Professional Documents
Culture Documents
Grondslagen Rechtswetenschap
Grondslagen Rechtswetenschap
Grondslagen Rechtswetenschap
Rechtsbronnen
1. De wet
2. Jurispredentie (Rechtersrecht)
3. De gewoonte
4. Vedragen en besluiten volkenrechtelijke organisaties
Soorten verdragen
1. Bilaterale
2. Multilaterale
3. Plurilaterale
Civiel recht
Onderscheiden bestaan uit
1. Personen en/of familierecht
2. Rechtspersonenrecht
Positief recht
- Het positieve recht is het geheel van rechtsregels die op dit moment in Nederland gelden
Materieel en formeel (Faillissementswet)
- Wet met algemene toepassing
- Aangenomen door formele wetgevers
Materieel, niet formeel (Plaatselijke vordering)
- Wet met algemene toepassing
- Niet aangenomen door de formele wetgevers
Formeel, niet materieel (Besluitvorming i.e begroting)
- Wet zonder algemene toepassing
- Aangenomen door formele wetgevers
Materieel recht
1. Ontstaan rechten en plichten
2. Inhoudelijk recht i.c student recht op studiefinanciering
Formeel recht (procesrecht)
1. Krijgt vorm louter bij moeilijkheden i.c ontlopen van verplichtingen
Staatsrecht
1. Bevat regels die betrekking hebben op de organisatie van de Staat en zijn organen ter
bevodering van de verhouding tussen staat en burger.
Gewoonterecht
1. Gewoonterecht is in beginsel ongeschreven recht, maar kan aldus bindende werking hebben
op een overeenkomst
Rechtsbescherming
- Tegen een beschikking kan de burger bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat de
beschikking uitvaardigde.
Rechtspersonenrecht
- Een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die zelfstandig aan het rechtverkeer
kan deelnemen i.c vereniging, stichting, venootschap en/of NV.
Vermogensrecht
- Geheel van regels over het vermogen van een persoon. Een vermogen is de opstelsom van
alle rechten en verplichtingen van een persoon op geld waardeerbaar zijn en in beginsel ook
overdraagbaar zijn.
Publiek recht
- Geeft regels t.a.v de verhouding tussen burger en de overheid en tevens de verhouding
tussen overheidsinstanties onderling.
1. Staatsrecht
2. Bestuursrecht
3. Strafrecht
4. Volkenrecht
Codificatiegedachte
- Het recht moet op systematische wijze in wetboeken worden opgenomen
KB
- Als de regering een besluit neemt. Heet zo’n besluit altijd koninklijke besluit
AmvB’s
- Algemene maatregel van bestuur, binnen kaders zelfstandige nadere regels te maken
Recht op interpellatie houdt in dat de leden elk van beide Kamers aan ministers mondeling of
schrifelijke vragen kunnen stellen
Organieke wetten = Wetten die door de grondwet worden voorgeschreven en die van belang zijn voor
de inrichting van de staat
Attributie = Het scheppen van wetgevende bevoegdheid aan een bepaalde orgaan
Aan welke organen in het land moet wetgevende bevoegdheid worden toegekend ?
Delegatie = Het overdragen van wetgevende bevoegdheid van het ene orgaan aan het andere om
nadere regels over een bepaald onderwerp vast te stellen
Delegans = het gedelegerende orgaan
Delegataris = orgaan waarin is gedelegeerd
Subdelegatie = Soms draagt een orgaan dat zijn wetgevende bevoegdheid door delegatie heeft
verkregen
Algemene maatregel van bestuur (AMVB) is het uitvoeringbesluit behorende bij een wet. AMVB heeft
een algemene werking
De hogere regel heeft voorrang boven de lagere regel = Lex superior derogat legi inferiori
De nieuwe regel heeft voorrang boven de oude regel = Lex posterior derogat legi priori/anteri
De speciale regel heeft voorrang boven de algemene regel = Lex specialis derogat legi gener
Hierarchie in wetten
1. Vedragsrecht en Europees gemeenschapsrecht
2. Grondwet
3. Wetten in formele zin
4. Algemene maatregel van bestuur
5. Ministeriele regelingen
6. Provinciale veronderingen / Verondeningen SER / Verondeningen van openbare lichamen
7. Gemeente-veronderning / Veronderning waterschap
Overgangsrecht = Hoe nieuwe rechtsregels zich verhouden tot de bestaande rechtstoestand i.c
hypotheekregels
Monisme
1. Verdragen waarbij Nederland partij is, maken deel uit van het Nederlandse recht, mits ze zijn
bekendgemaakt en in werking getreden
2. Als een verdrag bepalingen bevat die ‘ een ieder kunnen verbinden’, gel-den deze voor alle
burgers in Nederland, zie art 93 GW
Wet in materiele zin = Een wet die een algemeen verbindend voorschrift inhoudt, noemen we een wet
in materiele zin.
