Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 40

A 2 3

quarto 324 XV

Busmann C.W.Star Mr.

Aqu 324 XV 23.

Rede Utrecht

DE VERZEKERBARE EN DE

VERZEKERDE WAARDE IN

HET WORDENDE RECHT

REDE

UITGESPROKEN TER GELEGENHEID

VAN DE 298ste HERDENKING VAN

DE STICHTING DER UNIVERSITEIT

TE UTRECHT OP 23 MAART 1934

DOOR DEN RECTOR MAGNIFICUS

Mr. C. W. STAR BUSMANN

HAARLEM - DE ERVEN F. BOHN N.V. - 1934


DE VERZEKERBARE EN DE

VERZEKERDE WAARDE IN

HET WORDENDE RECHT

REDE

UITGESPROKEN TER GELEGENHEID

VAN DE 298STE HERDENKING VAN

DE STICHTING DER UNIVERSITEIT

TE UTRECHT OP 23 MAART 1934

DOOR DEN RECTOR MAGNIFICUS

Mr. c w. star busmann

BIBLIOTHEEK

ftDKSUNiV CISITEt?

j WÏRECHT

HAARLEM DE ERVEN F. BOHN N.V. 1934


DAMES EN HEEREN
HEEREN CURATOREN,
MIJNE
STU-
PRIVAATDOCENTEN,
PROFESSOREN, LECTOREN,

DIE DEZE PLECHTIGHEID


DENTEN EN GIJ ALLEN,

MET UWE TEGENWOORDIGHEID VEREERT,

ZEER GEWAARDEERDE TOEHOORDERS!

Het kan verkeeren, ook op


het gebied van onze burgerlijke
klachten
wetgeving. Betrekkelijk kort geleden waren over

niet de
nalatigheid van het Departement van Justitie van

lucht. Dit bleef, de meest klemmende aanmaningen ten spijt,

in gebreke, de codificatie van 1838 aan een noodzakelijk


vooral
geworden herziening te onderwerpen. Achterlijk was

handelsrecht. onherstelbaar verouderd


het „Hopeloos en

in het afscheidswoord tot


heette het Wetboek van Koophandel
wiens
de studenten, gesproken door mijn ambtsvoorganger,
recht wordt beoefend, als eender beste
naam, zoolang het

Molengraaff oordeelde, dat b.v. het


zal worden genoemd.
behandelde zeerecht in
in dit wetboek destijds, nog 1917, een

droevig getuigenis aflegde van ’s wetgevers onmacht. Het ken-

de slechts houten zeilschepen van geringe tonnenmaat; het

noch de of het
wist niet van vaste lijnen, van telegrafie
schonk het
scheepvaartbedrijf van onze dagen. Daarentegen
met
aandacht aan antiquiteiten als windverlegging, oorlog

de Barbarijsche mogendheden, slaafmaking van schepelingen;


crediet, de bodemerij, waar-
aan een afgestorven vorm van

zelfs titel het tweede boek was gewijd.


aan een geheele van

snel volgt de ommekeer. Niet lang na de rede,


Merkwaardig
het
waarop
ik doelde, wordt de wetgever zich zijn taak t. a. v.

handelsrecht bewust. De verbetering van het Wetboek van

de bepalingen
Koophandel begint in 1922
met wijziging van

3
betreffende de de makelaardij. In
koopmansboeken en 1924

komt het zeerecht tot stand, in nogmaals in 1928


1925 en

wordt het wisselrecht in hetzelfde jaar krijgen


gekalefaterd,

wij moderne bepalingen omtrent de naamlooze vennootschap,


in nieuwe de arbeidsovereenkomst
1930 een regeling van

in artikelen
van kapitein en schepelingen en 1931 worden de

betreffende de strandvonderij herzien. Het


hulp en berging en

De internationale verdragen,
gaat ineen toenemend tempo.

in 1930 te Genève gesloten met het oog op de invoering vaneen

wissel- hebben in geleid tot


eenvormig en chèquerecht, 1932

opneming in ons wetboek vaneen hervormd wisselrecht. In

December dat jaar wordt wet inge-


van een ontwerp van

diend, strekkende tot de onderscheiding tusschen


opheffing van

handelsdaden en burgerlijke daden en van die tusschen koop-

lieden Ten slotte de Troon-


en particulieren. kondigt jongste
rede een ander recht de binnenvaart aan.
op

Gebrek aan belangstelling in het handelsrecht kan thans den

wetgever niet worden verweten. Hij heeft daarvoor in het afge-

loopen decennium blijkbaar een vroeger ongekende genegen-

heid opgevat. Dat deze plotseling zou bekoelen, lijkt niet waar-

in ieder geval moet het ijzer smeden,


schijnlijk; men wanneer

het heet is. Wanneer ik enkele be-


mij waag
aan
opmerkingen,
trekking hebbende de herziening van het verzekeringsrecht,
op

is het mij dus minder te doen om den wetgever een aansporing

behoeft, dan te leveren


geven, welke niet bijdrage
te
hij om een

tot de studie dit waarmede zich


van
aangelegen onderwerp, hij

allicht binnenkort onledig zal houden.

Inden tijd, die aan de samenstelling van het Wetboek van

Koophandel voorafging, was van de verschillende takken van

verzekering slechts de oudste, de zeeassurantie, volledig ont-

wikkeld. Andere verkeerden inde of


periode van opgang waren

nog onbekend. Geen wonder, dat in 1838 de uitvoerigste rege-

ling ten deel viel aan de verzekering tegen de der zee


gevaren

die der dat de levensverzekering, die destijds werd


en slavernij;

aangemerkt als een overeenkomst tot vergoeding van schade,

is behandeld op een, met het


oog op
het levensverzekerings-

contract gelijk wij dit kennen, geheel onvoldoende wijze; dat

niet is gedacht aan verscheidene andere soorten van verzeke-

4
ring, die later tot bloei zijn gekomen, b.v. de aansprakelijk-

heidsverzekering, de ziekte- en ongevallenverzekering, voor-

zoover deze niet door de sociale wetgeving worden beheerscht.

Bovendien is de stof van het assurantierecht gedeeltelijk in het

eerste en gedeeltelijk in het tweede boek vervat. Daardoorwordt

niet alleen de noodige overzichtelijkheid gemist, maar rijst ook

meermalen twijfel, hoe de onderlinge verhouding van verschil-

lende bepalingen moet worden verstaan; waar


nog bijkomt, dat

de verzekering het
twee
afzonderlijke instellingen, en avarij-

recht, op moeilijk te ontwarren wijze dooreen worden gehaald.


Dat het de moet, is dunkt mij niet
verzekeringsrecht op helling

tegen te spreken.

Gedurende de oogenblikken, die mij ter beschikking staan, zou

ik Uw aandacht willen richten één onderwerp van


gaarne op

schade verzekeringsrecht, waaromtrent ik zal beproeven duide-

te maken, op welke wijze het doelmatiger kunnen


lijk zou wor-

den geregeld dan tot nog toe het geval is. Het gaat hierover:
welke zin moet worden gehecht aan het begrip waarde van de

verzekerde zaak ; de vaststelling de


een vraagstuk, waarvan van

schade afhangt dat tevens, zal blijken, de


te vergoeden en naar

grondslagen van het instituut zelve raakt. Het verzekerings-

contract, dat tot de is in


gestelde vraag aanleiding geeft, wezen

een overeenkomst die vergoeding van geleden schade beoogt.


Van oudsher heeft men ingezien, dat dit haar z.g.n. indemni-

teitskarakter onder alle omstandigheden moet worden be-

waard. Indien de uiteen noodlottige


gelegenheid openstond,

gebeurtenis voordeel te trekken onder het masker van te


zijn

verzekerd, zou menigeen bezwijken voor de verleiding, het nood-

lot onbeschroomd een eindweegs tegemoet te komen, nochtans

zonder achtte slaan het kwaad, dat hij daarbij aan anderen
op

en aan de gemeenschap zou kunnen berokkenen. Om die reden

luidt het grondbeginsel van alle wetgevingen omtrent schade-

verzekering aldus: zonder mogelijkheid van vermogensschade is

zoodanige overeenkomst niet geldig. Alleen zulk een


vermogens-

belang, voor den verzekerde bestaande het oogenblik waarop


op

de schade voorvalt, rechtvaardigt haar. Dit belang mag voor de

volle waarde worden verzekerd, doch niet voor een hoogere; op

grond van het evengenoemde motief is een verzekering, die het

5
te boven in nietig. De volle waarde,
belang gaat, zooverre

waarvoor verzekerd worden, noemt men verzekerbare


mag

waarde. Tot méér dan deze is de assuradeur in


vergoeding van

beginsel nimmer verplicht, onverschillig de hoegrootheid van

de waarde, welke inde polis aan het


voorwerp
der verzekering

is toegekend. Het begrip verzekerbare waarde staat derhalve

in verband met het indemniteitskarakter der


onmiddellijk
Hieruit volgt, dat verzekerbaar is de hoog-
schadeverzekering.
die door het onheil, de
ste vermogenswaarde, waarvan ver-

risico den verzekerde kan verloren


zekeraar het draagt, voor

wanneer b.v. het huis tot den grond afbrandt, het schip
gaan,

Hoe deze ten te


geheel vergaat. nu hoogste lijden vermogens-

schade te berekenen; de waarde het huis of het


volgens van van

het sluiten der overeenkomst, of naar die


schip ten tijde van

ten de Alleen het laatste is in harmonie met de


tijde van ramp?
der assurantie: eerst dan wordt de verzekerde ten
strekking
volle schadeloos gesteld, indien hij in denzelfden economischen

waarin de
toestand wordt geplaatst hij zou zijn, zoo ramp

deze is de verzekerbare
was uitgebleven. Op wijze bepaald
waarde de geldswaarde, die het voorwerp der verzekering bij

de het risico den belanghebbende


verwezenlijking van voor

heeft.

