Professional Documents
Culture Documents
Tekenen Onderbouw Boekje 2020 (Klein)
Tekenen Onderbouw Boekje 2020 (Klein)
Tekenen
THEORIE
ONDERBOUW BOEKJE
Onderbouw boekje
INHOUD
Dit onderbouw boekje wordt gebruikt om de De 7 delen in dit boekje zullen gedurende de
theorie van tekenen uit te leggen. Naast de eerste drie jaar aan de orde komen. Hieronder
informatie in dit boekje zal er ook veel uitleg in een schema wanneer je wat moet weten.
de les gegeven worden. Uiteraard zijn de Uiteraard moet je de delen uit de eerste klas
tekenopdrachten gebaseerd op de theorie. nog weten als je in de derde klas zit.
Toetsen en Opdrachten
* In de derde klas van de Mavo krijg je een aangepast programma i.v.m de voorbereiding voor het examen in klas 4.
Deel 1 - Basis
1. Voorstelling 2. Vormgeving
Een afbeelding of nabootsing van de Het ontwerp van een afbeelding.
werkelijkheid.
Figuratief 1. Techniek
2. Materiaal
Een beeld met een herkenbare voorstelling. 3. Gereedschap
1. VOORSTELLING
a. Figuratief b. Abstract (non-figuratief)
Jan van Eyck schilderde dit huwelijksportret in Piet Mondriaan gebruikte in dit werk alleen de
1434. Dit is een figuratief schilderij. We zien basis vormgevingsaspecten. Je ziet vormen,
mensen, objecten en zelfs een hond. Er staat een vlakken, lijnen, kleuren en zwart en wit. Hij heeft
bed en in de achtergrond hangt ook een spiegel aan met deze aspecten een compositie (ordening)
de muur. Je herkent de voorwerpen. Een gemaakt. Mondriaan maakte dit werk rond 1920.
verbeelding van de werkelijkheid. Geen herkenbare voorstelling.
Deel 1 - Basis
2. VORMGEVING
Door gebruik van materiaal en Materiaal zie je in een werkstuk Met gereedschap zorg je ervoor
gereedschap gaat een werkstuk terug. Grafiet van een potlood, dat het materiaal op de drager
er op een bepaalde manier verf en karton zijn een paar komt.
uitzien. Hoe je met die materialen voorbeelden hiervan. Deze zijn Gereedschap kan invloed hebben
werkt noemen we de techniek. vaak aangebracht op een op hoe een kunstwerk er
Met potlood (materiaal) kun je ondergrond (drager), dit kan uiteindelijk uitziet. Het levert
tekenen (techniek) en maak je papier zijn, een schildersdoek bijvoorbeeld een glad of juist ruw
een tekening. Met verf en een (canvas) of bijvoorbeeld een oppervlakte op. Het kan sporen
kwast kun je schilderen en maak muur. achterlaten.
je een schilderij. In de moderne kunst zie je een
grote diversiteit aan materialen
en dragers die gebruikt worden in
kunstwerken.
2. VORMGEVING
Visuele voorbeelden van Technieken
Tekenen Collage
Techniek waarbij men Techniek waarbij men
met lijnen en punten plat materiaal op een
een voorstelling maakt. ondergrond bevestigd
(papier of textiel).
Schilderen Installatie
Techniek waarbij men Het bij elkaar plaatsen of
met verf door middel hangen van voorwerpen.
van vlekken en vlakken Combinatie van objecten
een voorstelling maakt. die speciaal bedoeld is
voor een ruimte.
Boetseren
Techniek waarbij met Digitale technieken
zacht materiaal een Met de computer
vorm in model gemaakte kunstwerken.
gebracht wordt.
Beeldhouwen
Techniek waarbij door
steeds materiaal weg te
halen een vorm in
model gebracht wordt.
Deel 1 - Basis
2. VORMGEVINGSASPECTEN
Dit zijn de beeldende onderdelen waaruit een kunstenaar keuzes maakt. Denk hierbij aan welke
Vorm of welke Kleur. Daarnaast zijn er nog Ruimte, Licht en Compositie. Binnen deze
vormgevingsaspecten zijn er allerlei keuzes te maken die gebruikt kunnen worden in kunstwerken.
