Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 13

Inleiding rechtswetenschap

Grondslagen Rechtswetenschap

Inleiding Nederlands Recht

Rechtsbronnen
1. De wet
2. Jurispredentie (Rechtersrecht)
3. De gewoonte
4. Vedragen en besluiten volkenrechtelijke organisaties

Functies van het recht


1. Coordineren van het menselijk handelen
2. Preciseren van het maatschappelijk moraal t.a.v besluitvorming
3. Realiseren van collectieve doeleinden

Volkerenrecht bestaat voornamelijk uit verdragen, besluiten van volkenrechtelijke organisatie en


regels van gewoonterecht.

Soorten verdragen
1. Bilaterale
2. Multilaterale
3. Plurilaterale
Civiel recht
Onderscheiden bestaan uit
1. Personen en/of familierecht
2. Rechtspersonenrecht

Positief recht
- Het positieve recht is het geheel van rechtsregels die op dit moment in Nederland gelden
Materieel en formeel (Faillissementswet)
- Wet met algemene toepassing
- Aangenomen door formele wetgevers
Materieel, niet formeel (Plaatselijke vordering)
- Wet met algemene toepassing
- Niet aangenomen door de formele wetgevers
Formeel, niet materieel (Besluitvorming i.e begroting)
- Wet zonder algemene toepassing
- Aangenomen door formele wetgevers

Materieel recht
1. Ontstaan rechten en plichten
2. Inhoudelijk recht i.c student recht op studiefinanciering
Formeel recht (procesrecht)
1. Krijgt vorm louter bij moeilijkheden i.c ontlopen van verplichtingen
Staatsrecht
1. Bevat regels die betrekking hebben op de organisatie van de Staat en zijn organen ter
bevodering van de verhouding tussen staat en burger.
Gewoonterecht
1. Gewoonterecht is in beginsel ongeschreven recht, maar kan aldus bindende werking hebben
op een overeenkomst
Rechtsbescherming
- Tegen een beschikking kan de burger bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat de
beschikking uitvaardigde.
Rechtspersonenrecht
- Een rechtspersoon is een juridische samenwerkingsvorm die zelfstandig aan het rechtverkeer
kan deelnemen i.c vereniging, stichting, venootschap en/of NV.
Vermogensrecht
- Geheel van regels over het vermogen van een persoon. Een vermogen is de opstelsom van
alle rechten en verplichtingen van een persoon op geld waardeerbaar zijn en in beginsel ook
overdraagbaar zijn.
Publiek recht
- Geeft regels t.a.v de verhouding tussen burger en de overheid en tevens de verhouding
tussen overheidsinstanties onderling.
1. Staatsrecht
2. Bestuursrecht
3. Strafrecht
4. Volkenrecht

Codificatiegedachte
- Het recht moet op systematische wijze in wetboeken worden opgenomen

KB
- Als de regering een besluit neemt. Heet zo’n besluit altijd koninklijke besluit
AmvB’s
- Algemene maatregel van bestuur, binnen kaders zelfstandige nadere regels te maken

Recht op interpellatie houdt in dat de leden elk van beide Kamers aan ministers mondeling of
schrifelijke vragen kunnen stellen

Organieke wetten = Wetten die door de grondwet worden voorgeschreven en die van belang zijn voor
de inrichting van de staat

Kenmerk wetten in materiele zin (Vier legaliteitsvereisten)


1. De wet moet afkomstig zijn van een overheidsorgaan dat bevoegd is tot het vaststellen ervan
2. De wet moet voldoen aan een aantal wettelijke vormvereisten, waarvan het belangrijkste is
dat de wet behoorlijk is bekendgemaakt
3. De wet mag niet in strijd zijn met een hogere wettelijke regel
4. De wet moet in overeenstemming zijn met algemene rechtsbeginselen

Attributie = Het scheppen van wetgevende bevoegdheid aan een bepaalde orgaan
Aan welke organen in het land moet wetgevende bevoegdheid worden toegekend ?