In hoeverre voldoet onze wet aan de gegeven omschrijving van

verzekerbare waarde ? Ik wensch dit ten opzichte van de brand-,

achtereenvol-
de casco- en de goederentransportverzekering
te gaan. Eerst de brandassurantie. Als
gens na bepalingen van

de schade, de verzekerde
maatstaf ter vaststelling van aan

goederen overkomen, wijzen zij terecht aan de waarde, die deze

vlak den brand hebben Is dus huis 20.000


voor gehad. een voor

verzekerd het het uitbreken den brand in waarde


en was bij van

dan bedraagt de maximale vergoeding,


gedaald tot 10.000,

de waarde der
door den assuradeur verschuldigd, 10.000; was

niet dan 15.000, doch is zij ten


goederen aanvankelijk hooger
den brand tot dan heeft de ver-
tijde van 20.000 gestegen,

zekerde recht mits de verzekerde


op vergoeding van 20.000,

dat bereikt. Deze uitkomst stemt overeen met het


som bedrag

straks gezegde, maar het is de vraag, of de genoemde bedragen

de waarde uitdrukken, die het huis de goederen


werkelijk en

6
voor den verzekerde vertegenwoordigen. De wet immers spreekt
welke waarde
alleen van „de waarde”, in het midden latende

bedoelt. Evenwel, zaak kan meer dan één waarde heb-


zij een

hier slechts de de
ben; ik noem aanschaffingswaarde en ver-

Van
koopwaarde. Deze kunnen aanmerkelijk uiteenloopen.

die vaste markt hebben is de opbrengst bij ver-


goederen geen

steeds dan de prijs, welke moet worden be-


koop bijna geringer
steed te schaffen. De verzekerde, wiens
om soortgelijke aan

ameublement is wordt meestal niet


verbrand, op verre na

indien hem wordt wat het in pu-


schadeloos gesteld, vergoed
vóór den brand hebben opge-
blieke veiling onmiddellijk zou

bracht. leder weet, hoezeer een nieuwe auto reeds na kort bezit

aan verkoopwaarde verliest. Moet ook niet een fabrikant, wiens

in staat worden
verzekerde machines door brand zijn vernield,
zich machines dezelfde soort te verschaffen? Wan-
gesteld, van

echter de wet verzekerbare waarde als


neer verkoopwaarde en

identiek beschouwt staat daarmede vast, dat de verzekerde in

tal kort zal komen, derhalve de verzekering


van
gevallen te

haar economisch doel niet zal treffen. Uitlegging van de wet in

1
dien geest is in onze literatuur met overtuiging verdedigd ) en

reeds oud
ook inde rechtspraak vond zij aanhang. Bij een ar-

rest verwierp de Hooge Raad de cassatie tegen de beslissing,

dat de waarde van de verzekerde en verbrande oliemolen „de

Eendracht” wordt door de prijzen, welke dergelijke


bepaald
2
molens in openbare veiling plegen op
te brengen ). Volgens een

andere uitspraak is de waarde vaneen machine onmiddellijk

voor den brand hare verkoopwaarde, niet de aanschaffings-

waarde vaneen nieuwe. Daartegenover staan andere beslissin-

de voorkeur geven. De
gen,
die aan vervangingswaarde ver-

zekerbare waarde vaneen verzameling van schilderijen en an-

tiek aardewerk, aldus het Haagsche Hof, is het bedrag


onlangs
dat de moet besteden bij verlies daarvan zich
eigenaar om we-

der in het bezit te stellen vaneen soortgelijke verzameling,


zonder genoopt te zijn, daaraan wellicht een
jarenlangen ver-

3
zamelingsarbeid ten koste te leggen ).
vol te houden, dat wet-
Inderdaad is op goede gronden onze

inde verkoopwaarde de verzekerbare waarde heeft willen


gever

zien. Het vindt inden


verzekeringsinstituut zijn oorsprong

7
handel. Handelswaren zijn bestemd om verkocht te worden;

de koopman, die de verkoopwaarde daarvan ontvangt, wordt

daarom volkomen schadeloos Voor andere kringen


gesteld. van

belanghebbenden, tot welke de verzekering zich van lieverlede

heeft uitgebreid, gaat dit niet op. Goederen, bestemd niet om te

worden verhandeld, kunnen den


maar tot eigen gebruik, voor

consument niet worden gewaardeerd verkoopwaarde; het-


op

zelfde geldt voor den fabrikant, die goederen in zijn bedrijf ver-

vaardigt : hier wordt de hoogste waarde bepaald door de kos-

4
heeft de
ten, benoodigd voor eigen productie ). Vermoedelijk

wetgever van weleer dit niet bedacht, hetgeen ook valt af te

leiden uit zijne voorschriften betreffende de verzekering van

gebouwde eigendommen. Daarin worden onderscheiden de ge-

vaste de verzekering daar-


wone verzekering van goederen en

in herbouw. Nu de wet herbouwverzeke-


van bedraagt naar bij

ring de verzekerbare waarde drie vierden van de kosten, tot

den wederopbouw vereischt, dat zijn dus de vervangingskosten,


verminderd met verbetering oud tot
een vast bedrag voor van

nieuw. Hieraan ligt het denkbeeld ten grondslag, dat de ver-

zekerde, die prijs stelt op


het behoud vaneen gelijkwaardig
de door de moet
perceel, wet geregelde herbouwverzekering
sluiten, zal hij aanspraak kunnen maken op vergoeding van de

verzeke-
vervangingswaarde; gaat hij daarentegen een
gewone

zonder het wederopbouwing, dan wordt


ring aan beding van

hem slechts de beschouwde


verkoopwaarde vergoed. Blijkbaar
de der als uitzonde-
wet vergoeding vervangingswaarde een

slechts plaats grij-


ringsgeval bij verzekering van gebouwen,
krachtens uitdrukkelijk beding, zij de
pende een waarvan con-

nader Gebouwen zijn doorgaans niet te


sequenties omschrijft.

vergelijken met zaken die een marktwaarde hebben, dit be-

greep
de wetgever, doch hij vergat, dat hetzelfde moet worden

andere die
aangenomen met betrekking tot gebruiksgoederen,
den verzekerde apprecieeren dan
voor hooger zijn te
op
ver-

koopwaarde.
Weliswaar heeft de opvatting ingang gevonden, dat het aan

partijen zou vrijstaan, een andere waarde te verzekeren dan de

verkoopwaarde de wet het heeft. Sommige verze-


waarop oog

keringsreglementen, b.v. die van de Utrechtsche Alg. Brand-

8
waarborgmaatschappij, laten toe, werktuigen en gereedschap-

te verzekeren voor den inkoopprijs of de maakloonkosten.


pen

die schade inboedels af-


Ook zijn er maatschappijen, bij aan

rekenen den voet vaneen middenwaarde tusschen aan-


op
5 is tevens de zgn.
schafïings- en verkoopprijzen ). Gebruikelijk
herbouwwaarde”, waarin voor den ver-
verzekering „naar op

zekerde wordt de wettelijke


gunstige wijze afgeweken van rege-

der herbouw ver zekering. Naar voorkomt moeten deze


ling mij

en
dergelijke bedingen, welke den verzekerde een vollediger

dan mogelijk is in-


schadeloosstelling trachten te waarborgen

worden indien de
gevolge de wet, als ongeldig aangemerkt,

zooeven aangeduide interpretatie van hare bepalingen juist


mocht Want het verzekerbare waarde betreft de
zijn. begrip

openbare orde, omdat het in rechtstreeksch verband staat met

het indemniteitskarakter van het schadeverzekeringscontract.


niet
Een andere waarde dan de wettelijke verzekerbare mag

deze overtreft
6
). Verduide-
worden verzekerd voorzoover zij
is daarom temeer
lijking van het wettelijke waardebegrip
Het mag niet langer losse schroeven staan, op
noodzakelijk. op

de rechtens zal moeten


welken grondslag schadevergoeding

worden vastgesteld.
De conclusie luidt naar mijn meening, dat nieuwe bepalingen

uitgaan hiervan, dat


omtrent de verzekerbare waarde moeten

het bedrag der


een volledige verzekering, een zoodanige waarbij

verzekerde som niet geringer is dan dat van de waarde, be-

trokken verlies der verzekerde zaak, ook behoort


bij algeheel
de uit-
te kunnen leiden tot een volledige schadevergoeding. Bij

worden de waarde die


werking van dit beginsel moet gelet op

economisch den verzekerde


de goederen van standpunt voor

behoeven als die


bezitten. Vaak zal hij gelijksoortige goederen

welke verbrand wordt dan slechts bevredigd door ver-


zijn; hij
is die
goeding van de vervangingswaarde. In sommige gevallen
Men denke den fabrikant die de
behoefte niet aanwezig. aan na

ramp zijn bedrijf staakt; zijn vernietigde productiemiddelen


de of
worden niet vervangen, vergoeding van liquidatie- ver-

koopwaarde stelt hem voldoende schadeloos. Voor den koop-

is het
man,
wiens waren een geregelden marktprijs hebben,
of niet.
daarentegen onverschillig, of hij zijn bedrijf liquideert

