77 290 Ducatocamper 603.91.339 NL 05 07.18 L LG

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 316

F I A T D U C A T O

G E B R U I K E N O N D E R H O U D
Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat Professional de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.

ONLINE INSTRUCTIEBOEK

Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
Of ga voor toegang tot deze informatie naar de website http://aftersales.fiat.com/elum/.
De eLUM website is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle
andere voertuigen van de Group.

Veel leesplezier en goede reis!


Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat Ducato hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het beste uit de
technologische eigenschappen van uw Fiat Ducato kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, de stuurinrichting en de transmissie;
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u bovendien een beschrijving van speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden,
onderhoud van en zorg voor uw Fiat Ducato.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst gemakkelijk
kunt raadplegen en om ervoor te zorgen dat het aan boord van het voertuig blijft indien het verkocht mocht worden.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de
mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. ... en goede reis!
BELANGRIJK
Dit instructieboekje beschrijft alle versies van de Fiat Ducato. Derhalve dient uitsluitend de informatie in beschouwing te
worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht hebt. De gegevens
in deze publicatie zijn slechts indicatief. FCA Italy S.p.A. kan op elk moment de in deze publicatie beschreven
specificaties van het automodel om technische of commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer informatie contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
AANDACHTIG LEZEN
TANKEN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen die aan de Europese norm EN590 voldoet. Het gebruik van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig maken.

MOTOR STARTEN
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in de vrijstand. Trap het koppelingspedaal volledig in, zonder het
gaspedaal te bedienen; draai de contactsleutel naar de stand MAR en wacht tot de controlelampjes en doven; draai de
contactsleutel naar de stand AVV en laat hem los zodra de motor start.
PARKEREN BOVEN BRANDBAAR MATERIAAL
De katalysator ontwikkelt tijdens zijn werking zeer hoge temperaturen. Parkeer het voertuig dus niet boven gras, dennennaalden of ander
ontvlambaar materiaal: brandgevaar.

MILIEUBESCHERMING
Het voertuig is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die verband houden met de
uitlaatgasemissie, om een betere bescherming van het milieu te garanderen.

ELEKTRISCHE ACCESSOIRES
Als na aanschaf van het voertuig besloten mocht worden om elektrische accessoires toe te voegen (met het risico dat de accu langzaam
ontlaadt), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen het totale stroomverbruik berekenen en controleren of de elektrische
installatie van het voertuig geschikt is voor het extra stroomverbruik.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Een correct onderhoud van het voertuig is van essentieel belang om de prestaties en de veiligheid van de het voertuig, zijn
milieuvriendelijkheid en lage bedrijfskosten gedurende langere tijd te garanderen.

HET INSTRUCTIEBOEK BEVAT


... belangrijke informatie, tips en waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en onderhoud van uw voertuig. Besteed speciale
aandacht aan de symbolen (veiligheid van de inzittenden) (milieubescherming) (toestand van het voertuig).
GEBRUIK VAN HET INSTRUCTIEBOEK
BEDIENINGSAANWIJZINGEN
Elke keer als er aanwijzingen over de richting van het voertuig worden gegeven (links/rechts of vooruit/achteruit), dan moeten
deze begrepen worden als gezien door een inzittende op de bestuurdersstoel. Speciale uitzonderingsgevallen op deze regel
zullen duidelijk in de tekst zijn aangegeven.
De afbeeldingen in het Instructieboek zijn alleen bedoeld als voorbeeld: dit betekent dat sommige details van de afbeelding niet
overeen kunnen komen met de daadwerkelijke uitrusting van uw voertuig. Bovendien is het Instructieboek geschreven
uitgaande van voertuigen met het stuurwiel aan de linkerkant; het is dus mogelijk dat bij voertuigen met het stuur rechts,
sommige plaatsen of constructie van bedieningselementen niet de exacte afspiegeling is ten opzichte van de afbeelding.
Om het hoofdstuk te vinden met de informatie die u nodig hebt, kunt u de inhoudsopgave aan het eind van dit Instructieboek
raadplegen.
Hoofdstukken kunnen gemakkelijk gevonden worden dankzij de speciale grafische tabbladen, aan de zijkant van elke oneven
pagina. Enkele pagina's verderop vindt u een verklaring om de volgorde van de hoofdstukken en de bijbehorende symbolen op
de tabbladen te leren kennen. Er is in ieder geval een aanwijzing in tekst van het betreffende hoofdstuk aan de zijkant van elke
even pagina.

WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Tijdens het lezen van dit Instructieboek zult u een reeks WAARSCHUWINGEN aantreffen om handelswijzen te voorkomen die
tot schade aan uw voertuig zouden kunnen leiden.
Er zijn ook VOORZORGSMAATREGELEN die zorgvuldig moeten worden opgevolgd om onjuist gebruik van de onderdelen
van het voertuig te voorkomen, die zouden kunnen leiden tot ongevallen of letsel.
Daarom moeten alle WAARSCHUWINGEN en VOORZORGSMAATREGELEN altijd zorgvuldig in acht genomen worden.
WAARSCHUWINGEN en VOORZORGSMAATREGELEN worden in de tekst aangegeven met de volgende symbolen:

veiligheid van de inzittenden;

toestand van het voertuig;

milieubescherming.

OPMERKING Deze symbolen zijn, indien nodig, naast de titel of aan het einde van elke regel weergegeven en gevolgd door
een getal. Dat getal heeft betrekking op de overeenkomstige waarschuwing aan het einde van het betreffende hoofdstuk.
SYMBOLEN
Sommige onderdelen van de auto zijn voorzien van gekleurde plaatjes met daarop symbolen die de voorzorgsmaatregelen
aangeven die in acht genomen moeten worden wanneer het betreffende onderdeel wordt gebruikt.
Een plaatje waarop deze symbolen zijn samengevat bevindt zich onder de motorkap.

VERANDERINGEN/WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG


BELANGRIJK Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de
wegligging ervan, hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken.
KENNISMAKING MET DE AUTO

KENNISMAKING MET HET


INSTRUMENTENPANEEL

VEILIGHEID

STARTEN EN RIJDEN

NOODGEVALLEN

ONDERHOUD EN ZORG

TECHNISCHE GEGEVENS

MULTIMEDIA

ALFABETISCH REGISTER

5
6
KENNISMAKING MET DE AUTO

Grondige kennis van uw nieuwe FIAT CODE SYSTEEM..................... 8 AUTOMATISCHE


voertuig begint hier. DE SLEUTELS ................................ 9 NIVEAUREGELING
In dit boekje is op eenvoudige en LUCHTVERING ............................... 52
CONTACTSLOT .............................. 10
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw OPTIONELE ACCESSOIRES........... 53
voertuig gemaakt is en hoe het werkt. DIEFSTALALARM............................ 11
Daarom adviseren u het comfortabel PORTIEREN.................................... 12
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt STOELEN........................................ 17
u met eigen ogen zien wat hier
beschreven is. STUURWIEL ................................... 25
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ............ 26
BUITENVERLICHTING .................... 28
KOPLAMPEN.................................. 31
PLAFONDVERLICHTING................. 32
BEDIENINGSELEMENTEN .............. 33
RUITEN REINIGEN.......................... 36
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 39
BEDIENINGSELEMENTEN
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 40
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING........................ 40
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING........................ 41
EXTRA VERWARMING.................... 42
ONAFHANKELIJKE EXTRA
VERWARMING................................ 42
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING..... 47
MOTORKAP.................................... 48
HOOFDSTEUNEN........................... 49
INTERIEURUITRUSTING ................ 50
TACHOGRAAF ................................ 51
7
SYMBOLEN FIAT CODE SYSTEEM Deze code wordt alleen verzonden als

KENNISMAKING MET DE AUTO


Sommige onderdelen van de auto zijn de regeleenheid van het Fiat CODE-
voorzien van gekleurde plaatjes met IN HET KORT systeem de door de sleutel verstuurde
daarop symbolen die de code herkent.
voorzorgsmaatregelen aangeven die in Elke keer dat de contactsleutel naar de
Dit is een elektronische
acht genomen moeten worden stand STOP wordt gedraaid, schakelt
startblokkering die de beveiliging
wanneer het betreffende onderdeel het Fiat CODE-systeem de functies van
tegen diefstalpogingen verbetert. Hij
wordt gebruikt. Onder de motorkap is de motorregeleenheid uit.
wordt automatisch geactiveerd als de
tevens een plaatje aangebracht, sleutel uit de startinrichting wordt Onregelmatige werking
waarop de betekenis van deze genomen. Als de code tijdens het starten niet
symbolen wordt toegelicht.
Elke sleutel bevat een elektronisch correct herkend wordt, gaat het
VERANDERINGEN/ apparaatje dat bij het starten een waarschuwingslampje op het
WIJZIGINGEN AAN HET instrumentenpaneel branden en
VOERTUIG signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is verschijnt een bericht op het display (zie
BELANGRIJK Elke verandering of hoofdstuk "Lampjes en berichten").
ingebouwd. Het signaal, dat elke keer
wijziging aan het voertuig kan ernstige Draai in dit geval de sleutel naar STOP
dat de auto wordt gestart wijzigt, is
negatieve invloed hebben op de en vervolgens weer naar MAR; als
het "wachtwoord" waarmee de
veiligheid en de wegligging ervan, de motor geblokkeerd blijft, probeer het
regeleenheid de sleutel herkent en
hetgeen kan leiden tot ongevallen dan nogmaals met een van de andere
het starten van de motor vrijgeeft.
waarbij de inzittenden zelfs dodelijk bij het voertuig geleverde sleutels.
gewond kunnen raken. 1) Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Werking
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
Elke keer dat de motor wordt gestart specifieke code die in de regeleenheid
door de sleutel naar de stand MAR van het systeem moet worden
te draaien, stuurt de regeleenheid van opgeslagen. Neem contact op met het
het Fiat CODE systeem een Fiat Servicenetwerk om nieuwe sleutels
herkenningscode naar de Powertrain (maximaal 8) te laten opslaan.
Control Module (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.

8
Inschakeling van het DE SLEUTELS
waarschuwingslampje
tijdens het rijden
Als het waarschuwingslampje
gaat branden, betekent dit dat het MECHANISCHE SLEUTEL
systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. De metalen baard A fig. 1 van de sleutel
bij een spanningsval). is vast.
Als het waarschuwingslampje De sleutel dient voor:
blijft branden, contact opnemen met
het Fiat Servicenetwerk. de startinrichting;
de portiersloten;
2 F1A0004

BELANGRIJK de vergrendeling/ontgrendeling van


de tankdop. Met de knop worden de
voorportieren ontgrendeld.
1) De elektronische onderdelen in de
sleutels kunnen beschadigen als de sleutel
Met de knop worden alle portieren
aan sterke schokken wordt blootgesteld. vergrendeld.
Om een correcte werking van de Met de knop worden de deuren van
inwendige elektronische componenten te de laadruimte ontgrendeld.
garanderen, mag de sleutel nooit aan
direct zonlicht blootgesteld worden. 1)

Als bij vergrendeling van de portieren,


een of meerdere portieren niet correct
vergrendeld zijn, beginnen de led en de
1 F1A0008 richtingaanwijzers snel te knipperen.

SLEUTEL MET 1)
AFSTANDSBEDIENING
De metalen baard A fig. 2 is inklapbaar
en dient voor:
de startinrichting;
de portiersloten;
de vergrendeling/ontgrendeling van
de tankdop.
Druk om de metalen baard uit / in te
klappen op de knop B fig. 2.

9
CONTACTSLOT STUURSLOT

KENNISMAKING MET DE AUTO BELANGRIJK


De sleutel kan naar 3 standen worden
Inschakeling
gedraaid fig. 3: Wanneer de sleutel op STOP staat, de
1) Druk het knopje B alleen in wanneer de sleutel verwijderen en het stuurwiel
STOP: motor uit, sleutel kan
sleutel ver genoeg van het lichaam (vooral verdraaien tot het vergrendelt.
de ogen) en van voorwerpen die snel verwijderd worden en stuur
beschadigen (bijvoorbeeld kleding) geblokkeerd. Sommige elektrische Uitschakeling
is verwijderd. Laat de sleutel nooit apparaten (bijv. autoradio, elektrische
onbewaakt achter om te voorkomen dat Draai het stuur enigszins terwijl de
ruitbediening enz.) kunnen blijven
iemand (bijvoorbeeld een kind) per ongeluk contactsleutel in de stand MAR wordt
op de knop drukt. werken;
gedraaid.
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
BELANGRIJK AVV: motor starten (instabiele stand). BELANGRIJK

1) Lege batterijen zijn schadelijk voor het


2) Als er geknoeid is aan het contactslot
milieu. Lege batterijen moeten
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gecontroleerd worden bij het Fiat
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
Servicenetwerk voordat er verder gereden
ingeleverd worden bij het Fiat
wordt.
Servicenetwerk dat voor hun verwerking
zal zorgen. 3) Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten,
om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
3 F1A0009
Schakel de eerste versnelling in als het
voertuig op een helling omhoog staat
Het contactslot is voorzien van een geparkeerd en de achteruitversnelling bij
elektronische beveiliging: als de motor een helling omlaag. Laat nooit kinderen
bij de eerste poging niet aanslaat, moet zonder toezicht in het voertuig achter.
de sleutel teruggedraaid worden naar 4) Verwijder de sleutel nooit terwijl
de stand STOP om opnieuw te kunnen het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
starten. blokkeren zodra eraan gedraaid wordt. Dit
geldt ook voor voertuigen die gesleept
2) 3) 4) 5) worden.

10
5) Het is ten strengste verboden om DIEFSTALALARM Als een portier of de motorkap niet
aftermarket-werkzaamheden uit te voeren goed gesloten is, worden ze niet door
waarbij wijzigingen aan de stuurinrichting of
de stuurkolom betrokken zijn (bijv.:
het alarmsysteem gecontroleerd.
installatie van een diefstalbeveiliging). (voor bepaalde versies/markten) Wanneer zelfs bij goed gesloten
Dergelijke handelingen kunnen de portieren, motorkap en laadruimte het
prestaties en veiligheid van het systeem
Het alarm wordt net als alle eerder
geluidssignaal weerklinkt, dan heeft
beïnvloeden, de garantie ongeldig maken beschreven afstandsbedieningsfuncties
zich een storing in de werking van het
en bovendien leiden tot het niet meer geregeld door de ontvanger die zich
voldoen van het voertuig aan de systeem voorgedaan. Neem contact op
onder het dashboard naast de
typegoedkeuring. met het Fiat Servicenetwerk.
zekeringenkast bevindt.
Inschakeling BELANGRIJK Wanneer de portieren
Richt, bij gesloten portieren, laadruimte met de metalen baard van de sleutel
en motorkap en met de sleutel in de centraal worden vergrendeld, wordt het
stand STOP of verwijderd, de sleutel alarm niet ingeschakeld.
met de afstandsbediening naar het
voertuig en druk op de BELANGRIJK De werking van het
vergrendelingstoets en laat deze weer diefstalalarm is marktgebonden en kan
los. dus per land verschillen.
Met uitzondering van sommige Uitschakelen
marktuitvoeringen, klinkt er een Druk op de knop "ontgrendelen
geluidssignaal (piep) en kunnen de portieren/ontgrendelen laadruimte” op
portieren vergrendeld worden. de sleutel met afstandsbediening.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld, Het volgende gebeurt (uitgezonderd
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd: enkele marktuitvoeringen):
als een storing wordt gevonden, dan
de richtingaanwijzers knipperen
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
twee keer;
Schakel in dat geval het alarm uit door
op de knop “ontgrendelen portieren/ er klinken twee geluidssignalen
ontgrendelen laadruimte” te drukken en (piepjes);
te controleren of de portieren en de de portieren worden ontgrendeld.
motorkap goed gesloten zijn. Hierna
kan het alarmsysteem weer worden
ingeschakeld door op de knop
“vergrendelen” te drukken.

11
BELANGRIJK Wanneer de portieren PORTIEREN
KENNISMAKING MET DE AUTO
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld. CENTRALE
Uitschakeling PORTIERVERGRENDELING
Om het diefstalalarm buiten werking te De portieren vergrendelen van
stellen (bijv. langdurige stilstand), sluit buitenaf
het voertuig dan gewoon af door de Druk terwijl de portieren zijn gesloten
metalen baard van de sleutel met op de knop op de afstandsbediening
afstandsbediening in het slot te draaien. fig. 4 - fig. 5 of breng de metalen 4 F1A0112

baard A in het slot van het


BELANGRIJK Wanneer de batterijen
bestuurdersportier aan en draai deze.
van de sleutel met afstandsbediening
De centrale portiervergrendeling werkt
leeg zijn, of als er een storing in het
alleen als alle portieren perfect gesloten
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
zijn.
het systeem buiten werking worden
Druk op de knop B om de metalen
gesteld door de sleutel in het
baard uit te klappen.
contactslot te steken en hem in de
Als er een of meerdere portieren open
stand MAR te draaien.
zijn nadat de knop op de
afstandsbediening is ingedrukt, zullen
5 F1A0113
de richtingaanwijzers en de led op
de knop A fig. 7 ongeveer drie Portieren ontgrendelen van buitenaf
seconden snel gaan knipperen.
Druk kort op de knop fig. 4 of
Wanneer de functie actief is, is knop A
fig. 5, afhankelijk van de versie, om
fig. 7 uitgeschakeld.
de voorportieren van afstand te
Druk twee keer snel achter elkaar op de
openen, de tijdgeschakelde
knop op de afstandsbediening om
interieurverlichting in te schakelen en de
de dead lock in te schakelen (zie de
richtingaanwijzers twee keer te laten
paragraaf “Dead lock”).
knipperen.

12
Wanneer de portieren worden BELANGRIJK Wanneer bij
ontgrendeld, gaat de led op de knop ingeschakelde centrale
uit; wanneer de knop opnieuw wordt portiervergrendeling een van de
bediend, worden alle portieren voorportieren van binnenuit wordt
vergrendeld. De centrale geopend met de handgreep, dan wordt
portiervergrendeling werkt alleen als alle de centrale portiervergrendeling
portieren perfect gesloten zijn. uitgeschakeld. De achterportieren
kunnen afzonderlijk worden
ontgrendeld door ze van binnenuit te
6 F1A0114
openen met de handgreep.
Als er geen stroomvoorziening is
Draai de metalen baard linksom fig. 6 in (doorgebrande zekering, losgekoppelde
het slot van het bestuurdersportier om accu, enz.) kunnen de portieren nog
alle portieren te ontgrendelen. Bij altijd met de hand worden vergrendeld.
losgekoppelde accu, kan het voertuig Als sneller dan 20 km/h wordt gereden,
uitsluitend worden geopend door wordt de automatische centrale
het mechanische slot van het portiervergrendeling ingeschakeld als
bestuurdersportier te ontgrendelen. 7 F1A0303
deze functie in het setup-menu is
Wanneer de portieren zijn vergrendeld geselecteerd (zie de paragraaf
Portieren vergrendelen/
ontgrendelen van binnenuit met behulp van: “Multifunctionele display” in dit
hoofdstuk).
Druk op de knop A fig. 7 om de afstandsbediening
portieren te vergrendelen en druk LAADRUIMTE
portierslot VERGRENDELEN/
opnieuw op de knop om ze te is ontgrendeling niet mogelijk met de ONTGRENDELEN
ontgrendelen. De vergrendeling / knop A fig. 7 op het dashboard.
ontgrendeling wordt centraal geregeld Wanneer de vergrendeling wordt
(voor en achter). ingeschakeld, gaat de led op de knop
Wanneer de portieren worden branden.
vergrendeld, gaat de led op de knop A De led gaat onder de volgende
branden; wanneer de knop opnieuw omstandigheden aan:
wordt bediend, worden alle portieren na elke portiervergrendeling met de
ontgrendeld en dooft het lampje. knop D fig. 8 of op het dashboard;
wanneer het instrumentenpaneel
wordt ingeschakeld;

13
wanneer een van de voorportieren om te voorkomen dat de portieren van Uitschakeling van het systeem

KENNISMAKING MET DE AUTO


wordt geopend; binnenuit geopend kunnen worden Het systeem wordt in de volgende
wanneer het portier wordt bij een inbraakpoging (bijv. als een ruit gevallen automatisch uitgeschakeld op
vergrendeld bij 20 km/h (indien wordt ingeslagen). alle portieren:
ingeschakeld vanaf het menu). Het dead lock-systeem biedt dus een
door de contactsleutel in het
De vergrendeling wordt uitgeschakeld optimale bescherming tegen
bestuurdersportier naar de
wanneer een van de deuren van de inbraakpogingen. Daarom wordt het
openingsstand te draaien;
laadruimte wordt geopend of bij een aanbevolen om, telkens wanneer het
voertuig wordt verlaten, het systeem in door de portieren met de
verzoek tot ontgrendelen van een deur
te schakelen. afstandsbediening te ontgrendelen;
(laadruimte of gecentraliseerd) of bij een
verzoek tot ontgrendelen met de door de contactsleutel naar de
6)
afstandsbediening/deurhandgreep. stand MAR te draaien.
Inschakeling van het systeem ZIJSCHUIFPORTIER
Het systeem wordt automatisch 7) 9)

ingeschakeld voor alle portieren door Til, om de zijschuifdeur te openen, de


twee keer snel op de knop op de handgreep A fig. 9 omhoog en schuif
sleutel met afstandsbediening fig. 4 te de deur open.
drukken.
De richtingsaanwijzers knipperen 3 keer
en de led op de knop A fig. 7 die
onderdeel is van de bedieningsorganen
8 F1A0116
op het dashboard, knippert om aan te
geven dat het systeem is ingeschakeld.
DEAD LOCK De dead lock wordt niet ingeschakeld
VOORZIENING als een of meerdere portieren niet goed
(voor bepaalde versies/markten)
gesloten zijn. Zo wordt voorkomen
Het is een veiligheidsinrichting die de dat iemand via het geopende portier in
werking van de binnenhandgrepen het voertuig kan stappen en, wanneer 9 F1A0117

uitschakelt. het portier vervolgens wordt gesloten,


Gebruik de vergrendelings-/ De zijschuifdeur is voorzien van een
het voertuig niet meer kan verlaten.
ontgrendelingsknop A fig. 7 aanslag die de deur stopt in de volledig
geopende stand.

14
Pak, om de zijschuifdeur te sluiten, de Het kinderslot blijft ook ingeschakeld
buitenhandgreep A (of de als de portieren elektrisch ontgrendeld
binnenhandgreep) vast en duw hiermee worden.
de deur dicht.
8)
Controleer in elk geval of de deur
correct vastzit in het systeem dat hem DUBBELE ACHTERDEUR
volledig geopend houdt. 10) 11)
KINDERSLOT
Eerste deur handmatig openen van
(voor bepaalde versies/markten) buitenaf
Dit systeem zorgt ervoor dat de 12 F1A0121

Draai de sleutel linksom fig. 6 of druk


zijschuifdeuren niet vanuit het interieur Eerste deur handmatig sluiten van
op de knop op de
geopend kunnen worden. buitenaf
afstandsbediening en bedien de hendel
Het kinderslot fig. 10 kan alleen bij
A fig. 11 in de door de pijl aangegeven Draai de sleutel rechtsom of druk op de
geopende zijschuifdeur worden
richting. knop op de sleutel met
ingeschakeld:
afstandsbediening. Sluit eerst de
Stand 1 - kinderslot ingeschakeld linkerdeur en dan de rechterdeur.
(portier vergrendeld)
Stand 2 - kinderslot uitgeschakeld Tweede deur handmatig openen
(portier kan van binnenuit worden Trek de hendel C fig. 13 in de door de
geopend) pijl aangegeven richting.
Beide achterdeuren zijn voorzien van
een klemveer die het openen van de
deuren blokkeert wanneer ze 90 graden
zijn geopend.
11 F1A0120
Elektrische vergrendeling vanuit het
Eerste deur handmatig openen van interieur
binnenaf Sluit beide achterdeuren (eerst de linker,
(voor bepaalde versies/markten)
dan de rechter) en druk op de knop D
Trek de hendel B fig. 12 in de door de fig. 14 op het knoppenpaneel voor
10 F1A0143 pijl aangegeven richting. de ruitbediening.

15
ACHTERSTE

KENNISMAKING MET DE AUTO


OPSTAPTREDE
(voor versies voor goederenvervoer)
12) 13) 14) 15) 16)

2)

Het voertuig kan uitgerust zijn met een


intrekbare opstaptrede aan de
achterzijde A fig. 17, waarmee
13 F1A0122 15 F1A0124 gemakkelijker in en uit de laadruimte
kan worden gestapt.
OPSTAPTREDE De opstaptrede kan onder het voertuig
(voor bepaalde versies/markten) geschoven worden wanneer hij niet
Als de zijdeur van de passagiersruimte gebruikt worden om de
of de bagageruimte wordt geopend, buitenafmetingen van het voertuig niet
komt een opstaptrede fig. 16 vanonder te laten toenemen.
het chassis naar buiten, waarmee De opstaptrede kan met de hand
gemakkelijker in het voertuig kan verschoven worden zowel om te
worden gestapt. openen als te sluiten.
12) 13) 14) 15) 16)
14 F1A0123

De openingshoek van de twee deuren 2)

kan worden vergroot voor een beter


comfort bij het in- en uitladen. Druk
daartoe op de knop A fig. 15 zodat de
deur circa 180 graden kan worden
geopend.

17 F1A0410

16 F1A0119

16
13) Gebruik de ingetrokken opstaptrede STOELEN
niet om de laadruimte in of uit te gaan.
BELANGRIJK 17)
14) Zorg dat de opstaptrede goed
vergrendeld is door de voorziene
6) Als het dead lock-systeem is bevestigingssystemen voor, tijdens en na 3)
ingeschakeld, dan is het niet meer mogelijk gebruik ervan. Een onvolledige opening
om de portieren vanuit het interieur te of sluiting kan een onjuiste beweging van Afstelling in de lengte
openen. Controleer daarom, voordat het de opstaptrede tot gevolg hebben met
voertuig wordt verlaten, of er niemand risico's voor de bediener en de externe Trek hendel A fig. 18 omhoog en schuif
meer aan boord is. Wanneer de batterij van gebruikers. de stoel naar voren of naar achteren:
de afstandsbediening leeg is, kan het 15) Controleer alvorens weg te rijden of de in de rijstand moeten de armen op
systeem alleen worden uitgeschakeld door opstaptrede weer helemaal is ingeschoven. de rand van het stuurwiel rusten.
de metalen baard van de sleutel in beide Omdat de beweging van de opstaptrede
portiersloten te steken en te draaien, zoals wordt gecontroleerd door die van het 18)
hiervoor is beschreven: in dit geval blijft schuivende zijportier, wordt het onvolledig
het systeem alleen op de achterdeuren inschuiven van de opstaptrede of het
ingeschakeld. niet sluiten van de achterportieren
7) Controleer wanneer de auto wordt aangeduid met het aangaan van een
geparkeerd met geopende schuifdeuren, of waarschuwingslampje op het
ze goed vergrendeld zijn. instrumentenpaneel.
8) Gebruik dit systeem altijd wanneer er 16) De opstaptrede steekt lichtelijk uit het
kinderen worden vervoerd. voertuig, ook al is hij ingetrokken, wanneer
parkeersensoren aan de achterzijde zijn
9) Verplaats het voertuig niet met open
voorzien, is het werkingsbereik daarvan
schuifdeuren.
enigszins gereduceerd.
10) Dit veerbelaste systeem heeft
inschakelingskrachten die ontwikkeld zijn 18 F1A0021
voor optimaal comfort. Bij een botsing BELANGRIJK
of een sterke windstoot kunnen de veren Hoogteregeling
loshaken waardoor de deuren plots kunnen
dichtvallen. 2) De aanwezigheid van de opstaptrede
De stoel omhoog verstellen: ga op
11) Wanneer de deuren 180 graden kan de naderingshoeken bij oploophoeken de stoel zitten, trek de hendel B fig.
geopend zijn, kunnen ze niet meer worden beperken; het wordt daarom geadviseerd, 18 (voorste deel van de stoel) of de
vergrendeld. Open de deuren niet 180 in geval van een erg steile helling, uiterst hendel C fig. 18 (achterste deel van de
graden als het voertuig op een helling staat voorzichtig te zijn om de opstaptrede stoel) omhoog en verplaats uw
of als er veel wind is. niet te beschadigen.
lichaamsgewicht weg van het deel van
12) Het is verboden het voertuig te de stoel dat omhoog versteld moet
besturen met de opstaptrede open.
worden.

17
De stoel omlaag verstellen: ga op de GEVEERDE STOEL STOELEN MET

KENNISMAKING MET DE AUTO


stoel zitten, trek de hendel B (voorste VERSTELBARE
Voor maximaal comfort en veiligheid is ARMSTEUNEN
deel van de stoel) of de hendel C de stoel voorzien van een mechanisch
(achterste deel van de stoel) omhoog veersysteem en een hydraulische De bestuurdersstoel kan uitgerust zijn
en leun met uw lichaamsgewicht tegen schokdemper. Het veersysteem met een armsteun die opklapbaar is en
het deel van de stoel dat omlaag absorbeert bovendien grotendeels de in hoogte versteld kan worden. Verstel
versteld moet worden. oneffenheden van het wegdek. met het wieltje A fig. 21.
Verstelling rugleuning Zie de paragraaf “Stoelen” voor de 20) 21)
verstelling in lengterichting, de
Draai aan de knop D fig. 18.
hoogteverstelling, de rugleuning- en
19) lendensteunverstelling en de verstelling
van de armsteun.
Verstelling lendensteun
Instelling ballastgewicht
Verstel met de knop E fig. 19.
Gebruik de knop A fig. 20 voor de
gewenste afstelling voor uw
lichaamsgewicht tussen 40 kg tot 130
kg.
21 F1A0024

STOEL MET DRAAIVOET


(voor bepaalde versies/markten)
De stoel met draaivoet kan 180°
worden gedraaid in de
19 F1A0022
tegenovergestelde richting. Gebruik de
knop A fig. 22 om de stoel te draaien.
Alvorens de stoel te draaien, moet
die naar voren worden geplaatst,
20 F1A0023 waarna die in de lengterichting kan
worden versteld fig. 23.

18
Stoel draaien
De stoel kan tot 180° worden gedraaid
in de richting van de stoel aan de
tegenoverliggende zijde en ongeveer
35° naar het portier. De stoel kan
worden vergrendeld hetzij in de
rijrichting, hetzij 180° gedraaid.
Gebruik de hendel D fig. 26 (op de
rechterzijde van de stoel) om de stoel te
22 F1A0025 24 F1A0027 draaien.
Alvorens de stoel te draaien, moet die
Verstelling rugleuning
naar voren worden geplaatst, waarna
Gebruik de hendel A fig. 25. die in de lengterichting kan worden
versteld fig. 23.
23)

1 2
23 F1A0026

DRAAIBARE STOEL MET


INGEBOUWDE GORDEL
(voor bepaalde versies/markten) 25 F1A0028

De stoel is voorzien van een Hoogteregeling


driepuntsveiligheidsgordel fig. 24, twee 26 F1A0029
Gebruik knop B fig. 25 of C fig. 25 om
verstelbare armsteunen (zie voor de
de voorkant/achterkant van de stoel Verwarmde stoelen
afstelling ervan de paragraaf "Stoelen
respectievelijk omhoog of omlaag (voor bepaalde versies/markten)
met verstelbare armsteunen") en een
te brengen.
hoofdsteun met hoogteverstelling Zet de sleutel op de stand MAR en
(zie voor de afstelling ervan de druk op de knop E fig. 27 om de functie
paragraaf "Hoofdsteun"). in/uit te schakelen.

22)

19
VRACHTRUIMTE

KENNISMAKING MET DE AUTO (Voor bepaalde versies/markten)


Afhankelijk van de versie is op aanvraag
extra vrachtruimte fig. 30 achter de
cabine te verkrijgen.

27 F1A0030

CAPTAIN CHAIR STOEL


(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
Captain Chair fig. 28-stoel die,
afhankelijk van de uitvoering, op
verschillende manieren versteld kan
worden (draaiend of vast, met
veiligheidsgordel, enz.).
Zie voor de verschillende mogelijkheden
28 F1A0345
hetgeen beschreven is in de vorige
paragraaf "Draaibare stoel met
ingebouwde gordel").
KLEP OP ZITBANK
(voor bepaalde versies/markten) 30 F1A0041

De stoel is voorzien van een


uitvouwbare klep die kan worden
gebruikt als leesplank. Trek voor
gebruik aan het lipje A fig. 29 en breng
de klep omlaag. De klep is voorzien
van twee bekerhouders en een 29 F1A0031

steunvlak met papierklem.


24)

20
OPBERGVAK ONDER DE Om het voorste deksel te verwijderen, Toegang tot de stoelen van de
STOEL dit zo ver mogelijk naar voren draaien tweede rij
(voor bepaalde versies/markten) en losmaken uit de bevestigingen in het Om toegang te krijgen tot de stoelen
Onder de bestuurdersstoel bevindt zich onderste deel door het naar de van de tweede rij, hendel B fig. 33
een opbergvak A fig. 31 dat eenvoudig voorzijde van het voertuig te trekken. op de stoel aan de rechter buitenzijde
kan worden uitgenomen door het uit van de eerste rij gebruiken en de
de clips van de steun te schuiven. rugleuning naar voren klappen, door
deze met uw linkerhand omlaag te
duwen.
Wanneer de stoel weer in de normale
stand wordt gezet, wordt de stoel
automatisch vergrendeld en hoeft de
hendel niet meer bediend te worden.
De twee zijzitplaatsen op de
Panoramabank van de tweede rij zijn
32 F1A0033
vast ingebouwd.
PANORAMAVERSIES Opklapbare rugleuning middelste
31 F1A0032

Verstelling opklapbare rugleuning stoel (2e - 3e rij)


KUNSTSTOF DEKSELS passagiersstoel
OP DE STOELVOET Plaats de hendel C fig. 33 omhoog en
(voor bepaalde versies/markten) Draai aan knop A fig. 33. klap de rugleuning naar voren.
Op de achterzijde van de middelste
Het voorste deksel A fig. 32 kan
zitplaats is een stevig blad met
geopend worden door de hendel B fig.
bekerhouders voorzien dat kan worden
32 op de bovenkant los te maken.
gebruikt als armsteun of tafeltje.
Zo wordt toegang verkregen tot het
Til de hendel op om de rugleuning weer
opbergvak onder de stoel (zie paragraaf
in de normale stand te zetten.
"opbergvak onder de stoel").
Om de rugleuning van de middelste
Schuif de stoel zo ver mogelijk naar
stoel van de tweede rij neer te klappen,
achteren om het deksel makkelijker te
de hoofdsteun verwijderen zodat de
kunnen openen en het opbergvak te
rugleuning van de middelste stoel van
bereiken. 33 F1A0034 de eerste rij gemakkelijker kan worden
versteld.

21
COMBIVERSIES

KENNISMAKING MET DE AUTO Easy Entry stand


Plaats de hendel A fig. 34 omhoog en
klap de rugleuning naar voren.

35 F1A0036 36 F1A0037

De bank verwijderen

BELANGRIJK Om de bank te kunnen


verwijderen zijn minstens twee
34 F1A0035 personen nodig.
Neergeklapte stand Ga als volgt te werk om de bank te
Ga als volgt te werk: verwijderen:
– verwijder de hoofdsteunen na de – draai, vanuit de ingeklapte stand, de
bank in de stand "easy entry" te hendels C en D fig. 36, naar voren
(zoals aangegeven op de sticker die 37 F1A0038
hebben gezet;
– plaats de hendel B fig. 35 (bevindt zich op de onderste dwarsbalk FLEX FLOOR
zich onder de hendel A fig. 34) met uw bevindt); ACHTERBANK
rechterhand omhoog; – til de stoelbasis naar voren omhoog;
Ga als volgt te werk om de stoel te
– draai de rugleuning 5° naar achteren; – zet de bank rechtop;
ontgrendelen:
– klap de rugleuning naar voren met – draai, vanuit de verticale positie, de
hendels E en F fig. 37 omhoog; ontgrendel met de
uw linkerhand.
– til de bank van de vloer en verwijder ontgrendelingshendel A fig. 38 aan de
25) hem. achterzijde de veiligheidsgrendel
eronder (beweging 1);
26)
trek aan de zwarte knop B fig. 38
(beweging 2);

22
plaats de hendel A (beweging 3) Hij kan ook worden gedemonteerd Na het verschuiven en verwijderen moet
omhoog tot net boven de door eraan te trekken op de punten de stoel weer worden aangebracht en
schuifvergrendeling C fig. 39 (aan de waar zijn grendels vrij zijn ten opzichte vastgezet op de rails op de vloer,
zijkant) om het systeem tijdens de van de gaten in de rails; in die positie alvorens mag worden gereden. Doe dat
handelingen omhoog te houden. (gemakkelijk te vinden door de basis als volgt:
iets te verschuiven en tegelijk naar plaats de basis op de rails;
buiten te trekken) kan de stoel duw de vergrendelingshendel met
eenvoudig worden verwijderd fig. 41. voldoende kracht omlaag fig. 42 tot het
systeem vergrendelt.

38 F1A0388

40 F1A0390

42 F1A0392

BELANGRIJK Het
vergrendelingssysteem zit pas vast als
de veiligheidsclip onder de hendel
het horizontaal borgt. Gebeurt dat niet,
controleer dan of de stoel zich in de
39 F1A0389
exacte vergrendelingspositie bevindt
Als de basis is vergrendeld, kan de ten opzichte van de rail (verplaats
stoel worden verplaatst door hem met de stoel enkele millimeters naar
41 F1A0391
achteren of naar voren tot die goed
de handen naar voren of naar achteren
te plaatsen fig. 40. vastzit).

23
Als de snelontkoppelingsbasis in positie 22) Verstel de stoelen nooit tijdens het

KENNISMAKING MET DE AUTO


vastzit, is het als in de eerste fase, rijden. Zorg er tijdens het draaien van de
stoel voor dat deze niet tegen de handrem
ofwel met de borghendel perfect komt.
parallel aan de vloer, waarbij de stoel
23) Controleer of de stoel in de rijrichting is
goed vastzit in de gekozen positie. vergrendeld alvorens het voertuig te
De stoel kan 180° naar de starten.
tegenoverliggende stoel worden 24) Plaats geen zware voorwerpen op de
gedraaid. Om deze te draaien, zie de klep tijdens het rijden, bij bruusk remmen of
paragraaf "Stoel met draaivoet". een botsing kunnen deze voorwerpen
immers tegen de inzittenden komen en
4-ZITSBANK 44 F1A0394 ernstig letsel veroorzaken.
(Bestelwagenversies
25) Als de bank van de 2e rij is neergeklapt
met dubbele cabine)
mag er niet met passagiers op de 3e rij
(voor bepaalde versies/markten)
BELANGRIJK worden gereden. Plaats geen voorwerpen
Voor speciale versies heeft het voertuig op de rugleuning van de neergeklapte bank
een 4-zits achterbank. De bank heeft van de 2e rij: bij een botsing of bruusk
17) Verstel de stoelen nooit tijdens het remmen kunnen deze voorwerpen tegen
een flessenhouder A fig. 43. rijden. de inzittenden komen en ernstig letsel
De stoel kan handmatig worden 18) Controleer na het loslaten van de veroorzaken. Voor meer informatie, zie de
gekanteld voor toegang tot de hendel of de stoel goed vergrendeld is sticker onder de bank.
laadruimte fig. 44. door hem naar voren en naar achteren te 26) Controleer of de bank goed
schuiven. Als de stoel niet vergrendeld vergrendeld is in de rails op de vloer
is, kan hij plotseling verschuiven en zou u wanneer hij teruggeplaatst wordt.
de controle over het voertuig kunnen
verliezen.
19) Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken.
20) Voordat u de veiligheidsgordel om
doet, zorg ervoor dat de armsteunen
verticaal zijn (zie paragraaf
43 F1A0393
"veiligheidsgordels").
21) Controleer of de buitenste armsteun
(zijde van het portier) geheel is opgeklapt
alvorens de veiligheidsgordels los te maken
en de auto te verlaten.

24
STUURWIEL
BELANGRIJK BELANGRIJK
Het stuurwiel kan axiaal worden
versteld.
3) De bekleding van uw voertuig is Ga als volgt te werk om in te stellen: 27) De afstelling van het stuurwiel mag
langdurig bestand tegen slijtage als gevolg uitsluitend gebeuren bij stilstaand voertuig
van normaal gebruik van het voertuig. trek de hendelfig. 45 naar het stuur en afgezette motor.
Het verdient echter aanbeveling om hevig (stand 2) om hem te ontgrendelen; 28) Het is uitdrukkelijk verboden after-
en/of langdurig wrijven met zet het stuurwiel in de gewenste market werkzaamheden uit te voeren
kledingaccessoires zoals metalen gespen, waarbij wijzigingen van de stuurinrichting of
sierknopen en klittenbandsluitingen te stand;
stuurkolom betrokken zijn (bijv.: installatie
vermijden, omdat de grote druk die druk de hendel naar voren (stand 1) van een diefstalbeveiliging). Dergelijke
hierdoor op een bepaalde plek op de om hem te vergrendelen. handelingen kunnen de prestaties en
bekleding ontstaat, plaatselijke slijtage en veiligheid van het systeem beïnvloeden, de
beschadiging van de bekleding kan 27) 28) garantie ongeldig maken en bovendien
veroorzaken. leiden tot het niet meer voldoen van het
voertuig aan de typegoedkeuring.

45 F1A0040

25
ACHTERUITKIJK- Om de spiegels te verstellen, knop B

KENNISMAKING MET DE AUTO


SPIEGELS fig. 47 in een van de vier standen
zetten: 1 spiegel links, 2 spiegel rechts,
BINNENSPIEGEL
3 groothoekspiegel links, 4
Met hendeltje A fig. 46 kan de spiegel in groothoekspiegel rechts.
twee standen gezet worden: normaal Na de knop B in een stand te hebben
of anti-verblindingsstand. gezet, kan de gekozen spiegel worden
versteld door de knop in de richting
van de pijlen te bewegen.
48 F1A0043

Spiegels elektrisch in-/uitklappen


(voor bepaalde versies/markten)
Indien nodig (bijvoorbeeld in smalle
doorgangen of in wastunnels) kunnen
de spiegels zowel met de hand als
elektrisch ingeklapt worden door ze van
46 F1A0353
stand 1 in stand 2 te zetten. fig. 48.
BUITENSPIEGELS
47 F1A0042
Spiegels met handbediende
verstelling Spiegels met de hand inklappen
Beide spiegelglazen kunnen met de Indien nodig (bijvoorbeeld in smalle
hand versteld worden. doorgangen of in wastunnels) kunnen
de spiegels met de hand ingeklapt
29)
worden door ze van stand 1 in stand 2
Spiegels met elektrische verstelling te zetten fig. 48.
Als de spiegel per ongeluk naar voren is
De elektrische verstelling kan alleen geklapt (stand 3), bijvoorbeeld door 49 F1A0044
uitgevoerd worden met de een botsing, dan moet hij met de hand
contactsleutel in de stand MAR. teruggezet worden in stand 1.
30)

26
Elektrisch inklappen Naar voren klappen Ontdooien/ontwasemen
(voor bepaalde versies/markten)
Om de spiegel elektrisch in te klappen, De spiegels kunnen met de hand naar
op punt 2 van de tuimelschakelaar A voren worden geklapt (stand 3 fig. De spiegels zijn voorzien van
fig. 49 drukken. Druk op punt 1 op de 48) of met de hand in stand 2 worden verwarmingselementen die in werking
schakelaar om de spiegels weer in gezet als ze per ongeluk naar voren zijn treden als de achterruitverwarming
geopende stand te zetten. geklapt (bijvoorbeeld door een botsing). ingeschakeld wordt (door het indrukken
Als de spiegels handmatig of door van de knop ).
BELANGRIJK Als de spiegels elektrisch een botsing naar voren zijn geklapt, dan
is ingeklapt, dan moet hij ook weer BELANGRIJK Dit is een tijdgeregelde
kunnen ze zowel handmatig als
elektrisch worden uitgeklapt: probeer functie die na enkele minuten
elektrisch opnieuw worden uitgeklapt.
de spiegels niet met de hand open automatisch wordt uitgeschakeld.
Om de spiegels elektrisch uit te
te klappen. klappen, op punt 2 op de
tuimelschakelaar A fig. 49 drukken tot BELANGRIJK
Handmatig inklappen
een vergrendeling (klik) hoorbaar is,
Om de spiegels handmatig in te vervolgens nogmaals op punt 1 van de
29) De buitenspiegel aan bestuurderszijde
klappen, ze van stand 1 fig. 48 in stand schakelaar drukken. is bolvormig; hierdoor wordt de
2 zetten. Als de spiegels handmatig afstandswaarneming ietwat vertekend.
zijn ingeklapt, dan kunnen ze zowel BELANGRIJK Als de spiegels per Bovendien is het spiegelglas van de
handmatig als elektrisch weer worden ongeluk handmatig in de stand 3 fig. 48 onderste spiegel bolvormig, waardoor het
zichtveld wordt vergroot. Hierdoor lijkt
uitgeklapt. zijn gezet, dan wordt de spiegel naar
de omvang van de weerspiegelde objecten
een tussenstand gebracht. Zet in dat kleiner en wordt de indruk gegeven dat
BELANGRIJK Om de spiegels geval de spiegel handmatig in de stand deze zich op grotere afstand bevinden dan
elektrisch uit te klappen, op punt 2 op 1, druk vervolgens op punt 2 op de werkelijk het geval is.
de tuimelschakelaar A fig. 49 drukken tuimelschakelaar A fig. 49 om de 30) Tijdens het rijden moeten de spiegels
tot een vergrendeling (klik) hoorbaar spiegel weer in de stand 2 te zetten tot altijd in stand 1 staan.
is, vervolgens nogmaals op punt 1 van een “klik” hoorbaar is en druk
de schakelaar drukken. vervolgens op punt 1 op de
tuimelschakelaar om de spiegel weer in
stand 1 te brengen.

27
BUITENVERLICHTING DAGRIJLICHTEN (DRL) Het waarschuwingslampje op het

KENNISMAKING MET DE AUTO


(voor bepaalde versies/markten) instrumentenpaneel gaat branden.
IN HET KORT Met de sleutel in de stand MAR en de
ring in de stand O fig. 50 gedraaid,
Op de linkerhendel zitten de gaan de dagrijlichten automatisch aan;
bedieningen voor de de andere lampen en de
buitenverlichting. binnenverlichting blijven uit. De
automatische werking van de
De buitenverlichting kan alleen dagrijlichten kan (voor bepaalde
worden ingeschakeld met de versies/markten) via het displaymenu
contactsleutel in de stand MAR. in-/uitgeschakeld worden (zie de
paragraaf "Display" in het hoofdstuk
51 F1A0065
"Kennismaking met het
VERLICHTING UIT instrumentenpaneel). GROOTLICHT
Ring naar de stand O fig. 50 gedraaid. Als de dagrijlichten zijn uitgeschakeld,
Trek met de ring in de stand de
gaat er bij de draaischakelaar in stand
hendel naar het stuurwiel (2e instabiele
O geen enkel licht branden.
stand) fig. 52.
31) Het controlelampje op het
DIMLICHT KOPLAMPEN/ instrumentenpaneel gaat branden.
STADSLICHT Trek de hendel nogmaals naar het
stuurwiel om het grootlicht uit te
Draai, met de contactsleutel in de stand
schakelen (het dimlicht wordt opnieuw
MAR, de draaischakelaar op fig.
ingeschakeld).
51.
Als het dimlicht wordt ingeschakeld,
50 F1A0064 gaan de dagrijlichten uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar van O naar wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden. 52 F1A0066

28
GROOTLICHTSIGNAAL Wanneer het grootlicht voor het eerst Draai de ring naar de stand fig. 51
Trek de hendel naar het stuurwiel (1e wordt ingeschakeld door aan de hendel om de automatische functie uit te
instabiele stand) fig. 53 ongeacht de te trekken, wordt de functie geactiveerd schakelen.
stand van de ring. Het en wordt het symbool
32) 33)
controlelampje op het weergegeven; als het grootlicht
instrumentenpaneel gaat branden. ook daadwerkelijk aan is, wordt ook het PARKEERLICHTEN
betreffende blauwe
waarschuwingslampje Deze lichten kunnen alleen worden
weergegeven. ingeschakeld met de contactsleutel in
Als de rijsnelheid hoger dan 40 km/h is de stand STOP of verwijderd, door
en de functie ingeschakeld is, wordt de linkerring eerst naar de stand O en
deze uitgeschakeld wanneer de hendel vervolgens naar de stand of te
opnieuw naar de grootlichtstand wordt draaien.
getrokken. Het controlelampje op het
Als de rijsnelheid lager dan 15 km/h is instrumentenpaneel gaat branden.
en de functie ingeschakeld is, schakelt RICHTINGAANWIJZERS
53 F1A0067 deze functie het grootlicht uit. Als de Zet de hendel in de (stabiele) stand fig.
hendel opnieuw naar de grootlichtstand 54:
AUTOMATISCH wordt getrokken, wordt dit
GROOTLICHT omhoog (stand 1): inschakeling
geïnterpreteerd als verzoek om continu
Om andere weggebruikers niet te rechter richtingaanwijzer;
brandend grootlicht en dus gaat het
verblinden, wordt het grootlicht blauwe waarschuwingslampje op omlaag (stand 2): inschakeling linker
automatisch uitgeschakeld wanneer er het dashboard branden en brandt richtingaanwijzer.
voertuigen uit de tegengestelde richting het grootlicht zolang de snelheid niet Het lampje of gaat op het
naderen of wanneer u achter een boven 40 km/h komt. De functie wordt instrumentenpaneel knipperen.
voertuig in dezelfde richting rijdt. weer automatisch ingeschakeld zodra Wanneer de dagrijlichten zijn
Het systeem wordt geactiveerd via het de snelheid boven 40 km/h komt . ingeschakeld (bij versies zonder leds en
menu-item en door de lichtschakelaar Als in deze fase opnieuw aan de hendel voor bepaalde versies/markten) en de
in de stand te draaien. wordt getrokken, om uitschakeling richtingaanwijzers worden
van het grootlicht te verzoeken, blijft de ingeschakeld, gaat het desbetreffende
functie uitgeschakeld en gaat ook het dagrijlicht uit (DRL).
grootlicht uit.

29
Elke keer dat de hendel wordt bediend, Uitschakelen

KENNISMAKING MET DE AUTO


blijft de verlichting 30 seconden langer Houd de hendel langer dan 2 seconden
branden, tot een maximum van 210 naar het stuurwiel getrokken fig. 55.
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld. SENSOR AUTOMATISCHE
INSCHAKELING
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensor detecteert de verschillen in
54 F1A0068 lichtsterkte van de omgeving, op basis
van de lichtgevoeligheid die is ingesteld:
"Rijbaanwisselfunctie" hoe hoger de gevoeligheid, des te
Zet, als u het verwisselen van rijstrook minder buitenlicht er nodig is om de
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel buitenverlichting in te schakelen.
korter dan een halve seconde lichtjes in De gevoeligheid van de schemersensor
55 F1A0069
de gewenste stand. De kan worden ingesteld in het "Setup-
richtingaanwijzer aan de gekozen kant Zolang de functie is ingeschakeld, menu" op het display.
knippert vijf maal en wordt vervolgens brandt het lampje op het
Inschakeling
automatisch uitgeschakeld. instrumentenpaneel en wordt het
bijbehorende bericht op het display Draai de ring in de stand fig. 56:
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM weergegeven (zie de paragraaf hierdoor worden, afhankelijk van de
“Lampjes en berichten”). sterkte van het omgevingslicht, het
Met dit systeem kan de ruimte vóór het
Het controlelampje gaat branden stadslicht en het dimlicht automatisch
voertuig gedurende een vooringestelde
wanneer de hendel bediend wordt en gelijktijdig ingeschakeld.
tijd verlicht worden.
blijft branden totdat de functie Uitschakelen
Inschakeling automatisch wordt uitgeschakeld. Als de sensor wordt gedeactiveerd
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt het grootlicht uitgeschakeld en,
Trek, met de contactsleutel in de stand
wordt uitsluitend de inschakeltijd van de na ongeveer 10 seconden, ook het
OFF of verwijderd, de hendel naar het
verlichting verlengd. stadslicht.
stuurwiel fig. 55 en beweeg deze
De schemersensor is niet in staat om
binnen 2 minuten na het afzetten van
mist te detecteren. In dat geval moet de
de motor.
verlichting handmatig ingeschakeld
worden.

30
33) Als de camera zijn positie verliest door KOPLAMPEN
een variatie in lading, kan het zijn dat het
systeem tijdelijk niet werkt om te zorgen UITLIJNING
dat de camera een zelfkalibratie kan LICHTBUNDEL
uitvoeren.
Een goede afstelling van de koplampen
is belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van de bestuurder en alle
overige weggebruikers. De koplampen
moeten juist gericht zijn om de beste
zichtcondities aan alle bestuurders
56 F1A0070
te garanderen, terwijl met
ingeschakelde koplampen wordt
gereden. Neem contact op met het Fiat
BELANGRIJK Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
31) De dagrijlichten zijn een alternatief voor
het dimlicht in landen waar dit tijdens het HOOGTEREGELING
rijden overdag verplicht is, en zijn tevens KOPLAMPEN
toegestaan in landen waar dit niet verplicht De hoogteregeling werkt met de
is. De dagrijlichten mogen het dimlicht contactsleutel in de stand MAR en
niet vervangen tijdens het rijden in het
donker of in tunnels. Het gebruik van de ingeschakelde dimlichten.
dagrijlichten wordt geregeld door de
Hoogteregeling koplampen
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke Druk op of op het
voorschriften in acht. bedieningspaneel fig. 57.
32) Het systeem is gebaseerd op Het display op het instrumentenpaneel
herkenning via een camera. Bijzondere
geeft de ingestelde stand aan.
omgevingsomstandigheden kunnen van
invloed zijn op de correcte herkenning van
de verkeersomstandigheden. Daarom is BELANGRIJK Controleer de afstelling
de bestuurder altijd verantwoordelijk voor van de koplampen telkens als het
het correcte gebruik van het grootlicht gewicht of de verdeling van de lading
van de koplampen in overeenstemming
verandert.
met de geldende wetten. Draai de ring naar
de stand fig. 51 om de automatische
functie uit te schakelen.

