Download as odt, pdf, or txt
Download as odt, pdf, or txt
You are on page 1of 8

Overzicht Toets Grieks

CULTUUR

DE TOORN VAN POSEIDON


Muze, verhaal van de man van velerlei wegen, die heel lang rondzwierf, nadat hij de heilige burcht
van Troje verwoest had. Tal van steden van mensen bezocht hij en leerde hun aard en denkwijze
kennen. Op zee moest hij veel ellende verduren, waar hij voor eigen behoud en de thuiskomst vocht
van zijn mannen. Maar, hoe graag hij ook wilde, zijn mannen kon hij niet redden, die door hun eigen
verblinde gedrag hun leven verloren, dwaas als zij waren om Zonnegod Helios’ runderen te eten;
deze ontnam hun allen de dag van de thuiskomst. Vertel nu ons ook godin, Zeus’ dochter, dit alles.
Begin waar u goeddunkt. De andere helden, allen die ’t gapend onheil ontkwamen, waren al thuis,
ontsnapt als zij waren aan oorlog en zeegang. Hem alleen, terwijl hij naar huis en zijn vrouw
terugverlangde, hield die grote godin, de nimf Kalypso gevangen in haar boogvormige grot, daar zij
hem tot echtgenoot wenste. Zo, in de kringloop der jaren, brak voor hem dan tenslotte ’t jaar aan
waarin de goden zijn thuiskomst beschikten en hij naar Ithaka weerkeren zou (alwaar hij temidden
der zijnen nog van zijn leed niet verlost was), want meelij vervulde de goden, allen, behalve Poseidon
die, voordat de grote Odysseus weergekeerd was naar zijn land, in zijn toorn op hem bleef volharden.
Dus maakte Poseidon in zijn woede Odysseus voortdurend het leven zuur. De andere goden durfden
niet in te grijpen, omdat Poseidon als broer van de oppergod Zeus veel te vertellen had. Alleen
Athena steunde Odysseus door dik en dun, en toen haar oom eens een reis naar Afrika maakte,
richtte zij tot de godenvergadering het verzoek of zij ervoor mocht zorgen dat haar beschermeling
ooit nog eens thuiskwam. Dat werd goedgevonden.

DE NIMF KALYPSO
Op dat tijdstip verbleef Odysseus bij de beeldschone Kalypso. Zij was een nimf, een godin die nauw
verbonden is met de natuur. Zeven jaar tevoren was hij meer dood dan levend op haar eiland
aangespoeld na een afschuwelijke schipbreuk waarbij al zijn vrienden waren omgekomen. Kalypso
had Odysseus opgenomen en hem liefderijk verzorgd. Bij de eerste aanblik was ze hevig verliefd op
hem geworden en sindsdien wilde zij hem zo lang mogelijk bij zich houden. Zij beloofde hem zelfs
onsterfelijk en eeuwig jong te maken! Maar de held werd door heimwee verteerd: hij miste veel te
veel zijn vrouw Penelope, zijn familie en zijn land. Op aandringen van Athena stuurde Zeus de god
Hermes naar het eiland van Kalypso. Hij had de opdracht aan de nimf het besluit van de goden mee
te delen dat zij Odysseus eindelijk moest laten gaan. Natuurlijk kon Kalypso niets anders doen dan
gehoorzamen. Zij had er veel verdriet van, maar toch hielp zij Odysseus bij het bouwen van een vlot
en gaf zij hem de nodige proviand voor onderweg mee. Met tranen in de ogen nam zij afscheid van
haar geliefde held. Maar hij wendde zich ongeduldig af en duwde met een vaart zijn vlot in zee.