De gebruikte aspecten zorgen vaak voor een bepaalde uitstraling van het werkstuk. Hieronder een
paar duidelijke visuele voorbeelden. Als je goed kijkt zie je soms meerdere vormgevingsaspecten
tegelijk gebruikt in een afbeelding.
RUIMTELIJKHEID
Voordat we gaan kijken wat het vormgevingsaspect ruimte (deel 4) doet in kunst, moeten we eerst
weten dat er een verschil is in ruimte of diepte tussen 2-dimensionaal en 3-dimensionaal werk. Het
eerste werk is plat en dus niet ruimtelijk van zichzelf. Het tweede werk is ruimtelijk van zichzelf en
levert vanzelf diepte op of neemt ruimte in.
RUIMTESUGGESTIES
Wanneer je een 2 dimensionaal (plat) werk maakt zoals en tekening of een schilderij wil je soms iets
laten zien dat ruimtelijk (3 dimensionaal) lijkt. Je zult dan ruimtesuggesties moeten toepassen om
de kijker het gevoel van ruimtelijkheid te geven. Zo’n ruimtesuggestie is eigenlijk een trucje om net
te doen alsof er ruimtelijkheid of diepte is.
Ruimtesuggestie Ruimtesuggestie
Afsnijding Stapeling
Het kader (de begrenzing van Door de dingen los van elkaar en
het beeldvlak) overlapt de boven elkaar te plaatsen ontstaat
vormen. Men maakt de vormen een twee-dimensionale ruimte.
in gedachte af. Het werkt als een
venster.
Overlapping Repoussoir
VORM
Vorm zorgt voor herkenbaarheid van objecten en organismen. We kunnen aan de vorm zien wat iets
is. Aangezien er heel veel verschillende soorten vormen zijn is het handig als je deze kunt
omschrijven. Vorm kan omschreven worden als:
Vormcontrast: Gebruik van combinaties van twee of meer verschillende soorten vormen.
Contour - Omtreklijn
Restvorm - De negatieve vorm die de eigenlijke vorm omsluit. Dus wat er over blijft naast de vorm.
Om een vorm in een realistisch kunstwerk nog echter te laten lijken maakt de kunstenaar soms
gebruik van stofuitdrukking. Stofuitdrukking laat zien van welk materiaal iets gemaakt is.
Textuur - De zichtbare en voelbare aard van een oppervlak, bijvoorbeeld vacht van een dier, huid,
linnen of baksteen.
Stofuitdrukking - In een kunstwerk de textuur van materiaal laten zien. Het kan glad, fi jn, ruw, grof,
bobbelig, harig etc. lijken.
Textuur Stofuitdrukking
Deel 4 - Vormgevingsaspect
RUIMTE EN LICHT
Om ruimte te suggereren kun je naast de genoemde ruimtesuggesties van deel 2, ook gebruik
maken van lijnperspectief. Dit is een wiskundige manier om diepte in tekeningen te krijgen. Door
middel van berekeningen kun je een ruimte creëeren die goed overeenkomt met de werkelijkheid. Je
gebruikt lijnen die in de diepte verdwijnen.
De begrippen die je nodig hebt bij lijnperspectief zijn de volgende:
Horizon - De horizon is bij het lijnperspectief een belangrijk hulpmiddel. Deze lijn staat gelijk aan de
ooghoogte van de maker of kijker. Het geeft aan wat even groot is als jij. Alles onder de horizon is
kleiner, alles boven de horizon is groter dan jij bent.
Alles wat in de diepte loopt en evenwijdig is gaat nu (volgens de wiskundige berekening) naar een
vluchtpunt op de horizon. Het toont het groot/klein contrast aan (de ruimtesuggestie van deel 2)
Gebruikelijk zijn tekeningen met 1 of 2 vluchtpunten. Er bestaan tekeningen met meerdere
vluchtpunten.
