Professional Documents
Culture Documents
Annrep 2012 NL
Annrep 2012 NL
JAARVERSLAG 2012
64STE BOEKJAAR
J A A RV E R S L A G 2 012
Contact
E-mail: pensioenfonds@shell.com
Internetsite: www.shell.nl/pensioenfonds
INHOUDSOPGAVE
1) Belangrijke cijfers 2
4) Verantwoording en toezicht 27
1) Commissie Intern Toezicht 27
2) Oordeel van het Verantwoordingsorgaan 30
3) Reactie van het Bestuur 31
6) Overige gegevens 69
1) Gebeurtenissen na balansdatum 69
2) Actuariële verklaring 69
3) Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 71
Bijlagen 74
Bijlage 1: Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht 74
Bijlage 2: Personalia en benoemingen 77
Bijlage 3: Mutaties deelnemersbestand 79
Bijlage 4: Begrippenlijst 81
1) BELANGRIJKE CIJFERS
€ miljoen
Toevoegingen en onttrekkingen
Werkgevers- en deelnemerspremies 433 332
Inkomsten uit beleggingen 1.716 828
Waardewijziging beleggingen 1.456 313
Uitgekeerde pensioenen (648) (641)
Vermogensbeheerkosten (33) (33)
Pensioenbeheerkosten (8) (7)
Overig 8 10
Mutatie vermogen 2.924 802
Ondanks de achtergrond van economische recessie en onzekere financiële markten is er een goed
beleggingsresultaat behaald waardoor de vermogenspositie en dekkingsgraad van SSPF zijn
toegenomen. Tegen diezelfde achtergrond heeft het Bestuur in het tweede kwartaal moeten besluiten om
de indexatie van pensioenen voor gepensioneerden en slapers per 1 juli 2012 geen doorgang te laten
vinden.
Gedurende het verslagjaar heeft het Bestuur met grote inzet gewerkt aan de bestendiging van het
vernieuwde beheersingskader. Op deelgebieden zoals risicobeheer, financial reporting & controls zijn er
verdere verdiepingsslagen gemaakt, en heeft het bestuursteam verdere stappen gemaakt in termen van
eigen deskundigheid en effectiviteit. Heldere communicatie en verdeling van taken binnen het team en
ook met de directies van pensioenbureau en vermogensbeheerder hebben hieraan bijgedragen.
Het overleg met de Deelnemersraad over een aantal belangrijke aangelegenheden is door Directie en
Bestuur als bijzonder inhoudelijk en constructief ervaren. De betreffende onderwerpen werden zoveel
mogelijk in een vroeg stadium aanhangig gemaakt waardoor de gelegenheid voor gedegen overleg met
en goede advisering door de raad mogelijk was. Ook wil het Bestuur haar dank uitspreken voor de
bijdragen die zowel de Commissie Intern Toezicht alsook het Verantwoordingsorgaan hebben geleverd
met hun aanzienlijke betrokkenheid en kritische toetsing van het functioneren en het beleid van het
Bestuur over dit verslagjaar.
Op basis van de hierboven aangegeven verbeteringen heeft het Bestuur nu meer gelegenheid om pro-
actief aandacht te besteden aan de consequenties voor SSPF van het besluit van de werkgever om voor
nieuwe medewerkers een nieuwe pensioenregeling te introduceren en onder te brengen in een apart op
te richten fonds en aan de gevolgen van belangrijke externe ontwikkelingen zoals Nederlandse en
Europese wetswijzigingen en het vigerende regeerakkoord. Het Bestuur maakt zich zorgen over de
voortdurende veranderingen in en daardoor langdurige onzekerheid omtrent de regelgeving, waarbij het
financiële toetsingskader aanzienlijk verzwaard dreigt te worden. De pensioensector is gebaat bij een
stabiel kader, waarbinnen deelnemers en gepensioneerden goed zicht blijven houden op het
pensioenresultaat dat zij mogen verwachten. Het is daarom van groot belang dat de landelijke
beleidsbepalers snel voor duidelijkheid zorgen. Zelf heeft het Bestuur goede communicatie over deze en
andere onderwerpen hoog op de lijst staan van bestuursprioriteiten voor 2013.
Garmt Louw
Voorzitter Bestuur
Het vermogen steeg met € 2.924 miljoen van € 18.247 miljoen naar € 21.171 miljoen. Deze toename
werd veroorzaakt door een sterk positief beleggingsrendement dat over 2012, inclusief het rendement op
de liability hedge, 17,0% bedroeg. Op zowel de vastrentende als de zakelijke portefeuille werden
positieve beleggingsresultaten geboekt. Doordat de voorziening pensioenverplichtingen minder steeg dan
het vermogen is het totaal eigen vermogen met € 1.621 miljoen gestegen van € 1.828 miljoen naar
€ 3.449 miljoen. De dekkingsgraad steeg hierdoor van 111% naar 119%.
Ontwikkelingdekkingsgraadoverboekjaar2012
135%
130% 2,50%
125%
Dekkingsgraad
rekenrente
120% 2,00%
115%
110% 1,50%
105%
100% 1,00%
Dec Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sept Okt Nov Dec
2011 2012
Minimaalvereistedekkingsgraad Vereistedekkingsgraad
Dekkingsgraad obv marktrente DNBdekkingsgraad
Gemiddelderekenrente obv marktrente GemiddeldeDNBrekenrente
Op basis van de strategische beleggingsmix per 31 december 2012 bedraagt het vereist eigen vermogen
25% van de voorziening pensioenverplichtingen (2011: 25%), waardoor de vereiste dekkingsgraad 125%
bedraagt.
De problemen in de euro-zone hebben het verloop van de financiële positie van SSPF in het afgelopen
jaar sterk beïnvloed. De vlucht naar veiligheid op de kapitaalmarkt en het handelen van de Europese
Centrale Bank (ECB) hebben de marktrente naar een zeer laag niveau doen dalen. Door de onzekerheid
omtrent de problemen in de euro-zone is de marktrente vanaf het tweede kwartaal aanhoudend op een
laag niveau gebleven. Doordat DNB vanaf september het gebruik van de UFR is gaan voorschrijven bij
de bepaling van de rekenrente, is de stijging van de voorziening pensioenverplichtingen, ondanks de
gedaalde marktrente, nog enigszins beperkt gebleven. Het positieve rendement op de
beleggingsportefeuille van 17,0%, heeft ervoor gezorgd dat de dekkingsgraad, ondanks de stijging van de
voorziening pensioenverplichtingen, toch is gestegen van 111% naar 119%. De dekkingsgraad ligt eind
2012 nog 6 procentpunten verwijderd van het vereiste niveau van 125%. Er is derhalve sprake van een
reservetekort.
In de eerste helft van 2012 is een herzien Herstelplan opgesteld en aan DNB toegestuurd. Het
herstelplan is opgesteld volgens bepaalde uitgangspunten en veronderstellingen binnen de door de wet
gestelde mogelijkheden. In dit herstelplan wordt beschreven hoe Stichting Shell Pensioenfonds (het
Pensioenfonds/SSPF) verwacht, zonder aanvullende maatregelen, de dekkingsgraad binnen de wettelijke
termijn (ultimo 2023) op het voor SSPF vereiste niveau (125%) te brengen. De dekkingsgraad ligt ultimo
2012 boven het niveau dat in het langetermijnherstelplan werd voorzien.
Premie
Indexatie
Wijzigingrentetermijnstructuur
Eindstand
pensioenverplichtingen
Omrekeningprognosetafels
Pensioenopbouwenkosten
Overig
Rentetoevoeging
In 2012 is een positief resultaat behaald van € 1.621 miljoen. Hierdoor steeg het eigen vermogen van
€1.828 miljoen naar € 3.449 miljoen. Dit resultaat kan als volgt worden onderverdeeld:
De in de rekening van baten en lasten opgenomen premie bedroeg € 433 miljoen. Daarvan was € 414
miljoen beschikbaar voor de toename van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van het
toenemen van de pensioenjaren en van salarisstijgingen. De resterende € 19 miljoen is om de lasten te
dekken die voortvloeien uit het overlijden of arbeidsongeschikt worden in actieve dienst en is in de post
‘Overig’ opgenomen.
Indexatie (+ € 17 miljoen)
Voor de pensioenelementen die een onvoorwaardelijke indexatie kennen wordt op voorhand
gefinancierd. Doordat de onvoorwaardelijke indexaties in 2012 lager waren dan voorzien in de
voorziening pensioenverplichtingen, daalde de voorziening pensioenverplichtingen met € 17 miljoen,
hetgeen tot een positief resultaat leidde.
Voor de voorwaardelijke indexatie wordt niet op voorhand gefinancierd. De pensioenelementen die een
voorwaardelijke indexatie kennen zijn per 1 juli 2012 niet verhoogd. De hierdoor gemiste indexatie
bedraagt 2,2% (= toename van het afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens) en kan in de toekomst
alsnog worden toegekend als de dekkingsgraad zich bestendig boven de 125% bevindt. Een eventuele
inhaalindexatie heeft dan alleen betrekking op toekomstige betalingen en mag uiterlijk 5 jaar na dato
alsnog worden toegekend.
Diverse (+ € 44 miljoen)
In deze post zijn onder andere de resultaten op technische grondslagen opgenomen, zoals saldo
waardeoverdrachten, pensioenadministratie en uitbetalingskosten en sterfteresultaat.
2) Governance
In het verslagjaar heeft het Bestuur aandacht gehad voor nieuwe regels op het terrein van governance
van pensioenfondsen, die naar verwachting in 2013 zullen worden ingevoerd en uiterlijk 1 juli 2014 zullen
moeten worden nageleefd: de initiatiefwet Koer Kaya/Blok over de vertegenwoordiging van
gepensioneerden in het bestuur van pensioenfondsen, de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en
de nieuwe Code Pensioenfondsen. Als de regelgeving meer uitgekristalliseerd is, zal het Bestuur na
raadpleging van alle stakeholders, waaronder de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan, de
Commissie Intern Toezicht en de sponsor, een keuze maken voor een aangepast dan wel geheel nieuw
bestuursmodel voor SSPF.
In het laatste kwartaal van 2011 is de nieuw ingestelde Commissie Intern Toezicht, als opvolger van de
Visitatie Commissie, met haar werkzaamheden begonnen, en heeft deze nieuwe vorm van het intern
toezicht binnen SSPF gedurende 2012 verder vorm gekregen.
Een overzicht van de governance van het pensioenfonds is opgenomen in Bijlage 1: Bestuur,
medezeggenschap, uitvoering en toezicht.
a) Doelstelling
Doelstelling van het beleid van het Bestuur is het nakomen van pensioenaanspraken en
pensioenrechten, waarbij het streven is ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken
waardevast te houden. De voor dat streven geldende maatstaf is het ‘afgeleide prijsindexcijfer alle
huishoudens’. In de opzet van de pensioenregeling wordt gestreefd naar eenvoud en transparantie en
naar onafhankelijkheid van de ontwikkelingen in de sociale zekerheid.
Het Pensioenfonds streeft ernaar deze doelstelling te bereiken met aanvaardbare en stabiele premies.
Het strategisch beleggingsbeleid van het Pensioenfonds is erop gericht om binnen de door het Bestuur
aanvaarde risico’s maximale beleggingsresultaten te genereren, zodat het Pensioenfonds op lange
termijn een gezonde financiële positie heeft. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen de doelstellingen
en het risico dat wordt gelopen. Dit wordt middels een Asset Liability Management (ALM) studie getoetst.
Deze ALM-studie wordt minimaal één maal per drie jaar uitgevoerd, voor het laatst in 2011.
De berekening van de gedempte premie wordt gebaseerd op het verwacht rendement, waarbij geen
rekening is gehouden met verwachte extra rendementen als gevolg van diversificatie-effecten.
Het verwacht rendement dat is gehanteerd voor de berekening van de gedempte premie voor 2012
bedroeg 5,4%.
Werkgevers- en deelnemerspremie
In het afgelopen jaar bedroeg de werkgeverspremie 41,6% van de pensioenpremiegrondslag.
De gemiddelde deelnemerspremie bedroeg 3,4%. De deelnemerspremie over het deel van de
pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de pensioenpremiegrens bedroeg in 2012 de in het Reglement
bepaalde 8% (onder de pensioenpremiegrens bedraagt de deelnemerspremie 2%).
Tezamen bedroeg de totale feitelijke premie 45,0%.
Indexatie
Het Bestuur heeft besloten, conform het beleid zoals opgenomen op pagina 54, om de pensioenen die
voorwaardelijk worden geïndexeerd, per 1 juli 2012 niet te verhogen met de indexatie-ambitie van 2,2%.
De normale salarismaxima van Shell in Nederland voor niet CAO-ers zijn in 2012 met 1% verhoogd.
Hierdoor werden zowel het overbruggingspensioen als de maxima voor de tegemoetkoming 65-min voor
het ouderdomspensioen en voor het partnerpensioen eveneens met 1% verhoogd.
Grensbedragen
Voor de opbouw van de pensioenaanspraken worden verschillende percentages gebruikt, afhankelijk van
de hoogte van het salaris. Daarvoor gelden drie grensbedragen, die jaarlijks per 1 juli worden aangepast
aan de ontwikkelingen van de normale salarismaxima voor respectievelijk salarisgroep 15, 6 en 3. Alle
normale salarismaxima zijn met 1% verhoogd. Als gevolg hiervan is het eerste grensbedrag per
1 juli 2012 verhoogd naar € 28.791, het tweede grensbedrag naar € 66.224 en is het derde grensbedrag
verhoogd naar € 110.874.
Premie 2013
Op basis van de huidige financiële opzet heeft het Bestuur in december 2012 besloten om de totale
premie voor 2013 op hetzelfde niveau te houden als voor 2012, te weten 45% van de
pensioenpremiegrondslag. De werkgeverspremie bedraagt 41,6% van de pensioenpremiegrondslag. De
deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de
pensioenpremiegrens bedroeg in 2012 de in het Reglement bepaalde 8% (onder de pensioenpremie-
grens bedraagt de deelnemerspremie 2%). Dit resulteert in een gemiddelde deelnemerspremie van 3,4%
van de pensioenpremiegrondslag.
AG Prognosetafels 2012-2062
In september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062
gepubliceerd als vervanger voor de AG Prognosetafel 2010-2060. In december 2012 heeft het Bestuur
besloten om per 31 december 2012 over te gaan op de nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062 waarbij de
vermenigvuldigingsfactoren voor zowel mannen als vrouwen zijn gehandhaafd. De overgang op de
nieuwe Prognosetafel leidt tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen met € 180
miljoen.
c) Beleggingen
Investment Beliefs
De Investment Beliefs zijn er op gericht om de doelstellingen van het Pensioenfonds te helpen realiseren:
het nakomen van pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij het streven is ingegane pensioenen
en premievrije pensioenaanspraken waardevast te houden. Het Pensioenfonds streeft ernaar deze
doelstellingen te bereiken met aanvaardbare en stabiele premies.
De wijze waarop SSPF haar beleggingsorganisatie en de beleggingsportefeuille heeft ingericht sluit aan
bij deze Investment Beliefs.
De strategische beleggingsmix
In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd en het strategisch beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld. Het
Bestuur heeft daarbij besloten om te starten met een mix van 60% zakelijke waarden en 40%
vastrentende waarden (de ‘startmix’) en bij hogere dekkingsgraden toe te groeien naar een mix van
52,5% zakelijke waarden en 47,5% vastrentende waarden (de ‘strategische mix’).
In het volgende overzicht zijn de startmix en de strategische beleggingsmix per 31 december 2012
opgenomen:
Het 1e kwartaal was duidelijk ‘risk on’, waarbij de beurzen onder meer werden geholpen door een
herstructurering van de schuld van Griekenland. De private sector moest daarbij een behoorlijke veer
laten. Tevens sorteerde een tweede ronde Long Term Refinancing Operation van de Europese Centrale
Bank (ECB) met goedkope 3-jaarsleningen voor banken en acceptatie van lagere kwaliteit onderpand
effect. Ook het besluit tot oprichting van een permanent noodfonds, het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM), voor de redding van lidstaten van de Europese Unie die in moeilijkheden verkeren, naast het
tijdelijke noodfonds, het EFSF (Europese Financiële Stabiliteits Faciliteit) had zijn uitwerking. Dit
permanente noodfonds moest toen wel nog worden goedgekeurd door het Duitse Constitutionele Hof
(wat uiteindelijk in september gebeurde). In dit eerste kwartaal besloot het Bestuur om de benchmark van
de vastrentende portefeuille aan te passen, om deze verder te diversificeren, exposure naar perifere
EMU-landen en financials iets af te bouwen en een betere bescherming tegen een mogelijk verdere
verdieping van de crisis in de eurozone te bewerkstelligen,
In het 2e kwartaal draaide het sentiment snel en vluchtten beleggers naar ‘safe havens’ (‘risk off’). De
marktrente liet hierdoor een forse daling zien. Op 5 juni bereikte de gemiddelde rekenrente van de
voorziening pensioenverplichtingen (vervangingsrente) een dieptepunt van 1,81%. Op dat moment
bereikten de verplichtingen van het Pensioenfonds met €19,397 miljard een hoogtepunt.
In het 3e kwartaal kondigde de Fed (het Amerikaanse stelsel van centrale banken) aan dat de
rentetarieven lang laag zullen blijven en dat het aan- en verkopen van Bonds voor monetaire doeleinden
(Operation Twist) werd voortgezet. De meest opzienbarende gebeurtenis was toch wel de speech van de
President van de ECB, de heer Draghi, op 26 juli 2012 waarin hij onder meer de volgende boodschap
gaf: ‘But there is another message I want to tell you. Within our mandate, the ECB is ready to do
whatever it takes to preserve the euro. And believe me, it will be enough.’. Op 2 augustus 2012 bevestigt
de ECB dat de euro onomkeerbaar is en dat de ECB schuldpapier uitgegeven door Europese overheden
mag gaan opkopen, al was dit niet geheel zonder voorwaarden.
In het 4e kwartaal bereikte de Europese Unie overeenstemming over een afgezwakte bankenunie
waarmee de ECB centraal toezicht krijgt op banken met een balanstotaal van meer dan € 30 miljard.
Griekenland kreeg opnieuw steun en Obama werd herkozen als President van de VS.
Hoewel de VS gedurende 2012 bleven verrassen met beter dan verwachte macro economische cijfers
hadden zij in de laatste maand van het jaar hun eigen ‘Europees moment’ en konden de Republikeinen
en de Democraten het niet eens worden over een akkoord om de zogenoemde ‘fiscal cliff’ te vermijden.
Dit betreft een combinatie van belastingverhogingen en bezuinigingsmaatregelen die per 1 januari 2013
effectief zou worden, met ingrijpende gevolgen voor de economische groei. Bijna letterlijk ‘te elfder ure’
bereikten zij op 1 januari 2013 een voorlopig akkoord wat in 2013 vervolgd zal worden. Daarmee kon
2013 in ieder geval optimistisch van start gaan.
Beleggingsresultaat
Tegen de beschreven achtergrond heeft het pensioenfonds een beleggingsrendement, inclusief het
rendement op de liability hedge (gedeeltelijke afdekking van het rente- en inflatierisico), over 2012
behaald van 17,0% (2011: 6,5%). Het beleggingsrendement was daarmee 1,3% hoger dan het
rendement van de samengestelde interne benchmark. Exclusief het rendement op de liability hedge was
het beleggingsresultaat 15,3% (1,4% beter dan het rendement van de benchmark van 13,9%).
Strategisch belegde het Pensioenfonds in 2012 conform de startmix. Het positieve rendement op
aandelen bedroeg over 2012 17,1% (benchmark 15,4%). De vastrentende portefeuille liet een prima
rendement zien van 14,6% (1% hoger dan de benchmark). Private Equity behaalde een rendement van
15,3% (3% hoger dan de benchmark van 12,3%). Ook de meeste andere alternatieve
beleggingscategorieën deden het beter dan de interne benchmark.
Het Bestuur heeft in 2012 tweemaal besloten om de liability hedge aan te passen. In februari is besloten
om de reële hedge te verlagen naar 0%, en de nominale hedge te verhogen naar 30%. In juni, toen de
rente daalde naar historisch lage niveau’s werd besloten om de nominale hedge te verlagen naar 20%.
Het rendement van de aandelenportefeuille was 17,1%. Dit werd vooral in de tweede helft van het jaar
gerealiseerd, waarbij Europa en Japan het met name goed hebben gedaan met rendementen van net iets
meer dan 21%. Ook opkomende markten presteerden prima en wonnen 18,6%. Hierbij vergeleken bleven
de VS wat achter met een rendement van 15,4%. In alle regio’s, met uitzondering van Japan, deden
small cap aandelen het beter dan large cap aandelen, in Europa zelfs 8% beter. Het pensioenfonds heeft
een relatief hogere weging in aandelen van bedrijven in opkomende markten en in small cap aandelen.
De outperformance binnen de aandelenportefeuille (rendement ten opzichte van de benchmark) was
1,7%.
Het rendement van de vastrentende portefeuille bedroeg 14,6%. Vooral de rendementen van
schuldpapier van opkomende markten (19,5%) en van ondernemingen (‘corporate credits’, 16,7%) waren
sterk als gevolg van lagere rentes en kleiner wordende spreads. Ook de ‘liquid rates’ portefeuille
noteerde een ‘double digit’ rendement (12,8%), vooral door een sterke performance van perifeer Europa
in de tweede helft van het jaar (vooral Italië). Ook hier werd een outperformance gerealiseerd ten
opzichte van de benchmark met name door de bijdragen van de liquid rates en de corporate credit
portefeuilles. De emerging markets portfeuille bleef iets achter bij de benchmark.
Private equity rendeerde 15,3% in 2012, en bleef daarmee achter bij het rendement op beursgenoteerde
aandelen. Hogere waarderingen van aan de beurs genoteerde bedrijven in combinatie met omzetgroei en
winsten van de bedrijven waarin private equity fondsen investeren resulteerden in substantieel hogere
(her)waarderingen van die investeringen. Het rendement werd ook positief beïnvloed door verkoop van
investeringen (‘exits’) tegen hogere vergoedingen dan waarvoor die investeringen in de boeken stonden.
De portefeuille deed het 3% beter dan de ‘peer group benchmark’.
Niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingen (real estate) lieten in 2012 een rendement van 10,4%
noteren. Lage rentes dreven beleggers naar hoger renderende beleggingen, zoals vastgoed. Vooral
‘core’ real estate deed het (mede) als gevolg daarvan goed. De portefeuille is nog steeds in opbouwfase
maar inmiddels dichter bij de strategische doelweging gebracht door in 2012 toegezegde investeringen
(‘commitments’), vooral aan de categorie ‘value added’ real estate. De outperformance ten opzichte van
de ‘peer group benchmark’ bedroeg 0,6%, ondanks het J-curve effect waar kosten gemaakt worden
voordat rendement gemaakt wordt, en het feit dat ook in 2012 het Europese deel van de portefeuille nog
werd vergeleken met een ‘US only’ benchmark, en het rendement op Europees vastgoed opnieuw
achterbleef bij dat van vastgoed in de VS. Ultimo 2012 heeft het Bestuur besloten tot wijziging van de
gehanteerde benchmark.
Ook de hedgefondsenportefeuille versloeg in 2012 de ‘peer group benchmark’: 4,9% tegen 4,4%.
Desondanks wordt de performance van de categorie hedgefondsen in zijn geheel als wat teleurstellend
ervaren in vergelijking met andere asset categorieën, hoewel het rendement van de hedgefondsen
portefeuille van het pensioenfonds in lijn met het verwachte rendement van Libor + 3% presteerde. De
outperformance ten opzichte van de benchmark kan vooral worden toegeschreven aan SAMCo’s
manager selectie; de strategische mix speelde daarin een wat minder belangrijke rol.
Other alternatives tenslotte boekten een rendement van 8,8%, 2,1% onder het benchmark rendement.
Vooral fondsen die leningen verstrekken (‘lending funds’) profiteerden van het feit dat banken daarin juist
terughoudend werden. De underperformance van de portefeuille ten opzichte van de benchmark wordt
verklaard door het feit dat de benchmark voor 50% wordt gevormd door een aandelenindex en de
portefeuille minder exposure heeft aan met aandelen vergelijkbare beleggingen.
Het vermogen
Het vermogen bedroeg ultimo 2012 € 21.171 miljoen (2011: € 18.247 miljoen).
2012 2011
€ miljoen % € miljoen %
Aandelen 8.821 42% 7.026 42%
Vastrentende waarden 8.178 39% 6.560 40%
Alternatieve beleggingen 3.548 17% 3.201 19%
Overige activa en passiva 360 2% (210) -1%
20.907 100% 16.577 100%
Liability hedge fixed 3.943 7.586
Liability hedge floating (3.679) (5.916)
Liability hedge 264 1.670
Leningen in verband m et hedgefondsen - -
Vermogen 21.171 18.247
In 2012 is ieder kwartaal op de website verslag gedaan over de uitvoering van het beleid. Er is door het
Pensioenfonds in het verslagjaar op afstand gestemd op 8.214 aandeelhoudersvergaderingen.
Bij 4.395 van deze aandeelhoudersvergaderingen werd bij één of meer besluiten tegen gestemd,
voornamelijk op corporate governance onderwerpen, zoals bestuursstructuur, beloningssystemen,
vermogensstructuur, succession planning, risicobeheer, kapitaalstructuur en controles. Het betrof
ondernemingen wereldwijd.
Namens het Pensioenfonds werd door Hermes Equity Owner Services, een gespecialiseerde
dienstverlener die institutionele beleggers helpt om beleid inzake verantwoord beleggen in praktijk te
brengen, gesproken met 696 ondernemingen over corporate governance en `verantwoord ondernemen´.
Onderwerpen waren: bestuursstructuur, bedrijfscultuur, succession planning, interactie met werknemers
en de gemeenschap, gezondheid en veiligheid, kinderarbeid, controversiële wapens, corruptie,
klimaatverandering, waterbeheer, bosbeheer en andere onderwerpen betreffende het milieu.
e) Communicatie
In 2012 werd voortgebouwd op het vorig jaar ingezette traject om meer pro-actief en meer stakeholder
gericht te communiceren. Eind 2011 werd met een online enquête aan deelnemers en gepensioneerden
feedback gevraagd over de communicatie van het Pensioenfonds. Zowel actieve deelnemers als
pensioengerechtigden oordeelden positief over de communicatie van het Pensioenfonds. De
meerderheid vond de kwaliteit van de communicatie voldoende tot goed en de frequentie voldoende.
Deelnemers gaven aan op de hoogte te zijn van de eigen pensioensituatie, en de website als belangrijke
informatiebron te gebruiken. Nieuwsbrieven en regelmatige berichten over de actuele financiële situatie
werden waardevol gevonden.
Op basis van de resultaten van deze feedback is in 2012 het gedeelte van de website voor deelnemers
opnieuw ingericht. De informatie wordt meer gesegmenteerd naar leeftijdscategorieën aangeboden, met
de gebeurtenissen die voor deze categorieën van belang zijn. Tegelijkertijd is meer gelaagdheid
aangebracht: van algemene informatie komen deelnemers door 1 of 2 maal ‘door te klikken’ bij steeds
meer specifieke informatie. In 2013 wordt verder gewerkt aan meer doelgroepspecifieke communicatie.
Na aanpassing van de tabellen uit de Bijlage bij Reglement V in juli 2012, worden deze alleen nog digitaal
aangeboden. Digitalisering van de communicatie zal ook in 2013 worden voortgezet.
Er werden het afgelopen jaar twee nieuwsbrieven verstuurd aan alle (gewezen) deelnemers en
pensioengerechtigden, in februari en in oktober. De nieuwsbrieven bevatten informatie over de
maatregelen die het Pensioenfonds per 1 januari 2012 heeft genomen, en over de AOW-maatregelen
plus de gevolgen daarvan voor gepensioneerden, deelnemers en gewezen deelnemers. Ook de fiscale
maatregelen die gevolgen hebben voor de opbouw van het pensioen kwamen aan de orde.
Het jaaroverzicht (‘jaar in het kort’) werd herzien en kreeg een andere vorm. De nieuwe uitgave is
beknopter dan die van voorgaande jaren. De belangrijkste onderwerpen en cijfers van 2011 kwamen kort
aan de orde, voor meer informatie werd verwezen naar de website. Het jaaroverzicht wordt per post naar
deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden verzonden, en is daarnaast digitaal in twee
talen beschikbaar op de website.
Tenslotte werd aan het einde van 2012 opnieuw online feedback gevraagd aan deelnemers en
gepensioneerden, door deelname van SSPF aan het ‘Benchmark Onderzoek Platform’ (BOP). Dit
initiatief vanuit de sector om te komen tot een benchmarktool voor pensioencommunicatie wordt door
AFM toegejuicht. Er zal jaarlijks gemeten worden. Eind 2012 namen 17 pensioenuitvoerders, waaronder
SSPF, deel aan de ‘nul-meting’. Door jaarlijks te meten, kan SSPF het effect van zijn communicatie
inspanningen in de tijd zien. Daarnaast vormen de resultaten van het BOP een leidraad om de
communicatiemiddelen gerichter in te zetten, en om activiteiten bij te sturen of aan te passen. De
resultaten van het onderzoek komen in 2013 beschikbaar.
f) Uitbesteding
Uitbestedingsbeleid
Het uitbestedingsbeleid heeft tot doel de beheersing van risico’s die samenhangen met uitbesteding van
(delen van) bedrijfsprocessen. Het Bestuur heeft in 2011 dit beleid geëvalueerd en herzien, waarbij
gebruik is gemaakt van voorbeelden en ervaringen van andere pensioenfondsen. Het principle-based
karakter van het beleid is behouden gebleven. Het uitbestedingsbeleid beschrijft de uitgangspunten voor
uitbesteding, het uitbestedingsproces, de eisen die aan de uitvoerder gesteld worden, hoe de continuïteit
van de uitbestede processen gewaarborgd wordt en hoe getoetst wordt of de wijze waarop de uitbestede
processen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken.
Het Bestuur is en blijft te allen tijde (eind)verantwoordelijk voor een beheerste en integere bedrijfsvoering,
ook voor het gedeelte van de werkzaamheden dat is uitbesteed.
procuratie voor handelingen betreffende de pensioenadministratie. SAMCo heeft een beperkte procuratie
conform een specifieke volmacht (‘Power of Attorney’) om aan haar uitbestede taken op
vermogensbeheerterrein te kunnen uitoefenen.
Het Bestuur streeft er naar om, in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en voorzover de
beschikbaarheid van deze gegevens dat mogelijk maakt, in toenemende mate inzicht te geven in de
uitvoeringskosten inclusief de indirecte vermogensbeheerkosten en transactiekosten en hiervoor gebruik
te maken van de relevante communicatie-uitingen die het Pensioenfonds ter beschikking staan.
Onder kosten van pensioenbeheer wordt verstaan de pensioenadministratiekosten, de
communicatiekosten, de werkgeverskosten, de kosten van bestuur en financieel beheer en de
projectkosten. In de Toelichting op de Jaarrekening onder punt 12 zijn de kosten voor pensioenbeheer
opgenomen. In de paragraaf “Pensioenbeheerkosten 2012” op pagina 17 wordt een verdere toelichting
gegeven op de pensioenbeheerkosten over 2012.
Onder kosten van vermogensbeheer wordt verstaan de beheerkosten van de beleggingen, onderverdeeld
in kosten van fiduciair beheer, kosten van portefeuillebeheer en prestatieafhankelijke vergoedingen, de
kosten van bewaarloon en de kosten voor onder andere accountants en juridisch adviseurs. In de
Toelichting op de Jaarrekening onder punt 12 zijn in lijn met IFRS de kosten van fiduciair beheer
opgenomen, alsmede de kosten van portefeuillebeheer en prestatieafhankelijke vergoedingen (voor
zover ten behoeve van directe beleggingen en daardoor direct gefactureerd aan het Pensioenfonds), de
kosten van bewaarloon en de overige kosten. Beheerkosten en prestatievergoedingen van externe
vermogensbeheerders ten behoeve van indirecte beleggingen zijn niet separaat opgenomen in de
Jaarrekening, maar zijn ten laste gebracht van de beleggingsrendementen. Deze kosten worden
toegelicht in de paragraaf “Vermogensbeheerkosten 2012” op pagina 17.
Onder transactiekosten wordt verstaan de kosten die gemaakt moeten worden om een
beleggingstransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten worden gezien als onderdeel van
het bedrag waarvoor beleggingsinstrumenten worden gekocht dan wel verkocht. Deze kosten worden
conform IFRS niet separaat toegelicht in de Jaarrekening maar zijn impliciet onderdeel van de aankoop
en verkoopprijs en onderdeel van het behaalde rendement. Deze kosten worden toegelicht in de
paragraaf “Transactiekosten 2012” op pagina 18.
In de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ opgesteld door de Pensioenfederatie wordt opgeroepen om
gebruik te maken van een kostenbenchmarkonderzoek ter vergroting van de vergelijkbaarheid van
uitvoeringskosten. Een dergelijk benchmarkonderzoek beschrijft de kosten van vermogens- en
pensioenbeheer in relatie tot andere pensioenfondsen. Het Pensioenfonds maakt gedurende langere tijd
gebruik van de diensten van CEM Benchmarking Inc. om inzicht te verkrijgen in de hoogte van de kosten
van vermogensbeheer en pensioenbeheer. CEM Benchmarking Inc. is overigens nauw betrokken bij het
opstellen van de aanbevelingen van de Pensioenfederatie en zal in de toekomst haar benchmarking
onderzoeken in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie structureren. De CEM Benchmarking
rapportages over 2011 zijn medio 2012 beschikbaar gekomen en worden toegelicht in de paragrafen
“Benchmarking pensioenbeheerkosten 2011” en “Benchmarking vermogensbeheerkosten 2011”. De
rapportages naar aanleiding van de onderzoeken worden jaarlijks door het Bestuur geanalyseerd en
besproken.
Pensioenbeheerkosten 2012
De pensioenbeheerkosten van SSPF, feitelijk de doorbelaste kosten van Shell Pensioenbureau
Nederland B.V. gecorrigeerd voor kosten gemaakt ten behoeve van activiteiten op het gebied van
vermogensbeheer en de pensioenbeheerkosten die direct door SSPF gemaakt zijn, over 2012 bedragen
ongeveer € 220 per premiebetalende deelnemer en gepensioneerde en zijn licht gestegen ten opzichte
van 2011 met € 216 en 2010 met € 218 per premiebetalende deelnemer en gepensioneerde. Een van de
oorzaken van deze stijging is dat additionele kosten gemaakt zijn om adequaat te kunnen reageren op
externe ontwikkelingen zoals de frequenter wijzigende Nederlandse regelgeving, de veranderingen
binnen het Financieel Toetsingskader en de mogelijke effecten van maatregelen in Europees verband.
Vermogensbeheerkosten 2012
In de Toelichting op de Jaarrekening onder punt 12 zijn in lijn met IFRS de kosten van fiduciair beheer
opgenomen, alsmede de kosten van portefeuillebeheer en prestatieafhankelijke vergoedingen (voor
zover ten behoeve van directe beleggingen en daardoor direct gefactureerd aan het Pensioenfonds), de
kosten van bewaarloon en de overige kosten. Deze kosten bedragen voor 2012 € 33 miljoen (2011: € 33
miljoen).
Beheerkosten en prestatieafhankelijke vergoedingen van externe vermogensbeheerders ten behoeve van
indirecte beleggingen en de transactiekosten zijn conform IFRS niet separaat opgenomen in de
Jaarrekening, maar zijn ten laste gebracht van de beleggingsrendementen. De wens om meer
transparantie te krijgen met betrekking tot de totale kosten voor vermogensbeheer betekent een
verandering in de (inter)nationale vermogensbeheer sector en heeft tot gevolg dat een deel van de
kosten geschat moet worden.
Kosten van vermogensbeheer kunnen niet in ogenschouw genomen worden, zonder deze af te zetten
tegen de gekozen beleggingsmix, de mate van actief of passief beheer en de mate van intern en extern
beheer, de structurering van een belegging, het rendement op lange termijn en de schaalgrootte van het
fonds.
Vermogensbeheerkosten en transactiekosten
2012
€ miljoen bps
Beheerkosten en bewaarkosten
Directe beleggingen 33 14.5
Indirecte beleggingen 60 160.0
Prestatievergoeding
Directe beleggingen 1 4.3
Indirecte beleggingen 59 152.1
Transactiekosten 19 11.8
Totale vermogensbeheerkosten en transactiekosten 172 80.0
De beheerkosten bestaan uit de kosten van vermogensbeheerder Shell Asset Management Company BV
(SAMCo) en de externe managers die SAMCo selecteert voor verschillende beleggingscategorieën
(‘externe vermogensbeheerders’). De beheervergoeding voor externe vermogensbeheerders wordt voor
alternatieve beleggingscategorieën verrekend met het rendement waarbij de standaard beschikbaar
gestelde informatie veelal beperkt is en diverse kosten en opbrengsten verrekend kunnen worden met de
beheervergoeding die vermeld wordt in de jaarverslagen van de betreffende fondsen. De
beheervergoeding voor deze categorie is dan ook geëxtrapoleerd op basis van opgevraagde informatie
dan wel berekend op basis van de contractuele afspraken. De vergoeding van SAMCo alsmede
verschillende externe vermogensbeheerders op het gebied van aandelen en vastrentende waarden is
toegelicht in de Jaarrekening (zie pagina 59).
Transactiekosten 2012
Transactiekosten hebben betrekking op aandelen en vastrentende waarden die door SAMCo direct
beheerd worden. De transactiekosten voor vastrentende waarde is geschat op basis van het
transactievolume en de ‘standaard’ bid-ask spread zoals deze gepubliceerd wordt door de
Pensioenfederatie.
4) Risicomanagement
Principes
Het Bestuur van SSPF is verantwoordelijk voor de beheersing van de risico’s. Hiertoe heeft het Bestuur
een Control Framework ingericht, met als uitgangspunt om een beheersingskader te hebben dat passend
is bij het profiel van SSPF en voor de risico’s die SSPF loopt. Het raamwerk helpt het Bestuur om vanuit
de langetermijndoelstellingen van het Pensioenfonds en met inachtneming van de interne en externe
omgeving, risico’s structureel in kaart te brengen en daarop een beheerskader in te richten, zodat
doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Binnen dit raamwerk worden in het risicohandboek risico’s
(financiële en niet financiële risico’s, op de door DNB gehanteerde Financiële Instellingen Risicoanalyse
Methode (FIRM) gebaseerd en voor zover noodzakelijk uitgebreid) en beheersmaatregelen
geïdentificeerd, de impact en waarschijnlijkheid van deze risico’s vastgesteld en acties gedefinieerd om
met ‘redelijke zekerheid’ de gestelde doelstellingen te realiseren, waarna bijsturing mogelijk is. Elk
kwartaal beoordeelt het Bestuur de (ontwikkeling van de) belangrijkste risico’s en een deel van de andere
risico’s. Als hier aanleiding voor is zal het Bestuur dit tussentijds doen. De risicobeheersingssystemen zijn
erop gericht de risico’s zoveel als mogelijk te onderkennen en te beheersen. Door middel van het
gekozen model wordt voldaan aan zowel de wettelijke eisen als ook de aanvullende eisen die het Bestuur
stelt aan een beheerste en integere bedrijfsvoering.
Voor een effectieve beheersing van de risico’s is het noodzakelijk om de onderlinge afhankelijkheid van
risico’s te doorgronden. Het integrale risico management proces geeft het Bestuur de benodigde structuur
om risico's en mitigerende maatregelen binnen een consistente methodologie met inachtneming van de
lange termijn doelstellingen van SSPF te identificeren zonder de interne en externe ontwikkelingen uit het
oog te verliezen. Het proces beoogt een balans te vinden tussen risico en rendement, een effectieve
uitvoering van de regeling en beheersbare kosten.
Risicomanagement proces
Het integrale risico management proces is gebaseerd op de bestaande controles in de SPN en SAMCo
organisaties ("three lines of defense model volgens COSO”). Door voort te bouwen op de controls van de
uitvoerings organisaties, die controls te begrijpen en te (laten) valideren en deze vervolgens onafhankelijk
actief te monitoren wordt de beheersorganisatie bij SSPF op een efficiënte wijze ingericht.
Bij de uitvoering van het risicobeheer voor SSPF zijn betrokken het Bestuur (ondersteund door de
Investment Committee (IC)), de Directie en SAMCo in haar rol als fiduciair manager.
De risicodraagkracht van SSPF wordt vooral bepaald door de risicobereidheid van Shell Petroleum N.V.
(SPNV) en diens toezegging om in geval van een dekkingstekort (gefaseerd) bij te storten tot 105%. Het
Bestuur heeft bij het bepalen van de eigen risicobereidheid de door het Bestuur nagestreefde
doelstellingen van SSPF als uitgangspunt genomen, daarbij overwogen in welke mate het Bestuur bereid
is een beroep te doen op de bijstortingstoezegging van SPNV en daarbij tevens de door het Bestuur
geformuleerde beleggingsovertuigingen (SSPF Investment Beliefs) in aanmerking genomen.
Het Bestuur heeft de risico’s geïdentificeerd en ingedeeld in de hoofdgroepen balansrisico’s, financiële
risico’s en niet-financiële risico’s en stelt normen en bandbreedtes voor deze risico’s vast.
De door het Bestuur vastgestelde normen worden vastgesteld op basis van veronderstellingen over de
onderliggende risico’s op de lange termijn. Bij het meten van de normen wordt tevens rekening gehouden
met de actuele situatie van SSPF en korte termijn risico’s. Op deze wijze krijgt het Bestuur inzicht in de
korte termijn risico’s en kan het beleid op korte termijn eventueel (tijdelijk) worden bijgestuurd.
Balansrisico’s
Het Bestuur heeft in 2012 nadere invulling gegeven aan het beleid met betrekking tot de risico capaciteit
en de eigen risicobereidheid van SSPF door verdere normen voor de volgende balansrisico’s te stellen:
x de kans op bijstorting van een bedrag groter dan 150% van de som van de pensioenpremie-
grondslagen;
x de mate waarin de indexatieambitie kan worden gerealiseerd;
x de volatiliteit van de dekkingsgraad (de beweeglijkheid van de assets ten opzichte van de
verplichtingen).
Financiële risico’s
Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid is het beheersen van financiële risico’s. SSPF
verkleint deze risico’s primair door te zorgen voor een goede spreiding van de beleggingen over en
binnen de diverse beleggingscategorieën. Beperking van het ‘risico van gebrek aan diversificatie’ is een
essentieel element bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid. Diversificatie werkt goed in
normale marktomstandigheden, maar in tijden van crisis (zoals in 2008) kan dat diversificatie-effect (veel)
minder groot zijn of zelfs (tijdelijk) niet meer opgaan. Het Bestuur onderkent dit en volgt niet normale
marktomstandigheden middels scenario analyse.
Daarnaast heeft het Bestuur beleid ontwikkeld om risico terug te nemen bij hogere dekkingsgraden.
Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten ter vermindering van het
risicoprofiel dan wel om een doeltreffend portefeuillebeheer te vergemakkelijken. Het Bestuur heeft de
hiermee samenhangende risico’s onderkend en heeft aan de vermogensbeheerder strikte richtlijnen
meegegeven voor het gebruik van derivaten. Het Pensioenfonds monitort de naleving hiervan
doorlopend.
SSPF onderscheidt onder meer de volgende financiële risico’s met op hoofdlijnen de relevante
risicobeheersings-maatregelen:
Marktrisico
Beleggingen zijn onlosmakelijk met risico verbonden, maar het risico kan worden beperkt – althans in
normale marktomstandigheden – door de beleggingen te spreiden. Het marktrisico van SSPF is een
uitvloeisel van de keuze om te beleggen, of meer in het bijzonder van de keuze voor de strategische
beleggingsmix die mede is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM-studie. Het marktrisico wordt in
grote lijnen bepaald door het zakelijke waarden risico, het renterisico vanwege de ‘duration mismatch’ (de
rentegevoeligheid van de verplichtingen is hoger dan de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille)
en het valutarisico.
Zakelijke waardenrisico
Beleggen in zakelijke waarden (aandelen en alternatieve beleggingen zoals hedgefondsen, private equity
en vastgoed) brengt risico’s met zich die worden beperkt door zoveel mogelijk te spreiden (te
diversificeren) over landen en regio’s, sectoren en specifieke aandelen binnen die sectoren.
Rente- en inflatierisico
Rente- en inflatierisico is de mogelijke impact op de waarde van de beleggingen en de verplichtingen als
gevolg van onzekerheid van de rente en de inflatie. Door de implementatie van rente- en inflatieswaps
(derivaten) wordt het rente- en inflatierisico in de beleggingen en de verplichtingen, in samenhang met de
ambitie van SSPF, gedeeltelijk afgedekt.
Valutarisico
SSPF loopt valutarisico’s omdat de pensioenverplichtingen in euro’s luiden, terwijl de beleggingen ook in
andere valuta geschieden. Voor de vastrentende portefeuille en vastgoedbeleggingen worden de
vreemde valuta (andere dan euro) strategisch volledig afgedekt, met uitzondering van valuta in
opkomende markten. Voor aandelen en hedgefondsen worden de Amerikaanse dollar en de Japanse yen
strategisch volledig afgedekt.
Kredietrisico
Kredietrisico, ook wel tegenpartijrisico genoemd, is onder meer het risico dat de uitgever van een
obligatie niet meer aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. Beleggingsrichtlijnen die zoveel mogelijk
spreiding bevorderen over kredietwaardigheid (ratings) en sommige ratings uitsluiten in de portefeuille,
moeten dit risico beperken.
Liquiditeitsrisico
Het liquiditeitsrisico is het risico dat SSPF op enig moment onvoldoende liquide middelen heeft om aan
de lopende verplichtingen te voldoen. Onder normale omstandigheden is dit risico niet aanwezig.
Aangezien zich ook niet normale marktomstandigheden kunnen voordoen, waarbij er geen normale
prijsvorming meer is en markten feitelijk ‘opdrogen’, is dit één van de risico’s die extra aandacht heeft van
het Bestuur. Dit risico wordt gemitigeerd door periodiek stresstesten uit te voeren en te allen tijde een
afdoende hoeveelheid (zeer) liquide beleggingen aan te houden. Het Bestuur monitort de liquiditeit met
behulp van de ‘liquidity coverage ratio’.
Concentratierisico
Er is sprake van concentratierisico als een adequate spreiding van beleggingen ontbreekt. Dit risico wordt
gemitigeerd door diversificatie van de beleggingen op operationeel en tactisch niveau.
Verzekeringstechnisch risico
Dit betreft met name het risico dat pensioengerechtigden langer leven waardoor de verplichtingen hoger
blijken dan is verondersteld op basis van de toegepaste overlevingstabellen. De bevindingen ten aanzien
van sterfte van de aanspraak- en pensioengerechtigden worden jaarlijks beoordeeld.
Omgevingsrisico
Het risico dat de invloed van en ontwikkelingen bij onder andere de sponsor en aanspraak- en
pensioengerechtigden resulteren in conflicterende belangen met het Pensioenfonds. Hierbij kan onder
andere gedacht worden aan de invloed van ontwikkelingen in de financiële positie van de sponsor
(leidend tot meesleepgevaar), wijziging van het draagvlak als gevolg van grote wijzigingen in het
verzekerdenbestand, het ontbreken van evenwichtige belangenbehartiging als gevolg van dominantie van
de sponsor of dominantie van de door de sponsor benoemde bestuurders en de invloed van de sponsor
op het beleggingsbeleid.
Operationeel risico
Het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel
procesuitvoering. Hieronder wordt onder andere verstaan het risico van onvoldoende doelmatige en/of
onvoldoende doeltreffende processen op het gebied van pensioenadministratie, het risico samenhangend
met de vraag hoe cruciaal juiste, tijdige en volledige informatievoorziening is voor het adequaat sturen en
beheersen van de geïdentificeerde risico’s en ter ondersteuning van adequate managementbeslissingen
alsook het risico dat actuele of toekomstige (ontwikkeling in) kosten onvoldoende gefinancierd worden uit
dan wel doorvertaald kunnen worden in toekomstige premies. Dit risico, alsmede de hierna genoemde
risico’s omtrent uitbesteding en IT omgeving, worden onder meer gemitigeerd door adequate
uitbestedingscontracten met SPN en SAMCo en door het periodiek verkrijgen van assurance door middel
van interne en externe audits.
Uitbestedingsrisico
SSPF heeft delen van haar bedrijfsprocessen uitbesteed aan andere partijen. In de uitvoering van haar
kernactiviteiten, het uitvoeren van de pensioenregeling, het beleggen van de ingelegde premies en het
communiceren over pensioen, staan zowel vertrouwelijkheid als een goede kwaliteit van dienstverlening
voorop. De belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden
mogen geen gevaar lopen doordat SSPF delen van haar werkzaamheden heeft uitbesteed aan derde
partijen. Doel van het uitbestedingsbeleid is het waarborgen van continuïteit en constante kwaliteit van
dienstverlening en activiteiten. Hiermee blijven de reputatie en integriteit van SSPF gehandhaafd.
Het Bestuur heeft nadrukkelijk oog voor de risico’s die verbonden zijn aan het feit dat het Pensioenbureau
ook betrokken is bij de uitvoering van de nieuwe pensioenregeling bij Shell die niet door SSPF zal worden
uitgevoerd, om te waarborgen dat de dienstverlening aan SSPF op peil blijft.
IT-risico
Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of
onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Hieronder wordt onder andere verstaan het risico dat
de continuïteit van de (kritische) bedrijfsprocessen in gevaar komt als gevolg van het niet beschikbaar zijn
van de IT-infrastructuur (waaronder applicaties en systemen).
Integriteitsrisico
Het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere,
onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, afgemeten aan wet- en
regelgeving en maatschappelijke en door SSPF opgestelde normen. Per 1 januari 2013 is de reikwijdte
van de gedragscode uitgebreid tot de leden van de Deelnemersraad.
Juridisch risico
Het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk
bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen
niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. De juridische afdelingen van SPN en SAMCo
monitoren doorlopend veranderingen in wet- en regelgeving en informeren en adviseren het Bestuur op
een pro-actieve wijze. Periodiek wordt de afdwingbaarheid van contracten (extern) getoetst.
5) Beleidswijzigingen
Financieel crisisplan
In 2012 heeft het Bestuur een zogenoemd financieel crisisplan opgesteld. In dit plan is aangegeven hoe
het Bestuur denkt te gaan handelen in het geval van een financiële crisis, in het bijzonder een situatie van
onderdekking, en hoe daarover zal worden gecommuniceerd naar de aanspraak- en
pensioengerechtigden. Het financieel crisisplan is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
Journey Plan
Het Bestuur heeft verdere invulling gegeven aan het strategisch beleid dat bij hogere dekkingsgraden
risico zal worden teruggenomen. Het beleid om bij stijgende dekkingsgraden stapsgewijs het risico te
verminderen is uitgewerkt in het Investment Plan 2012-2014 en de in 2012 ontwikkelde De-risking
Process Guide (Journey Plan)
In het beleid inzake Verantwoord Beleggen blijft de nadruk liggen op uitoefening van
aandeelhoudersrechten (stemrecht) en ‘engagement’ (dialoog met ondernemingen waarin wordt belegd)
en worden als uitgangspunt de ‘Global Compact’ criteria gehanteerd, die in Verenigde Naties-verband zijn
geformuleerd met betrekking tot verantwoord ondernemen. In beginsel worden geen ondernemingen à
priori uitgesloten op basis van deze criteria. In 2011 heeft het Bestuur dit beleid ook verankerd in zijn
beleggingsovertuigingen (‘Investment Beliefs’): ‘Betrokken aandeelhouderschap stimuleert goed bestuur
en verantwoord ondernemen’.
Statuten
De Statuten zijn in het verslagjaar niet aangepast.
Reglementen
In het verslagjaar is bekend geworden dat de AOW-leeftijd niet langer synoniem is met de 65-jarige
leeftijd, maar opschuift: hoe jonger men is, des te hoger de AOW-leeftijd zal zijn. Het gat dat hierdoor
voor 65-plussers ontstaat wordt ook wel het AOW-gat genoemd. Het pensioenfonds heeft in verband
hiermee de zogenoemde spilleeftijd (de leeftijd die bepalend is voor het stoppen van tijdelijke
pensioenelementen en het starten van pensioenelementen die daarna aansluitend levenslang worden
uitgekeerd) die is opgenomen in een aantal oudere reglementen, waarin alleen nog gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden participeren, aangepast. In drie van die oudere reglementen, de reglementen II,
III en IV, is in alle relevante bepalingen op uniforme wijze de spilleeftijd per 27 december 2012 herzien
van ‘het moment van ingang van het staatspensioen’ in ‘de leeftijd van 65 jaar’. De redenen voor deze
uniforme aanpassing zijn dat het nimmer de bedoeling is geweest om een flexibele spilleeftijd toe te
zeggen, dat bij de premiestelling en bij het vaststellen van de voorzieningen van SSPF altijd rekening is
gehouden met een spilleeftijd van 65 jaar en dat in de communicatie naar de pensioengerechtigden en
gewezen deelnemers (brochures, populaire versies van reglementen, pensioenopgaven enzovoort)
steeds expliciet een spilleeftijd van 65 jaar is gecommuniceerd. Door de aanpassing sluiten de
geadministreerde en gecommuniceerde pensioenen van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
die nog geen 65 jaar zijn, de formele fondsdocumenten en de uitvoeringspraktijk weer op elkaar aan.
Deze aanpassing heeft geen gevolgen voor de toegekende uitgestelde en ingegane pensioenaanspraken
en –rechten; SSPF blijft die volledig gestand doen.
Per 27 juni 2012 zijn de uitruilfactoren in de Bijlage bij Reglement V gewijzigd. De nieuwe uitruilfactoren
worden gebruikt bij berekeningen voor pensioenen die na 1 januari 2013 ingaan.
Uitvoeringsovereenkomst
In het verslagjaar is de uitvoeringsovereenkomst niet aangepast.
Voorgenomen sluiting van de pensioenregeling voor nieuwe werknemers
De werkgever heeft SSPF meegedeeld dat er per 1 juli 2013 een nieuwe pensioenregeling wordt
ingevoerd voor nieuwe werknemers bij Shell. Dat betekent dat er geen nieuwe deelnemers meer in de
door SSPF uitgevoerde pensioenregeling zullen instromen. Het Bestuur heeft de effecten van het sluiten
van de pensioenregeling voor nieuwe medewerkers op het pensioenfonds uitgebreid laten doorrekenen
en beoordeeld, rekening houdend met de financiële opzet van het fonds. Conclusie is dat er geen
negatief effect is op de indexatieverwachting op de lange termijn.
Sectoronderzoeken DNB
Aansluitend aan het zogenoemde Quinto-P onderzoek naar de kwaliteit van de administratie van een
tiental pensioenfondsen door DNB in 2011 (SSPF was geen onderdeel van dit onderzoek), is besloten
een zelfevaluatie uit te voeren. De uitkomst van dit onderzoek moet een indicatie geven over het
kwaliteitsniveau van de pensioenadministratie. Inmiddels is een groot deel van het onderzoek gedaan.
Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat de kwaliteit van de pensioenadministratie te
wensen over laat. Het project wordt naar verwachting in de eerste helft van 2013 afgerond.
In 2011 heeft DNB bij 35 pensioenfondsen (SSPF behoorde niet tot deze groep) thematisch onderzoek
gedaan naar innovatieve beleggingen. Bij brief van 22 juni 2012 heeft DNB de pensioensector de
uitkomsten daarvan meegedeeld met als doel ‘guidance’ te geven en zo de totstandkoming van ‘good
practices’ te bevorderen. Tevens heeft DNB daarbij aangekondigd aan de pensioensector een ‘self
assessment’ te zullen voorleggen ten aanzien van het beleid en de beheersing van beleggingen in private
equity en hedgefondsen. De Directie heeft hiervoor al voorbereidend werk gedaan door het beleid van
SSPF te toetsen aan de in een bijlage bij die brief geformuleerde aandachtspunten en ‘good practices’.
Deze voorlopige analyse geeft geen aanleiding tot aanpassing van het beleid.
6) Bestuursaangelegenheden
b) Deskundigheidsbevordering
De intensivering van de deskundigheidsbevordering waartoe in 2011 werd besloten, werd in 2012
voortgezet. De afspraken met de bestuursleden over verdere deskundigheidsontwikkeling in 2012, zoals
vastgelegd in de individuele opleidingsplannen tijdens de evaluatiegesprekken over 2011, werden
opgevolgd. De bestuursleden hebben deelgenomen aan externe cursussen en workshops, diverse
seminars, interne workshops en ‘deep dive sessies’ bij de vermogensbeheerder (SAMCo), waarin onder
meer uitgebreid aandacht is besteed aan de vele aspecten van vermogensbeheer en het gebruik van
derivaten. Tevens namen de bestuursleden deel aan een aantal ‘capita selecta’ avonden die gericht
waren op het uitwisselen van ervaring en kennis met externe deskundigen. Daarmee werd de
deskundigheid nagenoeg op het gewenste niveau voor elk bestuurslid en het gewenste collectieve niveau
gebracht.
In de loop van het jaar werd de formalisering van de deskundigheidsbevordering in de SPN Academy
verder vormgegeven en werd de website, die zal dienen als kennisplatform voor het Bestuur en de
overige organen van het pensioenfonds, ter beschikking gesteld. Dit platform biedt nu een structuur aan
waarin door middel van ‘blended learning’ in externe en interne cursussen, masterclasses, zelfstudie en
de bestuurspraktijk de deskundigheid op het gewenste niveau kan worden gebracht, respectievelijk
gehouden.
c) Deelnemersraad
In 2012 ging veel kennis en ervaring in de Deelnemersraad verloren door het – volgens schema –
aftreden van twee lang zittende leden, de heren Reman en Goudsmit. De heer Reman maakte sinds
1996 deel uit van de Deelnemersraad, tot 2003 als afgevaardigde van de Centrale Ondernemingsraad en
daarna voorgedragen door VOEKS. De heer Goudsmit was lid van de Deelnemersraad sinds 2003 en
was voorzitter van 2006 tot 2009.
De Deelnemersraad kwam in 2012 acht maal bij elkaar en vergaderde zes maal met de Directie van het
Pensioenfonds. Twee van deze zes vergaderingen waren extra vergaderingen. Daarnaast waren er de
twee gebruikelijke vergaderingen met het Bestuur. Het overleg was zowel inhoudelijk als qua sfeer goed
te noemen: de in 2011 ingezette aanmerkelijke verbetering van de relatie van het Bestuur en de Directie
met de Deelnemersraad werd in 2012 bestendigd.
De adviesaanvragen gingen vergezeld van een toelichting, waarin de overwegingen voor het
voorgestelde besluit werden vermeld. De adviezen van de Deelnemersraad gingen veelal vergezeld van
opmerkingen en kanttekeningen, die vervolgens in het overleg van de Directie met het Bestuur werden
besproken. Daarna vond definitieve besluitvorming door het Bestuur plaats en werd de Deelnemersraad
daarover schriftelijk geïnformeerd.
Het jaar begon met het uitvoeringsbesluit van het Bestuur ten aanzien van de wijziging van de financiële
opzet van het Pensioenfonds, waaronder het indexatiebeleid, per 1 januari 2012. Met dit besluit werden
de indexatiegrenzen verhoogd, van 105% naar 115% voor de reguliere indexatie, en van 115% naar
125% voor inhaalindexatie. De Deelnemersraad achtte deze verhoging, hoewel nadelig voor de kansen
op indexatie, redelijk tegen de achtergrond van de hernieuwde bevestiging van de bijstortingsverplichting
van de werkgever, zij het in enigszins gewijzigde vorm, en de voor 2012 vastgestelde pensioenpremie
van 45%.
Als onderdeel van de totale evaluatie van het reilen en zeilen van het Pensioenbureau geeft de
Deelnemersraad elk jaar zijn oordeel in de vorm van een advies. Dit oordeel luidde in overwegende mate
zeer positief.
De aanpassing van de financiële opzet werkt door in het herstelplan, dat daarom moest worden
aangepast aan de nieuwe situatie.
De ontwikkeling van de dekkingsgraad liet jammer genoeg toekenning van de reguliere indexatie per 1
juli 2012 niet toe.
De overheidsmaatregelen die leiden tot het zogenaamde AOW-gat, hebben de Deelnemersraad zeer
bezig gehouden. Het AOW-gat ontstaat op twee manieren, door verandering van het tijdstip waarop AOW
voor de eerste maal wordt toegekend (op de verjaardag in plaats van de eerste dag van de maand waarin
men 65 jaar wordt) en door verhoging van de AOW-leeftijd die, met ingang van 1 januari 2013, zich in de
komende jaren steeds meer zal doen gelden. De Deelnemersraad heeft aangedrongen op het scheppen
van mogelijkheden om, op vrijwillige basis, dit gat voor eigen rekening te dichten. Aan het einde van het
verslagjaar was de besluitvorming over dit onderwerp nog niet afgerond. Intussen moesten anomalieën
tussen de verschillende reglementen, die aan het licht kwamen bij invoering van deze
overheidsmaatregelen, door reglementswijzigingen worden opgelost.
4) VERANTWOORDING EN TOEZICHT
1) Commissie Intern Toezicht
Het onderhavige verslag is een samenvatting van het rapport dat de Commissie Intern Toezicht (de
Commissie) op 6 maart 2013 heeft uitgebracht aan het Bestuur en is gebaseerd op de werkzaamheden
die de Commissie in het verslagjaar heeft verricht.
Werkwijze
De Commissie beziet kritisch het functioneren van het Bestuur van SSPF en heeft binnen dat kader ten
minste de volgende taken:
x het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks and balances
binnen SSPF;
x het beoordelen van de wijze waarop SSPF wordt aangestuurd; en
x het beoordelen van de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de
langere termijn.
In het verslagjaar 2012 heeft de Commissie negen keer vergaderd, waarvan vier kwartaalvergaderingen.
Voor iedere kwartaalvergadering is een set met informatie ontvangen en daarbij een leeswijzer met de
essentiële punten die door het Bestuur zijn behandeld.
Naast de reguliere bijeenkomsten is er tweemaal een gezamenlijke bijeenkomst met het Bestuur
georganiseerd. Met name in deze gezamenlijke bijeenkomsten is vanuit de Commissie invulling gegeven
aan de behoefte van het Bestuur aan discussie met kritische onafhankelijke partijen, aan reflectie en aan
uitdaging met ‘een blik van buiten’.
De Commissie is voornemens in 2013 een zelfevaluatie uit te voeren.
Follow up 2011
De Commissie heeft de follow up van haar aanbevelingen over 2011 beoordeeld en heeft vastgesteld dat
deze aanbevelingen in zijn algemeenheid zijn opgevolgd. Als aandachtspunten in dit kader blijven staan
het structureel inbedden van de positie van pensioenfondsbestuurder in het HR-beleid van Shell
(carrièreplanning en tijdbesteding), alsmede de afronding van het onderzoek naar de wenselijkheid van
splitsing van actuariële certificering en advisering. Daarnaast zou kunnen worden bezien hoe
vergaderstukken compacter en toegankelijker gemaakt kunnen worden.
Overall oordeel
Op basis van haar werkzaamheden over 2012 stelt de Commissie vast dat het pensioenfondsbestuur
haar bestuurlijk werk naar behoren heeft gedaan. In de afgelopen jaren zijn op een groot aantal gebieden
verbeteringen geïmplementeerd, waarvan een aantal omvangrijk en ingrijpend. Als onderdeel daarvan is
ook de communicatie met de deelnemers en de Deelnemersraad geïntensiveerd. Het Bestuur zal er voor
zorg moeten dragen dat de gerealiseerde verbeteringen structureel worden ingebed in de bestuurlijke
processen. Tevens is het van belang voor het Bestuur om alert te blijven op de ontwikkelingen binnen de
onderneming Shell en in de maatschappelijke en politieke context, die zeker in onderlinge samenhang
zowel op korte als op lange termijn grote impact op de deelnemers van het fonds kunnen hebben.
Specifiek aandachtspunt daarbij blijft het expliciet houden van de afspraken en verwachtingen tussen de
onderneming en het pensioenfondsbestuur, bijvoorbeeld bij besluiten op het gebied van beleggingsbeleid
en wijzigingen in de aard van de pensioenregeling.
Specifieke aandachtsgebieden
De Commissie komt in deze context tot de volgende aandachtsgebieden:
Governance
Governance
\# ] $ $ # ^
$ $
$ # _ *
* $
< #
Y# ] {
$ # ] { *
$ $
#
Ambitie
|# * Y[\Y }
# _ * <~
#
$ $ $ #
# ]
#
De Commissie adviseert het Bestuur zich ervan te vergewissen dat het haar deelnemers voldoende
inzicht heeft verschaft en haar taken afdoende heeft vervuld. Tevens adviseert de Commissie
onder meer juridisch vast te stellen welke onderwerpen expliciet bij de sponsor onder de aandacht
zouden moeten worden gebracht bij het sluiten van de regeling voor nieuwe deelnemers. Het is ook
aan te bevelen de gekozen uitgangspunten en actuariële parameters voor de uitgevoerde
analyses, met het voortschrijden van de tijd, regelmatig te evalueren binnen het Bestuur en in het
overleg met de sponsor.
4. De Commissie heeft in haar gesprekken signalen gekregen dat er zorgen leven onder deelnemers,
zowel door voorgenomen wettelijke wijzigingen als door het voorgenomen besluit van Shell de
regeling te sluiten voor nieuwe medewerkers. De Commissie adviseert het Bestuur om het
komende jaar zo nodig de frequentie van communicatie te verhogen en communicatiemiddelen toe
te voegen, dit onder verantwoordelijkheid van de Bestuursleden met deelnemerscommunicatie als
specifieke specialisatie.
5. De Commissie heeft vastgesteld dat het pensioenbureau qua drukte tegen haar grenzen aanloopt
en aan uitbreiding van capaciteit werkt. De verwachting is dat de komst van een nieuwe
pensioenregeling zowel de drukte doet toenemen, als ook een nieuwe complexiteit oproept. Het
pensioenbureau is immers in belangrijke mate ‘het gezicht van SSPF’ en gaat mogelijk meer
gezichten krijgen. De Commissie adviseert het Bestuur aandacht te geven aan de capaciteit binnen
het pensioenbureau, alsook de taakverdeling tussen het Bestuur en het pensioenbureau met
betrekking tot communicatie.
Risicomanagement
6. Het maakt haar pensioenambitie uiteindelijk mede concreet door middel van haar beleggingsbeleid.
Het tussenliggende risicomanagement (inclusief risicobeleid, -governance en -monitoring) stelt,
gericht op realisatie van die pensioenambitie, randvoorwaarden aan met name beleggingen en
beleggingsbeleid. Hier is afgelopen jaar veel aandacht voor geweest. De Commissie adviseert het
Bestuur de inbedding van het risicomanagement in bestuurlijke processen en jaarplanning verder
te structureren.
7. De Commissie heeft met genoegen vastgesteld dat het Bestuur in 2012 een Journey Plan heeft
ontwikkeld, gericht op planmatige verlaging van het risicoprofiel van de beleggingen bij een
stijgende dekkingsgraad. De Commissie adviseert het Bestuur de besluitvorming en de
implementatie van dit Journey Plan af te ronden, inclusief drempelwaarden, de toekomstige ruimte
voor bestuurlijke besluitvorming en de communicatie naar deelnemers.
Beleggingsbeleid
8. Het Bestuur heeft veel tijd geïnvesteerd in ontwikkeling van haar deskundigheid, met name op het
gebied van beleggingen. De Commissie adviseert het Bestuur doorlopend te blijven investeren in
deskundigheid, enerzijds gericht op instandhouding en actualisatie, anderzijds gericht op
specialisatiegebieden van individuele bestuurders.
9. Het terugbrengen van de rentehedge in de loop van 2012 was een belangrijk besluit mede op basis
van de actuele marktomstandigheden en verwachtingen, waarin ook de communicatie met de
sponsor expliciet is vastgelegd. De Commissie adviseert het Bestuur gericht op eventuele
vergelijkbare besluiten in de nabije toekomst zowel het gevolgde proces als de vaststelling van de
overwegingen en de besluiten wederom te evalueren.
Het Verantwoordingsorgaan heeft het volgende oordeel over de activiteiten van het Bestuur in 2012.
In de eerste helft van 2012 heeft het Bestuur een herzien Herstelplan opgesteld en aan DNB toegestuurd.
Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van dit herziene plan.
Financieringsbeleid
De financiering is in 2012 conform het beleid voortgezet, zoals vastgelegd in de ALM studie van 2011.
Besluitvorming ten aanzien van het financieringsbeleid is zorgvuldig geweest, met inachtneming van
belangen op korte en lange termijn van (gewezen) deelnemers en de toegetreden maatschappijen,
waaronder SPNV (Shell).
Het Verantwoordingsorgaan heeft ervan kennis genomen dat het Bestuur de premie voor 2013 (in totaal
45%) ongewijzigd heeft gelaten. Dit is conform de huidige financiële criteria van het Pensioenfonds.
Indexatiebeleid
Het Bestuur heeft de pensioen-elementen, die een voorwaardelijke indexatie kennen in 2012 niet
verhoogd. Dit is zo in goede harmonie met de Deelnemersraad besloten.
Deze beslissing is ook naar het oordeel van het Verantwoordingsorgaan in lijn met het bestendige lange
termijn indexatiebeleid.
Governance en deskundigheid
Het werk van de in het laatste kwartaal van 2011 ingestelde Commissie Intern Toezicht heeft in 2012
verder vorm gekregen.
Governance en deskundigheid zijn in 2012 door het Bestuur verder verbeterd (externe cursussen en
workshops, diverse seminars, interne workshops en ‘deep dive’ sessies). Toch blijft het een punt van
zorg, zoals ook door Commissie Intern Toezicht geconstateerd, dat de deskundigheid wordt geborgd en
het Bestuur goed zorgt voor succesieplanning ten aanzien van bestuursleden.
In de komende twee jaren zal er veel externe werkdruk op het Pensioenbureau afkomen, met name op
het gebied van nieuwe regels op het terrein van governance.
Shell heeft aangekondigd haar huidige pensioenregeling te willen sluiten voor nieuwe deelnemers met
ingang van 1 juli 2013. De lange termijn effecten van het sluiten van de pensioenregeling worden door
het Bestuur nader bestudeerd en met Shell besproken om verdere duidelijkheid te verschaffen over
mogelijke lange termijn consequenties.
Het Pensioenbureau zal met de bestuursondersteuning voor het nieuwe pensioenfonds dat de nieuwe
pensioenregeling gaat uitvoeren, worden belast. Uit overleg met het Bestuur is gebleken dat dit
onderkend is en dat er ook actie genomen wordt om het Pensioenbureau te versterken.
Communicatiebeleid
Het hoofdstuk communicatiebeleid was gedurende 2012 voldoende onder de aandacht van het Bestuur.
De communicatie is op diverse punten verder verbeterd. Ook wordt de communicatie inhoudelijk getoetst.
De aankondiging dat Shell de huidige pensioenregeling wil sluiten voor nieuwe deelnemers (met ingang
van 1 juli 2013) zal ook van invloed zijn op het te voeren communicatiebeleid. Het Bestuur heeft
inmiddels communicatie-focal points aangewezen.
Het Verantwoordingsorgaan heeft kunnen vaststellen dat er structureel aan verbetering van de
communicatie wordt gewerkt. Door het Bestuur wordt ook gekeken naar intensivering van de
communicatie gezien de vele ontwikkelingen. Hier is nog niet concreet invulling aan gegeven en dit punt
behoeft verdere aandacht.
Het Bestuur heeft met aandacht kennis genomen van de adviezen van de Commissie Intern Toezicht en
het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over 2012 en spreekt zijn dank uit voor de inzet en tijd, die
de betrokkenen aan het Pensioenfonds hebben gegeven.
Het Bestuur stelt met genoegen vast dat het intern toezicht gedurende 2012 een meer permanent
karakter heeft gekregen en dat mede daardoor de dialoog tussen het Bestuur en de Commissie een
verdiepingsslag heeft gemaakt. De constatering dat de aanbevelingen van de Commissie Intern Toezicht
over 2011 in zijn algemeenheid zijn opgevolgd stemt het Bestuur tot tevredenheid. Het Bestuur zal de
adviezen van de Commissie over 2012 een plaats geven in de bestuurscyclus voor 2013.
Ook is het reguliere overleg met het Verantwoordingsorgaan gedurende 2012 verder verankerd in de
bedrijfsvoering, waarbij het Verantwoordingsorgaan direct betrokken wordt bij de ontwikkelingen van het
Pensioenfonds. Het Bestuur onderschrijft de constatering van het Verantwoordingsorgaan over de
noodzaak om deskundigheid blijvend te borgen, en, in overleg met de onderneming, de
successieplanning ten aanzien van bestuursleden verder te agenderen.
De externe omgeving van het Shell Pensioenfonds blijft sterk aan verandering onderhevig. Nieuwe
solvabiliteitseisen en de komende wijzigingen op governance terrein waren benoemd in het jaarverslag
over 2011, en blijven, naast het (in het najaar 2012 gesloten) regeeerakkoord, nog steeds actueel. Er zijn
tal van andere ontwikkelingen op het gebied van regelgeving gaande die ook hun schaduw
vooruitwerpen. Zo zal de regeling worden aangepast vanaf 1 januari 2014 waarbij onder andere de
pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar wordt verhoogd, hetgeen een majeure aanpassing is die het Bestuur in
goede banen wil leiden. Daarnaast zal Bestuur zich in 2013 actief bezig houden met de gevolgen voor
het Pensioenfonds van de door de werkgever aangekondigde sluiting van de pensioenregeling voor
nieuwe werknemers.
Het Bestuur heeft de strategische agenda voor de periode 2013-2015 bepaald, waarmee het met focus
deze veranderingen tegemoet treedt en zo slagvaardig kan besturen.
Gezien de vele ontwikkelingen vermeldt het Bestuur met betrekking tot de intensivering van de
communicatie, dat het de doelstellingen voor de communicatie in 2013 en het ondersteunende
activiteitenplan heeft bepaald.
Ombudsman Pensioenen
In 2012 heeft de Ombudsman Pensioenen één klacht van een belanghebbende bij het Pensioenfonds in
behandeling genomen. De klacht werd ongegrond verklaard.
Het Bestuur
Passiva
Eigen vermogen
Algemene reserve 4 3.449 1.828
Totaal eigen vermogen 3.449 1.828
Voorziening pensioenverplichtingen
Voorziening pensioenverplichtingen 5 17.722 16.419
Totaal verplichtingen 17.722 16.419
Kortlopende schulden
Financiële passiva tegen reële waarde met 6
verwerking van waardeveranderingen in het
overzicht van het totaalresultaat
Short posities aandelen en vastrentende waarden 6.1 25 141
Derivaten 3.4 301 603
Totaal financiële passiva 326 744
Overige passiva
Overlopende passiva 6.2 391 81
Totaal overige passiva 391 81
Lasten
In verband met pensioenen
Mutatie pensioenverplichtingen 10 1.303 2.236
Pensioenuitkeringen 11 648 641
Kosten pensioenbeheer 12 8 7
Geconsolideerd overzicht van mutaties in het eigen vermogen van Stichting Shell Pensioenfonds
4) Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van Stichting Shell Pensioenfonds van het jaar
eindigend op 31 december 2012
1 Algemeen
Stichting Shell Pensioenfonds (het Pensioenfonds) heeft haar statutaire zetel in Den Haag.
Het Pensioenfonds heeft tot doel het verstrekken van pensioenen en andere uitkeringen aan gewezen
werknemers van de Groep en aan hun betrekkingen, alsmede het herverzekeren van op andere Shell
Groepspensioenfondsen rustende pensioenverplichtingen.
Een lijst van deelnemingen van het Pensioenfonds per 31 december 2012, opgesteld met inachtneming
van het bepaalde in de artikelen 2:379 en 2:414 BW, is ten kantore van het Handelsregister te Den Haag
gedeponeerd.
Er waren in 2012 geen personeelsleden in dienst bij het Pensioenfonds (2011: 0).
Het totaal van bezoldigingen van het Bestuur in 2012 was nihil (2011: 0).
2.2 Schattingswijzigingen
DNB heeft besloten om de methodiek ter vaststelling van de rentetermijnstructuur vanaf 30 september
2012 aan te passen door toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR). Als gevolg van deze
aanpassing bedroeg de gemiddelde rentetermijnstructuur ultimo 2012 2,40% in plaats van 2,15%. De
gewijzigde methodiek ter vaststelling van de rentetermijnstructuur leidde per saldo tot een € 442 miljoen
lagere voorziening pensioenverplichting per 31 december 2012.
De voorziening pensioenverplichtingen is per ultimo 2012 berekend aan de hand van de AG
prognosetafels 2012-2062. De omrekening van de AG prognosetafels 2010-2060 naar de AG
prognosetafels 2012-2062 heeft geleid tot een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen met €
180 miljoen.
Er zijn geen andere standaarden, interpretaties of wijzigingen op bestaande standaarden die effectief zijn
geworden in 2012 en waarvan verwacht mag worden dat die een materiële impact hebben op SSPF.
(b) Nieuwe standaarden, veranderingen en interpretaties gepubliceerd maar niet van toepassing op
boekjaren beginnend op 1 januari 2012 en niet eerder toegepast door SSPF.
IAS 19 ‘Employee Benefits’, met effectieve toepassingsdatum van de wijzigingen op boekjaren beginnend
op of na 1 januari 2013 beschrijft de accounting en disclosure regels van pensioenverplichtingen door de
werkgever. Actuariële resultaten worden in de huidige IAS19 standaard niet direct verwerkt in de balans
en in de winst-en-verliesrekening; de onderneming mag deze resultaten uitsmeren over toekomstige
jaren. De nieuwe richtlijn stelt dat de werkgever de actuariële resultaten direct in het eigen vermogen
verwerkt. Onder de huidige IAS19 stelt de onderneming het verwachte beleggingsrendement vast op
basis van de werkelke beleggingen die z aanhoudt ter dekking van de pensioenverplichting. De nieuwe
richtln gaat uit van een financieringsbenadering; het verwachte beleggingsrendement wordt - net als de
interestkosten op de pensioenverplichting - berekend op basis van de IAS19-rekenrente (die wordt
afgeleid van het rendement op hoogwaardige ondernemingsobligaties).
financiële activa en passiva (zowel kort- als langlopend) onveranderd zal waarderen op reële waarde met
verwerking van mutaties via de verlies- en winstrekening.
IFRS 12, ‘Toelichten van belangen in andere entiteiten’, met effectieve toepassingsdatum op boekjaren
beginnend op of na 1 januari 2013, bevat toelichtingsvereisten voor alle vormen van belangen in andere
entiteiten, inclusief gemeenschappelijke regelingen, associaties, ‘Special Purpose Vehicles’ en andere
entiteiten die niet op de balans staan. Het is de verwachting dat de nieuwe standaard geen invloed heeft
op de financiële positie of het resultaat van SSPF.
Er zijn geen andere standaarden, interpretaties of wijzigingen op bestaande standaarden die nog niet
effectief zijn waarvan verwacht mag worden dat die een significante invloed hebben op SSPF.
2.4 Consolidatie
Dochterondernemingen
Dochterondernemingen zijn alle entiteiten (waaronder voor een speciaal doel opgerichte ondernemingen)
waarover SSPF, direct of indirect, beslissende zeggenschap kan uitoefenen doordat zij beschikt over de
meerderheid van stemrechten of op enig andere wijze de financiële en operationele activiteiten kan
beheersen. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met potentiële stemrechten die per balansdatum
direct kunnen worden uitgeoefend. Dochterondernemingen worden volledig geconsolideerd vanaf de
datum waarop de beslissende zeggenschap kan worden uitgeoefend door SSPF. Deconsolidatie vindt
plaats op het moment dat beslissende zeggenschap is overgedragen.
(a) Financiële activa en passiva die door het Bestuur zijn aangewezen als financiële activa en passiva
met verwerking van waardeveranderingen via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat.
Deze categorie geldt voor alle financiële activa en passiva met uitzondering van derivaten.
(b) Financiële activa en passiva die voor handelsdoeleinden gehouden worden. Deze worden primair
verworven of aangegaan om deze op korte termijn te verkopen of terug te kopen. Deze categorie
geldt voor derivaten.
De onder (b) genoemde financiële activa en passiva van het Pensioenfonds worden aangehouden met
als oogmerk te worden verhandeld of zullen naar verwachting binnen een jaar te gelde worden gemaakt.
op bijzondere waardeverminderingen. In de reële waarde van deze activa en passiva komen mogelijke
bijzondere waardeverminderingen reeds tot uitdrukking.
2.9 Aandelen
Beursgenoteerde aandelen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna
opnieuw gewaardeerd tegen de laatst gepubliceerde biedprijs.
Onderhandse leningen
Onderhandse leningen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde, inclusief
transactiekosten en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte
toekomstige kasstromen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de op ultimo boekjaar geldende rentevoet
voor de resterende looptijd van de onderhandse leningen.
Hedgefondsen
Beleggingen in hedgefondsen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde die
verkregen wordt via de administrator van elk hedgefonds en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de
laatst bekende reële waarde en verhoogd of verlaagd met eventuele (des)investeringen tot ultimo
boekjaar.
Direct Vastgoed
Onroerend goed wordt bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw
gewaardeerd tegen de taxatiewaarde zoals wordt bepaald door externe taxateurs. De onroerend goed
portefeuille is voor het laatst getaxeerd in 2010.
2.12 Derivaten
Derivaten worden gecategoriseerd als handelscategorie, omdat het Pensioenfonds geen derivaten
aanwijst als hedges in een hedging relatie.
Derivaten waaronder valutacontracten, valutaswaps, futures, renteswaps en andere afgeleide financiële
instrumenten worden bij eerste verwerking opgenomen op de balans tegen de reële waarde, inclusief
transactiekosten en zij worden daarna opnieuw gewaardeerd tegen hun reële waarde, waarbij
waardeveranderingen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat worden verantwoord. De
reële waarden worden ontleend aan genoteerde marktprijzen of, indien niet beschikbaar, met behulp van
waarderingstechnieken zoals contante-waardemethoden berekend. Zie toelichting 2.19 (Schattingen van
de reële waarde).
Derivaten worden opgenomen als activa in geval van een positieve reële waarde en als passiva in geval
van een negatieve reële waarde.
Derivatencontracten kunnen zowel ter beurze als niet ter beurze (‘over-the-counter’ of OTC) worden
verhandeld. Ter beurze verhandelde derivaten zijn gestandaardiseerd en omvatten bepaalde futures en
optiecontracten. OTC-derivaten komen op individuele basis tot stand door onderhandelingen tussen
contractpartijen en omvatten o.a. forwards, renteswaps en andere afgeleide financiële instrumenten.
De nominale gecontracteerde bedragen van de derivaten worden niet als activa of verplichtingen op de
balans opgenomen, omdat zij niet de potentiële winsten of verliezen van dergelijke transacties
weergeven. De gecontracteerde bedragen zijn vermeld in toelichting 3.4 (Derivaten).
De bij de berekening van de contante waarden gehanteerde grondslagen zijn met name:
x De door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur per de balansdatum. Per 31 december
2012 bedraagt deze gemiddeld 2,40% (2011: 2,74%);
x Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt geen rekening gehouden met
voorwaardelijke indexatie. De onvoorwaardelijke indexaties zijn wel in de voorziening pensioen-
verplichtingen opgenomen. Onvoorwaardelijke indexaties die gekoppeld zijn aan de AOW/Anw zijn
op 2% per jaar gesteld en onvoorwaardelijke indexaties die gekoppeld zijn aan de algemene
salarisstijgingen zijn op 3% per jaar gesteld;
x Overlevingstafels
Mannen: de AG prognosetafel mannen 2012-2062, waarbij de sterftekansen met de in de
onderstaande tabel opgenomen factoren worden vermenigvuldigd (2011: AG 2010-2060
mannen);
Vrouwen: de AG prognosetafel vrouwen 2012-2062, waarbij de sterftekansen met de in de
onderstaande tabel opgenomen factoren worden vermenigvuldigd (2011: AG 2010-2060
vrouwen met voorziening voor daling sterftekans).
x Gezinssamenstelling
Voor de deelnemers, de deelnemers met ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen en de
gewezen deelnemers met een uitgesteld pensioen toegekend na 30 juni 1996, wordt bij
berekening van de contante waarde van de partnerpensioenen uitgegaan van een
gehuwdheidsfrequentie van 100% op de 65-jarige leeftijd, die daarna afloopt met de
sterftekansen van de partner volgens de gebezigde overlevingstafels.
Voor gewezen deelnemers met een uitgesteld pensioen toegekend vóór 1 juli 1996 en
gepensioneerden wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat of, indien van toepassing,
de status met betrekking tot de medeverzekering van partnerpensioen.
Aangenomen wordt dat bij (echt)paren de man 3 jaar ouder is dan de vrouw.
De voorziening voor toekomstig wezenpensioen is gelijkgesteld aan 0,6% van de contante
waarde van het partnerpensioen voor de deelnemers, voor de gewezen deelnemers en de
deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen.
De aldus berekende voorziening pensioenverplichtingen wordt verhoogd met een voorziening voor
toekomstige uitbetalingskosten, die 2% bedraagt van bovengenoemde voorziening.
x Het partnerpensioen bestaat uit een levenslang pensioen van 70% van het ouderdomspensioen plus
een aanvullend partnerpensioen dat wordt uitgekeerd tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de
partner.
x Het wezenpensioen bestaat uit een uitkering van 14% van het totaal van het doorlopende en
aanvullende partnerpensioen totdat de leeftijd van 18 jaar is bereikt of 24 jaar in geval van
voltijdstudie.
x De regeling bevat een aantal flexibiliseringsmogelijkheden, zoals deeltijdpensionering, eerder of later
met pensioen dan op 65-jarige leeftijd (tussen 55 en 70 jaar, zoals in het eerste punt toegelicht),
variatie in de hoogte van de pensioenuitkering en uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen.
x Er is een indexatieregeling van toepassing die betrekking heeft op ingegane pensioenrechten en
premievrije pensioenaanspraken. De indexatieregeling kent drie onderdelen: onvoorwaardelijke
indexatie, voorwaardelijke indexatie en discretionaire indexatie. Het volledige Indexatiebeleid is
opgenomen op pagina 54 en 55.
Directe beleggingsopbrengsten
De inkomsten uit beleggingen worden als volgt opgenomen:
x aandelen: de in het boekjaar gedeclareerde dividenden, respectievelijk de aan het boekjaar toe te
rekenen inkomsten;
x vastrentende waarden: de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen;
x onroerend goed: de aan het boekjaar toe te rekenen huuropbrengsten verminderd met de aan het
boekjaar toe te rekenen exploitatiekosten; en
x kosten uit hoofde van aan- en verkoop alsmede opbrengsten en kosten voor het uitlenen en inlenen
van effecten.
Dividendinkomsten
Dividendinkomsten en dividend op shortposities worden opgenomen vanaf het moment dat het recht op
ontvangst van betalingen ontstaat (ex dividend datum). Dividendinkomsten die door het Pensioenfonds
ontvangen/betaald worden kunnen onder buitenlandse belastingheffingen vallen. In dat geval worden de
dividendinkomsten netto verantwoord.
Rentebaten en -lasten
Rentebaten en -lasten worden in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat opgenomen voor
alle financiële instrumenten met behulp van de effectieve rentemethode. De effectieve rentemethode is
een methode om de toerekening van de rentebaten of -lasten aan de relevante periode te bepalen. De
effectieve rentevoet is de rentevoet die de verwachte stroom van toekomstige betalingen of ontvangsten
tijdens de verwachte looptijd van het financiële instrument of, indien relevant, een kortere periode, exact
disconteert tot de netto balanswaarde van de financiële belegging of van de financiële verplichting.
Bij de berekening van de effectieve rentevoet maakt het Pensioenfonds een schatting van de cash flows,
waarbij rekening wordt gehouden met alle contractuele bepalingen van het financiële instrument
(bijvoorbeeld bij opties voor vervroegde aflossing), maar niet met toekomstige waarderingsverliezen.
Indirecte beleggingsopbrengsten
Hieronder worden de op het boekjaar betrekking hebbende resultaten verantwoord bij verkoop van
beleggingen, alsmede de resultaten op derivaten, de koersverschillen die in het boekjaar zijn opgetreden
bij de waardering van de overige activa en kortlopende schulden, en de koersverschillen met betrekking
tot in vreemde valuta ontvangen bedragen. Daarnaast worden de in het boekjaar opgetreden mutaties in
de reële waarde van de diverse beleggingen verantwoord.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne
kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de
kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De
pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop
zij betrekking hebben.
Kosten pensioenbeheer
De pensioenbeheerkosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Mutatie pensioenverplichtingen
De mutatie pensioenverplichtingen betreft de wijzigingen in de waarde van de voorziening
pensioenverplichtingen.
Saldo waardeoverdrachten
De post saldo waardeoverdrachten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel
overgedragen pensioenverplichtingen.
2.20 Belastingen
Het Pensioenfonds is vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Voor buitenlandse belastingheffingen op
dividendinkomsten van het Pensioenfonds wordt verwezen naar toelichting 2.18 (Directe
beleggingsopbrengsten).
3 Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht
van het geconsolideerd totaalresultaat
3.1 Aandelen
Beleggingsportefeuille
€ miljoen 2012 2011
Beursgenoteerd/Niet-beursgenoteerd
€ miljoen 2012 2011
De stand ultimo boekjaar bevat aandelen ter waarde van € 361 miljoen (ultimo 2011: € 469 miljoen) die
door het Pensioenfonds zijn uitgeleend en waarvoor zekerheden zijn gevraagd en verkregen ter dekking
van het uit deze transacties voortvloeiende risico van niet-teruglevering. De desbetreffende zekerheden
hadden ultimo boekjaar een waarde van € 385 miljoen (ultimo 2011: € 498 miljoen).
Zie toelichting 3.8 (Securities Lending overeenkomsten).
Het verloop van de waarde van de vastrentende waarden was als volgt:
Beleggingsportefeuille
€ miljoen Obligaties Onderhandse Totaal
leningen
Stand per 31 december 2011 7.072 7 7.079
Beleggingsportefeuille per 31 december 2011 7.072 7 7.079
hadden ultimo boekjaar een waarde van € 645 miljoen (ultimo 2011: € 1.327 miljoen). Ultimo 2012 is ter
waarde van € 24 miljoen (ultimo 2011: € 76 miljoen) aan obligaties ingeleend waarvoor € 25 miljoen
(ultimo 2011: € 80 miljoen) aan zekerheden is verstrekt. Zie toelichting 3.8 (Securities Lending
overeenkomsten).
Het verloop van de waarde van de alternatieve beleggingen was als volgt:
€ miljoen Totaal
2012 2011
Stand per 31 december 2012 en 2011
Private Equity 1.826 1.675
Hedgefondsen 745 678
Vastgoed 632 464
Overige 345 384
Totaal alternatieve beleggingen 3.548 3.201
Ultimo boekjaar zijn de niet uit de balans blijkende financiële verplichtingen uit hoofde van toegezegde
toekomstige investeringen in private equity maatschappijen € 1.099 miljoen (ultimo 2011: € 1.233 miljoen)
met een looptijd van circa 5 jaar.
Deelnemingen
Een deel van de beleggingen van het Pensioenfonds, met name vastgoedactiviteiten, vindt plaats via
deelnemingen. Deze deelnemingen bestaan per ultimo 2012 uit 6 (klein)dochtermaatschappijen die
volledig eigendom zijn van het Pensioenfonds en waar het Pensioenfonds volledige zeggenschap over
heeft. Alle beleggingen van deze deelnemingen worden volledig door het Pensioenfonds gefinancierd en
zijn toegewezen aan de categorie alternatieve beleggingen in de jaarrekening van het Pensioenfonds.
Het Pensioenfonds heeft vorderingen op deelnemingen van € 287 miljoen (ultimo 2011: € 307 miljoen).
De deelnemingen beheren beleggingen ter waarde van € 499 miljoen (ultimo 2011: € 508 miljoen).
Hieruit kan worden afgeleid dat de leningen en/of rekening-courantverhoudingen toereikend worden
afgedekt door de beleggingen in deze deelnemingen waardoor er voor het Pensioenfonds geen
additioneel risico bestaat anders dan de gewone waardefluctuaties van de beleggingen.
Activa
Waarde beleggingen in deelnemingen 499 508
Rekening-courantvorderingen op het Pensioenfonds 6 3
Totaal 505 511
Passiva
Eigen vermogen 218 204
Leningen en/of rekening-courantschulden aan het Pensioenfonds 287 307
Totaal 505 511
3.4 Derivaten
Derivaten worden uitsluitend gebruikt voor zover deze passen binnen het Beleggingsbeleid en worden
onder andere toegepast om waardeveranderingen door valutakoersfluctuaties van bepaalde beleggingen
te beperken. Futures worden gebruikt voor het snel en efficiënt uitvoeren van rebalancing en asset
allocatie beslissingen, zowel voor het innemen van posities als voor het beïnvloeden van de gemiddelde
looptijd van vastrentende waarden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van equity, inflatie, rente- en credit
default swaps. De derivatenpositie wordt integraal meegenomen in de risico- en rendement afweging per
portefeuille. De contractwaarden van de derivaten geven een indicatie van de mate waarin van derivaten
gebruik wordt gemaakt. Deze contractwaarden geven geen inzicht in het marktrisico aangezien dit mede
afhankelijk is van het type contract, de onderliggende waarden en de mate waarin sprake is van
risicoafdekking.
Valutacontracten
OTC (niet beursgenoteerd)
Valutacontracten aankopen (7.633) (5.848)
Valutacontracten verkopen 7.485 6.004
Totaal valutacontracten (148) 156
Aandelen
OTC (niet beursgenoteerd)
Equity Swaps 578 402
Beursgenoteerd
Futures 156 1.260
Totaal aandelen 734 1.662
Vastrentende waarden
OTC (niet beursgenoteerd)
Renteswaps 6.003 9.561
Inflatieswaps 2.025 3.366
Valutaswaps 20 19
Credit Default Swaps 1.768 2.045
Beursgenoteerd
Futures 3.330 3.453
Totaal vastrentende waarden 13.146 18.444
Aandelen
OTC (niet beursgenoteerd)
Equity Swaps 10 (4) 6 11
Vastrentende waarden
OTC (niet beursgenoteerd)
Renteswaps 520 (176) 136 161
Inflatieswaps 44 (82) 1.091 174
Valutaswaps - (1) - 2
Credit Default Swaps 17 (28) 37 84
581 (287) 1.264 421
Overzicht naar rating van de financiële instellingen waar de Liquide middelen gehouden worden1
AAA - -
AA 103 339
A 41 54
Totaal liquide middelen 144 393
4 Algemene Reserve
Het positieve of negatieve totaalresultaat wordt toegevoegd respectievelijk onttrokken aan de algemene reserve.
De dekkingsgraad per ultimo 2012 bedraagt 119% (2011: 111%).
Overzicht vermogen
€ miljoen 2012 2011
1
Dit overzicht is opgesteld op basis van de minimumratings van Standard & Poors, Moody’s of Fitch
Het vermogen zoals deze blijkt uit de geconsolideerde balans is beschikbaar voor uitkering en bedroeg
ultimo boekjaar € 21.171 miljoen (ultimo 2011: € 18.247 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen
bedroeg ultimo boekjaar € 17.722 miljoen (ultimo 2011: € 16.419 miljoen). De voorziening
pensioenverplichtingen is gebaseerd op de bij beëindiging van de deelneming op de balansdatum toe te
kennen rechten.
Herstelplannen
Per 31 december 2012 bevindt het pensioenfonds zich in een situatie waarbij sprake is van een (beperkt)
reservetekort. In 2012 heeft het Pensioenfonds het langetermijnherstelplan bijgewerkt naar aanleiding
van onderstaande wijzigingen in de financiële opzet per 1 januari 2012
Het Bestuur heeft in 2010 besloten om het jaar 2011 te gebruiken om het financieringsbeleid, het
indexatiebeleid en het beleggingsbeleid integraal onder de loep te nemen voor de periode 2012-2014.
Hierbij heeft het Bestuur de wens uitgesproken om vanuit de eigen risicoperceptie het beleid aan te
passen, rekening houdend met de belangen van alle belanghebbenden bij SSPF: deelnemers,
pensioengerechtigden en de toegetreden maatschappijen. Het overeind houden van het huidige
pensioenstelsel in het huidige economische klimaat, stond hierbij centraal.
Om tot een aanscherping van de risicoperceptie te komen hebben alle Bestuursleden begin 2011
onafhankelijk van elkaar een enquête ingevuld. Aan de hand van de uitkomsten van de enquête zijn alle
sturingsmiddelen integraal geëvalueerd door middel van een ALM-studie, waarbij de belangen van de
belanghebbenden op evenwichtige wijze zijn gewogen. De beleidswijzigingen waren dusdanig dat alle
belanghebbenden een bijdrage moeten leveren.
De wijzigingen, welke per 1 januari 2012 van kracht zijn geworden, worden hierna toegelicht.
x Introductie van een meer dynamisch rentebeleid waarbij de daadwerkelijke nominale en reële
afdekkingspercentages in beginsel afhankelijk zijn van zowel de dekkingsgraad als het niveau van de
rente. Het nominale afdekkingspercentage bedraagt tussen de 20% (met discretie voor het Bestuur
om in uitzonderlijke omstandigheden verder te verlagen, maar niet lager dan 10%) en 70%, het reële
afdekkingspercentage bedraagt tussen de 0% en 100%. Wijzigingen van het nominale en reële
afdekkingspercentage vergen een bestuursbesluit.
x Verdere diversificatie door toevoeging van low volatility aandelen, infrastructuur (als toegestaan
onderdeel van onroerend goed) en, op termijn bij een hogere dekkingsgraad, van commodities (als
een nieuwe asset class).
x Het is de opzet om naar de nieuwe strategische beleggingsmix toe te groeien, waarbij tijdstip en
snelheid van overgang naar de nieuwe mix zullen afhangen van de marktomstandigheden en van de
hoogte van de dekkingsgraad.
In het langetermijnherstelplan is beschreven hoe het Pensioenfonds verwacht, zonder aanvullende
maatregelen, de dekkingsgraad binnen de wettelijke termijn van uiterlijk vijftien jaar (ultimo 2023) op het
vereiste niveau (125%) te brengen. De dekkingsgraad ligt ultimo 2012 boven het niveau dat in het
langetermijnherstelplan werd voorzien.
5 Voorziening pensioenverplichtingen
2012 2011
Aantal Voorziening Aantal Voorziening
Pensioen Pensioen
verplichtingen verplichtingen
Nabestaanden
Partnerpensioenen 5.966 1.355 6.003 1.275
Wezenpensioenen 170 5 178 5
Onzekerheid sterftetrend - - - -
Totaal 37.224 17.722 37.118 16.419
Indexatiebeleid in 2012
Indexatie is het aanpassen van ingegane pensioenen en/of uitgestelde pensioenen (premievrije
pensioenaanspraken) met een toeslag.
Onvoorwaardelijke indexatie
Voor een aantal onderdelen van het pensioen is de indexatie onvoorwaardelijk. Deze onderdelen zijn
expliciet in Reglement V beschreven. Ze worden jaarlijks per 1 juli aangepast (ongeacht de datum van
toekenning van het betreffende pensioen). De aanpassing vindt plaats op grond van ontwikkelingen in de
sociale zekerheid of in de salarissen van de deelnemers. Deze onderdelen zijn:
x De compensatie niet-verzekerde jaren, opgebouwd vóór 1 januari 2006, wordt aangepast
overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW-uitkering wordt verstaan de
AOW-uitkering voor een echtpaar, dat alleen AOW-inkomen heeft, dat altijd in Nederland heeft
gewoond en waarbij beide partners de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben.
x De compensatie voor de gederfde AWW-uitkering aan de overblijvende partner in geval van
overlijden van een deelnemer vóór 1 juli 1996, indien ten gevolge van dienstverband in het buitenland
er geen recht was op een AWW-uitkering, volgt de relevante ontwikkelingen in de Anw-uitkering.
x De ingegane partner- en wezenpensioenen waarbij de oorspronkelijke pensioendatum van de
overleden deelnemer nog niet is bereikt, het overbruggingspensioen en het overbruggings-
weduwepensioen bij de toegekende pensioenen, en de tegemoetkoming 65-min worden aangepast
overeenkomstig het bedrag van de Eerste Grens. Dit bedrag en daarmee de voormelde
overbruggingspensioenen volgen de ontwikkeling van het normale maximum van salarisgroep 15,
zoals dit wordt gebruikt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V.
x Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks per 1 juli opnieuw vastgesteld aan de hand van
ontwikkelingen van de salarismaxima bij Shell in Nederland.
Voorwaardelijke indexatie
Voor alle overige ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken is de indexatie
voorwaardelijk. SSPF streeft naar het waardevast houden van de ingegane pensioenrechten en
premievrije pensioenaanspraken. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 juli
indexatie verleend van maximaal de toename van het ‘afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens’ zoals
dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van maart
van het voorafgaande jaar tot maart van het lopende jaar. Het Bestuur van SSPF beslist evenwel jaarlijks
in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke
indexatie is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De indexatieverlening wordt uit
beleggingsrendement gefinancierd.
Voorwaardelijke indexatie is slechts aan de orde indien de dekkingsgraad zich bestendig boven de 115%
bevindt en door het toekennen van indexatie niet onder de 115% zou komen. Voor voorwaardelijke
indexatie als bedoeld in deze paragraaf 2 komen in aanmerking pensioenrechten en pensioenaanspraken
die zijn toegekend vóór 1 februari van het desbetreffende jaar. De pensioenonderdelen genoemd in de
vier bullets die zijn opgenomen in de paragraaf hierboven komen evenwel niet voor voorwaardelijke
indexatie in aanmerking.
Indien de financiële middelen dat toestaan kan SSPF, indien het tot voorwaardelijke indexatie besluit,
tevens besluiten dat in het verleden niet toegekende of slechts gedeeltelijk niet toegekende indexaties
(gedeeltelijk) worden ingehaald. Inhaalindexatie heeft alleen betrekking op toekomstige betalingen. In
aanvulling op het voorafgaande heeft het Bestuur van SSPF de volgende richtlijnen vastgesteld met
betrekking tot inhaalindexatie. Inhaalindexatie kan uitsluitend plaatsvinden:
x voor zover de dekkingsgraad door de inhaalindexatie niet onder de 125% komt; en
x de dekkingsgraad zich bestendig boven de inhaalgrens van 125% bevindt.
De inhaalperiode is maximaal 5 jaar, waarbij inhaalindexatie alleen wordt toegekend indien en voor zover
indexatie ook daadwerkelijk is gemist. Bij gedeeltelijke inhaalindexatie wordt de verste in het verleden niet
toegekende indexatie het eerst ingehaald. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve
gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Discretionaire indexatie
SSPF kan besluiten om in aanvulling op de in paragraaf 2 vermelde voorwaardelijke indexatie, op basis
van andere factoren dan het ‘afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens’ zoals dat wordt gepubliceerd
door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van maart van het voorafgaande
jaar tot maart van het lopende jaar, een indexatie te verlenen. Hiervoor is geen maatstaf afgesproken. De
indexatie kan evenwel alleen verleend worden voor zover de financiële positie van SSPF dat toelaat, en
staat overigens ter vrije discretie van het Bestuur van SSPF.
Vijfjaarsevaluatie
De toepassing van het indexatiebeleid wordt eens in de vijf jaar geëvalueerd. De evaluatie betreft de
toegekende indexaties en de gehanteerde maatstaf. In de evaluatie kunnen ook andere factoren dan het
‘afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens’ aan bod komen. SSPF zal de bevindingen van de evaluatie
desgevraagd aan Shell Petroleum rapporteren. Aan het gegeven dat een evaluatie zal plaatsvinden, of
aan de resultaten van zo’n evaluatie, kan geen recht worden ontleend op een aanvulling op de al door
SSPF toegekende indexaties.
6 Financiële passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht
van het geconsolideerd totaalresultaat
pensioenpremiegrens plus 8% over het meerdere (2011: idem). De pensioenpremiegrens bedroeg tot 1
juli 2012 € 77.128 en vanaf 1 juli 2012 € 77.899. De totale deelnemersbijdrage bedroeg € 33 miljoen
(2011: € 32 miljoen), de werkgeversbijdrage bedroeg € 400 miljoen (2011: € 300 miljoen).
De pensioenpremiegrondslag ultimo boekjaar bedroeg € 977 miljoen (ultimo 2011: € 931 miljoen).
De premieontvangsten zijn:
€ miljoen 2012 2011
1. Dekkingsgraad gedurende een periode van zes maanden regelmatig beneden 105%:
x Feitelijke premie bedraagt 45% van de pensioenpremiegrondslag; en
x Gefaseerde bijstorting door de toegetreden maatschappijen tot een dekkingsgraad van 105%, in
drie stappen. SSPF berekent het dekkingstekort op drie meetmomenten:
x Eerste meetmoment: na afloop van een periode van zes maanden gedurende welke de
dekkingsgraad regelmatig beneden 105% heeft gelegen wordt één derde deel van het
dekkingstekort ineens in rekening gebracht;
x Tweede meetmoment: een jaar na het eerste meetmoment wordt gemeten of de
dekkingsgraad zich beneden 105% bevindt. Als dat het geval is wordt de helft van het op het
tweede meetmoment bestaande dekkingstekort ineens in rekening gebracht;
x Derde meetmoment: een jaar na het tweede meetmoment wordt gemeten of de
dekkingsgraad zich beneden 105% bevindt. Als dat het geval is wordt het op het derde
meetmoment bestaande dekkingstekort ineens in rekening gebracht;
2. Dekkingsgraad gedurende een periode van zes maanden regelmatig tussen 105% en 145%:
x Feitelijke premie bedraagt 45% van de pensioenpremiegrondslag;
3. Dekkingsgraad gedurende een kalenderjaar regelmatig tussen 145% en 170%:
x Feitelijke premie bedraagt 20% van de pensioenpremiegrondslag;
4. Dekkingsgraad gedurende een kalenderjaar regelmatig boven 170%:
x Feitelijke premie bedraagt 7% van de pensioenpremiegrondslag;
5. Dekkingsgraad op 31 december van enig boekjaar hoger dan 200% én hoger dan 155% reëel:
x Feitelijke premie bedraagt 7% van de pensioenpremiegrondslag; en
x Gehele dan wel gedeeltelijke toevoeging van de buffer boven 200% aan de overschotreserve.
Feitelijke deelnemerspremie
De hoogte van de feitelijke deelnemerspremie bedraagt 2% over het deel van de
pensioenpremiegrondslag tot aan de pensioenpremiegrens.
De hoogte van de deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat boven de
pensioenpremiegrens ligt is afhankelijk van de hoogte van de feitelijke premie. De feitelijke
deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de
pensioenpremiegrens bedraagt:
x feitelijke premie hoger dan 7%: feitelijke deelnemerspremie 8%;
x feitelijke premie 7%: feitelijke deelnemerspremie 2%.
8 Saldo waardeoverdrachten
9 Beleggingsopbrengsten
Kosten van aan- en verkoop van beleggingen worden verrekend met de directe en indirecte beleggings-
opbrengsten.
Derivaten worden gecategoriseerd als handelscategorie, omdat het Pensioenfonds geen derivaten
aanwijst als hedges in een hedging relatie.
Het afdekken van valuta ten opzichte van de euro heeft in 2012 een negatief effect gehad op de indirecte
beleggingsopbrengsten van 0,1% (2011: 0,1% negatief).
11 Pensioenuitkeringen
In de kosten van vermogensbeheer zijn de uitgaven voor vermogensbeheer door SAMCo, het extern
vermogensbeheer en de kosten in verband met de bewaring van effecten begrepen. Resultaten uit
hoofde van het uitlenen en inlenen van effecten zijn verwerkt in de directe beleggingsopbrengsten en niet
op de vermogensbeheerkosten in mindering gebracht. De transactiekosten van aan- en verkopen zijn
verrekend met de indirecte beleggingsopbrengsten. Kosten voor private equity, hedgefondsen en
onroerend goed zijn verwerkt in de indirecte beleggingsopbrengsten.
Beheerkosten SAMCo 20 17
Kosten externe vermogensbeheerders 10 12
Bewaarkosten effecten en overige kosten 3 4
Kosten vermogensbeheer 33 33
Totaal kosten 41 40
De directe kosten voor het niet door SAMCo beheerde vermogen bedroegen € 10 miljoen in 2012
(2011: € 12 miljoen).
13 Rentelasten en -baten
De rentelasten bestaan uit betaalde rente op leningen € 0 miljoen (2011: € 1 miljoen) en rentebaten van
€ 1 miljoen (2011: € 5,5 miljoen).
14 Omzet
Onder de ‘omzet’ (volgens de definitie van DNB) van het Pensioenfonds wordt verstaan het totaal van de
premie-inkomsten en de directe beleggingsopbrengsten. Dit bedrag is in 2012 € 2.149 miljoen (2011:
€ 1.160 miljoen).
15 Verbonden partijen
Het Pensioenfonds heeft het dagelijks beheer van de pensioenadministratie ondergebracht bij SPN, een
deelneming van Shell Petroleum N.V. Het dagelijks beheer van de bezittingen van het Pensioenfonds
wordt uitgevoerd door SAMCo, eveneens een deelneming van Shell Petroleum N.V.. Voor de kosten van
het dagelijks beheer van SPN en SAMCo wordt verwezen naar toelichting 12 (kosten Pensioenbeheer
(inclusief pensioenadministratie) en vermogensbeheer).
16 Accountantskosten
De accountantskosten hebben uitsluitend betrekking op de controle van de jaarrekening van het
Pensioenfonds en bedroegen € 0,3 miljoen (2011: € 0,4 miljoen). Deze kosten zijn opgenomen onder
‘Kosten Pensioenbeheer (inclusief pensioenadministratie) en vermogensbeheer’ (toelichting 12).
Risicobeheer
Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een ALM-studie afgestemd op de verplichtingen
van het Pensioenfonds. In beginsel wordt het Beleggingsbeleid telkens voor drie jaar vastgesteld aan de
hand van een ALM-studie (uitgevoerd 2011). Binnen deze studie worden simulatieberekeningen
uitgevoerd met veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkeling van onder meer het
deelnemersbestand, de rente, de inflatie, rendementen, volatiliteit en correlaties van en tussen
verschillende beleggingscategorieën. Op basis van de uitkomsten kan er worden ingespeeld op
wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het Bestuur. Dit
tezamen mondt uit in de keuze voor een strategische beleggingsmix. Bij de keuze van de strategische
beleggingsmix spelen de risicofactoren en het incasseringsvermogen van het Pensioenfonds als ook de
sponsor een belangrijke rol.
Van de strategische beleggingsmix kan op tactisch niveau, binnen door het Bestuur goedgekeurde
grenzen, worden afgeweken om in te spelen op wijzigende marktomstandigheden. Per sector, per land of
per werelddeel beleggen portefeuillebeheerders binnen beleggingsrichtlijnen en operationele
risicobeheermaatregelen, waaronder procedures, systemen, organisatie en toezicht.
In onderstaande grafiek is het vereist eigen vermogen uitgesplitst naar de verschillende (risico)bronnen,
op bruto-basis voor aftrek van diversificatie effecten. Het aandeel van de risicobronnen op nettobasis in
het vereist eigen vermogen is dienovereenkomstig lager dan getoond in de grafiek.
50,0%
-/- 18,0%
4,8%
45,0%
3,0%
40,0%
8,6% 1,9%
35,0%
30,0% 18,5% 25,0%
25,0%
20,0%
15,0%
10,0% 6,1%
5,0%
0,0%
Diversificatie
Renterisico
Valutarisico
Verzekeringstechnsich risico
Zakelijke waarden risico
Kredietrisico
Marktrisico
Het marktrisico van het Pensioenfonds is een uitvloeisel van de keuze van de strategische beleggingsmix
die mede is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM-studie. Het marktrisico wordt in grote lijnen bepaald
door het aandelenrisico, het renterisico vanwege de duration mismatch en het valutarisico. Voor het
Pensioenfonds wordt structureel een eigen vermogen (totaal vermogen verminderd met de waarde van
de voorziening pensioenverplichtingen) nagestreefd dat ruim ligt boven het door de Pensioenwet vereist
eigen vermogen, gegeven de geldende beleggingsmix. In normale marktomstandigheden vormt het eigen
vermogen van het Pensioenfonds een adequate buffer voor – onder meer – het opvangen van het
marktrisico. Om dit risico adequaat te kunnen beheersen, verkrijgt het Pensioenfonds periodiek
uitgebreide rapportages van SAMCo dat daartoe de risicomanagementafdeling heeft versterkt.
Het totale marktrisico wordt uitgedrukt met behulp van verschillende risicomaatstaven.
De belangrijkste hiervan zijn Value-at-Risk (VaR), relatieve Value-at-Risk (R-VaR) en tracking error.
x De VaR is het ten minste verwachte waardeverlies van de beleggingsportefeuille met een
zekerheidsniveau van 95% en een horizon van 1 jaar. Deze waarde is gebaseerd op de huidige
posities in de beleggingsportefeuille, waarbij het risicoprofiel per positie over de afgelopen 5 jaar in
acht wordt genomen. Dit betekent dat er op basis van de gekozen methode een kans van 5% is, bij
een gelijkblijvende beleggingsstrategie, dat er een waardeverlies op de beleggingen optreedt dat
groter is dan deze VaR. Onder deze aannames zou er in een periode van 20 jaar 1 jaar voorkomen
met een waardeverlies groter dan de VaR. Ultimo 2012 bedroeg de VaR voor het Pensioenfonds
€ 2,8 miljard (ultimo 2011: € 2,6 miljard).
x De R-VaR staat voor relatieve VaR, het ten minste verwachte waardeverlies ten opzichte van de
benchmark met een zekerheidsniveau van 95% en een horizon van 1 maand. Deze waarde is
gebaseerd op de huidige posities in de beleggingsportefeuille, waarbij het risicoprofiel per positie
over de afgelopen 5 jaar in acht wordt genomen. Net zoals bij VaR, wil dit zeggen dat er op basis van
de gekozen methode een kans van 5% is, bij een gelijkblijvende beleggingsstrategie, dat er een
relatief waardeverlies op de beleggingen optreedt dat groter is dan deze R-VaR. Onder deze
aannames zou er in een periode van 20 maanden 1 maand voorkomen met een relatief
waardeverlies groter dan de R-VaR. De 1-jaars R-VaR voor liquide financiële activa bedroeg ultimo
2012 € 153 miljoen (ultimo 2011: € 141 miljoen).
x De tracking error betreft de volatiliteit van de afwijkingen tussen de rendementen van het
Pensioenfonds en de benchmark. Hierbij wordt een plafond van 2% voor de liquide beleggingen
nagestreefd.
Per ultimo 2012 bedraagt de tracking error van de liquide beleggingen 0,5% (2011: 0,6%).
Renterisico
Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de duration van de beleggingen afwijkt van de duration van de
voorziening pensioenverplichtingen (nominaal 16 jaar) (2011: 16 jaar).
De nominale rentehedge bedraagt 20% van de nominale voorziening pensioenverplichtingen (2011:
24%).
Vanuit het perspectief van een indexatieambitie vormt een langdurige, onvoorziene toename van de
inflatie op lange termijn ook een risico. Hoge inflatie leidt naar verwachting tot hogere uitkeringen.
Dit reële renterisico is gedurende 2012 niet (2011: 12%) afgedekt middels een reële renteswap omdat bij
lagere dekkingsgraden het beleid erop is gericht om de nominale dekkingsgraad te beschermen.
Valutarisico
Bij het formuleren van het strategische valutabeleid spelen drie overwegingen een rol. Enerzijds is er de
veronderstelling dat het valutarisico op lange termijn niet tot additioneel rendement maar slechts tot
additionele volatiliteit leidt. Dit pleit voor het afdekken van het gehele valutarisico. Anderzijds leidt het
afdekken van valutarisico tot liquiditeitsrisico, omdat als gevolg van valutaschommelingen op korte termijn
grote verliezen kunnen ontstaan op ingenomen valutatermijncontracten. Daarnaast wordt er rekening
gehouden met de transactiekosten van de uitvoering van deze valutatermijncontracten, die in een aantal
kleinere valuta’s (vooral opkomende markten) relatief hoog kunnen zijn.
Per beleggingscategorie is bepaald voor welke valuta het risico wordt afgedekt. De doelstelling is het
valutarisico met betrekking tot de Amerikaanse dollar en Japanse yen volledig af te dekken voor alle
beleggingscategorieën met uitzondering van private equity en overige binnen de categorie alternatieve
beleggingen. Het afdekken van het risico van overige valuta verschilt per beleggingscategorie.
Onderstaande tabel geeft de totale valutaposities weer gesplitst naar type belegging en bijbehorende
hedge ratio, overeenkomstig het valutarisicobeheer.
V ast- Overige
Hedge Alternatieve Hedge rentende Hedge activa/ Hedge
€ miljoen Aandelen ratio beleggingen ratio w aarden ratio passiva ratio Totaal
US Dollar 2.423 100% 2.616 40% 2.642 100% 8 100% 7.689
Britse Pond 905 0% 38 100% 216 100% 5 0% 1.164
Japanse Yen 688 100% - 0% 94 100% 2 100% 784
Zw itserse Frank 360 0% - 0% 98 0% 1 0% 459
Hong-Kong Dollar 423 0% - 0% - 0% - 0% 423
Singapore Dollar 77 0% - 0% 4 100% - 0% 81
Canadese Dollar 238 0% - 0% 131 0% - 0% 369
Australische Dollar 290 0% - 0% 162 0% 1 0% 453
Nieuw -Zeeland Dollar 8 - 4 100% - 0% 12
Emerging Markets Valuta 1.091 0% 20 0% 566 0% 3 0% 1.680
Niet-strategisch
afgedekte overige valuta 748 0% 1 0% 754 0% 3 0% 1.506
Totaal non Euro Valuta 7.251 2.675 4.671 23 14.620
Euro 1.570 870 3.771 340 6.551
Totaal 8.821 3.545 8.442 363 21.171
V ast- Overige
Hedge Alternatieve Hedge rentende Hedge activa/ Hedge
€ miljoen Aandelen ratio beleggingen ratio w aarden ratio passiva ratio Totaal
US Dollar 1.768 100% 2.167 44% 1.180 100% 367 100% 5.482
Britse Pond 909 0% 33 100% 299 100% 1 0% 1.242
Japanse Yen 582 100% - 0% 103 100% 1 100% 686
Zw itserse Frank 298 0% - 0% 17 100% 1 0% 316
Hong-Kong Dollar 268 0% - 0% - 100% - 0% 268
Singapore Dollar 42 0% - 0% 3 100% - 0% 45
Canadese Dollar 169 0% - 0% - 100% - 0% 169
Australische Dollar 193 0% - 0% 11 100% 1 0% 205
Nieuw -Zeeland Dollar 5 - 4 100% - 9
Kredietrisico
Het kredietrisico wordt beperkt door een goede spreiding van de portefeuille enerzijds, en actieve
monitoring van de kredietwaardigheid van de beleggingen anderzijds. Met betrekking tot het laatste zijn
er specifieke limieten voor de blootstelling van het Pensioenfonds per kredietwaardigheidsklasse, die
voortdurend worden getoetst. Voorts wordt gebruik gemaakt van credit default swaps om in individuele
gevallen het faillissementsrisico te beperken. De kredietwaardigheidspositie vanuit integraal
Pensioenfondsperspectief wordt maandelijks besproken in SAMCo’s investment compliance committee
en voorzover relevant besproken in de Beleggingscommissie en het Bestuur van SSPF.
Buiten het kredietrisico dat voortkomt uit de kredietwaardigheid van de uitgevende instanties, is er ook
kredietrisico dat voortkomt uit het uitstaan van niet-gerealiseerde winsten en uitgeleende bedragen bij
tegenpartijen. Een deel van dit risico wordt afgedekt door voor zulke posities zekerheden (‘collateral’) van
de tegenpartij te vragen. Dit gebeurt bijvoorbeeld voor securities lending. Daarbij zijn de voorwaarden met
betrekking tot het geven/ontvangen van zekerheden vastgelegd in contracten zoals OSLA’s en GMSLA’s.
Alle uitgeleende posities zijn volledig ‘collateralised’; met andere woorden de waarde van het onderpand
is ten minste gelijk aan de waarde van de uitgeleende posities, maar vrijwel altijd hoger (gemiddeld
105%). Ook voor een groot deel van de derivaten is middels CSA’s afgesproken dagelijks onderpand ter
grootte van de netto waarde van de winsten/verliezen op die derivaten middels uitwisseling te effenen.
Daarnaast is voor alle derivaten in de vorm van ISDA’s vastgelegd dat bij eventueel faillissement van de
tegenpartij het nettobedrag van alle uitstaande winsten en verliezen, gecorrigeerd met eventueel
2
Dit overzicht is opgesteld op basis van de minimumratings van Standard & Poors of Moody’s
verkregen zekerheden, wordt afgerekend. Onderpand wordt alleen geaccepteerd indien dit Europese
staatsobligaties, obligaties van supranationale instellingen of cash betreft. In uitzonderlijke gevallen kan
een ander soort onderpand worden overeengekomen.
Niet voor alle beleggingsinstrumenten worden zekerheden verkregen, bijvoorbeeld niet voor deposito’s,
equity swaps en valutacontracten. Het totale tegenpartijrisico wordt beperkt door dagelijks te berekenen
hoeveel er afgerekend zou moeten worden met de tegenpartij indien deze failliet zou gaan. Dit bedrag
moet lager zijn dan een limiet die onder meer wordt gebaseerd op de kredietrating van de tegenpartij, en
die dagelijks wordt beoordeeld. Ultimo 2012 bedroeg het totale tegenpartijrisico van het Pensioenfonds
€ 337 miljoen.
Concentratierisico
Het Pensioenfonds voert een beleid van internationale spreiding van beleggingen over landen,
overheden, sectoren en bedrijven. Hierdoor is het risico van verliezen door negatieve ontwikkelingen in
afzonderlijke beleggingen, landen, sectoren en bedrijven beperkt. Op bepaalde terreinen werden
additionele beleggingsrichtlijnen geïntroduceerd om concentratierisico’s verder te beperken.
Naast het spreiden van beleggingen zijn er ook duidelijke regels om mogelijke verliezen door het niet
kunnen voldoen aan transactieafspraken door tegenpartijen te beperken. Dit betreft vooral eisen aan de
kwaliteit van de tegenpartijen en beperkingen aan de maximale bedragen waarmee risico gelopen mag
worden op tegenpartijen.
Het Pensioenfonds heeft ultimo boekjaar geen posities in individuele bedrijven groter dan 1% van het
balanstotaal.
Verzekeringstechnisch risico
Dit betreft met name het risico dat pensioengerechtigden langer leven waardoor de verplichtingen hoger
blijken dan is verondersteld op basis van de toegepaste overlevingstabellen. De bevindingen ten aanzien
van sterfte van de aanspraak- en pensioengerechtigden worden jaarlijks beoordeeld door de certificerend
actuaris.
In september 2012 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062
gepubliceerd als vervanger voor de AG Prognosetafel 2010-2060. In december 2012 heeft het Bestuur
besloten om per 31 december 2012 over te gaan op de nieuwe AG Prognosetafel 2012-2062 waarbij de
vermenigvuldigingsfactoren voor zowel mannen als vrouwen zijn gehandhaafd. De overgang op de
nieuwe Prognosetafel leidt tot een verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen met € 180
miljoen.
Totaal reële waarde financiële vaste activa en passiva 21.512 100 19.214 100
- waarvan activa 21.186 18.470
- waarvan passiva 326 744
Onderstaande tabel geeft inzicht in het verloop van de waarderingen die niet op basis van
marktinformatie tot stand zijn gekomen.
Gevoeligheidsanalyse*
€ miljoen Variabiliteit Effect op Algemene Reserve
2012 2011
Categorie (inclusief derivaten)
Vastrentende Waarden rente stijgt 1%-punt (710) (1.020)
Voorziening rente stijgt 1%-punt 2.501 2.344
Pensioenverplichtingen
Totaal effect rente stijgt 1%-punt 1.791 1.324
Bovenstaande tabel laat het effect zien van een wijziging in een van de hoofdaannames bij overigens
ongewijzigde aannames. In werkelijkheid is het vanwege de correlatie tussen factoren zeer
onwaarschijnlijk dat dit zich zal voordoen. Voorts dient men zich te realiseren dat deze gevoeligheden
niet-lineair zijn; grotere en kleinere effecten kunnen niet gemakkelijk aan deze uitkomsten worden
afgelezen.
Het Bestuur
Den Haag, 19 april 2013
6) OVERIGE GEGEVENS
1) Gebeurtenissen na balansdatum
2) Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Shell Pensioenfonds te ‘s Gravenhage is aan Towers Watson Netherlands B.V. de
opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het
boekjaar 2012.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van het bestuur van het Pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij
gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de
controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het Pensioenfonds
mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de
administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang
zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van
de Pensioenwet.
De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als
uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de
waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan
nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten,
als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen
vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum,
sprake van een reservetekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot
en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het reservetekort.
De vermogenspositie van Stichting Shell Pensioenfonds is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het
reservetekort.
¼PLOMRHQ 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003
Premie, uitkeringen, inkomsten
en waardewijzigingen
Premie deelnemers en maatschappijen 433 332 336 2.302 69 181 197 179 276 133
Uitgekeerde pensioenen en saldo
waardeoverdrachten 641 636 624 623 597 575 552 536 529 495
Directe beleggingsopbrengsten 1.716 828 1.454 587 529 516 545 561 439 382
Indirecte beleggingsopbrengsten 1.456 313 842 2.648 (8.496) 735 2.403 2.307 1.505 1.781
¼PLOMRHQ 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005** 2004 2003
Samenstelling beleggingsportefeuille
Aandelen 8.821 7.026 7.420 6.329 2.962 12.278 12.004 11.056 9.171 8.258
Alternatieve beleggingen* 2.800 2.519 1.961 1.555 1.821 1.415 1.022 610 402 307
Hedgefondsen 745 678 927 840 704 1.422 1.123 1.063 755 584
Vastrentende waarden 8.442 8.230 7.057 6.819 5.950 5.559 4.881 4.089 3.736 3.507
Onroerende zaken (netto) 3 4 10 12 12 12 13 13 11 11
Overige activa en passiva
(exclusief shortposities) 360 (210) 70 (82) (138) (25) 632 376 445 73
Leningen hedgefondsen - - - - (713) (1.404) (1.105) (1.054) (750) (58 2)
Totaal vermogen 21.171 18.247 17.445 15.473 10.598 19.257 18.570 16.153 13.770 12.158
* Alternatieve beleggingen bevatten Private Equity, Indirect Vastgoed en overige alternatieve beleggingen
** vanaf 2005 o.b.v. IFRS
Voorziening pensioen-
verplichting 17.722 16.419 14.183 12.978 13.213 10.679 11.256 11.120 10.197
Dekkingsgraad (in procenten)*** 119 111 123 119 80 180 165 145 135
Rendementen (in procenten) 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003
(na aftrek van kosten)
T otaal rendement
(incl. Resultaat valuta afdekking) 17 6,5 14,8 27,5 -43,3 5,9 17,3 20,4 15,8 21,7
Gemiddeld 10 jaars pensioenrendement 8,1 4,8 3,5 1,7 1,7 8,8 10,2 10,6 9,5 7,5
Indices en indexaties 2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003
CBS afgeleide consumentenprijsindex
voor alle huishoudens (periode
maart/maart) 2,2 1,9 0,8 1,5 2,0 1,6 1,4 1,4 0,8 *2,3
Indexatie doorlopend pensioen 0 1,9** 0,8 0,0 2,0 1,6 1,4 1,4 0,6 2,5
MSCI aandelenwereldindex 16,4 -5,0 10,6 26,5 -38,3 5,2 16,1 16,3 11,8 25,5
JPM staatsobligatieswereldindex 3,5 6,3 4,2 0,7 9,2 4,0 0,8 3,7 4,9 2,2
* oorspronkelijk 2,5%, later door CBS aangepast tot 2,3%
** exclusief inhaalindexatie uit 2009 van 1,5%, die in 2011 is verleend.
***Vanaf 2005 gebaseerd op de methodiek van het financieel toetsingskader.
Voor 2012 gebaseerd op de 3-maands gemiddelde rentetermijnstructuur met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR) van 4,2%
BIJLAGEN
Bijlage 1: Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht
Bestuur
Het Bestuur bestaat uit vier werkgeversvertegenwoordigers (leden A) en vier werknemers-
vertegenwoordigers (leden B). De leden A van het Bestuur worden benoemd door Shell Petroleum N.V.
