Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 9

Groep 7-8 Stagefighting les 1

Techniek:
- Fysiek spel

Doelen
- De leerlingen leren op elkaar reageren
- De leerlingen leren naar elkaar te kijken
- De leerlingen leren hun lichaam in te zetten in fysiek spel
- De leerlingen leren tekst en fysiek spel samen te voegen

Inleiding:
We gaan op reis naar Hollywood. Daar waar de films worden gemaakt!
Tijdens onze reis duiken we in de wereld van actiefilms en stage-fighting. Hoe maak je een
geloofwaardige vechtscène? In vier lessen werken de leerlingen hier naartoe.

Warming-up
Heads up -heads down
De leerlingen staan in een kring. Wanneer de leerkracht zegt “Heads up” kijken ze naar
iemand uit de kring. Wanneer de leerkracht het commando geeft “Heads down” kijken ze
naar beneden. Wanneer ze oogcontact maken, gaan ze zitten. Het spel duurt totdat er twee
leerlingen overblijven.

ZIP-ZAP-ZOP
Iedereen staat in een kring. De persoon die begint houdt zijn beide handen tegen elkaar en
kan dan zip, zap of boing zeggen:

● Wanneer de persoon de speler links naast hem wil kiezen, dan zegt hij “zip” en wijst
naar links
● Wanneer de persoon de speler rechts naast hem wil kiezen, dan zegt hij “zap” en
wijst naar rechts
● Wanneer de persoon de speler aan de overkant wil kiezen, dan zegt hij “zop”

Wanneer je de mist ingaat ben je af en ga je zitten.


Optie: iedere leerling heeft drie levens.

Inoefening
Spiegelen (concentratie)
De leerlingen maken tweetallen en elk tweetal gaat tegenover elkaar staan. Eén van het
tweetal is nummer 1, de ander is nummer 2. Als eerste zijn alle nummers 1 de spiegel. De
nummers 2 staan dus tegenover de spiegel. De nummers 2 maken hele langzame
bewegingen. Bijvoorbeeld: een arm omhoog, hoofd naar beneden, been naar achteren, enz.
Alle bewegingen worden heel langzaam gemaakt. Zo langzaam dat de nummers 1 (de
spiegels) de beweging na kunnen doen. Het is de bedoeling dat ze bijna tegelijk bewegen.
Na een paar minuten worden de rollen omgedraaid.
Aandachtspunten:
Langzaam bewegen zorgt voor het beste resultaat en levert de meeste concentratie op.
Kern
Beelden maken
De leerlingen staan in tweetallen tegenover elkaar. Leerling 1 maakt een beeld terwijl
leerling 2 de ogen sluit. Als leerling 1 een beeld heeft gemaakt, doet leerling 2 de ogen
open; bekijkt het beeld eerst goed en reageert dan door er een beeld te maken die er bij
past. Dan zijn de rollen omgedraaid en maakt leerling 2 een beeld en leerling 1 reageert
daarop. Dit wordt een aantal keren herhaald.

Maakopdracht:
De leerlingen kiezen een beeld uit die ze hebben geoefend. Deze gaan ze in scène zetten.
De leerlingen maken twee verschillende beelden, waarin ze reageren op elkaar. Ieder beeld
houden ze acht tellen vast.

-> eventueel kunnen ze tekst toevoegen aan hun beeld. Beide beelden beginnen dan met
een woord of een zin.

Afsluiting
De leerlingen presenteren hun scène aan elkaar.
Groep 7-8 Stagefighting les 2

Techniek:
- Fysiek spel

Doelen
- De leerlingen leren op elkaar reageren
- De leerlingen leren naar elkaar te kijken
- De leerlingen leren hun lichaam in te zetten in fysiek spel
- De leerlingen leren een opbouw in een scène te maken

Warming-up
Heads up -heads down
De leerlingen staan in een kring. Wanneer de leerkracht zegt “Heads up” kijken ze naar
iemand uit de kring. Wanneer de leerkracht het commando geeft “Heads down” kijken ze
naar beneden. Wanneer ze oogcontact maken, gaan ze zitten. Het spel duurt totdat er twee
leerlingen overblijven.