ONDERTUSSEN OP ITHAKA
In het paleis van Odysseus op Ithaka was na zijn vertrek, twintig jaar geleden, ook heel veel gebeurd.
Zijn vrouw Penelope was nog steeds niet hertrouwd, maar het werd haar wel moeilijk gemaakt haar
man trouw te blijven. Van heinde en verre waren namelijk prinsen en vorsten gekomen die stuk voor
stuk graag met de rijke weduwe wilden trouwen. Het ergste was wel dat al die mannen in het paleis
waren blijven wonen en daar de hele voorraad voedsel opmaakten en alle wijn van Odysseus
opdronken. Penelope was als vrouw niet opgewassen tegen deze overmacht van mannen. Laërtes,
de vader van Odysseus, was inmiddels zo oud geworden dat hij zich op zijn landgoed had
teruggetrokken en Telemachos, de zoon van Odysseus en Penelope, was met zijn twintig jaar nog te
jong om het bezit van zijn vader te beschermen. Athena had evenwel besloten Telemachos aan te
sporen op verschillende plaatsen in Griekenland navraag te doen naar zijn vader. Misschien kwam hij
zo te weten of zijn vader nog in leven was. Athena vloog van de toppen van de Olympos en stond in
een oogwenk bij de poort van Odysseus’ paleis. Zij had zich vermomd als een goede vriend van de
familie. Ze gaf hem de raad een schip te bemannen en te gaan informeren bij de oude strijdmakkers
van zijn vader, zoals de grijze Nestor en natuurlijk ook Menelaos. Dan kwam hij gauw genoeg te
weten of zijn vader was gestorven. Als dat het geval was, moest hij zelf orde op zaken stellen op
Ithaka. Na deze opdracht verdween de godin even plotseling als zij was gekomen: het leek alsof een
vogel wegfladderde.

OP WEG NAAR HUIS


Wanneer Odysseus na een roerend afscheid van Kalypso midden op zee vaart, blijkt Poseidon
teruggekeerd te zijn! Hij ziet daar de gehate Odysseus op zíjn zee drijven, ontsteekt in razende
woede en stuurt de zwaarste orkaan die er bestaat op de arme Odysseus af. Onmiddellijk wordt zijn
vlot verbrijzeld. Gelukkig weet Odysseus nog net een balk te grijpen. Zich daaraan vastklampend
dobbert hij twee dagen en twee nachten doelloos op zee rond. Uiteindelijk krijgt hij land in zicht dat
hij met de grootste moeite zwemmend kan bereiken. Dodelijk vermoeid kruipt hij bij de monding van
een riviertje op het strand. Hij ziet er verschrikkelijk uit: zijn huid is ontveld, een paar botten zijn
gekneusd en al zijn kleren is hij kwijtgeraakt. Met zijn laatste krachten lukt het hem zich naar een
bosje in de buurt te slepen. Daar valt hij op een hoop bladeren in een bodemloze slaap. Het eiland
waar Odysseus is terechtgekomen wordt bewoond door de Faiaken, de beste zeelui van die tijd. Over
hen regeert koning Alkinoös. Zijn lieftallige dochter heet Nausikaä.

TEKST 15A
De godin Athena komt aan in het huis van Alkinos. Want zij bekommert zich om de terugkeer van
Odysseus. Vervolgens gaat zij de slaapkamer van Nausika in, de dochter van Alkinos. Het meisje
slaapt, en in haar slaap spoort de godin haar aan. Nausika, waarom slaap jij nog en waarom vergeet
je de kleding? Alle liggen er vuil bij! Het is nodig dat jij ze wast. Want jij zal niet lang nog een meisje
zijn. Want spoedig sta jij op het punt om te trouwen. Want de beste mannen van de Faiaken willen
met jou trouwen. Dan is het dus nodig dat de kleren schoon zijn. s'morgens word Nausika wakker en
bewonderde ze deze droom. meteen gaat zij naar haar vader en vraagt hem: lieve papa, ik wil de
kleren in de rivier wassen. Want het past bij jou om in schone kleren naar de raadsvergadering te
gaan, en mijn broers willen altijd in schone kleren dansen. Maar de rivier is ver van de stad. Dus kun
je voor mij de wagen gereedmaken? Met deze woorden overtuigt Nausika haar vader: want zij
schaamt zich voor haar lieve vader om het huwelijk te noemen. Hij bergijpt alles en antwoord haar: Ik
kan dus, mijn kind, doe ik wat jij vraagt. Ik ben blij dat jij de kleren in de rivier wil wassen maar kom!
En zo rijd Nausika zelf in de wagen met de kleren naar de rivier: maar de dienaren gaan te voet. Daar
slaapt Odysseus nog in het struikgewas.