Delegatie = Het overdragen van wetgevende bevoegdheid van het ene orgaan aan het andere om
nadere regels over een bepaald onderwerp vast te stellen
Delegans = het gedelegerende orgaan
Delegataris = orgaan waarin is gedelegeerd
Subdelegatie = Soms draagt een orgaan dat zijn wetgevende bevoegdheid door delegatie heeft
verkregen

Algemene maatregel van bestuur (AMVB) is het uitvoeringbesluit behorende bij een wet. AMVB heeft
een algemene werking

Ministeriele regeling = Algemeen verbindend voorschrift door minister/staatssecretaris

Organen met wetgevende bevoegdheid


1. Regering en Staten-Generaal tezamen
2. Regering
3. Provinciale staten en de gemeenteraad
4. Besturen van waterschapen
5. Bestuur van openbare lichamen voor beroep en bedrijf
Algemene plaatselijke veronderning = Wetgevende regeling op lokaal niveau

De hogere regel heeft voorrang boven de lagere regel = Lex superior derogat legi inferiori
De nieuwe regel heeft voorrang boven de oude regel = Lex posterior derogat legi priori/anteri
De speciale regel heeft voorrang boven de algemene regel = Lex specialis derogat legi gener

Hierarchie in wetten
1. Vedragsrecht en Europees gemeenschapsrecht
2. Grondwet
3. Wetten in formele zin
4. Algemene maatregel van bestuur
5. Ministeriele regelingen
6. Provinciale veronderingen / Verondeningen SER / Verondeningen van openbare lichamen
7. Gemeente-veronderning / Veronderning waterschap

Overgangsrecht = Hoe nieuwe rechtsregels zich verhouden tot de bestaande rechtstoestand i.c
hypotheekregels

Algemene rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur : Zorgvuldigheidbeginsel, motivering beginsel, fair


play beginsel, rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel

Gronden van vernietiging


1. Wegens strijd met het recht en/of strijd met het algemeen belang
Repressief toezicht = De kroon (regering) hanteert het spontane vernietigingrecht nadat het besluit tot
stand is gekomen. Er is dus sprake van toezicht achteraf dor de Kroon. Dit toezicht wordt daarom ook
wel repressief toezicht genoemd.

Monisme
1. Verdragen waarbij Nederland partij is, maken deel uit van het Nederlandse recht, mits ze zijn
bekendgemaakt en in werking getreden
2. Als een verdrag bepalingen bevat die ‘ een ieder kunnen verbinden’, gel-den deze voor alle
burgers in Nederland, zie art 93 GW
Wet in materiele zin = Een wet die een algemeen verbindend voorschrift inhoudt, noemen we een wet
in materiele zin.
Wet in formele zin = Een wet die afkomstig is van regeringen en Staten-Generaal tezamen, heet een
wet in formele zin.

Geldigheid van wetten criteria


1. Bevoegd geven
2. Bekendmaking
3. Niet in strijd met een hogere regeling of algemene beginselen

Primaire recht = Verdrachtrecht (internationaal recht)

Secundaire recht = Regelgeving i.c Brussel EU-lidstaten

Monisme = Bij monisme hoeve internationele rechtregels niet te worden omgezet in nationale
rechtsregels. Monisme betekent in dit verband dat rechtsregels zondermeer verbonden zijn met de
nationale rechtsregels. (I.c Nederland)

Dualisme = In dualistisch systeem treden internationale regels pas in werking als deze zijn
getransformeerd in nationale regels

Beginselen EU-supremacy recht


1. Voldoende duidelijk en precies zijn
2. Onvoorwaardelijk
3. Niet afhankelijk van enige discretionaire uitvoeringsmaatregel

Rechtstaat componenten
A. Grondrechten
B. Klassieke & sociale grondrechten
C. Strafbare feiten kunnen worden vervolgd
D. Geschillen tussen burgers onderling worden beoordeeld dmv rechtspraak
E. Rechtszekerheid
Rechtsvinding is in geval van een wettelijke bepaling ontbreekt stelt de rechter zelf een rechtregel
vast, waarop hij zijn oordeel felt
Rechtsfeit is een juridische feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt.
Rechtsgevolg is het gevolg van een rechtsfeit binnen een juridische verhouding.
Rechtshandeling is een feitelijke handeing die een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon bezigt met
het oog op een rechtgevolg te brengen
Rechtssubjecten zijn dragers van subjectieve rechten en plichten.
Rechtsregels : Rechtsregels ordenen de samenleving en het leven van het individu binnen de
samenleving. Rechtregels zelf zijn ook op een bepaalde manier geordend.

