Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 32

TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

TAALCOMPLEET A1
Woordenlijst sözlük
Turks Türk

A1 Thema 1 Hallo!
1.1 Hallo, mijn naam is Julia.
getrouwd evli
hallo merhaba
het jaar yaş
het kind, de kinderen çocuk
komen uit (ik kom uit, jij komt uit, hij komt uit, wij geldiği yer
komen uit)
de man, de mannen erkek, adam
de naam, de namen isim
Nederland Hollanda
de vrouw, de vrouwen kadın
wonen (ik woon, jij woont, hij woont, wij wonen) ikamet etmek

1.2 Hoi, hallo, doei, tot ziens


dag merhaba, hoşçakal
doei güle güle
goedemiddag iyi günler
goedemorgen günaydın
goedenavond iyi akşamlar
groeten (ik groet, jij groet, hij groet, wij groeten) selamlamak; selam vermek;
selam göndermek
hoi merhaba
de meneer Bay
de mevrouw Bayan
het Nederlands Hollandaca
tot ziens görüşürüz

1.3 Maan – man


de korte klank, de korte klanken * kısa ünlü (a, e, i, o, u)
de lange klank, de lange klanken * uzun ünlü (aa, ee, ie, oo, uu)

1.4 Familie (1)


de broer, de broers erkek kardeş ; abi
de dochter, de dochters kız çocuk
en ve
de familie, de families aile
heten (ik heet, jij heet, hij heet, wij heten) isimlendirmek (benim adım
.., senin adın.., onun adı..)
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

1
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

de moeder, de moeders anne


de oma, de oma’s büyük anne
de opa, de opa’s dede
de ouder, de ouders ebeveyn
de vader, de vaders baba
de zoon, de zoons oğul
de zus, de zussen kız kardeş; abla

1.5 A, b, c
het alfabet * alfabe
de letter, de letters * harf

1.6 Ik, jij, wij


ik ben
jij / je sen
U siz (saygı ifade eder)
hij o (erkek)
zij / ze o (kadın)
wij / we biz
jullie siz (çoğul ikinci şahıs)
zij / ze onlar

1.7 Fiets, boek, trein


dezelfde * aynı
de korte klank, de korte klanken * kısa ünlü (a, e, i, o, u)
de lange klank, de lange klanken * uzun ünlü (aa, ee, ie, oo, uu)
de tweetekenklanken * ikili ünlü (ei, ij, au, ou, eu)
verschillend, verschillende * farklı

1.8 Hoe gaat het?


goed, goede iyi
Het gaat wel. İyi gidiyor; İyiyim
Hoe gaat het? Nasıl gidiyor?
Hoe is het? Nasılsın?
ook da; de (dahi anlamında)
niet değil (olumsuzluk belirtir)

1.9 Letter, woord, zin


beginnen (begint) * başlamak
eindigen (eindigt) * bitmek
de letter, de letters harf
de punt, de punten nokta
het woord, de woorden kelime
de zin, de zinnen cümle

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

2
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
1.10 Familie (2)
het kleinkind, de kleinkinderen torun
mijn benim
de neef, de neven kuzen, yeğen (erkek)
de nicht, de nichten kuzen, yeğen (kadın)
de oom, de ooms amca; dayı
de schoonzus, de schoonzussen baldız; yenge
de tante, de tantes teyze; hala; yenge
de zwager, de zwagers enişte

1.11 Huis, neus, touw


dezelfde * aynı
de korte klank, de korte klanken * kısa ünlü (a, e, i, o, u)
de lange klank, de lange klanken * uzun ünlü (aa, ee, ie, oo, uu)
de tweetekenklanken * ikili ünlü (ei, ij, au, ou, eu)