TEKST 15B
Odysseus wordt wakker en staat op uit het struikgewas als een hongerige leeuw. Zeer
angstaanjagend scheen hij de meisjes te zijn: want hij was naakt en verweerd door het zeewater. De
meisjes vluchtten allemaal naar de zee, maar alleen Nausikäa was niet bang, maar bleef/wachtte.
Odysseus vroeg haar op een afstand met deze vriendelijke woorden: Ik smeek u meesteres: bent u
godin of mens? Als u een godin bent, schijnt u mij het meest toe gelijk aan Artemis; maar als u een
van de mensen bent, zijn uw vader en moeder en broers heel gelukkig! En het gelukkigst wordt de
man, die met u zal trouwen! Want nog niet heb ik zo'n meisje gezien! Gêne heeft mij (in de greep)!
Want ik schaam mij uw knieën vast te pakken. Maar ik ben heel ongelukkig: want het is mijn lot altijd
veel ellende te doorstaan op zee en op land. Maar, meesteres, heb medelijden met mij! Want bij u
als eerste ben ik aangekomen, en van de andere mensen ken ik niemand, die deze stad en (dit) land
bewonen. Ik smeek u mij enige kleding te geven en mij te leiden naar de stad. Als dank hiervoor
zullen de goden u mooie geschenken geven: een man en een huis en geluk
TEKST 15C
Nausika, antwoordde Odysseus: Vreemdeling, Zeus zelf deelt geluk aan de mensen toe (aan) de
goeden en de slechten, zoals hij wil, aan ieder: het is dus nodig dat u deze ellende doorstaat, of u wilt
of niet. Maar nu, omdat u onze stad en land hebt bereikt, ben ik bereid je te helpen. Wij zijn Faiaken,
en ik ben de dochter van Alkinos, de leider van de Faiaken. Vervolgens spoorde Nausika de meisjes
aan: Dienaressen, weest niet bang! Vlucht niet meer, maar blijf(t) staan en kom(t) hierheen: het is
nodig dat jullie/jullie moeten de vreemdeling verzorging geven. Want alle vreemdelingen en
bedelaren zijn/staan onder bescherming van Zeus. (Maar) vooruit, vriendinnen, geef(t) de man eten
en wijn en was(t) hem in de rivier en smeer hem in met olijfolie. Toen dan zag Odysseus de meisjes
en zei hun: Blijf, meisjes; want ik zal zelf het zeewater van mijn schouders (af)wassen en me met
olijfolie insmeren: want ik schaam mij naakt te zijn bij meisjes! Vervolgens waste Odysseus zich en
smeerde zich in met olijfolie; en de godin Athena gaf hem erg veel charme. Daarna zat Odysseus bij
de zee, schitterend als een ster. Nausika bekeek hem: want de man scheen haar gelijk een god!

DE ONTVANGST
Nadat Odysseus zich tegoed had gedaan aan de hem aangeboden lekkernijen, wees Nausikaä hem de
weg naar de stad en naar het paleis van haar vader. Ze raadde hem aan om, daar aangekomen, eerst
haar moeder om hulp te vragen. Die zou er zeker voor zorgen dat hij naar zijn vaderland werd
teruggebracht. Odysseus volgde de raad van Nausikaä op. Zoals zij had voorspeld, werd hij gastvrij
door Alkinoös en zijn vrouw ontvangen en beloofden zij hem ervoor te zorgen dat hij veilig thuis zou
komen. De volgende dag werd te zijner ere een groot feest georganiseerd. Hierbij werd ook een
zanger uitgenodigd om de gasten met zijn liederen te vermaken. Een van de liederen die hij ten
gehore bracht, verhaalde over de liefde van Ares en Afrodite (zie de tekst De Liefde van Ares en
Afrodite hieronder).