Objectief recht (Law) = Gelde rechtsregels (Artikel 7 GW, Vrijheid van meningsuiting)
Subjectief recht (Right) is een recht dat iemand kan hebben. (Ik heb vrijheid van meningsuiting)
Rechtsbevoegdheid = Aansprakelijkheid en/of mandaat m.b.t rechtsbepalingen
Materieel recht = De spelregels van het maatschappelijk gedrag
Formeel(proces) recht = De spelregels vna het procederen

Dwingend recht = Rechtsregeld waarvan burgers absoluut niet mogen afwijken. (Arbeidsrecht,
huurrecht)
Aanvullend recht = Alleen van toepassing als partijen zelf geen regeling hebben getroffen
Semidwingend recht = Afwijken toegestaan mits mits daar schriftelijke toestemming voor verleent is

Grammaticale interpretatie = Taalkundig


Historische interpretatie = Intentie van de opstellers van de wet
Teleologische inerpretatie = Maatschappelijke context waarin de wet functioneert
Anticiperende interpretatie = De rechter houdt rekenigng met een rechtsregel die nog niet is
ingevoerd, maar er wel aankomt

Analogie redeneren: Wettelijke rechtsregel wordt uitgebreid naar situatie die er in eerse instantie niet
onder viel
A contrario redeneren : De rechter past wettelijke rechtsregel alleen toe op uitdrukkelijk genoemde en
daarme niet op de nieuwe situatie

Tentamen-analyse
Kennisvragen
- Onderscheidingen positief recht / subjectief recht
- Rechtbeginselen

Wetten in formele zin zijn aangenomen door de Staten-Generalen tezamen.


Wetten in materiele zin zijn van algemene toepasing, doorgaans niet aangenomen door de wetgevers.
In de meeste gevallen overlapt materiele wetten met formele wetgeving.
Formeel, niet materieel zijn wetten zonder algemene toepassing.

Dwingend recht vs aanvullend recht


Dwingend recht behelst dat afwijken van het recht niet is toegestaan. Deze wet gaat boven individuele
vrijheid. (Loon)

Aanvullend recht is additioneel maar niet strikt noodzakelijk , dit betekent dat er afgeweken mag
worden i.e een overeenkomst.

Privaat vs Publiek

Privaat trekt een horinzale lijn dientengevolgen van wetgeving tussen burgers.
Autonome rechtvinding
1. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
2. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is

Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
1. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de
wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
2. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie

Leemte in de wet
1. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
2. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C

Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien

Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter

Ongeschreven rechtsregel = Gewoonterecht, bestendig gebruik wordt ervaren als rechtsnorm

Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit

Rechtsvorming = Het maken van rechtsregels

Autonome rechtvinding
A. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
A. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is

Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
A. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
A. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie

Leemte in de wet
A. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
B. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C

Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien

Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter

Ongeschreven rechtsregel = Gewoonterecht, bestendig gebruik wordt ervaren als rechtsnorm

Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit
Rechtsvorming = Het maken van rechtsregels

Publiek verhoudt zich verticaal als gevolg van overheid/burger verhouding.

Publiekrecht bestaat uit de volgende rechtsgebieden


- Staatsrecht
- Bestuursrecht (Materieel/formeel) + bestuurs-procesrecht
- Volkerenrecht
- Strafrecht (Materieel/formeel) + straf-procesrecht

Rechtsnormen zijn primaire regels met een normatief (bindende) werking

Objectief recht (Law) zijn gecodificeerde wetten die gelden binnen de maatschappij
Subjectief recht (Right) is een recht die iemand kan hebben op grond van objectieve rechten
Rechtsubject is een dragen van subjectieve rechten en plichten
Common law is een rechtvorm waarin de jurispredentie leidend is.
Algemeen verbindend voorschrift zijn wetten in materiele zin.

