Professional Documents
Culture Documents
Ecli NL HR 2017 1217
Ecli NL HR 2017 1217
Uitspraak
4 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/00332 J
MHN/SG
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 december 2014,
nummer 23/003549-14, in de strafzaak tegen:
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij
schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654, geoordeeld dat de
Advocaat-Generaal in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de
voorgestelde middelen.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van
het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van
het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard dat:
"Zaak A (parketnummer 13-660451-12)
1 primair:
hij 18 mei 2012 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een mobiele telefoon (merk Blackberry, type Curve 8520), toebehorende aan
[betrokkene 1] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[betrokkene 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht
mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke
bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte met kracht
- met zijn ene hand de hals van die [betrokkene 1] heeft vastgepakt dichtgeknepen en
- met zijn andere hand die [betrokkene 1] op zijn wang heeft geslagen en
- daarbij voornoemde [betrokkene 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Als je nu niet
weggaat, dan haal ik mijn broer en knalt hij je hele familie af" en/of "als je nu niet weggaat, dan
ga ik je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(...)
Zaak B (parketnummer 13-741024-13)
1 primair:
hij op 25 januari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, perceel [a-straat 1] , heeft weggenomen
veertig verpakkingen munten van de Nederlandse Antillen en/of Aruba en een muziekdoosje en
twee zilverkleurige horloges en een gecamoufleerde tas met een goudkleurig anker-embleem,
toebehorende aan [betrokkene 2] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op de achterdeur van voornoemde
woning."
3.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het door de verdediging gedane verzoek
een aantal personen als getuige te horen.
3.2.1. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een - tijdig ingediende -
appelschriftuur, onder meer inhoudende:
"De verdediging wenst de volgende getuigen ter zitting te doen oproepen:
1. [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1996, wonende te ( [...] ), Amsterdam aan
het adres [c-straat 1] ;
2. [betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum] 1994, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan
het adres [d-straat 1] ;
3. [betrokkene 7] , geboren op [geboortedatum] 1966, wonende te ( [...] ) Almere aan het
adres [e-straat 1] ;
4. [betrokkene 9] , geboren op [geboortedatum] 1936, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan
het adres
[a-straat 2] ; en
5. [betrokkene 8] , geboren op [geboortedatum] l938, wonende te ( [...] ) Amsterdam aan
het adres
[a-straat 2] .
De verklaringen van de getuigen 1 en 2 zijn door de Rechtbank gebezigd ter zake de
bewezenverklaring van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 13/660451-12 en de
verklaringen van de getuigen 3 tot en met 5 zijn door de Rechtbank gebezigd ter zake de
bewezenverklaring van feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 13/741024-13.
[verdachte] betwist zich aan deze feiten schuldig te hebben gemaakt en wenst de getuigen
te ondervragen ter zake de redenen van wetenschap die tot hun verklaringen hebben
geleid."
3.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014
heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het
proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt voor zover hier van belang in:
"Onderzoekswensen:
[verdachte] betwist zich aan de feiten A onder 1 en B onder 1 schuldig te hebben gemaakt
en wenst de navolgende getuigen te ondervragen ter zake de redenen ven wetenschap die
tot hun verklaringen hebben geleid:
1. [betrokkene 1] (blz 1 e.v.);
2. [betrokkene 5] (blz 5 e.v.);
3. [betrokkene 7] (blz 40 e.v.);
4. [betrokkene 9] (blz 52 e.v.); en
5. [betrokkene 8] (blz 58).
De verklaringen van de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] zijn door de Rechtbank
gebezigd ter zake de bewezenverklaring van feit A onder 1. Cliënt heeft verklaard dat hij met
toestemming van de aangever diens telefoon in zijn bezit had en die telefoon vervolgens
weer aan hem teruggegeven. Hij betwist aldus met wederrechtelijke toe-eigening die
telefoon te hebben weggenomen en ontkent tevens geweld te hebben gebruikt en/of
bedreigingen te hebben geuit, en betwist derhalve de inhoud van die verklaringen.