ODYSSEUS MAAKT ZICH BEKEND EN BEGINT TE VERTELLEN


Allen genoten van de verhalen van de zanger. Maar toen de blinde zanger over het Trojaanse paard
en de inname van Troje begon, stroomden de tranen bij Odysseus over de wangen. Alkinoös merkte
het verdriet van Odysseus op en vroeg de zanger te stoppen. ‘Laat de vreemdeling zich nu eerst
bekendmaken. Noem mij uw naam en het land waarheen onze schepen u moeten brengen. Vertel
ons over uw avonturen. Is misschien een familielid of vriend van u in Troje gesneuveld?’
Aangespoord door deze vriendelijke uitnodiging voldeed Odysseus aan Alkinoös’ verzoek en maakte
zich bekend. Vervolgens begon hij te vertellen over zijn rampzalige terugkeer uit Troje. ‘Op een
gegeven moment kwamen we in het land van de Kyklopen terecht. Met twaalf van mijn beste
mannen ging ik op een grot af die wij vanaf de zee hadden zien liggen en die een bewoonde indruk
maakte. Ik had een leren zak met de allerbeste wijn meegenomen om zo nodig als gastgeschenk te
kunnen aanbieden. In de grot keken we onze ogen uit: rekken volgestouwd met kazen, hokken met
lammeren en bokjes, emmers vol melk. Mijn mannen wilden het liefst zo snel mogelijk terug naar de
schepen, maar ik wilde wel eens zien wie hier woonde.’

DE LIEFDE VAN ARES EN AFRODITE


De stoere Ares en de knappe Afrodite waren smoorverliefd op elkaar geworden. Hefaistos, de
echtgenoot van Afrodite, merkte niets van de heimelijke ontmoetingen die zijn mooie jonge vrouw
met zijn broer Ares had. Toen de alziende Zonnegod hem hierover inlichtte, bedacht Hefaistos, die
wel niet zo mooi, maar wel heel kundig was, de volgende list: rondom het echtelijke bed
construeerde hij een ragfijn, onzichtbaar net. Toen hij vervolgens aankondigde op reis te gaan,
maakten Ares en Afrodite onmiddellijk van de gelegenheid gebruik om met elkaar van de liefde te
genieten. Maar ze lagen nog niet in bed of ze waren verstrikt in de ijzeren greep van een onzichtbaar
net, waaruit ze zich met geen mogelijkheid konden bevrijden. Hefaistos, die door de Zonnegod
meteen werd gewaarschuwd, stond binnen de kortste tijd in de slaapkamer. Razernij maakte zich van
hem meester toen hij het liefdespaar in bed zag liggen, en woedend riep hij alle goden bijeen om
deze schande te komen bekijken. Nieuwsgierig snelden alle goden toe, maar de godinnen bleven
thuis: die schaamden zich verschrikkelijk! Toen de goden zagen wat er was gebeurd, barstten ze in
een onbedaarlijk gelach uit. Apollo stootte zijn halfbroer Hermes aan en vroeg hem zachtjes of hij op
de plaats van Ares zou willen liggen. Hermes aarzelde geen moment: ‘Het net mag driemaal zo sterk
zijn en jullie mogen allemaal toekijken, als ik maar mag slapen met de gouden Afrodite!’