1.12 Ik ben, jij bent, hij is, wij zijn


zijn olmak (isim ve sıfat fiilidir, Ör. İyiyim;
güzelsin)
ik ben ben … ‐im/‐ım (ör. ben iyiyim; ben kadınım)
jij bent sen ... ‐sin/‐sın (ör. sen iyisin; sen erkeksin)
ben jij? sen … ‐misin/‐mısın? (soru ifade eder. ör.
sen iyi misin?)
u bent siz (saygı ifade eder) … ‐siniz/‐sınız (ör. siz
iyisiniz; siz bayansınız)
hij is o (erkek) (ör. o iyi)
zij is o (kadın) (ör. o iyi)
het is o (cisim) (ör. o iyi)
wij zijn biz … ‐iz/‐ız(ör. biz iyiyiz)
jullie zijn siz … ‐siniz/‐sınız(çoğul ikinci şahıs) (ör. siz
iyisiniz, siz evlisiniz)
zij zijn onlar … ‐lar/‐ler (ör. onlar iyiler,
mutfaktalar)

1.13 Waar kom je vandaan?


de baby, de baby’s bebek
geen yok (olmama hâli belirtir)
het gezin, de gezinnen aile
groot, grote büyük
hier burada
horen (ik hoor, jij hoort, hij hoort, duymak
wij horen)
ja evet
de jongen, de jongens erkek çocuk, oğlan
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

3
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

klein, kleine küçük


leuk, leuke hoş; güzel
het meisje, de meisjes kız çocuk
nee hayır
praten (ik praat, jij praat, hij praat, konuşmak
wij praten)
Waar kom je vandaan? Nereden geliyorsun? Nerelisin?

1.14 Wie? Wat? Waar?


het antwoord, de antwoorden cevap
beginnen (ik begin, jij begint, hij begint, başlamak
wij beginnen) *
eindigen (ik eindig, jij eindigt, hij eindigt, bitmek
wij eindigen) *
de vraag, de vragen soru
waar nerede
wat ne
wie kim

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben


hebben sahip olmak
ik heb benim …‐am/‐em/‐im/‐ım/‐um/‐üm var
(Ör. benim arabam var)
jij hebt senin …‐an var (Ör. senin oğlun var)
heb jij? Senin …‐an var mı? (Ör. senin araban
var mı?)
u hebt / heeft sizin …‐nuz/‐nız/‐niz var (Ör. sizin kızınız
var)
hij heeft (erkek) onun … ‐i/‐ı var (Ör. onun iki
ablası var)
zij heeft (kadın) onun … ‐i/‐ı var
wij hebben bizim … ‐miz/‐mız/‐muz/‐müz var (Ör.
bizim bebeğimiz var)
jullie hebben sizin … ‐niz/‐nız/‐nuz/‐nüz var (Ör. sizin
arabanız var)
zij hebben onların ..‐sı var (Ör. onların abisi var)

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

4
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
A1 Thema 2 De school
2.1 Naar school
binnen iç; içeri
buiten dış; dışarı
de cursist, de cursisten öğrenci
de docent, de docenten öğretmen
gaan (ik ga, jij gaat, hij gaat, wij gaan) gitmek
lopen (ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen) yürümek
naar ‐e/‐a takısı, yönelme belirtir;
ör. okula gitmek
de pauze, de pauzes ara
samen birlikte
de school, de scholen okul
welkom karşılama; hoşgeldin
zeggen (ik zeg, jij zegt, hij zegt, wij zeggen) söylemek

2.2 Eén, twee, drie


het getal, de getallen * sayı
hoeveel * ne kadar; kaç tane
nul 0
één 1
twee 2
drie 3
vier 4
vijf 5
zes 6
zeven 7
acht 8
negen 9
tien 10
elf 11
twaalf 12
dertien 13
veertien 14
vijftien 15
zestien 16
zeventien 17
achttien 18
negentien 19
twintig 20

2.3 De cursisten leren Nederlands.


het boek, de boeken kitap
het bord, de borden tahta
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

5
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

de computer, de computers bilgisayar


leren (ik leer, jij leert, hij leert, wij leren) öğrenmek
lezen (ik lees, jij leest, hij leest, wij lezen) okumak
luisteren (ik luister, jij luistert, hij luistert, wij luisteren) dinlemek
maken (ik maak, jij maakt, hij maakt, wij maken) yapmak
de opdracht, de opdrachten ödev
de pen, de pennen kalem
schrijven (ik schrijf, jij schrijft, hij schrijft, wij schrijven) yazmak
spreken (ik spreek, jij spreekt, hij spreekt, wij spreken) konuşmak
de tekst, de teksten metin; yazı