9
De make hieruit tweeërlei
wetsontwerper gevolgtrekking. De

eerste is deze, dat het binnen de grenzen der verzekerde som

ten hoogste te
vergoeden bedrag wordt bepaald door de ver-

vangingswaarde ten tijde van het onheil; de tweede, dat dit

bedrag echter wordt bepaald door de der


verkoopwaarde ver-

zekerde zaak, indien hare Uit


vervanging achterwege blijft.
een ander vloeit tevens voort, dat de in
en
vervangingswaarde
het algemeen wordt door de
uitgedrukt kosten, benoodigd om

den verzekerde in staat te stellen zich zaak te


een soortgelijke
verschaffen. Bij gebruiksgoederen bedragen deze kosten den

aanschaffingsprijs van nieuwe; bij waren den marktprijs; bij

fabrieksgoederen, door den fabrikant verzekerd, den prijs dien

hij zelf ten koste moet de


er aan
leggen, tenzij inkoopwaarde
minder is; bij gebouwen de uitgaven herbouw of in
voor bij-
zondere den
gevallen lageren inkoopprijs vaneen even bruik-

baar, gelijksoortig pand.

De assurantie evenwel niet leiden tot den


mag verrijking van

verzekerde. Daarom moet in worden genomen de


aanmerking
waardevermindering, welke de te
vervangen zaken blijken te

hebben
ondergaan. Gewoonlijk zijn zij reeds vóór de
ramp
in waarde gedaald, hetzij door door het
slijtage, hetzij en-

kele gebruik, hetzij doordat den der tech-


wegens vooruitgang
niek hare is
oorspronkelijk nuttigheid verdwenen, wat b.v. met

werktuigen machines het kan be-


en
geval wezen. Mitsdien

hoort de
van
vervangingswaarde te worden afgetrokken een

zeker bedrag oud tot nieuw. Maar alleen


voor
verbetering van

indien daartoe Ook zaken kunnen


gronden zijn. gloednieuwe
door het risico worden getroffen; de bedoelde aftrek ware in

dat geval ongerijmd. Het is juist een


ernstige grief tegen
onze wettelijke herbouwverzekering, dat de herbouwkosten

onder alle vierde


omstandigheden met een worden vermin-

derd, ook wanneer de verzekerde dientengevolge nadeel zou

lijden.
De Zwitsersche, de Duitsche de be-
en
Oostenrijksche wet

vatten omtrent de verzekerbare waarde brandassurantie


bij
voorschriften van gelijken aard. M.i. verdient het voor onzen

wetgever aanbeveling, zich te beperken tot het opstellen van

de ontwikkelde welke
algemeene beginselen, evenzeer het richt-

10
kunnen vormen voor de waardebepaling bij andere tak-
snoer

ken van verzekering.


Daar heeft de wet gansch andere
Thans de cascoverzekering. een

stelt de
leer aanvaard dan bij brandverzekering. Zij voorop

heeft de verzekering is
waarde die het schip ten tijde waarop

verzekerbaar is dus niet de waarde, welke voor den


gesloten;
de waarde het ten
verzekerde kan teloor gaan, n.l. van schip
de ramp. Van strekkende beteekenis is dit in ver-
tijde van ver

als gevolg
tusschentijdsche waardeverandering,
van
band met

inde vrachtenmarkt de bouwkosten der


schommelingen en

het is hooger be-


schepen. Gesteld, geassureerd een
schip voor

drag dan de waarde bij het


aangaan van de verzekering, en
op

is het in waarde tot dat


het oogenblik van de
ramp gestegen

verzekerde bedrag, dan zal de verzekerde niettemin in geval

verlies slechts de eerstgenoemde waarde vergoed


van geheel
niet de volle schade. Indien het ingaan
krijgen, daarentegen na

de waardedaling heeft plaats gevonden, werpt


van polis een

de het den verzekerde voordeel inden


ondergang van schip een

schoot: verliest de waarde die het heeft ten tijde van de


hij
doch hij heeft recht op de volle verzekerde som, aange-
ramp,
het
nomen dat deze niet de waarde van het schip ten tijde van

der-
sluiten der verzekering te boven gaat. Klaarblijkelijk geeft

halve de naar de wet verzekerbare waarde tot uitkomsten aan-

in met het indemniteitsbeginsel. In het eene ge-


leiding, strijd
in het andere ontvangt
val ontvangt de verzekerde niet genoeg;

hij te veel
7
). Vooral de bestaanbaarheid vaneen verzekering
dan
die kans biedt
op winst, immers op een hoogere uitkeering
oefent invloed. Ten be-
de schade bedraagt, een noodlottigen

hiervan behoef ik slechts te herinneren aan het zgn. weg-


wijze

brengen van schepen, welk onverantwoordelijk bedrijf tot bij-

toen de waarde
zonderen bloei kwam kort na den wereldoorlog,

der schepen aanmerkelijk was geslonken.

Het der wet is eveneens onhoudbaar met het oog op


standpunt

de schaderegeling in geval van afkeuring van het schip, van


zgn.
3
dan /4
wettelijk totaalverlies. Indien de reparatiekosten meer

zouden wordt het geacht


der waarde van het schip beloopen,

herstelling niet meer waard te zijn: het wordt als afgekeurd be-

schouwd en de verzekeraar is verplicht de volle verzekerde som

11
te betalen onder korting de waarde het
van van
beschadigde
schip of wrak. Maar nu is ook hier voor de waarde van het

schip niet beslissend het het onheil, doch dat


tijdstip van van

het de Zoo ontstaat de


aangaan van verzekering. mogelijkheid,
dat de verzekerde, den der
na
prijsstijging gedurende loop ver-

zekering, geen volledige vergoeding ontvangt. Immers de assu-

radeur in mindering de verzekerde de


mag van som
brengen
waarde het beschadigde schip, welke ten zulk
van
gevolge van

een
prijsstijging wellicht die som zal naderen of zelfs overtreffen.

In geval prijsdaling echter zal dat


van een schip afgekeurd zou

moeten worden omdat het de niet waard is,


herstelling meer

afkeuring niet in aanmerking komen, de


voor zoo dikwijls re-

paratiekosten minder dan


3
de veel
bedragen /4 van naar een

8
hoogeren maatstaf bepaalde waarde ). Dit heeft voor den ver-

zekerde het nadeel, dat derde


hij met een van de reparatie-
kosten
wegens veronderstelde verbetering van oud tot nieuw

blijft zitten. Steeds namelijk geschiedt naar onze wet, behou-

dens het geval de


van
afkeuring, schaderegeling bij partiëele
schade het basis de
van casco
op van
werkelijke kosten, be-

noodigd voor het herstel. De verzekeraar betaalt


2
/3 van deze

reparatiekosten, mits het is verzekerd de volle


schip voor waar-

de ten tijde het de


van
aangaan van verzekering, onverschillig
of sinds dien de prijzen der of
schepen zijn gerezen gedaald.
De wettelijke regeling de schade heeft ander
van
partiëele een

eigenaardig gevolg. Daar toch de


reparatiekosten uiting geven

de het de
aan
waardevermindering van casco, ontvangt ver-

zekerde bij partiëel verlies en beschadiging een vergoeding, be-

rekend naar de waarde het schip ten de


van
tijde van
ramp, en

komt derhalve een


mogelijke waardestijging ten laste van den

assuradeur. Ziehier het


nu juist omgekeerde van wat wij heb-

ben opgemerkt bij totaal-verlies van het casco: daar geeft voor

het bedrag der de waarde ten het


vergoeding tijde van
aangaan
der verzekering den is dit
doorslag. Ongetwijfeld een zonder-

linge inconsequentie 9). Alleen voor partiëele cascoschade is een

gelijk systeem geschikt bevonden als voor de gewone brand-

verzekering geldt, waarbij ook schade wordt be-


gedeeltelijke
rekend naar de waarde het verzekerde ten den
van
tijde van

brand. Het eenige, niet te verschil tusschen brand-


billijken, en

12
cascoverzekering op
dit punt is, dat bij de eerste een even-

tueele waardestijging slechts wordt vergoed, indien de ver-

zekerde som daarvoor toereikend is en daarover dus premie


werd betaald, terwijl hij cascoverzekering vergoeding van waar-

ook wordt verstrekt, dit niet het geval is.


destijging wanneer

Dan immers heeft men bij cascoverzekering te doen met volle-

dige, bij brandverzekering met onderverzekering, aangezien de

verzekerbare waarde in het laatste geval wordt afgemeten naar

de waarde ten den brand, in het andere die ten


tijde van naar

tijde van het aangaan van de verzekering.


