Professional Documents
Culture Documents
Antwoordnota Gedragscode Soortenbescherming Voor Woningcorporaties
Antwoordnota Gedragscode Soortenbescherming Voor Woningcorporaties
1 Inleiding—3
1.1 Context en strekking van de antwoordnota—3
1.2 Verloop van de zienswijzeprocedure—3
1.3 Zienswijzen—4
1.4 Opzet van de antwoordnota—4
2 Antwoord op zienswijzen—5
2.1 Thema A—5
2.2 Thema B—11
2.3 Thema C—13
2.4 Thema D—16
2.5 Thema E—18
2.6 Thema F—20
1 Inleiding
Deze gedragscode is opgesteld voor Aedes, een overkoepelende stichting voor Nederlandse woningbouwverenigingen. Ongeveer
300 woningbouwverenigingen zijn lid van Aedes. De gedragscode voorziet in de behoefte om zo veel mogelijk woningen in Nederland
te verduurzamen, mede in het kader van het klimaatakkoord, en tegelijkertijd alle aanwezige beschermde natuurwaarden te be-
schermen. In deze gedragscode worden zowel voor reguliere werkzaamheden aan woningen in het kader van bestendig beheer en
onderhoud als ruimtelijke ingrepen maatregelen opgenomen waardoor beschermde soorten worden ontzien. In het geval van acti-
viteiten die vallen onder kleinschalige ruimtelijke ingrepen gaat het hierbij uitsluitend om een vijftal soorten gebouwbewoners, te
weten de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de huismus, de gierzwaluw en de steenmarter. Voor andere aanwezige
beschermde gebouw bewonende soorten dient ontheffing te worden aangevraagd.
De gedragscode geeft invulling aan aantoonbaar zorgvuldig handelen. Het betreft een uitwerking van het onderdeel soortenbescher-
ming van de Wet natuurbescherming. Centraal hierin staat: behoud en herstel van biodiversiteit.
Werkzaamheden kunnen tot gevolg hebben dat individuele vogels en dieren en bepaalde rust- en voortplantingsplaatsen negatieve
effecten ondervinden. Door te handelen volgens deze gedragscode, worden negatieve effecten op (lokale) populaties van be-
schermde dieren en vogels inzichtelijk gemaakt en voorkomen of beperkt. Daarvoor wordt er met deze gedragscode een degelijke
procedure doorlopen vanaf de voorbereiding tot en met de realisatie en wordt biodiversiteit aantoonbaar behouden.
Deze gedragscode is reeds in ontwerp goedgekeurd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In deze ant-
woordnota geeft de minister aan wat haar reactie is op de ingebrachte zienswijzen op het ontwerpbesluit.
Deze antwoordnota wordt ter inzage gelegd samen met het definitieve besluit. Beroep kan worden ingesteld tegen het besluit bij
de sector bestuursrecht van de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in
Nederland heeft. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na die waarop het
besluit ter inzage is gelegd. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een uniforme openbare voorbereidingsprocedure bevorderd. Het ont-
werp-goedkeuringsbesluit en de gedragscode Soortenbescherming voor woningcorporaties zijn als volgt voorbereid:
• Op 6 januari 2021 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het ontwerp-goedkeuringsbesluit ondertekend;
• Op 25 januari 2021 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp-goedkeuringsbesluit en de gedragscode gepubliceerd
in de Staatscourant;
• Het ontwerp-goedkeuringsbesluit en de gedragscode hebben van 25 januari 2021 tot en met 9 maart 2021 ter inzage gelegen
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland te Den Haag en zijn op die datum tevens (digitaal) openbaar gemaakt op de
website rvo.nl.
1.3 Zienswijzen
Naar aanleiding van de publicatie van de kennisgeving en de terinzagelegging van het ontwerp-goedkeuringsbesluit voor de ge-
dragscode Soortenbescherming voor woningcorporaties zijn in totaal 3 zienswijzen naar voren gebracht. Alle indieners van ziens-
wijzen hebben een ontvangstbevestiging ontvangen. De zienswijzen zijn gerangschikt op nummer.