De verdediging wenst beide getuigen te ondervragen over de gang van zaken, hen te
confronteren met tegenstrijdigheden in hun verklaringen, te vragen of zij na het incident en
voor het afleggen van hun verklaringen contact met elkaar hebben gehad en, zo ja, waar dat
contact uit heeft bestaan, naar de bewoordingen die zij hebben gehoord, en hen te
confronteren met de verklaring van cliënt en van [betrokkene 4] .
De getuigen 3 tot en met 5 hebben verklaringen afgelegd die betrekking hebben op feit B
onder 1, en de verklaringen van de getuigen 3 en 5 zijn voor het bewijs gebruikt. Ik wens de
getuigen onder meer te bevragen over de omstandigheden waaronder zij hebben
waargenomen, de afstand tussen hen en de personen waarover zij verklaren, of dat zicht
ongestoord was, hoe lang zij die personen hebben kunnen waarnemen, of er één of meer
petten zijn gezien, dan wel dat er geen pet c.q. petten zijn gezien, of er "vierkante vale
plekken" op de broek zijn geconstateerd, zoals in het p-v van relaas staat vermeld.
Dat is van belang nu cliënt betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit. In
algemene zin wenst cliënt ten aanzien van alle getuigen zijn ondervragingsrecht uit te
oefenen."
3.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014 houdt - voor
zover voor de beoordeling van het middel van belang - als beslissing van het Hof in:
"dat het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [betrokkene 1] ,
[betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en. [betrokkene 8] zal worden afgewezen,
nu de verdediging door het niet horen van de getuigen redelijkerwijs niet in zijn belangen is
geschaad. Het hof heeft daarbij toepassing gegeven aan het criterium van het
verdedigingsbelang. Het hof overweegt het volgende. De verdachte heeft het feit onder A
onder 1 en B onder 1 betwist. De raadsman heeft het verzoek te algemeen en ruim
gemotiveerd en niet aangegeven op welke punten hij de getuigen zou willen bevragen.
Voorts zij opgemerkt dat in eerste aanleg de rechtbank is ingegaan op de verweren.
Bovendien ziet het hof ook ambtshalve geen aanleiding om voornoemde getuigen te horen."
3.2.4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014
heeft het Hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw aangevangen omdat de
samenstelling van het Hof gewijzigd is en heeft de raadsman van de verdachte aldaar het
woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze
pleitnota houdt - naast een herhaling van de ter zitting van 4 november 2014 aangevoerde
argumenten - voor zover hier van belang in:
"Uw Gerechtshof heeft alle verzoeken afgewezen. U heeft terecht gesteld dat de verzoeken
getoetst moeten worden aan het verdedigingscriterium, want die verzoeken zijn bij (tijdig
ingediend) appelschriftuur al gedaan.
U heeft vervolgens geoordeeld dat de verdediging door het niet horen van de getuigen
redelijkerwijs niet in zijn belangen is geschaad. In het overzichtarrest van 1 juli 2014
(ECLI:NL:HR:2014:1496) heeft de Hoge Raad overwogen dat dit het geval is "indien de
punten waarover de getuige kan verklaren, in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor
enige in zijn strafzaak te nemen beslissing dan wel redelijkerwijze moet worden uitgesloten
dat die getuige iets over bedoelde punten zou kunnen verklaren".
Nu de Rechtbank de verklaringen van vier van de vijf opgegeven getuigen heeft gebruikt
voor het bewijs kan worden vastgesteld dat die getuigen verklaren op punten die van
belang zijn voor "enige in zijn strafzaak te nemen beslissing". Daarbij heeft ook de getuige
[betrokkene 9] verklaard jongens te hebben zien rennen en heeft een signalement hiervan
gegeven, heeft zij naar het laat aanzien waargenomen onder dezelfde omstandigheden als
haar man de getuige [betrokkene 8] , zodat ook zij relevant heeft verklaard en kan
verklaren.