31
PLAFOND- links ingedrukt: het lampje C gaat

KENNISMAKING MET DE AUTO


VERLICHTING aan;
rechts ingedrukt: het lampje D gaat
aan.
MODE
PLAFONDVERLICHTING De tijdregeling stopt automatisch
VOOR MET SPOTS wanneer de portieren worden
Schakelaar A fig. 58 wordt gebruikt om vergrendeld.
de plafondverlichting aan en uit te Tijdregeling plafondverlichting
schakelen. Met schakelaar A in de
Om het in- en uitstappen 's nachts of
57 F1A0326 middelste stand gaan de lampjes C en
bij slechte verlichting te
D aan/uit bij het openen/sluiten van
MISTLAMPEN vereenvoudigen, zijn er bij sommige
de voorportieren. Met schakelaar A
AFSTELLEN versies 2 verschillende tijdregelingen
(voor bepaalde versies/markten) links ingedrukt zijn de lampjes C en D
beschikbaar.
altijd uit. Met schakelaar A rechts
Neem contact op met het Fiat ingedrukt blijven de lampjes C en D voor het instappen;
Servicenetwerk voor controle en altijd ingeschakeld. voor het uitstappen;
eventuele afstelling. VERWIJDERBARE
KOPLAMPAFSTELLING IN PLAFONDVERLICHTING
HET BUITENLAND (voor bepaalde versies/markten)
De dimlichten zijn afgesteld voor Deze kan zowel als vast licht en als
gebruik in het land waar het voertuig elektrische zaklamp gebruikt worden.
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden Wanneer de verwijderbare lamp in
wordt in landen waar op de andere de vaste houder fig. 59 zit, wordt de
weghelft wordt gereden, dient de batterij voor de zaklamp automatisch
richting van de lichtbundel gewijzigd te opgeladen.
worden door een speciale folie op de
58 F1A0074
koplamp aan te brengen, zodat
verblinding van tegenliggers wordt De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
voorkomen. Deze folie wordt geleverd Schakelaar B is een spot; bij
door Lineaccessori MOPAR en is uitgeschakelde plafondverlichting gaan
verkrijgbaar bij werkplaatsen van het deze spots op de volgende manieren
Fiat Servicenetwerk. branden:

32
Bij stilstaand voertuig en de BEDIENINGS- Noodremmen
contactsleutel naar STOP gedraaid of ELEMENTEN (voor bepaalde versies/markten)
verwijderd, wordt de plafondverlichting Bij het remmen in noodsituaties worden
ALARMKNIPPERLICHTEN
maximaal 15 minuten opgeladen. de alarmknipperlichten automatisch
De lichten worden ingeschakeld door ingeschakeld, evenals de
op schakelaar A fig. 60 te drukken, waarschuwingslampjes en op het
ongeacht de stand van de instrumentenpaneel. Deze functie
contactsleutel. wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer de remwerking weer normaal
is.
MISTLAMPEN
(voor bepaalde versies/markten)
Druk bij ingeschakelde stadslichten op
59 F1A0077 de knop fig. 61 om de mistlampen
in te schakelen. Het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
60 F1A0306 Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.
De waarschuwingslampjes en op
het instrumentenpaneel gaan branden
als deze inrichting is ingeschakeld. Druk
opnieuw op schakelaar A om de
alarmknipperlichten uit te schakelen.
MODE

61 F1A0331

33
MISTACHTERLICHT tweede keer drukken: de ECO-FUNCTIE

KENNISMAKING MET DE AUTO


mistlampen achter gaan branden, het (Voor bepaalde versies/markten)
Bij ingeschakeld dimlicht of bij
ingeschakeld stadslicht en mistlampen waarschuwingslampje op het Druk op de knop ECO fig. 63 om deze
(voor bepaalde versies/markten) gaan instrumentenpaneel gaat branden; functie in te schakelen. Als de functie
deze lampen branden als de knop derde keer drukken: de mistlampen is ingeschakeld, zal de bijbehorende led
fig. 62 wordt ingedrukt. Het voor/achter gaan uit. op de knop gaan branden en worden
waarschuwingslampje op het een symbool en een bericht op het
instrumentenpaneel gaat branden. Druk display weergegeven.
opnieuw op de knop om de lichten uit Deze functie wordt opgeslagen:
te schakelen, of schakel het dimlicht wanneer het voertuig opnieuw wordt
en/of de mistlampen voor uit (waar MODE
gestart, behoudt het systeem de
voorzien). instelling die het vóór het afzetten van
de motor had. Druk opnieuw op de
ECO-knop om de functie uit te
schakelen en de normale rij-instelling te
herstellen.
63 F1A0438
In het geval van een storing terwijl de
MODE

PARKEERLICHTEN functie is ingeschakeld, zal het systeem


automatisch de ECO-functie
Deze lichten kunnen alleen worden uitschakelen en de normale situatie
ingeschakeld met de contactsleutel in herstellen.
de stand STOP of verwijderd, door
de linkerring eerst naar de stand O en ACHTERRUITVER-
62 F1A0323
WARMING
vervolgens naar de stand of te (voor bepaalde versies/markten)
MISTLAMPEN/ draaien. Het controlelampje op
MISTACHTERLICHTEN het instrumentenpaneel gaat branden. Druk op de knop A fig. 64 om in te
(Voor 2.3 150 ECOJET-versies) schakelen. Dit is een tijdgeregelde
Bij ingeschakeld dimlicht de knop A fig. functie die na 20 minuten automatisch
63 gebruiken om de mistlampen uitschakelt.
voor/achter als volgt in te schakelen:
eerste keer drukken: de mistlampen
gaan branden, het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden;

34
Druk, om de contactsleutel naar de Steek, om de accuverbinding te
stand BATT te draaien, op de (rode) herstellen, de contactsleutel in het slot
knop A fig. 66. en draai hem naar de stand MAR.
Nu kan het voertuig op normale wijze
worden gestart.
Na het loskoppelen van de accu kan
het nodig zijn om sommige elektrische
systemen (bv. klok, datum, etc.)
opnieuw in te stellen.
64 F1A0330 PORTIER-
VERGRENDELING
ACCULOSKOPPEL-
FUNCTIE Druk op de knop A fig. 67 op de
(ACCUSCHAKELAAR) 66 F1A0083
middenconsole om alle portieren
(voor bepaalde versies/markten) tegelijkertijd te vergrendelen, ongeacht
De acculoskoppelfunctie wordt De accu wordt losgekoppeld d.m.v. de stand van de contactsleutel.
ingeschakeld met de contactsleutel in onderbreking van de massakabel, circa
de stand BATT, zoals aangegeven in op 7 minuten nadat de sleutel in de stand
het speciale plaatje in de zone die is BATT is gedraaid.
aangegeven in fig. 65. Deze 7 minuten zijn noodzakelijk om:
de bestuurder de tijd te geven uit te
stappen en de portieren te
vergrendelen met de
afstandsbediening;
te kunnen garanderen dat alle
elektrische systemen van het voertuig
67 F1A0303
zijn uitgeschakeld.
Bij losgekoppelde accu, kan het Bij vergrendeling van de portieren gaat
voertuig uitsluitend worden geopend de led op de knop branden.
door het mechanische slot van het
65 F1A0082
bestuurdersportier te ontgrendelen.

35
RUITEN REINIGEN De tijdelijke snelle wisstand E blijft actief

KENNISMAKING MET DE AUTO


zolang de hendel handmatig in deze
IN HET KORT stand wordt gehouden. Door de hendel
los te laten, springt deze onmiddellijk
weer in de stand A en schakelen de
Met de rechterhendel fig. 69 worden
ruitenwissers automatisch uit.
de voorruitwisser/-sproeier en, indien
aanwezig, de koplampsproeiers en 4)
de regensensor ingeschakeld.
Werkt alleen met de contactsleutel in
68 F1A0085
de stand MAR.
Op het paneel voor de elektrische
ruitbediening bevindt zich een knop D
fig. 68 waarmee de laadruimte RUITENWISSER/
onafhankelijk kan worden -SPROEIER
ver-/ontgrendeld. De linkerhendel fig. 69 heeft vijf
standen:
A ruitenwisser uit.
B wissen met interval.
Draai, met de hendel in stand B, de
draaischakelaar F in één van vier
mogelijke snelheden om de werking
met interval te selecteren:
heel langzaam wissen met
interval.
- - langzaam wissen met interval.
- - - gemiddeld snel wissen.
69 F1A0071
- - - - snel wissen met interval.
C langzaam continu wissen. BELANGRIJK We adviseren om de
D snel continu wissen wisserbladen jaarlijks te vervangen.
E tijdelijk snel wissen (instabiele stand).

36
"Intelligente" wis-/wasfunctie BELANGRIJK Houd de ruit rond de Als de regensensor op deze manier
Trek de hendel naar het stuur sensor schoon. opnieuw wordt ingeschakeld, wordt ten
(onstabiele stand) om de ruitensproeier minste één wisslag uitgevoerd, ook
Inschakeling fig. 69
in te schakelen fig. 70. wanneer de ruit droog is.
Als de hendel langer dan een halve Breng de rechterhendel een stand De regensensor herkent het verschil
seconde wordt aangetrokken, dan omlaag (stand B). tussen dag en nacht en past de
worden in één beweging de Als de regensensor wordt werking zo nodig automatisch aan.
ruitenwissers en -sproeiers ingeschakeld, maken de ruitenwissers
34)
ingeschakeld. één wisslag.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt Draai aan de knop F om de KOPLAMPSPROEIERS
de ruitenwisser na drie slagen. gevoeligheid van de regensensor te (voor bepaalde versies/markten)
Na circa 6 seconden volgt nog een verhogen. De koplampsproeiers zijn “verzonken”,
extra reinigingsslag. Als de gevoeligheid van de regensensor d.w.z. in de voorbumper gemonteerd
groter is, maken de ruitenwissers een en worden ingeschakeld wanneer,
wisslag om aan te geven dat de bij ingeschakeld dimlicht, de
opdracht is aangenomen. ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, dan BELANGRIJK Controleer regelmatig de
werkt de normale reinigingscyclus. conditie en de aanwezigheid van vuil
Daarna wordt de normale automatische in de koplampsproeiers.
werking van de regensensor hervat.
Uitschakelen fig. 69
BELANGRIJK
70 F1A0072 Breng de hendel in de stand B of zet de
contactsleutel in de stand OFF. Bij de
REGENSENSOR volgende start van de motor (sleutel 34) Eventuele waterstrepen kunnen de
(voor bepaalde versies/markten) ruitenwissers onnodig doen inschakelen.
in de stand MAR), schakelt de
De regensensor bevindt zich achter de regensensor niet weer in, ook al bevindt
binnenspiegel en staat in contact met de hendel zich nog in de stand B. Om
de voorruit. De sensor is bedoeld de sensor in te schakelen, breng de
om tijdens de intervalwerking de hendel in de stand A of C en vervolgens
werking van de ruitenwisser terug in de stand B of verstel de
automatisch af te stemmen op de mate draaiknop voor de gevoeligheid van de
van regenval. regensensor.

37
KENNISMAKING MET DE AUTO BELANGRIJK

4) Gebruik de ruitenwissers nooit om


opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.

38
VERWARMING EN VENTILATIE
.

MODE

71 F1A0302

1. Vast luchtrooster bovenkant - 2. Verstelbare luchtroosters in het midden - 3. Vaste luchtroosters aan zijkant - 4. Verstelbare luchtroosters aan
zijkant - 5. Onderste luchtroosters voor voorstoelen.

39
BEDIENINGS- Draaischakelaar luchtverdeling C HANDBEDIENDE
KENNISMAKING MET DE AUTO
ELEMENTEN voor een luchtstroom naar de KLIMAATREGELING
VERWARMING EN luchtroosters in het midden en aan
VENTILATIE de zijkant;
(voor bepaalde versies/markten)
voor een warme luchtstroom naar
de voeten en een ietwat minder 2)
warme luchtstroom naar de BEDIENINGSELEMENTEN
luchtroosters op het dashboard,
bij gematigde temperaturen;
voor het verwarmen bij zeer lage
buitentemperaturen: zoveel
mogelijk luchtstroom naar de
voeten;
voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten als het
72 F1A0048 ontwasemen van de voorruit;
BEDIENINGSELEMENTEN voor het snel ontwasemen van de
73 F1A0051
voorruit.
Draaiknop voor instelling
luchttemperatuur A (mengt warme Draaiknop voor instelling
Aan/uit knop luchtrecirculatie D luchttemperatuur A (mengt warme
en koude lucht)
Plaats de knop D op om de interne en koude lucht)
Rode gebied = warme lucht luchtrecirculatie in te schakelen. Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht Plaats de knop D op om de interne Blauwe gebied = koude lucht
Knop B activeert/regelt de luchtrecirculatie uit te schakelen.
ventilator Knop B activeert/regelt de
ventilator
0 = ventilator uitgeschakeld
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3 = ventilatorsnelheid
1-2-3 = ventilatorsnelheid
4 = maximum ventilatorsnelheid
4 = maximum ventilatorsnelheid

40
Draaischakelaar luchtverdeling C AUTOMATISCHE GEBRUIK VAN DE
voor een luchtstroom naar de KLIMAATREGELING KLIMAATREGELING
luchtroosters in het midden en aan Het systeem kan op verschillende
de zijkant; manieren ingeschakeld worden; het
voor een warme luchtstroom naar 2) verdient echter aanbeveling op de
de voeten en een ietwat minder AUTO-knop te drukken en de gewenste
(voor bepaalde versies/markten)
warme luchtstroom naar de temperatuur op het display in te stellen.
luchtroosters op het dashboard, BEDIENINGSELEMENTEN
Het systeem regelt de temperatuur,
bij gematigde temperaturen; A AUTO-knop automatische regeling
de hoeveelheid en de verdeling van de
voor het verwarmen bij zeer lage van alle functies
lucht in het interieur en zorgt, door
buitentemperaturen: zoveel B Draaiknop luchtverdeling. het gebruik van de recirculatiefunctie,
mogelijk luchtstroom naar de C Display. voor de inschakeling van de
voeten; D Regelknop snel ontwasemen/ aircocompressor. Tijdens de volledig
voor zowel een warme ontdooien (MAX DEF functie). automatische werking van het systeem,
luchtstroom naar de voeten als het E Systeem uitschakelen OFF-knop. dient men eventueel alleen de
ontwasemen van de voorruit; volgende functies handmatig in te
F Knop voor inschakelen/uitschakelen
voor het snel ontwasemen van de schakelen:
compressor.
voorruit. luchtrecirculatie (om de
G Regelknop luchtrecirculatie.
recirculatie constant aan of uit te
Aan/uit knop luchtrecirculatie D H Regelknoppen ventilatorsnelheid. houden);
Druk op de knop (led op knop aan) om I Regelknop voor het snel ontwasemen/
de interne luchtrecirculatie in te temperatuursverhoging/-verlaging. ontdooien van de voorruit, de achterruit
schakelen. en de achteruitkijkspiegels.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de interne luchtrecirculatie
uit te schakelen.
Aan/uit knop klimaatregeling E
Druk op de knop (led op knop aan) om
de klimaatregeling in te schakelen.
Druk nogmaals op de knop (led op
knop uit) om de klimaatregeling uit te
schakelen. 74 F1A0054

41
Tijdens de volledig automatische EXTRA ONAFHANKELIJKE
KENNISMAKING MET DE AUTO
werking van het systeem, kan te allen VERWARMING EXTRA
tijd de ingestelde temperatuur, de (voor bepaalde versies/markten) VERWARMING
luchtverdeling en de ventilatorsnelheid
gewijzigd worden met de betreffende Sommige versies beschikken ook over
knoppen: het systeem past extra verwarming onder de (voor bepaalde versies/markten)
automatisch de eigen instellingen aan bestuurdersstoel. De ventilator van
deze verwarming kan worden Het voertuig kan optioneel worden
de nieuwe instellingen aan. Wanneer uitgerust met twee verschillende typen
tijdens de volledige automatische ingeschakeld met de knop F op het
bedieningspaneeltje fig. 75. onafhankelijke verwarming: een
werking (FULL AUTO) de luchtverdeling volautomatische verwarming en een
en/of de luchtopbrengst gewijzigd programmeerbare verwarming.
worden en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan AUTOMATISCHE VERSIE
verdwijnt het woord FULL. Zo worden De extra verwarming schakelt
de functies niet langer automatisch F automatisch in wanneer de motor
MODE
geregeld en moeten ze handmatig wordt gestart en naargelang de
worden bediend, totdat opnieuw de buitentemperatuur en de
knop AUTO wordt ingedrukt. koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
75 F1A0305 35)
BELANGRIJK
BELANGRIJK Als het systeem wordt
2) Het aircosysteem gebruikt als ingeschakeld bij lage
koelmiddel R134a of R1234yf dat
compatibel is met de wetten die van kracht
buitentemperaturen, controleer dan of
zijn in de landen waar het voertuig wordt het brandstofpeil boven het
verkocht. Gebruik tijdens het laden alleen reserveniveau staat. Zoniet kan het
het gas dat is aangeduid op het plaatje systeem blokkeren en moet u zich
in de motorruimte. Het gebruik andere wenden tot het Fiat Servicenetwerk.
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.

42
PROGRAMMEERBARE BELANGRIJK De extra verwarming is 8) Instelknop tijd "terug"
VERSIE voorzien van een thermische beveiliging 9) Waarschuwingslampje
De extra verwarming werkt volledig die de brander uitschakelt in geval van verwarmingscyclus
onafhankelijk van de motor en zorgt oververhitting door een te laag Directe inschakeling verwarming
voor: koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke Druk op de toets 6 van de timer om het
verwarming van het interieur bij systeem handmatig in te schakelen:
uitgezette motor gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of het display en het
ontdooiing van de ruiten; waarschuwingslampje 9 lichten op en
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
opwarming van de koelvloeistof van en alvorens de verwarming opnieuw in blijven branden zolang het systeem
de motor en vervolgens van de motor te schakelen, de toets voor actief is.
zelf alvorens te starten. programmaselectie worden ingedrukt. De inschakeltijd verdwijnt na 10
Het systeem bestaat uit: seconden.
Digitale timer fig. 76
een dieselbrander om de Geprogrammeerde inschakeling
koelvloeistof te verwarmen, met een van de verwarming
geluidgedempte uitlaat; Alvorens de inschakeling van het
een doseerpomp die is aangesloten systeem te programmeren, moet de
op de brandstofleidingen voor klok op de juiste tijd worden ingesteld.
brandstoftoevoer naar de brander;
De juiste tijd instellen
een warmtewisselaar die is Houd de toets 4 ingedrukt: het
aangesloten op de leidingen van het display en het waarschuwingslampje 7
motorkoelsysteem; lichten op.
een regeleenheid die is aangesloten Druk binnen 10 seconden op de
76 F1A0057
op het verwarmings-/ventilatiesysteem toets 3 of 8 om de juiste tijd te
van het interieur, die de automatische 1) Tijd/timer-display selecteren.
regeling ervan mogelijk maakt; 2) Ventilatie-waarschuwingslampje Ontgrendel de toets 4.
een elektronische regeleenheid om 3) Instelknop tijd "vooruit"
de in de verwarming ingebouwde 4) Programmaselectieknop Als het display dooft wordt de huidige
brander te controleren en te regelen; 5) Klok voorkeuzenummer tijd opgeslagen.
een digitale timer fig. 76 om de 6) Activeringsknop voor directe Houd de toets 3 of 8 ingedrukt om de
verwarming handmatig in te schakelen verwarming cijfers van het klokje sneller voor- of
of om het inschakeltijdstip ervan te 7) Waarschuwingslampje tijdinstelling/- achteruit te doen verspringen.
programmeren. aflezing

43
De tijdsinstelling is niet mogelijk als de licht het De door u gewenste vooringestelde tijd

KENNISMAKING MET DE AUTO


verwarmings- of ventilatiefuncties actief branderwaarschuwingslampje 9 op het wordt na circa 10 seconden
zijn. display op; automatisch ingesteld zonder dat dit
BELANGRIJK Let op de instelling voor dooft het voorkeuzenummer 5. met een andere toets hoeft te worden
daglichtbesparingstijd/standaard tijd. Standaardinstellingen: bevestigd.
De inschakeltijd programmeren Vooringestelde tijd 1: 6:00 Schakel de vooringestelde tijd in
Vooringestelde tijd 2: 16:00 rekening houdend met de
Ga als volgt te werk om de inschakeltijd veiligheidsaanwijzingen voor de werking
Vooringestelde tijd 3: 22:00
te programmeren: van de zelfstandige verwarming
BELANGRIJK Door een nieuwe
druk op de toets 4: op de display instelling worden de fabrieksinstellingen (raadpleeg de handleiding voor gebruik
gaan het symbool 10 of de zonet gewist. Vooringestelde tijden worden van de zelfstandige verwarming).
ingestelde tijd en het nummer 5 van de opgeslagen tot de volgende wijziging.
daarvoor ingestelde tijd 10 seconden Als de klok wordt losgekoppeld van het BELANGRIJK De zelfstandige
branden. boordnetwerk (bijv. als de accu is verwarming schakelt in op de
losgekoppeld), worden de vooringestelde tijd, zowel als het
BELANGRIJK Indien de andere fabrieksinstellingen hersteld. voertuig geparkeerd is als tijdens het
vooringestelde tijden moeten worden rijden.
opgeroepen, druk dan binnen 10 De geprogrammeerde inschakeltijd
uitschakelen
seconden een of meerdere malen op BELANGRIJK Volg de hiervoor
de toets 4, Druk kort op de toets 4 om de beschreven instructies om de
– druk binnen 10 seconden op de toets geprogrammeerde inschakeltijd te geprogrammeerde inschakeltijd te
3 of 8 om de gewenste inschakeltijd wissen: de verlichting van het display wijzigen of te wissen.
te selecteren. dooft en het nummer 5 van de
Instelling werkingsduur
vooringestelde tijd verdwijnt.
BELANGRIJK Ter bevestiging van het Houd de toets ingedrukt. Druk
Een van de geprogrammeerde
opslaan van de tijd: inschakeltijden oproepen tegelijkertijd op de toets 3 of 8.
verdwijnt de inschakeltijd; Druk binnen 10 seconden op de toets 4 De tijd en het waarschuwingslampje 7
tot het programmanummer met de worden weergegeven.
verschijnt het voorkeuzenummer 5;
gewenste vooringestelde tijd wordt Druk opnieuw op de toets 4 en houd
wordt de display verlicht. deze ingedrukt. Druk tegelijkertijd op de
weergegeven.
toets 3 of 8.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de De vooringestelde werkingsduur wordt
brander: weergegeven en het
waarschuwingslampje 9 of 2 knippert.

44
Stel de werkingsduur in met de toets 3 BELANGRIJK Controleer alvorens het Om het koelvloeistofniveau te
of 8. systeem in te schakelen of het controleren, volg de instructies die in de
De ingestelde werkingsduur wordt brandstofpeil boven het reserveniveau paragraaf “Koelvloeistof” in het
opgeslagen zodra de tekst in het staat. Zoniet kan het systeem blokkeren hoofdstuk “Onderhoud van de auto”
display verdwijnt of door te drukken op en moet u zich wenden tot het Fiat zijn beschreven. Het water in het
de toets 4. Servicenetwerk. motorkoelsysteem moet minstens 10%
De verwarming uitschakelen Tijdens het tanken en in de nabijheid antivries bevatten.
van tankstations moet de verwarming Voor onderhoud en reparaties dient
Naargelang de wijze waarop het
altijd worden uitgeschakeld om men zich uitsluitend tot het Fiat
systeem is ingeschakeld (automatisch
brandgevaar en/of ontploffingen te Servicenetwerk te wenden. Gebruik
of handmatig) kan het systeem als volgt
voorkomen. uitsluitend originele onderdelen.
worden uitgeschakeld:
Parkeer het voertuig niet boven ONDERHOUD
automatisch als de ingestelde
papier, gras of droge bladeren:
werkingsduur is verstreken; als de De extra verwarming dient regelmatig
brandgevaar!
ingestelde tijd voorbij is, schakelt het (in elk geval voor het winterseizoen)
display uit; In de nabijheid van de verwarming door het Fiat Servicenetwerk te worden
mag de temperatuur niet boven 120 °C gecontroleerd. Dit garandeert een
handmatig druk opnieuw op de
komen (bijv. bij spuitwerkzaamheden veilige en zuinige werking en een lange
knop “prompte verwarming” van de
in de werkplaats). Bij hogere levensduur van de verwarming.
timer (vlam toets 6).
temperaturen kunnen de onderdelen
Het waarschuwingslampje van de EXTRA VERWARMING
van de elektronische regeleenheid
verwarming en de displayverlichting zijn ACHTER (Panorama en
beschadigd raken. Combinato)
uitgeschakeld. De circulatiepomp blijft
Wanneer de motor is uitgezet, (voor bepaalde versies/markten)
nog ongeveer twee minuten werken:
in deze fase kan de verwarming verbruikt de ingeschakelde verwarming De Panorama- en Combiversies
opnieuw worden ingeschakeld. elektrische energie van de accu; beschikken over een
daarom is het van belang dat de motor hoofdverwarmingssysteem en een extra
BELANGRIJK De standverwarming blijft draaien om de accu voldoende verwarming (optioneel), met
schakelt uit wanneer de accuspanning op te laden. bedieningsknoppen in de
laag is, zodat het starten van de motor hemelbekleding boven de tweede rij
mogelijk blijft. stoelen fig. 77.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld door op de knop F fig. 78
op het instrumentenpaneel te drukken.

45
Zet de knop D op de stand “maximaal Zet de knop D op de stand

KENNISMAKING MET DE AUTO


warm” (knop in het rode gebied); voor “maximaal warm” (knop in het rode
een warme luchttoevoer (bij warme gebied); voor een warme luchttoevoer
motor) uit de uitstroomopeningen voor (bij warme motor) uit de
de beenruimte achter (onder de stoelen uitstroomopeningen voor de
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies beenruimte achter (onder de stoelen
en uit de uitstroomopening aan de zijde van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
van de linker wielkuip bij Combiversies). uit de uitstroomopening aan de zijde
EXTRA van de linker wielkuip bij Combiversies).
77 F1A0062 KLIMAATREGELING Zet de draaiknop D in een
ACHTER (Panorama- en tussenstand voor een luchtverdeling
Combiversies) over de uitstroomopeningen op de
(voor bepaalde versies/markten)
hemelbekleding en de
De Panorama- en Combiversies uitstroomopeningen voor de
beschikken over een beenruimte achter; hierbij wordt de
F
MODE hoofdverwarmings-/aircosysteem en temperatuur gewijzigd.
een extra verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de BELANGRIJK Bij inschakeling van de
hemelbekleding boven de tweede rij compressor van de primaire
stoelen fig. 77. De inschakeling is klimaatregeling (door op knop E te
78 F1A0305 mogelijk door op de knop F fig. 78 op drukken), wordt automatisch de 1e
het instrumentenpaneel te drukken. ventilatorsnelheid ingeschakeld, ook als
Zet de knop D op de stand “maximaal Deze airco werkt alleen wanneer de de ventilator van de extra
koud” (knop in het blauwe gebied); primaire klimaatregeling is klimaatregeling in de stand 0 staat. Zo
lucht op omgevingstemperatuur komt ingeschakeld. wordt ijsvorming en mogelijke
uit de uitstroomopeningen voor de
Zet de draaiknop D in de stand beschadiging van dit onderdeel
beenruimte achter (onder de stoelen
“maximaal koud” (draaiknop op het voorkomen.
van de 2e-3e rij bij Panoramaversies en
blauwe gebied) voor een koude
uit de uitstroomopening aan de zijde
luchttoevoer uit de uitstroomopeningen
van de linkerwielkuip bij Combiversies).
op de hemelbekleding.

46
ELEKTRISCHE BELANGRIJK Als de contactsleutel in
BELANGRIJK RUITBEDIENING de stand STOP staat of verwijderd
is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer
ELEKTRISCHE
3 minuten worden bediend. Het
35) Net als de motor verbruikt ook de extra Met de schakelaars fig. 79 op de systeem wordt echter uitgeschakeld als
verwarming, hoewel in geringe mate,
brandstof. Om vergiftiging en verstikking te
binnenkant van de armleuning van het een van de portieren wordt geopend.
voorkomen, mag de extra verwarming bestuurdersportier kunnen, met de
nooit worden ingeschakeld in een contactsleutel in de stand MAR, de Voorportier passagierszijde
afgesloten ruimte, zoals een garage of een volgende bedieningen uitgevoerd Een speciale schakelaar voor de
werkplaats zonder een afzuigsysteem worden: bediening van de ruit bevindt zich op de
voor uitlaatgassen, ook niet voor een korte
tijd. A: zijruit linksvoor openen/sluiten. binnenkant van de armsteun van het
B: zijruit rechtsvoor openen/sluiten. voorportier aan passagierszijde.
36)

BELANGRIJK

36) Oneigenlijk gebruik van de elektrische


ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
79 F1A0125 voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
Continue automatische werking sleutel uit het contactslot als het voertuig
wordt verlaten om te voorkomen dat
Druk langer dan een halve seconde op onverwachtse bediening van de elektrische
een van de bedieningstoetsen om de ruitbediening gevaar oplevert voor de
automatisch ononderbroken werking achtergebleven passagiers.
van de ruit in te schakelen. De ruit stopt
wanneer de eindaanslag wordt bereikt,
of wanneer de toets opnieuw wordt
ingedrukt.

47
MOTORKAP BELANGRIJK Controleer altijd of de

KENNISMAKING MET DE AUTO


motorkap goed vergrendeld is om
OPENEN
te voorkomen dat deze tijdens
Ga als volgt te werk: het rijden open gaat.
open het bestuurdersportier om bij
37) 38) 39)
de ontgrendelhendel van de motorkap
te kunnen komen;
trek de hendel fig. 80 in de richting
van de pijl;
trek de hendel A fig. 81 omhoog 81 F1A0339

zoals afgebeeld in de figuur;


SLUITEN
til de motorkap op en trek
tegelijkertijd de steunstang uit de fig. 82 Ga als volgt te werk:
uit de vergrendeling D; steek houd de motorkap met één hand
vervolgens het uiteinde C fig. 83 van de omhoog, verwijder met de andere hand
stang in de zitting E. de stang C fig. 83 uit de zitting E en 82 F1A0349

zet hem terug in vergrendeling D fig.


BELANGRIJK Controleer, voordat de 82;
motorkap wordt opgetild, of de armen laat de motorkap tot op ongeveer 20
van de ruitenwissers tegen de ruit cm van de motorruimte zakken en laat
liggen. hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen met de beveiliging is vergrendeld
door te proberen hem op te tillen. Als
de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken 83 F1A0129
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.

80 F1A0126

48
HOOFDSTEUNEN
BELANGRIJK VOOR BELANGRIJK

37) Om veiligheidsredenen moet de 40) De verstelling mag alleen bij stilstaand


motorkap tijdens het rijden altijd perfect voertuig en uitgeschakelde motor
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de gebeuren. De hoofdsteunen moeten
motorkap goed gesloten en vergrendeld is. zodanig versteld worden dat het hoofd en
Mocht men tijdens het rijden merken dat niet de nek er tegenaan steunt. Alleen
de motorkap niet goed vergrendeld is, stop op deze manier oefenen ze hun
dan onmiddellijk en sluit de motorkap op beschermende werking uit. Voor een
de correcte manier. optimale bescherming van de hoofdsteun,
38) Een onjuiste plaatsing van de moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat
steunstang kan leiden tot een plotselinge men rechtop zit en het hoofd zich zo dicht
val van de motorkap. mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
84 F1A0039
39) Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto. Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
40)

Verstellen
Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 84 en breng de hoofdsteun omlaag.
Om de hoofdsteunen voor te
verwijderen, druk tegelijkertijd op de
knoppen A en B fig. 84 op de zijkant
van de beide steunen en trek de
steunen naar boven.

49
INTERIEURUIT- USB-POORTEN

KENNISMAKING MET DE AUTO


RUSTING (voor bepaalde versies/markten)
Deze kunnen zich bevinden:
midden op het dashboard in plaats
OPBERGVAK ONDER van de sigarettenaansteker en kunnen
VOORSTE uitsluitend worden gebruikt als
PASSAGIERSSTOEL
oplaadbron voor externe apparatuur;
Ga als volgt te werk om toegang te
op de middentunnel, boven de
hebben tot dit opbergvak:
mobiele telefoonhouder fig. 86, voor het
Open en verwijder de klep A fig. 85 aansluiten van externe-USB/iPod- 87 F1A0308

zoals is aangegeven; apparaten (zie USB-iPOD-STEUN in het TABLETHOUDER


draai de vergrendelknop B linksom hoofdstuk “Multimedia”). (voor bepaalde versies/markten)
en verwijder hem om het vak te kunnen
uitnemen. Deze bevindt zich in het midden van het
dashboard en is ontworpen om een
tablet op te bevestigen.
Om het te gebruiken, gaat u als volgt te
werk fig. 88:
plaats de hendel A omlaag om de
vergrendelingen B te ontgrendelen;
plaats de tablet tussen de
vergrendelingen B;
86 F1A0395
plaats de hendel A omhoog om het
STOPCONTACT apparaat vast te zetten.
85 F1A0095
(voor bepaalde versies/markten) 41) 42) 43)
Het stopcontact bevindt zich op de
middenconsole, vlakbij de
sigarettenaansteker.
Om hem te gebruiken, het deksel A fig.
87 openen.

50
TACHOGRAAF De installatie en verzegeling van de
tachograaf wordt door bevoegd
Raadpleeg voor de werking en het personeel verzorgd: raak het apparaat
gebruik van de tachograaf het door de en de bijbehorende voedings- en
fabrikant geleverde instructieboek. registratiekabels nooit aan. De eigenaar
Voertuigen (met of zonder aanhanger) van het voertuig waarin de tachograaf
met een gewicht van meer dan 3,5 ton, is geïnstalleerd, dient de tachograaf
moeten uitgerust zijn met een regelmatig te laten keuren.
tachograaf. Het systeem moet ten minste elke twee
88 F1A0342
jaar gekeurd en getest worden om de
BELANGRIJK Elke verandering aan het juiste werking ervan vast te stellen. Laat
controle-instrument of aan het na elke controle het gegevensplaatje
signaaltransmissiesysteem, die de vernieuwen en controleer of de
BELANGRIJK
registratie door het controle-instrument voorgeschreven gegevens erop zijn
beïnvloedt, vooral m.b.t. frauduleus aangegeven.
41) De aansteker wordt zeer heet. Wees gebruik, is strafbaar.
voorzichtig en zorg dat hij niet wordt
gebruikt door kinderen: brandgevaar en/of
gevaar voor brandwonden.
BELANGRIJK Als het voertuig is
voorzien van een tachograaf en 5
42) Laat tijdens het rijden de werktafel niet
in de verticale stand staan. dagen niet wordt gebruikt, is het
43) Om gevaarlijke situaties te voorkomen,
raadzaam om de minpool van de accu
is het verboden de tablethouder te los te koppelen om ontlading van de
bewegen en het apparaat te gebruiken accu te voorkomen.
terwijl u rijdt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik voor het schoonmaken van het
apparaat geen schurende
reinigingsmiddelen of oplosmiddelen.
Gebruik voor het schoonmaken van de
buitenkant een vochtige doek of
eventueel speciale producten voor de
verzorging van synthetische materialen.

51
AUTOMATISCHE Als na bediening van een knop de led

KENNISMAKING MET DE AUTO


NIVEAUREGELING blijft branden (gedurende ongeveer
LUCHTVERING 5 seconden) in plaats van te knipperen,
dan betekent dit dat de regeling tijdelijk
niet beschikbaar is.
ALGEMENE INFORMATIE Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
Het systeem werkt alleen op de onvoldoende luchtreserve: de functie
achterwielen in. wordt hersteld door de motor te
Het systeem houdt de achterste starten;
rij-instelling van het voertuig onder alle 89 F1A0170 het systeem heeft een
beladingscondities constant, terwijl een drempelbedrijfstemperatuur bereikt:
Handmatig verstellen
groter rijcomfort wordt gegarandeerd. wacht enkele minuten om het te laten
5) afkoelen voordat de knoppen weer
HOOGTEREGELING
De gewenste hoogte kan ingesteld worden bediend.
Er zijn 7 van te voren vastgestelde Het niveau dat geselecteerd is bij
worden als het voertuig stil staat, met
niveaus voor de vrije hoogte vanaf de stilstaand voertuig wordt gehandhaafd
de motor in- of uitgeschakeld.
grond: van “rij-instelling -3” tot tot een snelheid van ongeveer 20 km/h;
Door knop A minder dan 1 seconde in
“rij-instelling 0” tot “rij-instelling +3”. wanneer deze snelheid wordt
te drukken, wordt het volgende hogere
De uitrusting wordt op het overschreden, zal het systeem het
niveau geselecteerd. Door knop A
multifunctionele display weergegeven normale niveau automatisch herstellen:
langer dan 1 seconde ingedrukt
Automatische regeling te houden, wordt rechtstreeks het "rij-instelling 0".
maximumniveau geselecteerd:
Tijdens het rijden geeft het systeem
"rij-instelling +3".
automatisch aan dat het voertuig zich in BELANGRIJK
Door knop B minder dan 1 seconde in
'rij-instelling 0' bevindt en houdt dit
te drukken, wordt het volgende lagere
constant. 5) Controleer, alvorens handmatig te
niveau geselecteerd. Door knop B
Tijdens de regeling knippert de led op regelen met geopende portieren, of er
langer dan 1 seconde ingedrukt voldoende ruimte rond het voertuig is voor
de knop (A of B fig. 89) die
te houden, wordt rechtstreeks het een dergelijke handeling.
overeenkomt met de rijrichting.
minimumniveau geselecteerd:
"rij-instelling -3".
Tijdens de regeling knippert de led op
de knop (A of B) die overeenkomt
met de rijrichting.

52
OPTIONELE
ACCESSOIRES

INBOUWVOORBEREIDING
TELEPASS OP DE
REFLECTERENDE
VOORRUIT
(voor bepaalde versies/markten)
Als het voertuig is uitgerust met een
91 F1A0311
reflecterende voorruit, installeer dan de
Telepass in de zone die is aangegeven
in fig. 90 - fig. 91.

90 F1A0310

53
KENNISMAKING MET HET
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL INSTRUMENTENPANEEL

In dit deel van het instructieboek vindt u BEDIENINGSPANEEL EN -INDICATIE AANVULLENDE


alle informatie die u nodig hebt om het BOORDINSTRUMENTEN................ 56 STORING ............................................ 73
instrumentenpaneel goed te begrijpen, -DPF (ROETFILTER) WORDT
te interpreteren en te gebruiken. DISPLAY ........................................ 58 SCHOONGEMAAKT............................ 74
-REMBLOKSLIJTAGE.......................... 75
TRIP COMPUTER ........................... 60 -DRIVING ADVISOR ............................ 75
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 62 -TPMS-SYSTEEM ............................... 76
-REMVLOEISTOF BENEDEN -DIMLICHT .......................................... 77
PEIL/HANDREM AANGETROKKEN..... 62 -FOLLOW ME HOME .......................... 77
-STORING EBD ................................... 63 -RICHTINGAANWIJZER LINKS............ 77
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 63 -RICHTINGAANWIJZER RECHTS........ 77
-GORDELVERKLIKKER ....................... 64 -MISTLAMPEN .................................... 77
-TE HOGE -CRUISE CONTROL ............................ 78
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 65 -SPEED LIMITER ................................. 78
-LAADSTROOM ACCU -AUTOMATISCHE INSCHAKELING
ONVOLDOENDE ................................. 65 GROOTLICHT ..................................... 78
-MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............. 66 -GROOTLICHT .................................... 78
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 66 -"UP" FUNCTIE ................................... 79
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET -STORING BUITENVERLICHTING ....... 80
GOED GESLOTEN .............................. 67 -DEFECT
-STORING STUURBEKRACHTIGING .. 67 WAARSCHUWINGSLAMPJE LAGE
-STORING AUTOMATISCHE MOTOROLIEDRUK.............................. 80
NIVEAUREGELING .............................. 67 -STORING REMLICHTEN .................... 80
-STORING -STORING AUTOMATISME
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 69 GROOTLICHT KOPLAMPEN ............... 81
-STORING -KANS OP GLAD WEGDEK................. 81
UREUM-INSPUITSYSTEEM................. 70 -SNELHEIDSLIMIET
-STORING ABS ................................... 70 OVERSCHREDEN ............................... 81
-BRANDSTOFRESERVE...................... 71 -GEPROGRAMMEERD
-STORING VOORGLOEIBOUGIES / ONDERHOUD ..................................... 81
VOORGLOEISYSTEEM ....................... 71 -BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU WERKING GETREDEN ........................ 82
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) ... 72 -INDICATIE STORING
-STORING STARTBLOKKERING - COMFORT-MATIC-SYSTEEM.............. 82
FIAT CODE .......................................... 72 -STORING PARKEERSENSOR ............ 82
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 72

54
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR............................................. 82
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION.................................... 83
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................. 83
-START&STOPSYSTEEM
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN ........ 83
-STORING START&STOP.................... 84
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) ... 85
-WATER IN DIESELFILTER
(Dieselversies) ...................................... 86

55
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL .

Versies met multifunctioneel display

92 F1A0356

A. Snelheidsmeter – B. Scherm – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter


met reservelampje

56
Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display

93 F1A0358

A. Snelheidsmeter – B. Scherm – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter


met reservelampje
6)

BELANGRIJK

6) Als de wijzer van de koelvloeistoftemperatuur in de rode zone komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.

57
DISPLAY E Stand hoogteregeling koplampen E Buitentemperatuur (voor bepaalde

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL


(alleen bij ingeschakeld dimlicht). versies/markten)
SCHAKELINDICATOR
(voor bepaalde versies/markten) OPMERKING Wanneer een portier (voor bepaalde versies/markten)
wordt geopend, wordt het display
Het voertuig kan uitgerust zijn met een Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
ingeschakeld en worden het tijdstip en
multifunctioneel display of met een adviseert de bestuurder wanneer een
het aantal afgelegde kilometers of
herconfigureerbaar multifunctioneel andere versnelling in te schakelen
mijlen enkele seconden weergegeven.
display, waarop informatie kan worden via een speciale melding op het
weergegeven die tijdens het rijden "STANDAARD" SCHERM instrumentenpaneel.
nuttig en noodzakelijk is. HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL Via de GSI wordt de bestuurder
"STANDAARD" SCHERM DISPLAY gewaarschuwd dat een andere
MULTIFUNCTIONEEL versnelling brandstofbesparing kan
DISPLAY Het standaardscherm toont de
opleveren.
volgende informatie fig. 95:
Het standaardscherm toont de Wanneer het pictogram SHIFT UP
volgende informatie fig. 94: ( SHIFT) op het display wordt
getoond, geeft GSI het advies om een
hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN ( SHIFT) wordt getoond, GSI
de bestuurder adviseert een lagere
versnelling in te schakelen.

BELANGRIJK De aanduiding op het


95 F1A1041 display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
94 F1A1040
A Tijd rijomstandigheden niet terugkeren naar
B Datum of weergave dagteller in een situatie waarin schakelen niet
A Datum kilometers (of mijlen) nodig is om het verbruik te
B Kilometerteller (afgelegde afstand in C Kilometerteller (weergave aantal optimaliseren.
km of mijlen). gereden kilometers/mijlen)
C Klok. D Stand hoogteregeling koplampen
D Buitentemperatuur (alleen bij ingeschakeld dimlicht)

58
MOTOROLIENIVEAU- De symbolen doven geleidelijk aan om Vervolgens, wanneer de termijn voor
METER het dalende olieniveau aan te geven. het verversen van de motorolie bijna is
(voor bepaalde versies/markten) Er branden vier of vijf symbolen verstreken, verschijnt de resterende
De meter geeft de hoeveelheid olie in wanneer de oliehoeveelheid voldoende afstand tot de volgende olieverversing
de motor grafisch weer. is. Als het vijfde symbool niet brandt, op het display. Wanneer dit
Bij het draaien van de contactsleutel duidt dit niet op een defect of op een onderhoudsinterval is verstreken,
naar de stand MAR, toont het display tekort aan olie in het oliecarter. verschijnt een speciaal bericht op het
fig. 96 - fig. 97 het oliepeil door middel Als het olieniveau zich onder het display.
van de inschakeling/uitschakeling minimumpeil bevindt, dan verschijnt er BEDIENINGSKNOPPEN
van vijf symbolen. een bericht op het display dat het
minimum motorolieniveau aangeeft en
waarschuwt dat er bijgevuld moet
worden.
MODE

BELANGRIJK Controleer het juiste


olieniveau altijd met behulp van de
oliepeilstok (zie paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de 98 F1A0304
96 - Versies met multifunctioneel display F1A0354 symbolen die het olieniveau aangeven
en: Om de schermpagina en de
Wanneer het onderhoudsinterval betreffende opties naar
bijna is verstreken, wordt de resterende beneden te doorlopen of om
Liv.olio
tijd tot de volgende servicebeurt de weergegeven waarde te
weergegeven en gaat het lampje õ op verhogen.
MIN MAX
het instrumentenpaneel branden. MODUS Kort indrukken om het menu te
Wanneer deze onderhoudsdatum wordt openen en/of naar het
bereikt, verschijnt een speciaal bericht volgende scherm te gaan of de
op het display; gekozen menuoptie te
97 - Versies met herconfigureerbaar bevestigen. Ingedrukt houden
multifunctioneel display F1A0355 om naar het standaardscherm
terug te keren.

59
Om de schermpagina en de Sensor koplampen TRIP COMPUTER
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
betreffende opties naar boven Flanklichten
te doorlopen of om de Regensensor
weergegeven waarde te
Inschakeling Trip B IN HET KORT
verlagen.
Verkeersborden
OPMERKING De knoppen en Tijd instellen De Trip-computer geeft informatie
schakelen als volgt verschillende Datum instellen over de werking van het voertuig
functies in, afhankelijk van de situatie: Autoclose weer op het display, wanneer de
Regeling lichtsterkte Eenheden contactsleutel in de stand MAR staat.
interieurverlichting Hiermee kunnen twee afzonderlijke
Taal
- bij ingeschakeld stadslicht en functies worden aangemaakt, “Trip A”
Volume waarschuwingen en Trip B” genaamd, waarmee
standaardscherm, kan de lichtsterkte Onderhoud
van de interieurverlichting worden grootheden tijdens een reis met het
Passagiersairbag voertuig kunnen worden vastgelegd.
ingesteld.
Dagrijlichten Beide functies werken onafhankelijk
Set-up-menu van elkaar. Beide functies kunnen
Automatisch grootlicht
- hiermee kan binnen het menu naar gereset worden (reset – begin van
Menu afsluiten
beneden en naar boven gebladerd een nieuwe reis).
Druk op de knop of om
worden; binnen het menu te navigeren; een keer
- hiermee kunnen tijdens het instellen op de knoppen om door het
de waarden verhoogd of verlaagd “Trip A” geeft informatie over:
instellingenmenu te scrollen.
worden. De bedieningswijzen verschillen Buitentemperatuur
SET-UP-MENU afhankelijk van de gekozen optie. Bereik
Afgelegde afstand A
Setup-menufuncties
Gemiddeld verbruik A
Het Setup-menu wordt geactiveerd
Huidig verbruik
door de MODE knop kort in te drukken.
Het menu biedt de volgende functies: Gemiddelde snelheid A
Menu Reistijd A (rijtijd)
Aan Reset Trip A
Hoogteregeling koplampen
Snelheidswaarschuwing

60
“Trip B” is alleen beschikbaar op
multifunctionele displays en geeft
informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B.
7)

Trip verlaten
De TRIP functie wordt automatisch
verlaten nadat alle waarden zijn
weergegeven of door de MODE knop
langer dan 1 seconde ingedrukt te
houden.

BELANGRIJK

7) "Trip B" kan worden uitgeschakeld (zie


"Trip B inschakelen"). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik" kunnen
niet worden gereset.

61
LAMPJES EN BERICHTEN
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Het waarschuwingslampje gaat branden, samen met (als dat op het instrumentenpaneel mogelijk is) een specifiek bericht en/of
een geluidssignaal. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom
geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de
instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden herhaaldelijk en langdurig weergegeven. Minder
ernstige storingen worden kort herhaaldelijk weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide categorieën
kan onderbroken worden. Het lampje op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is verholpen.

Lampjes op instrumentenpaneel

Wat het betekent Wat te doen

REMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM


AANGETROKKEN
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid en
moet enkele seconden later doven.

Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of


Remvloeistofniveau te laag
het lampje gedoofd is.
Dit lampje gaat branden wanneer het
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat branden (bij
remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het
sommige versies verschijnt ook een bericht op het
minimumpeil bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het
rood display), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
remcircuit.
contact op met het Fiat Servicenetwerk.

Zet de handrem los, controleer daarna of het lampje


Handrem aangetrokken
gedoofd is.
Het lampje gaat branden wanneer de handrem is
Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact
aangetrokken.
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.

62
Wat het betekent Wat te doen

STORING EBD
rood Wanneer de waarschuwingslampjes (rood),
(geel) en (geel) (voor bepaalde versies/
markten) bij draaiende motor tegelijk gaan branden, Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van
dan is er een storing in het EBD-systeem of is het het Fiat Servicenetwerk om het systeem onmiddellijk te
systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de laten controleren.
geel achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren
waardoor de auto begint te slippen.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.

geel

STORING AIRBAGSYSTEEM
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Het lampje blijft continu branden als er een storing in 44) 45)

het airbagsysteem aanwezig is.


rood
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.

63
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

GORDELVERKLIKKER
(voor bepaalde versies/markten)
Neem, voor permanente uitschakeling van het
Het waarschuwingslampje blijft continu branden bij
geluidssignaal (de zoemer) van het SBR-systeem.
stilstaand voertuig als de veiligheidsgordel van de
(Seat Belt Reminder)-systeem neem contact op met
bestuurder niet is vastgemaakt.
een Fiat Servicenetwerk. Met het multifunctionele
Het lampje gaat knipperen en er klinkt een
display kan het systeem ook geheractiveerd worden
rood geluidssignaal als het voertuig rijdt en de
via het instellingenmenu.
veiligheidsgordel van de bestuurder niet goed is
vastgemaakt.

STORING COMFORT-MATIC-VERSNELLINGSBAK
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele
seconden doven. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Het waarschuwingslampje op het paneel gaat Servicenetwerk in geval van een storing in de
knipperen (samen met een bericht op het transmissie om het systeem te laten controleren.
herconfigureerbare multifunctionele display en een
zoemer) om een defect in de versnellingsbak aan te
geven.

64
Wat het betekent Wat te doen

Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet


de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in
het reservoir onder het MIN-teken staat. Als dit het
geval is, wacht dan tot de motor is afgekoeld, draai
vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul
koelvloeistof bij en controleer of het peil tussen het
MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer
ook op de aanwezigheid van vloeistoflekken. Als na
het starten het lampje opnieuw gaat branden, neem
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
dan contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het rijden hoge
even later doven. Het lampje gaat branden wanneer
prestaties gevraagd worden) en als het lampje blijft
de motor oververhit is.
branden,: minder dan snelheid en breng het voertuig
Op het display verschijnt een speciaal bericht.
tot stilstand. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende
motor en geef ietwat gas om de koelvloeistofcirculatie
te bevorderen, schakel daarna de motor uit.
Controleer of het koelvloeistofpeil correct is, zoals
hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het wordt geadviseerd om onder zware
bedrijfsomstandigheden de motor vóór het afzetten
enkele minuten te laten draaien met het gaspedaal iets
ingetrapt.

LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE


Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje branden. Het moet doven Als het lampje blijft branden, neem dan contact op met
nadat de motor is gestart (als de motor stationair het Fiat Servicenetwerk.
draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later
rood
dooft).

65
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden maar moet het doven zodra
de motor is gestart.
Het waarschuwingslampje gaat continu branden en er 8)

verschijnt een bericht op het display wanneer het


systeem detecteert dat de motoroliedruk onvoldoende
is.

MOTOROLIE VERSLECHTERD
(Alleen MultiJet versies met DPF)
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Het lampje gaat knipperen en (voor uitvoeringen/
Servicenetwerk.
markten, waar voorzien) verschijnt er een bericht op
het display wanneer het systeem detecteert dat de 46) 47)
motorolie verslechterd is.
rood Vergeet niet dat verslechtering van de motorolie wordt
Het knipperen van het lampje moet niet als een storing
versneld door:
worden beschouwd, maar wil de bestuurder erop
– overwegend gebruik van het voertuig in de stad,
wijzen dat de motorolie moet worden ververst na een
waardoor het DPF-regeneratieproces vaker wordt
normaal gebruik van het voertuig. Als de olie niet is
uitgevoerd
vervangen, zal het waarschuwingslampje ook
– gebruik van het voertuig voor korte ritten, waardoor
gaan branden en wordt het motortoerental beperkt tot
de motor de bedrijfstemperatuur niet kan bereiken
3000 tpm als een tweede drempel wordt bereikt.
– herhaald onderbreken van het regeneratieproces,
Als de olie nog steeds niet wordt ververst en het
hetgeen wordt aangegeven door het branden van het
systeem meet een verdere verslechtering tot de derde
DPF-lampje.
graad, dan wordt het toerental beperkt tot 1500 tpm
om motorschade te voorkomen.

66
Wat het betekent Wat te doen

PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET GOED GESLOTEN


Bij sommige versies gaat dit lampje branden wanneer
een of meerdere portieren of de laadruimte niet goed
gesloten zijn.
Bij sommige versies verschijnt er een bericht op het
display waarbij wordt aangegeven welk(e) portier/deur
(links/rechts voor of achter/laadruimte) niet goed
rood
gesloten is.
Als het voertuig rijdt en er een portier/de achterklep
niet goed gesloten is klinkt er een zoemer.

STORING STUURBEKRACHTIGING
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR gedraaid
wordt, gaat het lampje op het instrumentenpaneel
branden, maar het moet na enkele seconden uitgaan.
Als het lampje blijft branden, het bericht op het display Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
niet verdwijnt en er een geluidssignaal (zoemer) klinkt,
rood dan werkt de stuurbekrachtiging niet goed, het
voertuig kan wel bestuurd worden maar er is meer
kracht nodig voor de bediening van het stuurwiel.

STORING AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING


(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid,
gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele
seconden doven.
rood Het lampje gaat branden wanneer er een storing in de
automatische niveauregeling wordt gedetecteerd.

67
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL BELANGRIJK

44) Als de controlelamp niet dooft wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het rijden (terwijl er ook
een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet in werking treden bij een ongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
45) Een storing van het waarschuwingslampje wordt aangegeven door het knipperen van het waarschuwingslampje of, afhankelijk van
de versie, door het permanent branden van het symbool op het display. In dat geval kan het lampje een eventueel probleem met het
airbagsysteem misschien niet aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
46) Wanneer het lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het lampje
voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en de
garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut
geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
47) Als het waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat knipperen, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.

BELANGRIJK

8) As de controlelamp tijdens het rijden gaat branden, zet dan de motor onmiddellijk af en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.

68
Wat het betekent Wat te doen

STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de
contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje branden maar dit moet doven zodra de motor
is gestart. 9)
De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur
waarmee de werking van de controlelamp kan
worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.

Wanneer het lampje blijft branden of tijdens het rijden


gaat branden, wijst dit op een onjuiste werking van het
inspuitsysteem; met name duidt een continu brandend
geel Onder deze omstandigheden kan met gematigde
lampje op een storing in het brandstoftoevoer-/
snelheid verder gereden worden zonder te veel eisen
inspuitsysteem die zou kunnen leiden tot overmatige
aan de motor te stellen. Het langdurig rijden met
uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte
brandend lampje kan schade aan de motor
rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
veroorzaken.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
het display.
Servicenetwerk.
Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar
de storing wordt toch door het systeem in het
geheugen opgeslagen.

69
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat


Servicenetwerk.
Als het probleem niet wordt verholpen, worden verdere
meldingen gegeven op de volgende resterende
STORING UREUM-INSPUITSYSTEEM aantallen kilometers, voordat een herstart van het
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt voertuig wordt verhinderd:
een speciaal bericht op het display weergegeven (voor
400 km
bepaalde versies/markten), als een vloeistof die niet
320 km
voldoet aan de nominale eigenschappen wordt
240 km
geel ingespoten of als een gemiddeld UREUM-verbruik van
meer dan 50% wordt gedetecteerd. Wanneer nog 200 km over zijn voordat het herstarten
van de motor wordt verhinderd, wordt op het
dashboard continu een speciaal bericht weergegeven
(voor bepaalde versies/markten) en klinkt er een
geluidssignaal.

STORING ABS
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven. Rijd zeer voorzichtig wendt u zo snel mogelijk tot het
Het lampje gaat branden om een systeemstoring aan Fiat Servicenetwerk.
te geven. In dat geval blijft het remsysteem normaal
geel
werken, maar met uitsluiting van het ABS-systeem. Op
het display verschijnt een speciaal bericht.

70
Wat het betekent Wat te doen

BRANDSTOFRESERVE
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet Het lampje knippert om een storing in het systeem aan
even later doven. Het lampje gaat branden wanneer er te geven. Neem in dat geval contact op met het Fiat
nog ongeveer 10-12 liter brandstof (voor versies met Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
tankinhoud van 90-120 liter) of 10 liter (voor versies
met tankinhoud van 60 liter) in de tank zit.
geel

STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM
Gloeibougies
Dit lampje gaat branden wanneer de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid. Het lampje dooft zodra Start de motor onmiddellijk nadat het lampje is
de voorgloeibougies de van te voren ingestelde gedoofd.
temperatuur hebben bereikt.

BELANGRIJK Als de buitentemperatuur erg hoog is,


kan het lampje al na zeer korte tijd doven.
geel
Storing voorgloeisysteem
Het lampje knippert om een storing in het
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
voorgloeisysteem aan te geven.
Servicenetwerk.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.

71
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

WAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF


DIESELEMISSIE (UREUM)
(voor bepaalde versies/markten)
Het waarschuwingslampje voor een laag niveau van
het additief voor dieselemissies (UREUM)
geel gaat branden als het UREUM-niveau van het voertuig
laag is.

STORING STARTBLOKKERING - FIAT CODE


Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, knippert het lampje één keer en gaat het
vervolgens uit.
Wanneer het lampje, met de contactsleutel in de stand
MAR, blijft branden, dan wijst dit op:
een mogelijke storing (zie “Fiat Code
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk om alle
startblokkering” in het hoofdstuk “Kennismaking met
sleutels in het geheugen te laten opslaan.
het voertuig”);
geel een mogelijke inbraakpoging indien er een
diefstalalarm is; in dat geval gaat het lampje uit na
ongeveer 10 seconden.
Als het waarschuwingslampje bij draaiende motor
knippert, betekent dit dat de auto niet beschermd is
door de startblokkering.

MISTACHTERLICHTEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
geel

72
Wat het betekent Wat te doen

INDICATIE AANVULLENDE STORING


(Versies met multifunctioneel display)
Het lampje gaat onder de volgende omstandigheden
branden:
Als de brandstofnoodschakelaar in werking treedt

Storing in de verlichting (mistachterlichten, De storing kan de volgende oorzaken hebben: een of


richtingaanwijzers, remlichten,
meer lampen doorgebrand, de betreffende
kentekenplaatverlichting, stadslichten, dagverlichting,
zekering(en) doorgebrand of elektrische verbinding
automatisme grootlicht koplampen, richtingaanwijzers
aanhanger, stadslichten aanhanger) onderbroken.

In dergelijke gevallen kan het waarschuwingslampje


Storing waarschuwingslampje airbag (lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen
algemene storing knippert) aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Fiat Servicenetwerk alvorens verder te rijden.

Storing regensensor
geel
Storing sensor dieselfilter
Storing aankoppeling aanhanger
Storing audiosysteem
Storing motoroliedruksensor
Storing parkeersensor Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Water in dieselfilter Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.

BIJ VERSIES MET EEN MULTIFUNCTIONEEL


DISPLAY GAAT HET WAARSCHUWINGSLAMPJE
OOK IN DE VOLGENDE GEVALLEN BRANDEN:
Storing motoroliepeilsensor
Te laag motoroliepeil

73
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

Het lampje zal niet bij elk DPF-regeneratie branden,


maar alleen als de rijomstandigheden zodanig zijn dat
DPF (ROETFILTER) WORDT SCHOONGEMAAKT
de bestuurder hiervan op de hoogte moet worden
(voor bepaalde versies/markten)
gebracht. Het lampje dooft wanneer met het voertuig
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel
wordt gereden tot het regeneratieproces is afgerond.
naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
Dit proces duurt doorgaans ongeveer 15 minuten.
even later doven.
De optimale omstandigheden om het proces te
Het lampje gaat continu branden om de bestuurder te
voltooien worden bereikt door te rijden aan 60 km/h en
waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het
met een toerental van meer dan 2000 tpm. Als dit
verwijderen van de opgehoopte vervuilende deeltjes
geel waarschuwingslampje gaat branden, wijst dit niet op
(roet) middels regeneratie.
een storing en hoeft het voertuig dus niet naar een
Wanneer het waarschuwingslampje gaat branden,
garage te worden gebracht.
verschijnt er een specifiek bericht op het display (voor
uitvoeringen/markten, waar voorzien). 10)

48)

STORING ESC-ASR SYSTEEM/TRACTION PLUS


Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op Als het lampje niet uit gaat, of tijdens het rijden blijft
het display. branden, contact opnemen met het Fiat
Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen om aan te Servicenetwerk.
geven dat het ESC systeem in werking is getreden.