2.4 De dagen van de week


de agenda, de agenda’s ajanda
de dag, de dagen gün
morgen yarın
vandaag bugün
de week, de weken hafta
het weekend, de weekenden hafta sonu
maandag pazartesi
dinsdag salı
woensdag çarşamba
donderdag perşembe
vrijdag cuma
zaterdag cumartesi
zondag pazar

2.5 Hoeveel? Wanneer?


bijvoorbeeld * örneğin; mesela
hoeveel ne kadar; kaç tane
vragen (ik vraag, jij vraagt, hij vraagt, wij vragen) * sormak
wanneer ne zaman

2.6 Twintig, dertig, veertig


het getal, de getallen * sayı
dertig 30
veertig 40
vijftig 50
zestig 60
zeventig 70
tachtig 80
negentig 90
honderd 100

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

6
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
2.7 Wat zegt u?
begrijpen (ik begrijp, jij begrijpt, hij begrijpt, anlamak
wij begrijpen)
Hoe schrijf je dat? Bu nasıl yazılır?
de mensen insanlar
moeilijk, moeilijke zor
snel, snelle hızlı
sorry üzgünüm
veel çok
Wat betekent dat? Bu ne anlama geliyor?
Wat is dat? Bu nedir?
Wat zeg je? Ne dedin?
Wat zegt u? Ne dediniz?

2.8 In de klas
beginnen (ik begin, jij begint, hij begint, başlamak
wij beginnen)
het ding, de dingen şey; eşya
de gum, de gummen silgi
Hoe spel je dat? Bu nasıl yazılır?
de klas, de klassen sınıf
makkelijk, makkelijke kolay
het papier, de papieren kağıt
het potlood, de potloden kurşun kalem
staan (ik sta, jij staat, hij staat, wij staan) ayakta durmak
zien (ik zie, jij ziet, hij ziet, wij zien) görmek
zitten (ik zit, jij zit, hij zit, wij zitten) oturmak

2.9 Een opdracht maken


kiezen (ik kies, jij kiest, hij kiest, wij kiezen) seçmek
het kruisje , de kruisjes çapraz
de lijn, de lijnen çizgi
moeten (ik moet, jij moet, hij moet, wij moeten) zorunda olmak
het plaatje, de plaatjes görüntü, resim, slayt
het rondje , de rondjes yuvarlak
de streep, de strepen çizgi
typen (ik typ, jij typt, hij typt, wij typen) yazmak (klavye ile)

2.10 De maanden van het jaar


de datum, de datums tarih
eerste ilk
het jaar yıl; sene
laatste son
de maand, de maanden ay
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

7
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

januari ocak
februari şubat
maart mart
april nisan
mei mayıs
juni haziran
juli temmuz
augustus ağustos
september eylül
oktober ekim
november kasım
december aralık

2.11 In de pauze
alsjeblieft lütfen; buyrun
dank je wel teşekkürler
drinken (ik drink, jij drinkt, hij drinkt, wij drinken) içmek
graag lütfen, memnuniyetle
de koffie kahve
de melk süt
Nee, dank je. Hayır, teşekkür ederim.
op school okulda
de suiker şeker
de thee çay
willen (ik wil, jij wil, hij wil, wij willen) istemek

2.13 Ik drink, hij drinkt, wij drinken


bijvoorbeeld * örneğin; mesela
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * mastar
de ik‐vorm * birinci tekil şahıs (ben)
het onregelmatige werkwoord * düzensiz fiil
het regelmatige werkwoord * düzenli fiil

2.14 Begrijp je het?


de bladzijde, de bladzijdes sayfa
fout, foute yanlış
Ik weet het niet. Bilmiyorum.
kijken (ik kijk, jij kijkt, hij kijkt, wij kijken) bakmak
de les, de lessen ders
de puzzel, de puzzels bulmaca
de titel, de titels başlık
weten (ik weet, jij weet, hij weet, wij weten) bilmek
weg yok; eksik
welk, welke hangi
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