In het volgende hoofdstuk wordt een reactie gegeven op alle zienswijzen, waarbij wordt aangegeven of de zienswijze aanleiding
heeft gegeven om het goedkeuringsbesluit en/of de gedragscode aan te passen.
A. Reikwijdte gedragscode
B. Ecologisch onderzoek
C. Maatregelen
D. Juridische punten
E. Monitoring en toezicht
F. Overig
2 Antwoord op zienswijzen
In aansluiting hierop moet de mogelijkheid om projecten op te Wat het voorbeeld betreft: de laatvlieger, betreft een vleermuissoort, die niet is
knippen, zodat voor één woning een ontheffing wordt aange- vrijgesteld van de ontheffingsplicht vanuit onderhavige gedragscode. Bij het ver-
vraagd en de overige woningen in het plangebied onder de ge- moeden van een potentiële verblijfplaats van een vleermuis zal daarnaast altijd
dragscode worden behandeld, worden uitgesloten. aanvullend onderzoek plaatsvinden, zoals staat weergegeven in paragraaf 4.2.2
op pagina 26 van de gedragscode
# Punt # Indie- Antwoord Leidt tot aanpassing van ge-
ner dragscode/besluit
ziens-
wijze
Bijvoorbeeld, als er in één woning een laatvlieger aanwezig is,
zijn alle vergelijkbare woningen in de wijk geschikt en een po-
tentiële verblijfplaats.
A5 In de gedragscode wordt niet expliciet benoemd of planmatig 2 De werkzaamheden die vallen binnen de reikwijdte van de gedragscode zijn op- Gedragscode
onderhoud wel of niet tot de gedragscode behoort. Ter verdui- gesomd in tabel 4 op pagina 13 van de gedragscode. De meeste werkzaamhe-
delijking wordt voorgesteld dat op pagina 15 van de gedrags- den betreffen planmatig onderhoud (kleiner onderhoudswerk dat gelijktijdig
code planmatig onderhoud toegevoegd wordt aan de opsom- in/bij verschillende woningen of appartementen wordt uitgevoerd). Deze zijn
ming met werkzaamheden die niet onder de gedragscode val- kort toegelicht in de gedragscode, zodat duidelijk is welke werkzaamheden wel
len. en welke werkzaamheden niet onder de code kunnen.
A6 Een definiëring van 'tegelijkertijd' is noodzakelijk. Tussen de 2 Aangezien uit de gedragscode niet bleek wanneer er sprake was van gelijktijdig- Gedragscode
tijd van twee projecten moeten de soorten de tijd krijgen om heid van projecten en hoe dit dient te worden beoordeeld is hieromtrent een
hun plek weer te vinden en te herstellen. Deze gewenningstijd aanpassing verricht in de gedragscode (pagina 14). Tevens is verduidelijkt dat
dient betrokken te worden bij de definiëring van 'tegelijkertijd'. met betrekking tot gewenning wordt gewerkt conform de kennisdocumenten.
Uitwerking van 'gelijktijdigheid' dient door de ecologisch des-
kundige per 4-cijferig postcodegebied te worden vastgesteld.
A7 De gegeven getallen voor de 0,1% norm (maximale aantal per 2 Vanwege de verwarring die is ontstaan omtrent tabel 4 en de 0,1% norm, is Gedragscode
provinciale populatie per project) zijn niet correct vermeld dan deze uit de gedragscode verwijderd.
wel hebben geen bronvermelding in tabel 4, pagina 15 van de
gedragscode. De bronvermelding betreft Noord-Holland (Eigen
Haard) en daarvan komen de getallen voor de dwergvleermuis
en ruige vleermuis niet overeen met die in de tabel. Voor de
overige provincies ontbreekt een bronvermelding.
A8 Wat betreft de getallen in tabel 4 op pagina 15 van de gedrags- 3 Vanwege de verwarring die is ontstaan omtrent tabel 4 en de 0,1% norm, is Gedragscode
code is de vraag of het om vaststaande of flexibele getallen deze uit de gedragscode verwijderd.
gaat. En of de tabel geldt voor de looptijd van de gedragscode.