Storing Hill Holder


geel Het lampje gaat branden als het Hill Holdersysteem
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
defect is.
Fiat Servicenetwerk.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
het display.

74
Wat het betekent Wat te doen

REMBLOKSLIJTAGE
Het lampje gaat branden wanneer de remblokken voor
of achter versleten zijn. Laat de remblokken zo snel mogelijk vervangen.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
geel het display.

DRIVING ADVISOR
Als de twee lampjes branden dan betekent het dat het
systeem begonnen is met het herkennen van de
bedrijfscondities.
Wanneer het systeem de bedrijfscondities herkent,
wordt het actief, d.w.z. het kan de bestuurder met
visuele en akoestische waarschuwingen assisteren.
Daarom gaan de lampjes uit.
BELANGRIJK Als de bedrijfscondities niet langer
aanwezig zijn, is het systeem ingeschakeld maar niet
actief, en daarom gaan de twee lampjes op het
instrumentenpaneel branden.
Wanneer het systeem actief is, wordt de bestuurder,
als het voertuig een van de zijdelingse grenslijnen of
een van de twee markeringslijnen van de zijstrook
geel
nadert, gewaarschuwd met een geluidssignaal en het
aangaan van het lampje van de (rechter of linker)
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Een storing van het systeem wordt aangegeven door
het aangaan van de waarschwingslampjes van de
richtingaanwijzers en op het display, samen met
een geluidssignaal en een speciaal bericht.

75
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

TPMS-SYSTEEM
Storing TPMS
Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
seconden en blijft daarna permanent branden (er
Fiat Servicenetwerk.
verschijnt ook een speciaal bericht op het display) om
aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld of
defect is.

Lage bandenspanning
In dat geval wordt geadviseerd de correcte
geel Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te
bandenspanning te herstellen.
geven dat de spanning van een of meer banden lager
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere
is dan de aanbevolen waarde en/of dat de band
lekke banden, want dit kan de bestuurbaarheid van de
langzaam leegloopt. Onder deze omstandigheden
auto in gevaar brengen. Breng het voertuig tot
kunnen de optimale levensduur van de banden en het
stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
brandstofverbruik niet gegarandeerd worden.

BELANGRIJK

48) Pas de rijsnelheid aan de verkeers- en weersomstandigheden aan en neem de wegenverkeerswetgeving in acht. De motor afzetten terwijl
het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie. Daarom wordt steeds aanbevolen te wachten tot het lampje is gedoofd alvorens de motor af te zetten, zoals hiervoor
is beschreven. Het wordt sterk afgeraden de DPF-generatie bij stilstaand voertuig te voltooien.

BELANGRIJK

9) Als, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, het lampje niet gaat branden, continu blijft branden of gaat knipperen
tijdens het rijden (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), zo snel mogelijk contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
10) Tijdens de regeneratie kan de ventilator worden ingeschakeld.

76
Wat het betekent Wat te doen

DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt
ingeschakeld.

FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (en er verschijnt ook een
bericht op het display) wanneer deze functie in gebruik
groen is (zie de paragraaf “Follow me home” in "
Buitenverlichting"in het hoofdstuk "Kennismaking met
het voertuig").

RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen
met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop
groen voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.

RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of,
samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de
groen knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.

MISTLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
groen

77
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
Als de sleutel in de MAR-stand wordt geplaatst, gaat
het waarschuwingslampje op het display branden en
het moet na enkele seconden doven als de Cruise
Control is uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje is op het display gaan
groen branden nadat de Cruise Control-schakelaar op ON is
geplaatst of , afhankelijk van de versie. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het
display.

SPEED LIMITER
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje op het bedieningspaneel gaat branden
wanneer de functie ingeschakeld wordt.
Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op
groen
het display.

AUTOMATISCHE INSCHAKELING GROOTLICHT


Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht
automatisch wordt ingeschakeld.
groen

GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht wordt
ingeschakeld.
blauw

78
Wat het betekent Wat te doen

"UP" FUNCTIE
(alleen met COMFORT-MATIC-versnellingsbak, voor
bepaalde versies/markten)
De UP-functie kan alleen worden ingeschakeld als de
automatische logica van de COMFORT-MATIC-
versnellingsbak is ingeschakeld.
De UP-functie kan worden ingeschakeld door te
drukken op de UP-knop tussen de bedieningen op het
dashboard.
Wanneer deze functie is ingeschakeld, gaat het
groen waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
branden en wordt een bevestigingsbericht op het
herconfigureerbare multifunctionele display
weergegeven.

79
Meldingen op display

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL Wat het betekent Wat te doen

STORING BUITENVERLICHTING
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool wordt weergegeven wanneer er een
storing in een van de volgende lichten wordt
gedetecteerd:
richtingaanwijzers
mistachterlichten De storing kan de volgende oorzaken hebben: een of
remlichten meer lampen doorgebrand, de betreffende zekering
doorgebrand of elektrische verbinding onderbroken.
stadslicht
dagrijlichten
kentekenverlichting
achteruitrijlichten
automatisme grootlicht koplampen
stadslichten aanhanger
richtingaanwijzers aanhanger.

DEFECT WAARSCHUWINGSLAMPJE LAGE


MOTOROLIEDRUK
Het symbool verschijnt om een storing van het Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
waarschuwingslampje voor lage motoroliedruk aan te
geven.

STORING REMLICHTEN
De storing kan de volgende oorzaken hebben: een of
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
meer lampen doorgebrand, de zekering is
display)
doorgebrand of de elektrische verbinding is
Het symbool verschijnt wanneer er een defect in de
onderbroken.
remlichten wordt gedetecteerd.

80
Wat het betekent Wat te doen

STORING AUTOMATISME GROOTLICHT


KOPLAMPEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt wanneer er een storing
gedetecteerd wordt in het automatische
inschakelingssysteem van het grootlicht.

KANS OP GLAD WEGDEK


Wanneer de buitentemperatuur 3 °C of lager bedraagt
dan gaat de aanwijzing knipperen om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijke aanwezigheid van
een glad wegdek.
Dan verschijnt op het display een speciaal bericht
(alleen voor versies met multifunctioneel display).

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie “Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het voertuig”).

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
(voor bepaalde versies/markten)
Op het display verschijnt het symbool en een speciaal
bericht naast de waarschuwingen voor
geprogrammeerd onderhoud en dit bericht verdwijnt
na afloop van de vervaltermijn van de
onderhoudsbeurt. Het symbool verdwijnt nadat de
onderhoudswerkzaamheden door het Fiat
Servicenetwerk zijn verricht of na 1000 km voor de
volgende onderhoudsbeurt.

81
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

Zie voor de procedure om de


BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN WERKING
brandstofnoodschakelaar weer in te schakelen het
GETREDEN
deel "Elektrische voeding en
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
brandstofnoodschakelaar" in het hoofdstuk
display)
"Kennismaking met het voertuig". Neem contact op
Dit symbool verschijnt op het display als de
met het Fiat Servicenetwerk als de brandstoftoevoer
brandstofnoodschakelaar in werking is getreden.
nog steeds niet hersteld kan worden.

INDICATIE STORING COMFORT-MATIC-SYSTEEM


(Voor bepaalde versies/markten)
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
Servicenetwerk.
bericht om een storing van het Comfort-matic-systeem
aan te geven.

STORING PARKEERSENSOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing van de parkeersensoren aan te
geven.

STORING SYSTEEM DRIVING ADVISOR


(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt op het display en de twee
waarschuwingslampjes van de richtingaanwijzers
en gaan branden, bovendien klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een speciaal bericht.

82
Wat het betekent Wat te doen

STORING TRAFFIC SIGN RECOGNITION


Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing in het systeem Traffic Sign
Recognition aan te geven.

BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een speciaal bericht om de
bestuurder te waarschuwen dat de actieradius minder
dan 50 km bedraagt.

INSCHAKELING VAN DE ECO-FUNCTIE


ECO verschijnt op het display wanneer de "ECO"-
functie wordt geselecteerd door te drukken op de
ECO bijbehorende knop op het dashboard. Als weer op de
knop wordt gedrukt, verdwijnt het woord ECO. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal scherm in
plaats van het woord "ECO".

START&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Start&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display wanneer het
Start&Stop-systeem wordt ingeschakeld. In dit geval is
de led op de knop gedoofd (zie paragraaf
“Start&Stop-systeem” in het hoofdstuk "Kennismaking
met het voertuig").
Start&Stopsysteem uitschakelen
Er verschijnt een speciaal bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem wordt uitgeschakeld.
Wanneer het systeem uitgeschakeld is, is de led op de
knop aan.

83
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

STORING START&STOP
Als er een storing in het Start&Stop-systeem is,
verschijnt het symbool op het display samen met
een speciaal bericht.

84
Wat het betekent Wat te doen

WAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF


DIESELEMISSIE (UREUM)
De eerste waarschuwing van een laag niveau
wordt rond een bereik van 1.200 km gegeven en
wordt bepaald volgens het huidige verbruik. Het
waarschuwingslampje van een laag UREUM-niveau en
de melding om bij te vullen worden op het dashboard
weergegeven. Het waarschuwingslampje van een laag
UREUM-niveau blijft branden totdat de UREUM-tank is
bijgevuld met ten minste 3 liter UREUM.
Als niet wordt bijgevuld, wordt op de volgende
resterende aantallen kilometers een extra Vul de UREUM-tank zo snel mogelijk met ten minste 3
waarschuwing gegeven tot de UREUM-tank leeg is:
liter UREUM. Indien het bijvullen wordt gedaan met
400 km, 320 km, 240 km.
een zelfstandige UREUM tank tot nul, moet u 2
Als nog 200 km over is voordat de UREUM-tank
minuten wachten voordat u het voertuig start.
leeg is, wordt continu een bericht weergegeven op het
instrumentenpaneel en wordt een geluidssignaal
afgegeven.
Als het bereik 0 km is, geeft het display (voor
bepaalde versies/markten) een speciaal bericht weer.
In dit geval is de rijsnelheid beperkt tot 50 km/h en kan
het voertuig niet meer worden gestart nadat de motor
is afgezet.
De motor kan pas weer worden gestart als de
UREUM-tank is gevuld (met minimaal 3 liter).

49)

85
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Wat het betekent Wat te doen

WATER IN DIESELFILTER (Dieselversies)


Het lampje brandt continu tijdens het rijden (en er
verschijnt een bericht op het display) om de
aanwezigheid van water in het brandstoffilter aan te
geven.

11)

Wat het betekent Wat te doen

Bij versies uitgerust met Comfort-matic-


versnellingsbak kunnen de volgende berichten worden
weergegeven:
SCHAKELMOMENTEN BEPERKEN
HANDMATIGE MODUS NIET BESCHIKBAAR
AUTOMATISCHE MODUS NIET BESCHIKBAAR
COMFORT-MATIC- Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als het
OVERVERHITTING KOPPELING
VERSNELLINGSBAK bericht niet van het display verdwijnt.
TRAP REMPEDAAL IN - UITGESTELDE START
VERSNELLING NIET BESCHIKBAAR
MANOEUVRE NIET TOEGESTAAN
REMPEDAAL INTRAPPEN EN HANDELING
HERHALEN
ZET VERSNELLINGSPOOK IN N (vrijstand)

STORING NATURAL POWER-SYSTEEM


(alleen voor Natural Power-versies)
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Het symbool op het display verschijnt samen met een
Fiat Servicenetwerk.
bijbehorend bericht en de vier aardgasniveaus gaan
uit.

86
BELANGRIJK

49) Als de ureum-tank leeg is en de motor is afgezet, kan de motor niet meer worden gestart tot de ureum-tank is bijgevuld met ten minste 3
liter ureum.

BELANGRIJK

11) Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als het symbool
gaat branden (bij bepaalde versies verschijnt ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als het lampje onmiddellijk na het tanken gaat branden, kan het zijn dat er tijdens het
tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.

87
VEILIGHEID
VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin ABS ................................................ 89
worden de veiligheidssystemen ESC-SYSTEEM (ELECTRONIC
beschreven waarmee de auto is STABILITY CONTROL) .................... 90
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten TRACTION PLUS SYSTEEM ........... 94
worden. TPMS (TYRE PRESSURE
MONITORING SYSTEM) ................. 95
DRIVING ADVISOR ......................... 98
VEILIGHEIDSGORDELS ..................102
SBR-SYSTEEM...............................103
GORDELSPANNERS.......................103
KINDEREN VEILIG VERVOEREN.....106
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
“UNIVERSEEL ISOFIX”
KINDERZITJE..................................110
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................116

88
ABS BELANGRIJK Een inrijperiode van circa Het systeem grijpt in dergelijke situaties
500 km is nodig om het beste uit het in door het motorkoppel te regelen
Dit maakt integraal deel uit van het
remsysteem te halen: vermijd tijdens om zo de stabiliteit te bewaren en de
remsysteem en voorkomt dat een of
deze periode bruusk, herhaaldelijk veiligheid van het voertuig te verhogen.
meerdere wielen blokkeren en slippen,
of langdurig remmen.
ongeacht de toestand van het wegdek
en de remkracht, zodat het voertuig 50)
zelfs bij het remmen in noodsituaties BELANGRIJK
onder controle gehouden kan worden. IN WERKING TREDING
Het systeem grijpt in tijdens het VAN HET SYSTEEM 50) Het ABS benut zoveel mogelijk de
remmen wanneer de wielen dreigen te De bestuurder kan merken wanneer het beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
blokkeren tijdens paniekremmen of ABS wordt ingeschakeld omdat er gladde weggedeelten en neem geen
onder slechte adhesiecondities, waarbij een lichte trilling van het rempedaal onnodige risico’s.
blokkering vaker kan voorkomen. voelbaar is en het systeem iets meer 51) Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
Het ABS garandeert de geluid maakt: dit geeft aan dat de is een trilling van het rempedaal voelbaar.
richtingstabiliteit van het voertuig tijdens voertuigsnelheid moet worden Verlaag de remdruk niet en houd het
het remmen en optimaliseert aangepast aan het type wegdek rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
tegelijkertijd de remweg. waarop wordt gereden. van de conditie van het wegdek.
Het systeem verhoogt tevens de
51) 52) 53) 54) 55) 56) 57) 52) Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
controleerbaarheid en stabiliteit van de grip van de banden op het wegdek
auto wanneer op oppervlakken met MSR-SYSTEEM beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
verschillende grip voor de wielen aan (Motor Schleppmoment Regelung) de beschikbare grip aan te passen.
de rechter- en linkerzijde of in bochten 53) Het ABS kan niet de door het wegdek
Dit is een onderdeel van het ABS- geboden grip boven de limieten van de
wordt geremd.
systeem en voorkomt dat de natuurkundige wetten laten toenemen.
Het geheel wordt aangevuld met het
aandrijfwielen vergrendelen, hetgeen 54) Het ABS-systeem kan geen
EBD-systeem (Electronic Braking Force
bijvoorbeeld kan gebeuren als het ongelukken voorkomen, waaronder
Distribution) dat zorgt voor de verdeling ongelukken wegens overmatige snelheid in
gaspedaal plotseling wordt losgelaten
van de remkracht tussen de voor- en bochten, rijden op wegdek met weinig
of in het geval dat plotseling wordt
de achterwielen. grip of aquaplaning.
teruggeschakeld wegens slechte grip
55) De capaciteiten van het ABS mogen
op de weg. In deze omstandigheden nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
zou het motorremeffect ervoor kunnen wijze worden uitgetest, waardoor de
zorgen dat de aandrijfwielen slippen, persoonlijke veiligheid en die van anderen
waardoor het voertuig zijn stabiliteit in gevaar komt.
verliest.

89
56) Voor een goede werking van het ABS ESC-SYSTEEM Het ESC-systeem bestaat uit de

VEILIGHEID
moeten de banden van alle wielen van (Electronic Stability volgende subsystemen:
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven Control) Hill Holder
type en maat zijn. (voor bepaalde versies/markten) ASR
57) Ook als het noodreservewiel (voor Het ESC-systeem verbetert de HBA
bepaalde versies/markten, waar voorzien)
wordt gebruikt, blijft het ABS werken. richtingscontrole en stabiliteit van het ERM
Onthoud altijd dat het noodreservewiel voertuig onder diverse HDC
kleiner is dan een normale band, waardoor rijomstandigheden.
het minder grip levert. Het ESC-systeem corrigeert het 58) 59) 60)

onderstuur en overstuur van het


voertuig door de remkracht naar de IN WERKING TREDING
VAN HET SYSTEEM
juiste wielen te sturen. Tevens kan het
door de motor geleverde koppel Dit wordt aangegeven door het
verlaagd worden om de controle over knipperen van het lampje op het
het voertuig te behouden. instrumentenpaneel, om de bestuurder
Het ESC-systeem maakt gebruikt van te waarschuwen dat de stabiliteit en
de in het voertuig gemonteerde de grip van het voertuig kritiek zijn.
sensoren om de baan te bepalen die de INSCHAKELING VAN HET
bestuurder wil volgen en vergelijkt SYSTEEM
deze met de werkelijke baan van het Het ESC-systeem wordt automatisch
voertuig. Wanneer de werkelijke baan ingeschakeld wanneer de motor wordt
afwijkt van de gewenste baan, grijpt het gestart; het kan niet worden
ESC-systeem in om het overstuur of uitgeschakeld.
onderstuur van het voertuig te
HILL HOLDER-SYSTEEM
corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer het Dit systeem is een onderdeel van het
voertuig meer draait dan ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
overeenkomstig de hoek van het het wegrijden op hellingen.
stuurwiel zou moeten.
Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.

90
Het wordt onder de volgende Als na twee seconden niet wordt Afhankelijk van de slipomstandigheden
omstandigheden automatisch weggereden, wordt het systeem kunnen twee verschillende
geactiveerd: automatisch uitgeschakeld en wordt de regelsystemen worden geactiveerd:
helling omhoog: voertuig stilstaand remdruk geleidelijk gereduceerd. als beide aandrijfwielen doorslippen,
op een weg met een hellingsgraad Tijdens het verminderen van de reduceert het ASR-systeem het
van meer dan 5%, draaiende motor, remkracht is een geluid te horen dat motorvermogen;
ingetrapt rempedaal en de kenmerkend is voor de uitschakeling als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
versnellingsbak in de vrijstand of met van de rem, om aan te geven dat blokkeert het ASR-systeem
ingeschakelde versnelling (andere dan het voertuig gaat bewegen. automatisch het doorslippende wiel.
achteruit);
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem 61)
op een afdaling: als het voertuig
is geen parkeerrem; laat de auto dus Inschakeling/uitschakeling van het
stilstaat op een weg met een
nooit achter zonder de handrem te ASR-systeem
hellingspercentage van meer dan 5%,
hebben aangetrokken, de motor te Het ASR-systeem wordt automatisch
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
hebben uitgeschakeld en de eerste ingeschakeld wanneer de motor wordt
en de versnellingsbak in de achteruit
versnelling te hebben ingeschakeld, gestart.
geschakeld.
zodat de geparkeerde auto in veilige Tijdens het rijden kan het ASR
Tijdens het wegrijden houdt de
omstandigheden verkeert (lees ook de uitgeschakeld en vervolgens weer
regeleenheid van het ESC-systeem de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk ingeschakeld worden door op de knop
wielen geremd, totdat het nodige
"Starten en rijden"). ASR OFF (A fig. 99) te drukken.
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2 ASR (AntiSlip
62)
seconden, zodat de bestuurder de Regulation) SYSTEEM
tijd heeft om de rechtervoet van het Dit systeem is een onderdeel van het
rempedaal naar het gaspedaal te ESC-systeem. Het grijpt automatisch in
verplaatsen. als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en bij het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.

99 F1A0324

91
Wanneer het systeem wordt Er wordt maximale assistentie van het Het is niet mogelijk om de neiging tot

VEILIGHEID
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige HBA-systeem verkregen als het over de kop slaan te voorkomen
versies een bericht op het display. rempedaal zeer snel wordt ingetrapt. wanneer dit te wijten is aan redenen
Wanneer het systeem niet actief is, gaat Tevens moet het rempedaal continu, zoals met de wielen aan één kant
de led op de knop ASR OFF branden dus niet intermitterend, ingetrapt op steile hellingen rijden, botsing tegen
en verschijnt er bij sommige versies een worden tijdens het remmen, om voorwerpen of andere voertuigen.
bericht op het display. voordelen van het systeem te
66)
Als het ASR tijdens het rijden wordt verkrijgen.
uitgeschakeld, dan wordt het Verminder niet de druk op het HILL DESCENT CONTROL
automatisch, de volgende keer dat de rempedaal zolang geremd moet (HDC) SYSTEEM
auto gestart wordt, weer ingeschakeld. worden. Dit is een integraal onderdeel van het
Wanneer met sneeuwkettingen wordt Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld ESC dat erop gericht is om het voertuig
gereden, kan het handig zijn om het wanneer het rempedaal wordt tijdens de afdeling op een constante
ASR uit te schakelen: onder deze losgelaten. snelheid te houden, door op
omstandigheden levert het doorslippen zelfstandige en gedifferentieerde wijze
63) 64) 65)
van de aandrijfwielen bij het wegrijden op de remmen in te werken. Op deze
immers meer trekkracht op. ERM ELECTRONIC ROLLOVER manier zijn de stabiliteit van het voertuig
HBA SYSTEEM MITIGATION SYSTEM en rijden in alle veiligheid gegarandeerd,
(Hydraulic Brake Assist) (Electronic Rollover Mitigation) vooral bij slechte gripcondities en/of
Het systeem controleert de neiging van op steile afdalingen.
Het HBA-systeem is ontworpen om het
de wielen om van de grond te komen Rijd, om het systeem in te schakelen,
remvermogen van het voertuig tijdens
als de bestuurder extreme manoeuvres langzamer dan 25 km/h en druk op de
noodremmen te verbeteren. Het
uitvoert zoals snel bijsturen om een speciale toets A fig. 100; de led op
systeem detecteert het noodremmen
obstakel te vermijden, met name onder de toets gaat branden en het display
door de snelheid en de kracht waarmee
omstandigheden van een slecht toont een specifiek bericht.
het rempedaal wordt ingetrapt te
wegdek. Laat, zodra de gewenste snelheid is
controleren en past vervolgens de
Als dergelijke omstandigheden zich bereikt, het gas- en rempedaal volledig
optimale remdruk toe.
voordoen, grijpt het systeem in op de los (de led op de toets knippert). Als
Dit kan de remweg verkorten en dus
remmen en het motorvermogen om de u de snelheid wilt verhogen/verlagen,
vormt het HBA-systeem een aanvulling
mogelijkheid dat de wielen van de trapt u het gas-/rempedaal weer in.
op het ABS.
grond komen te beperken.
BELANGRIJK Gebruik het systeem niet
met de versnellingsbak in de vrijstand.

92
BELANGRIJK Zodra sneller dan 25 61) Voor een goede werking van de ESC-
km/h wordt gereden, wordt het en ASR-systemen is het van groot belang
dat de banden van alle wielen van hetzelfde
HDC-systeem uitgeschakeld, maar het merk en type zijn, dat ze in perfecte staat
is klaar om weer te worden verkeren en, vooral, dat ze van het
ingeschakeld (de led op de toets blijft aanbevolen type en de juiste maat zijn.
branden) als weer langzamer dan 62) De prestaties van het ESC- en het
25 km/h wordt gereden. Wordt sneller ASR-systeem mogen de bestuurder nooit
dan 50 km/h gereden, dan zal het aanmoedigen om onnodige risico's te
nemen. Pas het rijgedrag steeds aan de
HDC-systeem volledig worden conditie van het wegdek, het zicht en
100 F1A0300
uitgeschakeld (de led op de toets gaat het verkeer aan. De bestuurder is in elk
uit) en zal de zelfstandige rembediening geval verantwoordelijk voor een veilige
BELANGRIJK Het is belangrijk om een worden uitgeschakeld. Druk, om het rijstijl.
versnelling in te schakelen die geschikt systeem weer in te schakelen, opnieuw 63) Het HBA-systeem kan de grip van de
is voor de ingestelde snelheid, om te op de toets wanneer de snelheid onder banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
voorkomen dat de motor afslaat. de 25 km/h is gezakt. toenemen; rijd altijd voorzichtig,
Wanneer deze functie ingeschakeld is, overeenkomstig de toestand van het
12)
gaan de remlichten automatisch wegdek.
branden. 64) Het HBA-systeem kan geen
Ook tijdens de werking van het ongelukken voorkomen, waaronder
HDC-systeem is het mogelijk om de BELANGRIJK ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
controle over het voertuig opnieuw over
grip of aquaplaning.
te nemen door op het rem- en 58) Het ESC-systeem kan de door het 65) Het HBA-systeem is een ondersteuning
gaspedaal te drukken. wegdek geboden grip niet boven de voor de bestuurder die altijd zijn volle
Als de functie bij bediening van de toets limieten van de natuurkundige wetten laten aandacht bij het rijden moet houden. De
niet beschikbaar komt, kan dit aan toenemen. uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
oververhitting van de remmen te wijten 59) Het ESC-systeem kan geen bij de bestuurder. De prestaties van het
ongelukken voorkomen, waaronder HBA-systeem mogen nooit op
zijn. Wacht in dit geval enkele minuten
ongelukken wegens overmatige snelheid in onvoorzichtige of gevaarlijke manier getest
alvorens de functie opnieuw te bochten, rijden op wegdek met weinig worden, met de mogelijkheid dat de
gebruiken. grip of aquaplaning. veiligheid van de bestuurder, de inzittenden
60) De capaciteiten van het ESC-systeem of andere weggebruikers in gevaar komt.
BELANGRIJK Het systeem is mogen nooit op onverantwoorde en
beschikbaar bij snelheden van minder gevaarlijke wijze worden uitgetest,
dan 25 km/h. waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.

93
66) De prestaties van een voertuig met TRACTION PLUS
VEILIGHEID
ERM mogen nooit op onvoorzichtige of SYSTEEM
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de (voor bepaalde versies/markten)
bestuurder of andere mensen in gevaar
komt.
Traction Plus is een rijhulpmiddel bij het
wegrijden en optrekken in
omstandigheden van slechte grip op
BELANGRIJK niet-homogene wegoppervlakken
(sneeuw/asfalt, ijs/asfalt, modder/asfalt,
12) Langdurig gebruik van het systeem enz.), dat de aandrijfkracht gelijkmatig
kan tot oververhitting van het remsysteem over de as verdeelt wanneer een van de 101 F1A0325

leiden. Als de remmen oververhit raken, aandrijfwielen slipt.


zal het HDC-systeem, indien actief,
Werking Traction Plus
Traction Plus remt het wiel met slechte
geleidelijk uitgeschakeld worden na de Het systeem wordt bij het starten
bestuurder geïnformeerd te hebben (de led grip (of het wiel dat meer slipt dan
het andere) door de aandrijfkracht op uitgeschakeld. Druk op de knop A fig.
op de toets dooft): het kan alleen weer
geactiveerd worden wanneer de remmen het wiel met de beste grip op het terrein 101 om het Traction Plus systeem in te
voldoende zijn afgekoeld. De afstand over te brengen. schakelen: de led op de knop gaat
die u kunt reizen hangt af van de branden.
De functie kan handmatig geactiveerd
remptemperatuur en dus van de helling, de Wanneer het Traction Plus systeem
lading en de snelheid van het voertuig. worden door op knop A op het
dashboard fig. 101 te drukken en werkt wordt ingeschakeld, worden de
onder 50 km/h. Bij het overschrijden volgende functies geactiveerd:
van deze snelheid, wordt de functie de ASR-functie wordt uitgeschakeld
automatisch uitgeschakeld (de led op om het motorkoppel optimaal te
de knop blijft branden) en wordt kunnen benutten;
opnieuw ingeschakeld zodra inwerking van de
de snelheid onder 30 km/h zakt. differentieelblokkering op de vooras via
het remsysteem voor een betere
67) 68)
trekkracht op onregelmatig wegdek.
Wanneer een storing in het Traction
Plus systeem optreedt, gaat het lampje
op het instrumentenpaneel vast
branden.

94
Wanneer met sneeuwkettingen wordt TPMS (Tyre Het TPMS blijft de bestuurder een lage
gereden, kan het handig zijn om Pressure bandenspanning melden totdat deze
Traction Plus in te schakelen en op die Monitoring System) gecorrigeerd wordt; de waarschuwing
manier de ASR-functie te blokkeren: (voor bepaalde versies/markten) gaat door totdat de spanning
onder deze omstandigheden levert het overeenkomt of hoger is dan de voor
69) 70) 71) 72) 73) 74) 75) 76) 77)
doorslippen van de aandrijfwielen bij het de koude banden voorgeschreven
wegrijden immers meer trekkracht op. spanning. Wanneer het
BESCHRIJVING
waarschuwingslampje voor een lage
Het bandenspanningscontrolesysteem bandenspanning blijft branden,
BELANGRIJK (TPMS) meldt aan de bestuurder een moet de bandenspanning op de
lage bandenspanning op basis van de spanning worden gebracht die voor
67) Het Traction Plus systeem werkt alleen koude bandenspanning die voor het koude banden is voorgeschreven. Dit
effectief op wegoppervlakken die niet voertuig is voorgeschreven. controlelampje dooft na de
homogeen zijn en/of bij verschillen tussen Schommelende buitentemperaturen
de twee aandrijfwielen. automatische bijwerking van het
kunnen de bandenspanning systeem. Het kan nodig zijn om 20
68) Trap het gaspedaal, tot het einde van beïnvloeden. Dit betekent dat een
de optrekmanoeuvre, volledig in om het minuten met een snelheid van meer
volledige aandrijfkoppel over te kunnen afname van de buitentemperatuur dan 20 km/h te rijden om ervoor te
brengen op het wiel met de beste grip. overeenkomt met een afname van de zorgen dat het TPMS deze informatie
bandenspanning. ontvangt.
De bandenspanning moet altijd op OPMERKING
basis van de koude bandenspanning
Het TPMS vervangt niet het normale
worden afgesteld. De koude
onderhoud van banden en dient ook
bandenspanning is de spanning van de
niet om eventuele storingen van
banden na minstens drie uur stilstand
banden aan te geven.
van het voertuig of een rit van minder
dan 1,6 km na een pauze van drie uur. Daarom mag het TPMS niet gebruikt
De koude bandenspanning mag niet de worden als drukschakelaar tijdens de
maximum bandenspanning afstelling van de bandenspanning.
overschrijden die op de zijkant van de
band is aangegeven.
De bandenspanning neemt ook toe
tijdens het rijden met het voertuig; dit is
normaal en vereist geen aanpassing
van de bandenspanning.

95
Rijden met onvoldoende Het TPMS maakt gebruik van draadloze Stop in dit geval het voertuig zo snel

VEILIGHEID
bandenspanning veroorzaakt apparaatjes met elektronische mogelijk, controleer de
oververhitting van de banden en kan tot sensoren die op de wielvelgen zijn bandenspanning van elke band en
defecten van de banden leiden. Een gemonteerd om voortdurend de blaas ze op tot de voorgeschreven
lage bandenspanning vermindert bandenspanning te controleren. De koude bandenspanning. Het systeem
tevens de brandstofefficiency en de sensoren die op elk wiel als deel van wordt automatisch bijgewerkt en zodra
duur van het loopvlak en kan de het ventiel gemonteerd zijn, verzenden de informatie over de herstelde
handling en remwerking van het diverse gegevens van de banden naar bandenspanning is ontvangen, dooft
voertuig nadelig beïnvloeden. de ontvangermodule, om de spanning het waarschuwingslampje. Het kan
Het TPMS vervangt niet een correct te kunnen berekenen. nodig zijn om 20 minuten met een
onderhoud van de banden. De BELANGRIJK De controle en het snelheid van meer dan 20 km/h
bestuurder moet ervoor zorgen dat de behoud van de juiste spanning van alle te rijden om ervoor te zorgen dat het
juiste bandenspanning wordt banden zijn zeer belangrijk. systeem deze informatie ontvangt.
gehandhaafd, door deze met een Waarschuwing lage spanning Storingen in de werking van het
geschikte drukschakelaar te meten. Dit bandenspanningscontrolesysteem TPMS
is ook nodig indien de bandenspanning (TPMS)
Een systeemstoring wordt gemeld door
nog niet dusdanig is gedaald dat het Het systeem waarschuwt de het speciale waarschuwingslampje
controlelampje van de bandenspanning bestuurder als een of meer banden leeg dat eerst 75 seconden knippert en
gaat branden. zijn met het waarschuwingslampje daarna continu blijft branden. Dit kan in
Het TPMS waarschuwt de op het instrumentenpaneel (samen een van de volgende situaties
bestuurder in elke situatie van met een waarschuwingsbericht en gebeuren:
onvoldoende bandenspanning. Als een geluidssignaal). interferentie veroorzaakt door
deze om welke reden dan ook onder
elektronische apparatuur of door de
de limiet voor onvoldoende
nabijheid van RF-emissies die lijken op
bandenspanning daalt, waaronder lage
die van de TPMS-sensoren.
temperatuur en normaal
spanningsverlies van de band. Toepassing van donkere folie die
met de signalen van de radiogolven
De temperatuurschommelingen van
interfereert.
de seizoenen beïnvloeden de
bandenspanning. Aanwezigheid van sneeuw of ijs op
de wielen of de wielkasten.
Gebruik van sneeuwkettingen.

96
Gebruik van wielen/banden zonder 73) Het TPMS-systeem waarschuwt niet bij
TPMS-sensoren. plotseling drukverlies (bijvoorbeeld bij een
BELANGRIJK klapband). Breng in dergelijke gevallen
Het noodreservewiel is niet met een het voertuig tot stilstand en voorkom
TPM-sensor uitgerust. Daarom kan bruuske stuurbewegingen.
69) Het TPMS is geoptimaliseerd voor de
de betreffende bandenspanning niet originele banden en wielen die geleverd 74) Het systeem waarschuwt alleen dat de
door het systeem gecontroleerd zijn. De spanningen en waarschuwingen bandenspanning laag is: het is niet in
worden. van het TPMS zijn afgestemd op de maat staat om de banden op te pompen.
banden die op het voertuig zijn 75) Een te lage bandenspanning verhoogt
Als het noodreservewiel een band gemonteerd. Als een vervangende het brandstofverbruik, verkort de
vervangt met een lagere spanning dan uitrusting van verschillende maat, type of levensduur van het loopvlak en kan het
de limietspanning, zal bij de soort wordt gebruikt, kan een vermogen om de auto veilig te besturen
eerstvolgende start een geluidssignaal onregelmatige werking van het systeem of beïnvloeden.
beschadiging van de sensoren optreden.
klinken en zal het waarschuwingslampje 76) Breng altijd de dop op het ventiel aan
Niet-originele reservebanden kunnen
gaan branden. nadat de bandenspanning is gecontroleerd
de sensor beschadigen. Gebruik geen
of aangepast. Dit voorkomt binnendringen
Wanneer de oorspronkelijke band bandenafdichtmiddel of balansloodjes als
van vocht of vuil in het ventiel, wat de
gerepareerd of vervangen is en deze het voertuig met TPMS is uitgerust,
controlesensor van de bandenspanning
aangezien deze de sensoren kunnen
weer op de plaats van het zou kunnen beschadigen.
beschadigen.
noodreservewiel wordt gemonteerd, zal 77) De bij het voertuig geleverde
70) Als het systeem een spanningsafname
het TPMS zich automatisch bijwerken bandenreparatiekit (Fix&Go) (voor bepaalde
van een bepaalde band aangeeft, wordt
en het lampje doven, op voorwaarde versies/markten) is compatibel met de
geadviseerd om de spanning van alle vier
TPMS-sensoren; het gebruik van
dat de spanning van geen van de de banden te controleren.
afdichtmiddelen die niet gelijkwaardig zijn
vier banden lager is dan de 71) Het TPMS ontslaat de bestuurder niet aan het middel uit de oorspronkelijke kit
limietspanning. Het kan nodig zijn om van de verplichting om de bandenspanning kan de werking ervan negatief beïnvloeden.
elke maand te controleren en mag niet Als andere dan de originele
20 minuten met een snelheid van meer
beschouwd worden als een systeem dat afdichtmiddelen worden gebruikt, wordt
dan 20 km/h te rijden om ervoor te het onderhoud of de veiligheid vervangt. geadviseerd de TPMS-sensoren te laten
zorgen dat het TPMS deze informatie 72) De bandenspanning moet bij koude controleren door een gekwalificeerd
ontvangt. banden gecontroleerd worden. Als de reparatiecentrum.
bandenspanning om welke reden dan ook
bij warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de spanning niet
worden verlaagd, ook wanneer de
gemeten waarde hoger is dan de
voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.

97
DRIVING ADVISOR WERKING Het systeem wordt telkens

VEILIGHEID Het systeem is altijd ingeschakeld als ingeschakeld als de autosleutel een
(rijstrookwaarschuwing)
de motor loopt. Het kan worden cyclus maakt en met de herkenning van
(voor bepaalde versies/markten)
uitgeschakeld of opnieuw worden de werkingsomstandigheden wordt
78) 79) 80)
ingeschakeld door op de knop A fig. begonnen (omstandigheden worden
De Driving Advisor is een 102 op het dashboard te drukken (zie aan de bestuurder doorgegeven als de
waarschuwingssysteem dat de de volgende beschrijving). 2 richtingswaarschuwingslampjes
bestuurder informeert dat hij de rijbaan en op het instrumentenpaneel
verlaat in geval van afleiding. gaan branden).
Er is een videosensor gemonteerd op Wanneer het systeem de
de voorruit, in de buurt van de bedrijfscondities herkent, wordt het
achteruitkijkspiegel, die de actief, d.w.z. het kan de bestuurder met
markeringslijnen op de weg en de visuele en akoestische waarschuwingen
plaats van het voertuig ten opzichte assisteren. Daarom doven de twee
daarvan detecteert. richtingswaarschuwingslampjes en
op het instrumentenpaneel om te
BELANGRIJK Bij voertuigen met Driving voorkomen dat te vaak
Advisor, wordt geadviseerd contact op 102 F1A0322 waarschuwingen worden gegeven
te nemen met het Fiat Servicenetwerk tijdens ritten bij lage snelheid binnen de
als de voorruit vervangen moet worden. De led op de knop gaat branden om bebouwde kom of op kronkelwegen.
Ook als deze ingreep wordt uitgevoerd aan te geven dat het systeem is
door een gespecialiseerd centrum ingeschakeld en er verschijnt een BELANGRIJK Wanneer de
voor het vervangen van ruiten, blijft het speciaal bericht op het display. bovengenoemde omstandigheden niet
noodzakelijk om naar het Fiat Wanneer het systeem ingeschakeld is, langer aanwezig zijn, blijft het systeem
Servicenetwerk te gaan om de camera is de led op de betreffende knop uit. Als inactief in werking. De bestuurder wordt
te laten kalibreren. de gebruiker het systeem uitschakelt, gewaarschuwd doordat de 2
gaat de led op de knop constant richtingswaarschuwingslampjes en
branden en verschijnt een bijbehorend op het instrumentenpaneel continu
bericht op het display om te bevestigen gaan branden.
dat het systeem is uitgeschakeld.

98
WERKINGS- INSCHAKELING/ HET SYSTEEM
OMSTANDIGHEDEN UITSCHAKELING VAN UITSCHAKELEN
VOOR INSCHAKELING HET SYSTEEM
Handmatige bediening
Als het systeem eenmaal is Als het systeem actief is als het voertuig
Het systeem kan uitgeschakeld worden
ingeschakeld, wordt het alleen actief als dichtbij een van de zijmarkeringen of
door de knop A fig. 102 op het
aan de volgende voorwaarden is een van de twee rijbaanmarkeringen
dashboard in te drukken.
voldaan: komt, wordt de bestuurder
De led op de knop gaat branden en er
rijrichting vooruit (achteruit niet gewaarschuwd met een geluidssignaal
verschijnt een bericht op het display om
ingeschakeld); (afkomstig van de gekruiste lijn als
te bevestigen dat het systeem is
het systeem detecteert geen fouten; het voertuig is uitgerust met
uitgeschakeld.
radionavigatiesysteem) en het oplichten
kalibratie in uitvoering;
van het bijbehorende Automatische modus
voertuigsnelheid tussen 60 km/h en richtingswaarschuwingslampje ( of
maximumsnelheid van het voertuig; Als Start&Stop actief is, wordt het
).
systeem automatisch uitgeschakeld.
aanwezigheid van niet versleten Als de bestuurder de richtingaanwijzer
Het systeem wordt opnieuw
rijbaanmarkeringen die aan beide zijden inschakelt om van rijbaan te wisselen of
ingeschakeld en controleert de
zichtbaar zijn; om te passeren, wordt de
werkingsomstandigheden weer nadat
geschikte zichtomstandigheden; waarschuwing door het systeem
het voertuig is gestart.
rechte lijn of ruime bochten; uitgeschakeld.
Blijft de bestuurder opzettelijk bij de SYSTEEMSTORING
voldoende zicht (veilige afstand
rijbaanwisselmanoeuvre, dan In het geval van een storing, informeert
vanaf de voorligger);
onderbreekt het systeem de het systeem de bestuurder hierover
richtingaanwijzers niet ingeschakeld waarschuwing, maar blijft ingeschakeld via een bericht op het display, een
in de richting van waar de rijbaan wordt als de werkingsomstandigheden niet geluidssignaal en de weergave van het
verlaten (bijv. rijbaan naar rechts goed zijn of actief als de symbool op het display (voor
verlaten en rechterrichtingaanwijzer omstandigheden worden overschreden bepaalde versies/markten).
ingeschakeld); (zie de betreffende paragraaf).
rijrichting komt steeds dichter bij BELANGRIJKE OPMERKINGEN
rijbaanmarkeringen (baan van voertuig De Driving Advisor kan niet werken
valt binnen de rijbaanmarkeringen); door een niet goed gebalanceerde en
voertuig niet steeds dichtbij te zware lading.
rijbaanmarkeringen.

99
De werking van het systeem kan soms 79) De Driving Advisor is geen automatisch

VEILIGHEID
negatief beïnvloed worden door de rijsysteem en vervangt de bestuurder niet
bij het onder controle houden van het
vorm van het terrein/de weg waarop traject van het voertuig. De bestuurder is
wordt gereden (bijv. hobbels), persoonlijk verantwoordelijk om voldoende
omstandigheden van slecht zicht (bijv. aandacht voor het verkeer en de
mist, regen, sneeuw), omstandigheden wegomstandigheden te houden en voor
van extreem licht (bijv. verblinding het veilig onder controle houden van het
traject van het voertuig.
door de zon, duisternis), vervuiling of
80) In het geval van onduidelijke,
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de overlappende of ontbrekende
voorruit in de zone voor de camera. rijstrookbelijning, kan het zijn dat het
De Driving Advisor kan niet werken systeem de bestuurder niet assisteert: in
door een storing in de volgende dit geval is de Driving Advisor inactief.
veiligheidssystemen: ABS, ESC, ASR
en Traction Plus.
De werking van het systeem kan
negatief beïnvloed worden door
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (bijv. verblinding
door de zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone voor de camera.
De zone van de voorruit rond de
camera mag niet gedeeltelijk of geheel
worden afgedekt door voorwerpen (bijv.
stickers, beschermfolie, enz.).

BELANGRIJK

78) Als de camera zijn positie verliest door


een variatie in lading, kan het zijn dat het
systeem tijdelijk niet werkt om te zorgen
dat de camera een zelfkalibratie kan
uitvoeren.

100
TABEL SAMENVATTING VAN SIGNALEN TIJDENS HET GEBRUIK VAN DE DRIVING
ADVISOR

Status van de led Bericht op het Status van het symbool op Geluidssignaal Betekenis
op de knop display het display

Uitschakeling – – – systeem actief (automatisch


voor elke sleutelcyclus)

Driving Advisor en systeem actief bij afwijkende


Uitschakeling -
ingeschakeld werkingsomstandigheden
waarschuwingslampjes continu
brandend
systeem actief bij vereiste
Uitschakeling Driving Advisor - - werkingsomstandigheden: het
ingeschakeld systeem kan geluids-/visuele
waarschuwingen geven
het systeem is actief en herkent
de werkingsomstandigheden:
Uitschakeling - Ja
waarschuwingslampje knippert waarschuwing voor afwijking
van de linkermarkering
het systeem is actief en herkent
Uitschakeling - Ja de werkingsomstandigheden:
waarschuwingslampje knippert waarschuwing voor afwijking
van de rechtermarkering
Het systeem is handmatig
Aan Driving Advisor uit - nee uitgeschakeld
Driving Advisor niet Het systeem is defect: ga naar
Aan beschikbaar - zie Ja het Fiat Servicenetwerk
handleiding storingslampje
Driving Advisor niet
Aan beschikbaar - de Ja
systeemstoring: voorruit
camera aan de storingslampje
reinigen
voorzijde reinigen

101
VEILIGHEIDS- GEBRUIK VAN DE Bovendien blokkeert de oprolautomaat

VEILIGHEID
GORDELS VEILIGHEIDSGORDELS als de gordel snel word uitgetrokken
De veiligheidsgordel moet omgelegd of bij hard remmen, botsingen en bij
IN HET KORT worden terwijl men goed rechtop, met bochten die op hoge snelheid worden
de rug tegen de rugleuning zit. genomen.
Pak, om de gordel om te leggen, gesp
Alle stoelen van het voertuig zijn 81)
A fig. 103 en steek deze in de sluiting
uitgerust met veiligheidsgordels met HOOGTEREGELING
B, totdat de klik van het vergrendelen
drie verankeringspunten en een
wordt gehoord. (Voor bepaalde versies/markten)
oprolautomaat. Het mechanisme van
de oprolautomaat werkt door Om in te stellen, op knop A fig. 104
vergrendeling van de gordel wanneer drukken en hendel B naar boven of
er heftig geremd wordt of bij een naar beneden zetten.
sterke deceleratie wegens een 82) 83)
botsing. Zo kan de gordel vrij
De veiligheidsgordel moet altijd
schuiven en kan hij zich aanpassen
ingesteld worden op basis van de
aan het lichaam van de inzittende. In
lengte van degene die op de stoel zit.
het geval van een ongeval, zal de
Dit reduceert het risico op
gordel geblokkeerd worden waardoor
verwondingen bij een ongeval
het risico van de botsing binnenin
103 F1A0145 aanzienlijk.
het interieur en van het naar buiten
De gordel is goed afgesteld als hij
geslingerd worden van een persoon Als tijdens het uittrekken de gordel blijft
halverwege tussen de nek en het
beperkt wordt. De bestuurder moet blokkeren, laat hem dan een stukje
uiteinde van de schouder ligt.
zich aan alle plaatselijke wettelijke teruglopen en trek hem vervolgens
voorschriften met betrekking tot de langzaam uit.
verplichting en de manier waarop de Druk op knop C fig. 103 om de gordel
gordel wordt gebruikt houden en los te maken. Begeleid de gordel
moet er ook voor zorgen dat andere tijdens het teruglopen, zodat hij niet
inzittenden van het voertuig deze draait.
voorschriften naleven. Maak de De oprolautomaat kan blokkeren als het
veiligheidsgordels altijd vast alvorens voertuig op een steile helling staat: dit
weg te rijden. is volkomen normaal.

104 F1A0146

102
Veiligheidsgordel met SBR-SYSTEEM GORDELSPANNERS
oprolautomaat voor middelste
zitplaats voor Voor een nog doeltreffender
IN HET KORT
De tweepersoonsbank voorin is bescherming zijn de veiligheidsgordels
voorzien van een ingebouwde van de voorstoelen voorzien van
Het voertuig is voorzien van een gordelspanners. Bij een frontale of
veiligheidsgordel (oprolautomaat op
SBR-systeem (Seat Belt Reminder) zijdelingse botsing, trekken de
stoel) met drie verankeringspunten voor
dat bestaat uit een zoemer die samen gordelspanners de gordel enige
de middelste plaats fig. 105.
met het knipperende centimeters aan. Op die manier worden
waarschuwingslampje op het de inzittenden veel beter op hun plaats
instrumentenpaneel de bestuurder gehouden en wordt de voorwaartse
waarschuwt dat zijn gordel of (voor beweging ingeperkt.
bepaalde versies/markten) die van de Het blijkt dat de gordelspanners
passagiers niet goed is bevestigd. hebben gewerkt als de gordel niet meer
opgerold wordt.
Tijdens de werking van de
Voor het permanent uitschakelen van gordelspanner kan er wat rook
dit systeem, contact opnemen met het ontsnappen. Deze rook is niet
105 F1A0147 Fiat Servicenetwerk. schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
Het SBR-systeem kan ook via het De gordelspanner vereist geen
setup menu van het display opnieuw onderhoud of smering. Elke
BELANGRIJK worden ingeschakeld. verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
81) Druk nooit op knop C fig. 103 tijdens benadelen. Als de inrichting door
het rijden. uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
82) De hoogte van de veiligheidsgordels (bijv. overstromingen, vloedgolven,
mag alleen ingesteld worden bij stilstaande enz.) met water of modder in contact is
auto. geweest, neem dan contact op met
83) Controleer na de afstelling altijd of de het Fiat Servicenetwerk om hem te
beugel, waaraan de ring is bevestigd, in laten vervangen.
één van de vaste standen is geblokkeerd.
Om dit te doen, de hendel loslaten en 84)
de gordel omlaag trekken tot het
bevestigingspunt in één van de mogelijke
13)
standen blokkeert.

103
BELANGRIJK Voor een maximale Naar gelang de zwangerschap verder

VEILIGHEID
bescherming door de gordelspanners gevorderd is, moet de bestuurder zowel
moet de veiligheidsgordel zo worden de stoel als het stuurwiel zodanig
omgelegd dat hij goed op borst en verstellen dat volledige controle over
bekken aansluit. het voertuig mogelijk is (pedalen en
KRACHTBEGRENZERS stuurwiel moeten gemakkelijk
bereikbaar zijn). De maximale speling
Voor een nog betere bescherming van tussen de buik en het stuurwiel moet
de inzittenden bij een ongeval, zijn aangehouden worden. Zorg dat de
de oprolautomaten van de gordelband nooit gedraaid is. Het
veiligheidsgordels van de voorstoelen 107 F1A0149
bovenste gordelgedeelte moet over de
voorzien van een krachtbegrenzer schouder en schuin over de borst
die bij een frontale aanrijding de liggen. Het onderste gordelgedeelte
piekbelasting op de borst en schouders moet over het bekken fig. 107 en dus
beperkt. niet over de buik van de inzittende
ALGEMENE liggen. Gebruik nooit voorwerpen (clips,
WAARSCHUWINGEN klemmen enz.) die een goede
VOOR HET GEBRUIK VAN aansluiting van de gordel op het
DE
VEILIGHEIDSGORDELS lichaam verhinderen.
Ook zwangere vrouwen moeten de 85) 86) 87)
108 F1A0150
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren Elke gordel mag slechts door één
kind wordt het risico op verwondingen iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
bij een ongeval fors ingeperkt als de kinderen op de schoot van inzittenden
gordel wordt gedragen. Natuurlijk met één veiligheidsgordel voor beiden
moeten zwangere vrouwen wel het fig. 108. Steek geen enkel voorwerp
onderste deel van de gordel lager tussen de gordel en het lichaam van
omleggen, zodat de gordel over het een inzittende.
bekken en onder de buik komt (zie fig.
106).
106 F1A0148

104
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
BELANGRIJK BELANGRIJK
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
84) De gordelspanner is voor éénmalig 13) Werkzaamheden die leiden tot stoten,
aanwijzingen zorgvuldig op: gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zorg er altijd voor dat de gordel getreden moeten ze bij het Fiat zone rond de gordelspanner (hoger dan
goed uitgetrokken en niet gedraaid is; Servicenetwerk vervangen worden. 100°C gedurende ten hoogste zes uur)
85) Voor optimale veiligheid moet de kunnen de gordelspanner beschadigen of
controleer ook of de oprolautomaat niet in werking doen treden. Neem contact
rugleuning rechtop gezet worden, moet
haperend werkt; op met een dealer van het Fiat
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
controleer de werking van de moet de gordel goed aansluiten op de Servicenetwerk voor eventuele
veiligheidsgordel als volgt: maak de borst en het bekken. Draag altijd werkzaamheden aan deze componenten.
gordel vast en trek hard aan de gordel; veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
vervang de gordels na een ongeval, een ongeval het risico op ernstige
ook al lijken ze niet beschadigd. verwondingen toenemen en kan zelfs de
Vervang de gordels ook altijd als de dood tot gevolg hebben.
gordelspanners werden geactiveerd. 86) Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
zorg dat er geen vocht in de gordelspanner is ten strengste verboden.
oprolautomaat komt: de goede werking Werkzaamheden aan deze onderdelen
ervan is alleen gegarandeerd als ze moeten worden uitgevoerd door
droog blijven; gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
vervang de gordels als ze sporen
87) Nadat een gordel aan een zware
van slijtage of beschadiging vertonen. belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de veiligheidsgordel
compleet met de verankeringen,
bevestigingsbouten en de gordelspanner
worden vervangen. Ook als er geen
zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.

105
KINDEREN VEILIG geadviseerd om kinderzitjes zo lang Te zien is dat er een gedeeltelijke

VEILIGHEID
VERVOEREN mogelijk tegen de rijrichting in te overlapping is tussen de groepen. Er
monteren (tot het kind minstens 3–4 zijn dan ook systemen in de handel
Om een optimale bescherming bij een jaar oud is), omdat die stand bij een verkrijgbaar die geschikt zijn voor meer
ongeval te kunnen garanderen, moeten ongeval de meeste bescherming biedt. dan één gewichtsgroep.
alle inzittenden zitten en gebruik maken De keuze van het meest geschikte Alle beveiligingssystemen moeten
van goedgekeurde kinderzitje is afhankelijk van het gewicht voorzien zijn van de
beveiligingssystemen, ook en de lengte van het kind. Er zijn typegoedkeuringsgegevens en het
pasgeborenen en kinderen! Dit is een verschillende types kinderzitjes die aan keurmerk op een label dat stevig
wettelijke verplichting in alle EU-landen, het voertuig bevestigd kunnen worden bevestigd moet zijn op het kinderzitje
conform de Europese richtlijn met behulp van de veiligheidsgordels of en dat absoluut niet verwijderd mag
2003/20/EG. Kinderen met een lengte met de ISOFIX-bevestigingsbeugels. worden.
van minder dan 1,50 meter en tot de Het wordt geadviseerd altijd het voor Kinderen langer dan 1,50 m worden
leeftijd van 12 jaar moeten beschermd het kind meest geschikte kinderzitje te wat de beveiligingssystemen betreft
worden door geschikte kinderzitjes kiezen; raadpleeg daarom altijd de gelijkgesteld aan volwassenen en
en moeten op de achterbank zitten. Gebruiksaanwijzing die bij het moeten de standaard veiligheidsgordels
Statistieken over ongevallen tonen aan kinderzitje geleverd is, om er zeker van dragen.
dat de achterbank een betere te zijn dat dit het juiste type is voor In het Lineaccessori MOPAR-
bescherming biedt voor kinderen. de kinderen waarvoor het is bedoeld. In assortiment zijn kinderzitjes voor elke
Vergeleken met volwassen is het hoofd Europa vallen de eigenschappen van gewichtsgroep opgenomen. Het
van kleine kinderen in verhouding met kinderzitjes onder de norm ECE-R44, gebruik van deze kinderzitjes is sterk
de rest van het lichaam groter en die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt: aanbevolen, want ze zijn speciaal
zwaarder, maar de spieren en ontworpen voor de auto's van Fiat.
de botstructuur van kinderen zijn nog
Groep Gewichtsgroep 88)
niet volledig ontwikkeld. Daarom zijn
correcte beveiligingssystemen, naast Groep 0 tot 10 kg GROEP 0 en 0+
veiligheidsgordels voor volwassenen, Groep 0+ tot 13 kg Baby's tot 13 kg moeten in babyzitjes
noodzakelijk om het gevaar van letsel in worden vervoerd die achterstevoren zijn
Groep 1 9-18 kg
geval van een aanrijding, remmen of geplaatst, waarbij het achterhoofd
plotselinge manoeuvres, zo veel Groep 2 15-25 kg
wordt gesteund en bij plotseling
mogelijk te beperken. Kinderen moeten Groep 3 22-36 kg remmen de nek niet wordt belast.
veilig en comfortabel zitten. Afhankelijk
van de eigenschappen van de
gebruikte kinderzitjes, wordt

106
Het babyzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals afgebeeld in fig.
109 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
89) 90) 91) 92) 93) 94) 95)

110 F1A0152 111 F1A0153

GROEP 2 In de fig. 112 afbeelding is de juiste


Kinderen met een gewicht tussen 15 en plaatsing van het kinderzitje op de
25 kg mogen rechtstreeks de achterstoel weergegeven.
veiligheidsgordels van het voertuig 90) 91) 92) 93) 94)
gebruiken fig. 111.
109 F1A0151 Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
GROEP 1 gordels te plaatsen, zodat het
Kinderen met een gewicht tussen 9 en diagonale gordelgedeelte schuin over
18 kg mogen in de rijrichting vervoerd de borst en nooit langs de nek ligt; het
worden, in een kinderzitje met een onderste gordelgedeelte moet over
kussen aan de voorkant, waarbij zowel het bekken en niet over de buik liggen.
het kind als het kinderzitje door de
90) 91) 92) 93) 94)
veiligheidsgordel van het voertuig
worden vastgehouden fig. 110. GROEP 3 112 F1A0154

90) 91) 92) 93) 94) 95) De borstomvang van kinderen met een Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
gewicht tussen 22 en 36 kg is groot veiligheidsgordels net zoals
genoeg om gewoon tegen de volwassenen dragen.
rugleuning te kunnen steunen zonder
gebruik te maken van een kinderzitje.