8
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
2.15 Alsjeblieft, dank je wel
alsjeblieft lütfen; buyrun
bedankt teşekkürler
geven (ik geef, jij geeft, hij geeft, wij geven) vermek
graag gedaan rica ederim
helpen (ik help, jij helpt, hij helpt, wij helpen) yardım etmek
iemand biri
krijgen (ik krijg, jij krijgt, hij krijgt, wij krijgen) almak
vragen (ik vraag, jij vraagt, hij vraagt, wij vragen) sormak

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

9
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

A1 Thema 3 Wonen
3.1 Het huis
het balkon, de balkons balkon
het dak, de daken çatı
de deur, de deuren kapı
de flat, de flats apartman dairesi
de garage , de garages garaj
het huis, de huizen ev
de muur, de muren duvar
het raam, de ramen pencere
de schuur, de schuren kulübe; bahçe deposu
de tuin, de tuinen bahçe

3.2 Ik zeg, wij zeggen – ik spel, wij spellen


Aan het eind van een woord staan nooit twee Bir kelimenin sonunda asla
dezelfde medeklinkers. * aynı iki ünsüz bulunmaz.
ik‐vorm * birinci tekil şahıs (ben)
de korte klank, de korte klanken * kısa tonlama
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

3.3 De kamers
de badkamer, de badkamers banyo
beneden aşağı
boven yukarı
de gang, de gangen koridor
de kamer, de kamers oda
de keuken, de keukens mutfak
de slaapkamer, de slaapkamers yatak odası
de wc, de wc’s tuvalet
de woonkamer, de woonkamers oturma odası
de zolder, de zolders tavan arası

3.4 Ik wil me graag voorstellen.


alleen yalnız
de buurman, de buurmannen komşu (erkek)
de buurvrouw, de buurvrouwen komşu (kadın)
een beetje biraz
gezellig, gezellige samimi; sıcak
het koekje, de koekjes kurabiye; bisküvi
komen (ik kom, jij komt, hij komt, wij komen) gelmek
het kopje, de kopjes fincan
nieuw, nieuwe yeni
de straat, de straten yol; sokak
thuis evde
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

10
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
zich voorstellen (ik wil me voorstellen) tanıtmak

3.5 De meubels
het bad banyo
de bank, de banken koltuk
het bed, de bedden yatak
de douche, de douches duş
de kast, de kasten dolap
de lamp, de lampen lamba
het meubel, de meubels mobilya
de stoel, de stoelen sandalye
de tafel, de tafels masa
de televisie, de televisies televizyon

3.6 Ik woon, wij wonen – ik spreek, wij spreken


Heeft het hele werkwoord een lange klank? De ik‐ Mastarda bir uzun ünlü mü
vorm krijgt twee klinkers. * var? Birinci tekil şahıs
formunda iki ünlü yazılır.
ik‐vorm * birinci tekil şahıs (ben)
de lange klank, de lange klanken * uzun tonlama
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

3.7 De kleuren
blauw, blauwe mavi
bruin, bruine kahverengi
geel, gele sarı
grijs, grijze gri
groen, groene yeşil
de kleur, de kleuren renk
oranje turuncu
paars, paarse mor
rood, rode kırmızı
roze pembe
wit, witte beyaz
zwart, zwarte siyah

3.8 De buurt
aardig , aardige sıcak kanlı; hoş
de buurt, de buurten semt
het dorp, de dorpen köy
hoog, hoge yüksek
de lift, de liften asansör
mooi, mooie güzel
het park, de parken park

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

11
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

de stad, de steden şehir


de trap, de trappen merdiven
de verdieping, de verdiepingen kat
weinig, weinige az
de winkel, de winkels mağaza; dükkan

3.9 Eerste, tweede, derde


eerste ilk; birinci
tweede ikinci
derde üçüncü
vierde dördüncü
vijfde beşinci
zesde altıncı
zevende yedinci
achtste sekizinci
negende dokuzuncu
tiende onuncu

3.10 Te huur
het aantal, de aantallen adet
druk, drukke yoğun
huren (ik huur, jij huurt, hij huurt, wij huren) kiralamak
het internet internet
nu şimdi
per dönem ifade eder; ör.
günlük, haftalık
de plaats, de plaatsen yer
de prijs, de prijzen fiyat
rustig, rustige sakin
te huur kiralık
zoeken (ik zoek, jij zoekt, hij zoekt, wij zoeken) aramak
zonder ‐siz/‐sız/‐suz/‐süz (Ör.
bahçesiz)