Men vraagt zich misschien met eenige verbazing af, waarom

de wet niet ook de waarde ten tijde de


bij casco verzekering van

verzekerbare waarde heeft Als reden


ramp
tot gestempeld.
wordt dat het meestal niet doenlijk zou zijn die
opgegeven,

waarde vast te stellen


10
Dit mocht misschien
). argument op-

ineen ver verleden, toen de lotgevallen der aan zich zelf


gaan

overgelaten schepen niet met eenige zekerheid konden worden

thans mist het overtuigende kracht. De moderne


nagegaan,

techniek heeft verzekerde schepen


nauwkeurige tijding omtrent

gemakkelijk gemaakt; inlichtingen omtrent avarijen en


schip-
breuken vinden terstond en over de geheele wereld hun weg
11
naar belanghebbenden ). Het tijdstip van het onheil kan dus

inden regel worden Wie daarbij voegt, dat de


aangewezen.

door betrouwbare mede


meeste
schepen onderzoekingsbureaux,
ten gerieve van de verzekeringsmaatschappijen, worden ge-

toetst en geclassificeerd, zal geneigd zijn te erkennen, dat be-

paling van hunne waarde i. v. m. sedert den aanvang der ver-

zekering ingetreden prijsveranderingen geen onoverkomelijke

bezwaren kan opleveren.


Dat de wet te onzent gelijk bijna overal elders de verwerpelijke
fictie van de onveranderlijke waarde der schepen huldigt, ge-

tuigt van de taaiheid van vele uit oude zeerechten overgele-

verde instellingen. De Ordonnance de la Marine van 1681 be-

schouwde nog als einddoel der assurantie: de herstelling van

den verzekerde inden toestand, waarin hij was vóór hij

de onderneming begon, en verbood daarom verzekering van de

vrachtpenningen alsmede, bij goederentransportassurantie,


verzekering van de te betalen vracht en van de verwachte

13
winst. Toen de Code de Commerce in 1885 dat verbod ophief
werd daarmede de juistheid erkend van het inzicht, dat de

overeenkomst veeleer beoogt: den brengen


belanghebbende te

inde positie waarin zijn, indien de


hij zou onderneming ware

geslaagd. Nochtans bleef art. van dit wetboek, dat als


339 ver-

zekerbaar aanneemt de waarde der tè de


goederen tijde van

verzending, ongewijzigd bestaan.


Desgelijks ging onze wet-

gever, ofschoon hij in navolging van sommige oud-vaderland-

sche ordonnantiën der vracht toeliet, uit de


verzekering van

waarde bij den der reis. Slechts in één wordt tot


aan
vang geval
zekere hoogte rekening gehouden met de waarde die het schip
inde haven aankomst hebben nl.
van zou gehad, voorzoover

gelet wordt
op waardevermindering ten
gevolge van slijtage,
indien het schip is verzekerd voor onderscheidene reizen en het

vergaat na vracht te hebben verdiend een of meerder afge-


op
l2
legde reizen
). Wat hier aarzelend is gedaan zal het komende

recht m.i. moeten doen principiëel en zonder voorbehoud, door

met de fictie radicaal te breken.


genoemde

Eindelijk de goederentransportverzekering. De verzekerbare

waarde is, volgens de wet, de waarde ten ter


tijde en plaatse
van
verzending. Slechts door historisch onderzoek is dit te ver-

13
klaren ). Maarde handel terecht als toetssteen de
verlangt
waarde der ter omdat deze de-
goederen bestemmingsplaats,
is, welke den afzender of den
gene bij algeheel verlies voor voor

ontvanger verloren gaat. Verzekering voor een hoogere som

dan overeenstemt met de waarde ter is


plaatse van verzending
de wet niet al moge
naar
geoorloofd, de waarde der goederen
ter bestemmingsplaats aan die som gelijk zijn. Aan den anderen

kant blijftin geval de waarde ter


van
prijsdaling hoogere plaatse
van verzending gelden, indien deze ten volle door de verze-

kerde wordt gedekt, zoodat de verzekerde zal


som
profiteeren
de dalende markt dus heeft het verlies
van en
belang bij van

zijne goederen.
Intusschen moet worden dat de
erkend, wetgever heeft ge-

poogd zich eenigszins te staat den


corrigeeren. Hij verzekering-
nemer toe, de waarde ter verzendingsplaats te verhoogen met

de welke behouden aankomst


transportkosten, bij noodzakelijk
moeten worden betaald als verdere de
en aanvulling van

14
doet hij de verzekering verwacht
goederenassurantie op wor-

dende winst aan de hand. De uitvoering van deze poging inde

wet is echter zoodanig, dat zij den eisch, den verzekerde vol-

ledige schadeloosstelling te waarborgen, onvervuld laat. Art.

621 W. K. alleen verwachte winst d.


v. gewaagt van w. z. van

de winst, die de goederen naar schatting bij het begin der reis

de der zullen opleveren, hoewel


op plaats bestemming ver-

zekerbaar behoorde te waarde die zij in werke-


zijnde hoogere

lijkheid voor den verzekerde zouden hebben opgeleverd, indien

zij aldaar in gezonden staat waren aangekomen. Bovendien

eischt de wet van den verzekerde steeds het bewijs van de ver-

wachte winst, hetgeen in strijd is met de behoeften van den

handel. Goederenverzekeringen worden meestal afgesloten op

waarin de waarde ter is begroot


een
polis, bestemmingsplaats
ééne som, de de winst inbegrepen. De
op transportkosten en

verzekeraars deze praktijk; desondanks is zij moei-


eerbiedigen
14
de dit stuk Wen-
lijk te
vereenigen met wetsbepalingen op ).

schelijk is herziening in dezer voege, dat de verzekerbare

waarde wordt bepaald hunne waarde be-


van goederen op bij
houden aankomst ter bestemmingsplaats, zoodat aan de rechts-

transportverzekering goederen, inclu-


geldigheid vaneen van

sief winst ééne niet kan worden


op som geschat, meer ge-

twijfeld.

Nu de inhoud het verzekerbare waarde ontvouwd


van
begrip
en uiteengezet is, hoe het naar mijn oordeel in het wordende

recht tot
uitdrukking zal moeten worden gebracht, rest mij
den term verzekerde waarde in het
nog, zijne verhouding tot

licht te stellen. De verbintenis van den assuradeur wordt be-

grensd eenerzijds door de verzekerde som, anderszijds door de

verzekerbare waarde. Kennis van deze is dus noodig voor de

regeling van de schade en de verzekerde, die vergoeding ver-

langt, moet de hoegrootheid der verzekerbare waarde, die den

daarvan uitmaakt, aantoonen. Als iemand 5000


grondslag
15
verzekert meubilair ), ineen pakhuis opgeslagen waren,
op op

of die verzekerde zich-


op verscheepte goederen, zegt som
op

zelf niets omtrent de waarde welke die zaken ten tijde van de

waardoor verloren hebben gehad; reeds hier-


ramp ze gingen,

15
om niet, omdat aard en hoeveelheid der
opgeslagen goederen
of der verzekerde lading of
aan
verandering onderhevig zijn,
eerst bij deinlading kunnen blijken. Onder deze omstandig-
heden wordt de verzekering veelal een
aangegaan op zgn. open

polis en moet, indien schade voorvalt, de waarde der goederen


door de beschikbare bewijsmiddelen worden De moei-
gestaafd.

lijkheden, aan deze bewijslevering verbonden, vooral wanneer

de goederen zijn tenietgegaan, en de rechtsonzekerheid daaruit

voortvloeiende, hebben het aanzijn de


gegeven aan getaxeerde

polis, waarin partijen reeds vooraf de waarde der te


goederen
kennen daaromtrent vaak
geven en
uitdrukkelijk overeen-

komen. De bedoeling daarvan is


16
den
oorspronkelijk ), verze-

kerde te ontheffen het der verzekerbare waarde in


van bewijs
dien zin, dat de taxatie d.i. de door haar
van partijen, ver-

zekerde waarde in schade zal


geval van
voorloopig gelden als

verzekerbare waarde, behoudens leveren door


tegenbewijs, te

den assuradeur. Dat partijen omtrent de verzekerbare waarde

overeenkomen heeft, vanzelf in in-


gelijk spreekt, onze wet

stemming gevonden, doch uit


overweging, dat de verzekerde

waarde nooit de verzekerbare waarde te boven staat


mag gaan,

zij den verzekeraar in allen gevalle toe, de der


bovenmatigheid
2
taxatie te bewijzen (art. 264 ). Wat de de
brandpolis en casco-

polis aangaat onderstelt de wet, dat daarin de waarde wordt

7
uitgedrukt (artt. 287*, 592 ), dat deze polissen derhalve
ge-

taxeerde polissen zijn. De gevolgtrekking is


aannemelijk om

den tusschen de
nauwen samenhang waarde van het verze-

kerde en de som waarvoor verzekerd wordt. Zelfs als


voorwerp

de laatste hooger is dan de verzekerde waarde, behoeft de assu-

radeur die dit niet méér dan


bewijst te
vergoeden deze; is de

verzekerde lager, dan is verzekerde niet


som
geheel gedekt. In

het in dat
gewone geval, van
volledige verzekering, zijn uiter-

aard verzekerde verzekerde waarde Om deze


som en even hoog.
reden kan inde
polis uitdrukkelijke vermelding, hetzij van de

verzekerde de verzekerde waarde worden


som, hetzij van
ge-

mist, zonder dat zij daardoor ophoudt een


getaxeerde polis te

zijn, indien althans uit de niet


omstandigheden een
tegenge-
stelde bedoeling volgt, b.v. niet dat slechts
blijkt, partijen een