107
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE

VEILIGHEID
KINDERZITJES
Het voertuig voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende
plaatsen in het voertuig overeenkomstig de volgende tabel (de tabel heeft betrekking op Bestel-, Combi- en Panoramaversies):

Groep Gewichtsgroep CABINE 1e en 2e RIJ STOELEN


Eén- of tweepersoonsbank (1 of 2 Passagier links Passagier rechts Passagier in het
passagiers) (*) achterin achterin midden
Airbag Airbag
ingeschakeld uitgeschakeld
Groep 0, 0+ Tot 13 kg X U U U U
Groep 1 9 - 18 kg X U U U U
Groep 2 15 - 25 kg U U U U U
Groep 3 22 - 36 kg U U U U U
X ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE-R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
(*) BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitje op de voorstoel
wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”)

108
Belangrijkste Controleer tijdens het rijden of het
veiligheidsvoorschriften kind geen verkeerde houding aanneemt
voor het vervoeren van BELANGRIJK
of de gordels losmaakt.
kinderen
Het wordt aanbevolen kinderen altijd Vervoer kinderen nooit op schoot,
88) Plaats een tegen de rijrichting in
op de achterbank te vervoeren, bij ook geen pasgeborenen. Niemand is in gemonteerd kinderzitje nooit op de
een ongeval biedt de achterbank de staat om een kind vast te houden bij passagiersstoel als de zijairbag aan
een ongeval. passagierszijde is ingeschakeld. Bij een
meeste bescherming.
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag
Houd kinderen zo lang mogelijk in Laat een kind nooit het diagonale ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
kinderzitjes tegen de rijrichting in, gordelgedeelte onder zijn arm of achter tot gevolg hebben. Het is raadzaam
minstens tot ze 3-4 jaar oud zijn. zijn rug omleggen. kinderen altijd in kinderzitjes op de
achterbank te vervoeren: bij een ongeval
Als de passagiersairbag buiten Als de auto betrokken is geweest bij
biedt de achterbank de meeste
werking is gesteld, controleer dan altijd een aanrijding, vervang het kinderzitje bescherming. Als een kind op de voorstoel
de bijbehorende led op de knop op dan door een nieuwe. Bovendien, in een tegen de rijrichting in gemonteerd
en afhankelijk van het type kinderzitje kinderzitje vervoerd moet worden, schakel
het instrumentenpaneel om er zeker
dat geïnstalleerd is, moeten de dan de passagierszijairbags (front- en
van te zijn dat deze airbag zijairbags ter bescherming van borst/
daadwerkelijk is uitgeschakeld. Isofix-verankeringen of de bekken, bij bepaalde versies/markten, waar
veiligheidsgordel waarmee het voorzien) uit met behulp van het
Volg de aanwijzingen, die de
kinderzitje vastzat ook worden setup-menu. Het is belangrijk de speciale
producent verplicht bij het kinderzitje LED op knop op het dashboard te
vervangen.
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar controleren om er zeker van te zijn dat ze
deze aanwijzingen samen met de Zo nodig kan de achterste echt uitgeschakeld zijn. Bovendien moet
overige documenten en dit hoofdsteun worden verwijderd om een de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
kinderzitje te monteren. De hoofdsteun achteren zijn geschoven om te voorkomen
instructieboek in het voertuig. Gebruik
moet altijd geplaatst zijn als de stoel dat het kinderzitje eventueel in aanraking
geen gebruikte kinderzitjes waarvan komt met het dashboard.
de gebruiksaanwijzingen ontbreken. door een volwassene wordt gebruikt of
89) Op de zonneklep is een etiket met
door een kind in een kinderzitje zonder
Controleer of de gordel goed is symbolen aangebracht dat eraan herinnert
rugleuning. dat de airbag verplicht uitgeschakeld
vastgemaakt door eraan te trekken.
moet worden als een tegen de rijrichting in
Elk kinderzitje is bedoeld voor gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
slechts één kind: vervoer nooit twee wordt gemonteerd. Houd u altijd aan
kinderen in één zitje. de aanwijzingen op de zonneklep aan de
passagierszijde (zie de paragraaf
Controleer altijd of de “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
veiligheidsgordel niet langs de nek van Airbag”).
het kind loopt.

109
90) Verplaats de voorste passagiersstoel of 95) Sommige kinderzitjes zijn geschikt voor INBOUW-
VEILIGHEID
de achterbank niet als er een kind op zit de gewichtsgroepen 0 en 1. Op de VOORBEREIDING
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit. achterzijde van deze kinderzitjes is een
aansluiting voor verankering aan de VOOR “UNIVERSEEL
91) Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het autogordels voorzien en ook hebben deze ISOFIX”
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij kinderzitjes aparte gordels om het kind KINDERZITJE
een ongeval kan het kinderzitje loskomen te beschermen. In geval van verkeerde
en kan het kind zelfs dodelijk gewond montage kunnen deze kinderzitjes omwille Het voertuig heeft een
raken. Houd u, bij het monteren van van hun gewicht gevaarlijk zijn (bijvoorbeeld
inbouwvoorbereiding voor ISOFIX-
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen, wanneer tussen het kinderzitje en de
autogordels een kussen wordt geplaatst). kinderzitjes.
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant. Neem de montagevoorschriften zorgvuldig Met het ISOFIX-systeem kunt u het
in acht. ISOFIX-kinderzitje snel, eenvoudig en
92) Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de veilig monteren zonder gebruik van
veiligheidsgordel of met de ISOFIX- de veiligheidsgordels van de auto, maar
verankeringen, of verwijder het uit het door dit rechtstreeks vast te maken
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het aan de stoel met behulp van de drie
interieur liggen. Op die manier kan het geen
letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er bevestigingspunten in de auto.
plotseling moet worden geremd of in ISOFIX-kinderzitjes en conventionele
geval van een ongeval. kinderzitjes kunnen in hetzelfde voertuig
93) Zorg er altijd voor dat het diagonale op verschillende stoelen worden
gedeelte van de veiligheidsgordel niet gemonteerd.
onder de armen of achter de rug van het Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren,
kind loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen de twee metalen verankeringen A fig.
houden, met het risico van zelfs dodelijk 113 vastmaken die tussen de
letsel. Daarom moet het kind de rugleuning en de zitting van de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen. achterstoel zitten, daarna de bovenste
94) De afbeeldingen dienen slechts ter gordel (geleverd bij het kinderzitje)
illustratie van de montage. Monteer het vastmaken aan het speciale
kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn. bevestigingspunt B fig. 114 dat zich
onderaan achter de rugleuning bevindt.
Als voorbeeld is in fig. 116 een ISOFIX
Universeel kinderzitje voor
gewichtsgroep 1 afgebeeld.

110
113 F1A0156 115 F1B0117C

114 F1A0157 116 F1A0155

OPMERKING Wanneer een universeel 96) 97) 98) 99)


ISOFIX-kinderzitje wordt gebruikt,
kunnen alleen ECE R44 "ISOFIX
Universal” (R44/03 of latere updates)
typegoedgekeurde kinderzitjes gebruikt
worden fig. 115.
WAARSCHUWING: De fig. 116 is
indicatief en dient slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.

111
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK MET

VEILIGHEID
ISOFIX-KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage
van Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.

Isofix montage, 1e rij Isofix montage, 1e rij


Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaat stoelen achter stoelen achter (COMBI)
(PANORAMA)
Tegen de rijrichting in F X X
Draagbaar wiegje
Tegen de rijrichting in G X X
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in E IL IL
Tegen de rijrichting in E IL IL
Groep 0+ (tot 13 kg) Tegen de rijrichting in D IL IL
Tegen de rijrichting in C IL IL
Tegen de rijrichting in D IL IL
Tegen de rijrichting in C IL IL
Groep 1 (van 9 tot 18
kg) In de rijrichting B IUF IUF
In de rijrichting B1 IUF IUF
In de rijrichting A IUF IUF
X: ISOFIX-plaats niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of klasse.
IL: geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifieke voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd voor dit type voertuig.
IUF: geschikt voor in de rijrichting geplaatste Isofix kinderzitjes in de Universele categorie en typegoedgekeurd voor gebruik voor de gewichtsgroep.
BELANGRIJK De bank en de 4-zitsbank van de versie Bestelwagen met dubbele cabine zijn niet geschikt voor het plaatsen
van een kinderzitje.
OPMERKING: Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke ISOFIX-kinderzitjes voorzien, die alleen gebruikt kunnen worden als
ze speciaal voor dit voertuig zijn getest (zie overzicht voertuigen met systeem voor kinderzitjes).

112
KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR FIAT PROFESSIONAL VOOR UW NIEUWE
DUCATO
Lineaccessori MOPAR omvat een volledige reeks kinderzitjes die bevestigd moeten worden met de driepuntsveiligheidsgordel
of de ISOFIX-beugels.
96) 97) 98) 99)

Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes

Baby One-kinderzitje
Groep 0+ van 0 tot 13 Goedkeuringsnummer type: Dit mag alleen tegen de rijrichting in bevestigd
kg E2404040076 worden met de veiligheidsgordels van de auto.
Fiat-bestelcode: 71806549

113
VEILIGHEID
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes

G0/1-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443718
Fiat-bestelcode: 71805991

Deze mag zowel in de rijrichting als tegen de


rijrichting in gemonteerd worden met behulp van
alleen de veiligheidsgordels van het voertuig of
+ + de ISOFIX-verankeringen.
Fiat Professional adviseert montage met het
ISOFIX-platform (RWF "I" type - dat apart
Groep 1 – van 9 tot 18 ISOFIX RWF type "I" platform aangeschaft moet worden) voor montage tegen
kg voor G0/1 de rijrichting in of het ISOFIX-platform (FWF "G"
Fiat-bestelcode: 71806309 type - dat apart aangeschaft moet worden) voor
of montage in de rijrichting, de starre hoofdsteun
ISOFIX RWF type "G" (die apart aangeschaft moet worden) en de
platform voor G0/1 ISOFIX-verankeringen in het voertuig.
Fiat-bestelcode: 71806308 Dit moet gemonteerd worden op de
achterstoelen aan de zijkanten.
+ +

Starre hoofdsteun
Bestelcode: 71806648

114
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes

Junior Kidfix-kinderzitje Het kan alleen in de rijrichting gemonteerd


Goedkeuringsnummer type: E4 worden met behulp van de
04443721 driepuntsveiligheidsgordel en de ISOFIX-
Fiat-bestelcode: 71806570 bevestigingen, indien aanwezig.

Groep 2 – 3 van 15 kg
tot 36 kg

Scout-zitje
Goedkeuringsnummer type: E4 Dit mag alleen bevestigd worden in de rijrichting
04443718 met de driepuntsveiligheidsgordel.
Fiat-bestelcode: 71805372

BELANGRIJK

96) Monteer het kinderzitje alleen bij stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies voor montage, demontage en plaatsing moeten in elk geval worden opgevolgd. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze instructies bij het kinderzitje te leveren.
97) Fiat adviseert het kinderzitje te monteren volgens de aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn.
98) Gebruik niet dezelfde verankering om meer dan één kinderzitje mee te bevestigen.
99) Als een universeel ISOFIX-kinderzitje niet aan alle drie de verankeringspunten is vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind niet goed kunnen
beschermen tijdens een botsing. Het kind kan dan ernstig of dodelijk gewond raken.

115
AANVULLEND In geval van een frontale botsing wordt als het voertuig onder andere

VEILIGHEID
VEILIGHEIDS de airbag opgeblazen door een voertuigen of barriers terecht is
SYSTEEM (SRS) - elektronische regeleenheid. gekomen (bijv. een vrachtwagen of een
AIRBAGS Het kussen blaast onmiddellijk op vangrail); Airbags kunnen in de
tussen de inzittende voorin en voornoemde situaties mogelijk niet
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
het stuurwiel of het dashboard, uitkomen omdat ze geen aanvullende
frontairbag bestuurderszijde; waardoor het lichaam van de inzittende bescherming bieden op de gordels, dus
frontairbag passagierszijde; wordt opgevangen en de kans op zou activering niets toevoegen. In
zijairbags voorin ter bescherming verwondingen wordt beperkt. Na het deze gevallen wijst de uitgebleven
van bekken en borst van bestuurder en opblazen loopt de airbag ook direct activering dus niet op een storing van
passagier; weer leeg. het systeem.
hoofdairbags ter bescherming van De frontairbags zijn geen vervanging
100)
het hoofd van de inzittenden voorin. voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd De frontairbags voor bestuurder en
De plaats van de airbags in het voertuig
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de passagier zijn ontworpen en afgesteld
is gemarkeerd met het woord
wet voorgeschreven is in alle Europese om inzittenden voorin met omgelegde
"AIRBAG" in het midden van het
landen en de meeste landen veiligheidsgordels te beschermen.
stuurwiel, op het dashboard, op de
daarbuiten. Wanneer de airbags volledig
bekleding aan de zijkant of met een
Bij een botsing kunnen degenen die opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
sticker die in het gebied waar de airbag
geen veiligheidsgordel dragen, in ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
wordt opgeblazen zit.
contact komen met een airbag die nog de bestuurder en tussen het dashboard
FRONTAIRBAGS en de passagier.
niet volledig opgeblazen is. Onder
De frontairbags beschermen de deze omstandigheden wordt de Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
inzittenden voorin bij middelzware en inzittende minder door de airbag bescherming van de omgelegde gordel
zware frontale botsingen, door de beschermd. volstaat) worden de airbags niet
airbag tussen de inzittende en In de volgende omstandigheden kan opgeblazen. De veiligheidsgordels
het stuurwiel of het dashboard op te het voorkomen dat de frontairbags niet moeten dus altijd gedragen worden. Bij
blazen. worden opgeblazen: een frontale aanrijding zorgen de
Als de airbags niet worden opgeblazen frontale botsingen tegen makkelijk veiligheidsgordels ervoor dat de
bij andere soorten botsingen (botsingen vervormbare onderdelen, die niet het inzittenden in de juiste stand worden
opzij, achterop, over de kop slaan front van het voertuig zijn (bijv. spatbord gehouden.
enz.), wijst dit niet op een storing van tegen de vangrail, etc. );
het systeem.

116
FRONTAIRBAG Neem ALTIJD de aanwijzingen vermeld
BESTUURDERSZIJDE op het label op de zonneklep aan
Deze bestaat uit een onmiddellijk passagierszijde fig. 119 in acht.
opblaasbaar kussen dat in een speciale Handmatige
ruimte in het midden van het stuurwiel uitschakeling van
is geplaatst fig. 117. frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
118 F1A0159
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden, dan
FRONTAIRBAG kunnen de frontairbag en de zijairbag
PASSAGIER EN aan de passagierszijde worden
KINDERZITJES uitgeschakeld (voor bepaalde
101) markten/versies).
Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
117 F1A0312
rijrichting in op de voorstoel met een BELANGRIJK Voor het handmatig
actieve passagiersairbag. Als bij een uitschakelen van de frontairbag en de
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE botsing de airbag wordt opgeblazen, zijairbag aan de passagierszijde (voor
(voor bepaalde versies/markten) kan dit leiden tot dodelijk letsel van het bepaalde versies/markten) wordt
kind. verwezen naar de paragraaf “Display” in
Deze bestaat uit een onmiddellijk
het hoofdstuk “Kennismaking met het
opblaasbaar kussen dat in een speciale
instrumentenpaneel”. De led op de
ruimte in dashboard fig. 118 is
knop gaat branden om aan te geven
opgeborgen, deze airbag heeft een
dat het systeem uitgeschakeld is.
groter volume dan de
De led die bij het symbool fig. 120
bestuurdersairbag.
op het dashboard hoort, geeft de
toestand van de
passagiersbescherming aan. Als de led
niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
119 F0T0950

117
Wanneer de frontairbag en zijairbag aan Tijdens de eerste 8 seconden geeft het

VEILIGHEID
de passagierszijde (voor bepaalde branden van de led niet de werkelijke
versies/markten) weer worden toestand van de
ingeschakeld, gaat het passagiersbescherming aan, maar
waarschuwingslampje uit. heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren.
Ook in landen waarin de
uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van de led
uitgevoerd, welke minder dan een
seconde gaat branden wanneer de
sleutel naar MAR wordt gedraaid, en
vervolgens weer dooft.
120 F1A0374 Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
Wanneer het voertuig wordt gestart afhankelijk van de voertuigcondities. De
(sleutel in stand MAR), brandt de led lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
circa 8 seconden, als ten minste 5 sleutelcyclus variëren.
seconden na de vorige uitschakeling
zijn verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
de led gedoofd blijven. Controleer in dit
geval de correcte ledwerking, schakel
het voertuig uit, wacht minstens 5
seconden en schakel weer in.

118
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: BELANGRIJK

121 F1A0387

119
ZIJAIRBAGS De zijairbags (voor bepaalde versies/ HOOFDAIRBAG

VEILIGHEID
markten) zijn geen vervanging voor de (voor bepaalde versies/markten)
102) 103) 104) 105) 106) 107) 108) 109) 110) 111)
veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Deze bestaan uit twee airbags, een aan
112) 113) 114) 115) Draag dus altijd veiligheidsgordels, de rechterkant en een aan de
Om de bescherming van de inzittenden zoals trouwens bij de wet linkerkant van het voertuig, die achter
in geval van een flankbotsing te voorgeschreven is in alle Europese de dakbekleding aan de zijkant zitten
vergroten, is de auto uitgerust met landen en de meeste landen en afgedekt zijn met speciale
zijairbags voorin en hoofdairbags (voor daarbuiten. afwerkingselementen fig. 123.
bepaalde versies/markten). ZIJAIRBAGS VOORIN
Zijairbags (voor bepaalde versies/ (voor bepaalde versies/markten)
markten) beschermen de inzittenden bij Deze bestaan uit direct opblazende
middelzware zijdelingse botsingen, kussens die zich in de rugleuning van
door de airbag tussen de inzittende en de stoelen bevinden fig. 122 en die
de interieurdelen van de zijstructuur de borst en bekken van de inzittenden
van het voertuig op te blazen. Als bij middelzware tot zware zijdelingse
de zijairbags niet worden opgeblazen botsingen beschermen.
bij andere soorten ongevallen
(botsingen opzij, achterop, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het 123 F1A0333

systeem slecht functioneert. De hoofdairbags bieden bescherming


In geval van een zijdelingse botsing aan het hoofd van de inzittenden voorin
doet een regeleenheid het kussen en achterin bij een zijdelingse botsing,
opblazen. De kussens blazen dankzij het grote oppervlak dat zij in
onmiddellijk op tussen het lichaam van opgeblazen toestand beslaan.
de inzittenden en de voertuigdelen
die letsel zouden kunnen veroorzaken. BELANGRIJK Het systeem biedt de
Meteen hierna lopen ze weer leeg. 122 F1A0160 beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de hoofdairbag zo
goed mogelijk opgeblazen kan worden.

120
BELANGRIJK De frontairbags en/of Als het voertuig wordt gesloopt, moet 101) Plaats NOOIT een kinderzitje tegen
zijairbags kunnen geactiveerd worden men het systeem onwerkzaam laten de rijrichting in op de passagiersstoel
van auto's met een actieve
bij krachtige stoten aan de onderzijde maken door het Fiat Servicenetwerk. Bij passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
van de carrosserie (bijv. heftige botsing verkoop van de auto moet de nieuwe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
tegen drempels of stoepranden, grote eigenaar op de hoogte worden zelfs de dood van het kind tot gevolg
gaten of verzakkingen in het wegdek gebracht van de gebruiksmethode van hebben. Daarom moet de passagiersairbag
etc.). de airbags en bovenstaande altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
waarschuwingen, en moet dit gemonteerd wordt op de voorste
BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd instructieboek worden overhandigd aan passagiersstoel. Bovendien moet de
wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid de nieuwe eigenaar. voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
poeder. Dit poeder is niet schadelijk naar achteren zijn geschoven om te
en duidt niet op het begin van een BELANGRIJK Gordelspanners, front- voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
brand. Verder kan het oppervlak van de en zijairbags worden op verschillende Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
opgeblazen airbag en het interieur van manieren geactiveerd, afhankelijk van weer in als het kinderzitje is verwijderd.
het voertuig met een fijn poederlaagje het type botsing. Als een of meerdere 102) Laat het hoofd, de armen en elbogen
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn van deze voorzieningen niet in werking nooit rusten op de deuren, de ramen en
voor ogen en huid. Na aanraking treden, dan duidt dat niet op een in het beschermingsgebied van de
onmiddellijk wassen met water en storing in het systeem. zij-airbag (Hoofdairbag) om mogelijk letsel
tijdens het opblazen te voorkomen.
neutrale zeep.
103) Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
BELANGRIJK Als een of meerdere BELANGRIJK 104) Als de contactsleutel naar MAR wordt
veiligheidsvoorzieningen zijn gedraaid en het lampje gaat niet
geactiveerd ten gevolge van een branden of blijft branden tijdens het rijden
100) Breng geen stickers of andere
ongeval, neem dan contact op met het voorwerpen op het stuurwiel, op (samen met het bericht op het display, voor
Fiat Servicenetwerk om deze het dashboard in de zone van de bepaalde versies/markten), dan is er
veiligheidsvoorzieningen te laten passagiersairbag en op de stoelen aan. mogelijk een storing in de
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
vervangen en om de werking van het de airbags of gordelspanners niet
telefoons) op het dashboard aan
systeem te laten controleren. geactiveerd worden bij een ongeval of, in
passagierszijde, omdat deze het correct
De controle, reparatie en vervanging openen van de passagiersairbag kunnen een zeer beperkt aantal gevallen, op
van airbags mogen uitsluitend door het hinderen en tevens de inzittenden ernstig verkeerde wijze geactiveerd worden. Laat
kunnen verwonden. het systeem onmiddellijk controleren door
Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd. het Fiat Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.

121
105) Bedek bij auto's met zijairbags de 108) Ook wanneer de motor is uitgezet en 111) Reinig de stoelen niet met water of

VEILIGHEID
rugleuning van de voor- en achterstoelen uw voertuig stilstaat, kunnen de airbags stoom onder druk (met de hand of in een
niet met extra hoezen. geactiveerd worden als een ander voertuig automatisch wasapparaat).
106) Reis niet met voorwerpen op schoot tegen het uwe aanrijdt. Daarom mag, 112) De activeringsdrempel van de
of voor de borst en houd niets in de mond wanneer de passagiersairbag is frontairbag is hoger dan die van de
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig ingeschakeld, en ook al staat de auto stil, gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
letsel veroorzaken als de airbag in werking GEEN tegen de rijrichting in gemonteerd deze twee drempelwaarden liggen, treden
treedt. kinderzitje op de voorstoel gemonteerd alleen de gordelspanners in werking.
worden. Als bij een botsing de airbag
107) Rijd altijd met de handen op de rand wordt opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig 113) Hang geen harde voorwerpen aan de
van het stuurwiel zodat de airbag indien letsel en zelfs tot de dood van het kind. kledinghaken of de steunhandgrepen.
nodig ongehinderd opgeblazen kan Daarom moet de passagiersairbag altijd 114) De airbag vervangt niet de
worden. Rijd niet met voorover gebogen uitgeschakeld worden als een kinderzitje veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
de rugleuning gedrukt. de voorste passagiersstoel. Bovendien niet worden ingeschakeld bij frontale
moet de voorste passagiersstoel zo ver botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
mogelijk naar achteren zijn geschoven om botsingen, botsingen achterop en over de
te voorkomen dat het kinderzitje eventueel kop slaan, worden de inzittenden in die
in aanraking komt met het dashboard. gevallen uitsluitend door de
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
weer in als het kinderzitje is verwijderd. gedragen moeten worden.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de 115) Bij sommige versies gaat, in het geval
stand STOP staat, bij een ongeval geen van een storing van de led OFF
enkel veiligheidssysteem (airbags of (bevindt zich op het dashboard), het
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat waarschuwingslampje op het
geval duidt de uitgebleven activering niet instrumentenpaneel branden en worden de
op een storing van het systeem. airbags aan de passagierszijde
109) Laat het airbagsysteem controleren uitgeschakeld. Bij sommige versies gaat in
door een Fiat Servicenetwerk als de auto het geval van een storing van de led
gestolen werd, bij poging tot diefstal of ON (bevindt zich op het dashboard),
indien de auto aan vandalisme of een het lampje op de console branden.
overstroming onderworpen is geweest.
110) Door het draaien van de
contactsleutel in de MAR stand, gaat de
LED op de knop op het dashboard
branden (de tijd dat het blijft branden kan
variëren afhankelijk van de markt), om
te controleren of de knop LED correct
werkt.

122
STARTEN EN RIJDEN

Laten we eens kijken naar het "hart" DE MOTOR STARTEN ....................124


van het voertuig: dan kunt u zien hoe u DE AUTO PARKEREN .....................126
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten. HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................128
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt COMFORT-MATIC-
besturen, zodat het een echte "maatje" ERSNELLINGSBAK.........................129
voor u kan zijn, waarbij het comfort START&STOP-SYSTEEM................131
en de portefeuille niet vergeten worden.
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................132
SPEED BLOCK ...............................134
PARKEERSENSOREN.....................135
CAMERA ACHTER (PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA)................137
TRAFFIC SIGN RECOGNITION .......138
BRANDSTOFBESPARING...............139
TANKEN..........................................140
ADDITIEF VOOR DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM) ..........................146
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM
(NATURAL POWER) ........................146
TIPS VOOR HET LADEN .................148
EEN AANHANGER TREKKEN .........149
LANGDURIGE STILSTAND..............156

123
DE MOTOR STARTEN trap het koppelingspedaal volledig in met de pook in (N) of (R), de pook

STARTEN EN RIJDEN
zonder het gaspedaal aan te raken; naar de middelste stand bewegen;
draai de contactsleutel in de r met de pook al in het midden, deze
Het voertuig is uitgerust met een
AVV-stand zodra het naar + bewegen (hogere versnelling)
elektronische startblokkering: zie de
waarschuwingslampje dooft. Als te fig. 125;
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
lang wordt gewacht, is het werk van laat het rempedaal los en trap het
in "Kennismaking met de auto" als
de voorgloeibougies tevergeefs. gaspedaal in.
de motor niet start.
Laat de sleutel los zodra de motor start. Om de 2e versnelling in te
Alvorens de motor te starten, de stoel,
de binnenspiegel en de buitenspiegels PROCEDURE VOOR schakelen
instellen en de veiligheidsriemen correct VERSIES MET COMFORT trap het rempedaal in;
MATIC
vastmaken. Trap nooit het gaspedaal met de pook in (N) of (R) fig. 126, de
in om de motor te starten. Met het systeem kan de motor worden pook naar de middelste stand n
gestart met een versnelling vervolgens naar + (hogere versnelling)
116)
ingeschakeld en de versnellingsbak in fig. 125 bewegen;
de vrijstand (N fig. 126); met een
14) 15) 17) met de pook al in het midden, deze
versnelling ingeschakeld moet het
twee keer naar + bewegen (hogere
PROCEDURE VOOR rempedaal echter eerst worden
versnelling) fig. 125;
VERSIES MET ingetrapt.
HANDGESCHAKELDE Het wordt aangeraden de laat het rempedaal los en trap het
VERSNELLINGSBAK versnellingspook in de vrijstand (N fig. gaspedaal in.
126) te zetten voordat de motor wordt Inschakeling achteruitversnelling
Ga als volgt te werk:
gestart. (R):
trek de handrem aan;
trap het rempedaal in;
plaats de versnellingspook in de WEGRIJDEN IN HET
vrijstand; VOERTUIG
draai de contactsleutel in de stand Er kan worden weggereden in zowel de
MAR: de waarschuwingslampjes 1e als de 2e versnelling (aanbevolen
en op het instrumentenpaneel op ondergronden met slechte grip),
gaan branden; maar ook in de achteruitversnelling (R).
wacht tot de waarschuwingslampjes Om de 1e versnelling in te
en uit gaan, wat sneller schakelen
gebeurt naarmate de motor warmer is; trap het rempedaal in;

124
BELANGRIJK Als de auto rijdt, dan de motor start geforceerd op benzine 16) Als de motor niet met een
wordt de achteruit ingeschakeld als en schakelt pas naar methaan als ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
binnen 1,5 seconde na het de gastank vol is. Tegelijk zal het het feit dat de versnellingsbak automatisch
schakelverzoek, de voertuigsnelheid reservewaarschuwingslampje gaan naar de vrijstand is geplaatst, door een
minder dan 3 km/h bedraagt: als het branden en verschijnt het bericht zoemer worden aangegeven.
schakelverzoek niet wordt uitgevoerd, "TANKEN VEREIST" op het 17) In sommige gevallen kan, wanneer de
zal het systeem de versnelling instrumentenpaneel; motor wordt afgezet, de elektrische
ingeschakeld houden, of indien de ventilator nog maximaal 120 seconden
Gastank niet op reserve - blijven werken.
snelheid onder 10 km/h zakt, de benzinetank leeg:
versnellingsbak in de vrijstand (N) 18) Als het lampje gedurende 60
de motor wordt altijd gestart in de seconden knippert na het starten of terwijl
zetten en vervolgens moet het gasmodus. het voertuig langdurig gesleept wordt,
schakelverzoek herhaald worden. betekent dit dat er een storing is in het
17) 18) 19) 20) 21) voorgloeisysteem. Als de motor start kan
Plaats de pook in de stand (R) fig.
het voertuig zoals gewoonlijk gebruikt
126; worden, maar moet zo snel mogelijk
laat het rempedaal los en trap het contact worden opgenomen met het Fiat
gaspedaal in. BELANGRIJK Servicenetwerk.
19) Onthoud dat de rembekrachtiging en
16) de elektrische stuurbekrachtiging niet
116) Het is gevaarlijk om de motor in
PROCEDURE VOOR afgesloten ruimten te laten draaien. De werken zolang de motor niet is gestart; om
NATURAL motor verbruikt zuurstof en die reden is meer kracht benodigd voor
POWER-VERSIES motoruitlaatgassen bevatten kooldioxide, de bediening van het rempedaal en het
(Voor bepaalde versies/markten) koolmonoxide en andere giftige gassen. stuur.
20) Probeer de motor nooit te starten door
Hier worden de verschillende de auto te duwen, te slepen of van een
motorstartmethoden beschreven: helling af te laten rijden. Hierdoor kan
BELANGRIJK brandstof in de katalysator terechtkomen
Gastank niet op reserve -
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
benzinetank niet leeg: wordt.
de motor wordt altijd gestart in de 14) Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties 21) Even snel gas geven voordat de motor
gasmodus; wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
van het voertuig te eisen (bijv. snel
Gastank leeg - benzinetank niet accelereren, lange afstanden op brandstof en is, vooral voor motoren met
leeg: topsnelheid, krachtig remmen etc.). turbocompressor, schadelijk.
15) Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.

125
DE AUTO PARKEREN VERSIES MET HANDMATIGE BELANGRIJKE OPMERKINGEN

STARTEN EN RIJDEN
VERSNELLINGSBAK Houd het rempedaal altijd ingetrapt
Ga als volgt te werk: bij stilstaand voertuig en ingeschakelde
117) schakel een versnelling in (de eerste versnelling, totdat wordt weggereden;
versnelling als de auto omhoog is laat vervolgens het rempedaal los en
22) geparkeerd, de achteruit als de auto geef een klein beetje gas;
Ga als volgt te werk bij het parkeren en omlaag is geparkeerd) en zet de houd de versnellingsbak in de
het verlaten van het voertuig: voorwielen iets uitgestuurd. vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
schakel een versnelling in (de eerste zet de motor af en trek de handrem met een draaiende motor;
versnelling als de auto heuvel op is aan; om de koppeling te beschermen
geparkeerd, de achteruit als de auto Als het voertuig op een steile helling dient het gaspedaal niet te worden
heuvel af is geparkeerd) en zet de wordt geparkeerd, is het tevens gebruikt om de auto stil te houden (als
voorwielen iets uitgestuurd; raadzaam om de wielen met wiggen of bijv. op een helling is gestopt); de
zet de motor af en trek de handrem stenen te blokkeren. koppeling zou kunnen beschadigen
aan; Laat de contactsleutel niet in de door oververhitting. Gebruik in dit geval
startinrichting om te voorkomen dat de het rempedaal en bedien het gaspedaal
verwijder altijd de contactsleutel.
accu leeg raakt. Verwijder altijd de alleen als u gereed bent om weg te
Als het voertuig op een steile helling
contactsleutel als het voertuig wordt rijden;
wordt geparkeerd, is het tevens
verlaten. gebruik de 2e versnelling alleen voor
raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren. VERSIES MET COMFORT MATIC meer controle over de auto als op
Wacht op versies uitgerust met een Om veilig te parkeren is het van glad wegdek wordt weggereden;
automatisch versnellingsbak (Comfort essentieel belang de 1e versnelling of als de eerste versnelling moet
matic) tot de P op het display wordt de achteruit (R) in te schakelen, met uw worden ingeschakeld vanuit de
weergegeven, voordat u het rempedaal voet op het rempedaal en, als de weg ingeschakelde achteruitversnelling (R),
loslaat. hellend is, met de handrem of omgekeerd, dan mag dit pas gedaan
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT aangetrokken; het is ook essentieel te worden als de auto volledig stil staat
met de versnellingsbak in de vrijstand wachten tot de ingeschakelde en het rempedaal is ingetrapt;
(of, bij versies met automatische versnelling van het herconfigureerbare
versnellingsbak (Comfort matic), zonder multifunctionele display verdwijnt
eerst de keuzehendel op P te hebben voordat u het rempedaal loslaat.
geplaatst). BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).

126
hoewel dit sterk wordt afgeraden, HANDREM
zal het systeem, als u voorwaarts Inschakelen handrem: De handrem BELANGRIJK
heuvelaf rijdt en om welke reden dan bevindt zich links van de
ook in de vrijstand (N) rijdt, wanneer bestuurdersstoel. Trek de hefboom 117) Laat kinderen nooit zonder toezicht in
u schakelt automatisch de beste omhoog om de handrem in te de auto achter. Verwijder altijd de
versnelling kiezen om het juiste koppel schakelen en ervoor te zorgen dat het contactsleutel als het voertuig wordt
over te brengen op de wielen op basis voertuig niet beweegt. verlaten en neem deze mee.
van de rijsnelheid; Handrem uitschakelen: trek de
Indien nodig kan bij uitgezette motor hefboom iets omhoog, houd de knop A BELANGRIJK
de 1e versnelling, R of N ingeschakeld ingedrukt en controleer of het
worden met de contactsleutel in de waarschuwingslampje op het
stand MAR-ON en ingetrapt rempedaal. 22) Indien het voertuig is uitgerust met
instrumentenpaneel uit gaat. automatische niveauregeling van de
In dit geval moet er minstens 5 minuten Trap het rempedaal in terwijl de luchtvering, moet altijd gecontroleerd
gewacht worden voordat er opnieuw handrem wordt losgezet om te worden of er voldoende ruimte boven het
wordt geschakeld, om beschadiging voorkomen dat het voertuig dak en rond het voertuig is wanneer er
van het hydraulische systeem en met onverwachts beweegt. geparkeerd wordt. Het voertuig zou
namelijk automatisch omhoog (of omlaag)
name de pomp te voorkomen;
kunnen komen, afhankelijk van de
door bij het wegrijden op een helling BELANGRIJK Zorg dat de handrem zo veranderingen in belading of temperatuur.
geleidelijk, maar volop gas te geven is ingeschakeld dat het voertuig niet
na de handrem of het rempedaal te meer van zijn plaats kan komen, vooral
hebben losgelaten, kan de motor op op steile hellingen en bij volle belading.
een hoger toerental draaien en kunnen
steilere hellingen met een merkbaar BELANGRIJK Trek de handrem alleen
hoger koppel worden opgereden. aan als het voertuig stilstaat. Wanneer
op hellingen > 5% is het verboden het voertuig in beweging is, mag de
de 2e versnelling in te schakelen handrem alleen worden aangetrokken
wanneer het voertuig in de vrijstand in geval van een storing in het
staat. hydraulische systeem. Wanneer de
handrem uitzonderlijk tijdens het rijden
moet worden aangetrokken, is het
raadzaam de handrem voorzichtig aan
te trekken om het blokkeren van de
achterwielen en het doorslippen van het
voertuig te voorkomen.

127
HANDGESCHAKELDE BELANGRIJK De achteruit kan

STARTEN EN RIJDEN
VERSNELLINGSBAK uitsluitend bij stilstaand voertuig worden BELANGRIJK
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
Om de versnellingen in te schakelen,
motor minstens 2 seconden met het
het koppelingspedaal volledig intrappen 23) Rijd niet met de hand op de
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
en de hendel in de gewenste stand versnellingspook aangezien de
alvorens de achteruit in te schakelen uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
plaatsen (het schema is aangegeven op
om beschadiging aan de tandwielen te verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de knop A fig. 124). de interne onderdelen van de
voorkomen.
Til, om vanuit de vrijstand de versnellingsbak. Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
achteruitversnelling R in te schakelen, gebruikt worden. Laat tijdens het rijden de
de ring A onder de knop op en voet nooit, zelfs niet licht, op het
verplaats de pook naar links en koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
vervolgens naar voren. versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
118) rijstijl als een defect interpreteren.

23)

124 F1A0163

Om de 6e versnelling (waar aanwezig) BELANGRIJK


in te schakelen, de pook naar rechts
gedrukt houden om te voorkomen dat 118) Trap het koppelingspedaal helemaal
per ongeluk de 4e versnelling wordt in om op juiste wijze te schakelen. Daarom
ingeschakeld. Hetzelfde geldt voor het is het van fundamenteel belang dat er
niets onder het pedaal ligt: let erop dat de
schakelen van de 6e naar de 5e matten vlak liggen en dat ze de slag van de
versnelling. pedalen niet hinderen.

128
COMFORT-MATIC- De instabiele standen, d.w.z. de
VERSNELLINGSBAK standen die de pook verlaat zodra hij
wordt losgelaten, zijn de standen voor
het aanvragen van een hogere
(Voor bepaalde versies/markten) versnelling (+), een lagere versnelling (–)
Het voertuig is voorzien van een en de automatische werking (A/M).
elektronisch geregelde handmatige
versnellingsbak, bekend als
COMFORT-MATIC, die op twee
manieren bediend kan worden: 127 F0N0345M

MANUAL en AUTO.
De versnellingsbak bestaat uit een HANDMATIGE BEDIENING
traditionele handmatige versnellingsbak BELANGRIJK Voor een correct gebruik
met een pook A fig. 125, waaraan van het systeem dient uitsluitend de
een elektronisch geregeld rechtervoet te worden gebruikt om de
elektrohydraulisch apparaat is pedalen te bedienen.
125 F0N0349M
toegevoegd voor een automatische Trap het rempedaal in;
regeling van de koppeling en de motor starten;
schakelingen.
duw de versnellingspook naar (+)
BEDIENINGSPOOK (opschakelen) om de eerste versnelling
De versnellingspook A fig. 125 op de in te schakelen (vanuit N of R kan de
middentunnel is van het "multistabiele" pook in de middelste stand worden
zwevende type, d.w.z. hij kan drie geplaatst) of naar R om de achteruit fig.
stabiele en drie instabiele standen 126 in te schakelen;
aannemen. laat het rempedaal los en trap het
De drie stabiele standen zijn: vrijstand gaspedaal in;
126 F0N0344M
N, achteruit R en de middelste stand duw tijdens het rijden de
tussen de instabiele standen (–) en (+) U kunt naar de handmatige werking versnellingspook naar (+) om de
fig. 125 en de standen fig. 126. terugkeren door de pook terug te volgende versnelling te kiezen of naar
plaatsen naar de positie (A/M) fig. 127. (–) om een versnelling terug te
schakelen.

129
AUTOMATISCHE MODUS Met de UP-functie ingeschakeld,

STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Voor een correct gebruik selecteert het systeem de meest BELANGRIJK
van het systeem dient uitsluitend de geschikte versnelling, afhankelijk van de
rechtervoet te worden gebruikt om de voertuigsnelheid, het motortoerental
24) Houd de hand niet langer op de
pedalen te bedienen. en de intensiteit waarmee het
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
gaspedaal wordt ingetrapt, met als doel voor het schakelen of voor de Auto/Manual
Trap het rempedaal in;
steile hellingen soepel en comfortabel bediening.
de motor starten; te kunnen berijden.
duw de versnellingspook naar A/M
fig. 127 om de automatische werking in
te schakelen; duw de versnellingspook
naar (+) (opschakelen) om de eerste
versnelling in te schakelen (vanuit N of
R kan de pook in de middelste stand
worden geplaatst) of naar R om de
achteruit in te schakelen.
Laat het rempedaal los en druk het
gaspedaal in.
128 F0N0348M
AUTOMATISCHE
WERKING (AUTO met Indien nodig, (bijvoorbeeld bij inhalen),
UP-functie schakelt het systeem, na het volledig
ingeschakeld)
intrappen van het gaspedaal, een
De UP-functie kan worden of meer versnellingen terug om een
ingeschakeld door op de UP fig. geschikt koppel en vermogen te bieden
128-knop te drukken die onderdeel is voor de door de bestuurder verzochte
van de bedieningsorganen op het acceleratie (dit vindt automatisch plaats
dashboard. Wanneer deze functie is of de UP-functie nou aan of uit staat).
ingeschakeld, gaat het
24)
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden en wordt
een bevestigingsbericht op het
herconfigureerbare multifunctionele
display weergegeven.

130
START&STOP- Als de auto heuvelopwaarts tot stilstand VEILIGHEIDS-
SYSTEEM wordt gebracht, wordt het uitschakelen INSTELLINGEN
van de motor verhindert om de "Hill Als het Start&Stop-systeem de motor
Holder"-functie beschikbaar te houden heeft afgezet en de bestuurder maakt
(die alleen bij draaiende motor werkt). zijn veiligheidsgordel los en opent
IN HET KORT Het lampje op het instrumentenpaneel het bestuurders- of het
gaat branden om aan te geven dat passagiersportier, dan kan de motor
de motor is uitgeschakeld. alleen weer gestart worden met de
Het Start&Stop-systeem zet contactsleutel. De bestuurder wordt
automatisch de motor af wanneer de De motor opnieuw starten van deze toestand op de hoogte
auto stilstaat en aan de voorwaarden gesteld door een zoemer, het
Versies met handmatige
hiervoor is voldaan en start de motor knipperende waarschuwingslampje op
versnellingsbak
zodra de bestuurder wil wegrijden. het instrumentenpaneel en, indien
Trap het koppelingspedaal in om de
Dit verhoogt de efficiëntie van de aanwezig, een displaybericht.
motor weer te starten.
auto dankzij een reductie van het
Versies met Comfort-matic
brandstofverbruik, de uitstoot van 119) 120)
versnellingsbak
schadelijke uitlaatgassen en de
De motor start automatisch zodra het
geluidsoverlast. BELANGRIJK
rempedaal losgelaten wordt. Het
pictogram op het display schakelt
uit. 25) Indien het voertuig handbediende
BEDIENINGSWIJZE klimaatregeling heeft en een comfortabele
Duw de pook naar (+), (-) of R als de
Afzetten van de motor temperatuur nodig is, kan het
motor met uitgeschakelde “Hill Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
Versies met handmatige Holder”-functie gestart is. De motor zal zodat de klimaatregeling kan blijven
versnellingsbak weer worden gestart. werken.
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor HET SYSTEEM
afgezet als de versnellingspook in de HANDMATIG IN- EN
vrijstand staat en het koppelingspedaal UITSCHAKELEN BELANGRIJK
niet is ingetrapt. Druk op de knop op het
Versies met Comfort-matic bedieningspaneel van het dashboard 119) Alle inzittenden moeten altijd uit de
versnellingsbak om het systeem handmatig in of uit auto stappen nadat de contactsleutel
Bij stilstaande auto en ingetrapt is uitgenomen of naar de STOP-stand is
te schakelen. gedraaid. Controleer tijdens het tanken of
rempedaal wordt de motor de motor is afgezet en of de contactsleutel
25)
uitgeschakeld als de versnellingspook in de STOP-stand staat.
in een andere stand dan R staat.

131
120) Laat de accu alleen vervangen door CRUISE CONTROL
STARTEN EN RIJDEN
een dealer van het Fiat Servicenetwerk. (constante
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (L6 105Ah/850A) en met snelheidsregeling)
identieke specificaties.

(voor bepaalde versies/markten)

IN HET KORT

Dit is een elektronisch geregeld 129 - Versies zonder Speed Limiter F1A0364

hulpsysteem, waarmee het voertuig


(bij een snelheid boven 30 km/h)
op lange, rechte en droge wegen met
weinig veranderingen qua
rijomstandigheden (bijv. snelwegen),
met een constante, vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen. Het
gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
130 - Versies met Speed Limiter F1A0363
met druk verkeer. Gebruik het
systeem niet in de stad. Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
Inschakelen van het systeem Wanneer het systeem is ingeschakeld,
Draai de ring A fig. 129 - fig. 130 naar gaat het waarschuwingslampje
de ON-stand of (afhankelijk van branden en verschijnt een
de versie). bijbehorende melding op het
Het systeem kan niet in de 1e of de instrumentenpaneel.
achteruitversnelling ingeschakeld
worden. Het systeem kan het beste
geactiveerd worden in de 4e versnelling
of hoger.

132
Voertuigsnelheid opslaan door de motor uit te schakelen; In de volgende gevallen wordt het
Ga als volgt te werk: systeem automatisch uitgeschakeld:
De functie uitschakelen
draai de ring A fig. 129 - fig. 130 als het ABS- of het ESC-systeem
De bestuurder kan het systeem op de ingrijpt;
naar de ON-stand of (afhankelijk volgende manieren uitschakelen:
van de versie) en trap het gaspedaal in in geval van een systeemstoring.
door de draaischakelaar A naar OFF
tot het voertuig de gewenste snelheid
of O te draaien (afhankelijk van de 121) 122)
heeft bereikt;
versie);
zet de hendel omhoog (+) SPEED LIMITER
door het indrukken van knop B,
gedurende minstens een seconde, laat Met deze voorziening wordt de snelheid
zowel met symbool II en symbool
hem vervolgens los. De van het voertuig beperkt tot waarden
CANC/RES, wordt het systeem op
voertuigsnelheid is nu in het geheugen die door de bestuurder kunnen worden
pauze gezet;
opgeslagen en u kunt dus het ingesteld.
gaspedaal loslaten. door de motor uit te schakelen;
De maximumsnelheid kan zowel bij
door het rempedaal in te trappen of
De opgeslagen snelheid verhogen/ rijdend als bij stilstaand voertuig worden
verlagen de handrem aan te trekken;
ingesteld. De minimumsnelheid die
door het koppelingspedaal in te ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer de Cruise Control is
trappen; Wanneer het systeem actief is, hangt
geactiveerd, kunt u de snelheid
verhogen door de hendel omhoog te door een verzoek om sequentieel te de snelheid van het voertuig van de
plaatsen (+) of verlagen door de hendel schakelen bij een automatische druk op het gaspedaal af, tot de
omlaag te plaatsen (-). versnellingsbak; geprogrammeerde snelheidslimiet
Elke beweging van de hendel komt bij een voertuigsnelheid onder de wordt bereikt (zie paragraaf
overeen met een kleine verlaging van ingestelde limiet "Snelheidslimiet programmeren").
de snelheid van ongeveer 1 km/h; door het gaspedaal in te trappen; in Indien nodig kan de ingestelde
als de hendel omlaag wordt gehouden, dit geval wordt het systeem eigenlijk snelheidslimiet overschreden worden
dan neemt de snelheid traploos af. niet uitgeschakeld, maar wordt (bijvoorbeeld om in te halen) door
voorrang aan het acceleratieverzoek het gaspedaal volledig in te trappen.
Uitschakelen van het systeem Door de druk op het gaspedaal
gegeven. De Cruise Control blijft actief,
De bestuurder kan het systeem op de zonder de noodzaak om de CAN/ geleidelijk te verminderen wordt de
volgende manieren uitschakelen: RES-knop in te drukken om na het functie weer geactiveerd zodra de
door de draaischakelaar A naar OFF accelereren naar de vorige toestand snelheid van het voertuig onder de
of O te draaien (afhankelijk van de terug te keren. geprogrammeerde snelheid komt.
versie);

133
SPEED BLOCK
STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK (voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een functie
121) Als met actieve cruise-control wordt voor snelheidsbeperking die door de
gereden, mag de versnellingspook nooit in gebruiker ingesteld kan worden op een
de vrijstand worden gezet.
van de 4 mogelijke waarden: 90, 100,
122) Draai bij een defect van het systeem 110, 130 km/h.
de draaischakelaar A naar O, controleer
de zekering en neem contact op met Neem contact op met het Fiat
het Fiat Servicenetwerk. Servicenetwerk om deze functie in/uit
131 F1A0363
te schakelen.
Inschakelen van het systeem Na inschakeling wordt er op de voorruit
een sticker aangebracht waarop de
Om het systeem in te schakelen de ring ingestelde maximum snelheid is
A fig. 131 in de stand draaien. aangegeven.
Als het systeem is ingeschakeld, gaat WAARSCHUWING De snelheidsmeter
het waarschuwingslampje op het kan conform de wettelijke voorschriften,
instrumentenpaneel branden en, bij een hogere snelheid aangegeven dan
sommige versies, verschijnen een de feitelijke maximum snelheid die door
bericht en de laatst geprogrammeerde het Servicenetwerk is ingesteld.
snelheid op het display.
Automatisch uitschakelen van
systeem
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld in geval van een
systeemstoring.

134
PARKEERSENSOREN GELUIDSSIGNAAL STORINGSMELDINGEN
Zodra de achteruitversnelling wordt Wanneer de achteruit is ingeschakeld
De parkeersensoren bevinden zich in
ingeschakeld, wordt automatisch een worden storingen van de parkeersensor
de achterbumper fig. 132 en detecteren
geluidssignaal geactiveerd. aangegeven door het
de aanwezigheid van obstakels achter
Geluidssignaal: waarschuwingslampje op het
het voertuig en waarschuwen de
neem toe naarmate de afstand instrumentenpaneel of door het
bestuurder hiervoor met een
tussen het voertuig en het obstakel symbool op het display en door
geluidssignaal.
afneemt; het bericht op het multifunctionele
wordt ononderbroken wanneer de display (voor bepaalde
afstand tussen het voertuig en het versies/markten).
obstakel minder dan 30 cm bedraagt WERKING MET EEN
en stopt onmiddellijk als de afstand AANHANGER
toeneemt; De werking van de sensoren wordt
het blijft constant als de afstand automatisch uitgeschakeld zodra de
ongewijzigd blijft; als deze situatie de elektrische stekker van de aanhanger in
zijsensoren betreft, zal de zoemer het stopcontact van de trekhaak van
na circa 3 seconden stoppen om het voertuig wordt gestoken.
132 F1A0134
bijvoorbeeld signalen te voorkomen De sensoren worden automatisch
INSCHAKELING tijdens manoeuvres langs muren. ingeschakeld zodra de stekker van de
Wanneer de sensoren meerdere aanhangerkabel verwijderd wordt.
De sensoren worden automatisch obstakels signaleren, dan wordt alleen
ingeschakeld zodra de rekening gehouden met het
123)

achteruitversnelling wordt ingeschakeld. dichtstbijzijnde obstakel. 26)


De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt. BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.

135
Wanneer speciale reinigingsapparaten De door de sensor verzonden

STARTEN EN RIJDEN
worden gebruikt, zoals stoomreinigers waarschuwingssignalen kunnen ook BELANGRIJK
of hogedrukreinigers, reinig dan de gewijzigd worden door
sensoren zeer snel en houd de straal ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch
123) De bestuurder is altijd
op minstens 10 cm afstand. remmen van vrachtwagens of
verantwoordelijk voor de
BELANGRIJKE pneumatische boren) in de buurt van parkeermanoeuvres en andere gevaarlijke
OPMERKINGEN het voertuig. manoeuvres. Controleer tijdens deze
Breng geen stickers op de sensoren De prestaties van het manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
aan. parkeerhulpsysteem kunnen ook betreffende gebied aanwezig zijn. De
Let tijdens parkeermanoeuvres met beïnvloed worden door de positie van parkeersensoren dienen als hulp voor de
name op obstakels die zich boven of de sensoren. Als bijvoorbeeld de bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
geometrie gewijzigd wordt (door slijtage mag laten verslappen tijdens potentieel
onder de sensoren kunnen bevinden.
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
Onder bepaalde omstandigheden van de schokdempers, wielophanging)
met lage snelheden verricht.
kunnen voorwerpen voor of achter het of de banden verwisseld worden, het
voertuig auto niet gedetecteerd worden voertuig te zwaar beladen is, of speciale
en kunnen zo schade aan het voertuig afstellingen worden uitgevoerd BELANGRIJK
veroorzaken of zelf beschadigd raken. waarvoor het voertuig lager gezet moet
worden. 26) Voor een correcte werking van het
De volgende omstandigheden kunnen De detectie van obstakels in het systeem mogen de sensoren nooit bevuild
de werking van het parkeerhulpsysteem hoge gedeelte van de auto kan niet zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
beïnvloeden: ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gegarandeerd worden (vooral bij gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
Verminderde gevoeligheid van de bestelwagens en chassis/ gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
sensoren en afname van de prestaties cabineversies), aangezien het systeem De sensoren moeten met schoon water
van het systeem kunnen te wijten obstakels detecteert die de auto in worden gewassen, waaraan eventueel
zijn aan de aanwezigheid van ijs, het lage gedeelte kunnen raken. autoshampoo is toegevoegd.
sneeuw, modder, dikke verf op de
sensoren.
De sensoren kunnen een
onbestaand voorwerp (echogeluid)
wegens mechanische geluiden
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het
wassen van de auto, in geval van
regen, sterke wind, hagel.

136
CAMERA ACHTER BELANGRIJKE
(PARKVIEW® OPMERKINGEN
ACHTERUITRIJ- BELANGRIJK Onder bepaalde
CAMERA) omstandigheden, zoals bij ijs, sneeuw
of modder op het oppervlak van de
(voor bepaalde versies/markten) camera, kan de gevoeligheid van de
camera afnemen.
124)

27)
BELANGRIJK Als de achterdeuren na
reparaties opnieuw gelakt moeten
Het voertuig kan voorzien zijn van een worden, zorg er dan voor dat de verf
ParkView®-achteruitrijcamera, niet in contact komt met de plastic
waarmee de bestuurder via het display camerahouder.
als de achteruitversnelling is
ingeschakeld of de achterklep is BELANGRIJK Let tijdens
geopend het gebied achter het voertuig parkeermanoeuvres in het bijzonder op
in de gaten kan houden fig. 133. obstakels die zich boven of onder het
SYMBOLEN EN bereik van de camera kunnen
BERICHTEN OP HET bevinden.
DISPLAY
133 F1A0360
Wanneer weergegeven, toont het
statische lijnenrooster de breedte van BELANGRIJK
Zone (referentie Afstand vanaf de
de auto. achterkant van het
fig. 133) voertuig
Het rooster toont afzonderlijke zones 124) De aansprakelijkheid voor het
waardoor de afstand vanaf de Rood (A) 0-30 cm parkeren en andere manoeuvres ligt altijd
achterzijde van de auto kan worden en in elk geval bij de bestuurder. Controleer
Geel (B) 30-100 cm tijdens deze manoeuvres altijd of er geen
ingeschat. mensen (vooral kinderen) of dieren in
Groen (C) 1 m of meer
In de volgende tabel worden de het betreffende gebied aanwezig zijn. De
afstanden bij benadering voor elke zone camera dient als hulp voor de bestuurder,
getoond: die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.

137
TRAFFIC SIGN Opmerking: De toestand en instellingen

STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK RECOGNITION van het systeem veranderen niet tijdens
de in- en uitschakelcycli.
27) Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd (voor bepaalde versies/markten)
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of 125) 126) 127) 128)
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de

100
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
28) 29) 30) 31) 32) 33) 34)
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera Het systeem detecteert automatisch
moet met schoon water worden herkenbare verkeersborden, zoals
gewassen, waaraan eventueel
snelheidslimieten, inhaalverboden en
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of borden die het einde van dergelijke
hogedrukreinigers moeten de camera snel verboden aangeven. 134 F1A0373
gewassen worden door de spuitmond De camera is achter de
op minstens 10 cm van de sensoren achteruitkijkspiegel gemonteerd. De
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
sensor controleert voortdurend de
verkeersborden om de huidige BELANGRIJK
snelheidslimiet en eventuele
inhaalverboden aan te geven. 125) Als de camera zijn positie verliest
WAARSCHUWING Het systeem is door een variatie in lading, kan het zijn dat
het systeem tijdelijk niet werkt om te
ontworpen om verkeersborden te lezen
zorgen dat de camera een zelfkalibratie kan
die aan de bepalingen van de uitvoeren.
Conventie van Wenen voldoen. 126) Het systeem detecteert alleen de van
GEBRUIK VAN te voren ingestelde verkeersborden. Als
VERKEERS- aan minimale zichtvoorwaarden en afstand
BORDENHERKENNING van het bord wordt voldaan, kan het alle
verkeersborden detecteren.
Inschakeling en uitschakeling van
127) Het systeem is een rij-
het systeem
assistentiesysteem maar ontzet de
Het systeem kan via het displaymenu bestuurder niet uit zijn verantwoordelijkheid
in- en uitgeschakeld worden. voor het rijden met aandacht en
zorgvuldigheid in naleving met de geldende
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het wetten.
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".