ZIP-ZAP-ZOP
Iedereen staat in een kring. De persoon die begint houdt zijn beide handen tegen elkaar en
kan dan zip, zap of boing zeggen:

● Wanneer de persoon de speler links naast hem wil kiezen, dan zegt hij “zip” en wijst
naar links
● Wanneer de persoon de speler rechts naast hem wil kiezen, dan zegt hij “zap” en
wijst naar rechts
● Wanneer de persoon de speler aan de overkant wil kiezen, dan zegt hij “zop”

Wanneer je de mist ingaat ben je af en ga je zitten.


Optie: iedere leerling heeft drie levens.

Inoefening
Spiegelen (concentratie)
De leerlingen maken tweetallen en elk tweetal gaat tegenover elkaar staan. Eén van het
tweetal is nummer 1, de ander is nummer 2. Als eerste zijn alle nummers 1 de spiegel. De
nummers 2 staan dus tegenover de spiegel. De nummers 2 maken hele langzame
bewegingen. Bijvoorbeeld: een arm omhoog, hoofd naar beneden, been naar achteren, enz.
Alle bewegingen worden heel langzaam gemaakt. Zo langzaam dat de nummers 1 (de
spiegels) de beweging na kunnen doen. Het is de bedoeling dat ze bijna tegelijk bewegen.
Na een paar minuten worden de rollen omgedraaid.
Aandachtspunten:
Langzaam bewegen zorgt voor het beste resultaat en levert de meeste concentratie op.
Vechtbewegingen
De leerlingen lopen op muziek door de ruimte. Als de muziek stopt maken ze standbeelden
van vechtbewegingen. Zowel aanvallend als verdedigend. Stimuleer de kinderen om
verschillende houdingen aan te nemen.

Kern
Vechtbewegingen in tweetallen.
De leerlingen maken tweetallen. Ze kiezen wie nummer één en nummer twee is. Ze lopen
op muziek in het grit door de ruimte (in rechte lijnen). Als de muziek stopt maken ze samen
één beeld met vechtbewegingen. Ze moeten hierbij goed naar elkaar kijken. Nummer één
neemt eerst een houding aan, nummer twee reageert hierop. Daarna klinkt de muziek
opnieuw en wisselen ze.
Coach de leerlingen om hun lichaam groot in te zetten. Welke reactie geef je als je wordt
aangevallen. Welke reactie geeft de aanvaller? Wat doet je mimiek?

Maakopdracht:
De leerlingen maken in tweetallen drie beelden.
Beeld 1: begin van het gevecht
Beeld 2: het spannendste moment in het gevecht
Beeld 3: Het einde

Ieder beeld houden ze acht tellen vast. De leerlingen spreken af wie het nieuwe beeld inzet.

Afsluiting:
De beelden worden aan elkaar gepresenteerd.
Groep 7-8 Stagefighting les 3

Techniek:
- Fysiek spel
- Emoties
-
Doelen
- De leerlingen leren op elkaar reageren
- De leerlingen leren naar elkaar te kijken
- De leerlingen leren hun lichaam in te zetten in fysiek spel
- De leerlingen leren een opbouw in een scène te maken
- De leerlingen leren emoties in te zetten in een scene

Inleiding:
Bespreek met de leerlingen of zij wel eens films zien waarin gevochten wordt. Hoe komen
deze vechtscènes tot stand? Je kunt eventueel op YouTube ter illustratie een korte
vechtscène laten zien. Vertel dat er drie elementen belangrijk zijn bij het maken van een
vechtscène:

1. Actie - de beweging die de aanvallende acteur maakt (een vuistslag of schopbeweging


bijvoorbeeld)
2. Reactie - de manier waarop de aangevallen acteur reageert in fysiek, mimiek en geluid.
3. Positie van publiek - bij een film is dat de camerapositie, bij theater de positie van het
publiek.

Maak voor aanvang van deze les duidelijke afspraken met de groep. Samenwerken,
veiligheid en anticiperen op elkaar is erg belangrijk!