TESKT 16A
Toen dan zag hij ons en vroeg hij: 'Vreemdelingen, wat zijn jullie en waar komen jullie vandaan?'Wij
waren erg versteld door het zware stemgeluid en de reusachtige man. Ik wist dat de Kykloop woest
en goddeloos was, maar toch antwoordde ik: 'Wij zijn Grieken en varen van Troje naar huis. door
allerlei winden werden we uit de koers geslagen over de grote zee en zo kwamen wij hier aan. Maar
wij smeken u, heb ontzag voor de goden en help ons: want wij zijn smekelingen!' De Kykloop
antwoordde: 'Jij bent dom, jullie passen ook echt alles aan, vreemdeling! Want niet Zeus en niemand
anders van de goden wordt door mij gediend, omdat wij veel sterker zijn!' Onmiddellijk pakt hij 2
makkers op en met zeer grote kracht gooit hij ze op de grond; Hun hersenen stroomden eruit en de
grond werd nat gemaakt. De Kykloop at ze op als een leeuw en hij liet niets van ze over! Toen hij zijn
grote buik gevuld had, strekte hij zich uit tussen de schapen. Wij werden door zeer grote angst
beheerst: want het was onvermijdelijk dat wij allen omkwamen, omdat wij niet met onze armen de
grote steen konden wegduwen van de ingang van de grot. De volgende dag nam de Kykloop weer 2
makkers als ontbijt Daarna dreef hij de schapen uit de grot en sloot de ingang met de steen af: Wij
werden achter gelaten in de grot. Toen overlegde ik dan met mezelf en dit plan verscheen mij het
best: De grote knuppel van de Kykloop ligt bij het hok. Het is nodig dat de knuppel van de Kykloop
door de makkers puntig gemaakt wordt en daarna onder veel mest verborgen wordt!

TEKST 16B
In de avond werden de schapen door de Kykloop de grot in gedreven en werd de steen naar de
ingang gerold. Hij nam weer twee makkers als maaltijd. Ik zei toen met list tegen hem: Kykloop, drink
wijn bij de maaltijd: want ik geef je zeer zoete wijn!.De Kykloop dronk de wijn en was heel blij met de
drank. Want hij vroeg mij: Geef mij meer wijn en zeg je naam. Ik gaf hem driemaal wijn en daarna zei
ik: Niemand is mijn naam. Niemand werd ik genoemd door mijn moeder en vader en Niemand
noemen al mijn vrienden me! De Kykloop antwoordde: Niemand zal ik als laatste eten, na je
vrienden. Dit is voor jou mijn gastgeschenk! Daarna ging hij dronken op zijn rug liggen en viel neer:
want hij werd door slaap overwonnen/overmand. Toen werd door ons snel de scherpe knuppel
verwarmd in het vuur. Vervolgens tilden we de knuppel op en met grote kracht stootten wij hem in
het oog van het monster: zijn hele oog brandde en veel bloed stroomde rondom het oog. Zeer/luid
jammerde de Kykloop en riep de andere Kyklopen die dichtbij in grotten woonden. Zij renden ernaar
toe en informeerden buiten de grot: Waarom eigenlijk huil je zo in de nacht, Polyfemos? Toch niet
schaadt iemand jou met list of geweld? De Kykloop riep uit de grot: Vrienden, Niemand schaadt me!
Toen dan meenden de andere Kyklopen dat Polyfemos dwaas was: Als niet iemand jou schaadt,
Polyfemos, is het duidelijk dat jij door ziekte bent gegrepen! Maar kom, bid tot je vader, de god
Poseidon!