138
128) Wanneer het systeem actief is, is de BRANDSTOF- Overbodige handelingen
bestuurder verantwoordelijk voor het BESPARING
controleren van het voertuig en het Trap het gaspedaal niet in wanneer u
monitoren van het systeem, en moet aldus stilstaat voor een stoplicht of voordat
optreden, indien nodig. de motor wordt afgezet.
ALGEMENE INFORMATIE
Keuze van de versnellingen
BELANGRIJK Hier volgt een overzicht van de
voornaamste factoren die het Ook het oneigenlijk gebruik van een
brandstofverbruik vergroten. hoge versnelling doet het verbruik en
28) In geval van fouten is het mogelijk dat de uitstoot van schadelijke
het systeem niet werkt. Onderhoud van de auto
uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
29) Bij lage temperaturen en bij bijzonder Banden motorslijtage.
slechte weersomstandigheden kan het zijn Overbodige bagage
dat het systeem niet werkt. Topsnelheid
Imperiaal/skidrager
30) Regen, sneeuw, spatten en sterk
lichtcontrast kunnen de sensor Elektrische apparatuur Bij een hogere snelheid neemt het
beïnvloeden. brandstofverbruik fors toe.
Klimaatregeling
31) Voer geen reparaties uit in de zone van Aerodynamische accessoires Acceleratie
de voorruit rondom de sensor.
32) Als het voertuig is uitgerust met een RIJSTIJL Bruusk optrekken kost veel brandstof
niet originele wielophangingskit, kan het en verhoogt de uitstoot van schadelijke
Hier volgt een overzicht van de
systeem mogelijk niet goed werken. uitlaatgassen: geef geleidelijk aan
voornaamste rijstijlen die het
33) Gebruik altijd originele onderdelen voor gas.
brandstofverbruik vergroten.
het vervangen van de lampen van
koplampen. Andere lampen kunnen de GEBRUIKSOM-
Starten STANDIGHEDEN
prestaties van het systeem beperken.
34) Verwijder vreemd materiaal zoals Laat de motor niet warmdraaien bij Hier volgt een overzicht van de
vogelpoep, insecten, sneeuw of ijs van de stilstaande auto, noch met stationair voornaamste gebruikscondities die het
voorruit. toerental noch met een hoog toerental: brandstofverbruik vergroten.
zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de Koude start
uitstoot van uitlaatgassen toe. Bij korte ritten en regelmatig koud
starten kan de motor niet de optimale
bedrijfstemperatuur bereiken.

139
Verkeerssituatie en conditie van het TANKEN TANKINHOUD

STARTEN EN RIJDEN
wegdek
Om de tank volledig te vullen, kan men
Druk verkeer resulteert in een hoog twee keer bijvullen nadat het
brandstofverbruik. Bochtige trajecten tankpistool is afgeslagen. Meer bijvullen
over bergwegen en een slecht wegdek IN HET KORT kan storingen in het
verhogen eveneens het brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
brandstofverbruik. Zet de motor af alvorens te tanken. TANKDOP
Stilstaan in het verkeer Open om te tanken de klep A fig. 135
Bij langdurig stilstaan (bijv. BENZINEMOTOREN aan de linkerzijde van het voertuig
spoorwegovergangen) is het raadzaam en schroef de dop B fig. 135 tegen de
de motor af te zetten. Tank uitsluitend benzine met een klok in los.
minimaal octaangehalte (RON) van 95 Voor versies / marketen indien van
(EN228-specificatie). toepassing, plaats de contactsleutel de
DIESELMOTOREN vergrendelknop van de dop. Draai het
Tank uitsluitend diesel voor tegen de klok in en verwijder de
motorvoertuigen conform de Europese vergrendeldop door het vastgrijpen van
specificatie EN590. de sleutel. Tijdens het tanken moet
WERKING BIJ LAGE de contactsleutel niet uit de
TEMPERATUREN vergrendeldop worden verwijdert.
Als het voertuig gedurende een lange Tijdens het tanken kan de dop aan de
periode in de bergen of in koude zones klep A (fig. 135) hangen.
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om
de tank meer dan 50% gevuld te
houden.
35)

135 F1A5004

140
De hermetische afsluiting kan een lichte BELANGRIJK - indien tijdens het vullen het
toename van de druk in de tank Wanneer het brandstoftankpistool "klikt" brandstofvulpistool klikt, betekent dit
veroorzaken. Een eventueel of de toevoer onderbreekt, is de tank bijna dat de UREUM-tank vol is. Ga niet
ontluchtingsgeluid wanneer de dop vol aen je kunt twee extra bovenkant verder met de vervanging, om morsen
wordt losgedraaid is dus volkomen vullingen uitvoeren na de automatisch van AdBlue te voorkomen (UREUM).
normaal. toevoer.
Na het bijvullen de dop C fig. 135 op
In geval van verlies of beschadiging van 129) 130) 131) de UREUM-vulopening terugplaatsen
de brandstoftankdop, zorg ervoor dat en met de klok mee helemaal
de vervangende dop geschikt is voor Bijvullen additief voor Diesel vastdraaien;
het voertuig. Emissie AdBlue (UREUM)
draai de contactsleutel in de pal
Draai de vergrendeldop van de Bij het tanken het additief voor Diesel starter in de stand AAN (niet nodig om
brandstoftank vuller aan totdat u een Emissies AdBlue (UREUM) met het de motor te starten);
"klik" hoort. Dit geluid geeft aan dat de brandstofvulpistool: wacht tot de waarschuwing op het
vergrendeldop van de brandstoftank
parkeer het voertuig gelijkvloers; instrumentenpaneel is uitgeschakeld
vuller goed is vastgedraaid.
schakel de motor uit door de alvorens het voertuig te verplaatsen; het
Voor versies / marketen indien van
contactsleutel in de stand UIT waarschuwingslampje kan een paar
toepassing, draai de contactsleutel met
te draaien; seconden tot een halve minuut blijven
de klok mee totdat deze niet verder
open de brandstofklep A fig. 135 en branden. In het geval dat de motor
kan. Het is niet noodzakelijk om extra
draai de dop C fig. 135 van de wordt gestart en het voertuig rijdt, zal
kracht op de contactsleutel uit te
UREUM-vulopening los en verwijder het waarschuwingslampje langere
oefenen voor het vastdraaien van de
deze; tijd blijven branden, maar er is dan geen
brandstoftankdop. Alleen wanneer de
sprake van problemen met de werking
vergrendeldop goed is vastgedraaid, zal plaats het brandstofvulpistool voor
van de motor. Indien het bijvullen wordt
het mogelijk zijn om de contactsleutel het bijvullen van UREUM in de
gedaan met een lege UREUM tank,
uit de vergrendeldop te verwijderen. vulopening;
moet u twee minuten wachten voordat
Na elke tank bijvulling, zorg ervoor dat onmiddellijk stoppen met het vullen het voertuig start.
de brandstoftankdop stevig is van de UREUM tank indien het één
vastgedraaid. van de volgende gevallen weergeeft: Bij het tanken het additief voor
- indien AdBlue wordt gemorst buiten Diesel Emissies AdBlue (UREUM)
met een bijvulfles:
de vulopening, het gebied goed
parkeer het voertuig gelijkvloers;
schoonmaken en verder gaan met het
vullen; schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT
te draaien;

141
indien het AdBlue-niveau in de fles OPMERKING De rijomstandigheden

STARTEN EN RIJDEN
tijdens het bijvullen niet daalt, is het (hoogte, snelheid van het voertuig,
reservoir gevuld; trek de fles naar u toe gewicht, etc.) bepalen de hoeveelheid
om de veiligheidsklep weer te UREUM die door het voertuig gebruikt.
vergrendelen en draai de fles van de Om het additief voor Diesel Emissie
vulopening (fig. 136, ref. 3); (UREUM) correct te gebruiken, zie ook
na het verwijderen van de fles, de "Vloeistoffen en smeermiddelen" in
dop C fig. 135 weer op de UREUM- de "Technische gegevens".
vulopening terugplaatsen en met de 132)
klok mee helemaal vastdraaien;
BELANGRIJK
draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig om Bij overschrijding van de maximale
de motor te starten); vulniveau van de UREUM tank, kan het
beschadiging van de tank en het
wacht tot de waarschuwing op het
morsen UREUM veroorzaken. Vermijd
instrumentenpaneel is uitgeschakeld
alsjeblieft het bijvullen na het vullen
alvorens het voertuig te verplaatsen; het
van de tank.
waarschuwingslampje kan een paar
seconden tot een halve minuut blijven HET MAXIMUM NIVEAU NIET
branden. In het geval dat de motor OVERSCHRIJDEN. De UREUM bevriest
wordt gestart en het voertuig rijdt, zal onder -11 ° C. Hoewel het systeem is
136 F1A5005
het waarschuwingslampje langere ontworpen om te functioneren onder
open de brandstofklep A fig. 135 en tijd blijven branden, maar er is dan geen het vriespunt van het UREUM, verdient
draai de dop C fig. 135 van de sprake van problemen met de werking het aanbeveling de tank niet te vullen
UREUM-vulopening los en verwijder van de motor. boven het maximumniveau want de
deze; installatie kan beschadigd raken als het
Indien het bijvullen wordt gedaan
schroef de bijvulfles met AdBlue UREUM bevriest.
met een lege UREUM-tank, moet
(UREUM) in de vulopening totdat die u twee minuten wachten alvorens het Als het UREUM wordt gemorst op
niet verder kan (fig. 136, ref. 1); voertuig te starten. geverfde oppervlakken of aluminium,
druk de flesbodem naar de onmiddellijk het gebied met water
vulopening om de veiligheidsklep van schoonmaken en het gebruik
de fles te ontgrendelen en met bijvullen een absorberend materiaal om de
te beginnen (fig. 136 ref. 2); vloeistof die is gemorst op de grond te
verzamelen.

142
Niet proberen om de motor te In geval van beschadiging van het Brandstofopslag - Dieselbrandstof
starten als UREUM per ongeluk werd uitlaatsysteem van het uitlaatgas, als 133)
toegevoegd aan de dieseltank, omdat gevolg van het gebruik van
dit kan leiden tot ernstige schade additieven/leidingwater, het bijvullen Bij de opslag van grote hoeveelheden
aan de motor. Neem in dat geval met dieselbrandstof, of in ieder geval brandstof, is een goed onderhoud
contact op met het Servicenetwerk. door het niet voldoen aan de eisen, essentieel. Het verontreinigde brandstof
vervalt de garantie. met water bevordert de verspreiding
Gebruik alleen AdBlue
van "bacteriën". Deze bacteriën kunnen
overeenkomstig DIN 70 070 en ISO AdBlue tank bijvullen (UREUM) in een "slijmlaag" maken dat het
22241-1. Andere vloeistoffen kunnen koude omgevingen filtersysteem en de brandstofleidingen
schade aan het systeem veroorzaken:
Aangezien AdBlue (UREUM) bij kan verstoppen. Verwijder het water
tevens zou de uitstoot van
ongeveer -11 °C begint te bevriezen, is uit de voorraadtank en vervang met
uitlaatgassen niet meer voldoen aan de
het voertuig uitgerust met een regelmaat de filterbuis.
wet. De distributiebedrijven zijn
automatisch UREUM-
verantwoordelijk voor de naleving van OPMERKING Bij een dieselmotor die
verwarmingssysteem waarmee het
hun product. Neem de bijna geen brandstof meer heeft, wordt
systeem goed functioneert bij
voorzorgsmaatregelen voor opslag en lucht door het brandstofsysteem
temperaturen beneden -11 °C.
service in acht, teneinde de geblazen.
Indien het voertuig gedurende een
oorspronkelijke eigenschappen te
langere periode bij temperaturen AdBlue opslag (UREUM)
behouden. De fabrikant van het
beneden -11 °C niet gebruikt wordt,
voertuig geeft geen enkele garantie in AdBlue (UREUM) wordt beschouwd als
kan het UREUM in de tank bevriezen.
geval van storingen en schade aan het een zeer stabiel product met een lange
Als de UREUM tank was gevuld boven
voertuig door het gebruik van ureum houdbaarheid. Indien opgeslagen bij
de maximaal niveau en bevriest, kan
(AdBlue) dat niet in overeenstemming is temperaturen tussen -12 °C en 32 °C,
het beschadigen; om die reden verdient
met de regelgeving. kan het tenminste voor een jaar worden
het de aanbeveling om het
Elke toevoeging van dieselbrandstof maximumniveau van de tank niet te bewaard.
in de tank AdBlue, cveroorzaakt overschrijden. Aangezien UREUM kan bevriezen bij of
onherstelbare schade aan de Besteed extra aandacht om te beneden temperaturen van -11 °C, is
pompeenheid AdBlue circuit. voorkomen dat het maximumniveau het systeem ontworpen om tevens
Geen additieven aan AdBlue wordt overschreden wanneer u in zulke koude omgevingen te
toevoegen. AdBlue niet verdunning met draagbare verpakkingen voor het functioneren, dankzij een automatisch
leidingwater aangezien dit het bijvullen gebruikt. verwarmingssysteem dat actief is
zuiveringssysteem van uitlaatgassen wanneer de motor wordt gestart.
kan beschadigen.

143
OPMERKING Als het nodig is de Brandstof - Grafisch

STARTEN EN RIJDEN
AdBlue te bewaren (UREUM),is het symbool voor de
belangrijk om te weten dat: identificatie van de
compatibiliteit van het
iedere verpakking of een deel dat in voertuig voor
contact komt met het UREUM moet consumenten in
daarmee gelijk (plastic of roestvrij staal) zijn. overeenstemming met
Materialen zoals koper, messing, aluminium, EN16942
ijzer of roestvast staal zijn minder gevoelig De onderstaande symbolen
voor corrosie door UREUM en moeten
vereenvoudigen de herkenning van het
worden vermeden;
correcte type brandstof dat u in uw
indien UREUM wordt gemorst vanuit de
voertuig moet gebruiken. Controleer,
verpakking, maak dan het hele gebied
alvorens te tanken, de symbolen aan de
schoon.
binnenkant van het brandstofklepje
AARDGASMOTOREN (waar voorzien) en vergelijk ze met de
(NATURAL POWER) 137 F0N0436
symbolen op de pomp (waar voorzien).
AARDGASVULOPENING Op de overige plaatjes (die bij de Symbolen voor voertuigen op
De vulopening voor het gas zit naast de boorddocumentatie worden geleverd) is benzine/autogas
benzinevulopening. de datum voor de eerste inspectie van
Om bij de vulopening te kunnen komen, de cilinders vermeld.
dop A fig. 137 losdraaien.
36) 37)
De vulopening is een universeel type
dat compatibel is met Italiaanse normen
en NGV1-normen. E5: Ongelode benzine met maximaal
In sommige Europese landen worden 2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
adapters als ONWETTIG beschouwd (V/V) ethanol overeenkomstig EN228
(bijv. in Duitsland). E10: Ongelode benzine met maximaal
Voor tankstations waar kubiekemeter- 3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
mondstukken (m3) worden gebruikt 10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
(drukverschil), geldt dat de restdruk in EN228
de cilinder gemeten moet worden door CNG: Autogas en biomethaan
de terugslagkleppen te bekrachtigen overeenkomstig EN16723
door de inbreng van een kleine
hoeveelheid aardgas.

144
Symbolen voor voertuigen op diesel 132) Indien AdBlue voor een langere tijd 37) Als het voertuig in een ander land dan
oververhit raakt in de tank 50 ° C Italië geregistreerd is, dan dienen de
(bijvoorbeeld door directe zonnestraling), certificatiedata, identificatie- en
kan AdBlue ammonia dampen uitgeven. inspectieprocedures voor de
Ammoniak dampen hebben een aardgascilinders te voldoen aan de
penetrante geur wanneer de dop van de wetgeving van dat land. Onthoud dat de
AdBlue tank is losgedraaid, wees daarom levensduur van de cilinders in ieder geval
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V) voorzichtig en adem geen 20 jaar is vanaf de productiedatum, zoals
FAME (Fatty Acid Methyl Esters) ammoniakdampen uit de tankuitvoer in. In aangegeven in EEG-richtlijn nr. 110.
deze concentratie, zijn de ammoniak
overeenkomstig EN590 dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V) gezondheid.
FAME (Fatty Acid Methyl Esters) 133) Het brandstofsysteem niet openen bij
overeenkomstig EN16734 hoge druk met draaiende motor. De
werking van de motor zorgt voor een hoge
brandstofdruk. Een straal van brandstof
met hoge druk kan ernstig letsel of de
BELANGRIJK dood veroorzaken.

129) Breng geen open vuur of brandende


sigaretten in de buurt van de vulopening BELANGRIJK
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen. 35) Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen die aan de Europese
130) Om het morsen van brandstof en de norm EN 590 voldoet. Het gebruik van
overschrijding van het maximumniveau andere producten of mengsels kan de
te voorkomen, voorkom het bijvullen na het motor onherstelbaar beschadigen en
vullen van de tank. derhalve de garantie voor de veroorzaakte
131) Brandstof pompen in draagbare schade ongeldig maken. Als per ongeluk
verpakkingen die zich op een vloer andere brandstofsoorten worden getankt,
bevinden kan brand veroorzaken. Gevaar mag de motor niet gestart worden. Ledig
voor brandwonden. Plaats de de tank. Als de motor ook maar heel
brandstoftank altijd op de grond tijdens het kort heeft gewerkt, moet behalve de tank
vullen. Vermijd het gebruik van vervuilde het complete brandstoftoevoercircuit
brandstof: een brandstof verontreinigd met geledigd worden.
water of aarde kan ernstige schade aan 36) Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de motorprestaties veroorzaken. Het goed de cilinders bij te vullen als de
onderhouden van de brandstoffilter, de inspectiedatum verstreken is. De keerklep
motor en de brandstoftank is essentieel. verhindert dat het aardgas terugstroomt
naar de brandstofvulopening.

145
ADDITIEF VOOR VERSIE MET De cilinders moeten, in

STARTEN EN RIJDEN
DIESELEMISSIES AARDGASSYSTEEM overeenstemming met EEG-richtlijn
ADBLUE (UREUM) (Natural Power) Procedure nr. 110, om de 4 jaar
vanaf de voertuigregistratiedatum
Beschrijving van het
systeem geïnspecteerd worden of in
38) 39)
overeenstemming met specifieke
Het voertuig is uitgerust met een voorschriften in afzonderlijke
UREUM-inspuitsysteem en een landen.
INLEIDING
katalysator voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de De "Natural Power"-versie van de Fiat
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
emissienormen. Ducato heeft twee brandstofsystemen,
waargenomen, schakel dan over van
Deze twee systemen zorgen ervoor dat een primair systeem op aardgas
werking op aardgas naar werking
aan de vereisten voor dieselemissies (methaan) en een noodsysteem op
op benzine en ga onmiddellijk naar een
wordt voldaan en dat het lage benzine.
Fiat Servicepunt om het voertuig te
brandstofverbruik, de bestuurbaarheid, AARDGASCILINDERS laten controleren en eventuele
het koppel en het vermogen behouden systeemstoringen uit te sluiten.
De auto is uitgerust met vijf cilinders
blijven.
(totale inhoud ongeveer 218 liter) die BRANDSTOFSCHAKEL-
Raadpleeg voor de systeemberichten LOGICA
zich onder de vloer van het voertuig
en -waarschuwingen de paragraaf
bevinden en die beschermd zijn met De schakeling tussen de twee
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
twee speciale afschermingen. De brandstoftypen verloopt volledig
in het hoofdstuk "Kennismaking met
cilinders vormen de tank die aardgas in automatisch en wordt uitgevoerd door
het instrumentenpaneel".
gecomprimeerde gasvormige staat de motorregeleenheid.
Opmerkingen
bevat (nominaal 200 bar bij 15 °C). Het Als minder dan 1/5 van de
Wanneer u het voertuig stopt, zou u aardgas, onder hogedruk opgeslagen cilinderinhoud aan methaan resteert,
een duidelijk klikgeluid onder het in de cilinders, stroomt via een speciale dan zullen het laagste niveau en de
voertuig uit kunnen horen komen, dat pijp naar de eenheid voor randen van de andere niveaus gaan
afkomstig is van het UREUM- drukregeling/-verlaging die de 4 knipperen om aan te geven dat het
inspuitsysteem. Dit is normaal. aardgasinjectoren op lagedruk reserveniveau is bereikt en dat moet
De pomp van het UREUM- (ongeveer 6 bar) van brandstof voorziet. worden fig. 138 getankt.
inspuitsysteem blijft korte tijd nadat de
motor is afgezet werken om het circuit
te ontluchten. Dit is normaal en u kunt
het geluid nog van onder het voertuig
horen komen.

146
Als het methaan op is, wordt Algemeen wordt aanbevolen de GEBRUIKSBEPERKINGEN
automatisch naar benzine benzinetank niet volledig leeg te Wanneer van rijden op methaan wordt
overgeschakeld; op het display stoppen laten lopen omdat dit risico's met overgeschakeld naar rijden op benzine,
alle segmenten met knipperen en gaat zich meebrengt voor de bestuurder: zal de maximumsnelheid worden
de indicator bij het CNG-symbool fig. Nadat het methaanniveau tot onder beperkt tot 90 km/h; daarom wordt
139 branden. de reservedempel is geraakt, zal het geadviseerd direct nadat voor het eerst
Als de drukdrempel voor voertuig op benzine blijven rijden tot de gemeld wordt dat de methaanreserve
methaanreserve is bereikt en de benzine op is; is bereikt, te tanken en na de tweede
gastank volledig is gevuld, wordt het voertuig kwam tijdens een vorige melding (dubbele piep) 'riskante' acties
gedurende 5 seconden geforceerd naar rit al zonder benzine te zitten en terwijl zoals inhalen op de snelweg te
benzine overgeschakeld om het het op methaan rijdt, wordt de vermijden.
benzinetoevoersysteem efficiënt te drukdrempel voor methaanreserve De werking op benzine is uitsluitend
houden. bereikt: in dat geval wordt geforceerd voor noodgevallen bestemd. Om een
naar benzine overgeschakeld, waarna grote afstand te kunnen afleggen,
het voertuig tijdens het rijden afslaat. ook wanneer de tankinhoud beperkt is,
OPMERKING Zorg dat de sleutel op worden de prestaties, zoals de
OFF staat als methaan wordt getankt. snelheid, het optrekken en het
Als namelijk het systeem al geforceerd versnellen (met name heuvelopwaarts)
was overgegaan op benzine en er beperkt.
wordt methaan getankt terwijl de sleutel Daarom wordt geadviseerd om te
138 F1A0436 op ON staat, zal de motor op benzine waarborgen dat de gastank vol
blijven lopen tot die opnieuw wordt te houden voordat u lange of, gezien de
gestart. belasting of de wegomstandigheden,
zware ritten/reizen maakt.

139 F0N0403I

147
TIPS VOOR HET verdeel de lading gelijkmatig over de

STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK LADEN vloer: als de lading in één zone


geconcentreerd moet worden, kies dan
De door u gebruikte versie van de Fiat de zone tussen beide assen;
38) De Fiat Ducato Natural Power is Ducato is ontworpen en
uitgerust met een onthoud tenslotte dat het
typegoedgekeurd op basis van dynamische gedrag van het voertuig
hogedrukmethaansysteem ontworpen om
te werken op 200 bar. Het is gevaarlijk bepaalde maximumgewichten (zie de beïnvloed wordt door het vervoerde
om het systeem te forceren op hogere tabel "Gewichten" in het hoofdstuk gewicht: met name de remweg neemt
drukwaarden te laten werken. Als er een "Technische gegevens): rijklaar gewicht,
probleem is met het aardgassysteem, toe, vooral op hoge snelheid.
nuttig laadvermogen, totaalgewicht,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Breng geen maximumgewicht op vooras,
wijzigingen aan de configuratie of maximumgewicht op achteras,
BELANGRIJK
onderdelen van het aardgassysteem aan; aanhangergewicht.
deze zijn uitsluitend ontworpen voor de Fiat
Ducato Natural Power. Het gebruik van BELANGRIJK De maximum toelaatbare 134) Onregelmatig wegdek en abrupt
andere componenten of materialen kan remmen kunnen onverhoedse
leiden tot storingen en kan de veiligheid in belasting op de sjorogen op de
verplaatsingen van de lading veroorzaken
gevaar brengen. laadvloer is 500 kg; de maximum met hieruit voortvloeiende gevaarlijke
39) Bij gebruik van een lakoven moeten de toelaatbare belasting op de laadklep is situaties voor de bestuurder en passagiers:
cilinders uit het voertuig verwijderd worden 150 kg. zet vóór het vertrek de lading stevig vast
en weer worden gemonteerd bij een Fiat met behulp van de daarvoor bedoelde
dealer. Alhoewel het aardgassysteem BELANGRIJK Bij versies met haken op de vloer en gebruik stalen kabels,
talrijke veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt touwen of banden die sterk genoeg zijn
zijschotten links en rechts, is het om de voorwerpen die vastgezet moeten
geadviseerd de handbediende kraan op
de cilinders te sluiten, elke keer als het raadzaam om de ontgrendelhendel in worden vast te houden.
voertuig lange tijd niet gebruikt wordt, de gesloten stand te plaatsen alvorens 135) Zelfs wanneer de auto wordt gestopt
getransporteerd wordt op een ander de zijschotten omlaag te brengen. op een steile heuvel of helling, kan het
voertuig of als het verplaatst wordt in een openen van de achter- of zijportieren
noodgeval na pech of een ongeval. 134) 135) 136) zorgen voor een naar buiten vallen van niet
vastgezette lading.
40) 136) Als u brandstof in een reservetank wilt
In aanvulling op deze algemene meenemen, moet dit met inachtneming
van de wettelijke voorschriften gebeuren
voorzorgen, kunnen enkele eenvoudige
door alleen een typegoedgekeurde tank te
maatregelen de rijveiligheid, het gebruiken die stevig met de sjorogen is
reiscomfort en de duurzaamheid van verankerd. In geval van een botsing is het
het voertuig verbeteren: risico op brand toch altijd groter.

148
EEN AANHANGER Op de trekhaak rust het gewicht van de
BELANGRIJK TREKKEN aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN gereduceerd. Om er zeker van te zijn
40) Al deze limieten moeten in acht worden
dat het maximum toelaatbaar
genomen en MOGEN NOOIT Voor het trekken van aanhangers of
OVERSCHREDEN worden. Controleer met getrokken gewicht (op de
name of de maximaal toegestane
caravans moet het voertuig zijn typegoedkeuring vermeld) niet wordt
gewichten op de voor- en achteras nooit voorzien van een goedgekeurde overschreden, dient men in acht te
worden overschreden wanneer de lading trekhaak en een geschikte elektrische nemen dat deze waarde betrekking
op het voertuig wordt geplaatst (vooral als installatie. De trekhaak moet door
het voertuig van een specifiek heeft op het toelaatbare gewicht van
gespecialiseerd personeel worden een volgeladen aanhangwagen,
uitrustingsniveau is voorzien).
gemonteerd. Het gespecialiseerde inclusief accessoires en bagage.
personeel moet ook de handleiding Neem de snelheidsbeperkingen van het
voor het rijden met een aanhanger land waar u bent voor auto’s met
overhandigen. aanhanger in acht. Rijd in geen geval
Monteer eventuele speciale en/of extra harder dan 100 km/h.
buitenspiegels conform de Monteer bij voorkeur een geschikte
wegenverkeerswetgeving. stabilisator op de trekstang.
Vergeet niet dat het klimvermogen van Bij voertuigen uitgerust met
de auto door het gewicht van een parkeersensoren kunnen er, na
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de montage van de trekhaak
remweg wordt langer en er is meer storingsmeldingen weergegeven
tijd nodig om in te halen. worden, aangezien sommige
Schakel een lage versnelling in bij een onderdelen (trekstang, kogelkop van de
helling omlaag om een continu gebruik trekhaak) zich binnen het detectiebereik
van de rem te voorkomen. van de sensor kunnen bevinden. In
dat geval moet het detectiebereik
gewijzigd worden of moet de functie
parkeerhulp uitgeschakeld worden.

149
Verzeker u ervan dat bij voertuigen met Gebruik voor de elektrische aansluiting BELANGRIJK De trekhaak doet de

STARTEN EN RIJDEN
"Comfort-matic" de versnellingsbak in een gestandaardiseerde lengte van het voertuig toenemen.
de vrijstand staat (N) (door te stekkerverbinding die op een speciale Indien een trekhaak op versies met
controleren of het voertuig door te beugel op de trekhaak kan worden lange wielbasis wordt geïnstalleerd, kan
duwen verplaatst kan worden) en ga gemonteerd. Het voertuig moet ook er alleen een afneembare trekhaak
vervolgens te werk zoals bij een worden voorzien van een regeleenheid geïnstalleerd worden vermits de limiet
voertuig met handgeschakelde voor de buitenverlichting van de van 6 meter voor de totale lengte van
versnellingsbak. Sleep de auto niet als aanhanger. Gebruik voor de elektrische het voertuig wordt overschreden.
de versnellingsbak niet in de vrijstand aansluiting een 7- of 13-polige 12VDC Als er geen aanhanger aan de trekhaak
kan worden gezet en neem contact op stekkerverbinding (CUNA/UNI- en wordt gekoppeld, verwijder dan de
met het Fiat Servicenetwerk. ISO/DIN-normen). Volg de aanwijzingen trekhaak van het frame zodat de
van de fabrikant van het voertuig en/of originele lengte van het voertuig niet
137) 138)
van de fabrikant van de trekhaak op. wordt overschreden.
MONTAGE VAN DE Een elektrisch geregelde rem (of
TREKHAAK elektrische lier, enz.) moet direct vanaf BELANGRIJK Als de trekhaak
de accu worden gevoed, met een kabel gemonteerd moet blijven, ook als er
Laat de trekhaak door gespecialiseerde
met een diameter van minstens 2,5 geen aanhanger is, wordt geadviseerd
monteurs aan de carrosserie monteren,
mm2. zich tot het Fiat Servicenetwerk te
in overeenstemming met de extra
wenden om het systeem te laten
en/of aanvullende aanwijzingen van de
BELANGRIJK Schakel de elektrisch bijwerken, aangezien de trekhaak door
fabrikant van de trekhaak.
geregelde rem of lier alleen bij de middelste sensoren als een obstakel
De trekhaak moet voldoen aan de
draaiende motor in. gedetecteerd kan worden.
huidige richtlijn 94/20/EC en latere
Naast de aansluitingen kan het
wijzigingen. Installatieschema voor
elektrische systeem van het voertuig bestelwagenversies fig. 140
Voor iedere versie moet een trekhaak
uitsluitend aangesloten worden op de
worden gebruikt die aangepast is Monteer de trekhaak op de punten die
voedingskabel voor een elektrische rem
aan het maximale aanhangergewicht zijn aangegeven met het symbool Ø
en op een kabel voor interne
van het voertuig waarop de trekhaak d.m.v. in totaal 6 M10x1,25-schroeven
verlichting van niet meer dan 15 W.
wordt gemonteerd. en 4 M12-schroeven.
Voor de aansluitingen dient de daarvoor
bestemde regeleenheid te worden
gebruikt met een accukabel met een
doorsnede van minimaal 2,5 mm2.

150
De binnenste slagplaten moeten een
minimum dikte hebben van 5 mm. BELANGRIJK
MAX. TOELAATBARE KOGELDRUK:
100/120 kg afhankelijk van het
137) Het voertuig kan zijn uitgerust met
laadvermogen (zie de tabel “Gewichten”
ABS, maar dit heeft geen inwerking op het
in het hoofdstuk “Technische remsysteem van de aanhanger. Wees
gegevens”). dus bijzonder voorzichtig op gladde
wegen.
139)
138) Probeer nooit de remwerking van de
Om de trekhaak te kunnen installeren, aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
moet de bumper worden aangepast aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
volgens de aanwijzingen die zijn
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
opgenomen in de montageset van de van het hydraulische systeem van het
fabrikant. voertuig.
139) Na montage moeten de schroefgaten
Installatieschema voor pick-up- en
worden afgedicht om het binnendringen
chassis/cabine-versies fig. 141
van uitlaatgassen te voorkomen.
Een trekhaak die specifiek is voor
pick-up- en chassis/cabine-versies
wordt getoond in fig. 141.
Monteer trekhaak Ø op de aangegeven
punten d.m.v. in totaal 6 M10x1,25-
schroeven en 4 M12- schroeven.
MAX. TOELAATBARE KOGELDRUK:
100/120 kg afhankelijk van het
laadvermogen (zie de tabel “Gewichten”
in het hoofdstuk “Technische
gegevens”).

151
STARTEN EN RIJDEN
.

M12

140 F1A0164

152
141 F1A0165

153
AANWIJZINGEN VOOR De trekstang met kogelkop kan met de

STARTEN EN RIJDEN
HET GEBRUIK VAN DE hand gemonteerd en verwijderd
VERWIJDERBARE worden, er zijn geen gereedschappen
TREKSTANG MET
KOGELKOP nodig.
Gebruik nooit gereedschappen of
41) 42) 43) 44) 45) 46)
middelen, want dan zou het
Controleer, vóór het wegrijden, als volgt mechanisme beschadigd kunnen
of de verwijderbare trekstang met raken.
kogelkop correct vergrendeld is: Nooit ontgrendelen indien er een
Het groene merkteken van het aanhanger is aangekoppeld of als er 142 F1A0380
vliegwiel moet samenvallen met het een rek gemonteerd is.
groene merkteken op de trekstang. Wanneer gereden wordt zonder
Het vliegwiel staat in de stopstand aanhanger of rek, moet de trekhaak
op de trekhaak (zonder opening). met kogelkop verwijderd worden en
moet de afsluitplug altijd in de
Vergrendeld slot en sleutel
zittingbuis geplaatst zijn. Dit is met
verwijderd. Het vliegwiel kan niet
name van toepassing als de gegevens
verwijderd worden.
op de kentekenplaat of onderdelen
Kogelkop stevig bevestigd in de van het verlichtingssysteem minder
zittingbuis. Controleer dit door er met goed zichtbaar zijn.
de hand aan te schudden.
143 - Vergrendelde stand, tijdens het rijden F1A0381
De montageprocedure moet herhaald Verwijderbare trekstang met
worden als aan een van de 4 kogelkop fig. 142 - fig. 143 - fig. 144
gecontroleerde vereisten niet is 1. Montagepijp - 2. Trekstang met
voldaan. kogelkop - 3. Vergrendelkogel -
Zelfs als maar aan één van de vereisten 4. Ontgrendelingshendel - 5. Handwiel -
niet is voldaan, dan mag de trekhaak 6. Dop - 7. Sleutel - 8. Rode markering
niet gebruikt worden, aangezien er (handwiel) - 9. Groene markering
in dat geval risico op ongevallen (handwiel) - 10. Groene markering
bestaat. Neem contact op met de (trekstang) - 11. Symbool
fabrikant van het onderdeel. (ontgrendelingscontrole) - 12.
Afsluitplug - 13. Koppelingspen - 14. 144 - Ontgrendelde stand, verwijderd F1A0382

Geen openingen tussen 2 en 5 - 15.


Opening van circa 5 mm

154
De trekstang met kogelkop Het vergrendelingsmechanisme wordt De trekstang verwijderen
installeren als volgt voorbelast: met de sleutel 1. Verwijder de beschermdop van het
1. Verwijder de plug uit de zittingbuis. in het slot en het slot open, het vliegwiel slot en duw deze op de greep van
De trekstang met kogelkop staat naar buiten trekken in de richting van de sleutel. Open het slot met de sleutel.
gewoonlijk in de ontgrendelde stand als de pijl en, om voor te belasten, draaien 2. Houd de trekstang stevig vast,
hij uit de bagageruimte wordt in de richting van pijl b tot de aanslag. verwijder het vliegwiel in de richting van
genomen. Dit is te zien aan de afstand De ontgrendelingshendel is de pijl en draai het in de richting van
van het vliegwiel tot de trekstang, die ingeschakeld en het pijl b tot de aanslag, om het te
overeenkomt met een opening van vergrendelingsmechanisme blijft in de verwijderen tot de uitgetrokken stand.
ongeveer 5 mm (zie afbeelding) en aan voorbelaste stand ook als het vliegwiel Verwijder vervolgens de trekstang uit de
het rode merkteken op het vliegwiel wordt losgemaakt. De trekstang moet zittingbuis. Nu kan het vliegwiel
dat gericht is naar het groene in de zittingbuis geplaatst worden losgemaakt worden; het stopt vanzelf in
merkteken op de trekstang. met de koppelingspen voor de de losgemaakte stand.
Let erop dat de trekstang uitsluitend installatie. Plaatsen van onderaf en naar 3. Leg de trekstang op zodanige wijze
gemonteerd kan worden als hij in deze boven duwen. Het mechanisme wordt in de bagageruimte dat hij niet vuil of
toestand verkeert. Als het dan automatisch vergrendeld. Houd uw beschadigd kan raken door andere
vergrendelingsmechanisme van de handen uit de buurt van het vliegwiel, voorwerpen die vervoerd worden.
trekstang losgemaakt wordt vóór de want dit draait tijdens de 4. Plaats de geschikte plug in de
installatie, of op willekeurig welk ander vergrendelingsprocedure. montagepijp.
moment, en in de vergrendelde stand 2. De trekstang moet in de zittingbuis
staat, dan moet het worden voorbelast. geplaatst worden met de
De vergrendelde stand kan koppelingspen voor de installatie.
Plaatsen van onderaf en naar boven BELANGRIJK
gecontroleerd worden aan de hand van
het samenvallen van het groene duwen. Het mechanisme wordt dan
merkteken van het vliegwiel met het automatisch vergrendeld. Houd uw 41) De kogelkop met trekstang mag
handen uit de buurt van het vliegwiel, uitsluitend gerepareerd en uit elkaar
groene merkteken van de trekstang en gehaald worden door de fabrikant.
aan de stopstand van het vliegwiel want dit draait tijdens de
42) Het bijgeleverde plaatje moet zich op
op de trekstang, namelijk zonder vergrendelingsprocedure.
een uiterst zichtbare plaats van het voertuig
opening (zie afbeelding). 3. Vergrendel het slot en verwijder altijd bevinden, in de buurt van de montagepijp
de sleutel. De sleutel kan niet verwijderd of in de bagageruimte.
worden als het slot niet vergrendeld is.
Breng de beschermdop aan op het
slot.

155
43) Om correcte werking van het systeem LANGDURIGE dek het voertuig af met een doek of

STARTEN EN RIJDEN
te garanderen, periodiek alle vuilaanslag STILSTAND een geperforeerde kunststof hoes.
verwijderen die zich op de kogelkop, de
trekstang en de montagepijp kan hebben
Gebruik geen dichte plastic hoezen,
verzameld. De mechanische onderdelen
Tref de volgende voorzorgsmaatregelen omdat het op de carrosserie aanwezige
moeten op de aangegeven intervallen een als het voertuig langer dan een maand vocht dan niet kan verdampen;
onderhoudsbeurt krijgen. Het slot mag niet gebruikt zal worden: pomp de banden 0,5 bar boven de
alleen behandeld worden met grafiet. parkeer het voertuig in een voorgeschreven spanning op en
44) Smeer de koppelingen, de glijvlakken overdekte, droge en indien mogelijk
en de kogels regelmatig met vet zonder
controleer de spanning met regelmatige
hars of olie. Smering vormt ook een betere
goed geventileerde ruimte; tussenpozen;
bescherming tegen corrosie. schakel een versnelling in; tap het koelsysteem van de motor
45) Als het voertuig gewassen wordt met controleer of de handrem niet is niet af.
waterstralen onder hoge druk, dan moet de aangetrokken;
trekstang met kogelkop verwijderd worden BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
en moet de speciale dop gemonteerd koppel de minpool van de accu los,
zijn. De trekstang met kogelkop mag nooit als de auto is uitgerust met een met een alarmsysteem, moet dit met de
behandeld worden met stoomstralen. "accu-cut-of"-functie (scheider), zie afstandsbediening worden
46) Bij de verwijderbare trekstang voor de beschrijving van de werkwijze uitgeschakeld.
met kogelkop worden twee sleutels de paragraaf "Bedieningselementen" in
geleverd. Noteer het sleutelnummer op het BELANGRIJK Wacht, nadat de
slot voor eventuele nabestelling en bewaar
"Dashboard en bedieningselementen";
contactsleutel naar STOP is gedraaid
het. maak de met lak gespoten delen
en het bestuurdersportier is gesloten,
schoon en behandel ze met een
minstens één minuut alvorens de
beschermende was;
elektrische voeding naar de accu los te
reinig en bescherm de glanzende koppelen. Wanneer de elektrische
metalen delen met speciale middelen voeding naar de accu weer wordt
die in de handel verkrijgbaar zijn; aangesloten, controleren of de
bestrooi de wisserrubbers van de contactsleutel in de stand STOP staat
ruitenwissers en achterruitwisser met en of het bestuurdersportier gesloten is.
talkpoeder en til ze van de ruit op;
zet de ruiten iets open;

156
NOODGEVALLEN

Een lekke band of een doorgebrand EEN LAMP VERVANGEN ................158


lampje? LAMP BUITENVERLICHTING
Soms kan een probleem uw reis in VERVANGEN ..................................161
gevaar brengen. BINNENLAMPEN VERVANGEN ......166
De pagina's over noodsituaties kunnen ZEKERINGEN VERVANGEN............167
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen. GATEWAY FMS-MODULE...............180
Wij adviseren u om in een noodsituatie EEN WIEL VERVANGEN .................185
het gratis telefoonnummer te bellen SNELLE BANDENREPARATIEKIT
dat in het garantieboekje is vermeld. FIX & GO AUTOMATIC ....................190
De website www.fiatprofessional.com STARTEN MET HULPACCU ............193
of www.fiatcamper.com voor de
ACCU OPLADEN ............................194
eigenaars van campers levert informatie
over het dichtstbijzijnde Fiat AFSLUITER
BRANDSTOFTOEVOER .................195
Servicenetwerk en een heleboel andere
nuttige informatie. SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........196

157
EEN LAMP BELANGRIJK De binnenkant van de

NOODGEVALLEN
VERVANGEN koplamp kan licht beslagen zijn: dit
duidt niet op een defect, maar wordt
ALGEMENE INSTRUCTIES
veroorzaakt door een lage temperatuur
140) 141) en de luchtvochtigheidsgraad. De
condens zal snel verdwijnen wanneer
47)
de koplampen ingeschakeld worden.
Als een lamp niet functioneert, De aanwezigheid van druppels in de
controleer dan of de betreffende koplamp duidt daarentegen op infiltratie
zekering is doorgebrand alvorens de van water. Neem contact op met het
lamp te vervangen. Om de zekeringen Fiat Servicenetwerk.
te vinden wordt verwezen naar de
paragraaf “Zekeringen vervangen” in dit
BELANGRIJK
hoofdstuk.
controleer alvorens een lamp te
140) Wijzigingen of reparaties aan het
vervangen of de contacten zijn
elektrisch systeem die niet correct zijn
geoxideerd; uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt
vervang defecte lampen door gehouden met de technische
exemplaren van hetzelfde type en systeemgegevens, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
vermogen;
141) In halogeenlampen bevindt zich
controleer na vervanging van een gas onder druk. Als ze breken, kunnen er
lamp altijd de hoogte van de lichtbundel glassplinters wegschieten.
van de koplampen;

BELANGRIJK

47) Raak alleen het metalen gedeelte van


halogeenlampen aan. Het aanraken van de
bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren.
Als de lamp per ongeluk toch wordt
aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.

158
SOORTEN LAMPEN

Het voertuig is uitgerust met verschillende typen lampen.

Volledig glazen lamp: (type A) deze hebben een klemfitting - trek aan
de lamp om hem te verwijderen.

Lamp met bajonet-sluiting: (type B) druk de lamp in en draai hem


linksom om hem te verwijderen.

Buislampen: (type C) trek de lamp uit de veercontacten om hem te


verwijderen.

Halogeenlampen: (type D) maak de lamp los en neem hem uit de


fitting om hem te verwijderen.

Halogeenlampen: (type E) maak de lamp los en neem hem uit de


fitting om hem te verwijderen.

159
Lampen

NOODGEVALLEN Lampen Type Vermogen Figuur


Grootlicht H7 55W D
Dimlicht H7 55W D
Stadslichten voor / dagrijlichten W21/5W - LED (#) - -

Mistvoorlichten(*) H11 55W -


Richtingaanwijzers voor WY21W 21W B

W16WF(**) / WY5W
Zijrichtingaanwijzer 16W (**) / 5W (***) A
(***)
Richtingaanwijzers achter PY2IW 21W B
Stadslicht W5W 5W A
Stadslicht achter P21/5W 21/5W B
Parkeerlichten achter/Remlichten P21W 21W B
Derde remlicht W5W 5W B
Achteruitrijlicht W16W 16W B
Mistachterlicht W16W 16W B
Kentekenverlichting C5W 5W A
Plafondverlichting voor (beweegbaar lampenglas) 12V10W 10W C
Plafondverlichting achterin 12V10W 10W C
(#) indien van toepassing, in plaats van een W21/5W-lamp
(*)voor bepaalde versies/markten
(**)XL en Tempo Libero versie
(***)alle overige versies

160
LAMP Verwijder de rubberen dop C fig. 148
BUITENVERLICHTING om een grootlichtlamp te vervangen.
VERVANGEN Verwijder de rubberen dop B fig. 148
om een dimlichtlamp te vervangen.
KOPLAMPUNITS
Verwijder de rubberen dop A fig. 148
Ga als volgt te werk om de koplampunit om een lamp van de richtingaanwijzers
te verwijderen: of stadslichten/dagrijlichten te
open de motorkap zoals uitgelegd in vervangen (indien niet voorzien van
de paragraaf "Motorkap/Bagageruimte" ledden).
in het hoofdstuk "Kennismaking met 145 F1A0337 Breng de rubberen doppen weer aan
de auto"; na de lampen te hebben vervangen en
maak de stekker A fig. 145 van de controleer of ze goed vastzitten.
koplamp los;
draai de schroeven B fig. 146 los
waarmee de koplamp aan de
carrosserie is bevestigd, maak de
onderzijde van de koplamp los van zijn
behuizing, zoals te zien is in fig. 146,
verwijder hem en plaats hem op een
werkvlak;
146 F1A0338
volg onderstaande stappen om de
lampen te vervangen; E Stadslichten/dagrijlichten met leds 148 F1A0314

monteer de koplamp na de (als alternatief voor D)


STADSLICHT/
vervanging door hem met de schroeven DAGRIJLICHTEN (LEDS)
B fig. 146 te bevestigen;
Dit zijn led-lampjes. Neem voor het
sluit de stekker A fig. 145 op de
vervangen contact op met het Fiat
koplamp aan.
Servicenetwerk.
De lampen zijn als volgt in de lichtunit
opgesteld fig. 147:
A Richtingaanwijzers
B Dimlicht
C Grootlicht
D Stadslichten/dagrijlichten 147 F1A0313

161
STADSLICHT/ GROOTLICHT DIMLICHT

NOODGEVALLEN
DAGRIJLICHTEN
Met gloeilampen
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het rubberen
beschermdeksel A fig. 148;
draai de lamphouder B fig. 149
linksom;
verwijder de lamp door hem weg te
trekken en vervang hem;
duw voorzichtig op de lamp en draai 150 F1A0315

hem linksom ("bajonetsluiting") om 151 F1A0316


Ga als volgt te werk om de lamp te
hem te verwijderen;
vervangen: Ga als volgt te werk om de lamp te
monteer de lamphouder B door hem
verwijder het rubberen vervangen:
rechtsom te draaien en controleer of
beschermdeksel C fig. 148; monteer het rubberen
hij goed vastzit.
maak de lamphouder A fig. 150 uit beschermdeksel B fig. 148;
breng het rubberen beschermdeksel
de zijclips B los en verwijder hem; maak de lamphouder A fig. 151 uit
A fig. 148 weer aan.
maak de stekker los; de zijclips B los en verwijder hem;
monteer de nieuwe lamp, waarbij maak de stekker los;
het profiel van het metalen gedeelte in monteer de nieuwe lamp, waarbij
de uitsparing in de reflector moet vallen; het profiel van het metalen gedeelte in
oefen druk uit om de lamp aan de de uitsparing in de reflector moet vallen;
clips opzij te bevestigen; oefen druk uit om de lamp aan de
sluit de stekker weer aan; clips opzij te bevestigen;
monteer het rubberen sluit de stekker weer aan;
beschermdeksel C fig. 148. monteer het rubberen
149 F1A0386
beschermdeksel B fig. 148.

162
RICHTINGAANWIJZERS Zijkant draai de lamphouder E los en
Ga als volgt te werk om de lamp te Ga als volgt te werk om de lampen te verwijder hem;
vervangen: vervangen fig. 153: verwijder de lamp en vervang hem;
verwijder het rubberen verstel de spiegel met de hand om monteer de nieuwe lamp en voer
beschermdeksel A fig. 148; toegang te krijgen tot de twee de eerder beschreven procedure in
draai de lamphouder B fig. 152 bevestigingsschroeven A; omgekeerde volgorde uit.
linksom; draai de schroeven met de
verwijder de lamp door hem weg te bijgeleverde kruiskopschroevendraaier
trekken en vervang hem; los en verwijder de lamphouderunit
duw voorzichtig op de lamp en draai door hem los te maken uit de tandjes;
hem linksom ("bajonetsluiting") om draai de lamp B linksom om hem
hem te verwijderen; te verwijderen en vervang hem.
monteer de lamphouder B door hem
rechtsom te draaien en controleer of
hij goed vastzit.
breng het rubberen beschermdeksel 154 F1A0361

A fig. 148 weer aan.

153 F1A0195

MISTLAMPEN
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de mistlampen 155 F1A0362
voor te vervangen:
152 F1A0317
draai het wiel helemaal naar binnen;
draai de schroef A los en verwijder
de klep B fig. 154;
druk op de klem C fig. 155 en maak
de stekker D los;

163
ACHTERLICHTUNITS

NOODGEVALLEN

156 F1A0318

De lampen zijn als volgt in de lichtunit


opgesteld fig. 156:
A remlichten/stadslicht achter
B stadslicht achter
C richtingaanwijzers
D achteruitrijlichten
E mistachterlichten
Ga als volgt te werk om de lamp te
157 F1A0319 158 F1A0320
vervangen fig. 157, fig. 158:
open de achterdeur. verwijder de lamp D, E, F door er breng het plastic deksel aan en
draai de 7 bevestigingsschroeven A voorzichtig op te drukken en linksom te bevestig het met de 7
van het plastic deksel los; draaien ("bajonetsluiting) en vervang bevestigingsschroeven A.
hem; verwijder de lamp G, H door hem
draai de twee Pick-up- en chassis/cabine-versies:
naar buiten te trekken;
bevestigingsschroeven B los; Draai de vier schroeven H fig. 159 los
plaats de lamphouder en draai de
trek de unit naar buiten en maak de en vervang de lampen:
schroeven C vast;
stekker los; I lamp van het mistachterlicht
sluit de stekker weer aan, monteer
draai de schroeven C los met de L lamp van het achteruitrijlicht
de lichtunit op de juiste wijze op de
bijgeleverde schroevendraaier en M lamp van het stadslicht achter
carrosserie en draai de
verwijder de lamphouder; N lamp van het remlicht
bevestigingsschroeven B vast.
O lamp van het stadslicht achter

164
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
verwijder het lampenglas A fig. 162
op het door de pijl aangegeven punt;
vervang de lamp door hem uit de
zijcontacten los te maken; controleer of
de nieuwe lamp correct tussen de
contacten wordt geblokkeerd;
monteer het lampenglas met
161 F1A0205
drukbevestiging.
Ga als volgt te werk om de lamp te STADSLICHT
vervangen: (voor bepaalde versies/markten)
draai de twee schroeven A fig. 160
los;
verwijder het lampenglas;
druk de lipjes B fig. 161 in en
verwijder de lamphouder;
verwijder de vastgeklemde lamp en
159 F1A0200 vervang hem.

DERDE REMLICHT KENTEKENVERLICHTING


163 F1A0207

Ga als volgt te werk om de lamp te


vervangen:
extra lange bestelwagen:
– draai de twee schroeven C fig. 163 en
verwijder de koplamp;
– verwijder de lamphouder D aan de
achterkant van de lichtunit door hem
1/4 slag te draaien;
162 F1A0206
160 F1A0204 – verwijder de lamp met
klembevestiging en vervang hem.

165
chassis/cabine-versies met BINNENLAMPEN
NOODGEVALLEN
laadbak: VERVANGEN
– verwijder de lamphouder aan de
achterkant van de lichtunit door hem
1/4 slag te draaien; Zie, voor het type lamp en het
– verwijder de lamp met vermogen, “Een lamp vervangen".
klembevestiging en vervang hem. PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen: 165 F1A0209

verwijder het plafondlampje A fig.


PLAFONDVERLICHTING
164 door aan de door de pijl ACHTERIN
aangegeven punten te trekken;
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder het plafondlampje D fig.
166 op de punten die worden
aangegeven door de pijlen;
open het beschermklepje E fig. 167;
vervang de lamp F fig. 167 door
deze uit de zijcontacten los te maken;
controleer of de nieuwe lamp correct
tussen de contacten wordt
164 F1A0208
geblokkeerd;
open het beschermklepje B fig. 165; sluit het beschermklepje E fig. 167,
vervang de lampen C fig. 165 door monteer het plafondlampje D fig. 166 in
ze uit de zijcontacten los te maken; zijn zitting en controleer of hij goed
controleer of de nieuwe lampen correct bevestigd is.
tussen de contacten worden
geblokkeerd;
sluit klepje B fig. 165, monteer het
plafondlampje A fig. 164 in de zitting en
controleer of het goed bevestigd is.

166
ZEKERINGEN PLAATS VAN DE
VERVANGEN ZEKERINGEN

ALGEMENE INFORMATIE De zekeringen van het voertuig zijn in


drie zekeringenkasten opgenomen;
142) 143) 144) 145) deze bevinden zich in het dashboard, in
het interieur in de rechter stijl en in de
48)
motorruimte.
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij ZEKERINGENKAST DASHBOARD

166 F1A0210
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door. Controleer
eerst de toestand van de zekering
wanneer een onderdeel niet meer
werkt: de geleidende band A fig. 168
moet intact zijn. Als dit wel het geval is,
dan moet de zekering worden
vervangen door een nieuw exemplaar
met dezelfde stroomsterkte (zelfde
kleur).
B intacte zekering.
167 F1A0211 C zekering met doorgebrande
geleidende band.

169 F1A0214

168 F1A0212

167
Draai, om toegang te krijgen tot de Ga als volgt te werk: Zekeringenkast motorruimte

NOODGEVALLEN
zekeringenkast in het dashboard fig. draai de borgschroef volledig vast
169, de schroeven A fig. 170 los en met behulp van de daarvoor bestemde
verwijder het deksel. kruiskopschroevendraaier;
draai de schroef langzaam linksom
tot weerstand wordt ervaren (niet te
vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het openen wordt aangegeven als
de kop van de schroef volledig uit
zijn zitting is gekomen;
verwijder het deksel.
Ga als volgt te werk om het deksel
170 F1A0213 weer aan te brengen:
ZEKERINGENKAST voeg het deksel en de kast weer
MOTORRUIMTE - OPTIONELE goed samen;
BEDRADINGSMODULE draai de borgschroef volledig vast
Om de zekeringenkast fig. 172 - fig. met behulp van de daarvoor bestemde
173 - fig. 174 - fig. 175 te bereiken, kruiskopschroevendraaier;
moet het beschermdeksel fig. 171 draai de schroef langzaam rechtsom
worden verwijderd. tot weerstand wordt ervaren (niet te 172 F1A0216

vast draaien);
draai de schroef langzaam los;
het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in zijn
zitting zit.