Vluchtpunt - Verdwijnpunt, de plek waar alle lijnen die in het echt evenwijdig lopen nu samenkomen.
Standpunt - De plaats van waaruit we iets aanschouwen. Bij lijnperspectief houden we rekening met
drie verschillende standpunten:
RUIMTE EN LICHT
Licht zorgt ervoor dat we de dingen kunnen zien. Schaduw en licht
zorgt ervoor dat we de ruimtelijkheid van objecten kunnen zien. We
noemen dat de plasticiteit van een object. Nu begrijp je dat
sommige vormgevingsaspecten met elkaar te maken hebben (Licht
zorgt voor Ruimtelijkheid). Daarnaast levert licht in tekeningen en
schilderijen vaak een bepaalde sfeer op.
Lichtbron - Het punt waar het licht vandaan komt (zon, kaars, lamp,
beeldscherm).
Licht en schaduwwerking – Weergave van licht en schaduw, zorgt
voor plasticiteit.
Schaduw - De kant van een voorwerp waar het licht niet schijnt.
Eigenschaduw
De schaduw op het voorwerp zelf.
Slagschaduw
De schaduw van een voorwerp op de omgeving.
Clair-obscur – Een sterk licht/donker contrast waarbij een dramatisch effect wordt bereikt.
Glim-licht – Lichte vlek die ontstaat wanneer licht terugkaatst van een glanzend oppervlak.
RUIMTE EN LICHT
Lichtrichting - Licht kan uit verschillende richtingen komen:
Meelicht - Licht dat met de kijkrichting van de beschouwer op het object valt (zaklantaarn)
Zijlicht - Licht dat van de zijkant op het object valt (raam links of rechts)
Tegenlicht - Licht dat van achter het object komt (ondergaande zon bij de zee)
Gevolg: Silhouet - De omtrekvorm die ontstaat bij tegenlicht (donkere vorm)
Strijklicht – Wanneer evenwijdige lichtstralen over een oppervlak strijken. Hierdoor zie je de meest
kleine details en oneffenheden op dat oppervlak. Hierdoor ontstaan lange slagschaduwen.
RUIMTE EN LICHT
Diffuus licht – Bij diffuus licht is er geen duidelijke lichtbron aan te wijzen. Als het bijvoorbeeld mistig
is. Hierdoor zijn er bijna geen slagschaduwen.
Direct licht – Het licht valt vanaf de lichtbron rechtstreeks op het voorwerp, hierdoor ontstaan
duidelijke schaduwen.
Indirect licht – Bij indirect licht valt het licht niet direct op het voorwerp maar via de omgeving.
Bijvoorbeeld weerkaatsing via een muur. Er zijn dan minder duidelijke schaduwen.
KLEUR
Hierboven zie je de kleurencirkel van Johannes Itten. In de middelste driehoek staan de primaire
kleuren (eerste kleuren). Deze kleuren heb je nodig om andere kleuren te mengen. Primaire
kleuren moet je dus in de winkel kopen (of zelf maken uit natuurproducten). In deze klassieke
kleurencirkel zijn de primaire kleuren Rood, Geel en Blauw. Tegen die driehoek zie je drie andere
kleuren, de Secundaire kleuren. Deze ‘tweede’ kleuren meng je uit twee primaire kleuren.
Rood+Geel=Oranje, Geel+Blauw=Groen, Blauw+Rood=Paars (violet). In de cirkel zelf zie je nog
meer tussenkleuren, namelijk de kleuren tussen een primaire kleur en een secundaire kleur.
KLEUR
Kleuren zijn net als licht en schaduw ook bedoeld om een bepaald gevoel of sfeer over te brengen.
Felle primaire kleuren maken een werkstuk vaak vrolijk. Kleuren gemengd met zwart kunnen een
droevig gevoel geven. Om kleuren of kleurcombinaties te kunnen benoemen zijn er verschillende
begrippen die je moet kennen.
Primaire kleuren - Kleuren die je niet door menging kunt krijgen (rood, geel, blauw).