Warming-up
Ho ching tjak!
De leerlingen staan in een kring. Een leerling begint met te zeggen ‘HO’ en doet daarbij zijn
handen bijeen en de armen omhoog (als een samurai-zwaard). Vervolgens reageren de 2
buren met een ‘CHING’. Dit is met de handen bijeen (ook weer als een zwaard) en een
zijwaartse beweging richting de HO-persoon. Deze laatste beweegt vervolgens de armen in
een vloeiende beweging neerwaarts en roept ‘TJAK’ en kijkt daarbij iemand in de kring aan.
Degene die aangekeken wordt roept ‘HO’ en wordt daarmee de nieuwe HO-persoon.

Heads up -heads down


De leerlingen staan in een kring. Wanneer de leerkracht zegt “Heads up” kijken ze naar
iemand uit de kring. Wanneer de leerkracht het commando geeft “Heads down” kijken ze
naar beneden. Wanneer ze oogcontact maken, gaan ze zitten. Het spel duurt totdat er twee
leerlingen overblijven.
Inoefening
Spiegelen met emoties.
De leerlingen staan in tweetallen tegenover elkaar. Leerling 1 laat in een stilstaand beeld
een emotie zien en leerling 2 doet dit zo goed mogelijk na. Daarna wisselen de leerlingen.
Dit wordt een aantal keren herhaald.

Vervolgens gaan ze de tegenovergestelde emotie uitbeelden. Leerling 1 laat bijvoorbeeld


boos zien, leerling 2 reageert hierop met een verdrietig standbeeld.

Tot slot maakt leerling 1 een standbeeld met een bepaalde emotie en maakt hier een
bijpassend geluid bij. Dit kan een woord zijn of een kreet. Leerling 2 reageert hierop met een
geluid dat past bij de reagerende emotie.
Ook dit wordt een aantal keren herhaalt.

Kern
Vechtscène (maakopdracht)
2. Actie: De leerlingen bedenken 5 vechtacties. Bijvoorbeeld een klap in het gezicht, een
schop in de maag, een stomp op de neus, een elleboog in de zij en een trap op de tenen. De
tweetallen spreken af wie welke actie maakt. Zorg ervoor dat de leerlingen elkaar niet echt
raken en dat er veel afstand tussen de spelers zit. Het is spannend om op sommige
momenten slowmotion toe te voegen.
3. Reactie: De leerlingen oefenen de reacties op elke van de 5 acties. Zonder reacties
stellen de acties namelijk niets voor. Maak de tegenbeweging groot. Maak geluid. Laat de
pijn in de mimiek zien.

Afsluiting:
De scènes worden aan elkaar gepresenteerd.
Groep 7-8 Stagefighting les 4

Techniek:
- Fysiek spel
- Emoties
-
Doelen
- De leerlingen leren op elkaar reageren
- De leerlingen leren naar elkaar te kijken
- De leerlingen leren hun lichaam in te zetten in fysiek spel
- De leerlingen leren een opbouw in een scène te maken
- De leerlingen leren emoties in te zetten in een scene
- De leerlingen leren incasseren

Warming-up
Driehoeken maken (concentratie)
De leerlingen lopen door de ruimte. Ze nemen allemaal twee leerlingen in hun hoofd. Ze
mogen van elkaar niet zeggen wie. Dan gaan ze proberen met die twee leerlingen een
driehoek te vormen. Doordat iedereen dit probeert, zullen de leerlingen continu verplaatsen.
Misschien blijven er na een tijdje een aantal leerlingen staan, die hun driehoek hebben
gevormd. Er hoeft maar één leerling een paar stappen te verzetten en iedereen zal weer in
beweging komen. Als iedereen stilstaat, in het leuk om aan een aantal leerlingen te vragen
met wie hij of zij een driehoek hebben gevormd. Klopt het?
Soms zal het helemaal niet lukken en blijven de leerlingen in beweging.

Aandachtspunt:
Het kan handig zijn om vooraf met twee leerlingen te laten zien hoe je een driehoek vormt
en wat er gebeurt als één van de drie zich verplaatst.

Samen lopen
De leerlingen staan verspreid door de ruimte. Ze beginnen in staand in stilstand. Samen
moeten ze tegelijk in beweging komen en lopen. Ze moeten bewegen als één organisme. Na
het lopen gaan ze over in rennen, van rennen naar lopen en van lopen naar stilstaan:
Stilstaan- lopen- rennen-lopen-stilstaan.

Coach de leerlingen op aandacht voor elkaar. Lukt het de leerlingen om tegelijk te bewegen?