Rechtstoepassing
1. Vaststellen van de feit (Causaliteit)
2. Vaststellen van de toepasselijke rechtsregel
3. Toepassing van de regel op de feiten door middel van syllogisme
Maier = Rechtregel
Minor = Rechtsfeit
Conclusie = Rechtelijke uitspraak

Beginsel behoorlijke rechtspraak


1. De zitting is openbaar
2. De uitspraak is openbaar
3. De rechter is onafhankelijk
4. Onpartijdigheid
5. Hoor en wederhoor
6. Beide partijen worden gehoord
7. De behandeling geschiedt binnen een redelijke termijn
8. Rechtspraak geschiedt door beroepsrechters

Handhaving van het recht


1. Toezicht op het naleven van de regels
2. Sancties bij niet naleven van de regels
3. In geval van geschillen, moeten deze door een rechter worden beslecht

Natuurlijke personen = Natuurlijke personen zijn de afzonderlijke mensen die rechten en plichten
hebben (Burger)
Rechtpersonen = Organisaties met rechtspersoonlijkheid
- De staat
- De provincie
- De gemeente
- Het waterschap
- Het kerkgenootschap
- De vereniging
- Naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stiching

Rechtspraak
- Rechtbanken
- Gerechtshoven
- Hoge raad
- CvB, CrvB, Raad voor de rechtspraak

Gewoonterecht zijn rechten gebaseerd op gewoonte


Rechtshandeling zijn acties die leiden tot een rechtsgevolg
Rechtsgevolg is het gevolg van van de rechtshandeling i.e diefstal/strafbaarfeit
Rechtsfeiten zijn juridisch relevante feiten of samenstelling van feiten met betrekking tot het objectief
recht.

Onrechtmatige daad behelst het feit dat er op onbehoorlijke wijze de ander schade wordt toegebracht
Wanprestaties is een rechtsgevolg van een verbintenis dat niet wordt nagekomen

Kwalitatieve verbintenis = Een last waarmee een onroerende zaak ten behoeve van een of meer
bepaalde personen is bezwaard. Het gaat dan om een verplichting om iets te dulden of niet te doen..
Het derdenbeding = Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie te vorderen
(Levensverzekering)
Onvoorziene omstandigheden =
De wedekerige overeenkomst =
De ‘enac’ = Opschortingsrecht, in casu een der partijen bij een overkomeenkomst het recht heet zijn
deel van de verplichtingen op te schorten als de andere partij in gebreke blijft
De onzekerheidsexceptie =

Redenen voor hoger beroep strafzaken


A. Niet eens met hoogte en/of vorm van de opgelegde straf
B. Verdachte heeft verhaal naar eigen zeggen niet adequaat kunnen doen en wilt een 2 e kans

Prejudiciele vraag = Rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een
rechtsregel
Cassatiegronden
A. Verzuim van vormen = Niet of onvoldoende motiveren van een vonnis of arrest
B. Schending van het recht
Wet Algemene bepaling (AB) = Verhouding tussen rechter en wetgever

Uitspraken
1. De rechter zal in elke aan hem voorgelegde zaak een beslissing proberen te geven die zoveel
mogelijk in overeenstemming is met de bestande jurispredentie
2. De rechter leeft in het besef dat de jurisprundentie ook buiten de rechterlijke macht gezag
heeft
3. Ook de hoge raad houdt zich gewoonlijk aan zijn eigen, eerdere rechtspraak. Dit fenomeen
wordt aangeduid met de term constante jurispredentie.

Autonome rechtvinding
B. De rechtvinding is volledig autonoom als de rechter zich bij zijn beslissing uitsluitend laat
leiden door zijn eigen oordeel en hij daarmee strijdige wettelijke bepalingen terzijde schuift.
Hetronome rechtsvinding (Spreekbuis van de wet)
B. Kenmerkend voor hetronome rechtvinding is dat de rechter zich volledig laat leiden door de
bestaande regels van het wettelijk, verdrags-en gewoonterecht
Aanvulling van de wet = Aanvulling vanuit rechter in het dat licht dat er geen rechtregel voorhanden is

Grammaticale interpretatie = De methode van uitleg de wettekst verklaren middels taal, spelingen van
taal binnen het recht
Wetshistorische interpretatie
B. Redeneren vanuit de wethistorische kaders. (Achterhalen van de bedoeling van de wetgever)
Systematische interpretatie (systeem rechtelijke theorie)
B. De samenhang van wettelijke bepaling onderzoeken
Teleologische interpretatie (Ontologisch, Integraal)
Anticiperende interpretatie