Secundaire kleuren - Kleuren die je krijgt bij menging van twee primaire kleuren (oranje, paars,
groen).
Tertiaire kleuren - Kleuren die je krijgt bij menging van drie primaire kleuren. Of kleuren waar je
zwart bij mengt.
Zuivere / Verzadigde kleuren - Pure Kleuren. Kleuren die niet gemengd zijn met wit, zwart, grijs.
Onzuivere / Onverzadigde kleuren - Kleuren die gemengd zijn met wit, zwart of grijs. Of een
menging van meer dan twee kleuren.
Bruin - Kleur die je krijgt bij menging van de drie primaire kleuren (is dus een tertiaire kleur).
Niet-kleuren - Wit, zwart, grijs (het zijn wel kleuren, maar ze zijn niet-kleurig (achromatisch))
Kleuren die weinig van elkaar Rode kleuren lijken op je af te Diepte in landschap door kleur.
verschillen. Geeft een rustig beeld. komen, die vragen om Vooraan zijn de kleuren sterker en
Hierboven bruin-achtige kleuren die aandacht, terwijl blauw zich verder weg zijn ze steeds
dicht bij elkaar liggen. Ook de rustig op de achtergond houdt. onzuiverder. Kleuren vooraan zijn
blauw-achtige kleuren liggen dicht Zo krijg je een soort krachtiger dan achterin.
bijeen. dieptewerking.
Deel 5 - Vormgevingsaspect
KLEUR
Kleur eigenschappen Toon - De mate waarin de kleur licht, donker, koud of warm is.
Toon van een kleur. Warme kleuren - Kleuren die rood en/of zwart bevatten.
Koude kleuren - Kleuren die blauw en/of wit bevatten.
Lichte kleuren - Kleuren die wit bevatten.
Donkere kleuren - Kleuren die zwart bevatten.
Optische kleurmenging - Kleine kleurstipjes naast elkaar geplaatst zorgt voor kleurmenging. Deze
kleurstipjes lijken zich van een afstand te mengen. Je ogen en hersenen ‘zien’ de mengkleur.
Deel 5 - Vormgevingsaspect
KLEURCONTRASTEN
Kleurcontrast is de tegenstelling tussen kleuren die naar elkaar gebruikt worden. Het kan een
verschil zijn in kleursoort, kleurhelderheid of kleurverzadiging. De onderstaande kleurcontrasten
kunnen ook tegelijk voorkomen.
Een kleurcontrast waarbij zuivere Een kleurcontrast waarbij koude Een kleurcontrast waarbij kleuren die
kleuren en lichte (=verhelderd door wit) (blauw-achtige) en warme (roodachtige) tegenover elkaar in de kleurencirkel staan
en donkere (=verdonkerd door zwart) kleuren naast elkaar voorkomen. Rood, naast elkaar voorkomen. Deze kleuren
kleuren naast elkaar voorkomen. De oranje is warm en blauw, groen is koud. versterken elkaar. Blauw lijkt blauwer
toren hierboven komt los door het wanneer het naast Oranje staat.
verschil tussen de donkere toren en de
lichte wolken erachter.
Het verschil tussen twee of meer Een kleurcontrast waarbij zuivere Een kleurcontrast waarbij één kleur
kleursoorten. Er is een duidelijk verschil kleuren naast kleuren die met wit, zwart vaker is gebruikt dan andere kleuren.
tussen de kleur. of grijs zijn gemengd voorkomen. Hierboven is veel groen en wat minder
Hierboven zie je zuiver rood naast roodachtig gebruikt.
verhelderd blauw en heldere groene
vlakjes.
Deel 5 - Vormgevingsaspect
Expressief kleurgebruik - Hierbij zijn kleuren vaak nadrukkelijk aanwezig een drukken een gevoel
uit. Kleuren kunnen overdreven fel of totaal anders dan de werkelijkheid zijn. Het gaat om het
gevoel. Dit gevoel wordt meestal bepaald door de symboliek van kleuren.