verzekering voor een deel van de waarde hebben gewild. Heeft

16
men ineen brand- of cascopolis alleen de verzekerde som
op-

genomen, dan mag inden regel daarin de stilzwijgende aan-

vaarding worden gezien van het feit, dat de verzekerde waarde

even groot is. Een polis, waarin een huis voor 20.000 wordt

verzekerd, moet dus als getaxeerde polis worden aangemerkt,

tenzij de omstandigheden op iets anders wijzen of daaruit moet

worden opgemaakt, dat de verzekeraar zich aan deze waarde

17
niet heeft willen binden ). Aangezien echter motieven
gelijke
er voor pleiten, in dit opzicht dezelfde beteekenis te hechten

aan andere dan brand- en cascopolissen, dient dit m.i. ondub-

belzinnig inde wet te worden


uitgesproken.
Van
nog méér gewicht dan de taxatie van partijen is de taxatie

van deskundigen. Daartegen kan de verzekeraar uitsluitend in

geval van bedrog opkomen (art. 275). De onaantastbaarheid

deze taxatie levert inden den wet-


van
gedachtengang van

weinig bezwaar door deskun-


gever op; schatting onpartijdige
digen biedt, zoo meende hij, voldoende zekerheid voor de juist-
heid der inde polis uitgedrukte waarde, zoolang van kwade

trouw aan de zijde van de deskundigen of van den verzekerde

niet is gebleken.
De praktijk van den handel heeft steeds getracht, zich aan den

der bepalingen omtrent de taxatie te onttrekken. Het


greep

verkeer schuwt, vóór alles het


naar men zegt, ongewisheid;
wenscht vergoeding den grondslag vaneen te voren vast-
op

staande waarde, acht het in strijd met de trouw, dat


en
goede
de verzekeraar achteraf
tegen de taxatie mag opkomen. Daar

evenwel taxatie door ter het doel


deskundigen bereiking van

te omslachtig, te kostbaar en praktisch veelal onuitvoerbaar

werd geoordeeld, zocht men naar een middel om de conven-

tioneele waarde onaantastbaar te maken. Aldus werden polis-


clausules uitgedacht, hierop neerkomende, dat de verzekeraar

zich verbindt, de overeengekomen taxatie te beschouwen als

door deskundigen vooraf gedaan en nimmer daarop te zullen

terugkomen. Die snedige clausules heeft men evenwel in rechte

niet kunnen handhaven. Reeds in achtte de Rotterdam-


1842
sche rechter renunciatie art. dat het de
aan 274, bewijs van

bovenmatigheid der overeengekomen waarde openstelt, onver-

bindend tal beslissingen lat eren tijd hebben die


en van van bij

17
zienswijze volhard. Wel zijn vonnissen in anderen zin ge-

maar aan allen twijfel is door het arrest van den


wezen,

Hoogen Raad van 20 Juni W 11258 voorshands een eind


1924,

gekomen. Het betrof de verzekering vaneen kostbare verza-

meling schilderijen en porcelein. De Rechtbank had de schat-

ting, waarin aan art. 274 was gederogeerd, als onaantastbaar

aangenomen, doch de Hooge Raad besliste, en wel voor het

eerst na de totstandkoming van het wetboek, dat de betreffende

voorschriften als van openbare orde dwingend recht behelzen,

zoodat afwijking daarvan nietig is. Ook in heeft


Frankrijk men

langen tijd gestreden over de rechtsgeldigheid van de gelijk-

soortige clausules „valeur agréée”, vaille plus, vaille moins”,

„vaille que vaille”, welke de overeengekomen waarde buiten

schot hoopten te brengen. Hare geldigheid werd onder meer

erkend door het Parlement Parijs ineen arrest


van van
1672,
doch is de dat de toe-
tegenwoordig opinie overheerschend,

voeging van dergelijke clausules tegenbewijs niet uitsluit.

De praktijk laat echter niet los. Met aandrang wordt betoogd,

inzonderheid voor de goederentransportverzekering, dat de

wetgever de geldigheid moet beamen van het beding, dat de

taxatie bindend zal zijn, tenzij in geval of kwade


van
bedrog
18
trouw ). De gebezigde argumenten zijn nagenoeg dezelfde als

in het midden der vorige eeuw werden aangevoerd, in Duitsch-

19
land door Endemann ) en te onzent door Goudsmit. Inde

eerste plaats: de handel heeft vaste taxaties noodig, omdat

men moet weten waar men aan toe is; een spoedige afdoening
zaken wordt belemmerd wanneer, thans het
van
gelijk geval
is, chicaneuse assuradeuren met succes kunnen procedeeren
over de juiste verzekerbare waarde. Vervolgens: het is een ver-

keerde wetgevingspolitiek, een dogma te handhaven waaraan

de praktijk zich toch niet houdt; daarom moet een wettelijke


regeling worden getroffen die zich hierbij aansluit, gelijk ook

Engeland inde Marine Insurance Act heeft gedaan.


Dit alles klinkt schoon, de aantast-
maar rechtvaardigt niet,
baarheid de taxatie uitte maken
van voor een
dogma, waar-

van de wet zoo spoedig mogelijk moet worden ontdaan. Deze

aantastbaarheid dat
hangt onverbrekelijk samen hiermede,

indemnisatie tot de essentiëele kenmerken van het verzeke-

18
ringscontract behoort; inzicht dat, zooals de
een
rechtsge-
schiedenis leert, te allen tijde door wetgevers en rechtsleer is

gedeeld. Vandaar dat verzekeringen slechts als werden


geldig
beschouwd in
voorzoover zij werkelijkheid vergoeding beoog-
den; dat dubbele verzekering en
oververzekering nietig waren.

Vandaar ook dat in tijden, toen de assurantie door den


beper-
kenden maatregel, dat men niet meer dan een gedeelte van de

waarde van schip of goederen mocht verzekeren, in hare ont-

wikkeling werd belemmerd, overeenkomsten, die ten deelhad-

den dezen maatregel te ontduiken, werden verboden, omdat

de wetgever'zijne voorschriften omtrent de verzekerbare waar-

de geëerbiedigd wenschte te zien. Vandaar ten slotte, dat de

taxatie moet kunnen worden teruggebracht tot het bedrag der

verzekerbare waarde. Te hooge verzekeringen zijn niet alleen

nadeelig voor het bedrijf van den verzekeraar; zij leveren bo-

vendien voor de en de goederen van derden.


gevaar op persoon

Terecht is opgemerkt, dat daarin de doorslaande beweegreden


voor de handhaving van het schadevergoedingsbeginsel moet

2o
worden gezien ).
De thans van kracht zijnde regeling zou chicaneuse
processen

inde hand werken. Die bewering is oud. De openbare meening


is geneigd, het den assuradeur hoogst kwalijk te nemen, dat hij
de premie heeft geïnd, doch de gevallen schade weigert te ver-

goeden. De bekende schrijver over assurantierecht, Alfred

2l
de Courcy ), schreef in 1879, dat hij een president vaneen

handelsrechtbank kende, a priori bereid de verzekeraars te ver-

oordeelen; die zelfs voorgaf, dat verzekeraars nooit moesten

En is advocaat, gaat dezelfde auteur


procedeeren. er
geen zoo

voort, of hij begint zijn pleidooi tegen assuradeuren met de

boutade, toegeschreven aan een confrère onder het ancien

régime, als volgt luidende: „Les assureurs sont comme les

femmes, s’écria-t-il en manière d’exorde. Ils congoivent dans

la joie, mais ils n’enfantent dans la douleur.” De schalk zal


que

zelf wel niet geloofd hebben, dat in het verzekeringsbedrijf

proceslustigen chicaneurs worden aangetroffen


meer en
grooter
dan in andere
beroepen en bedrijven. Men bedenke ook, dat

den duur de handel en het publiek worden gebaat, wanneer


op

de premies laag worden gehouden. Dit zal alleen het geval

19
kunnen wezen, indien assuradeuren zich ongehinderd tegen te

hooge taxaties verweren. Dat zij van deze bevoegdheid


mogen

overdreven gebruik maken is waar, doch laat zich begrij-


geen

want de concurrentie is groot en zij zouden hun reputatie


pen,

verspelen, hun clientèle zien verminderen, zoo zij zich jegens


deze niet zoo coulant mogelijk betoonden. De zeeverzekeraars

plegen zich te gedragen alsof de taxatie, ook wanneer deze niet

met zooveel woorden bindend is verklaard, onaantastbaar

ware;
zelfs beroepen zij zich doorgaans niet de bepaling der
op

beurscondities, volgens welke nooit meer behoeft te worden

vergoed dan de gezonde waarde ter bestemmingsplaats. De eer-

lijke handel mag zich over hen zeker niet beklagen. Waarom

zal men hun dan het recht benemen, in gevallen waarin hun

goed vertrouwen de juistheid der taxatie klaarblijkelijk is


op

beschaamd, door het leveren van tegenbewijs het idemniteits-

karakter, dat aan de schadeverzekering eigen is, hoog te

houden?

