Professional Documents
Culture Documents
Overdracht Van Onroerend Goed
Overdracht Van Onroerend Goed
8.M.1
Vsnn
OVERDRACHT VAN
ONROEREND GOED
Mr l. a. micheels
ADVOCAAT CN NOTARIS TE AMSTERDAM
0293 1828
Overdracht van Onroerend Goed
Mr. L. A. MICHEELS
drongen.
Om daartoe te
geraken lag het voor de hand
opname te ver-
De
ondervinding echter leerde mij, dat, wanneer men dat doel
wenscht te bereiken, heeft te
men
zorgvuldig vermijden a] hetgeen
zou kunnen raken de
gevoeligheden van hen, die in ons land de
officieele rechtswetenschap vertegenwoordigen. Wenscht men zioh
niet aan de censuur eener Redactie te onderwerpen, dan
ontvangt
men zijn bijdrage terug.
Dientengevolge heb ik den weg eener afzonderlijke uitgave in-
Moet recht de of
naar ons tegenwoordig levering opdracht van
zoek wordt gericht tot wetswijziging, dan weer stof leveren tot
den, niet anders is dan een dogma, in strijd met den aard en de
roerend goed, in het bijzonder in strijd, niet met de letters van het
woord „akte” in art. 671 B.W. doch wel met den zin en de betee-
kenis waarin dit woord aldaar voorkomt. Het dogma waartegen
de strijd, laat zich alleen verklaren uit invloeden van het Fransche
bescheiden proeve van uitlegging van art. 671, waarmee men het
6
behoeft te ik hoop,
volstrekt niet eens zijn maar waarover, naar
het laatste woord niet zal gesproken zijn ; integendeel zij moge
als waaruit
aanleiding geven tot zoodanige gedachtenwisseling,
eenige zekerheid, eenige waarheid kan voortspruiten.
In het verleden heeft het tegenwoordige zijn vaste, zijn 'blijvende
het dat „akte" in art. 671
grondslag. Daarom moet men voor bewijs,
’
belasting betaald
en
op de
oirconde werd aangeteekend, dat de was
:
1
/ 10 verhooging de 80e penning;
de 40e penning (2J %) met en
verder stond er
op vermeld de plaats van het register of protocol,
waarin de opdracht te boek stond. Die registers of protocollen,
door den secretaris bijgehouden, bevatten eendoor de instrumen-
voor de stad en Meyerij van den Bosch van 12 Febr. 1670) ; en een
1
Botterdamsche keur van Maart 1625 j bepaalt, dat het register
alle huizen en erven moet vermelden ; naast elk perceel zullen „som-
komen.
lande. Het getuigen een groot aantal plakkaten, waarvan het oud-
ste is de keur van 1217 aan Middelburg gegeven door Johanna van
2
Vlaanderen en Willem van Holland ) en de meest bekende zijn :
het plakkaat van Karel V van 1529, dat van Koning Philips van
het zakelijk recht, dat geldt tegenover ieder en een iegelijk. Tot be-
wijs dier overeenkomst, een koop, een ruil, een schenking, werd
kort van inhoud ; zij vermeldde niet anders dan het essentieele
di© geschiedde bij onwillig decreet (ons art. 495 B. ftv.) maar deze
daad van
vrijwillige rechtspraak. De rechtspraak werd uitgeoefend
door schepenen door en uit de stadsbestuurderen aangewezen ; zij
te zijn.
behoefden, gelukkig, geen rechtsgeleerden van professie
Vandaar een nauw contact tusschen het recht zooals het leefde in
anders worden, voortdurend losser werd die band, zoodat bij onze
speciale ambtenaren ; zij was niet meer een daad van vrijwillige
rechtspraak maar kreeg een administratief karakter.
Koninkrijk Holland :
Art. 591. „De eigendom onroerend door het
van
‘goed gaat over
„nader door den Koning zal belast worden, ter plaatse waar het
wetgeving kregen, die tot 1 October 1838 heeft gegolden. Men on-
utidrukking was voor ons recht nieuw, tot dusver had hij ons een
nomen in ons art. 1493 8.W., hetwelk alleen het le lid van 1582
overnam.
dat
Anders was inden Code het hypotheekrecht geregeld ; op
bestaande recht hier
stuk sloot hij zich aan
bij het ook bij ons : was
mes van de, aanstonds met Frankrijk hereende, Elzas, van Bou-
ren
2
) ; het was inheemsch behalve in die gewesten in het tegen-
in Schotland, de Noorsche rijken, Zwitser-
woordige Duitschland,
land, zelfs in Dalmatië en Venetië.
2) Grenier.
11
grond.
Ten aanzien het 3e deze opmerking: het spreekt
van punt
van zelf, dat een fiscale wet zich aanpast aan bestaande burger-
haar doel want
rechtelijke handelingen, anders streeft zij voorbij ;
komst in ons recht geen mutatie te weeg bracht. Vandaar bij ons
een nieuwe wet, nog toenam en wel, omdat de wet van 1917 niet
Na 1813 keerde men terug tot ons eigen recht. Daartoe strekten
Letten het
we nu even
op die ontwerpen, ontwerp 1816, art. 1141:
onder het goed gelegen is, welke dan ook de rechtstitel zijn moge,
„meld, moeten
plaats hebben, wordt door de bijzondere wetten ge-
kegeld.