3.11 Ik schrijf, wij schrijven – ik kies, wij kiezen


aan het eind * sonunda
ik‐vorm * birinci tekil şahıs (ben)
nooit * asla; hiç
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

3.12 Kazem is de sleutel vergeten.


kunnen (ik kan, jij kan, hij kan, wij kunnen) yapabilmek; edebilmek
lachen (ik lach, jij lacht, hij lacht, wij lachen) gülmek
liggen (ik lig, jij ligt, hij ligt, wij liggen) yatmak

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

12
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
op slot kilitli
pakken (ik pak, jij pakt, hij pakt, wij pakken) almak
de sleutel, de sleutels anahtar
vaak sık sık
van ‐den/‐dan, ‐in/‐ın/‐un/‐ün (Ör.
okuldan, evinin anahtarı)
vergeten (ik vergeet, jij vergeet, hij vergeet, unutmak
wij vergeten)
vinden (ik vind, jij vindt, hij vindt, wij vinden) bulmak

3.13 Zinnen maken (1)


de hoofdzin * ana cümle
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

13
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

A1 Thema 4 Eten en drinken


4.1 Boodschappen doen
de appel, de appels elma
de bakker, de bakkers fırıncı
boodschappen doen (ik doe boodschappen, alışverişe çıkmak, alışveriş yapmak
jij doet…, hij doet…, wij doen…)
de boter tereyağı
het brood, de broden ekmek
de groente, de groenten sebze
kopen (ik koop, jij koopt, hij koopt, wij kopen) satın almak
kunnen (ik kan, jij kunt, hij kan, wij kunnen) yapabilmek; edebilmek
de markt, de markten pazar
de slager, de slagers kasap
de supermarkt, de supermarkten süpermarket
het vlees et

4.2 Ik kom, wij komen – ik ga, wij gaan


hetzelfde * aynı
het onregelmatige werkwoord * düzensiz fiil

4.3 Ontbijt, lunch en avondeten


de aardappel, de aardappels patates
het avondeten akşam yemeği
’s avonds akşamleyin
dan o zaman
eten (ik eet, jij eet, hij eet, wij eten) yemek yemek
de lunch öğle yemeği
’s middags öğleden sonra
’s ochtends sabah
of veya; ya da
het ontbijt kahvaltı
het water su
de wijn, de wijnen şarap

4.4 Soep koken


doen (ik doe, jij doet, hij doet, wij doen) koymak
nodig hebben (ik heb nodig, jij hebt nodig, ihtiyaç duymak
hij heeft nodig, wij hebben nodig)
klaar hazır
koken (ik kook, jij kookt, hij kookt, wij koken) pişirmek
de liter, de liters litre
de minuut, de minuten dakika
de pan, de pannen tencere; tava
snijden (ik snijd, jij snijdt, hij snijdt, wij snijden) kesmek
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

14
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
de soep, de soepen çorba
de tomaat, de tomaten domates
de ui, de uien soğan
het zout tuz

4.5 Aan tafel!


allemaal tamamı; tümü; her biri
het bord, de borden tabak
eet smakelijk afiyet olsun
het eten yemek
het glas, de glazen bardak
het ijs dondurma
de lepel, de lepels kaşık
het mes, de messen bıçak
op bitmiş
roepen (ik roep, jij roept, hij roept, wij roepen) çağırmak
de vork, de vorken çatal
zetten (ik zet, jij zet, hij zet, wij zetten) hazırlamak (masa)

4.7 Wat vind je lekker?


altijd daima
de bloemkool, de bloemkolen karnabahar
de boterham, de boterhammen sandviç
de kaas, de kazen peynir
de kip, de kippen tavuk
lekker lezzetli
meestal çoğunlukla
nooit asla
de rijst pilav
vinden (ik vind, jij vindt, hij vindt, wij vinden) bulmak
de vis, de vissen balık
de worst, de worsten sosis

4.8 Vragen maken (1)


het vraagwoord, de vraagwoorden * soru sözcüğü
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