Leemte in de wet
C. Analogie
Redenering waarbij de recvhter zich op het standpunt stelt dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde
kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin de wel voorziet , dat die regel ook van toepassing vwordt
verklaard op de niet geregeld kwestie.
D. A contrario-redenering
Als regel X een oplossing biedt voor gevallen als A kan de rechter die vanwege een overtuigend
verschil niet toepassen op gevallen B en C

Extensieve uitleg = Als het resultaat van interpretatie of redeneren is dat aan een brip of rechtsregel
een ruimte betekenis wordt gegeven dan voorheen
Restrictieve uitleg = Rechtregel krijgt beperktere betekenis dan voordien

Open normen = Regelingen waarbij de wetgever bewust een term inhoudelijk niet nader beschrijft. Hij
laat de invulling van de term dan over aan de rechter. Open normen zijn synoniem voor vage normen
Voordeel = De rechter kan in casu maatwerk leveren
Nadeel = Invulling hiervan is casuististisch en afhankelijk van een individuele rechter

Ongeschreven rechtsregel = Gewoonterecht, bestendig gebruik wordt ervaren als rechtsnorm

Algemene rechtsbeginselen
- Redelijkheid en bilijkheid
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Afweging van belangen
- Vertrouwensbeginsel
- Legalitieitsbeginsel
- Onschuldpresumptie
- Ne bis in idem = Iemand kan niet voor een tweede keer worden vervolgd voor het zelfde feit
Rechtsvorming = Het maken van rechtsregels
Bestuursrecht
Attributie is bevoegdheid toekennen aan de betreffende orgaan
Delegatie is het overdragen van bevoegdheid aan de betreffende orgaan
Mandaat is namens betreffende orgaan besluiten te nemen

Beginselen behoorlijk bestuur


1. Zorgvuldige voorbereiding
2. Verbod detourment de pouvoir
3. Evenredige belangenafweging
4. Bekendmaking
5. Motiveringsplicht
6. Hoorplicht
7. Beslistermijn

Gelijkheidsbeginsel art 1 GW
Rechtszekerheidsbeginsel in het bestuurrecht betekent dat de beschikking voldoende duidelijk is
Vertrouwensbeginsel dient dat opgewekte verwachtingen niet te worden beschaamt.

Faillissement
Het ten gelden maken > executeren

Vier vormen van faillisementsbeschikking


1. Eigen aangifte
2. Op verzoek van schuldeisers
3. Openbaar ministerie art 1 lid 2 FW
4. Na intrekking van uitstelling van betaling

Volgorde schuldeisers
1. Boedelschuldeisers i.c fallissementskosten, dwz curatoren, advocaten
2. Prefente schuldeisers i.c werknemers met achterstallig loon
3. Concurente schulder i.c normale crediteuren
4. Achtergestelde leningen
Revindiceren = Eigendom terugeisen
Eigendomsvoorbehoud = Op rekening geleverde producten
Retentierecht = Roerend goed af geven aan de schuldenaar zolang zijn prestatie niet betaald is
Opschortingsrecht = Partij houdt zich niet aan de afspraak, dienttengevolge rekken/uitstellen

Certificering
Wat zijn aandelen?
Aandelen zijn gedeelte, waarin het maatschappelijk kapitaal bij de statutten is verdeeld.

Stemrecht = Recht op inspraak binnen de organisatie


Winstrecht = Recht op genieten van de winst binnen de organisatie
Enqueterecht = Recht om een onderzoek in te stellen

Bestuursrecht
Beleidsregels dragen de benaming AwB (Algemene wet van bestuur)
- Richtlijn
- Circulair
- Aanwijzing
Leidraadarrest = beschikkingen niet in overeenstemming op de beleidsregel
Beleidsregels kunnen niet gelden als AVV

Vormen van bestuurlijke sancties


Herstelsanctie = Ongedaan/beeindigend overtreding
Bestraffende sanctie = Leedtoevoeging
Bestuurlijke boete = Intrekken van beschikking
Vier sancties
1. De last onder bestuursdwang art 5:21 AwB
De overtreder krijgt nog een kans tot herstel van overtreding
2. Last onder dwangsom
Bij herhaling van overtreding wordt er een dwangsom ingezet
3. Bestuurlijke boete
Snel en effectief, geeft anderszins een financiele prikkel tot handelen
4. Intrekken van de begunstigde beschikking