A9 Voor de definitie van een kolonie moet niet de eenheid 'wo- 2, 1 De eenheid woningblok is weggelaten en de definitie van kolonie is nu verduide- Gedragscode
ningblok' gebruikt worden (die kan bestaan uit drie, maar ook lijkt door de afstand van 50 meter te hanteren bij een aangetroffen verblijf-
uit dertig woningen). Een ecologisch relevantere afbakening is plaats. Daarbij is voor de huismus 10 nesten als ondergrens aangehouden en bij
het aantal woningen. gierzwaluwen 5 nesten.
De in de gedragscode opgenomen definitie van een kolonie Wat betreft de kennis en kunde van de in de zienswijze genoemde ecologisch
van de huismus is te smal. Er zou sprake zijn van een kolonie bij adviseurs is het belangrijk om de definitie van de ecologisch deskundige te be-
10 of meer nesten in een woonblok. Deze definitie levert drie nadrukken. De ecologisch deskundige wordt geacht in staat te zijn een inschat-
problemen op: ting te maken van (de risico’s ten aanzien van) de aanwezige soorten, dus ook
van de huismus.
# Punt # Indie- Antwoord Leidt tot aanpassing van ge-
ner dragscode/besluit
ziens-
wijze
1. Woonblokken kunnen sterk verschillen in omvang. 10 nesten
per groot woonblok komt daardoor op hetzelfde neer als 10
nesten per twee naastgelegen kleine woonblokken.
2. Volgens de mussenwerkgroep in België kan een kolonie vari-
eren van enkele tot tientallen paren waarbij kolonies van meer
dan 20 paren tegenwoordig eerder uitzonderlijk zijn.
3. Doordat kennis en kunde van ecologisch adviseurs uiteen-
loopt kunnen nesten worden gemist.
Het verzoek is daarom uit te gaan van minder dan 10 nesten
per woonblok als ondergrens van de definitie van een huis-
muskolonie. Zo wordt een foutmarge verdisconteerd en ont-
snappen kleine kolonies niet aan de aandacht.
A10 Een verdere uitwerking van de systematiek en hoogte van de 2 Zoals reeds naar voren is gekomen, is tabel 4 verwijdert en daarmee zijn de be- Gedragscode
norm voor aanwezige soorten is noodzakelijk. De gedragscode rekeningen ook vervallen. Er is gekozen om bij aanwezigheid van meer dan 10
bevat namelijk een discrepantie ten aanzien van de normstel- nesten van de huismus binnen een straal van 50 meter en 5 nesten binnen 50
ling voor individuele aantallen en die van kolonies. Uitgaande meter van de gierzwaluw de gedragscode niet van toepassing te verklaren. Hier-
van een huismussenkolonie als bovengrens, gedefinieerd als 10 door wordt kleinschaligheid gewaarborgd.
nesten (= 20 individuen) is de 0,1%-norm als weergegeven in
tabel 4, pagina 15 van de gedragscode irrelevant. Namelijk, zo-
dra er sprake is van 20 individuen is er sprake van een kolonie
en zo komt men nooit op toegestane aantallen boven de 20,
zoals wel wordt gesuggereerd in tabel 4 op pagina 15.
B3 De gedragscode maakt niet duidelijk op welke wijze de popula- 2 Ook aan de uitvoeringsfase zijn eisen gesteld aan de begeleiding en toetsing door Gedragscode
tieomvang binnen een kleinschalig project precies wordt vastge- een ecologisch deskundige. Zo moet hij of zij het plangebied ecologisch vrijgeven
steld. De inventarisatie-inspanning die wordt aangegeven bij het en een ecologisch logboek opstellen (zie § 4.2).
nader soortonderzoek (§ 3.2.3) is bedoeld voor het vaststellen
van vaste verblijfplaatsen en nestlocaties, niet om het totaal Daarnaast dient op het werkterrein de rapportage van het flora- en faunaonder-
aantal dieren in de populatie vast te stellen. zoek (van stap 1 en/of 2) aanwezig te zijn, waaruit blijkt dat onderzoek is ge-
pleegd naar het voorkomen van de beschermde soorten.