171 F1A0334

168
Optionele bedradingsmodule 1 Optionele bedradingsmodule 2
(2.3 130 / 150 Multijet 2-versies)

175 F1A0455-1
173 F1A0457-1
OPTIONELE ZEKERINGENKAST IN
Optionele bedradingsmodule 1 RECHTERSTIJL MIDDEN
(2.3 150 ECOJET) (voor bepaalde versies/markten)
Voor toegang tot de zekeringenkast fig.
176 het beschermdeksel fig. 177
verwijderen.
176 F1A0218

174 F1A0458-1

177 F1A0217

169
Zekeringenkast dashboard

NOODGEVALLEN Beschermd systeem Zekering Ampère


Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard F31 5
(+sleutel)
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Sensor accubewaking voor Start&Stop versies (+accu) F33 7,5
Interieurverlichting minibus (nood) F34 7,5
Radio, Klimaatbeheersingssysteem, Alarm, Tachograaf, regeleenheid
accuschakelaar, Timer Webasto timer (+batterij), TPMS, Voltage F36 10
stabilisador voor radio instellingen(S&S)
Remlichten controle (hoofd), Instrumentenpaneel (+sleutel), Gateway F37 7,5
(voor transformers)
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
Ruitenwisser (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het
stuurwiel, middelste bedieningspaneel, linker bedieningspaneel, F49 5
extra paneel, regeleenheid accuschakelaar (+sleutel), trekhaak,
regensensor, voltage stabilisador (voor S&S)
Klimaatbeheersingssysteem, stuurbekrachtiging regeleenheid,
achteruitrijlichten, Tachograaf (+sleutel), TOM TOM instelling, F51 5
Rijstrook waarschuwingssystemen, Achteruitrijcamera, Koplampen
uitlijning corrector
Instrumentenpaneel (+accu) F53 7,5
Niet beschikbaar F89 -
Linker grootlicht F90 7,5

170
Beschermd systeem Zekering Ampère
Rechter grootlicht F91 7,5
Linker mistlamp F92 7,5
Rechter mistlamp F93 7,5

171
2.3 130/150 Multijet 2 - 130 Multijet 2 met AdBlue - 180 Multijet 2 Power versies

NOODGEVALLEN AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1


Beschermd systeem Zekering Ampère
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Ventilatie interieur met


Webasto, pomp F05 50
gerobotiseerde
versnellingsbak (+accu)

hoge snelheid ventilator F06 40/60


motorkoeling (+accu)

Lage snelheid ventilator F07 40/50


motorkoeling (+accu)

Ventilator
F08 40
inzittendenruimte (+sleutel)

Stopcontact achter F09 15


(+accu)

Claxon F10 15

Stopcontact (+accu) F14 15

Aansteker (+accu) F15 15

Aircocompressor F19 7,5

Ruitenwisser F20 30

Extra bedieningspaneel
voor verstellen en F24 7,5
neerklappen spiegels
(+sleutel)

Spiegelontwaseming F30 15

(*) Alleen voor 2.3 130/150 Multijet 2-versies

172
AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1
Beschermd systeem Zekering Ampère
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Webasto regeleenheid F61 30

Ventilator interieur met F62 20


Webasto

Trekhaak contactdoos F63 20

Koplampsproeiers F64 30

Trekhaak regeleenheid F65 15

Trekhaak regeleenheid F66 15

Trekhaak contactdoos F67 20

(*) Alleen voor 2.3 130/150 Multijet 2-versies

173
2.3 150 ECOJET

NOODGEVALLEN Beschermd systeem Zekering Ampère


AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Ventilatie interieur met


Webasto, pomp F05 20
gerobotiseerde
versnellingsbak (+accu)

Inschakeling F06 20
motorkoelventilator

Ventilator
inzittendenruimte (+sleutel) F08 40

Stopcontact achter
F09 15
(+accu)

Claxon F10 15

Stopcontact (+accu) F14 15

Aansteker (+accu) F15 15

Aircocompressor F19 7,5

Ruitenwisser F20 30

Extra bedieningspaneel
voor verstellen en
neerklappen spiegels F24 7,5
(+sleutel)

Spiegelontwaseming F30 15

174
AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1
Beschermd systeem Zekering Ampère
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Webasto regeleenheid F61 30

Ventilator interieur met


Webasto F62 20

Trekhaak contactdoos F63 20

Koplampsproeiers F64 30

Trekhaak regeleenheid F65 15

Trekhaak regeleenheid F66 15

Trekhaak contactdoos F67 20

175
3.0 140 Natural Power-versies

NOODGEVALLEN AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1


Beschermd systeem Zekering Ampère
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Ventilatie interieur met


Webasto, pomp F05 50
gerobotiseerde
versnellingsbak (+accu)

Hoge snelheid ventilator F06 40/60


motorkoeling (+accu)

Lage snelheid ventilator F07 40/50


motorkoeling (+accu)

Ventilator
inzittendenruimte (+sleutel) F08 40

Stopcontact achter F09 15


(+accu)

Claxon F10 15

Stopcontact (+accu) F14 15

Aansteker (+accu) F15 15

Aircocompressor F19 7,5

Ruitenwisser F20 30

Extra bedieningspaneel
voor verstellen en
neerklappen spiegels F24 7,5
(+sleutel)

Spiegelontwaseming F30 15

176
AAN: Zekeringenkast motorruimte – B: Optionele bedradingsmodule 1
Beschermd systeem Zekering Ampère
(*) – C: Optionele bedradingsmodule 2

Trekhaak contactdoos F63 20

Koplampsproeiers F64 30

Trekhaak regeleenheid F65 15

Trekhaak regeleenheid F66 15

Trekhaak contactdoos F67 20

Methaantankklep (CNG) F68 10

Methaan relais
afsluitkleppen T51 30

177
NOODGEVALLEN
Beschermd systeem Zekering Ampère Optionele zekeringenkast in rechterstijl midden
Motor inname / F54 15
interieurventilator (MBUS)
Verwarmde stoelen F55 15
Stopcontact inzittenden F56 15
achter
Extra verwarming onder F57 10
de stoel
Achterruitverwarming links F58 15
Achterruitverwarming F59 15
rechts
Niet beschikbaar F60 -
Niet beschikbaar F61 -
Niet beschikbaar F62 -
Bediening extra
verwarming passagiers F63 10

Niet beschikbaar F64 -


Ventilator extra
verwarming passagiers F65 30

OPMERKING: als het aardgas op is, regelt de regeleenheid automatisch de omschakeling naar de werking op benzine.

178
BELANGRIJK

142) Vervang een zekering nooit door een exemplaar met een grotere stroomsterkte (ampère); BRANDGEVAAR. Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDIFUSE) doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
143) Controleer voordat een zekering wordt vervangen, of de contactsleutel verwijderd is en of alle stroomverbruikers uitstaan en/of zijn
ontkoppeld.
144) Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
145) Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsysteem (motor, versnellingsbak) of stuurinrichting
doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.

BELANGRIJK

48) Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.

179
GATEWAY Wij adviseren de Gateway FMS-module

NOODGEVALLEN
FMS-MODULE te laten installeren door het Fiat
Servicenetwerk of deskundige
De Gateway FMS-module vormt de
monteurs. De aanwijzingen voor de
interface tussen het gegevensnetwerk
montage zijn vermeld in de Handleiding
van het voertuig en de FMS-standaard.
voor Carrosseriebouwers/Installateurs
FMS: De Fleet Management Systems op de website HYPERLINK "http://
Interface (FMS) is een www.fiatprofessional-converters.com"
standaardinterface waarmee de www.fiatprofessional-converters.com.
signalen van de digitale elektronische In de volgende tabelzijn alle signalen die
regeleenheid van het voertuig gelezen beschikbaar zijn voor de regeleenheden
kunnen worden. De informatie in deze die aangesloten zijn op de Gateway
signalen kan gebruikt worden om de FMS Module.
personalisering van het voertuig of
de speciale uitrusting ervan te
vergemakkelijken. De Gateway
FMS-module ondersteunt de volgende
FMS-standaarduitvoeringen:
FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/
Truck/index.htm)
Bus FMS - Standaardinterface
beschrijving Vers. 02 (beschikbaar op
http://www.fms-standard.com/Bus/
index.htm)

180
Bericht Signaal Beschrijving
Parkeerremschakelaar Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Wheel based speed Geeft de voertuigsnelheid aan
CCVS Clutch switch Geeft aan dat het koppelingspedaal is ingetrapt
Brake switch Geeft aan dat het rempedaal is ingetrapt.
Cruise control active Geeft aan dat de Cruise Control actief is
Gaspedaalstand 1 Geeft de stand van het gaspedaal aan
EEC2 Geeft de percentuele verhouding aan tussen
Motorbelastingspercentage bij huidig toerental motorkoppel en het maximumkoppel aangegeven bij
het huidige motortoerental
Geeft het totale brandstofverbruik aan tijdens de
LFC Engine total fuel used werking van het voertuig
Geeft de verhouding van het brandstofvolume t.o.v. de
DD Fuel Level totale tankinhoud aan
EEC1 Motortoerental Geeft het motortoerental aan

VDHR High resolution total vehicle distance Geeft de totale door het voertuig afgelegde afstand
aan
ET1 Engine coolant temperature Geeft de temperatuur van de motorkoelvloeistof aan
AMB Ambient Air Temperature Geeft de temperatuur buiten het voertuig aan
Geeft de hoeveelheid brandstof aan die door de motor
Brandstofdebiet per tijdseenheid gebruikt wordt
LFE
Instantaneous Fuel Economy Geeft de verhouding aan tussen de hoeveelheid
gebruikte brandstof en de huidige voertuigsnelheid
Geeft de afstand aan die gereden kan worden tot de
SERV Service distance volgende geprogrammeerde onderhoudsbeurt
HOURS Total engine hours Geeft de totale werkingstijd van de motor aan
DC1 Positie van portieren Geeft de huidige status van de portieren aan
AS Dynamostatus 1 Geeft de huidige dynamostatus aan

181
NOODGEVALLEN
Bericht Signaal Beschrijving
Gekozen versnelling (1) Geeft volgende verwachte versnelling aan
ETC2
Huidige versnelling (1) Geeft de huidige versnelling aan
Minutes Geeft de minuten aan
Hours Geeft de uren aan
TD Month Geeft de maand aan
Day Geeft de dag aan
Year Geeft het jaar aan
(1) Beschikbaar op voertuigen met Comfort-Matic-versnellingsbak

182
Bericht Signaal Beschrijving
High beam, main beam Geeft de actieve status van het grootlicht aan
Dimlicht Geeft de actieve status van het dimlicht aan
Richtingaanwijzers Geeft de actieve status van de richtingaanwijzers aan
Hazard warning Geeft de actieve status van de alarmknipperlichten aan
Parkeerrem Geeft aan dat de parkeerrem is ingeschakeld
Remfout/storing remsysteem Geeft een storing in het remsysteem aan
Hatch open Geeft aan dat het achterportier niet gesloten is
Fuel level Geeft aan dat het brandstofreservelampje brandt

Engine coolant temperature Geeft aan dat het lampje oververhitting


motorkoelvloeistof brandt

Battery charging condition Geeft aan dat het lampje onvoldoende acculading
FMS1 (2) brandt
Geeft aan dat het lampje onvoldoende motoroliedruk
Motorolie brandt
Position lights, side lights Geeft de actieve status van de positielichten aan
Mistvoorlichten Geeft de actieve status van de mistlampen aan
Mistachterlicht Geeft de actieve status van de mistachterlichten aan
Geeft aan dat het lampje storing EOBD/inspuitsysteem
Engine / Mil indicator brandt

Service, call for maintenance Geeft aan dat de melding geprogrammeerd


onderhoud is weergegeven
Transmissiefout/storing Geeft een storing in het transmissiesysteem aan
Anti-lock brake system failure Geeft aan dat het lampje storing ABS brandt
(2) De signaalwaarden komen van informatie op het instrumentenpaneel

183
NOODGEVALLEN
Bericht Signaal Beschrijving
Worn brake linings Geeft aan dat het lampje remblokslijtage brandt
Malfunction / general failure Geeft aan dat het lampje algemene storing brandt

Height Control (Levelling) Geeft aan dat de melding wielophanging met


FMS1 (2) automatische niveauregeling is weergegeven
Engine Emission system failure (Mil indicator) Geeft aan dat het lampje roetfilter verstopt brandt

ESC-indicatie Geeft aan dat het lampje m.b.t. de stabiliteitsregeling


brandt
Geeft de door de tachograaf vastgelegde rijsnelheid
TC01 Tachograafsnelheid van de auto (3) aan
Status open portier 1 Geeft de status van het bestuurdersportier aan
Open Status Door 1 Geeft de status van het passagiersportier aan

DC2 Status open portier 3 (4) Geeft de status van het/de achterportier(en) aan

Status open portier 4 (4) Geeft de status van de zijschuifdeur aan

Status open portier 5 (4) Geeft de status van de zijschuifdeur aan


Geeft aan of de Gateway FMS Module in staat is om
Requests supported de verzoeken van de externe FMS module te
beantwoorden
FMS Diagnostics supported Geeft aan of de Gateway FMS Module verzoeken om
verzending van diagnose-informatie ondersteunt

FMS-standard SW - version supported Geeft de FMS-standaardversie weer die ondersteund


wordt door de Gateway FMS-module
(2) De signaalwaarden komen van informatie op het instrumentenpaneel
(3) Het rijsnelheidssignaal is zelfs zonder tachograaf nog beschikbaar
(4) Als de inhoud niet aanwezig is, heeft het overgebrachte signaal de waarde ‘gesloten’

184
EEN WIEL In de tas zitten de volgende
VERVANGEN gereedschappen:
A - trekoog
ALGEMENE INSTRUCTIES
B - stang voor sleutel
Om het wiel te vervangen en de krik en C - wielboutsleutel
het reservewiel (voor bepaalde D - krik
versies/markten) juist te gebruiken, E - verlenging voor sleutel
moeten de volgende F - handgreep schroevendraaier
voorzorgsmaatregelen worden G - bit schroevendraaier
genomen. als de gereedschapshouder niet is
178 F1A0168

146) 147) 148) 149) 150)


zet de motor af en trek de handrem
Het is nuttig om het volgende te aan;
weten: schakel de eerste versnelling of de
de krik weegt 4,5 kg; achteruit in;
de krik behoeft geen afstelling; doe het reflecterende veiligheidsvest
de krik kan niet gerepareerd worden: (wettelijk verplicht in bepaalde landen)
in geval van een defect moet de krik aan voordat u uit het voertuig stapt;
door een origineel exemplaar worden geef aan dat het voertuig panne
vervangen; heeft door de voorzieningen te 179 F1A0420
afgezien van de slinger mag geen gebruiken die wettelijk verplicht zijn in
enkel ander gereedschap op de krik uw land (bijv. driehoek, bijgeleverd, kan voor speciale
gemonteerd worden. alarmknipperlichten, enz.); uitrustingsniveaus, een tas met
Indien er een wiel verwisseld moet bovengenoemde gereedschappen
151)
worden op een helling of een geleverd worden;
Ga als volgt te werk om een wiel te onverharde weg, leg dan iets onder de bij versies met lichtmetalen velgen,
vervangen: wielen om ze te blokkeren; het vastgeklemde wieldeksel
stop het voertuig op een plek die neem de gereedschapstas vanonder verwijderen;
niet gevaarlijk is voor het verkeer en de passagiersstoel (zie "Opbergvak neem de verlenging voor de sleutel,
waar het wiel op veilige wijze vervangen onder de voorste passagiersstoel" in de wielboutsleutel en de stang voor
kan worden. De grond moet zo het hoofdstuk "Interne uitrusting" in de sleutel uit de gereedschapshouder;
mogelijk vlak en voldoende compact "Kennismaking met het voertuig").
zijn;

185
met de gereedschappen correct bij versies uitgerust met voor alle versies, ga naar de wielkuip

NOODGEVALLEN
geassembleerd, de bevestigingsbouten automatische pneumatische rechtsachter, draai aan de schroef A
van het wiel dat verwisseld moet niveauregeling, moeten, voordat het fig. 182 op de reservewielhouder en
worden één slag losdraaien; voertuig met de krik omhoog wordt gebruik de bijgeleverde sleutel die
draai aan de ringmoer om de krik gebracht, de knoppen A en B fig. 181 correct gemonteerd moet zijn met het
gedeeltelijk te verlengen; tegelijkertijd minstens gedurende 5 bijbehorende verlengstuk B fig. 182.
plaats de krik op de hefsteun die seconden ingedrukt worden. De draai het gereedschap linksom fig.
zich het dichtst bij het te vervangen wiel werkingsmodus om het voertuig 183 om het reservewiel te laten zakken;
bevindt, op de punten getoond in fig. omhoog te brengen is ingeschakeld: de blijf linksom draaien tot aan de
178. Bij versies met een korte wielbasis leds blijven constant branden. Druk, eindaanslag, welke aangegeven wordt
met uitschuifbare opstaptrede moet om deze modus te verlaten, nogmaals doordat de handeling moeizaam wordt
de krik zodanig in het in fig. 180 5 seconden tegelijkertijd op de of doordat een klik uit de koppeling in
aangegeven punt worden geplaatst, knoppen A en B; beide leds op de het gereedschap wordt gehoord;
45° gedraaid, dat de krik geen contact knoppen gaan uit en de volledige
maakt met de opstaptrede; systeemwerking wordt hersteld. Deze 153) 154)
modus wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer een snelheid
van ongeveer 5 km/h wordt
overschreden.
152)

182 F1A0171
180 F1A0169

na het afrollen van de hele kabel van


waarschuw alle omstanders dat de
het hefmechaniek van het reservewiel,
auto wordt opgekrikt. Niemand mag
het wiel uit het voertuig verwijderen;
in de nabijheid van het voertuig komen
en het voertuig vooral niet aanraken draai de borgknop D fig. 184 los en
tot het weer helemaal op de grond 181 F1A0170 schuif het wiel van de houder E.
staat. krik het voertuig op.
Na het voertuig te hebben opgekrikt:

186
monteer de gereedschappen om de plaats het gemonteerde
wielbouten om de beurt en diagonaal gereedschap fig. 183 voorzien van het
volledig vast te draaien in de volgorde betreffende verlengstuk B fig. 182 op
aangegeven in fig. 186; de schroef A fig. 182 van de
breng het voertuig omlaag met de bedieningsinrichting op het
wielsleutel en verwijder de krik; reservewielcompartiment en draai het
rechtsom zodat het reservewiel
omhoog komt tot het volledig tegen het
subplatform rust en de
183 F1A0421
vergrendelingsmarkering D fig. 183 in
het venster op de inrichting is
verschenen.
155)

185 F1A0422

184 F1A0174

met de gereedschappen
gemonteerd de bouten fig. 185 volledig H
losdraaien en het wiel verwijderen; 187 F1A0430

monteer het reservewiel en laat de G Ga bij voertuigen met lichtmetalen


gaten G fig. 186 over de bijbehorende velgen als volgt te werk:
pennen H vallen. Zorg bij de montage 186 F1A0176
voer de bovenbeschreven
van het reservewiel dat de handelingen om het wiel te verwisselen
Na voltooiing van de werkzaamheden:
contactvlakken volledig schoon zijn, uit tot het wiel met de lekke band op
want anders kunnen de wielbouten na neem het verwijderde wiel, bevestig
het op de houder E fig. 184 en draai het hefmechaniek van het reservewiel
verloop van tijd loskomen; wordt geplaatst;
de knop D vast;
draai de 5 wielbouten niet te hard
vast;

187
neem de kit uit de gereedschapstas plaats het gemonteerde

NOODGEVALLEN
die zich in het dashboardkastje bevindt; gereedschap fig. 183 voorzien van het
de kit bevat een beugel, drie betreffende verlengstuk B fig. 182 op
speciale bouten en een inbussleutel, de schroef A fig. 182 van de
maat 10; bedieningsinrichting op het
ga naar de achterkant van het reservewielcompartiment en draai het
voertuig waar het reservewiel zich rechtsom zodat het reservewiel
bevindt; omhoog komt tot het volledig tegen het
subplatform rust en de
controleer of de kabel van het
189
vergrendelingsmarkering D fig. 185 in
hefmechaniek van het reservewiel F1A0425
het venster op de inrichting is
volledig is afgerold; neem de bel en
verschenen.
plaats deze in de ronde beugel fig. 188;
Controleer of het vervangen wiel
correct in zijn zitting onder de
bodemplaat is geplaatst (het
hefsysteem is voorzien van een
vangkoppeling die als eindaanslag
fungeert, onjuiste plaatsing kan
de veiligheid in gevaar brengen);
berg de demontagegereedschappen
190 F1A0426
in de gereedschapstas/-doos op;
plaats de gereedschapstas/-doos in
188 F1A0424
zijn opbergvak onder de
draai de knop op de schroef vast passagiersstoel.
om de beugel fig. 189 vast te zetten. 156) 157)
leg de beugel op de binnenkant van
de lichtmetalen velg fig. 190.
gebruik de inbussleutel om de drie
speciale schroeven op de
beugelmoeren fig. 191 te draaien en zet
191 F1A0385
het wiel vast;

188
149) Gebruik de krik uitsluitend voor het 154) Ook de bewegende onderdelen van
verwisselen van een wiel van de auto de krik (bouten en scharnieren) kunnen
BELANGRIJK waarbij de krik geleverd is of voor auto’s verwondingen veroorzaken: raak deze
van hetzelfde model. Gebruik de krik niet onderdelen niet aan. In geval van
voor andere doeleinden, zoals het accidenteel contact met smeervet, het
146) Gebruik de alarmknipperlichten, de
opkrikken van andere voertuigmodellen. betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
gevarendriehoek enzovoorts om te laten
Gebruik de krik nooit om reparaties onder 155) Nadat het reservewiel is opgeheven
zien dat uw voertuig stilstaat. Alle
het voertuig te verrichten. Door een en vastgezet en gecontroleerd is of het wiel
inzittenden moeten het voertuig auto
verkeerde plaatsing van de krik, kan het correct onder het platform is geplaatst
verlaten, vooral als het zwaar beladen is,
voertuig van de krik vallen. Gebruik de krik (gele markering in het venster van de
en uit de buurt van gevaarlijk verkeer
niet voor zwaardere lasten dan is inrichting), moet de sleutel worden
wachten tot het wiel is verwisseld. Trek de
aangegeven op het plaatje op de krik. weggenomen. Draai de sleutel niet de
handrem aan indien er een wiel verwisseld
moet worden op een helling of een 150) Voer nooit werkzaamheden aan het verkeerde kant op (zoals in fig. 187) om
onverharde weg, leg iets onder de wielen ventiel uit. Steek nooit gereedschap tussen hem gemakkelijker te kunnen verwijderen,
om ze te blokkeren. de velg en de band. Controleer regelmatig om te voorkomen dat de
de spanning van zowel de banden als bevestigingsinrichting loskomt en te zorgen
147) Het reservewiel (voor bepaalde
het reservewiel, zie de spanningswaarden dat de wieleenheid veilig blijft vastzitten.
versies/markten) is specifiek voor de auto
die zijn aangegeven in het hoofdstuk 156) Telkens wanneer het reservewiel
waarbij het geleverd is. Gebruik het daarom
“Technische gegevens”. wordt bewogen, moet de correcte
niet voor andere modellen. Monteer ook
geen reservewielen van andere modellen 151) Afgezien van de slinger mag geen plaatsing ervan in de zitting onder de
op uw voertuig. De wielbouten zijn specifiek enkel ander gereedschap op de krik bodemplaat worden gecontroleerd. Een
voor uw voertuig: monteer ze niet op gemonteerd worden. De krik mag alleen verkeerd geplaatst wiel kan de veiligheid in
andere modellen en monteer ook geen handmatig bediend worden. gevaar brengen.
wielbouten van andere modellen op uw 152) Steek bij versies met automatische 157) Het hefmechaniek van het
voertuig. niveauregeling nooit uw hoofd of handen in reservewiel is voorzien van een
148) Zorg dat het verwisselde wiel zo snel de wielkuip: het voertuig kan automatisch veiligheidskoppelingssysteem om het
mogelijk wordt gerepareerd en omhoog of omlaag komen, afhankelijk mechaniek te beschermen; dit kan
gemonteerd. Smeer de schroefdraad van van de mogelijke veranderingen in belading geactiveerd worden als er buitensporige
de wielbouten niet met vet voordat ze of temperatuur. kracht op de manoeuvreerbout wordt
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor 153) Het gereedschap mag alleen uitgeoefend.
losraken. handmatig bediend worden. Afgezien van
de bijgeleverde slinger mag geen enkel
ander gereedschap, zoals pneumatische of
elektrische schroevendraaiers op de krik
gebruikt worden.

189
SNELLE BANDEN- informatiefolder (zie fig. 193), voor BELANGRIJKE

NOODGEVALLEN
REPARATIEKIT FIX & een correct gebruik van de snelle INFORMATIE:
GO AUTOMATIC bandenreparatiekit, die vervolgens Het afdichtmiddel van de snelle
overhandigd moet worden aan reparatiekit werkt bij
het personeel dat de behandelde band buitentemperaturen tussen –20 °C en
(voor bepaalde versies/markten) moet repareren; +50 °C.
De snelle bandenreparatiekit Fix & Go een compressor D met drukmeter Het afdichtmiddel heeft een
automatic bevindt zich voorin in de en aansluitstukken; houdbaarheidsdatum.
passagiersruimte en bevat fig. 192: een paar beschermende 161) 162)
handschoenen in het zijvak van de
compressor; 3)
adapters voor het oppompen van OPPOMPEN
verschillende elementen.
163) 164) 165) 166) 167)
158) 159) 160)
Trek de handrem aan. Draai de
49) ventieldop los, neem de vulleiding A fig.
194 uit en draai de ringmoer B op het
ventiel van de band vast;
steek de stekker E fig. 196 in het
192 F1A0180
dichtstbijzijnde 12V-stopcontact en
fles A met het afdichtmiddel en start de motor. Draai de schakelaar D
voorzien van: fig. 195 linksom in de reparatiestand.
– een doorzichtige vulleiding B; Schakel de compressor in door op
– een zwart slangetje voor het de aan/uit schakelaar te drukken.
herstellen van de spanning E; Pomp de band op tot de juiste
– sticker C met het opschrift "max. 80 bandenspanning, vermeld in de
km/h”, na de reparatie van de band aan 193 F1A0181 paragraaf "Bandenspanning" in het
te brengen op een voor de bestuurder hoofdstuk "Technische gegevens", is
zichtbare plaats (op het dashboard); bereikt.

190
als het na 10 minuten nog steeds stop na ongeveer 10 minuten en
niet mogelijk is om minstens 3 bar controleer de bandenspanning
te krijgen, maak dan de doorzichtige opnieuw; vergeet niet de handrem aan
vulleiding van het ventiel los, neem de te trekken;
12V-stekker uit en verplaats vervolgens als een spanning van minstens 3 bar
het voertuig ongeveer 10 meter naar wordt gemeten, herstel dan de
voren, zodat de afdichtvloeistof zich correcte bandenspanning (bij draaiende
gelijkmatig in de band kan verdelen; motor en aangetrokken handrem)
pomp de band vervolgens weer op; vermeld in de paragraaf
194 F1A0182 als het na deze handeling na 10 "Bandenspanning" in het hoofdstuk
minuten nog steeds niet mogelijk is om "Technische gegevens", ga weer rijden
Voor een preciezere aflezing wordt minstens 3 bar te krijgen, rijd dan niet en rijd zeer voorzichtig naar de
geadviseerd om bij uitgeschakelde verder omdat de band te ernstig dichtstbijzijnde garage van een Fiat
compressor de druk op de drukmeter F beschadigd is en de bandenreparatiekit dealer.
fig. 195 te controleren, zonder de niet de vereiste afdichting kan
schakelaar uit de reparatiestand te garanderen en neem contact op met
verplaatsen; het Fiat Servicenetwerk; BELANGRIJK
als de bandenspanning vermeld in
de paragraaf "Bandenspanning" in 158) Overhandig de informatiefolder aan
het hoofdstuk "Technische gegevens" is het personeel dat de met de snelle
bereikt, rijd dan onmiddellijk weg; reparatiekit behandelde band moet
repareren.
159) Lekken en beschadigingen in de
flanken kunnen niet gerepareerd worden.
Gebruik de reparatiekit niet als de band
beschadigd is geraakt door het rijden met
een lege band.
195 F1A0183 160) Reparatie is niet mogelijk bij schade
aan de velg (zodanige vervorming van
de groef dat er lucht weglekt). Verwijder
niet het eventueel in de band
binnengedrongen voorwerp (schroef of
spijker).
196 F1A0335

191
161) Bedien de compressor nooit langer 165) Rijd niet verder als de

NOODGEVALLEN
dan 20 minuten achter elkaar. Gevaar voor bandenspanning onder 3 bar is gedaald:
oververhitting. Banden gerepareerd met de snelle bandenreparatiekit Fix & Go BELANGRIJK
de snelle bandenreparatiekit mogen slechts automatic kan de vereiste afdichting niet
tijdelijk gebruikt worden, aangezien de kit garanderen omdat de band te ernstig
3) Vervang het busje als de
niet geschikt is voor een definitieve beschadigd is. Neem contact op met het
houdbaarheidsdatum van het
reparatie. Fiat Servicenetwerk.
afdichtmiddel is verstreken. Laat het busje
162) De bus bevat ethyleenglycol. Bevat 166) Informeer het servicepunt dat de en het afdichtmiddel niet in het milieu
latex dat een allergische reactie kan band gerepareerd is met de snelle achter. Zorg dat ze worden weggegooid
veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. bandenreparatiekit. Overhandig de overeenkomstig de nationale en plaatselijke
Irriterend voor de ogen. Kan irritatie informatiefolder aan het personeel dat de voorschriften.
veroorzaken bij inademing of contact. met de snelle reparatiekit behandelde band
Vermijd contact met huid, ogen en kleding. moet repareren.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk 167) Als andere banden worden gebruikt
water. Wek het braken niet op bij inslikken. dan de banden die bij het voertuig geleverd
Spoel de mond uit, drink veel water en zijn, kan de reparatie waarschijnlijk niet
raadpleeg onmiddellijk een arts. Buiten mogelijk zijn. Bij vervanging van de banden
bereik van kinderen bewaren. Het product is het raadzaam de door de fabrikant
mag niet gebruikt worden door goedgekeurde banden te monteren. Wend
astmapatiënten. Adem de dampen niet in u tot het Fiat Servicenetwerk.
tijdens het inbrengen en oppompen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts bij
allergische reacties. Bewaar het busje in
zijn houder, uit de buurt van BELANGRIJK
warmtebronnen. Het afdichtmiddel heeft
een houdbaarheidsdatum. Vervang het
busje als de houdbaarheidsdatum van het 49) Als de band door vreemde voorwerpen
afdichtmiddel is verstreken. lek is geraakt, kan de kit gebruikt worden
163) Doe de beschermende voor beschadigingen in het loopvlak of
handschoenen aan die bij de snelle de schouder met een diameter van max. 4
bandenreparatiekit zijn geleverd. mm.
164) Breng de sticker op een voor de
bestuurder goed zichtbare plaats aan, om
eraan te herinneren dat de band behandeld
is met de snelle bandenreparatiekit. Rijd
voorzichtig, met name in bochten.
Overschrijd de snelheid van 80 km/h niet.
Vermijd abrupt accelereren of remmen.

192
STARTEN MET Ga als volgt te werk om de auto te BELANGRIJK Verbind de minklemmen
HULPACCU starten: van de twee accu’s niet rechtstreeks
til het kapje A fig. 197 op om de met elkaar: eventuele vonken kunnen
Als het waarschuwingslampje plusklem van de accu toegankelijk te het explosieve gas ontsteken dat uit de
constant aan blijft op het maken; accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
instrumentenpaneel, neem onmiddellijk in een andere auto is geïnstalleerd,
verbind de plusklemmen (+ teken bij
contact op met het Fiat Servicenetwerk. moet accidenteel contact tussen de
de klem) van de beide accu's met
STARTEN MET een geschikte startkabel; metalen delen van beide auto's
HULPACCU vermeden worden.
sluit een andere kabel aan op de
Als de accu leeg is, kan de motor minklem (–) van de hulpaccu en het ROLLEND STARTEN
gestart worden met een hulpaccu met massapunt zoals aangegeven in fig. Probeer de motor nooit te starten door
dezelfde of een iets hogere capaciteit 198; het voertuig te duwen, te slepen of
dan de lege accu. de motor starten; van een helling af te laten rijden.
Het is raadzaam om de accu door het Hierdoor kan brandstof in de
verwijder als de motor gestart is, de
Fiat Servicenetwerk te laten katalysator terechtkomen die hierdoor
kabels in de omgekeerde volgorde.
controleren/vervangen. onherstelbaar beschadigd wordt.
168)

BELANGRIJK

168) Deze startprocedure moet door


ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
198 F1A0352 contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
Als de motor na enkele pogingen niet van de accu en veroorzaak geen vonken.
197 F1A0351
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het dichtstbijzijnde
Fiat Servicepunt.

193
ACCU OPLADEN BELANGRIJK De kabels van het schakel na het opladen eerst de

NOODGEVALLEN
elektrische systeem moeten weer acculader uit voordat deze wordt
BELANGRIJK De procedure voor het correct worden aangesloten op de losgekoppeld van de accu;
opladen van de accu is uitsluitend accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de sluit de klem weer op de minpool
bedoeld ter informatie. Neem contact plusklem en de minkabel (–) op de van de accu aan.
op met het Fiat Servicenetwerk om minklem. De accuklemmen zijn
deze handeling te laten uitvoeren. VERSIES MET
gemarkeerd met de symbolen plus (+) START&STOP-SYSTEEM
en min (–), en zijn weergegeven op
BELANGRIJK Wacht, nadat de het deksel van de accu. De Ga als volgt te werk om de accu op te
startinrichting op STOP is gezet en het kabelklemmen moeten ook corrosievrij laden:
bestuurdersportier is gesloten, zijn en stevig aan de klemmen maak de stekker A van de
minstens één minuut alvorens de bevestigd worden. Indien gebruik accusensor C op de minpool D van de
elektrische voeding naar de accu los te gemaakt wordt van een accusnellader accu los (door op de knop B te
koppelen. Wanneer de elektrische terwijl de accu in de auto gemonteerd drukken);
voeding weer op de accu wordt is, moeten, alvorens de lader aan te sluit de pluskabel van de acculader
aangesloten, controleer dan of de sluiten, eerst de kabels van de accu aan op de plusklem E van de accu
startinrichting in de stand STOP staat worden losgekoppeld. Gebruik geen en de minkabel op de klem van de
en of het bestuurdersportier gesloten is. "snellader" voor de levering van sensor F zoals aangegeven in fig. 199;
startspanning. schakel de acculader in;
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage 169) 170) schakel na het opladen de acculader
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te uit;
laden. De accu langer opladen, kan de VERSIES ZONDER sluit na de acculader te hebben
START&STOP-SYSTEEM
accu beschadigen. afgekoppeld de stekker A weer op de
Ga als volgt te werk om de accu op te sensor C aan zoals aangegeven in
laden: fig. 199.
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;

194
AFSLUITER BELANGRIJK Vergeet niet na een
BRANDS- ongeval de sleutel uit het contactslot te
TOFTOEVOER nemen om het ontladen van de accu
te voorkomen. Als er na een ongeval
Het voertuig is voorzien van een geen brandstoflekkage of beschadiging
afsluiter voor de brandstoftoevoer. Bij van elektrische onderdelen van het
een ongeval springt deze schakelaar voertuig (bijv. koplampen) wordt
omhoog, waardoor de vastgesteld en het voertuig verder kan
brandstoftoevoer wordt gestopt en de rijden, de automatische afsluiter van
motor afslaat. de brandstoftoevoer weer inschakelen.
199 F1A0219
Wanneer de afsluiter van de
brandstoftoevoer in werking treedt, De afsluiter van de
brandstoftoevoer weer inschakelen
wordt niet alleen de brandstoftoevoer
BELANGRIJK Druk op knop A fig. 200 om de afsluiter
gestopt, maar worden ook de
waarschuwingsknipperlichten, de van de brandstoftoevoer weer in te
169) Accuvloeistof is giftig en corrosief: buitenverlichting en de schakelen.
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
plafondverlichting ingeschakeld,
uitgevoerd in een goed geventileerde worden alle portieren ontgrendeld en
ruimte, ver van open vuur en vonken: verschijnt er een bericht. Druk op knop
brand- en ontploffingsgevaar. A om uit te schakelen. Er is, bij
170) Probeer nooit een bevroren accu op sommige versies, ook een extra
te laden: ontdooi eerst de accu om veiligheidsschakelaar voorzien die in
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
werking treedt bij een ongeval
vakbekwaam personeel worden waardoor de elektrische voeding wordt
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd onderbroken. Zo wordt
zijn en of de behuizing geen scheuren brandstoflekkage bij leidingbreuk en
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vonkvorming of elektrische ontladingen 200 F1A0086
vloeistof kan weglekken.
bij beschadiging van de elektrische
onderdelen van het voertuig
voorkomen.
171) 172)

195
SLEPEN VAN HET
NOODGEVALLEN BELANGRIJK VOERTUIG
173) 174) 175) 176) 177) 178) 179) 180) 181)
171) Als na een botsing een brandstoflucht Het voertuig is voorzien van twee
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
sleepogen.
geconstateerd, de afsluiter niet opnieuw
inschakelen om gevaar van brand te
voorkomen.
172) Controleer, voordat de afsluiter van de
brandstoftoevoer weer wordt ingeschakeld,
zorgvuldig op brandstoflekkage of 203 F1A0344

beschadiging van elektrische onderdelen


van het voertuig (bijv. koplampen).
Het sleepoog voor bevindt zich in de
gereedschapstas onder de
passagiersstoel. Bij versies met Fix&Go
kit en zonder reservewiel, is de
gereedschapstas alleen optioneel
201 F1A0221
verkrijgbaar voor bepaalde
versies/markten.

202 F1A0222

204 F1A0223

Bij versies zonder gereedschapstas


wordt het sleepoog samen met het
instructieboek in de opslagruimte voor
de boorddocumentatie bewaard.

196
Om het te gebruiken, gaat u als volgt te VERSIES MET COMFORT-MATIC 177) Bij het slepen van de auto moet men
werk: VERSNELLINGSBAK zich aan de wegenverkeerswetgeving
houden, zowel voor de trekhaak als voor
Open en verwijder de klep A zoals is Verzeker u ervan dat de versnellingsbak het slepen zelf.
aangegeven fig. 201; in de vrijstand (N) staat (door te
178) Start de motor niet wanneer het
draai de vergrendelknop B fig. 201 controleren of het voertuig door te voertuig wordt gesleept.
linksom en verwijder hem om het vak duwen verplaatst kan worden) en ga 179) Slepen mag uitsluitend plaatsvinden
fig. 202 te kunnen uitnemen; vervolgens te werk zoals bij een over de weg; de voorziening mag niet
voertuig met handgeschakelde gebruikt worden om het voertuig weer op
neem de schroevendraaier uit de de weg te brengen als het van de weg
versnellingsbak.
gereedschapstas en maak hiermee de is geraakt.
Sleep de auto niet als de
dop C fig. 204 open op het 180) Slepen mag niet plaatsvinden om
versnellingsbak niet in de vrijstand kan
aangegeven punt; langs betekenisvolle obstakels op de weg
worden gezet en neem contact op te komen (bijv. sneeuwhopen of materiaal
neem het sleepoog D uit de met het Fiat Servicenetwerk. op het wegdek).
gereedschapstas en draai het stevig op
181) Slepen moet plaatsvinden met de
de schroefdraadpen fig. 204. twee voertuigen (een sleept en de ander
De afbeelding geeft het punt weer waar wordt gesleept) zoveel mogelijk uitgelijnd,
BELANGRIJK
zich de achterste sleepoog B fig. 205 slepen door wegassistentievoertuigen moet
bevindt. ook plaatsvinden met de twee voertuigen
173) Schroef het sleepoog vast en zoveel mogelijk uitgelijnd.
controleer dat het vastgedraaid zit tot de
eindaanslag.
174) Vóór het slepen moet het stuurslot
worden uitgeschakeld (zie paragraaf
"Contactslot" in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto").
175) Onthoud dat tijdens het slepen
werken de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet werken.
Daarom is er meer kracht benodigd voor
de bediening van het rempedaal en het
205 F1A0224
stuur.
176) Gebruik voor het slepen geen soepele
kabels en vermijd bruuske bewegingen.
Zorg tijdens het slepen dat er geen
onderdelen door de sleepverbinding
kunnen worden beschadigd.

197
ONDERHOUD EN ZORG
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de GEPROGRAMMEERD
prestaties van de auto, evenals ONDERHOUD.................................199
beperkte bedrijfskosten en het behoud PERIODIEKE CONTROLES .............199
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO ...200
tijd gegarandeerd worden. ONDERHOUDSSCHEMA................201
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe. NIVEAUS CONTROLEREN..............208
LUCHTFILTER/POLLENFILTER .......215
ACCU .............................................216
RUITENWISSER..............................218
HET VOERTUIG OPKRIKKEN .........219
WIELEN EN BANDEN .....................219
WINTERBANDEN............................221
SNEEUWKETTINGEN .....................221
CARROSSERIE ...............................222
INTERIEUR......................................223
RUBBER SLANGEN........................224

198
GEPROGRAMMEERD Het geprogrammeerde onderhoud kan PERIODIEKE
ONDERHOUD door alle werkplaatsen van het Fiat CONTROLES
Servicenetwerk, op van te voren
Juist onderhoud is essentieel voor een vastgestelde tijdstippen, worden Vóór een lange reis controleren en
lange levensduur van het voertuig uitgevoerd. eventueel bijvullen:
onder optimale omstandigheden. Eventuele reparaties die nodig blijken niveau motorkoelvloeistof;
Om die reden heeft Fiat een reeks tijdens het uitvoeren van de diverse remvloeistofniveau;
controles en onderhoudsbeurten inspecties en controles van het controle en herstel van het additief
opgesteld die, afhankelijk van geprogrammeerd onderhoud, mogen niveau voor AdBlue Diesel emissies
de motorversie, elke 48.000 kilometer uitsluitend worden uitgevoerd na (UREUM) (voor bepaalde versies
uitgevoerd moeten worden. uitdrukkelijke toestemming van de /markten indien aanwezig);
Het is echter belangrijk om eraan te klant.
denken dat geprogrammeerd vloeistofniveau ruitensproeier;
onderhoud niet volledig toereikend is BELANGRIJK Het is raadzaam het Fiat conditie en spanning banden;
om het voertuig in optimale staat te Servicenetwerk onmiddellijk te werking verlichting (koplampen,
houden: zelfs in de beginperiode vóór informeren over eventuele kleine richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
de onderhoudsbeurt bij 48.000 km defecten en niet te wachten tot de enz..);
en daarna, tussen twee volgende onderhoudsbeurt. werking ruitenwissers/-sproeiers en
onderhoudsbeurten in, is regelmatig Als het voertuig dikwijls gebruikt wordt stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
wat extra aandacht vereist, zoals voor het trekken van aanhangers, Voor een goede werking en onderhoud
bijvoorbeeld de vloeistofniveaus dan moet een korter interval tussen de van het voertuig, is het raadzaam de
controleren en eventueel bijvullen en de onderhoudsbeurten worden bovenstaande werkzaamheden
bandenspanning controleren aangehouden. regelmatig uit te voeren (het is
enzovoorts. raadzaam ongeveer elke 1000 km het
niveau van de motorolie te controleren
BELANGRIJK De onderhoudsbeurten en elke 3000 km bij te vullen).
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.

199
ZWAAR GEBRUIK conditie van aandrijfriemen van

ONDERHOUD EN ZORG
VAN DE AUTO hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
Als vooral een intensief gebruik van het zo nodig vervangen;
voertuig wordt gemaakt, zoals:
Herstel het additief niveau voor
het trekken van aanhangers of AdBlue Diesel emissies (UREUN) (voor
caravans; versies/markten, indien van
het rijden op stoffige wegen; toepassing), bij het aangaan van de
talrijke korte ritten (minder dan 7-8 lamp of de melding op het
km) en bij buitentemperaturen onder instrumentenpaneel;
het vriespunt; pollenfilter controleren en zo nodig
de motor vaak stationair draait of vervangen.
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als het voertuig lang
niet wordt gebruikt;
dienen de volgende controles vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven
in het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen
smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(stofkappen - hoezen - bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;

200
ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 144.000 km/6 jaar (130 - 150 - 180 Multijet 2
versies) 192.000 km/8 jaar (115 Multijet 2 versies) cyclisch herhaald worden, te beginnen vanaf het eerste interval, daarna
dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.

km x 1000 48 96 144 192 240


Jaren 2 4 6 8 10
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen ● ● ● ● ●
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning, indien nodig,
herstellen; vervaldatum van de "Fix & Go Automatic" reparatiekit kit ● ● ● ● ●
controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes ● ● ● ● ●
instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren en zo nodig de
● ● ● ● ●
sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisserbladen van de ruitenwissers voor/achter
● ● ● ● ●
controleren (voor bepaalde versies/markten)
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
● ● ● ● ●
mechanismen reinigen en smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en ● ● ● ● ●
remsysteem) en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de
● ● ● ● ●
werking van remblokslijtagesensor controleren

201
ONDERHOUD EN ZORG
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 2 4 6 8 10
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren en de
werking van remblokslijtagesensor controleren (voor versies/markten, daar ● ● ● ● ●
waar aanwezig)
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1) (2) ● ● ● ● ●
Controleer vloeistofniveau hydraulica COMFORT-MATIC-versnellingsbak (3)
● ● ● ● ●
(*)
Controleer olie voor inschakelsysteem hydraulische koppeling (voor versies
● ● ● ● ●
met COMFORT-MATIC-versnellingsbak) (3) (*)
Vervang olie voor inschakelsysteem hydraulische koppeling (voor versies
● ●
met COMFORT-MATIC-versnellingsbak) (4) (*)
Visueel de aandrijfriem(en) van de hulporganen controleren (versies zonder
● ●
automatische riemspanner) (130 - 150 - 180 MultiJet 2-versies)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
● ●
zonder automatische riemspanner) (5)

(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
(2) Het verbruik van additieven tegen emissies (UREUM) is afhankelijk van de gebruikstoestand van het voertuig en wordt aangegeven met een controlelampje en
bericht op het instrumentenpaneel (voor bepaalde versies/markten).
(3) Controle jaarlijks uit te voeren in koude klimaten.
(4) Of om de 2 jaar
(5) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van het hulporgaan gecontroleerd worden.
(*) OPMERKING (voor versies met COMFORT-MATIC-versnellingsbak): om het oliepeil van de versnellingsbak te controleren en de vloeistof van het hydraulisch
systeem van de koppeling te controleren/verversen, gaat u naar een Fiat Servicepunt.

202
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 2 4 6 8 10
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
● ● ●
zonder automatische riemspanner) (115 MultiJet 2-versies) (5)
Staat getande distributieriem controleren (130-150-180 MultiJet 2 versies) ● ●
Staat getande distributieriem controleren (115 MultiJet 2 versies) ● ● ● ● ●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen ● ● ● ● ●
Uitlaatgasemissie controleren ● ● ● ● ●
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het brandstoftoevoer-/
motormanagementsysteem en de verslechtering van de motorolie te ● ● ● ● ●
controleren (het laatste voor bepaalde versies/markten)
De reiniging van onderste rails zijschuifdeuren controleren bij uitvoeringen
● ● ● ● ●
met zijschuifdeuren. (of iedere 6 maanden)
Brandstoffilterelement vervangen ● ● ● ● ●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (130-150-180 MultiJet 2 versies) ●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (115 MultiJet 2 versies) ● ●
Distributieriem vervangen (130-150-180 MultiJet 2-versies) (6)
Distributieriem vervangen (115 MultiJet 2-versies) (7)

(5) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van het hulporgaan gecontroleerd worden.
(6) Wordt een maximale kilometerstand van 192.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud
klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(7) Wordt een maximale kilometerstand van 144.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud
klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.

203
ONDERHOUD EN ZORG
km x 1000 48 96 144 192 240
Jaren 2 4 6 8 10
Luchtfilterelement vervangen (8) ● ● ● ● ●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (9)
Remvloeistof verversen (10)
Interieurfilter vervangen ● ● ● ● ●

(8) Als het voertuig is uitgerust met een luchtfilter speciaal voor stoffige gebieden: het filter om de 20.000 km controleren en reinigen, het filter elke 40.000 km
vervangen of het luchtfilter vervangen zodra de indicatie "verstopt filter" verschijnt.
(9) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van de auto en wordt aangegeven met een
brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel (zie paragraaf "Lampjes en berichten") en mag nooit meer dan 24 maanden
bedragen. Als het voertuig overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12 maanden vervangen worden.
(10) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.

204
Natural Power versies

km x 1000 40 80 120 160 200


Jaren 2 4 6 8 10
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen ● ● ● ● ●
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes ● ● ● ● ●
instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren en zo nodig de
● ● ● ● ●
sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren ● ● ● ● ●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
● ● ● ● ●
mechanismen reinigen en smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en ● ● ● ● ●
remsysteem) en rubber elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor visueel controleren
● ● ● ● ●
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter visueel controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren (voor bepaalde ● ● ● ● ●
versies/markten)
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelvloeistof,
● ● ● ● ●
remmen/hydraulische koppeling, ruitensproeiers, accu enz.)
Conditie van de aandrijfriem en bediening hulporganen visueel controleren
● ●
(bij versies zonder automatische riemspanner)

205
ONDERHOUD EN ZORG
km x 1000 40 80 120 160 200
Jaren 2 4 6 8 10
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
● ●
zonder automatische riemspanner)
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen ● ● ● ● ●
Uitlaatgasemissie controleren ● ● ● ● ●
Werking van motormanagementsystemen controleren (met gebruik van
● ● ● ● ●
diagnose-aansluiting)
De reiniging van onderste rails zijschuifdeuren controleren bij uitvoeringen
● ● ● ● ●
met zijschuifdeuren. (of iedere 6 maanden)
Bougie vervangen ● ● ● ● ●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen ●
Luchtfilterelement vervangen (1) ● ● ● ● ●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (2) ● ● ● ● ●
Remvloeistof verversen (3)
Interieurfilter vervangen ● ● ● ● ●
Controleer visueel de conditie van de methaanproductie in de buizen en
hulpstukken, methaan tank bevestiging voor mogelijk ● ● ● ● ●
herstelwerkzaamheden.
Controleer de drukregelaar en vervang, indien nodig, het binnenfilter ● ● ● ● ●

(1) Als het voertuig is uitgerust met een speciaal luchtfilter voor stoffige omgevingen: - elke 20.000 km het filter controleren en reinigen
(2) Als het voertuig jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motorolie en het filter iedere 12 maanden vervangen worden.
(3) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.

206
km x 1000 40 80 120 160 200
Jaren 2 4 6 8 10
Controleer de werking en parameters van het brandstoftoevoersysteem
● ● ● ● ●
m.b.v. diagnose-aansluiting
Controleer het aanhaalmoment van de bevestigingsstrips van de cilinder. ● ● ●
Controleer afdichting verwarmingsleidingen drukregelaar ● ● ● ● ●
Controleer of de injectoren correct gemonteerd zijn (plaatsing, klemwerking) ● ● ● ● ●
Controleer elektrische aansluitingen en intactheid motorbedrading ● ● ● ● ●

207
NIVEAUS CONTROLEREN
ONDERHOUD EN ZORG
.

2.0 115 Multijet 2 versies

206 F1A0371

A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof


182) 183)

50)

208
2.3 130 Multijet 2 - 130 met AdBlue - 150 Multijet 2 - 180 Multijet 2 Power
versies

207 F1A0370

A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof


182) 183)

50)

209
2.3 150 ECOJET versies

ONDERHOUD EN ZORG

208 F1A0450

A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof


182) 183)

50)

210
3.0 140 Natural Power-versies

209 F1A0375

A. Motorolievulopening – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Stuurbekrachtigingsvloeistof


182) 183)

50)

211
MOTOROLIE BELANGRIJK Het motorolieverbruik giet langzaam een mengsel van 50%

ONDERHOUD EN ZORG 51)


hangt af van de rijstijl en de gedemineraliseerd water en 50%
Controleer, ongeveer enkele minuten omstandigheden waaronder het PARAFLUUP van PETRONAS
(ongeveer 5 minuten) na het uitzetten voertuig wordt gebruikt. LUBRICANTS door de vulopening C fig.
van de motor, het oliepeil met het 206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209 van
voertuig op een horizontale BELANGRIJK Laat na het bijvullen of het reservoir tot het MAX-niveau wordt
ondergrond. het verversen van motorolie de motor bereikt.
Controleer of het peil zich tussen het enkele seconden draaien alvorens hem Het mengsel van 50%
MIN- en MAX-teken bevindt op de uit te zetten en wacht enkele minuten gedemineraliseerd water en 50%
peilstok B fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 - alvorens het oliepeil te controleren. PARAFLU UP beschermt tegen vorst tot
fig. 209. -35 °C.
Het verschil tussen het MIN en BELANGRIJK Vul motorolie bij met Wanneer het voertuig onder bijzonder
MAX-teken komt overeen met ongeveer dezelfde kenmerken als de motorolie extreme klimaatomstandigheden wordt
1 liter olie. waarmee de motor reeds is gevuld. gebruikt, adviseren wij een mengsel
Indien het oliepeil zich vlakbij of onder MOTORKOELVLOEISTOF van 60% PARAFLUUP en 40%
het MIN-teken bevindt, vul dan olie gedemineraliseerd water.
184)
bij via de vulopening A fig. 206 - fig.
207 - fig. 208 - fig. 209 met de 52)
bijgeleverde vulleiding (voor bepaalde
Controleer het koelvloeistofniveau bij
versies/markten), tot het MAX-teken
koude motor. Het niveau moet tussen
is bereikt.
het MIN- en MAX teken op het reservoir
Het olieniveau mag nooit boven het
staan.
MAX-teken komen.
Als het niveau te laag is, als volgt te
Motorolieverbruik werk gaan:
Gewoonlijk ligt het maximaal verwijder om de vulopening van het
motorolieverbruik op 400 gram per reservoir te bereiken het plastic deksel 210 F1A0336

1000 km. A fig. 210 door de borgschroeven B


Wanneer het voertuig nieuw is, moet de linksom te draaien;
motor worden ingereden, daarom kan
het motorolieverbruik pas na de eerste
5.000-6.000 km als stabiel beschouwd
worden.

212
STUURBEKRACHTIGINGS- Start de motor en wacht tot het
VLOEISTOF vloeistofpeil in het reservoir stabiel is.
185) Draai bij draaiende motor het
stuurwiel enkele keren helemaal naar
53) rechts en helemaal naar links.
Vul olie bij, totdat het niveau bij het
4)
MAX-teken komt en draai de dop vast.
Controleer of de stuurbekrachtigingsolie
in het reservoir op het maximum niveau VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
staat. Deze controle mag alleen op ACHTERRUITSPROEIER
een horizontale ondergrond en bij
186) 187)
uitgeschakelde en koude motor worden
verricht. Om vloeistof toe te voegen:
Ga als volgt te werk: verwijder de dop D fig. 206 - fig. 207
verwijder om de vulopening van het - fig. 208 - fig. 209 door de borgtand
reservoir te bereiken het plastic deksel naar buiten toe te trekken;
A fig. 210 door de borgschroeven B trek de opening van de leiding
linksom te draaien; omhoog om de telescopische trechter
controleer of het niveau op het fig. 211 uit te nemen.
MAX-teken op de peilstok staat. De BELANGRIJK Om te voorkomen dat de
211 F1A0396
peilstok is vastgemaakt aan de dop F dop beschadigt of in aanraking komt
fig. 206 - fig. 207 - fig. 208 - fig. 209 met mechanische onderdelen in de 30% PETRONAS DURANCE SC 35 en
(gebruik voor de controle bij koude buurt, moet de dop goed geplaatst 70% water in de zomer.
motor het aangegeven peil op de kant worden zoals te zien is in fig. 211 50% PETRONAS DURANCE SC 35 en
met 20°C van de peilstok). alvorens hem te openen. Draai 50% water in de winter.
Als het vloeistofpeil in het reservoir lager er anders aan tot die de juiste positie Gebruik bij temperaturen onder –20 °C
is dan voorgeschreven, vul dan bereikt. onverdunde PETRONAS DURANCE
uitsluitend bij met een van de Vul overeenkomstig de volgende SC 35-vloeistof.
producten uit de tabel “Vloeistoffen en aanwijzingen:
smeermiddelen” in het hoofdstuk Gebruik een mengsel van water en
“Technische gegevens”. Ga hiervoor als PETRONAS DURANCE SC 35, in de
volgt te werk: volgende mengverhouding:

213
Ga als volgt te werk om de dop te BELANGRIJK Remvloeistof is 184) Het koelsysteem staat onder druk.

ONDERHOUD EN ZORG
sluiten: hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan). Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
duw de trechter helemaal naar Daarom moet bij overwegend gebruik het systeem niet negatief te beïnvloeden.
binnen tot die vastzit; van het voertuig in gebieden met grote Draai bij warme motor de dop van het
sluit de dop. luchtvochtigheid, de vloeistof vaker reservoir niet los: gevaar voor
worden vervangen dan is aangegeven brandwonden.
188) in het “Geprogrammeerd 185) Vermijd elk contact tussen de
onderhoudsschema”. stuurbekrachtigingsolie en de hete
REMVLOEISTOF motoronderdelen: de olie is licht
189) 190)
VLOEISTOF ontvlambaar.
HYDRAULISCH SYSTEEM 186) Rijd nooit met een leeg
COMFORT-MATIC- ruitensproeiervloeistofreservoir:
54)
VERSNELLINGSBAK ruitensproeiers zijn van fundamenteel
Draai de dop E fig. 206 - fig. 207 - fig. belang voor een goed zicht.
Om het oliepeil van de versnellingsbak
208 - fig. 209 los en controleer of de 187) Sommige in de handel verkrijgbare
te controleren en de vloeistof van het
vloeistof in het reservoir op het ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
hydraulische systeem van de koppeling
maximum niveau staat. ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
te vervangen, moet u naar een Fiat onderdelen die bij contact met de vloeistof
Het vloeistofniveau in het reservoir mag
Servicenetwerk gaan. brand kunnen veroorzaken.
niet boven het MAX-teken staan.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de 191)
188) Maak de dop niet van het verlengstuk
los zonder eerst het systeem met de ring
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen" te hebben uitgetrokken.
(zie “Technische gegevens”).
189) Remvloeistof is giftig en uiterst
OPMERKING Reinig zorgvuldig de BELANGRIJK corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
reservoirdop en het omliggende gemorst wordt, moeten de betrokken delen
oppervlak. onmiddellijk worden gewassen met water
182) Rook nooit tijdens het uitvoeren van en neutrale zeep. Vervolgens met veel
Zorg er goed voor dat er geen werkzaamheden in de motorruimte: er water afspoelen. In geval van inslikken
verontreinigingen in het reservoir kunnen ontvlambare gassen en dampen onmiddellijk een arts raadplegen.
terechtkomen als de dop geopend vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
190) Het symbool , op het reservoir van
wordt. 183) Wees bijzonder voorzichtig bij het de remvloeistof geeft aan dat een
Gebruik voor het bijvullen altijd een uitvoeren van werkzaamheden in de remvloeistof een synthetische of op
trechter met fijne zeef van maximaal motorruimte bij warme motor: gevaar voor mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
brandwonden. Vergeet niet dat bij een gebruik van minerale vloeistoffen kan de
0,12 mm. warme motor de ventilator onverwacht kan speciale rubberen pakkingen in het
inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals, remsysteem onherstelbaar beschadigen.
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.