U heeft uw afwijzing gemotiveerd door te stellen dat de verdediging het verzoek tot het
horen van de getuigen "te ruim en algemeen gemotiveerd" heeft. De verdediging heeft
echter niet volstaan met de stelling dat cliënt de verklaringen van de getuigen betwist en
gebruik wenst te maken van zijn ondervragingsrecht maar daarnaast aangegeven wat het
standpunt van cliënt is en over welke specifieke onderwerpen de verdediging die getuigen
onder meer wenst te ondervragen.
De verdediging wenst de getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] te bevragen of zij
voorafgaande aan het afleggen van een verklaring bij de politie met elkaar hebben
gesproken, hetgeen, als dit het geval is, minst genomen de mogelijkheid van beïnvloeding
over en weer met zich brengt, en hetgeen van belang kan zijn bij de beoordeling van de
betrouwbaarheid van hun verklaringen. De verdediging wenst hen te bevragen over de
gestelde wederrechtelijkheid van het in het bezit krijgen van de telefoon door cliënt, wenst
van hen te horen of zij gezien hebben dat [betrokkene 4] die telefoon van hem heeft
afgenomen, wenst hen te bevragen over het vermeende geweld en bedreiging met geweld,
welk geweld en welke bewoordingen zijn geuit en op welk moment, en ook of dat geweld en
bedreiging met geweld in verband stond met de telefoon.
In zaak B onder 1 is de door de getuigen gegeven signalementen van de personen die zij
hebben gezien gebruikt voor het bewijs. De verdediging wenst die getuigen, inclusief de
getuige [betrokkene 9] daarover nader te bevragen, wenst hen te vragen naar de
omstandigheden waaronder werd waargenomen en wat er meer specifiek is gezien met
betrekking tot het signalement van die personen. Indien vast komt te staan dat die
omstandigheden waaronder is waargenomen slecht zijn dient dat consequenties te hebben
voor de betrouwbaarheid van die verklaringen. Blijken de getuigen de genoemde
signalementkenmerken niet goed of niet te hebben gezien, dan kan dat tot consequentie
hebben dat die verklaringen niet tot het bewijs kunnen meewerken, en dan valt een
belangrijke schakel uit de bewijsketen weg, hetgeen tot vrijspraak zal dienen te leiden.
Tevens wenst de verdediging van deze getuigen te horen of er een spijkerbroek met grijze
vlakjes is gezien, omdat dat aspect het enige meer specifieke is op grond waarvan cliënt
wordt staande gehouden, terwijl in geen van de getuigenverklaringen dat voorkomt. Dat kan
consequenties hebben voor de staandehouding en een verzoek tot bewijsuitsluiting ex
artikel 359a Sv onderbouwen. Ook dat zijn derhalve allemaal punten die van belang zijn voor
"enige in zijn strafzaak te nemen beslissing".
Wat ik hier nu allemaal noem is niet veel anders dan dat ik dat eerder ten tijde van de
regiezitting ook al heb gedaan. Dat is (meer dan) voldoende specifiek om die verzoeken mee
te onderbouwen.
Uw Gerechtshof heeft daarnaast opgemerkt dat de Rechtbank is ingegaan op de verweren.
Gelukkig maar zou ik wil zeggen, maar dat de Rechtbank de verweren van de verdediging
gemotiveerd heeft verworpen is geen argument om een verzoek tot het horen van getuigen
af te wijzen, nu de Rechtbank die verweren juist heeft gepasseerd op basis van de
verklaringen van de getuigen die cliënt betwist en ten aanzien waarvan hij het
ondervragingsrecht wenst uit te oefenen.