ODYSSEUS ONTSNAPT
Toen in de ochtend Eoos haar waaier van rose gespreid had, snelden de rammen naar buiten, de wei
in; maar rondom de hokken stonden met sissende uiers gedurig de wijfjes te blaten om maar
gemolken te worden. Hun meester betastte inmiddels hevig door pijnen gekweld, de ruggen van elk
van de dieren, zoals ze stonden, rechtop, en de domkop had er geen erg in, dat aan hun harige
buiken mijn manschappen waren gebonden. ’t Laatst van de kudde met vee begaf zich de hamel*
naar buiten, die werd belast door zijn vacht en mij met mijn sluwe gedachten. En, hem betastend,
sprak toe hem de sterke reus Polyfemos: ‘Ach, braaf beest, wat ga je als laatste van alle de grot uit,
jij, die nog nooit bij de schapen en geiten bent achtergebleven, maar met je grote stappen het eerst
in de wei was om zachte klaver te eten, het eerst de stromende beken bereikte, en ook als eerste
verlangde om weer naar de stal terug te keren, ’s avonds. En nu ben jíj juist de laatste van alle! Ach,
mis je ’t oog van je meester? Dat heeft die laaghartige man uitgestoken met zijn misdadige vrienden,
nadat hij mijn brein had beneveld – Niemand – maar die, dat beloof ik, nog niet aan de dood is
ontkomen. Kon je maar denken als ik en verstond je de kunst van het spreken, om me te zeggen waar
hij zich aldoor bergt voor mijn woede. Ja, dan zou ik hem tegen de grond slaan en zouden zijn
hersens zich door de grot heen verspreiden en zou mijn hart zich herstellen dvan het verdriet dat die
nietsnut van Niemand mij heeft berokkend.’ En met die woorden zond hij de ram door de ingang
naar buiten.

WOORDEN

15A

ἀφικνέομαι, aor. ἀφικόμην (εἰς + acc.) ἀφικνέομαι, aor. ἀφικόμην (εἰς + acc.)
ἐπιμελέομαι + gen. zorgen voor, zich bekommeren om
ἔρχομαι,aor. ἦλθον Gaan, komen
ἡ θυγάτηρ (θυγατρός) dochter
ἡ κόρη meisje
παρακελεύομαι + dat aansporen
τὸ εἷμα (εἵματος) kleding(stuk), mv. kleren, kleding
ἐπιλανθάνομαι + gen. vergeten
κεῖμαι liggen
γαμέομαι trouwen (onderwerp: de vrouw)
βούλομαι willen
ἐγείρομαι Wakker worden
παρά + acc. Naar (van personen)
ὁ ποταμός rivier
ἄπειμι,inf. ἀπεῖναι 1. afwezig zijn
2. verwijderd zijn
δύναμαι kunnen
παρασκευάζω Klaarmaken, gereedmakene
παρασκευάζω 1. zich schamen om
2. ontzag hebben voor, respecteren
ἥδομαι + dat. blij zijn met, zich verheugen over

TEKST 15B

ἀνίσταμαι opstaan
φαίνω, aor. ἔφηνα Tonen, laten zien
φαίνομαι (vaak + inf.) 1. verschijnen
2. schijnen (te), toeschijnen
γυμνός naakt, onbedekt
φοβέομαι bang zijn (voor), vrezen
ἵσταμαι gaan staan, blijven staan
γίγνομαι, aor. ἐγενόμην 1. geboren worden, ontstaan
2. worden (als koppelwerkwoord)
3. gebeuren
οὔπω/οὐ . . . πω Nog niet
ἡ αἰδώς (αἰδοῦς) 1. schaamte, gêne
2. respect, ontzag
ἅπτομαι + gen. aanpakken, vastpakken
πάσχω, aor. ἔπαθον 1. lijden, te verduren hebben
2. ondervinden, ervaren
ὁ πόντοςz zee
ἐπίσταμαι + inf. 1. weten, kennen
2. kunnen
ἡ ἐσθής (ἐσθῆτος) kleding
παρέσχον (inf. παρασχεῖν) ik gaf, ik verschafte (aor. van παρέχω)
ἡγέομαι + dat leiden, voor(op)gaan
ἡ εὐτυχία succes, geluk, voorspoed