Wet in formele zin = Een wet die afkomstig is van regeringen en Staten-Generaal tezamen, heet een
wet in formele zin.
Monisme = Bij monisme hoeve internationele rechtregels niet te worden omgezet in nationale
rechtsregels. Monisme betekent in dit verband dat rechtsregels zondermeer verbonden zijn met de
nationale rechtsregels. (I.c Nederland)
Dualisme = In dualistisch systeem treden internationale regels pas in werking als deze zijn
getransformeerd in nationale regels
Rechtstaat componenten
A. Grondrechten
B. Klassieke & sociale grondrechten
C. Strafbare feiten kunnen worden vervolgd
D. Geschillen tussen burgers onderling worden beoordeeld dmv rechtspraak
E. Rechtszekerheid
Rechtsvinding is in geval van een wettelijke bepaling ontbreekt stelt de rechter zelf een rechtregel
vast, waarop hij zijn oordeel felt
Rechtsfeit is een juridische feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt.
Rechtsgevolg is het gevolg van een rechtsfeit binnen een juridische verhouding.
Rechtshandeling is een feitelijke handeing die een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon bezigt met
het oog op een rechtgevolg te brengen
Rechtssubjecten zijn dragers van subjectieve rechten en plichten.
Rechtsregels : Rechtsregels ordenen de samenleving en het leven van het individu binnen de
samenleving. Rechtregels zelf zijn ook op een bepaalde manier geordend.
Objectief recht (Law) = Gelde rechtsregels (Artikel 7 GW, Vrijheid van meningsuiting)
Subjectief recht (Right) is een recht dat iemand kan hebben. (Ik heb vrijheid van meningsuiting)
Rechtsbevoegdheid = Aansprakelijkheid en/of mandaat m.b.t rechtsbepalingen
Materieel recht = De spelregels van het maatschappelijk gedrag
Formeel(proces) recht = De spelregels vna het procederen
Dwingend recht = Rechtsregeld waarvan burgers absoluut niet mogen afwijken. (Arbeidsrecht,
huurrecht)
Aanvullend recht = Alleen van toepassing als partijen zelf geen regeling hebben getroffen
Semidwingend recht = Afwijken toegestaan mits mits daar schriftelijke toestemming voor verleent is
Analogie redeneren: Wettelijke rechtsregel wordt uitgebreid naar situatie die er in eerse instantie niet
onder viel
A contrario redeneren : De rechter past wettelijke rechtsregel alleen toe op uitdrukkelijk genoemde en
daarme niet op de nieuwe situatie
Tentamen-analyse
Kennisvragen
- Onderscheidingen positief recht / subjectief recht
- Rechtbeginselen
Aanvullend recht is additioneel maar niet strikt noodzakelijk , dit betekent dat er afgeweken mag
worden i.e een overeenkomst.
Privaat vs Publiek
Privaat trekt een horinzale lijn dientengevolgen van wetgeving tussen burgers.
Autonome rechtvinding
1. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
2. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is
Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
1. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de
wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
2. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie
Leemte in de wet
1. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
2. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C
Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien
Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter
Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit
Autonome rechtvinding
A. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
A. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is
Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
A. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
A. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie
Leemte in de wet
A. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
B. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C
Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien
Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter
Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit
Rechtsvorming = Het maken van rechtsregels
Objectief recht (Law) zijn gecodificeerde wetten die gelden binnen de maatschappij
Subjectief recht (Right) is een recht die iemand kan hebben op grond van objectieve rechten
Rechtsubject is een dragen van subjectieve rechten en plichten
Common law is een rechtvorm waarin de jurispredentie leidend is.
Algemeen verbindend voorschrift zijn wetten in materiele zin.