Uit het voorgaande blijkt impliciet dat het van belang is dat de populatieomvang
binnen een kleinschalig project precies wordt vastgesteld. Het maakt onderdeel
uit van de onderzoeksinspanning en de zorgplicht. Echter, dit werd niet expliciet
# Punt # Indie- Antwoord Leidt tot aanpassing van
ner gedragscode/besluit
ziens-
wijze
vermeld als zijnde onderdeel van het nader soortenonderzoek. Daarom is er een
aanpassing verricht aan de gedragscode om dit te verduidelijken.
B4 Wat is de functie van tabel 6 op pagina 20 van de gedragscode? 3 Tabel 6 in paragraaf 4.2.2 van de gedragscode geeft slechts indicaties en weer- Gedragscode
Want gezien de daarboven genoemde caveats (loszittende boei- spreekt niet dat er altijd een QuickScan moet worden gemaakt. Een QuickScan is
boorden, andere individuele kenmerken) is het toch niet moge- altijd een noodzakelijk onderdeel van het (voor)onderzoek en dus verplicht bij het
lijk om op basis van (grove) woningtypologie geschiktheid uit te werken met onderhavige gedragscode. Voor de duidelijkheid is het woordje indi-
sluiten? Er moet altijd een QuickScan gedaan worden waarin de catief vooraan in de zin gezet die tabel 6 beschrijft, in plaats van achteraan die
ecoloog beoordeelt of iets geschikt is of niet . zin.
B5 Gierzwaluwen en huismussen kunnen ook onder boeiboord 3 Met dit punt wordt gedoeld op de toelichting die wordt gegeven bij tabel 6 in pa- Gedragscode
ruimtes of op locaties in spouwen (huismus) broeden. Alleen ragraaf 4.2.2 van de gedragscode (‘Geschiktheid van gebouwtypen voor de rele-
pannendak is te smal. Dit moet in de gedragscode ook worden vante soorten van deze gedragscode (indicatief)’). De toelichting bij deze tabel
opgenomen bij het onderzoek naar soorten in een woning door wordt gegeven op pagina’s 26 en 27 van de gedragscode en ziet op uitzonderin-
een ecoloog. gen dan wel bevat extra aanwijzingen. Het is belangrijk om deze toelichting niet
op te vatten als ware het een limitatieve checklist voor de ecologisch deskun-
dige. Er wordt in de gedragscode dan ook duidelijk gemaakt dat het om voor-
beelden en indicaties gaat en dat het “verder aan de beoordeling van de betrok-
ken ecoloog [is] om dit nader te specificeren”.
Vorstperioden moeten ook als gevoelige perioden voor huismus- Ook zijn de jaarroosters per type werkzaamheden nader met elkaar in overeen-
sen worden aangemerkt. Dit moet worden gewijzigd op de pagi- stemming gebracht.
na's 39, 43 en 45 van de gedragscode.
C7 De maatregel op pagina 68 van de gedragscode m.b.t. het over- 2 De maatregel waar u naar verwijst is onderdeel van de kennisdocumenten van Gedragscode
dadig aanlichten van invliegopeningen van vleermuizen is sociaal Bij12. Deze zijn vervangen voor het kennisdocument na-isolatie en de maatrege-
niet geaccepteerd en kan daarnaast zorgen dat vleermuizen die lencatalogus, en de leidraad natuurvrij maken. Het verlichten van invliegopenin-
binnen zitten juist niet naar buiten komen en zelfs naar binnen gen is hier niet meer in opgenomen.
gaan vliegen. Een aanvullende maatregel is noodzakelijk voor
het ongeschikt maken van verblijfplaatsen.
C8 De maatregelen op pagina’s 76 en 79 van de gedragscode m.b.t. 2 De maatregel waar u naar verwijst is onderdeel van de kennisdocumenten van Gedragscode
gierzwaluwdakpannen en mussenvides zijn ineffectieve maatre- Bij12. Deze zijn vervangen voor het kennisdocument na-isolatie en de maatrege-
gelen; aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk. lencatalogus. In de gedragscode staan geen mussenvides en gierzwaluwdakpan-
nen meer opgenomen als maatregelen. In de maatregelencatalogus zijn alleen
maatregelen opgenomen die door deskundigen zijn aangedragen en waarvan uit
monitoring blijkt dat ze voor de soort en functie effectief kunnen zijn.
