Bijeenkomst 7 IRW

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

Taak 20:

1. Algemene begrippen
Grondrechten zijn fundamentele rechtsnormen die de strekking hebben aan het individu persoonlijke vrijheid en
menswaardig bestaan te verzekeren en die de handelsvrijheid van met name de overheid beperken. Grondrechten worden
onderscheiden in:
 klassieke grondrechten: fundamentele, individuele vrijheidsrechten die (oorspronkelijk gezien) zien op de verhouding
tussen burger en overheid. Deze rechten leggen (in beginsel) de overheid een onthoudingsplicht op. De overheid dient
deze slechts waarborgen/garanderen.
 sociale grondrechten: zorgplichten van de overheid die erop gericht zijn de bevolking als geheel een menswaardig
bestaan te verzekeren. De overheid mag niet slechts waarborgen en garanderen maar zich ook inspannen. Het individu is
– in tegenstelling tot bij de klassieke rechten – niet altijd de drager van het recht.

Grondrechten zijn opgekomen als reactie tegen de overheid die:


 burgers willekeurig van het leven berooft, opsluit of hun eigendom ontneemt;
 burger bepaald geloof of levenswijze wil opleggen
 de vrije politieke wils- en meningsvorming van de burgers inperkt
 burgers laat verkommeren

kritiek op grondrechten:
1. natuurrecht/ menselijke waardigheid bestaat niet: normatief idee (slavernij, marteling)
2. universaliteit bestaat niet: grondrechten zijn cultuur gebonden
3. overtrokken individualisme: een individu stelt niks voor zonder de groep
4. ideologische schijn: formele gelijkheid verhult maatschappelijke ongelijkheid
5. algemeen belang gaat voor: vb terrorisme

Rechtsbescherming en reikwijdte
Bij de reikwijdte dient men zich het volgende af te vragen
 wie zijn de grondrechtdragers?
 welk grondrecht is in het geding?
 is de beperking toegestaan?

Individuen, groepen en rechtspersonen zijn dragers van grondrechten. De overheid daarentegen is geen drager van
grondrechten.

Reikwijdte vrijheid van godsdienst en levensovertuiging


1. is er sprake van het belijden van een godsdienst of levensovertuiging in de zin van de bepaling?
2. is er sprake van een levensovertuiging/ godsdienst?
o is er sprake van een gedraging die is aan te merken als belijden?
o is de overheidsmaatregel als een beperking daarvan te beschouwen?
3. voldoet de beperking aan de clausulering?

Bij de rechtsbescherming dient men zich het volgende af te vragen:


 valt de maatregel binnen de reikwijdte van een grondwetsbepaling of een ieder verbindende verdragsbepaling (EVRM,
IVBPR)?
 zo ja, is een beroep op de bepaling mogelijk (artikel 120 Grondwet)
 zo ja, indien aan zowel EVRM als Grondwet is voldaan, dan moet de maatregel de beperkingsclausules van beide
bepalingen doorstaan

De hiërarchie van de rechtsbronnen is als volgt:


 Verdragen
 Statuut
 Grondwet <-- art. 120 Grondwet
 WFZ
 AMvB
 Ministeriele regeling
 Provinciaal
 Gemeentelijk/waterschap
Verdragen staan dus het allerhoogst in de hiërarchie. Artikel 120 van de Grondwet is het toetsingsverbod: de rechter mag
formele wetten (WFZ) en bepalingen van Verdragen niet toetsen aan de Grondwet. Lagere wetgeving (AMvB, ministeriele
regeling, provinciale regeling, gemeentelijke wetgeving) mag daarentegen wel getoetst worden aan de grondwet.

