Epicurus Brief Aan Menoeceus

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

1ste druk 1998

2de druk 2003


3de druk 2011
4de, herziene druk 2020

EPICURUS
BRIEVEN EN
MAXIMEN

VERTAALD, INGELEID EN VAN


AANTEKENINGEN VOORZIEN
DOOR KEIMPE ALGRA

© 2020 Historische Uitgeverij I Groningen

Vormgeving
Rudo Hartman I Den Haag

Zetwerk
PerfectService I Reeuwijk
H
Drukwerk
Grafistar I Lichtenvoorde
HISTORISCHE UITGEVERIJ
ISBN 978-90-6554-096-6
NUR 7JO GRONINGEN
Epicurus groet Menoeceus -

122 Laat niemand die jong is wachten met het beoefe­


nen van de filosofie, en laat ook niemand die oud is er genoeg
van hebben. 1 Niemand is immers te onrijp en niemand te rijp
als het om geestelijke gezondheid gaat. Wie beweert dat de tijd
om te filosoferen nog niet is aangebroken, of dat deze al achter
hem ligt, is als iemand die zegt dat het voor geluk nog geen tijd
is, of geen tijd meer is. Daarom moet zowel de jongere als de ou­
dere de filosofie beoefenen - de laatste om ondanks het klimmen
der jaren als een jonge man het goede leven te genieten door
met dankbaarheid te denken aan wat geweest is, de eerste om
tegelijkertijd jong en oud te zijn doordat hij onbevreesd is voor
wat komen gaat. 2 Wij moeten ons, kortom, wijden aan wat geluk
brengt, want waar geluk is, hebben wij alles, maar waar het ge­
luk ontbreekt, doen wij alles om het te verkrijgen.
123 De dingen die ik je voortdurend voorgehouden heb,
breng die in de praktijk en oefen je erin. Besef dat het gaat om de
grondbeginselen van het goede leven.

Neem in de eerste plaats aan dat de godheid een onvergankelijk


en volmaakt gelukkig levend wezen is, zoals besloten ligt in het
natuurlijke algemene begrip van godheid, en dicht hem nooit
iets toe dat niet past bij zijn onsterfelijkheid of dat niet eigen is
aan zijn gelukzaligheid. Denk daarentegen alles over hem wat
zijn met onsterfelijkheid bekroonde geluk onaangetast laat. Go­
den bestaan: we hebben immers heldere kennis van hen.3 Maar

1 Over de aard en de stijl van deze brief, zie de inleiding, paragraaf 2.


2 De epicurei:sch-filosofische oudere heeft het genot van de jongere
door het bewust hanteren van zijn herinneringen, de epicurei:sche
jongere heeft dankzij zijn filosofie de sereniteit van de oudere, anders
dan de meeste van zijn leeftijdgenoten: zie ook sv 17. 3 Zie paragraaf
3 van de inleiding over de kentheoretische achtergronden van deze