Men beroept zich het praktische Engeland, waar de taxatie


op

onaantastbaar zou zijn. Naar Engelsch recht, gelijk dit wordt

toegepast, heeft bedrog bij de taxatie de nietigheid der geheele


overeenkomst tot gevolg. Ook neemt de praktijk de nietigheid
der overeenkomst aan, wanneer de verzekerde te goeder trouw

een te
hooge waarde aan het schip of aan de goederen heeft toe-

gekend. In dat geval verandert, zoo luidt de redeneering, de

om van het risico des assuradeurs. De verzekerde had hem


vang

vooraf moeten mededeelen, dat en waarom de taxatie boven-

matig hij dit niet heeft is de overeenkomst


was; nu
gedaan
En al kan de
wegens verzwijging nietig. evenzeer nietigheid
worden ingeroepen, indien de schatting zóó hoog is uitgevallen,
dat de overeenkomst moet worden beschouwd als een wedver-

22
zekering, ook al was dit den assuradeur volkomen bekend ).

Duidelijk blijkt hieruit, dat de Engelsche polis in mindere mate

onaantastbaar is dan Marine Insu-


men
op grond van art.
27

rance Act zou kunnen meenen. Omgekeerd wordt de polis,


welke een taxatie van partijen overeenkomstig art. W. v. K.
274

inhoudt, inde praktijk minder vaak aangetast dan dit

artikel zou doen vermoeden. Zeker is, dat assuradeuren het

slechts een laten aankomen, wanneer de verzekerde


op proces

20
waarde zeer aanmerkelijk is overschat. Trouwens een redelijke

uitlegging van art. 274, dat spreekt van de bovenmatigheid der

uitgedrukte waarde, verzet zich tegen de meening, dat het den


assuradeur vrijstaan, te twisten verschil
zou overeen
gering
tusschen taxatie verzekerbare waarde. is het En-
en Overigens
23
gelsche recht ), volgens hetwelk de taxatie de
bovenmatige

geheele overeenkomst in haar val den


meesleept, tegenover
verzekerde veel strenger dan het te onrechte: waarom
onze,

hem alle schadevergoeding te


ontzeggen, als door de
men,

taxatie tot de rechte waarde kan


terug te brengen, er voor

waken, dat hij zich geen ongeoorloofd voordeel verschaft ?

Verdient het derhalve het


geen aanbeveling, Engelsche voor-

beeld ter te houden, evenmin


onzen wetgever navolging voor

zal hij m.i. moeten toegeven aan den eisch, de taxatie van
par-

tijen van dezelfde kracht te voorzien als de taxatie van des-

kundigen volgens art. heeft. Zij onaantastbaar worden


275 zou

behoudens De voorstanders meenen, dat die


bedrog. op wijze
het belang der gemeenschap voldoende wordt beveiligd, ver-

mits kwade praktijken dan toch kunnen worden beteugeld. Zij


zien voorbij, dat de minder wordt door
gemeenschap gediend
het doen blijken van bedriegelijke bedoelingen, aan de taxatie

te gronde liggende, dan door de het feit zelf


vaststelling van

dat de taxatie bovenmatig is. De overeenkomst van verzeke-

ring leidt nature reeds tot waak-


van
verslapping van
zorg en

zaamheid. Schipbreuken van geassureerde schepen zijn veel

talrijker dan van niet verzekerde, gelijk verzekerde huizen eer-

der verbranden dan niet verzekerde. Wie zich daarover ver-

baast, sluit het den invloed het


oog voor van eigenbelang op

het gedrag van den mensch. De verzekerde heeft de premie


het het risico den assuradeur betaald.
voor
overbrengen van
op

Waarom hij zich de de moeite de


zou
nog oplettendheid, en

kosten getroosten, welke het gevaar zouden kunnen afwenden ?


Hoeveel te minder
nog, wanneer hij zijne goederen voor een

zoodanige waarde heeft verzekerd, dat hun ondergang hem

24
niet slechts koud kan laten, maar zelfs voordeel belooft )!
Assuradeuren weten bij ervaring, dat het bewijs van bedrog
met de taxatie niet dan zelden kan
betrekking tot
hoogst wor-

den geleverd. Veel frequenter zijn daarentegen de gevallen,

21
waarin verzekerden te trouw hun hebben
goeder opgaven over-

schat. De prikkel tot gemeen-gevaarlijke handelingen is daar-

mede Deze het meest duchten brand-


gegeven. zijn te
bij en

cascoverzekering; minder omdat de


bij transportverzekering,

goederen tijdens het vervoer aan de feitelijke macht van den

verzekerde zijn onttrokken, maar nochtans is hier


samenspan-

ning tusschen hem en den vervoerder mogelijk en bestaat de kans

de bedoelde handelingen onverzwakt, de


op zoo
dikwijls verze-

kerde eigen goederen vervoert. Het is daarom een illusie te mee-

dat toelaatbaarheid het of kwade


nen, van
bewijs van
bedrog
trouw het openbaar belang zou beschermen. Men
genoegzaam

zegt ook, het staat aan assuradeuren, te beletten, dat te


hooge
waarden of fantastische winsten worden verzekerd; waarom dan
te verbieden, dat zij hun recht, de taxatie te doen verminderen,

prijsgeven? De is evenwel anders. de


werkelijkheid Oppert as-

suradeur tegen de taxatie bezwaar, dan de


opgegeven gaat
makelaar concurrent die minder heeft.
naar een
scrupules
Daarenboven, controle op de taxatie zijnerzijds van de vele en

spoedeischende posten, welke hem worden aangeboden, is prak-


tisch uitgesloten, met de de
name bij transportverzekering:
goederen bevinden zich
op een ver
verwijderde plaats en komen

dus niet onder


oogen van partijen.

Besluit de wetgever, overeenkomstig het door mij betoogde, de

verzekerbare waarde de de
over geheele lijn te
vestigen op

waarde welke het verzekerde hebben indien


goed zou
gehad,
realisatie het risico dan zal de
van
achterwege ware
gebleven,
draagkracht der getaxeerde polis noodwendig verandering on-

dergaan. Dat partijen zich willen binden de vooraf


aan gedane

schatting is verstaanbaar inde onderstelling, dat de waarde

ook daarna dezelfde Maar die verliest haren


blijft. onderstelling
grond indien bij de factoren
schaderegeling optreden rijzing
of daling de markt waarmede de taxatie
van
zij bij geen

rekening konden houden, gebaseerd als deze is de waarde


op

ten tijde den der overeenkomst. Daaruit


van aan
vang blijkt,
dat de verzekeraar met de
een beroep op allengs ingetreden
waardedaling de taxatie ter zijde moet kunnen schuiven, hoe-

deze destijds onberispelijk was. Zoo levert welbeschouwd


zeer
hij

22
niet doch al is
tegenbewijs bewijst hij, de uitkomst dezelfde,
de waarde het verzekerde in
van
op het aanmerking komende
latere
tijdstip zelfstandig. Juist omdat tusschentijdsche waar-

deverandering kan hebben behoort de


plaats gevonden, assu-

radeur steeds te worden het


toegelaten tot bewijs van de bo-

venmatigheid der taxatie. De


tegenwoordige bepaling van art.

275, welke aan de taxatie door


deskundigen onaantastbaarheid

verleent, is daarmede in volstrekte tegenspraak, want al


moge

zoodanige taxatie een


waarborg voor hare deugdelijkheid ten

tijde het aangaan de


van van verzekering opleveren, zij ver-

dit tot het latere


mag geenszins met betrekking tijdstip waarop
het aankomt. Ter illustratie ik arbitraal vonnis 2
wijs op een 6),
betreffende een brandverzekering, waarin de bekende taxatie-

clausule welke de verzekerde waarde


was
opgenomen volgens
gelden „evenals of taxatie door
zou een
deskundigen overeen-

komstig art.
275 vooraf was opgemaakt.” Verzekerd was een

bioscooptheater, getaxeerd op ƒ300.000. Na den brand bleek,


dat het voor ƒ 175.000 geheel kon worden herbouwd. De ver-

zekeraars beriepen zich vruchteloos deze enorme waarde-


op

daling. Arbiters oordeel, dat het


waren van bewijs van de

bovenmatigheid der taxatie niet mocht worden geleverd, daar

deze onaanvechtbaar als door deskun-


even was wanneer zij

digen vastgesteld. De bioscoopondernemer kon dus in


ware
zijn
vuistje lachen, maarde beslissing, die onaanvechtbaar zou
zijn
geweest hier inderdaad had te doen met
zoo men
gehad een

deskundigentaxatie, toont
overtuigend aan, dat een voorschrift

als dat van art.


275 in het toekomstig recht niet
mag
worden

bestendigd.

Belangwekkend is het onderzoek, hoe de getaxeerde polis rea-

geert inde eerste plaats op tusschentijdsche waardestijging.