Symbolisch kleurgebruik - Bij symbolische kleuren gaat het om afspraken over de betekenis van
kleur. Meestal zijn dit soort afspraken cultuur-afhankelijk. Binnen die cultuur worden kleuren op
dezelfde manier bekeken en gebruikt. Enkele voorbeelden:
Tot aan de 12de eeuw werd Maria in het zwart (of donkere kleding) afgebeeld als verwijzing naar
het rouwen om haar overleden zoon Jezus. Vanaf de 12e eeuw wordt Maria afgebeeld in het
destijds dure Ultramarijn blauw. Hierdoor wordt blauw nu geassocieerd met heiligheid en puurheid.
Deel 6 - Vormgevingsaspect
COMPOSITIE = ORDENING
Compositie is hetzelfde als ‘Ordening’ van de belangrijkste elementen. Compositie gaat in
twee-dimensionale werkstukken over vlakverdeling. Een kunstenaar heeft de keuze hoe het
onderwerp in beeld komt te staan.
Een goede compositie kan de aandacht van de kijker vasthouden of zijn of haar blik door het
werkstuk leiden. In veel composities komen aandachtspunten duidelijk naar voren, iets dat
aandacht vraagt tussen alles wat er te zien is.
Aandachtspunten en Richtingen
EXTRA - Standpunt
COMPOSITIE = ORDENING
Richting - Als je alles horizontaal en/of verticaal plaatst is de ordening rustig en overzichtelijk. We
noemen dat een statische compositie. Als je de onderdelen diagonaal plaatst noemen we het een
dynamische compositie (beweeglijk). Zeker als je alles ordent in verschillende richtingen, krijg je
het gevoel van beweging.
Herhaling - Als dezelfde vormen of kleuren in een kunstwerk vaak herhaald wordt zorgt dat voor
eenheid en samenhang in het werk.
Ritme - Als de herhaalde vormen afwisselen in richting of formaat dan zit er ritme in. Dit zorgt voor
levendigheid.
Patroon - Als vormen juist in regelmaat terugkeren in dezelfde richting of formaat dan zit er een
patroon in.
COMPOSITIESCHETS / (GROND)VORM
Compositieschets - Voordat je een kunstwerk gaat maken zul je vooraf verschillende composities
moeten proberen. Daarvoor maak je compositieschetsen. Een schets is een sterk vereenvoudigde
tekening. Hierin moeten een aantal zaken wel duidelijk naar voren komen:
Centrale Compositie - Ordening rondom het midden van het werkstuk. Het belang-
rijkste staat in het midden.
Diagonale Compositie - Er is duidelijk een ordening langs een denkbeeldige diagonale
lijn.
Driehoekige Compositie - De belangrijkste onderwerpen zijn ten opzichte van elkaar
geplaatst in een driehoek.
Over-all Compositie - Er is geen aandachtspunt in het werkstuk. De aandacht gaat over
het hele werk heen.
Symmetrische Compositie - “Spiegeling" langs een horizontale of verticale as.
Asymmetrische Compositie - Er is geen spiegel-as in het werk.
Dynamische Compositie - Een compositie waarbij veel verschillende richtingen gebruikt
worden en/of een groot verschil in licht en donker zit, of een
groot verschil in kleur. Herhaling kan ook gebruikt worden.
Deel 6 - Vormgevingsaspect
COMPOSITIEVORMEN
Symmetrisch met een verticale as Symmetrisch met een verticale as Dynamische compositie
COMPOSITIE + EXTRA
Effect van de compositie
EXTRA - Expressie
Uitdrukking. Bij expressieve kunst gaat het om het uitdrukken van de emoties van de kunstenaar.
Deel 7 - Kunst tot nu
KUNSTGESCHIEDENIS AFBEELDINGEN
MODERNISME
ROMANTIEK &
REALISME
BAROK &
ROCOCO
RENAISSANCE
Deel 7 - Kunst tot nu
KUNSTGESCHIEDENIS AFBEELDINGEN
MIDDELEEUWEN
KLASSIEKE
OUDHEID
VROEGE
OUDHEID