141
zoals de meeste mensen hen voorstellen, zo zijn ze niet. Dat dood is een verstoken raken van waarneming. Daarom maakt het
blijkt al uit het feit dat de mensen zich niet op een consistente inzicht dat de dood niet iets is dat ons betreft het sterfelijke ka­
manier houden aan het beeld dat ze zich van hen vormen.4 God­ rakter van het leven tot iets waarvan men kan genieten - niet
deloos is niet wie het bestaan van de goden van de massa ont­ door aan het leven een oneindige tijdsspanne toe te voegen, maar
kent, maar wie aan de goden toedicht wat de massa denkt. 124 door ons verlangen naar onsterfelijkheid weg te nemen. 125 Er is
Wat de meeste mensen over de goden beweren, betreft namelijk immers niets angstaanjagends in het leven voor wie goed heeft
geen natuurlijke algemene begrippen, maar onjuiste veronder­ begrepen dat het niet angstaanjagend is om niet te leven. Dwaas
stellingen. Vanuit deze veronderstellingen worden de grootste is dan ook degene die beweert dat hij de dood niet zozeer vreest
rampen en zegeningen die de mensen overkomen aan de goden omdat deze verdriet zal geven wanneer hij er is, maar omdat deze
toegeschreven. Door en door vertrouwd als de mensen zijn met verdriet geeft zolang hij nog komen moet. Wat geen last bezorgt
hun eigen deugden zien zij graag wezens die soortgelijk zijn, en als het aanwezig is, kan ans slechts ongegronde zorgen baren
beschouwen zij alles wat anders is als vreemd. 5 wanneer het nog in de toekomst ligt. Het rneest huiveringwek­
kende van alle kwaden, de dood, is dan ook niet iets dat ons be­
Gewen je eraan te denken dat de dood niet iets is dat ons betreft. treft, want wanneer wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de
Elk goed en kwaad is immers gelegen in de waarneming, en de dood er is, zijn wij er niet. De dood, kortom, is iets dat noch de le­
venden noch de gestorvenen betreft. Op de eersten heeft hij geen
betrekking, en de laatsten zijn er zelf niet meer.
passage, met �ame over de 'natuurlijke algemene begrippen' als
criterium van waarheid. 4 De conceptie van de goden die Epicurus Voor de meeste rnensen ligt dat anders: zij vluchten weg
met name bestrijdt, is die volgens welke de goden zich met de rnensen voor de dood also£ het om het grootste van alle kwaden gaat, of
bemoeien en welgezind of toornig kunnen zijn. De mensen houden ze verkiezen hem juist als een beeindiging van de kwaden die
zich volgens hem niet op consistente wijze aan dat beeld, wat blijkt uit met het leven verbonden zijn. De wijze wenst echter niet van
het feit dat ze tegelijkertijd geloven dat de goden perfect gelukkig zijn,
het leven verschoond te blijven, 126 maar is ook niet bang om
hetgeen volgens Epicurus niet te rijmen is met gevoelens van toom
of welgezindheid (zie hiervoor RS 1). Elementen als voorzienigheid,
niet te leven. Het leven staat hem niet tegen, rnaar hij denkt ook
en zorgzaam of straffend gedrag jegens de mensen horen dus volgens niet dat het erg is om niet te leven. En zoals hij van voedsel niet
Epicurus niet bij het natuurlijke algemene begrip (prolepsis) van in alle omstandigheden meer wil, maar het smakelijkste ver­
'god'. Perfect geluk hoort er wel bij, en daaruit kunnen wij dan de kiest, zo geniet hij ook niet van een zo lang mogelijke, maar van
andere eigenschappen van de goden afleiden. 5 Hoewel de goden een zo aangenaarn mogelijke tijd van leven. Wie de jongere aan­
van Epicurus de antropomorfe goden zijn van de Griekse religie
raadt goed te leven en de oudere goed te sterven, maakt zich er
en mythologie, accepteert hij niet het menselijke gedrag dat men
doorgaans aan die goden toeschrijft: hier stelt hij dat de mensen te gemakkelijk vanaf- niet alleen orndat het leven altijd welkorn
hun godsbeeld te veel 'naar hun eigen beeld en gelijkenis' vormen. is, maar ook omdat de zorg voor goed leven en voor goed sterven
Hiermee sluit hij zich overigens aan bij een oud filosofisch punt een en dezelfde is. Nog veel banter maakt hij het die beweert dat
van kritiek op de traditionele religie. Zo stelt de voorsocratische het goed is om nooit geboren te zijn, of anders, 'eenmaal gebo-
denker Xenophanes van Colophon (zesde eeuw vC) dat als runderen,
paarden en leeuwen handen hadden en hun goden zouden kunnen 6 Dit zijn enkele in de oudheid veel geciteerde versregels (425-428)
schilderen, runderen rundvorrnige, paarden paardvormige en leeuwen uit het werk van de zesde-eeuwse elegische dichter Theognis van
leeuwvormige goden zouden schilderen (Xenophanes fr. 21 B 15 Diels/ Megara, die gezien kunnen warden als een klassieke uiting van een
Kranz). pessimistisch levensgevoel.