Neemt men dat zaak ter waarde
aan, een van ioo, getaxeerd

op en verzekerd voor ioo, ten tijde van het onheil in waarde is

gestegen tot dan de verzekerde in


150, ontvangt geval van

totaal verlies de verzekerde De taxatie hier


100 =
som. speelt
rol. Hoe echter in schade? Deze wordt
geen geval van partiëele
gevonden door het bedrag der gezonde waarde te verminderen

met dat der Is deze


beschadigde. nu gezonde waarde eens voor

al gelijk de taxatie inde


aan
polis die, naar
partijen zijn over-

23
eengekomen, aan de schadeberekening te gronde zou worden

gelegd? Een bevestigend antwoord geeft een onaannemelijke

uitkomst. Gesteld, de beschadigde waarde is in het genoemde

voorbeeld ioo, dan is de werkelijke schade 150 lOO =


50.

Substitueert men inde plaats der gezonde waarde de


=
150

taxatiewaarde 100, dan de verzekerde


=
ontvangt 100 lOO,

dus cent. De fout der redeneering schuilt in verwaar-


geen

loozing van de omstandigheid, dat de taxatie dateert vaneen

in het verleden liggend tijdstip. Zoo werden vergeleken twee

ongelijksoortig bepaalde grootheden: de gezonde waarde naar

de lagere, en de beschadigde naar de tegenwoordige,


vroegere,

hoogere waarde. Deze averechtsche vergelijking strekt ten na-

deele van den verzekerde, doordat de schade, voorzoover zij

gelijk is aan of kleiner dan het bedrag der waardestijging, in

26
het geheel niet als schade tot uitdrukking wordt gebracht ).
Een juiste schaderegeling wordt getroffen indien men bedenkt,

dat de taxatie niet kan bedoeld als te


zijn grondslag blijven
dienen ook wanneer inmiddels waardestijging heeft plaats ge-

had. Berekening van de gezonde waarde ten tijde van het on-

heil leert, dat de


op 150 op
100
getaxeerde en voor 100 ver-

zekerde waarde niet weergeeft de later gebleken volle waarde

1
van 150, doch dat voor /3 onderverzekering bestond, waarvan

het bewijs den verzekerde behoort vrij te staan. Volgens den

evenredigheidsregel van art.


253 W. v. K. bedroeg de te ver-

2
goeden waarde derhalve /3 van de geconstateerde schade, zijn-
de het verschil tusschen de gezonde en de beschadigde of over-

gebleven waarde, beide berekend den grondslag der tegen-


op

woordige waarde. Op deze wijze verkrijgt men geheel het-

zelfde resultaat dat de zgn. rafactiemethode geeft, die bij de

27
goederentransportverzekering gebruikelijk is ). Zij stemt over-

3
een met het voorschrift van art. W. v. K., hetwelk ver-
77039

klaring vindt in het systeem der geldende wet, die bij dezen
tak verzekering de waarde ter als de
van
verzendingsplaats
verzekerbare beschouwt: daarbij is het noodig, de werkelijk ge-

leden schade om te rekenen basis van de waarde ter plaatse


op

van verzending, hetgeen geschiedt door die schade uitte druk-

ken in procenten van de gezonde waarde en dit percentage te

vermenigvuldigen met de eerstgenoemde waarde. Ik meen hier-

24
mede te hebben aangetoond, dat bij waardestijging in geval
van partiëele schade de rafactiemethode dient te worden ge-

volgd. Strikt genomen


heeft dan de taxatie inde polis geen

uitwerking in zooverre, dat niet of minder wordt


meer
vergoed
dan indien polis was verzekerd. Aan de hand van
op open

art. der beursbrandpolis wordt dezelfde bereikt.


13 oplossing
Deze bepaling erkent wel de taxatiewaarde als de gezonde
waarde vóór den brand, doch zij begroot de waarde van het na

den brand overgeblevene naar dezelfde grondslagen de


waarop

vóórtaxatie berust. Ziehier een variant van de rafactieme-

thode: de gezonde en de beschadigde waarde worden verge-

leken naar denzelfden maatstaf, immers naar de op hetzelfde

2B
tijdstip geldende prijzen ).

Mijn sympathie voor dein art. 13 der beursbrandpolis bevolen

handelwijze strekt zich niet verder uit dan tot het geval van

waardestijging. Geheel te onrechte m.i. wordt ook


zij toege-

past bij waardedaling. Vermoedelijk is hieraan niet vreemd

geweest het streven, de onbillijkheid weg te nemen, welke in

assurantiekringen werd toegeschreven aan de leer, door den

29
rechter gehuldigd in het bekende Blauhoedenveemproces ).

Op in het springende wijze den dag


oog was daarbij aan
ge-

komen, hoezeer ongegronde verrijking van verzekerden wordt

bevorderd, wanneer men ondanks waardedaling aan de polis-


waarde blijft vasthouden. De marktwaarde der verzekerde
par-

tij margarine was


op
het oogenblik van den brand aanmerkelijk

teruggeloopen. Door vergelijking der marktprijzen van de


ge-

zonde en de beschadigde waarde verkreeg men een reëele

schade trok echter de denzelf-


van
ongeveer ƒ 10.000; men
op

den voet begroote beschadigde waarde van de taxatie inde

polis af, dan bleek de schade te


ongeveer ƒ 56.000 bedragen.
Tot betaling van deze som worden de verzekeraars veroordeeld ;

de verzekerde genoot dus een voordeel van ƒ46.000. Wanneer

de berekening verricht met de methode,


men nu behulp van

welke art. 13
der beurspolis voorschrijft, blijkt terstond, dat

het bezwaar tegen de bedoelde rechterlijke uitspraak slechts

verminderd, niet opgeheven wordt. De correctie welke de

beurspolis aanbrengt heeft tot gevolg, dat alsnog ten laste van

den assuradeur een evenredig deel komt van de waardedaling,

25
hoewel deze geheel niet tot het verzekerde risico behoort. Was

de taxatie doch de waarde ten den brand


150, tijde van tot

100
verminderd, en
bedraagt de schade 50, dan
ontvangt vol-

gens
art.
13 de verzekerde altijd dus 25 te veel. Dit
nog 75,

stelsel is wat betreft het


voor geval van waardedaling derhalve
30
onvereenigbaar met het idemniteitskarakter der
verzekering ).
De juiste oplossing lijkt mij deze, dat ook schade
bij partiëele
de taxatie wordt het
teruggebracht tot
bedrag der gezonde
waarde den brand. Alleen dan wordt niet
tijdens meer dan de

werkelijk geleden schade vergoed. Het spreekt vanzelf, dat het

verschil tusschen de getaxeerde de in


en
open polis verdwijnt
gevallen, waarin de waardevermindering door den verzekeraar

gemakkelijk kan worden


gestaafd.
Eén punt blijft ter Wanneer de taxatie
bespreking over. we-

gens ingetreden waardedaling tot de rechte waarde wordt her-

leid, ontvangt de verzekerde een evenredig lagere uitkeering,

niettegenstaande hij, althans bij volledige verzekering, premie


heeft betaald de waarde. Het is
naar
gelang van getaxeerde

billijk dat, mits de overtaxatie niet te kwader trouw heeft

plaats gevonden, hem het te veel betaalde wordt teruggegeven,


omdat daarvoor de assuradeur
geen risico heeft geloopen. De

verplichting tot
premie-restorno berust thans
op
de bepaling
art. 281 W. K. Zij is evenwel regelend recht;
van v. van er zijn
dan ook beurspolissen die restorno uitsluiten. Men heeft het

denkbeeld aanbevolen, met het


oog op ons
geval premie-
31
restorno dwingend te Ik kan daarmede
voor
schrijven ). mij
niet vereenigen, wijl enkel de
geen openbaar belang vordert,

contractsvrijheid in dezen te beknotten. Wel acht ik voor-

ziening ineen andere Het komt


eenigszins richting gewenscht.
mij voor, dat partijen ook zoolang het risico zich
nog
niet heeft

verwezenlijkt, de bevoegdheid moeten hebben, de taxatie te

doen verminderen als deze niet met de


meer werkelijke waarde

strookt. De verzekerde, omdat hij anders allicht moet voort-

te voldoen; de verzekeraar, omdat hij


gaan een
hooge premie te

anders lijdelijk moeten toezien, dat het te-


zou een belang bij
nietgaan der verzekerde in het leven wordt
goederen geroepen.

De wet verleene daarom aan partijen een vorderingsrecht,


strekkende tot der
vermindering taxatie, gepaard gaande met

26
een evenredige verlaging van de verzekerde som en van de
nog

te betalen premie. Echter met betrekking de


tot bevoegdheid
van den verzekeraar behoort een
dergelijke regeling van dwin-

gend recht te worden verklaard, aangezien inde uitoefening

daarvan tevens een


gemeenschapsbelang ligt opgesloten.
Het wordt tijd, tot de slotsom te komen. De richtlijnen die den

wetgever zouden kunnen dienen tot het opstellen van nieuwe

voorschriften aangaande de verzekerde waarde kunnen m.i.

als volgt worden geformuleerd:


De te
vergoeden schade wordt vastgesteld den grondslag
op

der verzekerbare waarde, welke zoo noodig door den verze-

kerde moet worden bewezen.