4.9 Appeltaart maken


aan açık (ör. ışık)
dom aptal
het ei, de eieren yumurta
genoeg yeterli
de gram gram
koud soğuk
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

15
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

meer daha fazla


minder daha az
oké tamam
de oven, de ovens fırın
de taart, de taarten turta; yaş pasta
uit kapalı

4.10 De euro
het bedrag, de bedragen miktar
betalen (ik betaal, jij betaalt, hij betaalt, wij betalen) ödemek
bijna neredeyse
het briefje, de briefjes kağıt para
de cent, de centen kuruş
de euro, de euro’s avro
gebruiken (ik gebruik, jij gebruikt, hij gebruikt, kullanmak
wij gebruiken)
kosten (het kost, ze kosten) maliyet; tutmak
de munt, de munten bozuk para
verschillend, verschillende farklı

4.11 Vragen maken (2)


het vraagwoord, de vraagwoorden * soru sözcüğü
het werkwoord, de werkwoorden * fiil

4.12 Op de markt
alstublieft lütfen
Anders nog iets? Başka bir şey?
de druif, de druiven üzüm
duur pahalı
fijn, fijne güzel
de helft yarım
de kilo kilo
de komkommer, de komkommers salatalık
het ons 100 gram
het pond libre; yarım kilo
terug iade; geri
de verkoper, de verkopers satıcı

4.13 Van € 1,50 voor € 0,99!


alle hepsi
de banaan, de bananen muz
de boon, de bonen kuru fasulye
de citroen, de citroenen limon
het fruit meyve

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

16
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
gratis ücretsiz; bedava
de peer, de peren armut
de sinaasappel, de sinaasappels portakal
de sla marul
het soort, de soorten çeşit
de wortel, de wortels havuç
de zak, de zakken torba

4.14 Su ‐ per ‐ markt


de lettergreep, de lettergrepen * hece
de stukje, de stukjes * parça
verdelen (ik verdeel, jij verdeelt, hij verdeelt, bölmek
wij verdelen) *

4.15 In de supermarkt
de bon, de bonnen fiş
daarna sonra
het geld para
goedkoop, goedkope ucuz
iets bir şey
in de aanbieding indirimli
de kassa, de kassa’s kasa
mee birlikte
het pak, de pakken paket
pinnen (ik pin, jij pint, hij pint, wij pinnen) banka kartıyla ödeme
want çünkü
de zegel, de zegels pul

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

17
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

A1 Thema 5 De dokter
5.1 Hoofd, schouders, knie en teen
de arm, de armen kol
het been, de benen bacak
de bil, de billen kalça; popo
de buik, de buiken karın
de hand, de handen el
het hoofd , de hoofden kafa
het lichaam, de lichamen beden
de knie, de knieën diz
de rug, de ruggen sırt
de schouder, de schouders omuz
de teen, de tenen ayak parmağı
de vinger, de vingers parmak
de voet , de voeten ayak

5.2 Schou ‐ der


bijvoorbeeld * örneğin
de klank, de klanken * ses
de klemtoon * aksan
de lettergreep, de lettergrepen * hece
het woordenboek * sözlük

5.3 Ogen, oren en neus


de baard, de baarden sakal
het gezicht, de gezichten yüz
het haar saç
de kin, de kinnen çene
de lip, de lippen dudak
de mond, de monden ağız
de nek, de nekken boyun
de neus, de neuzen burun
het oog, de ogen göz
het oor, de oren kulak
de snor, de snorren bıyık
de tand, de tanden diş
de wang, de wangen yanak

5.4 Voet – voeten, lip – lippen


het enkelvoud * tekil
de klinker, de klinkers * ünlü
de korte klank, de korte klanken * kısa ünlü
de medeklinker, de medeklinkers * ünsüz
het meervoud * çoğul
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

18
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
5.5 Een afspraak maken
de afspraak, de afspraken randevu
de assistente, de assistentes asistan
bellen (ik bel, jij belt, hij belt, wij bellen) aramak
de controle , de controles kontrol
eerder önceden
de huisarts, de huisartsen aile hekimi
de koorts ateş
later daha sonra
maar ama
de pijn ağrı
de tandarts, de tandartsen Diş hekimi
waarom neden