142 143
ren, zo snel men kan Hades' poort te bereiken'.6 127 Als hij wer­ 129 En daarom zeggen wij dat het genot uitgangspunt
kelijk meent wat hij zegt, waarom verlaat hij het leven dan niet? en doel is van het gelukkige leven. Dit is immers wat we heb­
Die mogelijkheid heeft hij immers, als hij het echt zeker weet. ben leren kennen als het belangrijkste goed dat van nature bij
Als hij het echter schertsend zegt, dan is het zinledige scherts bij ons past, dit nemen we steeds als uitgangspunt bij kiezen en
een onderwerp dat dit niet verdraagt. vermijden, en dit is waar we bij uitkomen als we, met onze ge­
voelens als richtsnoer, oordelen wat goed is. Het feit dat dit het
Wij dienen ons in te prenten, dat de toekomst niet geheel in on­ eerste natuurlijke goede is, betekent nog niet dat wij altijd voor
ze macht ligt noch geheel buiten onze macht. Dan zullen wij er genot kiezen. Integendeel, we laten soms vele genietingen aan
niet absoluut op rekenen als op iets dat zeker het geval zal zijn, ons voorbijgaan, als deze ons uiteindelijk een ongemak brengen
maar er ook de hoop niet op verliezen als ware het iets dat zeker dat zwaarder weegt. En in veel gevallen beschouwen wij pijn als
niet het geval zal zijn. 7 verkieslijk boven genot: als het langdurig verdragen van gevoe­
Voorts dienen we ons te bedenken dat sommige verlan­ lens van pijn een zwaarwegender genot tot gevolg heeft. Ieder
gens natuurlijk zijn, andere ongegrond; en ·dat van de natuurlij­ genot, kortom, is goed doordat het van nature bij ons past, maar
ke verlangens sommige bovendien noodzakelijk zijn, andere al­ niet ieder genot is verkieslijk, zoals ook iedere pijn een kwaad is,
leen natuurlijk. Van de noodzakelijke verlangens zijn sommige terwijl toch niet iedere pijn altijd vermeden dient te worden. 130
noodzakelijk voor het geluk, andere voor een onverstoorde staat In al deze gevallen moeten we door afweging en beschouwing
van het lichaam, weer andere zijn simpelweg noodzakelijk om in van voor- en nadelen tot een oordeel komen. Wat slecht is han­
leven te !ilijven. 8 teren we soms als iets goeds, en omgekeerd wat goed is als iets
128 Een consequente beschouwing van dit alles stelt ons slechts.
in staat elk kiezen en vermijden te betrekken op de gezondheid Ook de zelfredzaamheid beschouwen wij als een groat
van het lichaam en de onverstoorde staat van de ziel, aangezien goed, niet om onder alle omstandigheden in soberheid te le­
dit het einddoel is van het volkomen gelukkige leven. Hierom ven, maar om, wanneer wij niet veel hebben, met weinig ge­
doen we immers alles: om pijn noch angst te hebben. En wan­ noegen te nemen. Dit in de volle overtuiging dat het meest van
neer we deze toestand bereikt hebben, komt de storm in onze overvloed wordt genoten door mensen die er het minst behoef­
geest geheel tot bedaren: een levend wezen hoeft in zo'n geval te aan hebben; dat alles wat natuurlijk is ook makkelijk te ver­
niets meer na te jagen dat het niet heeft, en niets extra's meer te krijgen is, terwijl wat overbodig is moeilijk is te verkrijgen; dat
zoeken om de goede toestand van ziel en lichaam te complete­ van eenvoudig voedsel niet minder genoten wordt dan van een
ren. We hebben immers alleen dan behoefte aan genot, wanneer rijk voorziene tafel, zodra elk onaangenaam gevoel van hanger
wij door de afwezigheid van genot pijn lijden. Hebben we geen is weggenomen; 131 en dat water en brood het grootst mogelijke
pijn, dan hebben we het genot niet meer nodig. genot verschaffen aan iemand die hanger en dorst heeft.9 Wen­
nen aan een simpel en sober levenspatroon draagt bij aan onze
7 Wij kunnen op niets met zekerheid rekenen en moeten ons dus
wapenen tegen teleurstellingen, maar wij zijn ook niet slechts een
speelbal van het toeval: er is een zekere ruimte voor eigen handelen. 9 Voor de these dat het hoogst mogelijke genot bestaat in het
Wij kunnen, binnen bepaalde grenzen, onze eigen, tijdelijke, orde verwijderen van gevoelens van pijn of gemis (zoals honger en dorst),
scheppen. Zie ook het eind van 133. 8 Zie ook RS 26, 29 en dat vervolgens het genot alleen nog maar kan worden gevarieerd,
(met scholium) en 30. maar niet meer vergroot, zie RS 3 en 18.