Partijen bij getaxeerde polis de verzekerbare waarde


mogen

begrooten. De aldus verzekerde waarde geldt, voorzoover zij


niet gedurende den loop der verzekering is veranderd, als de

verzekerbare waarde. De verzekeraar is de boven-


bevoegd,

matigheid der verzekerde waarde in alle gevallen te


bewijzen.
Afstand van deze bevoegdheid is van rechtswege nietig.

Een polis wordt ook dan als getaxeerde polis aangemerkt, in-

dien daarin alleen de verzekerde som is uitgedrukt, tenzij mocht

blijken, dat partijen deze niet als verzekerde waarde hebben

bedoeld.

Indien de verzekerde waarde gedurende den loop der verze-

kering bovenmatig is geworden, is elke partij bevoegd, verla-

ging van die waarde te vorderen. Afstand van deze bevoegd-

heid door den verzekeraar is van rechtswege nietig.


In wordt de de
geval van
verlaging premie voor
nog niet ver-

vallen termijnen naar evenredigheid verminderd.

Hiermede ben ik aan het einde van mijn beschouwingen, die

betrekking hadden een beperkt onderdeel van het verze-


op

keringsrecht. Varietas delectat; daarom liet ik de keuze dit-

maal niet vallen algemeenen, bespiege-


op een
onderwerp van

lenden aard, hoezeer ik de hachelijkheid hield


mij voor
oogen

van de onderneming, U uitte noodigen mij te volgen op een

bijzonder terrein van het recht. Mocht het mij zijn gelukt daar-

voor belangstelling te wekken, dan hoop ik U te hebben over-

tuigd, dat het fundament waarop naar onze huidige wetgeving

27
de berekening van de schade steunt om verbetering aan twee

kanten vraagt. Er moet worden dat het


voor gezorgd, verze-

keringscontract als middel tot schade-


verkrijging van volledige

vergoeding ten volle aan zijn doel kan beantwoorden. Maar

ook dient, beter dan thans, te worden misbrui-


gewaakt tegen

ken, hieruit voortkomende, dat de verzekerde winst kan putten

uit het verlies of de vernietiging van het verzekerde goed.


Beide desiderata dooreen
zijn te verwezenlijken juiste bepa-

ling van de begrippen verzekerbare en verzekerde waarde. En

het is daarmede, dat de wetgever, die zich aangordt tot de her-

vorming van het assurantierecht, zich allereerst zal hebben

bezig te houden.

28
AANTEEKENINGEN.

4
) Zie Nolst Trenité, Brandverzekering, 2e dr., bl. 59 v.

2
H. R. IV.
) 22 April 1881, 4637. Zie ook Hof Amsterdam 26 Juni
W. de te vinden
1911, 9375 en
rechtspraak, bij Molengraaff,

Leidraad, 6e dr., bl. 786.

3
) Hof den Haag 26 Juni W .
1923, 11094.

4
) Uitvoerig hierover
Pestman, Verzekerings-Archief , 1932,
bl. 88v.

5
) Verg. Nolst Trenité, Brandverzekering, bl. 302.

6
) Anders Nolst Trenité, bl. 61,
Brandverzekering, 263.

7
) Volgens Scheltema, Rechtsgel. Mag. 1921,
bl.
424 v., mogen assu-

radeuren aantoonen, dat de verzekerde waarde ten gevolge van

waardedaling hooger is dan de geleden schade, berekend naar het

tijdstip het onheil, ook dit niet hebben


van wanneer zij bedongen,

gelijk inde beursconditiën t.a.v. wordt be-


goederenverzekering

paald, dat bij aankomst ter destinatie zal


geen hoogere vergoeding
plaats hebben dan tot het der
bedrag gezonde waarde. Evenwel,
naar het bestaande recht moet de verzekerbare waarde het
van

schip nu eenmaal worden berekend volgens zijn waarde een


op

vroeger tijdstip.

8
) Verg. Dorhout Mees, Verzekeringsrecht, bl. 469, 492.

9
) Anders Scheltema, t.a.p., bl. die de
430 v., wettelijke regeling
niet inconsequent acht, omdat de cascoverzekeraar bij partiëele
schade niet verplicht zou zijn tot schadevergoeding in geld, doch

slechts om te zorgen, dat de verzekerde be-


weer overeen schip
schikt, in denzelfden staat als het der
bij aangaan verzekering.
Deze opvatting is m.i. niet overeen te brengen met art. 713, vol-

hetwelk de verzekeraar de
gens reparati ekosten draagt, onver-

schillig of de al of niet heeft


reparatie plaats gehad.

10
) Zie b.v. Nolst Trenité, Zeeverzekering, 2e dr., bl. 546.

n
) Zié Nolst
Trenité, Zeeverzekering, bl. 176.

29
12 2
) Verg. art. 619 W. v. K., waarover Tabingh Suermondt, Boven-

matige taxatie inde polis, prft. Leiden, bl. 69 Zie ook


1925, v.

Cauvet, Traité des assurances maritimes, I, bl. 430 v.; Valin, op


art. Ord. de la Marine: n’est du fret
15 ce qu’en vue
qu’il peut
faire, que le prix donné au navire a son départ peut légitimement
être stipulé toujours subsistant durant tout le
voyage.

13
) Men
verg. Fremery, Etudes de droit commercial, bl. 281 v.

14
) Aldus Nolst Trenité, Zeev., bl. Dorhout bl.
229; Mees, t.a.p.

379; Buys, Rechtsgel. Mag. 1922, bl. 244; Offerhaus, W. P. N. R.

Anders Tabingh
no. 2917. Suermondt, t.a.p., bl. 46 v.; Molen-

graaff, Rechtsgel. Mag. 1925, bl.


375 v.; Rb. Rotterdam 12 Mrt.

1919, W. 10457.

15
) Inde beurspraktijk geldt waarin alleen voorkomt
een polis zeker

bedrag, verzekerd op inboedel, als open polis; aldus de stelling van

den inde beslist door Hof Amsterdam


appellant, zaak, 4
Dec.

1930 W. 12269.

16
) Zie Fremery, t.a.p., bl. 339.

17
) In dezen zin Molengraaff, Rechtsgel. Mag. 1925, bl. 375 en

Leidraad, 6e dr., bl. 789. Anders Nolst Trenité, Brandverzeke-

ring, bl. 101 v.; Tabingh Suermondt, t.a.p. bl. Offerhaus,


30 v.;

W. P. N. R. 2916; Hof Amsterdam 4 Dec. W. 12269.


1930,

18
) Verg. Buys, Rechtsgel. Mag. 1922,
bl. 236 v. en Verzekerings-

Archief, 1925, bl. v..


17

19
) Endemann, Das IVesen des Versicherungsgeschdftes, in Zeitschr. f.
d. gesammte Handelsrecht, 1866, bl. bl.
284 v., 511 v. en 1867,

242 v.; Goudsmit, Themis 1873, bl. 180 v.. Daartegen Molen-

graaff, Rechtsgel. Mag. 1882, bl.


14 v. en
393 v..

20
) Aldus Jansma, De der wet de Rechts-
argwaan tegen verzekering,
geleerde Opstellen, aangeboden aan Prof. Scholten, 1932,
bl. 210 v..

21
) Questions de droit maritime, 11, bl. 290 v..

22
) Verg. Arnould, On the law of Marine Insurance and Average,
Sect.
342.

23
) Zie ook artt. Code de Commerce art. 29 der Fransche
357 en 358 en

wet van 13 Juli 1930.

24
) Overeen ander Courcy, bl.
en de IV, 35 v.: l'Exagération des

valeurs assurées.

25
) Arbiters, 13 Sept. 1922, Arb. Rechtspr. no. 48, waarover Tabingh

Suermondt, t.a.p., bl. 108.

26
) Verg. Scheltema, t.a.p. bl. 443.

30
27
) Naarden
evenredigheidsregel is de berekening aldus:
2
/3 is ver-

2
zekerd, de assuradeur betaalt dus /3 x 50. Volgens de rafactie-

methode de schade
1
de
bedraagt /3 van gezonde waarde, zoodat de
1
assuradeur betaalt /3 hetzelfde is als
2
x 100, hetgeen 23/ 3 x 50.

Men zie ook de formule, door


opgesteld Hartog, De beursbrand-

polis, prft. Rotterdam 1930, bl. 104.

28
) Verg. Dorhout Mees, De vaste taxatie inde brandverzekering,
Verz. Arch., 1930, bl. 8.

29
) Rb. Rotterdam, Juni 1891, W. bev. Hof den
27 6072, Haag
1 April 1892, W. 6224. Zie ook Rb. Rotterdam 17 Maart 1927, W.

11861, Hof den Haag, Nov. 1928, W. In


vern.
23 12055. gelijken
zin Molengraaff, Leidraad, bl. 848; Dorhout Mees, Verz, Arch.,

1930, bl. 6 v. en Verzekeringsrecht, bl. 260 v. en 298 v..

30
) In denzelfden zin Nolst Trenité, Brandverz., bl. 281 v. en Schel-

tema, t.a.p., bl. 443 v.. Zie ook art. 11 Regl. der Utrechtsche Alg.

Brandwaarborg Mij.

31
) Zie Tabingh Suermondt, t.a.p., bl. in.

31

You might also like