Bezwaar en beroep
Bezwaar wordt gemaakt bij de betreffende orgaan
Bezwaar middels bezwaarschrift

Burgelijk recht

Burgelijk wetboek
Boek 1 : Personen- en familierecht
Recht op naam / Woonplaats / Huwelijk / Huwelijkse voorwaarde / Adoptie / Curatele /
Levensonderhoud / Onderbewindstelling / Mentorschap
Boek 2 : Rechtspersonen
Verenigingen / Cooperaties / NV / Fusie / Geschillenregeling en het recht op enquete
Boek 3 : Vermogensrecht in het algemeen
Algemene bepalingen / Rechtshandelingen / Volmacht / Verkrijging en verlies van goederen / Bezit en
houderschap / Bewind / Gemeenschap / Vruchtgebruik / Rechten van pand en hypotheek /
Verhaalsrecht op goederen / Rechtsvorderingen
Boek 4 : Erfrecht

Boek 5 : Zakelijke rechten


Boek 6 : Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7 : Bijzondere overeenkomsten
Boek 7A : Bijzondere overeenkomsten ; vervolg
Boek 8 : Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 9 : Voorals nog gereserveerd voor de vermogensrechtelijke onderdelen van het IE e.d
Boek 10 : Internationaal privaatrecht

Vermogensrecht categorieen
1. Het goederenrecht (de relatie tussen personen en goederen)
2. Het verbintenissenrecht (de relatie tussen personen)
Absolute rechten = Goederenrechtelijke rechten worden ook wel (droit de suite) ‘zaakgevolg’

Soorten vermogensrecht
- Eigendom = Volledig recht op een zaak
- Vorderingsrechten = De aanspraak van een schuldeiser jegens de schuldenaar
- Beperkte rechten = (Het moederrecht)

Goederenrecht

Volledige rechten = Eigendom is een absoluut volledig recht / vorderingsrechten zijn relatieve
volledige rechten
Zekerheidsrechten = Pand & hypotheek

Berperkte rechten
- Vruchtgebruik
- Erfdienstbaarheid
- Erfpacht
- Opstal

Beginselen vermogensrecht
- Goede trouw
- Redelijkheid en bilijkheid
- Het niet mogen misbruiken van bevoegdheden
- Het niet mogen uitoefenen van bevoegdheden in strijd met het publiekrecht

Eenzijdige rechthandeling = Een partij betrokken


Meerzijdige rechthandelingen = Partij en wederpartij (i.c overeenkomst)

Basisvoorschrift overdracht van goederen


- Levering
- Geldige titel
- Beschikkingsbevoegdheid
Drie soorten goederen
- Onroerende zaken (Vastgoed)
- Roerende zaken (Fiets)
- Vorderingsrechten
Bezit en houderschap relaties
- Rechthebbende
- Bezitter zijn van het goed
- Houder zijn van het goed

Subrogatie =
Contractsoverneming = bij contractsoverneming gaan alle rechten en plichten uit hoofde van een
verbintenis over van een partij op een derde

Rechtmatig daad
1. Onverschuldigde betaling
2. Zaakwaarneming
3. Onrechtevaardigde verrijking

Onrechtmatig daad
- Inbreuk op het recht
- Acteren in strijd met wettelijke plicht
- Acteren instrijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt
Niet-handelen = Een ‘daad’ kan ook niet-handelen zijn (nalaten)

Toerekenbaarheid
- Te wijten aan iemands schuld,
- Voor iemand rekenings krachtens de wet, , en/of
- Voor iemands rekening komen krachtens de in het verkeer geldende opvatting

Causaliteit = De schade die de ander dientengevolge lijdt. De schade dient een gevolg te zijn van de
onrechtmatige daad.
Relativiteitsvereiste = ‘ Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden
norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benaalde die heeft geleden’