Beperking van internationale grondrechten (EVRM)


Er zijn drie soorten bepalingen te onderscheiden:

 absolute bepalingen: bijvoorbeeld artikel 3 EVRM artikel 5 Grw


okunnen beperkt worden door een noodtoestand: vb burgeroorlog
onotstandsfest: onder geen enkele omstandigheid mag het recht beperkt worden (vb folterverbod)
 bepalingen met een uitzonderingsclausule: zoals artikel 4 EVRM
 bepalingen met een beperkingsmogelijkheid in het artikel:bijvoorbeeld artikelen 8 tot en met 11 EVRM
o lid 1: het (geschonden) recht
o lid 2: beperkingsclausule (cumulatieve eisen)
o voorzien bij de wet
o dient één van de genoemde doelen
o maatregelen zijn noodzakelijk in een democratische samenleving

Met de eerste eis worden zowel wetten in formele/materiele zin als een bevoegd gegeven bevel of gewoontrecht
begrepen. Bij deze eis worden twee subeisen gesteld, voortgevloeit uit jurisprudentie: toegankelijk en voorzienbaar. Vaak
worden de genoemde doelen opgesomd in het tweede lid van het artikel. Om de derde eis te doorstaan, dient men drie
voorwaarden langs gaan: weegt het door de maatregel gediende belang tegen de beperking op (proportionaliteit)? is het
middel geschikt om het doel te bereiken? is er geen minder vergaande maatregel om hetzelfde doel te bereiken
(subsidiariteit)?

Algemene beperkingsmogelijkheden zijn het uitroepen van de noodtoestand (artikel 15 EVRM) of indien er misbruik wordt
gemaakt van het EVRM (artikel 17 EVRM).
Beperkingen van grondwettelijke grondrechten
De Nederlandse Grondwet onderscheidt verschillende soorten clausules. Bepaalde artikelen kennen zelfs mengvormen.

 competentievoorschrift: de wet/ wetgever mag beperken, vb. artikel 7 lid 1 of artikel 10 lid 1
 procedurevoorschrift: verplichte procedure volgen, vb artikel 12
 doelcriteria: wijst doeleinden omwille waarvan beperking is toegestaan aan, vb artikel 9 lid 2 en artikel 6 lid 2
(uitgewerkt in de WOM)
 kernrecht

De burgemeester heeft noodbevoegdheden toebedeeld gekregen door de wetgever (artikel 175-176 Gemeentewet). Het is
de burgemeester toegestaan om af te wijken van de wet, maar niet van de Grondwet.

Men kan algemene beperkingen nemen, dat zijn maatregelen die ook een beperking meebrengen, maar daar niet op
gericht zijn (neveneffect). Naast deze vorm kent men de maatregelen die wel degelijk gericht zijn op de beperking van
grondrechten, zoals het tappen van de telefoon (bijzondere beperkingen).

Positieve verplichtingen en horizontale werking


Grondrechten hebben een werking van verschillende niveau/soort. Men onderscheidt standaar de verticale en de
horizontale werking.

 verticaal: werking tussen publieke orgaan en burger


 diagonaal: rechtspersonen waarop de overheid grote invloed heeft
 horizontaal: werking tussen burgers onderling
o direct: rechter past Grondwet of verdrag toe en toetst aan beperkingsclausules (regels voor de rechter zelf)
o indirect: rechter past privaatrechtelijk norm toe, maar laat zich inspireren door grondrechtelijk beginsel (regels voor
gedrag burgers)
 zwak: alleen verwijzen naar beginsel
 sterk: verwijzen naar concrete artikelen
Botsing grondrechten
Bij samenloop is de hoofdregel dat de grondrechtelijke waarborgen cumuleren (zie artikel 53 EVRM). Indien er toch een
botsing ontstaat dan dient de uitzondering aan: er wordt voorrang gegeven aan de les specialis (boven de lex generalis). Zie
bijvoorbeeld artikel 3 Gronwet ten opzichte van artikel 1 Grondwet. Er is geen vaste hierarchie van grondrechten. Om te
weten welk grondrecht voorrang heeft, dient men belangen af te wegen. Hierbij gelden de vragen als, betreft het een
officieel persoon of een gewone burger? heeft de persoon media aandacht opgezocht?

3. superioriteitsregel van toepassing: een regeling van een hoger orgaan (bijvoorbeeld een provinciale
verordening, ministeriële regeling, Algemene Maatregel van Bestuur of wet in formele zin) prevaleert.

You might also like