214
191) Gebruikte versnellingsbakolie bevat 54) Vermijd elk contact tussen de uiterst LUCHTFILTER/
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. corrosieve remvloeistof en de gelakte POLLENFILTER
Het wordt aanbevolen de olie te laten delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
vervangen door het Fiat Servicenetwerk rijkelijk water.
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke Laat het luchtfilter vervangen door het
voorschriften verwerkt wordt. Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
LUCHTFILTER - STOFFIGE
WEGEN
BELANGRIJK 4) Het verbruik van de (voor bepaalde versies/markten)
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag;
als na het bijvullen binnen korte tijd het Het luchtfilter voor stoffige omgevingen
50) Wees voorzichtig bij het bijvullen en niveau weer moet worden hersteld, dan is voorzien van een visuele
meng nooit verschillende soorten moet het systeem op eventuele lekkages verstoppingsindicator A fig. 212.
vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek worden gecontroleerd door het Fiat
en het mengen ervan kan het voertuig Servicenetwerk.
ernstig beschadigen.
51) De gebruikte motorolie en vervangen
oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
de olie en de filters te laten vervangen door
het Fiat Servicenetwerk.
52) Het koelsysteem moet worden gevuld
met PARAFLUUP antivriesvloeistof. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
212 F1A0238
reeds is gevuld. PARAFLU UP mag niet
met andere typen vloeistoffen worden
Lees de verstoppingsindicator
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem regelmatig af (Zie "Geprogrammeerd
contact op met het Fiat Servicenetwerk. Onderhoudsschema" in het hoofdstuk
53) Druk niet langer dan 8 seconden “Onderhoud en zorg”).
aanhoudend op de eindbeweging van de
stuurbekrachtiging, als de motor
ingeschakeld is, aangezien er geluid wordt
geproduceerd en er kans op het
beschadigen van het systeem bestaat.

215
BELANGRIJK Reinig het filter met ACCU NUTTIG ADVIES OM DE

ONDERHOUD EN ZORG
perslucht, gebruik geen vloeistoffen of LEVENSDUUR VAN DE
oplosmiddelen. Omdat het luchtfilter ACCU TE VERLENGEN
speciaal is ontworpen voor stoffige De accu bevindt zich in de Neem de volgende aanwijzingen in acht
omgevingen, is het raadzaam het filter passagiersruimte, vóór de pedalen. om het snel ontladen van de accu te
te laten vervangen door het Fiat Verwijder het beschermdeksel voor voorkomen en de levensduur te
Servicenetwerk. toegang tot de accu. verlengen:
192) 193) wanneer het voertuig wordt
geparkeerd, controleer dan of de
DE BATTERIJ portieren, de motorkap en de
VERVANGEN achterklep goed gesloten zijn. Hiermee
Vervang indien nodig de accu door een wordt voorkomen dat de
andere originele accu met dezelfde interieurverlichting blijft branden;
specificaties. schakel de interieurverlichting uit: het
Als de accu vervangen wordt door een voertuig is in ieder geval uitgerust met
accu met andere specificaties, dan een systeem voor automatische
zijn de onderhoudsintervallen die in het uitschakeling van de interieurverlichting;
“Onderhoudsschema” van dit houd accessoires (bijv. autoradio,
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer alarmknipperlichten, enz.) niet te lang
geldig. ingeschakeld wanneer de motor is
Volg de aanwijzingen van de fabrikant uitgezet;
van de accu voor het onderhoud. maak voordat werkzaamheden aan
194) 195) de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de betreffende
55) 56) minpool los;
trek de accuklemmen stevig aan.
5)

216
BELANGRIJK Wacht, nadat de Als men na aanschaf van het voertuig
contactsleutel naar STOP is gedraaid accessoires wil monteren die constante BELANGRIJK
en het bestuurdersportier is gesloten, elektrische voeding nodig hebben
minstens één minuut alvorens de (diefstalalarm, enz.) of veel stroom
192) Accuvloeistof is giftig en corrosief.
elektrische voeding van de accu los te verbruiken, dient men contact op te
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
koppelen. Wanneer de elektrische nemen met het gespecialiseerde open vuur en bronnen van vonken uit
voeding weer op de accu wordt personeel van het Fiat Servicenetwerk. de buurt van de accu: brand- en
aangesloten, controleer dan of de Zij kunnen het totale stroomverbruik ontploffingsgevaar.
startinrichting in de stand STOP staat beoordelen en controleren of de 193) Als de accu met onvoldoende
en of het bestuurdersportier gesloten is. elektrische installatie hierop berekend is vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
en of het noodzakelijk is een accu met
veroorzaken.
BELANGRIJK Als het laadniveau een grotere capaciteit te monteren.
194) Alvorens aan het elektrische systeem
gedurende langere tijd onder 50% blijft, Zij zullen bovendien over de meest te gaan werken, de negatieve accukabel
raakt de accu door sulfatering geschikte systemen van Lineaccessori losmaken middels de daarvoor bestemde
beschadigd. Hierdoor verminderen de MOPAR adviseren. klem, na ten minste een minuut te hebben
capaciteit en het startvermogen. Er zijn namelijk ook apparaten die bij gewacht nadat de contactsleutel op STOP
De accu is in dit geval ook gevoeliger is geplaatst.
afgezette motor stroom blijven
voor bevriezing (dit kan reeds bij -10 °C verbruiken en op deze manier de accu 195) Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
gebeuren). ontladen. altijd met een speciale bril beschermd
Als de auto langere tijd niet gebruikt worden.
wordt, zie dan "Langdurige stilstand BELANGRIJK Als het voertuig is
van de auto” in het hoofdstuk "Starten voorzien van een tachograaf en 5
en rijden". dagen niet wordt gebruikt, is het BELANGRIJK
raadzaam om de minpool van de accu
los te koppelen om ontlading van de
55) Onjuiste installatie van elektrische en
accu te voorkomen.
elektronische apparatuur kan leiden tot
Als het voertuig is uitgerust met een ernstige schade aan het voertuig. Als men
acculoskoppelfunctie (accuschakelaar), na aanschaf van het voertuig accessoires
zie dan voor de beschrijving van de wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
loskoppelprocedure de paragraaf telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
"Bedieningselementen" in "Dashboard geschikte apparaten zal aanraden en zal
en bedieningselementen"). controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.

217
56) Als het voertuig langere tijd niet RUITENWISSER SPROEIERS

ONDERHOUD EN ZORG
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu Ruitensproeier fig. 214
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing WISSERBLADEN
te voorkomen. VOORRUIT VERVANGEN
196)

BELANGRIJK 57)

5) Accu’s bevatten stoffen die zeer


gevaarlijk zijn voor het milieu. Laat de accu
vervangen door het Fiat Servicenetwerk,
waar deze op milieuvriendelijke wijze en
214 F1A0242
overeenkomstig de wettelijke voorschriften
verwerkt wordt. Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit.
Controleer vervolgens of de
213 F1A0241 sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
Ga als volgt te werk:
ontstoppen.
hef de wisserarm op, druk op het De sproeistralen kunnen gericht worden
lipje fig. 213 van de springveer en door de sproeiers met een platte
verwijder het wisserblad van de arm; schroevendraaier af te stellen.
monteer het nieuwe wisserblad door De sproeistralen moeten op circa een
het lipje in de speciale zitting op de derde van de bovenrand van de ruit
wisserarm te blokkeren; worden gericht.
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.

218
KOPLAMPSPROEIERS HET VOERTUIG WIELEN EN BANDEN
Controleer regelmatig de conditie en de OPKRIKKEN
Controleer voor een lange reis en elke
aanwezigheid van vuil in de
Als het voertuig opgekrikt moet twee weken de bandenspanning van
koplampsproeiers.
worden, ga dan naar een werkplaats de banden en het ruimtebesparend
De koplampsproeiers worden
van het Fiat Servicenetwerk die is reservewiel. Deze controle moet bij
automatisch geactiveerd wanneer, bij
uitgerust met een garagekrik of een koude banden worden uitgevoerd.
ingeschakeld dimlicht, de
hefbrug. Het is normaal dat de spanning tijdens
ruitensproeiers worden bediend.
Het voertuig mag alleen zijdelings het rijden toeneemt. Zie voor de
worden opgekrikt door de uiteinden van correcte bandenspanning de paragraaf
BELANGRIJK de hefarmen van de garagekrik of de “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
brug in de zones getoond in fig. 215 te gegevens”.
196) Rijden met versleten wisserbladen is plaatsen. Onjuiste bandenspanning leidt tot
bijzonder gevaarlijk, doordat het zicht abnormale slijtage van de banden fig.
onder slechte weersomstandigheden 216:
wordt beperkt. A normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak;
BELANGRIJK B te lage spanning: overmatige slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak;
57) Schakel de ruitenwissers niet met van C te hoge spanning: overmatige slijtage
de ruit opgeheven wisserbladen in. in het midden van het loopvlak;
Banden moeten vervangen worden
wanneer de profieldiepte van het
215 F1A0366
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt
gereden.
197) 198) 199) 200)

219
banden verouderen, ook als ze

ONDERHOUD EN ZORG
weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in het BELANGRIJK
loopvlak en op de wangen betekenen
dat de band verouderd is. Laat de
197) Onthoud dat de wegligging van het
banden door gespecialiseerd personeel
voertuig in grote mate van een juiste
controleren als ze langer dan 6 jaar bandenspanning afhankelijk is.
onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet 198) Als de spanning te laag is, raakt de
ook niet het reservewiel zorgvuldig te band oververhit, met mogelijke ernstige
laten controleren; beschadiging als gevolg.
216 F1A0240 monteer in geval van vervanging 199) Verwissel de banden niet kruiselings,
altijd nieuwe banden en vermijd banden door ze van de rechterzijde naar de
BELANGRIJKE linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
waarvan de herkomst dubieus is;
INFORMATIE 200) Voer bij lichtmetalen velgen nooit
Voorkom indien mogelijk bruusk bij de montage van een nieuwe spuitwerkzaamheden uit die een
remmen en optrekken met piepende band moet ook het ventiel worden temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
vervangen; de mechanische eigenschappen van de
banden. Vermijd botsingen tegen wielen in gevaar brengen.
stoepranden, kuilen of andere om een gelijkmatige slijtage van
hindernissen. Lang rijden op een slecht voor- en achterbanden te garanderen,
wegdek kan de banden beschadigen; wordt geadviseerd ze elke 10-15
controleer de banden regelmatig duizend kilometer van as te
op scheuren in de wangen, verwisselen; houd de banden aan
oneffenheden of onregelmatige slijtage dezelfde zijde van het voertuig
op het loopvlak. Neem zo nodig gemonteerd zodat de draairichting niet
contact op met het Fiat Servicenetwerk; wordt omgekeerd.
BELANGRIJK Controleer bij het
rijd nooit met een te zwaar beladen
vervangen van een band of de
auto: dit kan ernstige beschadiging
TPMS-sensor voor
van banden en velgen veroorzaken;
bandenspanningcontrole ook van de
stop onmiddellijk bij een lekke band vorige velg is afgenomen, samen met
en verwissel het wiel om beschadiging het ventiel.
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;

220
WINTERBANDEN SNEEUWKETTINGEN
BELANGRIJK
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
De specifieke eigenschappen van aan de plaatselijke voorschriften in elk
winterbanden verminderen drastisch 201) De maximumsnelheid voor land voldoen.
winterbanden met de indicatie “Q” is 160
wanneer de profieldiepte minder is dan Sneeuwkettingen mogen alleen op de
km/h; 190 km/h voor winterbanden met de
4 mm. Vervang in dergelijke gevallen indicatie “T” en 210 km/h voor banden van de voorwielen
de wielen. winterbanden met de indicatie"H". Houdt u (aandrijfwielen) gemonteerd worden.
steeds aan de wegenverkeerswetgeving Het gebruik van sneeuwkettingen van
BELANGRIJK Als winterbanden worden en voorschriften van het land waar u bent Lineaccessori MOPAR wordt
gebruikt met een maximum toegestane en overschrijd de maximumsnelheden niet.
aanbevolen. Controleer de spanning
snelheid die lager is dan de topsnelheid van de sneeuwkettingen na enkele
van het voertuig (plus een marge van tientallen meters rijden.
5%), dan moet in de passagiersruimte
58)
een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane BELANGRIJK Bedien het gaspedaal
snelheid wanneer met winterbanden uiterst voorzichtig als sneeuwkettingen
wordt gereden (conform de gemonteerd zijn; voorkom of beperk
EU-richtlijnen). het risico op doorslippen van de
Monteer op de vier wielen dezelfde aandrijfwielen die breuk van de ketting
banden (zelfde merk en profieldiepte) en bijgevolg beschadiging van de
voor meer veiligheid tijdens het rijden en carrosserie of de mechanische
het remmen en voor een betere onderdelen kunnen veroorzaken.
bestuurbaarheid.
Denk eraan dat de draairichting van de BELANGRIJK Gebruik voor versies met
banden niet omgedraaid mag worden. 225/75 R16 banden, sneeuwkettingen
met een max. dikte van 16 mm.
201) Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.

221
CARROSSERIE Het normale onderhoud van de lak

ONDERHOUD EN ZORG BELANGRIJK beperkt zich tot het wassen van de


auto: de frequentie is afhankelijk van
BESCHERMING TEGEN het gebruik van de auto en van de
58) Beperk de snelheid wanneer er
ATMOSFERISCHE omgeving.
sneeuwkettingen zijn gemonteerd;
INVLOEDEN Zo is het bijvoorbeeld raadzaam het
overschrijd de 50 km/h niet. Vermijd
putdeksels, rijd niet over treden of trottoirs De belangrijkste oorzaken van roest voertuig vaker te wassen in gebieden
en rijd geen lange afstanden over wegen zijn: met sterke luchtverontreiniging of bij het
zonder sneeuw, om beschadigingen aan rijden over wegen met strooizout.
zowel het voertuig als het wegoppervlak te luchtverontreiniging;
voorkomen.
Ga als volgt te werk om het voertuig
zoutgehalte in de lucht en
correct te wassen:
vochtigheid (kustgebieden, warm en
vochtig klimaat); maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
seizoensgebonden
omgevingsomstandigheden. was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
TIPS VOOR HET BEHOUD en spoel de spons regelmatig uit;
VAN DE CARROSSERIE
spoel goed af met schoon water en
Lakwerk droog met een luchtstraal of een
De lak heeft behalve een esthetische zeemleren lap.
functie ook een beschermende functie Ga als volgt te werk om het voertuig
van het plaatwerk. correct te wassen in een wastunnel:
Werk beschadigingen van de laklaag, verwijder de antenne van het dak
zoals krassen en schuurplekken, om beschadiging ervan te voorkomen;
onmiddellijk bij om roestvorming te het voertuig moet gewassen worden
voorkomen. Voor het bijwerken mogen met water toegevoegd aan een
uitsluitend originele lakproducten reinigingsoplossing;
worden gebruikt (zie “Identificatieplaatje
spoel goed af met schoon water om
carrosserielak” in het hoofdstuk
zeepresten op de carrosserie en de
“Technische gegevens”).
minder zichtbare delen te verwijderen.

222
Ruiten INTERIEUR
Gebruik specifieke BELANGRIJK
schoonmaakmiddelen voor ruiten.
Controleer af en toe of er geen water
Gebruik tevens schone doeken om 59) Sommige automatische systemen die onder de matten is blijven staan
krassen en beschadigingen te uitgerust zijn met een oudere generatie
(wegens water dat van schoenen,
voorkomen. bladen en/of slecht zijn onderhouden
kunnen de lak beschadigen, wat paraplu's, enz. druppelt), waardoor het
een bepaalde reactie teweegbrengt plaatwerk kan gaan roesten.
BELANGRIJK Veeg het
waardoor de lak mat/gecoat lijkt, met
binnenoppervlak van de achterruit name bij donkere kleuren. In dit geval dient 202) 203)
voorzichtig met een doek af, en volg u lichtjes met speciale producten te
hierbij de richting van de elektrische polijsten. STOELEN EN STOFFEN
weerstandsdraden om de BEKLEDING
achterruitverwarming niet te Verwijder stof met een zachte borstel of
beschadigen. BELANGRIJK een stofzuiger. Gebruik een vochtige
borstel voor velours bekleding.
Koplampen
6) Schoonmaakmiddelen veroorzaken Reinig de stoelen met een spons
BELANGRIJK Gebruik nooit waterverontreiniging. Om die reden mag bevochtigd met een oplossing van
het voertuig alleen gewassen worden water en neutrale zeep.
aromatische stoffen (bijv. benzine) of op plaatsen waar het afvalwater
ketonen (bijv. aceton) om de kunststof opgevangen en gezuiverd wordt. KUNSTSTOF
lampenglazen van de koplampen te INTERIEURDELEN
reinigen. Reinig kunststof interieurdelen met een
59) vochtige doek en een oplossing van
water en een neutraal niet-schurend
6) reinigingsmiddel. Gebruik voor het
verwijderen van olieachtige of
hardnekkige vlekken speciale
producten zonder oplosmiddelen die
het originele voorkomen en de kleur van
de kunststof interieurdelen niet
veranderen.

223
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol, RUBBER SLANGEN
ONDERHOUD EN ZORG
benzine of afgeleide producten om het
glas van het instrumentenpaneel te Houd voor wat betreft de rubber
reinigen. slangen van het rem- en
brandstoftoevoersysteem zorgvuldig
LEDEREN STUURWIEL/
POOKKNOP/HANDREM het “Geprogrammeerd
(voor bepaalde versies/markten) Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk
aan.
Reinig deze interieurdelen uitsluitend
Ozon, hoge temperaturen en een
met neutrale zeep en water. Gebruik
langdurig gebrek aan vloeistof in het
nooit alcohol of producten op basis van
systeem zorgen ervoor dat de slangen
alcohol.
uitdrogen en scheuren, met mogelijke
lekkage als gevolg. Daarom zijn
BELANGRIJK zorgvuldige controles noodzakelijk.

202) Gebruik nooit ontvlambare producten


zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
203) Bewaar geen spuitbussen in het
voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C. Wanneer het
voertuig in de zon staat, kan de
binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.

224
TECHNISCHE GEGEVENS

Alles dat u nuttig kunt vinden om te IDENTIFICATIEGEGEVENS..............226


begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt MOTORCODES -
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk CARROSSERIEVERSIE ...................228
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken. Voor MOTOR ..........................................230
de liefhebbers en de monteurs, maar STUURINRICHTING ........................233
ook gewoon voor degenen die elk detail
van hun voertuig willen kennen. WIELEN ..........................................234
AFMETINGEN .................................239
PRESTATIES ...................................249
GEWICHTEN EN BELASTINGEN ....251
TANKEN..........................................254
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN..........................259
BRANDSTOFVERBRUIK .................262
CO2-EMISSIE ................................269

225
IDENTIFICATIE- C Identificatiecode voertuigtype.

TECHNISCHE GEGEVENS
GEGEVENS D Chassisnummer.
E Max. toelaatbaar totaalgewicht van
Geadviseerd wordt de
de auto.
identificatiecodes te noteren. De
identificatiegegevens die op de plaatjes F Max. toelaatbaar totaalgewicht van
zijn vermeld, met inbegrip van hun de auto met aanhanger.
plaats, zijn als volgt: G Max. toelaatbaar gewicht op eerste
VIN-plaatje (typeplaatje met (voor)as.
identificatiegegevens). H Max. toelaatbaar gewicht op tweede
218 F1A0244
Chassisnummer. (achter)as.
Identificatieplaatje carrosserielak. I Motortype.
Motorcode. L Code van carrosserieversie.
M Nummer voor onderdelen.
PLAATJE VOERTUIG-
INDENTIFICATIENUMMER N Correcte waarde van de
(VIN) absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen (voor dieselmotoren)
CHASSISNUMMER
Deze bevinden zich respectievelijk: één
op de binnenzijde van de wielkuip 219 F1A0365

aan de passagierszijde, A fig. 218, en


de andere onderaan de voorruit fig.
219.
Dit nummer bevat de volgende
gegevens:
217 F1A0243 type voertuig;
Dit plaatje is aangebracht in de chassisnummer.
motorruimte, op de voorste traverse en
bevat de volgende gegevens fig. 217:
A Naam van de fabrikant.
B Nummer typegoedkeuring.

226
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
BELANGRIJK

60) Als het voertuig in een ander land dan


Italië geregistreerd is, dan dienen de
certificatiedata, identificatie- en
inspectieprocedures voor de
aardgascilinders te voldoen aan de
wetgeving van dat land. Onthoud dat de
levensduur van de cilinders in ieder geval
221 F0N0405M
20 jaar is vanaf de productiedatum, zoals
aangegeven in EEG-richtlijn nr. 110.
Op de andere plaatjes die door de
220 F1A0369 dealer bij de voertuigdocumenten
worden geleverd, is de verwachte
Dit plaatje is aangebracht in de
datum voor de eerste controle/test van
motorruimte, op de voorste traverse fig.
de cilinder aangegeven.
220 en bevat de volgende gegevens:
A Lakfabrikant. 60)
B Kleurnaam. SYSTEEMINSPECTIE
C Kleurcode Fiat.
D Code voor opnieuw spuiten en De cilinders moeten, in
bijwerken. overeenstemming met EEG-richtlijn
Procedure nr. 110, om de 4 jaar vanaf
MOTORCODE de voertuigregistratiedatum
Deze is op het cilinderblok ingeslagen geïnspecteerd worden of in
en vermeldt het type en het overeenstemming met specifieke
motorserienummer. voorschriften in afzonderlijke landen.
MARKERING CILINDER
Elke aardgascilinder wordt in de fabriek
voorzien van een ingeslagen code op
de cilinderkegel.

227
MOTORCODES - CARROSSERIEVERSIE
TECHNISCHE GEGEVENS
.

Versie Motorcode
2.0 115 Multijet 2 250A2000
2.3 150 ECOJET met AdBlue F1AGL411A
2.3 130 Multijet 2 F1AGL411D
2.3 130 Multijet 2 met AdBlue F1AGL411M
2.3 150 Multijet 2 F1AGL411C
2.3 180 Multijet 2 Power F1AGL411B
3.0 140 Natural Power F1CFA401A

228
Onderstaand een voorbeeld van een MOTOR P Panorama
carrosserieversiecode met bijbehorende 4 2.3 150 ECOJET met AdBlue R Combinato 6/9-persoons
legenda die voor alle 5 2.0 115 Multijet 2
carrosserieversiecodes geldt.
6 2.3 130 Multijet 2 met AdBlue
Voorbeeld:
250 A M M F A DX 7 2.3 130 Multijet 2
250 MODEL 8 2.3 150 Multijet 2
A MAXIMUM TOELAATBAAR 9 2.3 180 Multijet 2 Power
TOTAALGEWICHT W 140 Natural Power
M MOTOR TRANSMISSIE
M TRANSMISSIE/ASSEN MOTOR M Mechanische versnellingsbak
F CARROSSERIE A Automatische versnellingsbak
A WIELBASIS WIELBASIS
RH VERSIE A Korte wielbasis
MAXIMUM TOELAATBAAR B Medium wielbasis
TOTAALGEWICHT
C Lange wielbasis
A 3000 kg
D Medium-lange wielbasis
B 3300kg
U Alle wielbasissen (onvolledige
C 3500 kg voertuigen)
D 3500 kg MAXI CARROSSERIE
E 3995/4005/4250/4300 kg MAXI A Chassis/cabine
F 2800 kg B Chassis zonder cabine
G 3650 kg C Platformchassis met cabine
H 3510 kg MAXI D Open laadbak
L 3510 kg E Schoolbus basisonderwijs
M 4400 kg MAXI F Bestelwagen
G Laadbak met verlengde cabine
H Chassis verlengde cabine
M Minibus

229
MOTOR
TECHNISCHE GEGEVENS Algemene informatie 2.0 115 Multijet 2
Typecode 250A2000
Cyclus Diesel
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 83 x 90,4
Cilinderinhoud (cm³) 1956
Compressieverhouding 16,5 : 1
Maximum vermogen (EG) (kW) 85
Maximum vermogen (EEG) (pk) 115
Bijbehorend motortoerental (tpm) 4000
Maximum koppel (EG) (Nm) 290
Bijbehorend motortoerental (tpm) 1750
Brandstof Diesel voor motorvoertuigen (Specificatie EN 590)

230
Algemene 2.3 150 ECOJET 2.3 130 Multijet 2 2.3 130 Multijet 2 2.3 150 Multijet 2 2.3 180 Multijet 2
informatie met AdBlue Power
Typecode F1AGL411 F1AGL411D F1AGL411M F1AGL411C F1AGL411B
Cyclus Diesel Diesel Diesel Diesel Diesel
Aantal en opstelling 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn
cilinders
Boring en slag 88 x 94 88 x 94 88 x 94 88 x 94 88 x 94
zuigers (mm)
Cilinderinhoud (cm³) 2287 2287 2287 2287 2287
Compressieverhouding 16,2 : 1 16,2 : 1 16,2 : 1 16,2 : 1 16,2 : 1

Maximum vermogen
(EG) (kW) 110 96 96 110 130

Maximum vermogen 150 130 130 150 177


(EEG) (pk)
Bijbehorend
motortoerental (tpm) 3600 3600 3600 3600 3500

Maximum koppel
(EG) (Nm) 380 320 320 380 400

Bijbehorend 1500 1800 1800 1500 1500


motortoerental (tpm)
Brandstof Diesel voor motorvoertuigen (Specificatie EN 590)

231
TECHNISCHE GEGEVENS
Algemene informatie 3.0 140 Natural Power
Typecode F1CFA401A
Cyclus Otto
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 95,8 x 104
Cilinderinhoud (cm³) 2999
Compressieverhouding 12,5 ± 0,5:1
Maximum vermogen (EG) (kW) 100
Maximum vermogen (EEG) (pk) 136
Bijbehorend motortoerental (tpm) 3500
Maximum koppel (EG) (Nm) 350
Bijbehorend motortoerental (tpm) 1500
Pluggen Champion RC7BYC – NGK IFRF-D
Brandstof Aardgas

232
STUURINRICHTING

Versies Draaicirkel (tussen stoepranden) (m) Type


Korte wielbasis 11,06
Medium wielbasis 12,46 Voor Standard-versies: hydraulische
stuurbekrachtiging met rondsel en tandheugel
Medium-lange wielbasis 13,54 Voor ECOJET-versies: elektrohydraulische
Lange wielbasis 14,28 stuurbekrachtiging met rondsel en tandheugel

Extra lange wielbasis 15,3

233
WIELEN
TECHNISCHE GEGEVENS VELGEN EN BANDEN
Lichtmetalen of geperste stalen velgen.
Tubeless radiaalbanden.
Alle typegoedgekeurde banden zijn op
het kentekenbewijs vermeld.
BELANGRIJK: Als de gegevens in het
instructieboek afwijken van die van
het kentekenbewijs, dient men zich
altijd aan de gegevens van het
kentekenbewijs te houden. Voor de
rijveiligheid zorgen dat alle wielen
voorzien zijn van banden van hetzelfde
merk en type.
BELANGRIJK: Monteer geen
binnenbanden in tubeless banden.
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
WIELUITLIJNING
Toespoor voorwielen gemeten tussen
de velgen: -1 ±1 mm.
De waarden hebben betrekking op een
rijklaar voertuig.

234
STANDAARD VELGEN EN BANDEN
2.0 115 Multijet 2

Versies Wielen Standaard banden Winterbanden

LIGHT 15” (*) 6 Jx15-68 215/70 R15 C (109/107 S) 225/70 R15 C (112/110 S) 225/70 R15 C (112/110 R) M+S
LIGHT
(TEMPO
LIBERO) 15” 6 Jx15-68 215/70 R15 CP (109 Q) – 225/70 R15 C (112/110 R) M+S
(**)
LIGHT 16” (*) 6 Jx16-68 215/75 R16 C (116/114 R) 225/75 R16 C (118/116 R) 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
LIGHT
(TEMPO
LIBERO) 16” 6 Jx16-68 225/75 R16 CP (116 Q) – 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
(***)
(*) 3000 / 3300 / 3500 kg GVW
(**) 3000 / 3300 / 3500 / 3650 kg GVW
(***) 3000 / 3500 kg GVW

235
STANDAARD VELGEN EN BANDEN

TECHNISCHE GEGEVENS 2.3 130 Multijet 2 – 130 Multijet 2 met AdBlue – 150 ECOJET – 150 Multijet 2 – 180 Multijet 2 Power – 3.0 140 Natural
Power

Versies Wielen Standaard banden Winterbanden


LIGHT 15” (*) 6 Jx15-68 215/70 R15 C (109/107 S) 225/70 R15 C (112/110 S) 225/70 R15 C (112/110 R) M+S
LIGHT
(TEMPO
LIBERO) 15” 6 Jx15-68 215/70 R15 CP (109 Q) – 225/70 R15 C (112/110 R) M+S
(**)
LIGHT 16” (*) 6 Jx16-68 215/75 R16 C (116/114 R) 225/75 R16 C (118/116 R) 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
LIGHT
(TEMPO
LIBERO) 16” 6 Jx16-68 225/75 R16 CP (116 Q) – 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
(***)
MAXI 6 Jx16-68 215/75 R16 C (116/114 R) (°) 225/75 R16 C (118/116 R) 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
MAXI TEMPO
LIBERO (****) 6 Jx16-68 225/75 R16 CP (116 Q) – 225/75 R16 C (116/114 R) M+S
(*****)
(*) 3000 / 3300 / 3500 kg GVW
(**)3000 / 3300 / 3500 / 3650 kg GVW
(***) 3000 / 3500 / 3650 kg GVW
(°) 3500 / 4000 kg GVW exclusief 4250 kg GVW
(****) 3500 / 4000 / 4250 kg GVW
(*****) GVW 4400 kg
.

Als u M+S winterbanden gebruikt met een snelheidsindex lager dan “S”voor 15” wielen en “R” voor 16” wielen, moet de in de
tabel aangeduide max. voertuigsnelheid niet worden overschreden: Maximale Snelheidsindex.

BELANGRIJK Gebruik uitsluitend de banden die zijn aangegeven op het kentekenbewijs.


Als banden van klasse C op kampeerauto's worden gebruikt, gebruik dan altijd wielen met een metalen ventiel. In geval van
vervanging wordt altijd het gebruik van Camping banden aangeraden.

236
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)

Standaard banden Gebruik Voor Achter


3000 GVW (*) met basisbanden,
4,0 4,0
uitgezonderd PANORAMA
215/70 R15
3300 GVW (*) / 3500 MTM (*)
4,1 4,5
met basisbanden
215/70 R15 PANORAMA met basisbanden 4,1 4,5

3000 GVW (*) met extra grote


banden, uitgezonderd 4,0 4,0
225/70 R15 PANORAMA

3300 GVW (*) / 3500 MTM (*)


4,1 4,5
met extra grote banden

225/70 R15 C M+S klasse C banden op 4,3 4,8


kampeerauto

225/70 R15 PANORAMA met extra grote 4,1 4,5


banden
215/70 R15 CP Voertuigen met Camping banden 5,0 5,5
215/75 R16 Voor alle versies/uitrustingniveaus 4,5 5,0
Voor alle versies/uitrustingniveaus
225/75 R16 met uitzondering van 4,5 5,0
onderstaande lijnen

225/75 R16 C M+S klasse C banden op 5,2 5,2


kampeerauto
225/75 R16 CP Voertuigen met Camping banden 5,5 5,5
4400 GVW Maxi Range (*) m.u.v.
225/75 R16 C 4,7 5,5
Camping
(*)Maximum toelaatbare massa

237
TECHNISCHE GEGEVENS
Standaard banden Gebruik Voor Achter
4400 GVW Maxi Range (*) met
225/75 R16 CP Camping banden (voor bepaalde 5,5 5,5
versies/markten)
(*)Maximum toelaatbare massa
De spanningswaarde kan tot +1.0 bar bedragen dan de aanbevolen waarde wanneer de banden warm zijn. Controleer de
bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn.

238
AFMETINGEN
PANORAMA / COMBI VERSIE
De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een auto die met standaardbanden is uitgerust.
De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto.

222 F1A0367

239
TECHNISCHE GEGEVENS
COMBI - PANORAMA
CH1 MH2 LH2
A 948 948 948
B 3000 3450 4035
C 1015 1015 1015 - 1380 (*)
D 4963 5413 5998 - 6363(*)
E 2254 2524 2524
F 1810 1810 1810
G 2050 2050 2050
I 1790 1790 1790
(*) MINIBUS versie, 16 + 1 zitplaatsen
De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

240
BESTELWAGEN VERSIES
De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een auto die met standaardbanden is uitgerust.
De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto.

223 F1A0328

241
TECHNISCHE GEGEVENS
BESTELWAGEN
CH1 - CH2 MH1 - MH2 LH2 - LH3 XLH2 - XLH3
A 948 948 948 948
B 3000 3450 4035 4035
C 1015 1015 1015 1380
D 4963 5413 5998 6363
E 2254 - 2524 2254 - 2524 (*) 2524 - 2764 (**) 2524 - 2764
F 1810 1810 1810 1810
G 2050 2050 2050 2050
I 1790 1790 1790 1790
(*) MAXI 2269 - 2539 versie
(**) MAXI 2539 - 2774 versie
De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

242
PICK-UPVERSIE
De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een auto die met standaardbanden is uitgerust.
De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto.

224 F1A0329

243
TECHNISCHE GEGEVENS
LAADBAK CHASSIS-CABINE

CH1 MH1 LH1 XLH1 CH1 MH1 - LH1 XLH1 XXLH1


MLH1
A 948 948 948 948 948 948 948 948 948

B 3000 3450 4035 4035 3000 3450 - 4035 4035 4300


3800
C 1345 1345 1345 1710 960 960 960 1325 1590

D 5293 5743 6328 6693 4908 5358 - 5943 6308 6573


5708
E 2798 3248 3833 4198 - - - - -
F 2424 2424 2424 2424 2254 2254 2254 2254 2519
G 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810

H 1790 1790 1790 1790 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 -


1980 1980 1980 1980 1980
L 2100 2100 2100 2100 2050 2050 2050 2050 2050

De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

244
CHASSIS/SCHUTBORD SPECIAL CHASSIS-CABINE

CH1 MH1 - LH1 XLH1 XXLH1 CH1 MH1 - LH1 XLH1 XXLH1
MLH1 MLH1
A 925 925 925 925 925 948 948 948 948 948

B 3000 3450 - 4035 4035 4300 3000 3450 - 4035 4035 4300
3800 3800
C 860 860 860 1225 1490 880 880 880 1245 1510

D 4785 5235 - 5820 6125 6390 4828 5278 - 5863 6228 6493
5585 5628
E - - - - - - - - - -
F - - - - - 2254 2254 2254 2254 2254
G 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810 1810

H 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 - 1790 -
1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980 1980
L 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050

De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

245
TECHNISCHE GEGEVENS
SPECIAL CHASSIS/SCHUTBORD
CH1 MH1 - MH2 LH1 XLH1 XXLH1
A 925 925 925 925 925
B 3000 3450 - 3800 4035 4035 4300
C 880 880 880 1245 1510
D 4805 5255 - 5605 5840 6205 6470
G 1810 1810 1810 1810 1810
H 1790 - 1980 1790 - 1980 1790 - 1980 1790 - 1980 1790 - 1980
L 2050 2050 2050 2050 2050

De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

246
CREWCABINEVERSIE
De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een auto die met standaardbanden is uitgerust.
De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto.

225 F1A0368

247
TECHNISCHE GEGEVENS
DUBBELE CABINE
MH1 LH1 XLH1
A 948 948 948
B 3450 4035 4035
C 1340 1245 1695
D 5798 6228 6678
E 2424 2424 2424
F 1810 1810 1810
G 2100 2100 2100
I 1790 1790 1790

De afmetingen variëren op basis van de versies binnen de hierboven vermelde limieten.

248
PRESTATIES
Toegestane topsnelheden na de eerste gebruiksperiode van het voertuig in km/h.

2.0 115 2.3 130 2.3 150


Multijet 2 Multijet 2 ECOJET/ 2.3 180 Multijet 2
Versies Multijet 2
Licht / Maxi Licht / Maxi Licht / Maxi Light Maxi
171 (alleen 15"
LAAG dak (H1) 148 155 161 banden)
161 (voor 15" / 161
16” banden)
BESTEL
(behalve Tempo 166 (alleen 15"
Libero versie) MEDIUM dak banden)
(H2) 143 150 157 161 (voor 15" / 160
16” banden)
HOOG dak (H3) 148 145 162 152 155
PICK-UP /
CHASSIS-
CABINE / 171 (alleen 15"
CHASSIS- LAAG dak (H1) 148 155 157 banden)
SCHUTBORD / 161 (voor 15" / 161
PLATFORMS 16” banden)
(behalve Tempo
Libero versie)
CHASSIS-
CABINE /
CHASSIS-
SCHUTBORD LAAG dak (H1) 148 152 152 152 152
(Tempo Libero
versie)
LAAG dak (H1) 148 152 152 152 152
BESTEL
(Tempo Libero MEDIUM dak
143 150 152 152 152
versie) (H2)
HOOG dak (H3) 148 145 152 152 152

249
TECHNISCHE GEGEVENS
2.3 130 Multijet 2 met AdBlue
Versies
Licht / Maxi
PANORAMA/COMBI LAAG dak (H1) 155
MEDIUM dak (H2) 150

3.0 140 Natural Power


Versies
Licht / Maxi
Op benzine (*) – 90
LAAG dak (H1) 159
Op aardgas MEDIUM dak (H2) 155
HOOG dak (H3) 153
(*) Voertuigen van de categorie N2 zijn door vereisten van typegoedkeuringen beperkt tot 90 km/u. Voertuigen van de categorie M2 zijn door vereisten van
typegoedkeuringen beperkt tot 100 km/u.

250
GEWICHTEN EN H Max. toelaatbaar gewicht op tweede
BELASTINGEN (achter)as.
Het maximale trekgewicht voor een
geremde aanhanger kan worden
De gewichten en belastingen van uw berekend door het verschil te nemen
voertuig zijn te vinden op het plaatje dat van de waarden F en E op het plaatje.
te zien is in fig. 226 en beschreven Bijvoorbeeld: F=6000 kg - E=3500 kg
wordt in het hoofdstuk Geremde aanhanger=2500 kg
“Identificatieplaatje” of op het BELANGRIJK De aangeduide
kentekenbewijs, waarop de gewichten aanhanger- en trekgewichten niet
voor de typegoedkeuring worden overschrijden.
vermeld (voor bepaalde markten). BELANGRIJK De trekcapaciteiten van
het voertuig naleven.
In de tabellen staat het trekgewicht
voor motorversie.

226 F1A0245

E Maximaal toelaatbaar gewicht van


volledig beladen voertuig (GVW).
F Maximaal toelaatbaar gewicht van
voertuig (GVW) volledig geladen met
aanhanger. Als er geen waarde in
het veld staat of als er een dash
staat, betekent dit, dat het voertuig
niet kan slepen
G Max. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as.

251
TREKGEWICHTEN (kg)

TECHNISCHE GEGEVENS Legenda:


A = TREKGEWICHT
B = ONGEREMDE AANHANGER
C = TREKHAAKBELASTING

VERSIE (GVW) MOTOR A B C


2800 2.0 115 Multijet 2 2000 750 100
2.0 115 Multijet 2 2000 750 100
2.3 130 - 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2
LIGHT 3000 (3150 / 3300 / Power
3500 / 3650) 2.3 130 Multijet 2 met AdBlue 2500 750 100
2.3 150 ECOJET
3.0 140 Natural Power (behalve
Panorama)
2.3 130 - 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2
Power
3500 2.3 130 Multijet 2 met AdBlue 3000 (*) 750 120 (*)
2.3 150 ECOJET
3.0 140 Natural Power
2.3 130 - 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2
MAXI (ZWAAR) 4005 Power 2500 750 100
3.0 140 Natural Power
2.3 130 - 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2
4250 Power 2250 750 100
3.0 140 Natural Power

4400 2.3 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2 2100 750 100


Power
(*) Voor Special T.L. 2500 kg (trekgewicht = 100 kg)

252
OPMERKING De volgende voertuigen vallen niet onder de tabel:
Legenda:
A = TREKGEWICHT
C = TREKHAAKBELASTING

MOTOR CARROSSERIEVERSIES MAXIMUM A C


TOELAATBAAR
TOTAALGEWICHT

ALLE MINIBUS / BASE ALLE 4005 / 4250 / 4300 - -


MINIBUS
OPMERKING Voor voertuigen met trekhaak: de verticale statische belasting op de trekhaak moet binnen het maximaal
toelaatbare gewicht voor het voertuig vallen.
MAX (maximaal toelaatbaar gewicht + TREKGEWICHT) = 6500 kg

253
TANKEN
TECHNISCHE GEGEVENS 2.3 130 - 150 Voorgeschreven
2.0 115 Multijet 2 Multijet 2 - 150 2.3 130 Multijet 2.3 180 Multijet 2 brandstof en
met AdBlue Power originele
ECOJET smeermiddelen
Brandstoftank (liter): 90 (*) 90 (*) 90 (*) 90 (*) Diesel voor
Inclusief een reserve motorvoertuigen
10/12 10/12 10/12 10/12 (EN590-specificatie)
van (liter):
UREUM Tankinhoud AdBlue (ureum-
(liter) wateroplossing)
(voor bepaalde standaard DIN 70
versies/markten, - 15 (**) 15 -
070 en ISO 22241-1
indien van
toepassing) 204) 205)

(*) Alle versies kunnen optioneel worden uitgerust met een 120 liter tank (met een reserve van 12 liter). Met de optie "Tempo Libero" is een 60 liter tank beschikbaar
op aanvraag (met reserve van 10 liter).
(**) Alleen voor 150 ECOJET-versies

254
2.3 130 - 150 Voorgeschreven
2.0 115 Multijet 2 Multijet 2 - 150 2.3 130 Multijet 2.3 180 Multijet 2 brandstof en
met AdBlue Power originele
ECOJET smeermiddelen
Mengsel van 50%
Motorkoelsysteem gedestilleerd water
(liter): 8 (***) 9,6 (***) 9,6 (***) 9,6 (***) en 50% PARAFLU UP
(****)
Oliepan (liter): 4,5 5,7 5,7 5,7 SELENIA WR
Oliepan en filter (liter): 5,3 6,3 6,3 6,3 FORWARD

TUTELA
Versnellingsbak-/ - 2,7 (MLGU - - TRANSMISSION
differentieelhuis (liter): versnellingsbak) EXPERYA
(***) Met Webasto: + 1/4 liter - Stoelverwarming 600cc: + 1 liter - Stoelverwarming 900cc: + 1,5 liter - Stoelverwarming + Webasto: + 1,25 liter - Stoelverwarming +
Webasto: +1,75 liter
(****) Wanneer de auto onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt gebruikt, adviseren wij een 60-40 mengsel van PARAFLUUP en gedemineraliseerd
water.

255
TECHNISCHE GEGEVENS
2.3 130 - 150 Voorgeschreven
2.0 115 Multijet 2 Multijet 2 - 150 2.3 130 Multijet 2.3 180 Multijet 2 brandstof en
met AdBlue Power originele
ECOJET smeermiddelen

Versnellingsbak-/ 2,9 (M38 TUTELA


differentieelhuis (liter): 2,9 versnellingsbak) 2,9 2,9 TRANSMISSION
GEARTECH
Hydraulisch
bedieningssysteem 0,7 0,7 0,7 0,7 TUTELA CAR CS
COMFORT-MATIC- SPEED
versnellingsbak
Hydraulisch
remsysteem met 0,6 0,6 0,6 0,6
ABS (kg): TUTELA TOP 4
Hydraulisch TUTELA TOP4/S
remsysteem met 0,62 0,62 0,62 0,62
ASR/ESC (kg)
TUTELA
TRANSMISSION
Hydraulische GI/E (rood)
stuurbekrachtiging: 1,5 1,5 1,5 1,5 TUTELA
TRANSMISSION
GI/R (groen) (*)

Vloeistofreservoir Mengsel van water


ruitensproeier/ 5,5 5,5 5,5 5,5 en vloeibare
koplampsproeier: PETRONAS
DURANCE SC 35
(*) Bij SCR ECOJET-versies voor koude landen

256
3.0 140 Natural Power Voorgeschreven brandstof en originele
smeermiddelen

Benzine: 14,5 Tank uitsluitend benzine met een minimaal


Brandstoftank (liter): octaangehalte (RON) van 95 (EN228-
Methaan (kg): 36 (§) (°°)
specificatie).
Autogas en biomethaan (overeenkomstig
Inclusief een reserve van (liter): Benzine: 8 EN16723)
Mengsel van 50% gedestilleerd water en
Motorkoelsysteem: 10 (***)
50% PARAFLU UP (****)
Oliepan (liter): 8
SELENIA MULTIPOWER GAS 5W-40
Oliepan en filter (liter): 9
Versnellingsbak-/differentieelhuis (liter): 2,9 TUTELA TRANSMISSION GEARTECH
Hydraulisch bedieningssysteem COMFORT- 0,7 TUTELA CAR CS SPEED
MATIC-versnellingsbak
Hydraulisch activeringssysteem koppeling 0.050 TUTELA TOP4
(liter):

Hydraulisch remsysteem met ASR/ESC (kg) 0,62 TUTELA TOP 4


TUTELA TOP4/S
Hydraulische stuurbekrachtiging: 1,5 TUTELA TRANSMISSION GI/E (rood)
(§) Bereik op methaan: 400 km
(°°) De hoeveelheid aardgas in de tank is afhankelijk van de buitentemperatuur, de toevoerdruk, de kwaliteit van het gas en het type tankstation. De totale
cilinderinhoud bedraagt 220 liter (218,5 nominaal) voor alle versies.
(***) Met Webasto: + 1/4 liter - Stoelverwarming 600cc: + 1 liter - Stoelverwarming 900cc: + 1,5 liter - Stoelverwarming + Webasto: + 1,25 liter - Stoelverwarming +
Webasto: +1,75 liter
(****) Wanneer de auto onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt gebruikt, adviseren wij een 60-40 mengsel van PARAFLUUP en gedemineraliseerd
water.

BELANGRIJK Vergeet niet dat bij een brandstof als methaan het bereik sterk kan variëren omdat dit afhangt van het onderhoud
en de rijomstandigheden en ook van de temperatuur van het gas in de cilinder. Het aardgas wordt warmer tijdens het tanken
en koelt af tijdens het rijden, hierbij ondergaat het drukvariaties die de hoeveelheid die gebruikt kan worden beperkt.

257
TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK

204) Gebruik alleen AdBlue overeenkomstig DIN 70 070 en ISO 22241-1. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken:
tevens zou de uitstoot van uitlaatgassen niet meer voldoen aan de wet.
205) De distributiebedrijven zijn verantwoordelijk voor de naleving van hun product. Neem de voorzorgsmaatregelen van opslag en onderhoud
in acht, teneinde de oorspronkelijke eigenschappen te behouden. De fabrikant van het voertuig geeft aan geen enkele garantie in geval van
storingen en schade te erkennen veroorzaakt aan het voertuig door het gebruik van ureum (AdBlue) die niet in overeenstemming met
regelgeving is.

258
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
Het voertuig is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het
Onderhoudsschema te kunnen voldoen. Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de
specificaties van brandstofverbruik en emissies. De kwaliteit van het smeermiddel is cruciaal voor de werking
en de levensduur van de motor.
61)

PRODUCTSPECIFICATIES

Gebruik Eigenschappen Specificatie Originele vloeistoffen Verversingsinterval


en smeermiddelen
SELENIA WR
Smeermiddelen voor SAE 0W-30 ACEA C2 9.55535-DS1 FORWARD Volgens
dieselmotoren Contractual Technical onderhoudsschema
Reference N° F842.F13

Smeermiddelen voor SELENIA MULTIPOWER


GAS 5W-40 Volgens
benzine-/ SAE 5W-40 ACEA C3 9.55535-T2 Contractual Technical
aardgasmotoren onderhoudsschema
Reference N° F922.E09

Als er geen smeermiddelen beschikbaar zijn die voldoen aan de vereiste specificaties, kunnen voor het bijvullen producten
gebruikt worden die voldoen aan de aangegeven specificaties; in dat geval wordt de optimale prestatie van de motor niet
gegarandeerd.

BELANGRIJK

61) Het gebruik van producten met andere dan de hierboven aangegeven specificaties kan leiden tot beschadigingen aan de motor die niet
door de garantie worden gedekt.

259
TECHNISCHE GEGEVENS
Gebruik Eigenschappen Specificatie Originele vloeistoffen Toepassingen
en smeermiddelen
TUTELA
TRANSMISSION Mechanische
SAE 75W synthetisch 9,55550 - MZ2 EXPERYA versnellingsbak en
smeermiddel Contractual Technical differentieel (MLGU-
transmissie)
Reference No. F002.F13
TUTELA
Synthetisch smeermiddel 9.55550-MZ3 of TRANSMISSION Handgeschakelde
met SAE 75W-85 klasse. MS.90030-M2 GEARTECH versnellingsbak en
Contractual Technical differentieel
Reference No. F704.C08

Specifieke olie met additief Hydraulisch


van type "ATF DEXRON - TUTELA CAR CS bedieningssysteem
III" SPEED COMFORT-MATIC-
versnellingsbak

Smeermiddelen en Vet met


vetten voor molybdeendisulfide, voor TUTELA ALL STAR
gebruik op hoge 9.55580 - GRAS II Contractual Technical Homokinetische
krachtoverbrengingen koppelingen aan wielzijde
temperaturen. Reference No. F702.G07
Consistentie NLGI 1-2
Vet met een lage
wrijvingscoëfficiënt voor TUTELA STAR 700 Homokinetische
homokinetische 9.55580 - GRAS II Contractual Technical koppelingen aan
koppelingen. Consistentie Reference No. F701.C07 differentieelzijde
NLGI 0-1
Smeermiddel voor TUTELA
stuurbekrachtiging. 9.55550-AG2 TRANSMISSION GI/E Hydraulische
Overtreft de specificaties Contractual Technical stuurbekrachtiging
"ATF DEXRON III" Reference No. F001.C94

Smeermiddel voor TUTELA


stuurbekrachtiging. "ISO 9.55550-AG3 TRANSMISSION GI/R Elektrohydraulische
VG 2" – "2F TE_ML 02K" Contractual Technical stuurbekrachtiging
Reference No. F428.HD4

260
Gebruik Eigenschappen Specificatie Originele vloeistoffen Toepassingen
en smeermiddelen

Synthetische vloeistof TUTELA TOP 4


Contractual Technical
voor rem- en Reference No. F001.A93 Hydraulisch remsysteem
Remvloeistof koppelingssystemen. 9.55597 of MS.90039 of en hydraulische
Overtreft specificaties: TUTELA TOP4/S koppelingsbediening
FMVSS n° 116 DOT 4,
ISO 4925 SAE J1704. Contractual Technical
Reference No. F005.F15
Roodgekleurd
beschermingsmiddel met
antivrieswerking, op basis Koelcircuits. Gebruik
Beschermingsmiddel van geïnhibeerd PARAFLUUP verhouding 50% tot max.
monoethyleenglycol met 9.55523 of MS.90032 Contractual Technical -35°C. Mengsels met
voor radiateurs andere samenstellingen
organische formule. Reference No. F101.M01
Overtreft CUNA NC 956- zijn niet toegestaan. (*)
16, ASTM D 3306
specificaties.
Additief voor dieselolie PETRONAS DURANCE
Additief voor dieselolie met antivries en DIESEL ART Te mengen met diesel (25
beschermende werking -
Contractual Technical cc per 10 liter)
voor dieselmotoren. Reference No. F601.L06
Te gebruiken voor het
vullen van de tank
Additief voor DIN 70 070 en ISO UREUM op voertuigen
Water-ureumoplossing AdBlue
dieselemissies (UREUM) 22241-1 uitgerust met een systeem
van selectieve katalytische
reductie (SCR).
Mengsel van alcoholen en PETRONAS DURANCE Verdund of onverdund
Ruitensproeiervloeistof oppervlakteactieve 9.55522 of MS.90043 SC 35 gebruiken voor
stoffen. Overtreft CUNA Contractual Technical ruitenwissers/
NC 956-II-specificaties Reference No. F001.D16 ruitensproeiers
(*) Wanneer het voertuig onder bijzonder extreme klimaatomstandigheden wordt gebruikt, adviseren wij een mengsel van 60% PARAFLUUP en 40%
gedemineraliseerd water.

261
BRANDSTOFVERBRUIK
TECHNISCHE GEGEVENS De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de
typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
Deze verbruikswaarden verwijzen naar basisvoertuigen zonder opties.
De volgende procedures worden gebruikt om het brandstofverbruik te meten:
stadscyclus: begint met koude start gevolgd door een gesimuleerde testrit in stadsverkeer;
cyclus op buitenwegen: frequent accelereren in alle versnellingen, waarbij een testrit op buitenwegen wordt gesimuleerd: de
snelheid varieert tussen 0 en 120 km/h;
gecombineerd verbruik: hierbij telt de waarde van de stadscyclus voor 37% en de cyclus op buitenwegen voor 63% mee.

BELANGRIJK Het type route, verkeerssituatie, weersomstandigheden, rijstijl, algemene conditie van het voertuig,
uitrustingsniveau/accessoires, gebruik van de airconditioning, lading van het voertuig, imperiaal op het dak en andere situaties
die de aerodynamica of luchtweerstand kunnen beïnvloeden, leiden tot andere verbruikscijfers dan de hier vermelde cijfers.

BELANGRIJK Bovendien moet opgemerkt worden dat tijdens de inrijperiode van het voertuig (tot ongeveer 3000 km) het
brandstofverbruik hoger kan zijn dan de aangegeven hoeveelheden.

Brandstofverbruik volgens de geldende Europese richtlijn (liter/100 km)


2.0 115 Multijet 2

Verbruik
Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Light / Tempo Libero 1700 6,1 5,3 5,6
Light / Tempo Libero 1810 6,3 5,5 5,8
Light / Tempo Libero 1930 6,3 5,7 5,9
Light / Tempo Libero 2040 6,6 5,9 6,2
Light / Tempo Libero 2150 6,7 6,1 6,3
(*) Effectief vermogen

262
2.3 150 ECOJET

Verbruik
Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Light 1700 5,6 5,2 5,3
Maxi 1700 5,8 5,2 5,4
Tempo Libero 1700 5,8 5,2 5,4
Light 1810 5,9 5,3 5,5
Maxi 1810 6,1 5,3 5,6
Tempo Libero 1810 6,1 5,3 5,6
Light 1930 6,3 5,4 5,7
Maxi 1930 6,4 5,5 5,8
Tempo Libero 1930 6,4 5,5 5,8
Light 2040 6,5 5,6 5,9
Maxi 2040 6,7 5,6 6,0
Tempo Libero 2040 6,7 5,6 6,0
Light 2150 6,8 5,7 6,1
Maxi 2150 7,0 5,7 6,2
Tempo Libero 2150 7,0 5,7 6,2
Light 2270 (I) 7,2 5,8 6,3
-
Maxi 2270 (II) 7,2 5,9 6,4
-
Tempo Libero 2270 (III) 7,2 5,9 6,4
Light M1 2040 6,0 5,2 5,5
Light M1 2150 6,2 5,2 5,6
(*) Effectief vermogen

263
TECHNISCHE GEGEVENS
Verbruik
Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Maxi M1 2150 6,3 5,2 5,6
Light M1 2270 (I) 6,6 5,3 5,8
Maxi M1 2270 (I) 6,6 5,3 5,8
(*) Effectief vermogen

264
2.3 130 Multijet 2

Verbruik
Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Light 1700 5,6 5,2 5,3
Maxi 1700 5,8 5,2 5,4
Tempo Libero 1700 5,8 5,2 5,4
Light 1810 5,9 5,3 5,5
Maxi 1810 6,1 5,3 5,6
Tempo Libero 1810 6,1 5,3 5,6
Light 1930 6,3 5,4 5,7
Maxi 1930 6,4 5,5 5,8
Tempo Libero 1930 6,4 5,5 5,8
Light 2040 6,5 5,6 5,9
Maxi 2040 6,7 5,6 6,0
Tempo Libero 2040 6,7 5,6 6,0
Light 2150 6,8 5,7 6,1
Maxi 2150 7,0 5,7 6,2
Tempo Libero 2150 7,0 5,7 6,2
Light
-
Maxi 2270 (I) 7,2 5,8 6,3
-
Tempo Libero
(*) Effectief vermogen

265
2.3 130 Multijet 2 met Adblue

TECHNISCHE GEGEVENS Verbruik


Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Light 2040 6,9 5,4 6,0
Light 2150 7,0 5,5 6,1
Maxi 2150 7,2 5,5 6,1
Light 2270 7,2 5,7 6,3
Maxi 2270 7,6 5,8 6,5
(*) Effectief vermogen

266
2.3 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2 Power

Verbruik
Versie Verbruik (*)
Stadsverkeer Buiten de stad Gecombineerd
Light 1700 6,3 5,4 5,7
Maxi 1700 6,4 5,4 5,8
Tempo Libero 1700 6,4 5,4 5,8
Light 1810 6,5 5,5 5,9
Maxi 1810 6,7 5,5 5,9
Tempo Libero 1810 6,7 5,5 5,9
Light 1930 6,9 5,6 6,1
Maxi 1930 7,0 5,7 6,2
Tempo Libero 1930 7,0 5,7 6,2
Light 2040 7,1 5,8 6,3
Maxi 2040 7,3 5,8 6,4
Tempo Libero 2040 7,3 5,8 6,4
Light 2150 7,4 5,9 6,5
Maxi 2150 7,7 5,9 6,6
Tempo Libero 2150 7,7 5,9 6,6
Light 2270 (I) 7,8 6,0 6,7
-
Maxi 2270 (II) 7,9 6,0 6,7
-
Tempo Libero 2270 (III) 7,9 6,0 6,7
(*) Effectief vermogen

267
3.0 140 Natural Power

TECHNISCHE GEGEVENS
Verbruik volgens de geldende Europese richtlijn

Methaan (m3 x100 km)


Verbruik (*) Methaan (kg/100 km) (**)
Versie
Stadsverkeer Buiten de Ge- Stadsverkeer Buiten de Ge-
stad combineerd stad combineerd
Light –
Maxi – 16,3 11,2 13,1 10,6 7,3 8,6
Tempo Libero –
(*) Effectief vermogen
(**) Verbruik in kg x 100 km volgens de berekening van de moleculaire massa

268
CO2-EMISSIE
De CO2-emissiegegevens hebben betrekking op het gecombineerde gebruik.
Deze emissiewaarden hebben betrekking op de basisversies van de voertuigen zonder opties.