Aansprakelijkheid
- Aansprakelijkheid voor kinderen
- Aansprakelijkheid voor een fout van een ondergeschikte
- Aansprakelijkheid voor opstal
- Aansprakelijkheid voor gebruikte stoffen
- Aansprakelijkheid voor dieren
- Produktenaansprakelijkheid
- Oneerlijk handelspraktijken
- Schending van mededingingsrecht
Privaatrecht Boek 6 BW (4)

Onrechtvaardigde verrijking = Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is
verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verijking.
Kwalitatieve verbintenis = Een last waarmee een onroerende zaak ten behoeve van een of meer
bepaalde personen is bezwaard. Het gaat dan om een verplichting om iets te dulden of niet te doen..
Het derdenbeding = Een overeenkomst schept voor een derde het recht een prestatie te vorderen
(Levensverzekering)
Onvoorziene omstandigheden =
De wedekerige overeenkomst =
De ‘enac’ = Opschortingsrecht, in casu een der partijen bij een overkomeenkomst het recht heet zijn
deel van de verplichtingen op te schorten als de andere partij in gebreke blijft
De onzekerheidsexceptie =

Dwaling

Dwaling is een valse voorstelling van zaken Art 228 6:BW


Ontstaan door wilsgebrek
Vereist 1 : De overeenkomst komt tot stand onder invloed van een onjuiste voorstelling over een
essentiele eigenschap/omstandigheid
Vereiste 2 : Bij de juiste voorstelling van zaken zou de overeekomst niet zijn gesloten (causaal
verband)
Vereiste 3 : Kenbaarheid van het essentiele karakter en caussale verband bij de wederpartij
Vereiste 4 : Een van de drie limitatieve dwalingssituaties uit 6:228 BW

Sub A : Indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij


Men mag niet aannemen dat overeenkomst ook zonder deze mededeling zou zijn gesloten

Sub B : Dwaling te wijten aan ongeoorloofd zwijgen van de wederpartij, HR Van Geest/Nederlof
Op moment dat de partij cruciale informatie achterhoudt met belang voor de geldende overeenkomst

Sub C : Wederzijdse dwaling


Vereiste 5 : Tenzij-clausule uit lid 2 is niet van toepassing: dwaling komt niet voor tekening/risico van
de dwalende

Mededelingsplicht zal binnen dit kader altijd prevaleren t.a.v de onderzoeksplicht.


Criteria mededelingsplicht
- Je hebt kennis van een feit
- Feit moet relevant zijn voor ander

Vorderingsrechten zijn dus de aanspraken van de ene deelnemer aan het rechtverkeer op een andere
deelnemer, dwz dat bevoegdheid uitsluitend geldt voor een of enkele personen.

Prestatie in juridische zin is een rechthandeling ten behoeven van de wederpartij.


Verbintenis is een gehele rechtsbetrekking met rechten en plichten voor de twee belanghebbende.
Degene die op grond van een verbintenis iets te vorderen heeft, wordt schuldeiser of crediteur
genoemd, anderzijdse term heet schuldenaar of debiteur.

Eenzijdige rechthandeling kan vorm krijgen middels een notariele akte / legaat

Meerzijdige rechtshandeling kan vorm krijgen middels een ‘overeenkomst gezien twee of meer partijen
nodig zijn.

De natuurlijke verbintenis krijgt gestalte uit morele verplichten en mede uit dat de verbintenisen niet bij
de rechter kan worden afgedwongen. Een dergelijke afspraak in de zakenwereld wordt daarmee ook
wel de zogeheten ‘gentlemans agreement’ genoemd. (HR Goudse bouwmeester)

Een nietige rechthandeling wordt geacht nooit te hebben bestaan.


Nietige rechtshandelingen zijn handelingen alsof de rechtshandelingen nooit hebben bestaan.
Vernietigbaarheid zijn geldige rechtshandelingen, dwz dat de nietigheid daarvan achteraf bij de rechter
kan worden ingeroepen.

Absolute nietigheid is een rechtshandeling die in strijd zijn met rechtregels van openbare orde.
Voorbeeld: Een overeenkomst waarin een huurmoord wordt bedongen.
Relatieve nietigheid in strijd met het dwingend recht (minderjarigheid)

Twee groepen die aan vernietigbare rechthandelingen kunnen verrichten


1. Onder curatele gestelden
2. Minderjarige

Goederenrecht
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn.

You might also like