TEKST 15C

ἀποκρίνομαι antwoorden
νέμω Verdelen, toedelen
ἀγαθός goed
εἴτε . . . εἴτε of . . . of, hetzij . . . hetzij
ἐπεί, ἐπειδή 1. toen, nadat (+ verleden tijd)
2. aangezien, nu (als voegwoord)
παρίσταμαι + dat. Bijstaan, helpen
Διός, Διί, Δία (gen., dat., acc.) zeus
λούω wassen
λούομαι Zich wassen
ὁ ὦμος schouder
παρά + dat. bij
ἡ χάρις (χάριτος, acc. χάριν) 1. charme
2. gunst, dank
κάθημαι zitten
θεάομαι bekijken, beschouwen

TEKST 16A

ἠρόμην (inf. ἐρέσθαι) (+ acc.) ik vroeg (aan) (aor. bij ἐρωτάω vragen)
πόθεν; waarvandaan?
ἐκπλήττω verbijsteren, laten schrikken
ἐκπλήττομαι versteld staan, hevig schrikken
βαρύς (βαρέος), βαρεῖα, βαρύ (βαρέος) zwaar (mnl., vrl., onz.)
ἄγριος Wild, woest
παντοῖος allerlei
κατά + acc. 1. (verspreid) over, ter hoogte van
2. volgens, wat betreft
ὑπό + gen. door (bij passieve werkwoorden), door
(toedoen van)
θεραπεύω 1. verzorgen
2. dienen, vereren
πολύ + compar. veel
αἱρέω, aor. εἷλον (inf. ἑλεῖν) (in)nemen, grijpen, pakken
καταβάλλω, aor. κατέβαλον naar beneden gooien, neergooien
ῥέω stromen
ἐσθίω eten
τείνω strekken, spannen, rekken
ἀπόλλυμαι, aor. ἀπωλόμην omkomen, te gronde gaan
ὁ λίθος steen
ἐμαυτῷ, ἐμαυτῇ (aan) mijzelf (dat. mnl., vrl.)
διαλέγομαι (+ dat.) (be)spreken (met), een gesprek voeren (met),
discussiëren
δεῖ + inf./A.c.I. het is nodig dat, men/het moet . . .
ὑπό + dat. onder, aan de voet van
ἐδυνήθην ik kon (aor. van δύναμαι)
ἐβουλήθην ik wilde (aor. van βούλομαι)
ἐφοβήθην (aor. van φοβέομαι) ik werd bang, ik was bang

TEKST 16B

ἅμα + dat.
tegelijk met, samen met
ἡ ἑσπέρα avond
ὁ δέ, ἡ δέ, τὸ δέ hij, zij, het, de ander (ander onderwerp dan in
de voorgaande zin)
σύν + dat. 1. met, in gezelschap van
2. met behulp van
πίνω,aor. ἔπιον drinken
γλυκύς (γλυκέος), γλυκεῖα, γλυκύ (γλυκέος) zoet (mnl., vrl., onz.)
δέομαι,aor. ἐδεήθην + gen. 1. verlangen van, verzoeken
2. missen, nodig hebben
ἥδομαι,aor. ἥσθην + dat. blij zijn met, zich verheugen in/over
καλέω, 1. roepen
aor. pass. ἐκλήθην 2. uitnodigen
+ 2 acc 3. noemen
ὀξύς (ὀξέος), ὀξεῖα, ὀξύ (ὀξέος) scherp, fel (mnl., vrl., onz.)
ὁ ὀφθαλμός oog
τὸ αἷμα (αἵματος) bloed
περί + acc. 1. (rond)om
2. met betrekking tot, over
ἔξω (+ gen.) buiten
ἡγέομαι + dat. 1. leiden, voor(op)gaan
+ inf./A.c.I. + 2 acc. 2. menen 3. beschouwen als
ἡ νόσος ziekte
καταλαμβάνω, 1. grijpen, vastpakken
aor. κατέλαβον 2. aantreffen
εὔχομαι (+ dat.) Bidden (tot)

You might also like