„1143. De eigendom wordt op deze wijze gerekend overgegaan
„te zijn, zoodra het transport, gepasseerd is, al ware ook het instru-
port.
„Ten einde eigendomsovergang van vast goed van kracht zij
„tegen derden, moet dezelve ingeschreven zijn op de daartoe be-
i) Zie de nota der Broederschap van Notarissen van dit jaar, Corr. Blad
XXI, blz. 199.
13
macht).
Aan deze ontwerpen ging vooraf het onvolprezen ontwerp van de
z.g.n. Personeele Commissie van 1814, een ontwerp van wet tot
executoriale arresten
op hetzelve. Het verscheen in 1815 ; de com-
schouwd.”
en in art.. 25 : „De eigendomsovergang onder de levenden van on-
zulks
„gepasseerd is ineen van de overige werelddeelen; en
op
„den gevorderd.
„En zal, einde deze ten aanzien der binnen-
ten bepaling
„landsch gepasseerde akten de verplichting tot overdragt van
rend goed.
„Hierin nalatig blijvende, zal de Notaris, Secretaris, of ander
een ontwerp van wet voor den 3en titel van het 2e boek, in twee tex-
taling van den Franschen text, bij wier vaststelling min of meer
In geen geval valt uit het art. op te maken, dat de titel van aan-
destinés.”
Het 2e lid van 671 was nieuw recht, voorgedragen bij art. 12
van het ontwerp van 17 October 1832. Over het doel van dat 2e lid
had de op het
gens de Memorie van Toelichting regeering hierbij
boedelscheiding deze behoefden dan niet in haar
oog akten van ;
nu nog daar, dat het niet duidelijk is, welke verwarringen en on-
worden bewezen en dus, als men dit zoo noemen wil, bij onder-
zelf, maar niet bij ons, gelijk art. 671 al. 1 uitdrukkelijk bepaalt.
Juister dan ook was de opmerking eener afdeeling dat het
voorge-
stelde 2e lid het oog moest hebben op publieke verkoopingen : „de
„len nu (volgens den regel van het 2e lid) altijd in haar geheel
„overgeschreven worden, niettegenstaande zij artikelen bevatten,
„die na de sluiting van den koop noch voor den verkooper of den
Kamer bij de bespreking van art. 1217 B.W. het vereischte om een
het pandrecht op onroerend goed slechts bij notarieele akte kon ver-
art. 1217 lezen, dan treft ons steeds weder het niet onderscheiden
recht èn krachtens art. 671 B.W. een authentieke akte moet zijn.
Het kan niet
genoeg herhaald worden : in het Fransche recht kon
stellig niet het geval; akte in art. 671 is niet het een of ander ge-
Laat ons nu eens een parallel trekken tusschen het jaar 1814 en
de commissie de wet-
van slechts 6 leden om naast algemeene voor
het middel van het klein zegel, een en ander in aansluiting met ons
vrucht wetgeving
derwerp, dat ons thans bezig houdt, een rijpe van
dan toch totaal miskend en in plaats van het ééne art. 671 B.W.
nog eens
duidelijk in het licht de schromelijke gevolgen, welke het
bestaat.
r
de nieuwe eigenaars geboekt.
nu
op den kadastralen legger )
neer men ons bestaand stelsel maar goed begrijpt en wel in dien
zin, dat akte in art. 671 is een notarieele akte en een onderhandsche
in geval alinea 2
voor hem gepasseerde oorspronkelijke akte, (of van
zoek der vroegere titels zoo heilzame bepaling, dat inde transport-
akten moet worden opgegeven de beknopte aanduiding der laatste
1906 heeft die sinds onheugelijke tijden als juist beproefde bepa-
in haar beide doen vervallen art. 103 Registra-
ling groenboeken en
tiewet 1917 heeft zich te kwader ure daarmede vereenigt, zeer ten
Indien men nu dit alles samenvat, dan 'blijkt, dat niet alleen in al
stelsel eischen. Het is dus heelemaal niet noodig ook hier weer te
om
wetswijziging, ook hier weer in werking te stellen de
roepen zoo
passen ; wat heeft men aan de beste wet, wanneer hare toepassing
faalt. Niet aan goede wetten ontbreekt het bij ons, maar wel aan
baar gemaakte, vonnissen geen recht; zij geven in het algemeen ge-
J Zie:
) „Een en ander over onze rechtspraak”; in „Be Beweging" van
waarnemer.
„verleden of opgemaakt.”
Hoe wordt door de Staatscommissie 1814 de taak van
duidelijk
den hypotheekbewaarder begrepen. In haar art. 4 bepaalt zij :
„De bewaarders zullen de overschrijving van onroerend goed,
verbanden bij overeenkomst op
„evenmin als de inschrijving van
worden te
„kend, of wel bevonden mogten zijn vaneen
vroeger
„3°. Wanneer bij versterf niet blijkt van de permissie tot toe-
„eigening of verdeeling, en
goed werd iemands vermogen beoordeeld, het was dan ook een
In tijden van
oorlog, van verval tot primitieve toestanden, zien
wederom het groote sociaal belang, de die
we
groote waarde, aan
*
den grond moet worden
toegekend. Alle andere vermogensfactoren
zijn dan onderhevig allerlei ; alleen de
aan
wisselvalligheden grond
is blijvend. Daarom is het zoo gewenscht, dat zich omtrent onze