5.6 Been – benen, huis – huizen


dezelfde * aynı
het enkelvoud * tekil
de klinker, de klinkers * ünlü
de lange klank, de lange klanken * uzun ünlü
de medeklinker, de medeklinkers * kısa tonlama
het meervoud * çoğul

5.7 Naar de dokter


ander, andere başka
de apotheek, de apotheken eczane
bijvoorbeeld örneğin
de dokter, de dokters doktor
halen (ik haal, jij haalt, hij haalt, wij halen) almak
Ik heb last van … Muzdarip veya rahatsız
olmak; şundan muzdaripim
het medicijn, de medicijnen ilaç
het probleem, de problemen sorun
soms bazen
ziek, zieke hasta
het ziekenhuis, de ziekenhuizen hastane

5.8 Jij of u?
de achternaam, de achternamen soyadı
jong, jonge genç
kennen (ik ken, jij kent, hij kent, wij kennen) tanımak
oud, oude yaşlı
de voornaam, de voornamen isim
zeggen tegen (ik zeg tegen, jij zegt tegen, hij zegt söylemek
tegen, wij zeggen tegen)
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

19
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

5.9 Wat zijn uw klachten?


beterschap geçmiş olsun
erg çok
de griep grip
hoesten (ik hoest, jij hoest, hij hoest, wij hoesten) öksürmek
de keel, de kelen boğaz
de klacht , de klachten şikâyet
natuurlijk elbette
nog başka
het recept reçete
sinds ‐den beri
de spier, de spieren kas
waarschijnlijk muhtemelen
5.10 Dokter – dokters
achter * arka
het meervoud * çoğul
5.12 Naar de apotheek
daar orada
dagelijks, dagelijkse günlük
het doosje, de doosjes kutu
de drogist, de drogisten ilaç da satılan parfümeri
de druppel, de druppels damla
de huid deri
innemen (ik neem in, jij / hij neemt in, wij nemen in) almak
de keer, de keren kez
de pil, de pillen hap
smeren (ik smeer, jij smeert, hij smeert, wij smeren) sürmek
sommige bazı
de zalf merhem

5.14 Bij de tandarts


elk, elke her
de foto, foto’s fotoğraf
het gaatje , de gaatjes çürük
het gebit, de gebitten dişler
helaas ne yazık ki
helemaal tamamen
in orde iyi, yolunda
de kies, de kiezen azı dişi
misschien belki
poetsen (ik poets, jij poetst, hij poetst, wij poetsen) fırçalamak
vervelend can sıkıcı
vullen (ik vul, jij vult, hij vult, wij vullen) doldurmak
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

20
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
A1 Thema 6 De kleding
6.1 De jas, de broek, de schoenen
de broek, de broeken pantolon
het hemd, de hemden gömlek
de jas, de jassen ceket
de onderbroek, de onderbroeken külot
het overhemd, de overhemden gömlek
de rok, de rokken etek
de schoen, de schoenen ayakkabı
de sok, de sokken çorap
de tas, de tassen çanta
de trui, de truien kazak
het T‐shirt, de T‐shirts Tişört
het vest, de vesten yelek

6.2 De en het
de lidwoord, de lidwoorden * belirtme edatı (het veya de)
het meervoud * çoğul
het verkleinwoord, de verkleinwoorden * küçültme sözcüğü
het woordenboek, de woordenboeken * sözlük

6.3 Kleding kopen


de bloes, de bloezen bluz
Een moment alstublieft. Bir dakika lütfen.
het feest, de feesten parti
de kleding kıyafet
de knoop, de knopen düğme
de maat, de maten numara; beden
mogen (ik mag, jij mag, hij mag, wij mogen) mümkün olmak
de medewerker, de medewerkers meslektaş
de paskamer, de paskamers deneme kabini
passen (ik pas, jij past, hij past, wij passen) denemek (kıyafet)
te çok (büyük)
trouwen (ik trouw, jij trouwt, hij trouwt, wij evlenmek
trouwen)

6.5 Wat draagt zij?


allebei her ikisi de
dragen (ik draag, jij draagt, hij draagt, wij dragen) giymek
aanhebben (ik heb aan, jij hebt aan, hij heeft aan, giymek
wij hebben aan)
de jurk, de jurken elbise (kadın)
de kleren giysi
kort, korte kısa
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

