Professional Documents
Culture Documents
Taalportfolio Derde Leerjaar Boek 2
Taalportfolio Derde Leerjaar Boek 2
Wat voor soort verhaal is het ? Som 2 redenen op waarom dat zo is.
Avonturenverhaal – romantisch verhaal – griezelverhaal – historisch verhaal – sprookje –
oorlogsverhaal - fantasieverhaal- … omdat:
1. Avontuurlijk verhaal: er zijn spannende dingen gebeurd.
2. Fantasieverhaal: de dieren eten samen aan een grote tafel en kunnen praten.
Wie zijn de hoofdpersonages? Vertel iets over hen (rol in het verhaal, uiterlijk,
karaktereigenschappen,…)
Meneer Vos =
Boer Bolus =
Bolus is een kippenboer. Hij is heel dik, hij eet heel veel.
Boer Bits =
Bits is een eenden- en ganzenboer. Hij is ook eigennar van een boerderij in het dal
Hij is heel klein, hij heeft een kogelrond buikje. Hij heeft een beestachtig slecht humeur.
Boer Biet =
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
___________________________________________________________________________
Zou jij het boek aanraden aan een klasgenoot? Waarom wel/waarom niet? Geef 3 redenen
waarom wel of niet.
1. ___________________________________________________________________________
2. ___________________________________________________________________________
3. ___________________________________________________________________________
Verwerkingsopdrachten
Opdracht 1: Opsporingsbericht
Stel je voor dat er een personage uit je boek verdwenen is. Jij krijgt de opdracht hem of haar te
zoeken. Een opsporingsbericht is de oplossing. Teken het personage. Schrijf er drie
karaktereigenschappen bij en vier kenmerken die iets over het uiterlijk vertellen. Teken je
hoofdpersonage en zorg ervoor dat de tekening klopt bij de uiterlijke kenmerken van dit
personage.
Opdracht 2: Gedicht
Zoek 2 gedichten die bij jouw boek passen. Schrijf bij elk gedicht in minstens 5 zinnen waarom
jij vindt dat dit gedicht bij het boek past.
Opdracht 3: De personages
In een boek kun je je fantasie volop laten werken. Je vormt zelf een beeld van wat gebeurt en
wie meespeelt. Teken de hoofdpersonages uit je boek zoals jij ze in je verbeelding ziet.
Opdracht 4: Elfje
Voor deze verwerkingsopdracht ga je aan de slag als een echte dichter. Schrijf een gedicht
over het boek. Kies uit: een elfje, een naamgedicht, een limerick of een haiku.