Rechtstoepassing
1. Vaststellen van de feit (Causaliteit)
2. Vaststellen van de toepasselijke rechtsregel
3. Toepassing van de regel op de feiten door middel van syllogisme
Maier = Rechtregel
Minor = Rechtsfeit
Conclusie = Rechtelijke uitspraak
Natuurlijke personen = Natuurlijke personen zijn de afzonderlijke mensen die rechten en plichten
hebben (Burger)
Rechtpersonen = Organisaties met rechtspersoonlijkheid
- De staat
- De provincie
- De gemeente
- Het waterschap
- Het kerkgenootschap
- De vereniging
- Naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stiching
Rechtspraak
- Rechtbanken
- Gerechtshoven
- Hoge raad
- CvB, CrvB, Raad voor de rechtspraak
Onrechtmatige daad behelst het feit dat er op onbehoorlijke wijze de ander schade wordt toegebracht
Wanprestaties is een rechtsgevolg van een verbintenis dat niet wordt nagekomen
Kwalitatieve verbintenis = Een last waarmee een onroerende zaak ten behoeve van een of meer
bepaalde personen is bezwaard. Het gaat dan om een verplichting om iets te dulden of niet te doen..
Het derdenbeding = Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie te vorderen
(Levensverzekering)
Onvoorziene omstandigheden =
De wedekerige overeenkomst =
De ‘enac’ = Opschortingsrecht, in casu een der partijen bij een overkomeenkomst het recht heet zijn
deel van de verplichtingen op te schorten als de andere partij in gebreke blijft
De onzekerheidsexceptie =
Prejudiciele vraag = Rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een
rechtsregel
Cassatiegronden
A. Verzuim van vormen = Niet of onvoldoende motiveren van een vonnis of arrest
B. Schending van het recht
Wet Algemene bepaling (AB) = Verhouding tussen rechter en wetgever
Uitspraken
1. De rechter zal in elke aan hem voorgelegde zaak een beslissing proberen te geven die zoveel
mogelijk in overeenstemming is met de bestande jurispredentie
2. De rechter leeft in het besef dat de jurisprundentie ook buiten de rechterlijke macht gezag
heeft
3. Ook de hoge raad houdt zich gewoonlijk aan zijn eigen, eerdere rechtspraak. Dit fenomeen
wordt aangeduid met de term constante jurispredentie.
Autonome rechtvinding
B. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
B. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is
Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
B. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
B. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie
Leemte in de wet
C. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
D. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C
Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien
Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter
Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit
Rechtsvorming = Het maken van rechtsregels
Bestuursrecht
Attributie is bevoegdheid toekennen aan de betreffende orgaan
Delegatie is het overdragen van bevoegdheid aan de betreffende orgaan
Mandaat is namens betreffende orgaan besluiten te nemen
Gelijkheidsbeginsel art 1 GW
Rechtszekerheidsbeginsel in het bestuurrecht betekent dat de beschikking voldoende duidelijk is
Vertrouwensbeginsel dient dat opgewekte verwachtingen niet te worden beschaamt.
Faillissement
Het ten gelden maken > executeren
Volgorde schuldeisers
1. Boedelschuldeisers i.c fallissementskosten, dwz curatoren, advocaten
2. Prefente schuldeisers i.c werknemers met achterstallig loon
3. Concurente schulder i.c normale crediteuren
4. Achtergestelde leningen
Revindiceren = Eigendom terugeisen
Eigendomsvoorbehoud = Op rekening geleverde producten
Retentierecht = Roerend goed af geven aan de schuldenaar zolang zijn prestatie niet betaald is
Opschortingsrecht = Partij houdt zich niet aan de afspraak, dienttengevolge rekken/uitstellen
Certificering
Wat zijn aandelen?
Aandelen zijn gedeelte, waarin het maatschappelijk kapitaal bij de statutten is verdeeld.