Kortom, in mijn optiek heb ik voldaan aan een voldoende gemotiveerde onderbouwing van
mijn verzoeken tot het horen van die getuigen, zoals dat door de Hoge Raad van mij
verlangd wordt.
Primair verzoek ik u de zaak aan te houden zodat de verdediging alsnog in de gelegenheid
gesteld wordt om bedoelde getuigen te horen en het ondervragingsrecht ten aanzien van
die getuigen uit te oefenen.
(...)
Hetgeen resteert is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de feiten A onder 1 en B
onder 1 te komen zodat ik U verzoek cliënt van die feiten vrij te spreken."
3.2.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014 houdt -
voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - in:
"De advocaat-generaal voert het woord in repliek. Hij deelt -zakelijk weergegeven- mede:
Bij de beoordeling van het getuigenverzoek is het noodzakelijkheidscriterium van
toepassing. Ik vraag u het getuigenverzoek af te wijzen.
De getuigen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] hebben een duidelijke verklaring afgelegd. In
de door de raadsman gegeven motivering zie ik de noodzaak tot het horen van de getuigen
niet. Ook ten aanzien van het horen van de getuigen [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en
[betrokkene 8] zie ik de noodzaak niet. Mocht uw hof het getuigenverzoek toewijzen, dan
verzoek ik om ook de verbalisanten te horen.
De raadsman voert het woord in dupliek. Hij voert -zakelijk weergegeven- aan:
Ik ben van mening dat de advocaat-generaal het verkeerde criterium toepast. Het
verdedigingsbelang is van toepassing, omdat het getuigenverzoek al bij appelschriftuur is
ingekomen.
De voorzitter deelt mede dat het hof voornemens is om de beoordeling van het
getuigenverzoek mee te nemen bij de beraadslaging in raadkamer. De raadsman stemt
hiermee in."
3.2.6. De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "Verzoek horen getuigen" het volgende
in:
"De raadsman heeft bij pleidooi primair om aanhouding van de behandeling van de zaak
verzocht om [betrokkene 1] , [betrokkene 5] , [betrokkene 7] , [betrokkene 9] en
[betrokkene 8] als getuigen te horen in zaak A onder 1 en zaak B onder 1.
(...)
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens het proces-verbaal van de zogeheten 'Regiezitting' op 4 november 2014 is een
verzoek van de verdediging genoemde getuigen te horen op grond van het
verdedigingsbelang afgewezen.
Bij de behandeling van de zaak op 11 december 2014, waarbij de behandeling van de zaak
opnieuw is aangevangen in verband met de gewijzigde samenstelling van het hof, heeft de
verdediging het verzoek tot het horen van de getuigen herhaald.
Ingevolge het bepaalde in artikel 322 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, van
toepassing in hoger beroep op grond van artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering, is
het afgewezen verzoek bij de nieuwe aanvang van het onderzoek in stand gebleven, zodat
het verzoek thans op grond van het noodzaakscriterium moet worden beoordeeld.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht en acht het horen van de verzochte getuigen niet
noodzakelijk.
(...)
Het hof verwerpt derhalve het primaire verzoek van de raadsman."
3.3. De afwijzing van de verzoeken tot het horen van de in de appelschriftuur genoemde getuigen
door het Hof ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2014 en in de bestreden uitspraak
is, mede gelet op hetgeen aan die verzoeken ten grondslag is gelegd, zonder nadere motivering
die ontbreekt, niet begrijpelijk. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof in
zijn oordeel heeft betrokken dat "in eerste aanleg de rechtbank is ingegaan op de verweren",
maar het Hof in zijn overwegingen niet duidelijk heeft gemaakt op welke verweren het doelt en
waarom het door de Rechtbank overwogene van belang is voor de beoordeling van het verzoek.
4 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou
behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen
geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in
zaak A (parketnummer 13-660451-12) onder 1 en in zaak B (parketnummer 13-741024-13) onder 1
tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande
hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren
A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 4 juli 2017.