# Punt # Indie- Antwoord Leidt tot aanpassing van
ner gedragscode/besluit
ziens-
wijze
C9 Binnen de gedragscode moet meer ruimte worden geboden 2 Bij werkzaamheden dient voor elk afzonderlijk project altijd een eigen werkproto- Geen
voor project specifiek maatwerk, zoals bij permanente mitigatie col te worden opgesteld. Dit werkprotocol moet voldoende ingaan op de te tref-
(zie pagina 24 van de gedragscode). Dit moet wel gepaard gaan fen maatregelen, voldoende specifiek zijn en gebaseerd zijn op de voorgeschre-
met toetsing/goedkeuring en monitoring. ven werkwijze in de onderhavige gedragscode Wnb. Aldus wordt het werkproto-
col afgestemd op de specifieke situatie.
C10 Als ondanks het treffen van maatregelen een vogel zich op het 3 Dat is correct. Deze opmerking is toegevoegd aan de gedragscode, samen met de Gedragscode
bouwterrein vestigt en er broedt, moeten het nest en de functi- opmerking dat dat bepaald moet worden door een ecologisch deskundige op het
onele leefomgeving ontzien worden. gebied van vogels en maatregelen in dat kader dienen te worden toegelicht en
onderbouwd in het ecologisch werkprotocol.
C11 Graag aanpassingen op de pagina’s 33 en 35 van de gedragscode 3 Bij de terugkerende tekst over de te nemen maatregelen bij de huismus onder de Gedragscode
doorvoeren. Er staat nu: “Tijdens vorstperioden mogen ook voorgeschreven werkwijze per ingreep is opgenomen dat nestlocaties worden
geen nesten van huismussen worden weggehaald.” De beschrij- ontzien en behouden blijven en dat rustlocaties beschikbaar moeten blijven.
ving "nesten weghalen" is niet accuraat. Graag wijzigen naar:
“…mogen ook geen nestlocaties of winterrustlocaties ontoegan-
kelijk worden gemaakt en geen nesten worden weggehaald.”
C12 In paragraaf 4.1.4 (op pagina 31 van de gedragscode) wordt in 2 De tabel over mitigatie staat niet meer in de gedragscode. In de code wordt nu Gedragscode
tabel 8 per soort een mitigatiefactor gegeven (waarmee het mi- gewerkt met de volgende prioritering:
nimale aantal benodigde permanente (duurzame) verblijfplaat- Behoud nestplaatsen
sen dat in de plaats van een aangetroffen nestplaats terugge- Herstel nestplaatsen
bracht dient te worden wordt aangegeven). De compensatiefac- Aanbieden van meerdere type voorzieningen die aansluiten bij bestaand gebruik
tor 2 voor de huismus en die van 5 voor de gierzwaluw is echter van de soort bij de betreffende projectlocatie
te laag en doet geen recht aan de potentie van een wijk. De
Raad van State oordeelde reeds dat “verblijfplaatsen pas na vele In een cbs buurt waar de soort aanwezig is, worden in elk geschikt pand nest-
jaren aan te merken [zijn] als permanent verlaten”. Daar komt plaatsen behouden, hersteld of voorzieningen aangebracht. Dit is dus veel meer
bij dat er tijdens het ecologisch onderzoek (zeker in een groot dan alleen bij de actuele nestplaatsen. Aedes past hiermee een natuurinclusieve
onderzoeksveld als een complete wijk) altijd nestplaatsen zullen werkwijze toe.
worden gemist. Een compensatiefactor 10 is daarom noodzake-
lijk, eventueel / zo nodig met spreiding over de verschillende
woningen waar werkzaamheden plaatsvinden, zodat bijvoor-
beeld het volhangen van één woning met 20 kasten, omdat er
twee verblijfplaatsen waren aangetroffen, voorkomen kan wor-
den.
2.4 Thema D: Juridische punten