Bestuursrecht
Beleidsregels dragen de benaming AwB (Algemene wet van bestuur)
- Richtlijn
- Circulair
- Aanwijzing
Leidraadarrest = beschikkingen niet in overeenstemming op de beleidsregel
Beleidsregels kunnen niet gelden als AVV
Bezwaar en beroep
Bezwaar wordt gemaakt bij de betreffende orgaan
Bezwaar middels bezwaarschrift
Burgelijk recht
Burgelijk wetboek
Boek 1 : Personen- en familierecht
Recht op naam / Woonplaats / Huwelijk / Huwelijkse voorwaarde / Adoptie / Curatele /
Levensonderhoud / Onderbewindstelling / Mentorschap
Boek 2 : Rechtspersonen
Verenigingen / Cooperaties / NV / Fusie / Geschillenregeling en het recht op enquete
Boek 3 : Vermogensrecht in het algemeen
Algemene bepalingen / Rechtshandelingen / Volmacht / Verkrijging en verlies van goederen / Bezit en
houderschap / Bewind / Gemeenschap / Vruchtgebruik / Rechten van pand en hypotheek /
Verhaalsrecht op goederen / Rechtsvorderingen
Boek 4 : Erfrecht
Vermogensrecht categorieen
1. Het goederenrecht (de relatie tussen personen en goederen)
2. Het verbintenissenrecht (de relatie tussen personen)
Absolute rechten = Goederenrechtelijke rechten worden ook wel (droit de suite) ‘zaakgevolg’
Soorten vermogensrecht
- Eigendom = Volledig recht op een zaak
- Vorderingsrechten = De aanspraak van een schuldeiser jegens de schuldenaar
- Beperkte rechten = (Het moederrecht)
Goederenrecht
Volledige rechten = Eigendom is een absoluut volledig recht / vorderingsrechten zijn relatieve
volledige rechten
Zekerheidsrechten = Pand & hypotheek
Berperkte rechten
- Vruchtgebruik
- Erfdienstbaarheid
- Erfpacht
- Opstal
Beginselen vermogensrecht
- Goede trouw
- Redelijkheid en bilijkheid
- Het niet mogen misbruiken van bevoegdheden
- Het niet mogen uitoefenen van bevoegdheden in strijd met het publiekrecht
Subrogatie =
Contractsoverneming = bij contractsoverneming gaan alle rechten en plichten uit hoofde van een
verbintenis over van een partij op een derde
Rechtmatig daad
1. Onverschuldigde betaling
2. Zaakwaarneming
3. Onrechtevaardigde verrijking
Onrechtmatig daad
- Inbreuk op het recht
- Acteren in strijd met wettelijke plicht
- Acteren instrijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt
Niet-handelen = Een ‘daad’ kan ook niet-handelen zijn (nalaten)
Toerekenbaarheid
- Te wijten aan iemands schuld,
- Voor iemand rekenings krachtens de wet, , en/of
- Voor iemands rekening komen krachtens de in het verkeer geldende opvatting
Causaliteit = De schade die de ander dientengevolge lijdt. De schade dient een gevolg te zijn van de
onrechtmatige daad.
Relativiteitsvereiste = ‘ Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden
norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benaalde die heeft geleden’
Aansprakelijkheid
- Aansprakelijkheid voor kinderen
- Aansprakelijkheid voor een fout van een ondergeschikte
- Aansprakelijkheid voor opstal
- Aansprakelijkheid voor gebruikte stoffen
- Aansprakelijkheid voor dieren
- Produktenaansprakelijkheid
- Oneerlijk handelspraktijken
- Schending van mededingingsrecht
Privaatrecht Boek 6 BW (4)
Onrechtvaardigde verrijking = Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is
verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verijking.
Kwalitatieve verbintenis = Een last waarmee een onroerende zaak ten behoeve van een of meer
bepaalde personen is bezwaard. Het gaat dan om een verplichting om iets te dulden of niet te doen..
Het derdenbeding = Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie te vorderen
(Levensverzekering)
Onvoorziene omstandigheden =
De wedekerige overeenkomst =
De ‘enac’ = Opschortingsrecht, in casu een der partijen bij een overkomeenkomst het recht heet zijn
deel van de verplichtingen op te schorten als de andere partij in gebreke blijft
De onzekerheidsexceptie =
Dwaling
Sub B : Dwaling te wijten aan ongeoorloofd zwijgen van de wederpartij, HR Van Geest/Nederlof
Op moment dat de partij cruciale informatie achterhoudt met belang voor de geldende overeenkomst
Vorderingsrechten zijn dus de aanspraken van de ene deelnemer aan het rechtverkeer op een andere
deelnemer, dwz dat bevoegdheid uitsluitend geldt voor een of enkele personen.
Eenzijdige rechthandeling kan vorm krijgen middels een notariele akte / legaat
Meerzijdige rechtshandeling kan vorm krijgen middels een ‘overeenkomst gezien twee of meer partijen
nodig zijn.
De natuurlijke verbintenis krijgt gestalte uit morele verplichten en mede uit dat de verbintenisen niet bij
de rechter kan worden afgedwongen. Een dergelijke afspraak in de zakenwereld wordt daarmee ook
wel de zogeheten ‘gentlemans agreement’ genoemd. (HR Goudse bouwmeester)
Absolute nietigheid is een rechtshandeling die in strijd zijn met rechtregels van openbare orde.
Voorbeeld: Een overeenkomst waarin een huurmoord wordt bedongen.
Relatieve nietigheid in strijd met het dwingend recht (minderjarigheid)
Goederenrecht
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn.