Professional Documents
Culture Documents
Geschiedenisdocument Over de Middeleeuwen
Geschiedenisdocument Over de Middeleeuwen
Geschiedenisdocument Over de Middeleeuwen
Licht op de Middeleeuwen
6.1. Licht op de middeleeuwen (historische oriëntatie)
Leerdoelen
Over de vroege middeleeuwen is in de geschiedenis lang erg negatief geschreven. Het zou een gevaarlijke, onzekere
periode zijn geweest met veel minder beschaving, cultuur en kunst dan in de tijd ervoor. De vraag is of deze negatieve
kijk terecht is. Was het leven in de vroege middeleeuwen echt vooral verschrikkelijk? In dit hoofdstuk gaan we op zoek
naar het antwoord op deze vraag.
In de vroege middeleeuwen ontstond een samenleving die we de standensamenleving noemen. De bevolking van
Europa werd grofweg ingedeeld in drie groepen mensen. De eerste stand was de geestelijkheid. Hiertoe behoorden
alle mensen met een ambt (= functie) in de christelijke kerk, van hoog ( paus) tot laag (de dorpspriester). De tweede
stand was de adel. Dit waren mensen met een titel, zoals hertog of graaf. Ook de ridders hoorden bij deze stand.
Ridders hielpen de koning met het bestuur van het land, maar ook met de rechtspraak en het voeren van oorlog. De
derde stand, veruit de grootste groep, werd gevormd door de boeren. De mensen in deze groep bewerkten het land.
Burgers en boeren moesten werken voor de andere standen. Later in de middeleeuwen hoorden ook de burgers van de
steden bij de derde stand.
1000 Ontdekking van Noord-Amerika De Noorman Leif Erikson maakt een
ontdekkingsreis en bereikt als eerste Noord-
Amerika.
481 Clovis koning der Franken Clovis wordt koning van de Franken en bekeert
zich tot het christendom.
768 Karel de Grote koning der Franken Karel de Grote wordt tot koning van de Franken
gekroond. Onder zijn leiding breidt het Frankische
Rijk flink uit.
795 Paus Leo III Leo III wordt de hoogste leider van het
christendom in West-Europa. Hij vraagt Karel de
Grote om hulp.
800 Keizer Karel de Grote Karel de Grote wordt als dank voor zijn hulp aan
paus Leo III tot keizer gekroond.
814 Het Frankische Rijk wordt opgesplitst Karel de Grote overlijdt (814) en na zijn dood valt
het Frankische Rijk uiteindelijk uit elkaar.
Over de vroege middeleeuwen is in de geschiedenis lang erg negatief geschreven. Het zou een gevaarlijke, onzekere
periode zijn geweest met veel minder beschaving, cultuur en kunst dan in de tijd ervoor. De vraag is of deze negatieve
kijk terecht is. Was het leven in de vroege middeleeuwen echt vooral verschrikkelijk? In dit hoofdstuk gaan we op zoek
naar het antwoord op deze vraag.
In de vroege middeleeuwen ontstond een samenleving die we de standensamenleving noemen. De bevolking van
Europa werd grofweg ingedeeld in drie groepen mensen. De eerste stand was de geestelijkheid. Hiertoe behoorden
alle mensen met een ambt (= functie) in de christelijke kerk, van hoog ( paus) tot laag (de dorpspriester). De tweede
stand was de adel. Dit waren mensen met een titel, zoals hertog of graaf. Ook de ridders hoorden bij deze stand.
Ridders hielpen de koning met het bestuur van het land, maar ook met de rechtspraak en het voeren van oorlog. De
derde stand, veruit de grootste groep, werd gevormd door de boeren. De mensen in deze groep bewerkten het land. De
boeren en burgers moesten werken voor de andere standen. Later in de middeleeuwen hoorden ook de burgers van de
steden bij de derde stand.
1000 Ontdekking van Noord-Amerika De Noorman Leif Erikson maakt een
ontdekkingsreis en bereikt als eerste Noord-
Amerika.
481 Clovis koning der Franken Clovis wordt koning van de Franken en bekeert
zich tot het christendom.
768 Karel de Grote koning der Franken Karel de Grote wordt tot koning van de Franken
gekroond. Onder zijn leiding breidt het Frankische
Rijk flink uit.
795 Paus Leo III Leo III wordt de hoogste leider van het
christendom in West-Europa. Hij vraagt Karel de
Grote om hulp.
800 Keizer Karel de Grote Karel de Grote wordt als dank voor zijn hulp aan
paus Leo III tot keizer gekroond.
814 Het Frankische Rijk wordt opgesplitst Karel de Grote overlijdt (814) en na zijn dood valt
het Frankische Rijk uiteindelijk uit elkaar.
Je kunt bewijzen dat Karel de Grote aandacht had voor het christendom, onderwijs en kunst.
In 481 werd Clovis koning van de Franken. Onder zijn leiding ontstond het Frankische Rijk dat het sterkste koninkrijk
van West-Europa werd. Clovis bekeerde zich tot het christendom. Ook de bevolking van het Frankische Rijk werd
christen. Na Clovis' dood viel het Frankische Rijk uiteen. Het rijk werd onder zijn vier zonen verdeeld.
Na opnieuw eeuwen van oorlog werd Karel de Grote in 768 tot koning van de Franken gekroond. Hij breidde het
Frankische Rijk flink uit. Hij versloeg de Friezen en de Saksen. Hij deed ook zijn best deze stammen tot het christendom
te bekeren. Aan deze christenplicht werd Karel regelmatig herinnerd door priesters en monniken. Die maakten deel uit
van de geestelijkheid. In de standenmaatschappij van de middeleeuwen stond de geestelijkheid in theorie boven de
andere standen, omdat de geestelijken dichter bij God zouden staan. Maar in de praktijk legde de adel zich hier
natuurlijk niet bij neer.
In 795 werd Leo III gekozen als paus. Er waren in Rome veel opstanden. Daarom zocht Leo III hulp bij Karel de Grote.
Koning Karel besloot om de paus te helpen. Karel trok met zijn leger op naar Rome en wist de rust te herstellen. Leo III
was zo tevreden dat hij Karel de Grote in 800 tot keizer kroonde. Zo was er na de val van het West-Romeinse Rijk weer
een keizerrijk in West-Europa.
6.2.2 Het feodalisme
Karel de Grote was koning van een enorm rijk zonder een duidelijke hoofdstad . Karel trok daarom met zijn hofhouding
door zijn gebieden om zijn wetten en regels bekend te maken en te handhaven. Dit was een vrij onhandige manier van
besturen. Ook kon Karel de Grote geen permanent leger betalen om de rust in zijn rijk te bewaren. Karel de Grote
gebruikte daarom het leenstelsel om zijn rijk te besturen. Dit leenstelsel noemen we ook wel het feodalisme. Het werkt
zo:
Karel de Grote was de koning en daarmee de leenheer van het rijk. Bij het bestuur van zijn rijk werd de koning geholpen
door de adel. Edelen, zoals hertogen en graven, hielpen Karel de Grote met het voeren van oorlogen, het besturen van
het land en het innen van belastingen. In ruil hiervoor leende Karel hen een gebied in zijn rijk uit. De mannen die een
stuk grond van de koning leenden heten leenmannen. Sommige edelen traden bij de koning in dienst als ridder. Deze
ridders kregen de titel vazal en stonden de vorst bij met raad en (krijgs)daad. Er waren ook geestelijken vazal, schrijvers
bijvoorbeeld.
De belastingen werden opgelegd aan de boeren. Die betaalden in natura: in de vorm van een deel van hun oogst of door
werk te verrichten voor de leenheer. Zo hadden ook de edelen en de vorst genoeg te eten, want de edelen en de vorst
deden zelf niet aan landbouw. Het land dat Karel de Grote uitleende bleef wel van hem. Na de dood van de leenman
moest het terug gegeven worden aan de leenheer. Vaak vond een leenman het gebied dat hij te leen had zelf ook te
groot om te besturen. Daarom leende hij vaak een deel ervan door aan een achterleenman.
Ook de opvolgers van Karel de Grote gebruikten het leenstelsel om hun rijk te besturen. Na verloop van tijd bleek dit
stelsel vooral te zorgen voor versplintering. Veel leenmannen beschouwden de geleende grond als hun eigendom,
waardoor de leenheer steeds minder invloed had. Leenmannen kwamen soms ook andere verplichtingen niet meer na.
Ook kwam het voor dat leenmannen rijker en machtiger werden dan de leenheer.
6.2.3 Christendom, kloosters en cultuur
Na de bekering van koning Clovis verspreidde het christendom zich verder over West-Europa. De Frankische koningen
stuurden missionarissen op de Germaanse volken af om die in contact te brengen met het christelijk geloof. Bekende
missionarissen in Nederland waren Willibrord en Bonifatius . Ook Karel de Grote vond dat iedereen in zijn rijk het
christelijk geloof moest aanhangen. Het uitbreiden van het christendom ging niet altijd even vriendelijk: soms werden
nog heidense stammen hardhandig gedwongen het christelijk geloof aan te nemen.
In de middeleeuwen waren er mensen die zich graag terug wilden trekken uit de 'zondige wereld', om zich alleen maar
bezig te houden met het geloof. Zo ontstonden kloosters. Mannen die samen in een klooster leefden volgens
afgesproken kloosterregels heten monniken; vrouwen worden nonnen genoemd. In de middeleeuwen speelden
kloosters een grote rol in Europa. Monniken en nonnen konden lezen en schrijven, ook in het Latijn. In veel kloosters
was een bibliotheek waar teksten uit de oudheid werden bewaard.
Karel de Grote had ook veel aandacht voor onderwijs. Zoveel mogelijk mensen moesten volgens hem leren lezen en
schrijven. De geestelijkheid moest het onderwijs voor de boeren en burgers verzorgen. Ook kunst en wetenschap waren
belangrijk voor Karel de Grote. De opleving van kunst en cultuur in de tijd van Karel de Grote heet de Karolingische
Renaissance. (Renaissance is Frans voor 'wedergeboorte'.)
Je kunt de agrarische samenleving beschrijven aan de hand van het hofstelsel en het verschijnsel
horigheid.
De heer was (achter)leenman op grond die hij in leen had en die hij namens de leenheer bestuurde. Eigen baas was hij
over het gebied dat zijn domein heette. Een domein bestond uit een landhuis van de heer, het vroonhof, en
boerderijen van kleine boeren. Het vroonhof werd in de loop van de middeleeuwen groter en groeide soms uit tot een
kasteelhoeve of kasteel. Binnen de muren van zo'n kasteel konden de kleine boeren en hun vee beschutting zoeken in
tijd van oorlog.
In de vroege middeleeuwen leden mensen regelmatig honger. Op de akkers werden elk jaar dezelfde gewassen geteeld
en de akkers konden ook niet voldoende bemest worden. Daardoor raakte de grond uitgeput. Om meer opbrengst van
het land te kunnen halen werd door onder meer Karel de Grote het drieslagstelsel ingevoerd. Hierbij wordt de
landbouwgrond in drie stukken verdeeld. Op één deel van de grond wordt wintergraan verbouwd, op het tweede deel
zomergraan en op het derde deel wordt niets verbouwd. Dit deel van de grond kan zo van uitputting herstellen. Boeren
wisselden elk jaar om de vruchtbaarheid van de grond te behouden.
6.4. Noordelijk bezoek
Leerdoelen
Je kunt verschillende voorbeelden geven waarom de plunderingen van de Noormannen in de elfde eeuw
afgenomen zijn.
Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen controleren aan de hand van auteur, inhoud en tijd.
Oorspronkelijk kwamen de Noormannen uit de Scandinavische landen. Een deel van hen wordt ook wel Vikingen
genoemd. Veel jongemannen vertrokken vanuit Scandinavië op zoek naar nieuwe woonplaatsen. Door de snelle groei
van de bevolking waren er veel tekorten. Daarom koloniseerden zij in 874 IJsland en in 985 Groenland. Noormannen
probeerden daar een nieuw bestaan als boer op te bouwen. In West-, Midden- en Noordoost-Europa, waar de
rijkdommen in de ogen van de Noormannen voor het grijpen lagen, ondernamen Noormannen plundertochten. Met
name kloosters en handelssteden waren een gewild doel, omdat hier het meeste te halen viel. Zo werd in 834 de
Nederlandse plaats Dorestad (nu Wijk bij Duurstede ) aangevallen, waarbij veel inwoners vermoord werden of als slaaf
werden meegenomen. Een stad als Dorestad was voor Noormannen heel interessant, omdat deze op een kruispunt van
handelswegen over het water lag en er veel handel plaatsvond in wapens, werktuigen, wollen stoffen en sieraden.
Noormannen doken met hun snelle schepen onverwacht bij deze stad op. De Noormannen gebruikten veel geweld en
roofden, verkrachtten en stichtten brand.
Karel de Grote kwam regelmatig in conflict met de Noormannen. Hij voerde oorlogen tegen de Saksen, een Germaans
volk en bondgenoten van de Noormannen. Bovendien hadden de Noormannen het voorzien op de rijkdommen in het
Frankische rijk. Ten slotte zag Karel de Grote het als zijn taak als christen om de Noormannen te bekeren tot het
christelijke geloof.
6.4.2 Aanpassing aan Europa
De Noormannen bleven tot in de elfde eeuw plunderen in West- en Midden-Europa. Maar gaandeweg werden de
aanvallen minder. Dat had een aantal oorzaken:
In eerste instantie kwamen de Noormannen alleen langs om te roven en te plunderen, maar na verloop van tijd
besloten diverse families Noormannen dat de families in de gebieden wilden blijven wonen. De Noormannen
stichtten er nederzettingen die permanent bewoond werden, waarbij de Noormannen zich vervolgens
vermengden met de plaatselijke bevolking.
De Noormannen bekeerden zich tot het christendom. Lange tijd hadden de Noormannen juist fel gestreden tegen
het christendom, omdat de Noormannen hun eigen godsdienst wilden behouden. Vanaf het jaar 1000 waagden
verschillende missionarissen de oversteek naar het noorden om de Noormannen te bekeren en de missionarissen
hadden succes.
Er werden vredesverdragen getekend tussen Europese heersers. Zo werd er in 911 een vredesverdrag getekend
tussen de West-Frankische koning Karel de Eenvoudige en de Noorman Rollo. In dit verdrag werd de Franse streek
Normandië aan de Noormannen in leen gegund in ruil voor een einde aan de plundertochten.
Betrouwbaarheid
Als historicus gebruik je bronnen om het verleden te onderzoeken. Belangrijk is dat je deze bronnen op waarde
kunt schatten. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar, bijvoorbeeld omdat mensen overdrijven of dingen
weglaten. Hoe weet je welke bronnen wel en niet betrouwbaar zijn?
We vinden een bron betrouwbaar als de auteur betrouwbaar is, de tekst of inhoud betrouwbaar is en de tijd
betrouwbaar is.
Auteur: Wie heeft de bron geschreven? Is deze persoon onafhankelijk en objectief of heeft hij er belang bij
iets mooier of slechter uit te beelden?
Tekst/Inhoud: Wat staat er in de bron of wat is er te zien op de afbeelding? Klopt dit met wat je geleerd
hebt? Zijn het vooral meningen of feiten?
Tijd: Is de bron afkomstig van een ooggetuige of is het pas later opgeschreven?
Vervolgens moet je goed uit kunnen leggen wat je conclusie is, argumenteren noemen we dat.
boeren en burgers mensen uit het onderste deel van de samenleving zonder veel rechten
De groep boeren en burgers was heel divers. Wie namelijk geen geestelijke of edelman was, behoorde tot
derde stand, of hij of zij nu arm was of rijk. De boeren en de stadsburgers hadden in de middeleeuwse
standensamenleving veel meer plichten dan rechten.
feodalisme/feodale middeleeuwse vorm van bestuur, waarbij de koning grond uitleende aan de adel die hem in ruil hielp met
verhoudingen het bestuur en het leger. Zie ook feodalisme in par. 2
hofstelsel systeem waarbij de grond verdeeld was in domeinen die bewoond en bewerkt werden door heren en
boeren. Zie ook hofstelsel in par. 3
horigheid systeem waarbij boeren verplicht woonden en werkten op een stuk land dat eigendom was van een heer.
Zie ook horigen in par. 3
Frankische gebied in West-Europa dat tussen de derde en de tiende eeuw door Franken werd bestuurd
Rijk Het Frankische Rijk kreeg in het jaar 800 een keizer: Karel de Grote.
paus leider van de katholieke (christelijke) kerk
De paus woont in Rome in het Vaticaan (een kerk). Op de foto zie je de huidige paus, Franciscus .
leenstelsel middeleeuwse vorm van bestuur, waarbij de koning grond uitleende aan de adel die hem in ruil hielp met het
bestuur
Het leenstelsel is een ander woord voor feodalisme. Naast het helpen met besturen zorgde de adel ook voor de
rechtspraak, soldaten en het innen van belastingen.
feodalisme middeleeuwse vorm van bestuur, waarbij de koning grond uitleende aan de adel die hem in ruil hielp met het
bestuur en het leger
Feodalisme is een ander woord voor leenstelsel. Naast het helpen met besturen zorgde de adel ook voor de
rechtspraak, soldaten en het innen van belastingen.
leenheer grondbezitter die grond uitleende om zo zijn rijk te kunnen besturen
De leenheer gaf zijn grond in leen, omdat het rijk te groot was om in zijn eentje te kunnen besturen.
vazal geestelijke of edelman die bij de koning in dienst was
Het woord 'vazal' stamt af van het Keltische woord ‘gwasawl’ dat ‘dienende man’ betekent.
leenman geestelijke of edelman die grondgebied van de koning in leen kreeg
achterleenman geestelijke of edelman die grondgebied van een leenman in leen kreeg
De leenman zelf had dit gebied van de koning in leen gekregen.
missionaris persoon die het christendom verspreidt
Het woord 'missionaris' komt van het latijnse woord ‘missio’ dat ‘uitzending’ betekent.
klooster gebouw waarin geestelijken wonen die hun leven in dienst van God leven
Mannen die in een klooster wonen heten monniken; vrouwen heten nonnen. In een
klooster wordt vooral veel gebeden, maar er worden ook praktische
werkzaamheden verricht. In de middeleeuwen waren dat vaak
Klik op de afbeelding voor
schrijfwerkzaamheden, zoals het overschrijven van de Bijbel.
een vergroting.
3. Horigen en ridders
tijdverdrijf waarbij ridders met elkaar in gevecht gingen voor roem en eer
In eerste instantie bestond een toernooi uit een ‘melée’: een massaal gevecht tussen
ridders. Later in de middeleeuwen waren er ook gevechten tussen twee ridders. Ook
ringsteken was populair.
Klik op de afbeelding voor
een vergroting.
4. Noordelijke bezoek