verloopt de reactie sneller.


3 Wat is de functie van water bij de vorming van roest? (1p)
4 Noem nog twee factoren die het verloop van de snelheid van de reactie kunnen beïnvloeden.
(2p)

De massa van een Fe-atoom is 55,9 u, van een zuurstofatoom 16,0 u


5 Leg uit waarom de getalsverhouding waarin de ijzeratomen met de zuurstofmoleculen reageren
niet gelijk is aan de massaverhouding waarin ijzer met zuurstof reageert. (1p)

Op de velg van je voorwiel is 3,0 gram roest ontstaan.


6 Bereken hoeveel gram ijzer uit je voorwiel heeft gereageerd. Gebruik voor je berekening de
gegevens bij vraag 5. (3p)

Laten we roest vervolgens met ruim voldoende waterstof reageren, dan ontstaat er ijzer en water.
7 Geef in een reactieschema aan hoe waterstof met roest reageert. (2p)
8 Geef in een reactievergelijking aan hoe waterstof met roest reageert. (3p)
9 Bereken hoeveel gram water ontstaat als alle roest met waterstof weer omgezet wordt tot ijzer.
(2p)

Waterstof
Waterstof is het meest voorkomende element in het heelal. Het is ook het element met de lichtste
atomen die bestaan.
In het laboratorium maak je waterstof door zink te laten reageren met verdund zoutzuur
(waterstofchloride, formule HCl, opgelost in water). Bij deze reactie ontstaat behalve de waterstof ook
zinkchloride (ZnCl2), dat in water opgelost blijft.

10 Geef deze reactie in een reactieschema weer. (2p)


11 Geef deze reactie in een reactievergelijking weer. (2p)
12 Leg uit welke van deze twee reactiebeschrijvingen het meeste informatie aan een chemicus
geeft. (2p)

Dani en Joël bereiden waterstof op het practicum. Ze voeren de proef tweemaal uit. In proef 1 doen ze
een stukje van 0,2 gram zink in een proefopstelling met verdund zoutzuur. Als het zink in de vloeistof
komt begint het rond het stukje zink te bruisen en er ontstaan gasbelletjes. Na enige tijd is het stukje
zink verdwenen.
Bij proef 2 doen ze 0,2 gram zinkpoeder in net zo’n proefopstelling.
13 Waaraan kon je zien dat er een chemische reactie plaats vond? (1p)
14 Leg uit of in proef 2 meer, minder of evenveel waterstofgas zal worden gevormd in vergelijking
met proef 1. (2p)
15 Leg uit of de reactie in proef 2 sneller, minder snel of even snel zal verlopen in vergelijking met
proef 1. (2p)

In de industrie wordt waterstof op een andere manier geproduceerd. Daar laat men cokes, formule
C (s), of methaan, formule CH4 (g), bij hoge temperatuur met stoom (waterdamp) reageren. Bij beide
reacties ontstaan koolstofmono-oxide, CO (g) en waterstof

© Noordhoff Uitgevers bv, 2017 Chemie Overal 7e editie | 3 havo | H4 | RTTI Hoofdstuktoets A
3 havo | hoofdstuk 4
Hoofdstuktoets A

16 Geef de reactievergelijking voor de reactie tussen cokes en stoom. (2p)


17 Geef de reactievergelijking voor de reactie tussen methaan en stoom. (2p)
18 Bij beide reacties moet je constant warmte toevoeren. Wat kun je zeggen over het energie-
effect van deze reacties? (1p)

De gevormde koolstofmono-oxide gebruikt men ook nog om waterstof te maken. Ook dat gaat via een
reactie met stoom, waarbij ijzeroxide als katalysator wordt gebruikt. Hierbij ontstaat behalve waterstof
ook koolstofdioxide.
19 Geef de reactievergelijking van deze reactie. (2p)
20 Leg uit waarom ijzeroxide niet in de reactievergelijking staat. (1p)

Zwavelzuur
Zwavelzuur is een voor de industrie heel belangrijk zuur. Het is een stroperige vloeistof en bestaat uit
moleculen met de formule is H2SO4. Het wordt voornamelijk gebruikt in verdunde vorm, als oplossing
in water.
21 Beschrijf de samenstelling van een molecuul zwavelzuur. (2p)

Om zwavelzuur te maken laat men het element zwavel (formule S) reageren met zuurstof tot
zwaveltrioxide. Zwaveltrioxide is een gas en heeft als formule SO 3.
22 Geef de reactievergelijking van deze reactie. (2p)
23 De temperatuur stijgt bij deze reactie. Wat is het energie-effect van deze reactie? (1p)

Zwavel en zuurstof reageren in de massaverhouding 64 : 96


24 Bereken hoeveel ton zwaveltrioxide je kunt maken van 1,0 ton zwavel. (3p)

© Noordhoff Uitgevers bv, 2017 Chemie Overal 7e editie | 3 havo | H4 | RTTI Hoofdstuktoets A

You might also like