144 145
gezondheid, het zorgt ervoor dat een mens opgewassen is tegen hoogste goed gemakkelijk te bereiken en te verkrijgen is, en dat
de ontberingen waarmee het leven ons onvermijdelijk confron­ het grootste kwaad ofwel kort duurt, ofwel gemakkelijk te ver­
teert, het maakt dat wij stevig in onze schoenen staan wanneer dragen is ?11 Hij lacht om het noodlot dat door sommigen als
wij na tijden van gebrek op overvloed stuiten, en het maakt ons meester ten tonele wordt gevoerd; hij houdt het er liever op dat
onbevreesd voor het toeval. sommige dingen noodzakelijkerwijze gebeuren, terwijl ande­
Wanneer wij dus zeggen dat genot ons levensdoel is, heb­ re toevallig gebeuren en weer andere in onze macht liggen. Hij
ben wij het niet over de genietingen van losbandige lieden of ziet immers dat wat noodzakelijk is niet afgewend kan worden,
over genieten door het actief gebruik van dit of dat - zoals som­ en dat het toeval onberekenbaar is, terwijl wat in onze macht
mige onwetenden denken die het niet met ons eens zijn of aan ligt niet aan iets anders onderhorig is. Het is dan ook dit laat­
onze leer een negatieve uitleg geven - maar wij doelen op een ste dat van nature onderwerp is van blaam of het tegendeel, lof.
toestand, waarin het lichaam geen pijn heeft en de ziel niet ver­ 134 Het is irnmers altijd nag beter om de mythische voorstelling
ontrust wordt. 10 132 Het gelukkige leven komt niet tot stand van de goden aan te hangen dan om slaaf te zijn van het nood­
door drinkgelagen en onafgebroken feesten, noch door het ge­ lot - een idee van de natuurfilosofen. De eerste visie biedt ons
nieten van jongens en vrouwen, of het eten van vissen of wat nog de hoop om de goden mild te stemmen door ze te eren, maar
een rijk voorziene tafel nog anders biedt, maar door nuchter de laatste brengt een onvermurwbare lotsdwang met zich mee.
denken, dat niet alleen de gronden onderzoekt van elk kiezen en Zo iemand ziet voorts het toeval niet als een god, zoals
vermijden, maar ook de denkbeelden uitbant op basis waarvan de meeste mensen - een god doet immers niets op wanordelijke
de grootst mogelitke onrust zich van onze geest meester maakt. wijze - maar ook niet als een onzekere oorzaak.12 Hij gelooft na­
De basis van dit alles en het hoogste goed is praktisch melijk niet dat het toeval voor de mens iets toevoegt aan het ge­
verstand. Daarom is praktisch verstand zelfs waardevoller dan lukkige leven, niet ten goede en niet ten kwade, maar gelooft dat
de filosofie. Uit dit verstand vloeien de andere deugden van na­
ture voort, en het leert ans dat het niet mogelijk is om aange­
11 Hier refereert Epicurus aan het zogenoemde 'viervoudig medicijn'
naam te leven zonder verstandig, goed en rechtvaardig te le­
(tetrapharmakos), vaak als kern gepresenteerd van de epicurei:sche
ven, en evenmin om verstandig en goed en rechtvaardig te leven levensfilosofie: geen angst voor de goden, geen angst voor de dood, het
zonder aangenaam te leven. De deugden horen immers van na­ goede is gemakkelijk te bereiken, het kwade gemakkelijk te vermijden.
ture bij het aangename leven en het aangename leven is met de Zie ook RS 1-4. 12 Deze laatste these is, waarschijnlijk bewust,
deugden onlosmakelijk verbonden. enigszins paradoxaal. Epicurus ontkent, zoals uit het vervolg blijkt,
niet zozeer dat het toeval onzeker is, maar dat"het een oorzaak is. Want
oorzaken determineren hun gevolgen, terwijl het toeval ons alleen de
133 Wie denk je dat er beter aan toe is dan hij die over de go­ uitgangspunten voor ons handelen biedt. Toevallig 'geluk' dat ons ten
den gedachten heeft die van eerbied getuigen, die voor de dood dee! valt is geen echt geluk, en toevallig 'ongeluk' geen echt ongeluk.
geen spoor van angst heeft, die bovendien het natuurlijke doel Bepalend voor ons geluk is de houding die wij zelf tegenover dit soort
van ons handelen helder voor ogen heeft en doorziet dat het gebeurtenissen inneinen. En die ligt in onze eigen macht (een gedachte
die wij ook, en zeer prominent, bij de Stoa tegenkomen). Ook hier zien
wij weer een voorbeeld van Epicurus' obsessieve streven ons te laten
10 Voor de combinatie van lichamelijk genot (vrijheid van pijn) en zien hoezeer wij ons levensgeluk zelf in de hand hebben, zelf orde
geestelijk genot (vrijheid van angst, onverstoordheid) vergelijke men kunnen scheppen ondanks de aanwezigheid van chaos en toeval. Vgl.
RS 18. ook RS 16 en sv 47 en 65.

146 147
het enkel de uitgangspunten levert voor groot goed of kwaad.
135 Hij denkt dat het beter is om verstandig te zijn en het ove­
rigens slecht te treffen, dan om verstoken van wijsheid toeval­
lige voorspoed te genieten. Waar het om handelen gaat is het
immers beter dat wat weldoordacht is mislukt, dan dat wat niet
weldoordacht is bij toeval toch goed uitpakt.
Al deze dingen, en wat ermee samenhangt, moet je dag
en nacht overdenken, zowel alleen als met geestverwanten, en
je zult nooit - niet in je dromen en niet bij je volle bewustzijn -
verstoord raken. Je zult daarentegen }even als een god �nder de
mensen. Want wie als mens te midden van onsterfelijke goede
dingen leeft, lijkt in niets op een sterfelijk wezen. 13

13 'Onsterfelijke goede dingen' hetekent hier: 'goede dingen zoals


de onsterfelijken ze hebben' - onverstoordheid (ataraxia), waar het
hier over gaat, is een eigenschap die de goden in exemplarische mate
hezitten. Zie ook sv 78.

148

You might also like