De leden B worden benoemd door Shell Petroleum N.V. op voordracht van de Centrale
Ondernemingsraad van Shell in Nederland. Bij het vervullen van hun taak dienen de leden van het
Bestuur ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden van het Pensioenfonds zich door het Bestuur op
evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Deelnemersraad
Het Pensioenfonds heeft een Deelnemersraad van twaalf personen, die het Bestuur gevraagd en
ongevraagd adviseert over belangrijke aangelegenheden betreffende het Pensioenfonds. In de
Deelnemersraad worden de deelnemers door vier leden en de pensioengerechtigden door acht leden
vertegenwoordigd. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd op voordracht van de
Centrale Ondernemingsraad van Shell in Nederland en de vertegenwoordigers van de
pensioengerechtigden worden benoemd op voordracht van de Vereniging van Oud-Employés der
"Koninklijke/Shell". De benoemingen worden gedaan door Shell Petroleum N.V.
Verantwoordingsorgaan
Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan van zes personen. Het Verantwoordingsorgaan
geeft jaarlijks achteraf een oordeel over het door het Bestuur vastgestelde beleid en de wijze waarop het
beleid is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur zoals
vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het Verantwoordingsorgaan baseert
zich bij zijn oordeel mede op de bevindingen van de Commissie Intern Toezicht. Verder heeft het
Verantwoordingsorgaan enkele specifieke adviesrechten.
Beleggingscommissie
Het Pensioenfonds heeft een Beleggingscommissie van vier personen. De Beleggingscommissie
adviseert het Bestuur, gevraagd en ongevraagd, over het Beleggingsbeleid en risicobeheersing. De
Beleggingscommissie wordt gevormd door twee werkgeversvertegenwoordigers (leden A) en twee
werknemersvertegenwoordigers (leden B) uit het Bestuur. Het Bestuur benoemt de leden van de
Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie wordt bijgestaan door een externe onafhankelijke
beleggingsadvisieur.
Directie en vermogensbeheer
Het Pensioenfonds heeft Shell Pensioenbureau Nederland B.V. (SPN) aangesteld als Directeur van het
Pensioenfonds. SPN ondersteunt het Bestuur, voert de pensioenadministratie en adviseert het Bestuur
over het pensioenbeleid. Tevens ondersteunt SPN het Bestuur bij het toezicht op het vermogensbeheer
en op het terrein van risicobeheersing. SPN heeft een Raad van Commissarissen bestaande uit twee
personen die zijn benoemd door de aandeelhouder. De Raad van Commissarissen heeft tot taak toezicht
te houden op het beleid van en de uitvoering door de Directie en op de algemene gang van zaken,
waaronder de interne controle, en daarnaast de Directie van SPN van advies te dienen.
Shell Asset Management Company B.V. (SAMCo) is door het Pensioenfonds aangesteld voor het
beheren van het vermogen en het adviseren van het Bestuur over het Beleggingsbeleid.
SPN en SAMCo zijn vennootschappen behorende tot de Royal Dutch Shell Groep.
SSPF/SPN Gedragscode
De SSPF/SPN Gedragscode geldt voor de leden van het Bestuur, de Commissie Intern Toezicht en sinds
1 januari 2013 ook voor de Deelnemersraad van het Pensioenfonds en voor alle medewerkers van SPN.
De gedragscode heeft tot doel te verzekeren dat alle activiteiten van het Pensioenfonds en SPN op een
integere wijze worden uitgevoerd en dat (de schijn van) verstrengeling van zakelijke en privé-belangen
wordt vermeden. Jaarlijks wordt door betrokkenen de naleving over het afgelopen jaar en de naleving in
het komende jaar bevestigd. De gedragscode voldoet aan de door de Pensioenwet en de Wet op het
financieel toezicht gestelde eisen. De compliance officer van SPN houdt toezicht op de uitvoering en
effectiviteit van de gedragscode.
Certificerend actuaris
De certificerend actuaris geeft jaarlijks een verklaring af of het Pensioenfonds heeft voldaan aan de eisen
als bedoeld in artikel 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Hiertoe worden alle door de certificerend
actuaris noodzakelijk geachte controles uitgevoerd.
Onafhankelijke accountant
De onafhankelijke accountant geeft jaarlijks een controleverklaring af bij de door het Pensioenfonds
gepubliceerde jaarrekening en bij de jaarlijkse DNB staten. Hieraan voorafgaand worden alle hiertoe door
de onafhankelijke accountant noodzakelijk geachte controles uitgevoerd.
Bestuur
Leden A
G.J.A. Louw, voorzitter
B.A. Fermin
mw. N.A.P. van Ingen (vanaf 9 maart 2012)
P.A. Morshuis, waarnemend voorzitter
Leden B
E.A. Breunesse
mw. C.J.H. Hes (vanaf 9 maart 2012)
B.C. van der Leer (vanaf 5 juni 2012)
N.C. van Luijk
L.R. Riedstra (tot 28 april 2012)
Deelnemersraad
Verantwoordingsorgaan
Leden A
D.A. Benschop, voorzitter
P.S. van Driel, plaatsvervangend voorzitter (vanaf 1 februari 2013)
T.P.K. Huysinga, plaatsvervangend voorzitter (tot 1 februari 2013)
Leden B
B.R. van den Berg (vanaf 27 april 2012)
F.P.G. Paulides
Leden C
R. van der Vlist
P.H.M. Deiters (tot 1 maart 2012)
L.F.B. Goudsmit (vanaf 1 maart 2012)
Beleggingscommissie
Leden A
B.A. Fermin, voorzitter
P.A. Morshuis
Leden B
E.A. Breunesse
mw. C.J.H. Hes (vanaf 9 maart 2012)
Directeur
Shell Pensioenbureau Nederland B.V.
Directie
J. Bouma, algemeen directeur
S.R. Tabak, directeur
Actuaris
Towers Watson
Accountant
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Het volgende overzicht toont de mutaties in het deelnemersbestand. Het aantal actieve deelnemers van
het Pensioenfonds is in 2012, in tegenstelling tot 2011, toegenomen. Het aantal indiensttredingen is fors
toegenomen en er is sprake van een daling van het aantal uitdiensttreders.
Het totaal aantal actieve deelnemers, gewezen deelnemers en ingegane pensioenen is gestegen ten
opzichte van 2011 met 106 tot 37.224.
Bijlage 4: Begrippenlijst
Pensioenen
ABTN
Actuariële en bedrijfstechnische nota. Een document van het Bestuur waarin het uitvoeringsbeleid en de
beheersstructuur van het Pensioenfonds zijn vastgelegd.
AG Prognose tafels
Tabel met verwacht toekomstig verloop van sterftekansen van de Nederlandse bevolking
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Pensioen dat een deelnemer ontvangt als hij door arbeidsongeschiktheid niet meer kan werken.
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
Toezichthouder op pensioenfondsen (gedragstoezicht) sinds 1 januari 2007.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen het vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen.
Dekkingstekort
Van een dekkingstekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedaagt dan de wettelijke minimaal
vereiste dekkingsgraad van 105%.
De Nederlandsche Bank N.V. (DNB)
Toezichthouder op pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.
Eigen vermogen
Verschil tussen bezittingen (vermogen) en schulden (voorziening pensioenverplichtingen).
Feitelijke premie
De premie die door de werkgever en de deelnemers wordt betaald.
FTK
Het Financieel Toetsingskader is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen
aan pensioenfondsen zijn vastgelegd.
Gedempte premie
Pensioenpremie die wordt berekend op basis van het verwachte rendement exclusief diversificatie-
effecten.
Kostendekkende premie
Pensioenpremie die wordt berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
Ouderdomspensioen
Het pensioen dat vanaf de reglementaire pensioenleeftijd aan de deelnemer wordt uitgekeerd.
Partnerpensioen
Het pensioen dat aan de nabestaande wordt uitgekeerd nadat de deelnemer is overleden.
Pensioenpremiegrens
Het normale maximum van salarisgroep 5, zoals dit gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell
Nederland B.V. De Pensioenpremiegrens wordt jaarlijks per 1 juli aangepast.
Pensioenjaren
De op volle maanden afgeronde periode van deelnemerschap aan de pensioenregeling, inclusief jaren
verkregen uit waardeoverdracht.
Pensioenpremiegrondslag
Het salaris (12 maanden plus uitkering ineens in april en/of december) plus eventuele pensionabele
toeslag(en). De pensioenpremie wordt op deze basis berekend.
Reservetekort
Van een reservetekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedraagt dan de wettelijke vereiste
dekkingsgraad (voor strategische beleggingsmix per 31 december 2011).
Rentetermijnstructuur
De yield curve, of rentetermijnstructuur, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijden van
vastrentende beleggingen enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds.
Vermogen
Het saldo van alle bezittingen en schulden van het Pensioenfonds, dat beschikbaar is om de voorziening
pensioenverplichtingen na te komen.
Voorziening pensioenverplichtingen
De met de rentetermijnstructuur verdisconteerde op de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken
en pensioenrechten.
UFR
DNB publiceert op maandbasis de actuele rentetermijnstructuur (RTS) voor de waardering van de
verplichtingen van pensioenfondsen. Introductie van de ultimate forward rate betekent een aanpassing
van het deel van de RTS voorbij het zogenoemde laatste liquide punt (20 jaar).
Uitgesteld pensioen
Opgebouwd pensioenrecht van gewezen deelnemers die de Shell-dienst voor het bereiken van de
pensioenleeftijd hebben verlaten en van wie het pensioen nog niet is ingegaan.
Waardeoverdracht
Wettelijk recht om opgebouwde pensioenrechten over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de
nieuwe werkgever met als doel pensioenbreuk zoveel mogelijk te beperken en/of om versnippering van
pensioenaanspraken over verschillende pensioenuitvoerders zo veel mogelijk te beperken.
Waardevast
Meegroeiend met de algemene prijsstijgingen.
Beleggingen
ALM-model
Een ‘Asset/ Liability Management’ model waarbij de ontwikkeling van de beleggingen en de voorziening
pensioenverplichtingen met verschillende economische en demografische veronderstellingen kan worden
gesimuleerd over een reeks van jaren.
Alternatieve beleggingen
Private equity, hedgefondsen, niet beursgenoteerd vastgoed en overige alternatieve beleggingen.
Beleggingsmix
Verhouding van (beursgenoteerde) aandelen, alternatieve beleggingen, vastrentende waarden en
kortlopende middelen in de beleggingsportefeuille.
Benchmark
Objectieve maatstaf, bijvoorbeeld een beursindex, waarmee door het Pensioenfonds behaalde
rendementen kunnen worden vergeleken.
Benchmark cost SSPF
Een schatting van de kosten voor SSPF gegeven de werkelijke beleggingsmix volgens de gemiddelde
kosten van de peer group voor vergelijkbare instrumenten. Dit zijn feitelijk de kosten die de peers zouden
hebben met de beleggingsmix van SSPF.
Compliance
De naleving van regelgeving.
CSA’s
Credit Support Annex, een bijlage bij de standaard derivatendocumentatie op basis waarvan zekerheid
wordt verstrekt voor de nakoming van verplichtingen o.g.v. de derivatentransacties die tussen partijen zijn
aangegaan.
Credit spread
Verschil tussen rentetarief op een bedrijfsobligatie en staatsobligatie.
Credit default swap
Een credit default swap is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij het kredietrisico dat een van
die twee partijen loopt op een derde partij wordt overgedragen aan de andere partij.
Derivaten
Afgeleide financiële instrumenten, zoals: opties, futures, forwards en swaps.
Duration
Een maatstaf voor de rentegevoeligheid van beleggingen of verplichtingen (dit is ongeveer gelijk aan de
gewogen gemiddelde looptijd).
Emerging Markets
Opkomende, nog niet tot volwassen economiën uitgegroeide regio’s of landen.
Equity swap
Overeenkomst tot ruil van aandelenrisico’s met een andere partij.
Eurozone
De landen die de euro als eigen munteenheid gebruiken.
EU kandidaten
Landen die naar verwachting op termijn lid kunnen worden van de Europese Unie en de landen die lid
zijn maar de euro niet als eigen munteenheid hebben ingevoerd.
Exposure
Bedrag waarover risico wordt gelopen. De risico’s voor de beleggingen kunnen bijvoorbeeld zijn valuta-,
rente- en koersfluctuaties.
Forward
Een niet op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van de onderliggende waarden in
de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs.
Fund of fund hedgefondsen
Een beleggingsfonds dat alleen maar andere beleggingsfondsen selecteert en daarin namens haar
beleggers belegt.
Future
Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van de onderliggende waarden in de
toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs.
GMSLA
Global Master Securities Lending Agreement, een raamovereenkomst waaronder twee partijen van
elkaar, tegen een vergoeding, over en weer effecten kunnen lenen die na een bepaalde periode weer
worden dienen te worden geretourneerd. Deze effecten worden in de tussentijd door de inlener gebruikt
bij het totstandkomen van financiële transacties.
Hedgen
Afdekken van (beleggings)risico.
Hedgefondsen
Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een breed scala aan beleggingsstrategieën en
beleggingsinstrumenten om onder verschillende marktomstandigheden een absoluut (positief) rendement
te behalen.
Inflatieswap
Overeenkomst tot ruil van inflatiestromen of inflatierisico’s met een andere partij.
Investment Grade
Een obligatie met een beperkt faillissementsrisico (S&P rating BBB of hoger, Moody’s rating Baa of
hoger).
ISDA
International Swaps and Derivatives Association, een wereldwijde organisatie voor instellingen die
gebruik maken van, en handelen in, derivaten. De ISDA publiceert standaard raamovereenkomsten (o.a.
de ISDA Master Agreement en de CSA (zie boven)) die derivatenpartijen kunnen gebruiken bij het
aangaan van derivatentransacties.
Large cap aandelen
Verzamelnaam voor aandelen die een grote marktkapitalisatie vertegenwoordigen.
Liability hedge
Een liability hedge bestaat uit langlopende staatsobligaties en rente- en inflatieswaps.
Long positie
Positie na het kopen van beleggingstitels.
Optie
Opties geven het recht om tot of op een bepaalde datum een bepaalde hoeveelheid onderliggende
waarden, bijvoorbeeld aandelen of valuta, tegen een vooraf vastgestelde koers te kopen (calloptie) of te
verkopen (putoptie).
OSLA
Overseas Securities Lending Agreement. Een variant op de GMSLA’s (zie boven).
OTC
Over the counter, dat wil zeggen niet op de beurs verhandeld.
Private Equity
Beleggingen in niet-beursgenoteerde ondernemingen.
Receivable
Vordering.
Renteswap
Overeenkomst tot ruil van rentestromen of renterisico’s met een andere partij.
Return seeking assets
Deel van de portefeuille dat als doel heeft het behalen van rendement, in tegenstelling tot het afdekken
van bepaalde risico’s.
Sale en repurchase (repo) and reverse sale en repurchase (reverse repo)
Een gecombineerde verkooptransactie met een afspraak tot terugkoop. Wordt gebruikt voor het
aantrekken van liquide middelen en/of arbitrage.
Securities Lending
Het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, waarbij onderpand wordt ontvangen ter dekking van het
risico van niet-teruglevering.
Short positie
Een positie die is ontstaan door het verkopen van beleggingstitels zonder deze te bezitten. Om de
verkochte activa te kunnen leveren, dienen beleggingstitels te worden geleend van derden waarvoor in
het algemeen onderpand moet worden gegeven.
Small cap aandelen
Verzamelnaam voor aandelen die een kleine marktkapitalisatie vertegenwoordigen.
Standaarddeviatie
Maat voor volatiliteit respectievelijk risico. Geeft de spreiding van de rendementen.
Swap
Overeenkomst tot ruil van bijvoorbeeld valutastromen, rentestromen of risico.
Termijncontract
Een overeenkomst waarbij de koper zich verplicht op een bepaalde datum een vermogenstitel van de
verkoper te kopen tegen een vastgestelde prijs.
Tracking error
De afwijking van de gebruikte beleggingsindex als benchmark (bijvoorbeeld de AEX) en het
beleggingsresultaat. Deze wordt onder andere gebruikt als risicomaatstaf en om de maximale ruimte aan
te geven die beleggers mogen afwijken van een beleggingsindex (actief risico).
VaR - Value at risk
Vermogensverlies dat met een bepaalde waarschijnlijkheid in een bepaalde periode zal optreden.
Vastgoed
Beleggingen in niet beurs genoteerd vastgoed.
Vastrentende waarden
Beleggingen met een vaste opbrengst, zoals: obligaties, pandbrieven, spaarbrieven en hypothecaire
leningen.
Volatiliteit (van koersen)
De beweeglijkheid van koersen. Heeft betrekking op het aantal fluctuaties en de grootte van de fluctuaties
in het koersverloop van bijvoorbeeld aandelen, obligaties en valuta’s.
Zakelijke waarden
Aandelen en alternatieve beleggingen.