Inoefening
Sterk en zwak
De leerlingen staan in de kring. De leerling naast de leerkracht gaat in een sterke houding
staan, bijvoorbeeld met de vuisten omhoog. De volgende leerling in een zwakke houding,
met bijvoorbeeld hangende schouders. Deze beweging wordt de gehele kring afgewisseld.
Herhaal dit vervolgens nogmaals, maar nu in omgekeerde volgorde.

De leerlingen blijven staan in de kring. De leerkracht geeft één van hen, de aangever, de
opdracht langzaam sterke en zwakke houdingen te maken. De rest van de groep
doet dit na. Herhaal dit met een aantal verschillende aangevers.
In de volgende ronde geeft de leerkracht niemand de rol van aangever. Kijk wat er gebeurt
als de groep geconcentreerd naar elkaar kijkt en tegelijkertijd begint
te bewegen van sterk naar zwak. Coach op of het lukt om gezamenlijk in beweging te
komen, zonder dat iemand hier het initiatief in neemt,

De leerlingen lopen door de ruimte. Ze ontmoeten elkaar in tweetallen waarbij ieder een
sterke of zwakke houding aanneemt. Dit mag tegenovergesteld of gelijk
aan elkaar zijn. Hierna lopen de leerlingen door en ontmoeten een volgende. Stimuleer de
leerlingen om zoveel mogelijk verschillende leerlingen te ontmoeten
en hier telkens een andere houding te kiezen.

Laat de leerlingen vervolgens ook korte teksten improviseren in hun ontmoeting. Wanneer
twee leerlingen in een zwakke houding tegenover elkaar staan zal de tekst compleet anders
klinken dan twee leerlingen in een sterke houding.
Vraag de leerlingen na afloop welke tekst past bij een sterke en bij een zwakke houding. En
welke verschillen tussen sterk en zwak vallen op als je kijkt naar
houding, mimiek, beweging/gebaren en stemgebruik?

Kern
Maakopdracht vechtscene
De leerlingen gaan verder met hun vechtscène van de voorgaande les.
Ze repeteren eerst de scène die ze al hebben gemaakt.
Vervolgens houden ze rekening met punt 1 en 3: de aanleiding van het gevecht en de positie
van het publiek.

Punt 1: start van het conflict. Hoe is het gevecht ontstaan. Ze voegen nu tekst toe aan het
begin van hun scène. Hoe is het gevecht ontstaan? Ze voegen hierin de zwakke en sterke
houding (status) toe die in deze les aan bod zijn gekomen. De leerlingen mogen niet meer
dan vier zinnen gebruiken.

Aan het einde van de kernopdracht zitten de volgende onderdelen in hun scène:
1. Aanleiding van het gevecht: start van het conflict
2. Actie: De leerlingen bedenken 5 vechtacties. Bijvoorbeeld een klap in het gezicht, een
schop in de maag, een stomp op de neus, een elleboog in de zij en een trap op de tenen. De
tweetallen spreken af wie welke actie maakt. Zorg ervoor dat de leerlingen elkaar niet echt
raken en dat er veel afstand tussen de spelers zit. Het is spannend om op sommige
momenten slowmotion toe te voegen.
3. Reactie: De leerlingen oefenen de reacties op elke van de 5 acties. Zonder reacties
stellen de acties namelijk niets voor. Maak de tegenbeweging groot. Maak geluid. Laat de
pijn in de mimiek zien.
4. Positie van het publiek: Laat de tweetallen hun scènes telkens herhalen waarbij ze nu ook
nadenken over hun positie ten opzichte van het publiek. Hoe lijken de vecht acties zo echt
mogelijk?

Afsluiting
Presentatie van de scènes.
Link video’s stage-fighting

https://www.youtube.com/watch?time_continue=1&v=iozemN4zeO0&embeds_euri=https%3
A%2F%2Fwww.google.com%2Fsearch%3Fq%3Dstage%2Bfight%2Bklokhuis%26rlz%3D1C
AEVJI_enNL945%26sxsrf%3DAPwXEddjr9T3e06NTl3152AvT6PpXJVRQg%3A1680081356
345%26&source_ve_path=MjM4NTE&feature=emb_title

You might also like