CO2-emissies (volgens de geldende Europese richtlijn g/100 km)


2.0 115 Multijet 2

CO2-emissie
Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light / Tempo libero 1700 147
Light / Tempo libero 1810 152
Light / Tempo libero 1930 152
Light / Tempo libero 2040 162
Light / Tempo libero 2150 167
(*) Effectief vermogen

269
2.3 150 ECOJET

TECHNISCHE GEGEVENS CO2-emissie


Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light 1700 141
Maxi 1700 143
Tempo Libero 1700 143
Light 1810 146
Maxi 1810 148
Tempo Libero 1810 148
Light 1930 151
Maxi 1930 153
Tempo Libero 1930 153
Light 2040 156
Maxi 2040 158
Tempo Libero 2040 158
Light 2150 161
Maxi 2150 163
Tempo Libero 2150 163
Light 2270 (I) 166
-
Maxi 2270 (II) 168
-
Tempo Libero 2270 (III) 168
Light M1 2040 144
Light M1 2150 147
(*) Effectief vermogen

270
CO2-emissie
Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Maxi M1 2150 148
Light M1 2270 (I) 152
Maxi M1 2270 (I) 153
(*) Effectief vermogen

271
2.3 130 Multijet 2

TECHNISCHE GEGEVENS CO2-emissie


Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light 1700 151
Maxi 1700 153
Tempo Libero 1700 153
Light 1810 156
Maxi 1810 158
Tempo Libero 1810 158
Light 1930 161
Maxi 1930 163
Tempo Libero 1930 163
Light 2040 166
Maxi 2040 168
Tempo Libero 2040 168
Light 2150 171
Maxi 2150 173
Tempo Libero 2150 173
Light 2270 (I) 177
-
Maxi 2270 (II) 178
-
Tempo Libero 2270 (III) 178
(*) Effectief vermogen

272
2.3 130 Multijet 2 met Adblue

CO2-emissie
Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light 2040 156
Light 2150 159
Maxi 2150 162
Light 2270 164
Maxi 2270 170
(*) Effectief vermogen

273
2.3 150 Multijet 2 / 180 Multijet 2 Power

TECHNISCHE GEGEVENS CO2-emissie


Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light 1700 150
Maxi 1700 152
Tempo Libero 1700 152
Light 1810 155
Maxi 1810 157
Tempo Libero 1810 157
Light 1930 160
Maxi 1930 162
Tempo Libero 1930 162
Light 2040 165
Maxi 2040 167
Tempo Libero 2040 167
Light 2150 170
Maxi 2150 172
Tempo Libero 2150 172
Light 2270 (I) 175
-
Maxi 2270 (II) 177
-
Tempo Libero 2270 (III) 177
(*) Effectief vermogen

274
3.0 140 Natural Power

CO2-emissie
Versie Verbruik (*)
Gecombineerd
Light
Maxi – 234
Tempo Libero
(*) Effectief vermogen

275
MULTIMEDIA
MULTIMEDIA
AUTORADIO ...................................277
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste TIPS, BEDIENING EN ALGEMENE
functies beschreven van de INFORMATIE ...................................277
infotainmentsystemen Uconnect™ 3” UCONNECT 3” RADIO....................280
Radio, Uconnect™ 5" Radio en
Uconnect™ 5" Radio Nav, die in het WERKING .......................................285
voertuig kunnen zijn gemonteerd. UCONNECT 5” RADIO –
UCONNECT 5” RADIO NAV ............290
WERKING .......................................295

276
AUTORADIO TIPS, BEDIENING EN
(voor bepaalde versies/markten) ALGEMENE
INFORMATIE
Zie voor de werking van de autoradio
het supplement dat bij dit VERKEERSVEILIGHEID
Instructieboek is geleverd. Zorg ervoor dat u weet hoe de
INBOUWVOORBEREIDING verschillende systeemfuncties gebruikt
(voor bepaalde versies/markten) moeten worden voordat u gaat rijden.
Het systeem bestaat uit: Lees de gebruiksaanwijzingen van
het systeem zorgvuldig door voordat u
voedingskabels autoradio; 228 F1A0140
gaat rijden.
voedingskabels speakers voor;
De autoradio moet geïnstalleerd
207) 208)
voedingskabel antenne; worden op de plaats van het middelste
2 tweeters A in de voorportieren (elk opbergvak, waar u de bedrading zult ONTVANGS-
max. 30 W) fig. 227; aantreffen. TOMSTANDIGHEDEN
2 mid-woofer luidsprekers B in de Tijdens het rijden veranderen de
206)
voorportieren (165 mm diameter, elk ontvangstomstandigheden
max. 40 W) fig. 228; voortdurend. De ontvangst kan
2 full-range luidsprekers aan de BELANGRIJK gestoord worden door de aanwezigheid
achterzijden (elk max. 40 W) (voor van bergen, gebouwen of bruggen,
Panorama versies); 206) Neem voor verbinding met de vooral wanneer u ver verwijderd bent
antennekabel radio; bestaande apparaten in het voertuig van de zender.
antenne. contact op met het Fiat Servicenetwerk om
elk probleem te voorkomen dat de BELANGRIJK Het volume kan
veiligheid van het voertuig in gevaar zou toenemen wanneer verkeersinformatie
kunnen brengen.
of nieuws wordt ontvangen.

227 F1A0139

277
ONDERHOUD EN ZORG Als de controle een positief resultaat De geheime code bestaat uit vier cijfers

MULTIMEDIA Neem de volgende oplevert, dan begint het systeem te van 1 t/m 9: druk voor het invoeren
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het werken. Als de codes bij de vergelijking van het eerste cijfer van de geheime
systeem optimaal blijft werken: echter niet overeenkomen of als de code op de betreffende knop op de
elektronische regeleenheid (Body display. Voer de overige cijfers van de
het glas van het display mag niet in
Computer) wordt vervangen, dan zal code op dezelfde manier in.
contact komen met scherpe of harde
het systeem de gebruiker vragen om de Na het invoeren van het vierde cijfer, de
voorwerpen die het oppervlak ervan
geheime code in te voeren op de cursor op "OK" zetten en de rechter
kunnen beschadigen; gebruik een
manier die in de volgende paragraaf is "BROWSE/ENTER" knop indrukken:
zachte, droge anti-statische doek om
beschreven. het systeem begint te werken.
het schoon te maken en oefen hierbij
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geen druk uit. De geheime code invoeren
geeft het systeem "Code verkeerd"
gebruik nooit alcohol, benzine en Wanneer het systeem wordt weer om de gebruiker te laten weten
afgeleide producten om het glas van ingeschakeld, toont het display, als de dat de juiste code ingevoerd moet
het display te reinigen. code wordt gevraagd, het opschrift worden.
voorkom dat vloeistoffen in het "Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd Na 3 mislukte invoerpogingen,
systeem komen: dit kan het systeem door een scherm met een toetsenbord verschijnt op het display "Code
op onherstelbare wijze beschadigen. waarmee de geheime code kan worden verkeerd. Radio geblokkeerd. 30
ingevoerd. minuten wachten a.u.b.". Als dit
62) 63)
De geheime code bestaat uit vier opschrift is verdwenen, kan de code
DIEFSTALBEVEILIGING tekens van 0 tot 9. opnieuw worden ingevoerd.
Uconnect™ 3” Radio:
Het systeem is uitgerust met een De geheime code bestaat uit vier cijfers Paspoort autoradio
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op van 0 t/m 9: draai voor het invoeren Dit document is het eigendomsbewijs
informatie-uitwisseling met de van de code aan de rechter "BROWSE van het systeem. In het paspoort van
elektronische regeleenheid (Body ENTER" knop en druk deze in om te de autoradio staan het model, het
Computer) in het voertuig. bevestigen. serienummer en de geheime code
Dit garandeert maximale veiligheid en Uconnect™ 5” Radio – Uconnect™ aangegeven.
voorkomt dat elke keer dat de 5” Radio NAV Neem, in geval van zoekraken van het
stroomvoorziening uitvalt, de geheime paspoort van de autoradio, contact
code opnieuw ingevoerd moet worden. op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw
voertuig mee.

278
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek, BELANGRIJK
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
62) Maak het glas van het voorpaneel en
instanties gegeven kan worden.
display alleen schoon met een zachte,
BELANGRIJKE schone, droge, anti-statische doek.
OPMERKINGEN Reinigings- en polijstmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit alcohol, benzine en afgeleide producten.
nodig en veilig is. Als u langere tijd 63) Gebruik het display niet als basis voor
naar het scherm moet kijken, ga dan de steunen met zuignappen of kleefmiddelen
weg af en parkeer op een veilige plek, voor externe navigatiesystemen,
zodat u niet tijdens het rijden wordt smartphones of dergelijke apparaten.
afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing.
Anders kan het systeem beschadigd
raken. Neem zo snel mogelijk contact
op met het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten repareren.

BELANGRIJK

207) Volg onderstaande


veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
208) Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.

279
Uconnect™ 3” RADIO
MULTIMEDIA BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL

229 F0N0890

280
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL

Knop Functies Modus


Ontsteking Knop kort indrukken
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Draai knop rechtsom/linksom

Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken

Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken

Door de lijst bladeren of op een radiozender afstemmen of Draai knop rechtsom/linksom


BROWSE vorig/volgend nummer selecteren
ENTER
Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken
INFO Op display weergegeven optie bevestigen Keuze weergavemodus (Radio, Media Player)
TELEFOON Toegang tot de Telefoonmodus Knop kort indrukken
MENU Toegang tot het menu Infotelematica Systeem/Instellingen Knop kort indrukken
Bronselectie: USB/iPod of AUX (voor bepaalde versies/
MEDIA markten, indien aanwezig)
Knop kort indrukken

RADIO Toegang tot de radio-modus Knop kort indrukken


Huidige radiozender opslaan Toets lang indrukken
1-2-3-4-5-6
Opgeslagen radiozender oproepen Knop kort indrukken

A-B-C Selectie van de groep voorkeuzezenders of selectie van de Knop kort indrukken
gewenste letter in elke lijst
Zoeken naar vorig radiostation of selectie van vorig nummer Knop kort indrukken
USB/iPod
Scannen van lagere frequenties tot de toets wordt Toets lang indrukken
losgelaten/Snel terugspoelen nummer van USB/iPod

281
MULTIMEDIA
Knop Functies Modus
Zoeken naar volgend radiostation of selectie van volgend Knop kort indrukken
nummer USB/iPod
Scannen van hogere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/Snel vooruitspoelen nummer van USB/iPod Toets lang indrukken

Willekeurige volgorde van USB/iPod nummers Knop kort indrukken

USB/iPod nummer herhalen Knop kort indrukken

282
BEDIENINGSTOETSEN OP HET STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
De bedieningselementen voor de belangrijkste functies van het systeem bevinden zich op het stuurwiel, om het systeem
gemakkelijker te kunnen bedienen.
De inschakeling van de gekozen functie is in sommige gevallen afhankelijk van hoelang de knop wordt ingedrukt (kort
indrukken of ingedrukt houden) zoals in onderstaande tabel is aangegeven.

230 F1A0348

283
MULTIMEDIA
Knop Bediening (drukken/draaien)

Inkomend gesprek aannemen


Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten

Inkomend gesprek weigeren


Lopend telefoongesprek beëindigen

Microfoon tijdens een telefoongesprek uit-/inschakelen


Inschakelen/uitschakelen van de Pauze van de USB/iPod-bron
In-/uitschakelen van de Mute-functie van de Radio/AUX-bron (voor bepaalde versies/markten, indien
voorzien)
Linker wieltje naar boven of beneden draaien: instelling geluidsvolume
+/– Kort indrukken: volume verhogen/verlagen in afzonderlijke stappen
Ingedrukt houden: volume continu verhogen/verlagen tot de toets wordt losgelaten
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
Kort indrukken (USB/iPod-modus): selectie van vorige/volgende nummer
Ingedrukt houden (USB/iPod-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de toets wordt losgelaten.

284
WERKING In het bovenste gedeelte: het Het systeem kan maximaal 18
voorkeuzestation, de tijd en de overige radiostations in elke modus opslaan.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN actieve radio-instellingen worden
Selectie AM/FM radiostation
aangegeven (bijv. TA).
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld In het middelste gedeelte: de naam Om het gewenste radiostation te
door het indrukken van de toets/ van het huidige station, de frequentie zoeken, op de toets of
knop. en de radiotekstinformatie (indien drukken, aan het wieltje van de
De elektronische volumeregeling kan aanwezig) worden weergegeven. bedieningselementen op het stuurwiel
continu (360°) in beide richtingen, draaien of aan de knop
zonder stopposities, worden gedraaid. Lijst FM-stations "BROWSE/ENTER" draaien.
Draai de toets/knop respectievelijk Druk op de toets/knop BROWSE
rechtsom/linksom om het radiovolume Vorige/volgende radiostation
ENTER om de volledige lijst van de zoeken
te verhogen/verlagen. FM-stations die ontvangen kunnen
worden weer te geven. Druk kort op de toets of of
RADIO (TUNER) MODUS
De toets A-B-C kan gebruikt worden gebruik het wieltje van de
Het systeem is voorzien van de bedieningselementen op het stuurwiel
om, afhankelijk van de gekozen letter,
volgende tuners: AM, FM en DAB (voor : wanneer de knop wordt
alfabetisch naar het eerste voor die
bepaalde versies/markten). losgelaten, wordt het vorige of volgende
letter beschikbare FM/DAB-station te
Selectie radio-modus springen. radiostation weergegeven.
Als tijdens het vooruit zoeken het
Druk op de RADIO-knop op het Opslaan van AM/FM-radiostations systeem het einde van de band bereikt,
voorpaneel om de radio in te zal het automatisch stoppen bij het
(Indien aanwezig)
schakelen. station waar het zoeken is gestart.
De voorkeuzestations zijn in alle
Keuze golfband systeemmodi beschikbaar en kunnen Snel vorige/volgende radiostation
De verschillende tunerfuncties kunnen gekozen worden door een van de zoeken
gekozen worden door de RADIO-toets voorkeuzetoetsen 1-2-3-4-5-6 op het
Houd de toets of ingedrukt om
op het voorpaneel in te drukken. frontpaneel aan te raken.
het snel zoeken te starten: wanneer
Als op een radiostation is afgestemd
Weergegeven informatie de toets wordt losgelaten, hoort men
dat opgeslagen moet worden, druk dan
het eerste radiostation waarop
Nadat het gewenste radiostation op het op de betreffende voorkeuzetoets en
afgestemd kan worden.
display is gekozen, wordt de volgende houd deze ingedrukt totdat ter
informatie getoond (INFO-functie bevestiging een geluidssignaal wordt
ingeschakeld): afgegeven.

285
Lijst DAB-stations Nummer wijzigen (volgende/vorige) Bij een USB/iPod-apparaat kunt u

MULTIMEDIA Druk op de toets/knop BROWSE Druk kort op de toets of draai de bijvoorbeeld door de lijst beschikbare
ENTER voor weergave van: toets/knop BROWSE ENTER rechtsom artiesten, genres en albums bladeren
om het volgende nummer af te spelen afhankelijk van de informatie die
de lijst van alle DAB-stations;
of druk kort op de toets of draai aanwezig is op de nummers met
de lijst van de stations gefilterd op behulp van de toets/knop BROWSE
"Genres"; de toets/knop BROWSE ENTER
linksom om terug te keren naar het ENTER.
de lijst van de stations gefilterd op Gebruik binnen elke alfabetisch
begin van het gekozen nummer of naar
"Ensembles" (broadcastgroep). geordende lijst de toets A-B-C op het
het begin van het vorige nummer als
Gebruik de toets "ABC" binnen elke lijst frontpaneel om naar de gewenste letter
het huidige nummer minder dan 3
om naar de gewenste letter in de lijst in de lijst te springen.
seconden is afgespeeld.
te springen.
OPMERKING Deze toets kan voor
Nummers snel vooruit-/
Alfabetische selectie radiostation terugspoelen bepaalde Apple® apparaten uitge-
schakeld zijn.
De toets A-B-C op het frontpaneel kan Houd de knop ingedrukt om het
gebruikt worden om alfabetisch naar gekozen nummer snel vooruit te OPMERKING De toets BROWSE
het eerste voor die letter beschikbare spoelen of de knop om het nummer ENTER staat geen enkele handeling op
DAB-station te springen. snel achteruit te spoelen. een AUX-apparaat toe (voor bepaalde
MEDIA-MODUS Het snel vooruit-/ terugspoelen wordt versies/markten, waar voorzien).
gestopt zodra de toets / wordt Druk op de toets BROWSE ENTER om
Interactiemodi voor AUX (voor bepaalde
losgelaten of wanneer het vorige/ deze functie te activeren voor de bron
voor bepaalde versies/markten, indien
volgende nummer is bereikt. die afgespeeld wordt.
aanwezig), werking met USB/iPod.
Draai de toets/knop BROWSE ENTER
Audiobron selecteren Nummer kiezen (browse) om de gewenste categorie te kiezen en
Gebruik deze functie om door de druk vervolgens op deze toets/knop
Druk op de knop MEDIA om de
nummers op het actieve apparaat te om de keuze te bevestigen.
gewenste audiobron onder de
bladeren en een nummer te selecteren. Druk op de toets om de functie te
beschikbare bronnen te selecteren:
De beschikbare keuzes hangen af annuleren.
AUX (voor bepaalde versies/markten,
van het apparaat dat aangesloten is. OPMERKING De indexeringstijd van
indien aanwezig) of USB/iPod.
een USB-apparaat kan variëren op
basis van het ingebrachte medium (in
sommige gevallen kan dit enkele
minuten duren).

286
Weergave nummerinformatie Als een USB/iPod-apparaat bij Laat de kabel van uw draagbare speler
Druk op de toets INFO om de ingeschakeld systeem wordt niet in de AUX-aansluiting zitten om
informatie die weergegeven wordt aangesloten, zal dit de nummers op het mogelijk geruis van de luidsprekers te
tijdens het afspelen (Artiest, Album, apparaat beginnen af te spelen. voorkomen.
Genre, Naam, Map, Bestandsnaam) te AUX-BRON TELEFOONMODUS
selecteren. (Enkel voor AUX-systeem) Activering telefoonmodus
Druk op de toets om het scherm te Om de AUX-modus te activeren moet
verlaten. Druk op de knop PHONE op het
een geschikte kabel worden gebruikt voorpaneel om de Telefoonmodus in te
Willekeurige volgorde om een apparaat aan te sluiten op schakelen.
de AUX-aansluiting. De beschikbare commando's kunnen
Druk op de toets om de nummers
op de USB/iPod in willekeurige 210) gebruikt worden voor:
volgorde af te spelen. Als een apparaat wordt aangesloten het draaien van het gewenste
Het bijbehorende pictogram wordt met een AUX-stekker, begint het telefoonnummer;
weergegeven. systeem de aangesloten AUX-bron af te de contacten in het telefoonboek
Nogmaals indrukken om de functie uit spelen, als deze reeds op weergave is van de mobiele telefoon weergeven en
te schakelen. ingesteld. bellen;
Herhalen Stel het volume in met de toets/knop de contacten uit de registers van
op het voorpaneel of met de vorige gesprekken weergeven en
Druk op de toets om deze functie in volume-instelknop op het aangesloten bellen;
te schakelen. Het bijbehorende apparaat.
pictogram wordt weergegeven. een maximum van 8 telefoons
Zie voor wat betreft de functie "Selectie koppelen om de toegang en de
Nogmaals indrukken om de functie uit audiobron", het hoofdstuk "Media".
te schakelen. verbinding eenvoudiger en sneller te
BELANGRIJKE OPMERKINGEN maken;
USB/iPod BRON De functies van het apparaat dat
gesprekken van het systeem naar
Om de USB/iPod-modus te activeren aangesloten is op het AUX-stopcontact
de mobiele telefoon en andersom
moet het betreffende apparaat (USB of worden rechtstreeks geregeld door
overzetten en het geluid van de
iPod) aangesloten worden op de het apparaat zelf; het is niet mogelijk
microfoon uitschakelen bij
USB-poort in het voertuig. om nummer/map/playlist te veranderen
privégesprekken.
of start/einde/pauze te bedienen met
209) de bedieningstoetsen op het
voorpaneel of die op het stuurwiel.

287
Het geluid van de mobiele telefoon selecteer "Telefoon aansluiten" om Raadpleeg de handleiding van de

MULTIMEDIA
wordt over het audiosysteem van het de koppelingsprocedure te starten mobiele telefoon om alle beschikbare
voertuig uitgezonden: het systeem en zoek vervolgens het functies te kennen.
schakelt automatisch het geluid van de Uconnect™-apparaat op de mobiele Een nummer kan op de volgende
autoradio uit wanneer de telefoon (als "Nee" wordt geselecteerd, manieren gebeld worden:
Telefoonfunctie wordt gebruikt. wordt het hoofdscherm van de Telefoon door het selecteren van "Contacten"
getoond); (Telefoonboek ......);
Getoond op het display
voer, als de mobiele telefoon hierom door het selecteren van "Recente
Wanneer een telefoon op het systeem vraagt, de PIN-code getoond op het oproep.";
is aangesloten, toont het display de display van het systeem in op het
volgende informatie (indien door het selecteren van
toetsenbord van uw telefoon of "Toetsenbord".
beschikbaar): bevestig de op de mobiele telefoon
roaming-status; getoonde PIN; Het telefoonnummer kiezen met het
de sterkte van het netwerksignaal; "toetsenbord" op het display
vanuit het menu "Instellingen" kan
het laadniveau van de batterij van de altijd een mobiele telefoon gekoppeld Voer het telefoonnummer in met behulp
mobiele telefoon; worden door "Telefoonmenu/Telefoon van het toetsenbord op het display.
de naam van de mobiele telefoon. toevoegen" te selecteren, ga daarna te Ga als volgt te werk:
werk zoals hierboven is beschreven; druk op de knop PHONE op het
Mobiele telefoon koppelen voorpaneel;
tijdens de koppelingsfase verschijnt
Ga als volgt te werk voor het koppelen een scherm dat de voortgang van selecteer "Toetsenbord" op het
van de mobiele telefoon: het proces toont; display en gebruik de rechtertoets
schakel de functie Bluetooth® in OPMERKING De prioriteit voor de "BROWSE/ENTER" om het nummer in
op de mobiele telefoon; automatische heraansluiting wordt te voeren;
druk op de knop PHONE op het bepaald door de volgorde van selecteer het symbool om de oproep
voorpaneel; aansluiting. De laatst verbonden te doen.
als er nog geen telefoon aan het telefoon heeft de hoogste prioriteit.
Kiezen van het telefoonnummer
systeem gekoppeld is, toont het display Een nummer bellen met de mobiele telefoon
een speciaal scherm;
De hieronder beschreven procedures Het is mogelijk om bij ingeschakeld
zijn alleen toegankelijk indien ze door systeem een telefoonnummer met de
de gebruikte mobiele telefoon worden mobiele telefoon te kiezen (zorg er altijd
ondersteund. voor dat u nooit wordt afgeleid tijdens
het rijden).

288
Wanneer een telefoonnummer wordt
gebeld met het toetsenbord van de
mobiele telefoon, wordt het geluid van
de oproep over het geluidssysteem van
het voertuig weergegeven.

BELANGRIJK

209) Bij het aansluiten van een apparaat


(USB of iPod) op de USB-poort,
controleren of dit de bediening van de
handrem niet hindert.
210) Bij het aansluiten van een apparaat op
de AUX-aansluiting (voor bepaalde
versies/markten, indien voorzien),
controleren of dit de bediening van de
handrem niet hindert.

289
Uconnect™ 5” RADIO – Uconnect™ 5” RADIO NAV
MULTIMEDIA BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL

231 F1A0340

290
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN FRONTPANEEL

Knop Functies Modus


Inschakelen Knop kort indrukken
1-
Uitschakelen Knop kort indrukken
Volumeregeling Knop naar links/rechts draaien
2-
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Knop kort indrukken

3-
Display aan/uit Knop kort indrukken

4-
CD uitwerpen Knop kort indrukken

5- CD-sleuf –
6-
Instellingen Knop kort indrukken

7-
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Knop kort indrukken

8-BROWSE Lijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen Knop naar links/rechts draaien
ENTER Op display weergegeven optie bevestigen Knop kort indrukken

MEER Toegang tot de aanvullende functies (weergave Tijd, Trip


9- Computer, Buitentemperatuur)
Knop kort indrukken

10- TELEFOON Weergave telefoongegevens Knop kort indrukken


11- TRIP Toegang tot het Trip menu Knop kort indrukken
(Uconnect™ 5” Radio)

291
MULTIMEDIA
Knop Functies Modus
11- NAV
(Uconnect™ 5” Radio Toegang tot het Navigatiemenu Knop kort indrukken
Nav)
Ondersteuningsselectie: CD, USB/iPod, AUX (voor
12- MEDIA bepaalde versies/markten, indien aanwezig), Blu- Knop kort indrukken
etooth®
13- RADIO Toegang tot de radio-modus Knop kort indrukken

292
BEDIENINGSTOETSEN OP HET STUURWIEL
De bedieningselementen voor de belangrijkste functies van het systeem bevinden zich op het stuurwiel, om het systeem
gemakkelijker te kunnen bedienen. De inschakeling van de gekozen functie is in sommige gevallen afhankelijk van hoelang de
knop wordt ingedrukt (kort indrukken of ingedrukt houden) zoals in onderstaande tabel is aangegeven.

232 F0N0891

293
OVERZICHTSTABEL BEDIENINGSELEMENTEN OP HET STUURWIEL

MULTIMEDIA Knop Bediening (drukken/draaien)

Inkomend gesprek aannemen


Een tweede inkomend gesprek aannemen en het lopende gesprek in de wacht zetten
Spraakherkenning inschakelen voor de Telefoonfunctie
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken

Inkomend gesprek weigeren


Lopend telefoongesprek beëindigen

Microfoon tijdens een telefoongesprek uitschakelen/inschakelen


inschakelen/uitschakelen van de Pauzefunctie voor CD, USB/iPod, Bluetooth®-bronnen
inschakelen/uitschakelen van de Mute-functie van de radio
Linker wieltje naar boven of beneden draaien: regelen van het geluidsvolume; handsfree; SMS-lezer;
+/- spraakberichten en muziekbronnen
Kort indrukken: volume verhogen/verlagen in afzonderlijke stappen
Ingedrukt houden: volume continu verhogen/verlagen tot de toets wordt losgelaten

Spraakherkenning inschakelen
Spraakbericht onderbreken om nieuwe spraakopdracht te kunnen geven
Spraakherkenning onderbreken
Rechter wieltje naar boven of beneden draaien:
Kort indrukken: (Radiomodus): selectie van volgende/vorige radiostation
Lang indrukken (Radiomodus): scannen van hogere/lagere frequenties tot de knop wordt losgelaten
Kort indrukken (CD, USB/iPod, Bluetooth® modus): selectie van vorige/volgende nummer
Ingedrukt houden (CD, USB/iPod, Bluetooth®-modus): snel vooruit-/terugspoelen tot de knop wordt
losgelaten

294
WERKING "AM/FM", "AM/DAB", "FM/DAB": Druk op de toets /Gereed om het
selectie van de gewenste golfband menu "Audio" af te sluiten.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN (herconfigureerbare toets al naar gelang MEDIA-MODUS
de geselecteerde golfband: AM,FM of Druk op de toets "Bron" om de
Het systeem wordt in-/uitgeschakeld DAB);
door het indrukken van de toets/knop. gewenste audiobron onder de
"Afstem.": handmatige afstemming beschikbare bronnen te selecteren: CD,
Draai de toets/knop respectievelijk
op het radiostation (niet beschikbaar AUX (voor bepaalde versies/markten,
rechtsom/linksom om het radiovolume
voor DAB-radio's); indien aanwezig)), USB/iPod of Blu-
te verhogen/verlagen.
Radio (tuner) modus "Info": aanvullende informatie over etooth®.
Nadat het gewenste radiostation is de beluisterde bron; Nummer kiezen (browse)
gekozen, wordt de volgende informatie "Audio": toegang tot het scherm Gebruik deze functie om door de
op het display weergegeven: "Audio-instellingen". nummers op het actieve apparaat te
Bovenaan: de lijst van opgeslagen Audiomenu bladeren en een nummer te selecteren.
(voorkeuze) radiostations wordt Druk op de knop op het frontpaneel De keuzeopties hangen af van het
weergegeven; het station dat om het menu "Audio" te openen, aangesloten apparaat of het
momenteel beluisterd wordt, is blader door het menu, maak uw keuze ingebrachte CD-type.
gemarkeerd. en druk vervolgens op de optie "Audio" Op een audio-CD kunt u bijvoorbeeld
In het midden: weergave van de naam op het display. het nummer selecteren dat u wilt
van het huidige radiostation en de Via het menu "Audio" kunnen de afspelen, terwijl u afhankelijk van de
toetsen om het vorige of het volgende volgende regelingen worden gemaakt: aanwezige informatie op de nummers
radiostation te selecteren. Onderaan: "Equalizer" (voor bepaalde op een CD-ROM, een USB/iPod-
weergave van de volgende toetsen: versies/markten) apparaat of een Bluetooth®-apparaat
In het midden: weergave van de naam "Balans / Fade" (om de audiobalans ook door de lijst met artiesten, genres
van het huidige radiostation en de rechts/links en voor/achter te regelen); en albums kunt bladeren.
toetsen om het vorige of het volgende OPMERKING: Enkele Bluetooth®-
"Volume/Snelheid" (uitgezonderd
radiostation te selecteren. Onderaan: apparaten bieden geen mogelijkheid
versies met hifi-systeem) automatische om door alle nummers van alle catego-
weergave van de volgende toetsen:
snelheidsafhankelijke volumeregeling; rieën te bladeren.
“Bladeren”: lijst van beschikbare Gebruik de toets "ABC" binnen elke lijst
"Loudness" (voor bepaalde
radiostations; om naar de gewenste letter in de lijst
versies/markten, waar aanwezig);
"Auto-On Radio"; te springen.
"Vertrag. uitsch. radio" OPMERKING Deze toets kan voor
bepaalde Apple® apparaten uitge-
schakeld zijn.

295
OPMERKING De toets "Browse" staat Het display toont het nummer van de zoek Uconnect™ op het Blu-

MULTIMEDIA
geen enkele handeling op een AUX track en de tijd (minuten en seconden). etooth® audioapparaat (tijdens de
apparaat toe (voor bepaalde Druk op de knop (EJECT) op het koppelingsfase verschijnt op het
versies/markten). voorpaneel, met het systeem aan, om scherm de voortgang van het proces);
Druk op de knop "Browse" om deze de CD uit te werpen. voer, als het audioapparaat hierom
functie te activeren voor de bron die Na de uitwerping, wordt de vraagt, de PIN-code in die wordt
afgespeeld wordt. radioaudiobron automatisch getoond op het display van het
Draai aan de toets/knop BROWSE geselecteerd. systeem of bevestig de op het apparaat
ENTER om de gewenste optie te kiezen Als de CD niet uit de sleuf wordt getoonde PIN;
en druk vervolgens op deze toets/knop verwijderd, zal het systeem na als de koppelingsprocedure met
om de keuze te bevestigen. ongeveer 10 seconden de CD weer succes is afgesloten, wordt een scherm
Druk op de knop "X" om de functie te opnemen zonder deze af te spelen. getoond. Als "Ja" op de vraag wordt
annuleren. Bluetooth® BRON geselecteerd, wordt het Bluetooth®
CD-SPELER audioapparaat als favoriet gekoppeld
Deze functie wordt geactiveerd door (het apparaat heeft voorrang op alle
Om de CD-modus in te schakelen een een Bluetooth® apparaat met muziek- andere apparaten die later worden
audio of MP3 CD in de specifieke stukken aan het systeem te koppelen. gekoppeld). Als "Nee" wordt geselect-
sleuf steken of drukken op de eerd, wordt de prioriteit op basis van de
EEN Bluetooth®-AUDIOAPPARAAT volgorde van verbinding bepaald. Het
MEDIA-knop op het voorpaneel. KOPPELEN
Als de CD al geplaatst is, op de toets laatst verbonden apparaat heeft de
"Source" drukken en vervolgens "CD" Ga als volgt te werk om een Blu- hoogste prioriteit;
selecteren. etooth® audioapparaat te koppelen: een audioapparaat kan ook
schakel de functie Bluetooth® in gekoppeld worden door te drukken op
Een CD laden/uitwerpen op het apparaat; de toets op het frontpaneel en
Steek de CD voorzichtig in de sleuf, druk op de knop MEDIA op het "Telefoon/Bluetooth®” te selecteren.
zodat het automatische laadsysteem voorpaneel; BELANGRIJK Raadpleeg het
ingeschakeld wordt dat de CD correct als de "Media" bron actief is, druk instructieboekje van de mobiele
zal plaatsen. (Op het display verschijnt dan op de knop "Bron"; telefoon als de Bluetooth® verbinding
het symbool "CD"). tussen mobiele telefoon en systeem
selecteer de Bluetooth® Media- wordt verbroken.
Als er een CD wordt ingebracht bron;
wanneer het systeem is ingeschakeld, druk op de knop "Toestel toev.";
wordt de CD-functie automatisch
geselecteerd en begint het systeem de
muziekstukken af te spelen.

296
USB/iPod BRON BELANGRIJK De functies van het gesprekken van het systeem naar
Om de USB/iPod-modus in te apparaat dat aangesloten is op de de mobiele telefoon en andersom
schakelen moet het betreffende AUX-aansluiting worden rechtstreeks overzetten en het geluid van de
apparaat (USB of iPod) aangesloten geregeld door het apparaat zelf; het microfoon uitschakelen bij
worden op de USB-poort in het is niet mogelijk om nummer/map/ privégesprekken.
voertuig. playlist te veranderen of start/ Het geluid van de mobiele telefoon
Als een USB/iPod apparaat bij einde/pauze te bedienen met de wordt over het audiosysteem van het
ingeschakeld systeem wordt bedieningstoetsen op het frontpaneel of voertuig uitgezonden: het systeem
ingebracht, zullen de nummers die op die op het stuurwiel. schakelt automatisch het geluid van de
het apparaat aanwezig zijn afgespeeld TELEFOONMODUS autoradio uit wanneer de
worden. Telefoonfunctie wordt gebruikt.
ACTIVERING TELEFOONMODUS
AUX-BRON MOBIELE TELEFOON KOPPELEN
Druk op de knop PHONE op het
(Enkel voor AUX-systeem) voorpaneel om de Telefoonmodus in te BELANGRIJK Voer deze handeling
schakelen. alleen uit bij stilstaand voertuig en onder
Om de AUX-modus te activeren moet
Met de knoppen op het display kan veilige omstandigheden; deze functie
een geschikt apparaat op de
men: is uitgeschakeld wanneer het voertuig
AUX-aansluiting van de auto worden
het telefoonnummer kiezen (met rijdt.
aangesloten.
behulp van het grafische toetsenbord Hieronder wordt de
Als een apparaat wordt ingebracht met
op het display); koppelingsprocedure van de mobiele
een AUX-stekker, dan begint het
telefoon beschreven: raadpleeg in
systeem de aangesloten AUX-bron af te de contacten in het telefoonboek
elk geval ook de handleiding van de
spelen als deze reeds op weergave is van de mobiele telefoon weergeven en
mobiele telefoon.
ingesteld. bellen;
Ga als volgt te werk voor het koppelen
Stel het volume in met de toets/knop de contacten uit de registers van van de mobiele telefoon:
op het voorpaneel of met de vorige gesprekken weergeven en
volume-instelknop op het aangesloten schakel de functie Bluetooth® in
bellen; op de mobiele telefoon;
apparaat.
een maximum van 10 telefoons/ druk op de knop PHONE op het
Zie voor wat betreft de functie "Selectie
audioapparaten koppelen om de voorpaneel;
audiobron", het hoofdstuk "Media".
toegang en de verbinding eenvoudiger
als er nog geen telefoon aan het
en sneller te maken;
systeem gekoppeld is, toont het display
een speciaal scherm;

297
selecteer "Ja" om de OPMERKING Voor de mobiele Een nummer kan op de volgende

MULTIMEDIA
koppelingsprocedure te starten en zoek telefoons die niet als favoriet zijn manieren gebeld worden:
vervolgens het Uconnect™ apparaat ingesteld, wordt de prioriteit op basis selectie van het pictogram
op de mobiele telefoon (als "Nee" wordt van de volgorde van verbinding (telefoonboek van mobiele
geselecteerd, wordt het hoofdscherm bepaald. De laatst verbonden telefoon telefoon);
van de Telefoon getoond); heeft de hoogste prioriteit. selectie van "Recente oproep.";
voer, als de mobiele telefoon hierom OPMERKING Bij sommige mobiele
selectie van het pictogram ;
vraagt, de PIN-code getoond op het telefoons moet, om de leesfunctie van
gesproken SMS-berichten ter drukken op de toets "Opnieuw
display van het systeem in op het
beschikking te krijgen, de optie bellen".
toetsenbord van uw telefoon of
bevestig de op de mobiele telefoon SMS-melding op de telefoon SMS-lezer
getoonde PIN; ingeschakeld worden; deze optie is
meestal beschikbaar op de telefoon, in Het systeem kan de SMS-berichten die
vanuit het scherm "Telefoon" kan de de mobiele telefoon ontvangt voorlezen.
mobiele telefoon altijd gekoppeld het Bluetooth® verbindingsmenu voor
een apparaat dat geregistreerd is als Om deze functie te gebruiken, moet
worden door op de knop "Instelling." te de mobiele telefoon de uitwisseling van
Uconnect™. Na inschakeling van deze
drukken: druk op de knop “Toestel functie op uw telefoon, moet u de tele- SMS via Bluetooth® ondersteunen.
toev." en ga verder zoals hierboven foon loskoppelen en weer aankoppelen Als de bewerking niet wordt
beschreven; met behulp van het Uconnect™ sys- ondersteund door de telefoon, wordt
tijdens de koppelingsfase verschijnt teem om de inschakeling effectief te de bijbehorende grafische toets
een scherm dat de voortgang van maken. uitgeschakeld (wordt grijs).
het proces toont; Een nummer bellen Bij ontvangst van een tekstbericht,
als de koppelingsprocedure met toont het display een scherm waarop
De hieronder beschreven procedures de opties "Luisteren", "Bellen" of
succes is voltooid, wordt een scherm
zijn alleen toegankelijk indien ze door "Negeer" gekozen kunnen worden.
getoond: als "Ja" op de vraag wordt
de gebruikte mobiele telefoon worden U kunt toegang krijgen tot het overzicht
geselecteerd, wordt de mobiele
ondersteund. SMS-berichten die door de telefoon
telefoon als favoriet gekoppeld (de
Raadpleeg de handleiding van de zijn ontvangen door op de grafische
mobiele telefoon heeft voorrang op alle
mobiele telefoon om alle beschikbare toets te drukken (in het overzicht
andere mobiele telefoons die later
functies te kennen. worden maximaal 60 ontvangen
worden gekoppeld). Als geen andere
apparaten worden gekoppeld, zal berichten weergegeven).
het systeem het eerst gekoppelde
apparaat als favoriet beschouwen.

298
INSTELLINGEN aanpassing van de NAVIGATIE
Druk op de toets op het frontpaneel activeringsgevoeligheid van de 211)
voor de weergave van het menu koplamp;
(Alleen voor Uconnect™ 5” Radio Nav)
"Instellingen" op het display. "Autom. groot licht" (voor bepaalde
OPMERKING De weergegeven versies/markten): inschakeling/ Een route plannen
menu-items hangen van de versie af. uitschakeling van het grootlicht van de BELANGRIJK In het belang van de
Het menu omvat de volgende opties: koplampen; veiligheid en om afleiding tijdens het
Weergave; "Dagrijlichten" (DRL) (voor bepaalde rijden te beperken, kunt u het beste
Klok & Datum; versies/markten): inschakeling/ altijd uw route plannen voordat u op
uitschakeling van de dagrijlichten; weg gaat.
Veiligheid/Hulp (voor bepaalde
uitvoeringen/markten); "Bochtverlichting" (voor bepaalde Met de functie bestemming zoeken
versies/markten): inschakeling/ kunt u uw bestemmingen vinden en
Lichten (voor bepaalde versies/
uitschakeling van de bochtverlichting; bereiken op verschillende manieren:
markten);
portieren en portiervergrendelingen. door te zoeken op specifiek adres,
Portieren+Vergrendeling; Gebruik deze functie om de gedeeltelijk adres, specifiek type locatie
Audio; automatische portiervergrendeling bij (bijv. een tankstation of een restaurant),
Telefoon/Bluetooth; rijdend voertuig in of uit te schakelen een postcode of een POI (Point of
Radio; (functie "Autoclose"). Interest) nabij uw huidige positie (bijv.
"MORE" MODUS een restaurant met het zoektype
Terug naar Stand.inst.
ingesteld op "dichtbij"), een paar
Veiligheid/Hulp Druk op toets MORE op het frontpaneel lengte- en breedtegraadcoördinaten, of
om de werkinstellingen te zien: door het selecteren van een punt op
(voor bepaalde versies/markten)
Buitentemperatuur de kaart.
Regensensor
De gevoeligheid van de regensensor Klok Selecteer "Zoeken" in het hoofdmenu
kan met deze functie worden ingesteld Kompas (alleen voor Uconnect™ en stel de zoektocht in naar een
(voor versies/markten, waar aanwezig). 5” Radio Nav) bestemming. Terwijl u de informatie
Lichten ingeeft, toont de lijst de
Trip Computer (alleen voor
(voor bepaalde versies/markten) overeenkomende adressen en POI's in
Uconnect™ 5” Radio Nav)
Met deze functie zijn de volgende twee verschillende lijsten.
Instellingen (alleen voor Uconnect™
instellingen mogelijk: 5” Radio Nav)
Sensor koplampen

299
Het overeenkomende adres en plaats Telefoon Media

MULTIMEDIA
worden weergegeven in de De volgende spraakopdrachten kunnen De volgende spraakopdrachten kunnen
Adressenlijst en de POI, het type van gegeven worden na het indrukken van gegeven worden na het indrukken van
POI's en de locaties worden de toets op het stuurwiel: de toets op het stuurwiel:
weergegeven in de Point of Interest-lijst.
Bel Speel muziekstuk…
Om een route te plannen naar de
bestemming, de "Gids" knop Kies Speel album…
selecteren. Opnieuw kiezen Speel artiest...
Er wordt een route gepland en u wordt Bel terug Speel genre...
dan naar uw bestemming geleid aan Recente gesprekken Speel afspeellijst...
de hand van gesproken instructies
Gemaakte oproepen Speel podcast...
en aanwijzingen op het scherm.
Gemiste oproepen Speel luisterboek...
STEMBESTURING
Ontvangen oproepen Speel track ...
Opmerkingen Voor talen die niet door Telefoonboek Selecteer de bron...
het systeem worden ondersteund,
Zoek Bekijk...
zijn geen spraakopdrachten
beschikbaar. SMS tonen Navigatie (alleen voor Uconnect™
Druk voor het gebruik van de Stuur een SMS 5" Nav)
spraakopdrachten op de knop Toon tekstberichten De volgende spraakopdrachten kunnen
("Stem") of ("Telefoon") op het gegeven worden na het indrukken van
Radio
stuurwiel en spreek de opdracht die u de toets op het stuurwiel:
wilt activeren hardop uit. De volgende spraakopdrachten kunnen
Rij naar huis
gegeven worden na het indrukken van
Algemeen 2D-weergave
de toets op het stuurwiel:
De volgende spraakopdrachten kunnen Afstemmen op FM "frequentie" 3D-weergave
gegeven worden na het indrukken van Annuleer de route
Afstemmen op AM "frequentie"
de toets op het stuurwiel: Voeg favoriet toe
Afstemmen op "naam radio" FM
Help Herhaal instructie
Afstemmen op "naam radio"
Annuleren
Herhalen
Spraakbegeleiding

300
BELANGRIJK

211) In het belang van de veiligheid en om


afleiding tijdens het rijden te beperken,
kunt u het beste altijd uw route plannen
voordat u op weg gaat.

301
BELANGRIJK

IMPERIAAL
Neem de aanwijzingen die bij de installatiekit zijn geleverd in acht. De montage moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Controleer na enkele kilometers rijden of de bouten van de bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid. Verdeel de lading gelijkmatig
en schenk aandacht aan zijwinden terwijl u rijdt.
De wettelijke voorschriften betreffende de maximale afmetingen moeten altijd in acht worden genomen. Overschrijd nooit het maximum
toegestane draagvermogen (zie hoofdstuk "Technische gegevens").
OPTIONELE ACCESSOIRES
Let op bij het monteren van aanvullende spoilers, lichtmetalen velgen of niet originele wieldeksels: deze kunnen namelijk de ventilatie van
de remmen beperken, wat de remefficiëntie tijdens hard remmen, herhaald remmen en op lange afdalingen beïnvloedt. Let erop dat de slag
van de pedalen nergens door wordt belemmerd (matten, enz.).
MILIEUBESCHERMING
Het Dieselroetfilter (DPF) ontwikkelt tijdens zijn normale werking zeer hoge temperaturen. Parkeer het voertuig daarom niet op licht
ontvlambaar materiaal (gras, droge bladeren, dennennaalden, enz.): brandgevaar.
BANDEN MET VELGBESCHERMING
Indien op de stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) aftersales-banden met velgbeschermers worden gemonteerd,
dan mogen de wieldeksels NIET worden gemonteerd. Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plotselinge
afname van de bandenspanning.

302
.
HOUD UW VOERTUIG IN
TOPCONDITIE MET

Mopar® Vehicle Protection biedt een reeks serviceproducten die speciaal zijn ontworpen om al onze klanten te
kunnen laten genieten van een probleemloze en zorgenvrije rijervaring met hun auto.
Onze productportefeuille bestaat uit Extra Garantie, Easy Care Onderhoudsprogramma’s en de ServicePlus
Pas, met een ruime keuze voor de klant om looptijd en kilometer limiet naar behoefte te kiezen.
Mopar® Vehicle Protection producten zijn opgesteld door deskundigen die ieder onderdeel van uw auto kennen
en met het doel uw auto in topconditie te houden. Onze kennis en passie bij het ontwikkelen van deze
servicecontracten zorgen voor een “zorgeloze rijervaring”.
Door het kiezen van een Mopar® Vehicle Protection serviceproduct kunnen alle onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd worden bij erkende FCA-reparatiefaciliteiten in heel Europa door gekwalificeerde en
gespecialiseerde monteurs, met gebruik van het juiste gereedschap, FCA diagnose apparatuur en met uitsluitend
originele onderdelen en aangepaste motorolie.
Vraag gerust bij uw dealer welk Mopar® Vehicle Protection serviceproduct het best bij u past.
Raadpleeg uw plaatselijke Servicepunt voor nadere informatie.
ALFABETISCH Automatische klimaatregeling . . . . . . . .41 derde remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
REGISTER Autoradio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .277 Diefstalalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
4-zitsbank (Bestelwagenversies Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234 Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . .237 Display
met dubbele cabine) . . . . . . . . . . . . . .24
Bedieningselementen. . . . . . . . . . . . . . . .33 Standaardscherm . . . . . . . . . . . . . . .58
Aanvullend veiligheidssysteem
Bedieningselementen Draaibare stoel met ingebouwde
(SRS) - AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . .116 gordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
verwarming en ventilatie . . . . . . . . . . .40
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89
Binnenlampen vervangen . . . . . . . . . . .166 Driving Advisor (systeem) . . . . . . . . . . . .98
ABS (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89
Brandstofbesparing . . . . . . . . . . . . . . . .139 Driving Advisor-systeem . . . . . . . . . . . . .98
Accu
Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . .262 Dubbele achterdeur . . . . . . . . . . . . . . . . .15
Vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216
Accu (opladen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .194 Buitenverlichting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28 Een aanhanger trekken . . . . . . . . . . . .149
Carrosserie Een lamp vervangen. . . . . . . . . . . . . . . .158
Accu (schakelaar) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Bescherming tegen atmos- Een wiel vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . .185
Accu vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216
ferische invloeden . . . . . . . . . . . . . .222 Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . .47
Accuschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Tips voor het behoud van de ESC (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . .34
carrosserie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222 Extra klimaatregeling achter
Achterste opstaptrede . . . . . . . . . . . . . . .16
Carrosserieversie. . . . . . . . . . . . . . . . . . .228 (Panorama- en
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . .26 Combiversies) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .46
Chassisnummer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Achteruitrijcamera . . . . . . . . . . . . . . . . . .137 Extra verwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42
CO2-emissie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269
Additief voor dieselemissies Extra verwarming achter
Comfort-matic-versnellingsbak. . . . . .129
AdBlue (UREUM) . . . . . . . . . . . . . . . .146 (Panorama en Combinato). . . . . . . . .45
Compatibiliteit van autostoelen
Advies voor verlengen
levensduur accu . . . . . . . . . . . . . . . . .216
met ISOFIX-kinderzitjes . . . . . . . . . .112 Fiat CODE systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10 Flex Floor achterbank. . . . . . . . . . . . . . . .22
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .239
Cruise Control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132 Follow Me Home-systeem . . . . . . . . . . .30
Afsluiter brandstoftoevoer . . . . . . . . . .195
Frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116
Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . .33 Dagrijlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28
De frontairbag en zijairbag aan De frontairbag en zijairbag aan
ASR (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 passagierszijde handmatig
passagierszijde handmatig
ASR-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117 uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117
Automatisch grootlicht. . . . . . . . . . . . . . .29 De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .124 Frontairbag
bestuurderszijde . . . . . . . . . . . . . . .117
Dead Lock voorziening . . . . . . . . . . . . . .14
Frontairbag passagierszijde . . . . .117 Isofix kinderzitje Lampen

ALFABETISCH REGISTER
(inbouwvoorbereiding) Soorten lampen . . . . . . . . . . . . . . . .159
Gateway fms-module . . . . . . . . . . . . . .180 Montagemogelijkheden voor
Gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . .139 Lampjes en berichten. . . . . . . . . . . . . . . .62
kinderzitjes op de verschil-
Geveerde stoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 lende plaatsen in het Langdurige stilstand. . . . . . . . . . . . . . . .156
Gewichten en belastingen . . . . . . . . . .251 voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .215
Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 Kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . .165 Luchtvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .52
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28 Kinderen veilig vervoeren Markering cilinder . . . . . . . . . . . . . . . . .227
Grootlichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29 Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106 Mistachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Handbediende klimaatregeling . . . . . .40 Plaatsingsmogelijkheden voor Mistlampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .33
HBA (Hydraulic Brake Assist) kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108 Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230
systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . .109 Motorcode. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .227
HBA (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 Klep op zitbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20 Motorcodes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .228
Het voertuig opkrikken . . . . . . . . . . . . .219 Koplampen Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .48
Hill Descent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 Hoogteregeling koplampen . . . . . .31 Motorkoelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . .212
Hill Descent Control systeem. . . . . . . . .92 Uitlijning lichtbundel . . . . . . . . . . . . . .31 Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .212
Hill Holder-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . .90 Koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37 Motorolieniveaumeter. . . . . . . . . . . . . . . .59
Hoofdsteunen Koplampunits . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161 MSR (systeem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89
Voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .49 Kunststof deksels op de MSR-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .89
Hoogteregeling koplampen . . . . . . . . . .31 stoelvoet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
Multifunctioneel display
Identificatiegegevens. . . . . . . . . . . . . . .226 Lamp buitenverlichting Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . . .59
identificatieplaatje carrosserielak . . . .227 vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .161 Set-up-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60
Inbouwvoorbereiding voor Isofix Lamp buitenverlichting
kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110 vervangen Niveaus controleren . . . . . . . . . . . . . . .208
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162 Onafhankelijke extra
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162 verwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Mistlampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163 Onderhoud en zorg -
Interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223 Geprogrammeerd
. . . . . . . . . . . . . . . . . .Onderhoud
. . . . . . . . . . . . . . .199
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . .163
Interieuruitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50 Onderhoud en zorg -
Stadslicht/achterlichten . . . . . . . . .161 Geprogrammeerd
Onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . .201
Onderhoud en zorg - periodieke Sensor automatische Tips, bediening en algemene
controles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199 inschakeling koplampen. . . . . . . . . . .30 informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .277
Opbergvak onder de stoel . . . . . . . . . . .21 Slepen van het voertuig . . . . . . . . . . . .196 TPMS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
Opbergvak onder voorste Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . .221 TPMS (systeem). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
passagiersstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50 Snel herstel bandenspanning Traction Plus systeem . . . . . . . . . . . . . . .94
Oppompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .190 Fix&Go Automatic . . . . . . . . . . . . . . .190 Transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
Opstaptrede . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16 Speed block . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134 Trip computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .60
Parkeerlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .29 Speed Limiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .133
Uconnect 3" Radio . . . . . . . . . . . . . . . .280
Parkeersensoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . .135 Sproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218 Uconnect 5” Radio – Uconnect
Plafondverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32 Stadslicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28-165 5” Radio Nav . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .290
Plafondverlichting achter (een Start&Stop-systeem. . . . . . . . . . . . . . . .131 Uitlijning lichtbundel . . . . . . . . . . . . . . . . .31
lamp vervangen) . . . . . . . . . . . . . . . . .166 Starten met hulpaccu . . . . . . . . . . . . . .193 Veiligheidsgordels
Plafondverlichting voor (een lamp Stoel met draaivoet. . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
vervangen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17 Velgen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . .234
Pollenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .215
Stoelen (Combiversies) . . . . . . . . . . . . . .22 Verlichting uit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Stoelen (Panoramaversies) . . . . . . . . . . .21 Versie met aardgassysteem
Portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . .35
Stoelen met verstelbare (Natural Power) . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
Prestaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249 armsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18 Versnellingspook . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
Regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .37 Stopcontact. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50 Verwarming en ventilatie . . . . . . . . . . . . .39
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .214 Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . .233 VIN-plaatje. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Reservewiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234 Stuurbekrachtigingsvloeistof . . . . . . . .213 Vloeistof voor ruitensproeiers/-
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . .29 Stuurwiel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25 achterruitsproeier . . . . . . . . . . . . . . . .213
Rijstijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 Symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 Vloeistoffen en smeermiddelen. . . . . .259
Rollend starten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .193 Systeeminspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . .227 Vrachtruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
Rubber slangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .224
Tablethouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50 Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234
Ruiten reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36 Tachograaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51 Wielen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . .219
Ruitenwisser. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .36-218 Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 Wieluitlijning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .234
SBR-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140-254 Winterbanden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .221
Schakelindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58 Tips voor het laden. . . . . . . . . . . . . . . . .148 Wisserbladen voorruit
Schuifdeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218
Zekeringen (vervangen) . . . . . . . . . . . .167
ALFABETISCH REGISTER
Zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .120
Zwaar gebruik van de auto . . . . . . . . .200

FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering


Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
Druknummer 603.91.339NL - 06/2018 - 5 Editie
WAAROM KIEZEN VOOR
ORIGINELE ONDERDELEN

Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel.
In de erkende Fiat Professional Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid
die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
De Lancia garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles
en voor praktische adviezen van onze deskundigen.
Met de Originele Fiat Professional-onderdelen behoudt u mettertijd de eigenschappen
van betrouwbaarheid, comfort en prestaties waarom u uw nieuwe auto heeft gekozen.
Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze auto’s te bouwen en
die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling
van steeds innovatievere technologieën.
Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:
de enige die speciaal door Fiat Professional voor uw auto ontworpen zijn.

VEILIGHEID: ECOLOGIE: ROETFILTERS, COMFORT: PERFORMANCE: BOUGIES, LINEA ACCESSORI:


REMSYSTEEM ONDERHOUD AIRCONDITIONING WIELOPHANGING EN RUITENWISSERS INSPUITVENTIELEN EN ACCU'S STANGEN IMPERIAAL, VELGEN
NEDERLANDS

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld.


FCA Italy S.p.A. behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische
of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.

You might also like