21
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

de laars, de laarzen çizme


lang, lange uzun
net, nette resmi kıyafet
het pak, de pakken takım elbise
vrij, vrije izinli
het werk iş

6.6 Welk? Welke?


welk, welke * hangi

6.7 Welke sieraden draagt zij?


de armband, de armbanden bilezik
de bril, de brillen gözlük
de handschoen, de handschoenen eldiven
de hoed, de hoeden şapka
de hoofddoek, de hoofddoeken baş örtüsü
het horloge, de horloges saat
de ketting, de kettingen zincir
de muts, de mutsen bere
de oorbel, de oorbellen küpe
de ring, de ringen yüzük
het sieraad, de sieraden mücevher; takı
de sjaal, de sjaals atkı

6.8 De rok is kapot.


dezelfde aynı
Een ogenblik alstublieft. Bir dakika lütfen.
even az (süre anlamında, ör. az çay
içmeye gidiyoruz)
het gat , de gaten delik
heel çok (güzel)
jammer yazık
kapot, kapotte bozuk; kırık
meenemen (ik neem mee, jij neemt mee, almak; getirmek; götürmek
hij neemt mee, wij nemen mee)
ruilen (ik ruil, jij ruilt, hij ruilt, wij ruilen) değiştirmek
sturen (ik stuur, jij stuurt, hij stuurt, wij sturen) göndermek
wel var (yokun zıttı)
werken (ik werk, jij werkt, hij werkt, wij werken) çalışmak

6.9 Ik wil, jij wil, hij wil, wij willen


het onregelmatige werkwoord * düzensiz fiil

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

22
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
6.10 De tijd
de avond, de avonden akşam
duren (het duurt) sürmek
een half uur yarım saat
Hoe laat is het? Saat kaç?
de klok, de klokken saat
een kwartier çeyrek
de middag, de middagen öğleden sonra
de nacht, de nachten gece
‘s nachts geceleyin
de ochtend, de ochtenden sabah
een seconde, de secondes saniye
de tijd zaman
een uur, de uren saat

6.11 Is de winkel open?


behalve dışında
bestellen (ik bestel, jij bestelt, hij bestelt, sipariş vermek
wij bestellen)
brengen (ik breng, jij brengt, hij brengt, getirmek
wij brengen)
dicht kapalı
de feestdag, de feestdagen tatil
gesloten kapalı
online çevrimiçi
open açık
de openingstijd, de openingstijden açılış ve kapanış saatleri
ophalen (ik haal op, jij haalt op, hij haalt op, wij almak
halen op)
de spullen eşyalar; şeyler
toch yine de

6.13 Duizend, miljoen, miljard


duizend bin
het getal, de getallen sayı
miljard milyar
miljoen milyon
ongeveer yaklaşık
precies tam

6.14 Kleren wassen


alles tümü
apart ayrı ayrı
donker , donkere koyu (renk)
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

23
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

droog, droge kuru


de graad, de graden derece
meteen hemen
ophangen (ik hang op, jij hangt op, hij hangt op, wij asmak
hangen op)
schoon, schone temiz
vies, vieze kirli
warm, warme sıcak
wassen (ik was, jij wast, hij wast, wij wassen) yıkamak
zelf kendisi

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

24
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
A1 Thema 7 Reizen
7.1 Ik ga op reis.
de auto, de auto’s otomobil
de boot, de boten tekne
de bus, de bussen otobüs
de fiets, de fietsen bisiklet
laat geç
de metro, de metro’s metro
nemen (ik neem, jij neemt, hij neemt, wij nemen) binmek
reizen (ik reis, jij reist, hij reist, wij reizen) seyahat etmek
het station, de stations istasyon
de tram, de trams tramvay
de trein, de treinen tren
het vliegtuig, de vliegtuigen uçak

7.2 Hoe?
hoe nasıl
de lengte * uzunluk

7.3 Regels in het verkeer


het bord, de borden trafik tabelası
het fietspad, de fietspaden bisiklet yolu
de kilometer, de kilometers kilometre
Let op! Dikkat!
de regel, de regels kural
rijden (ik rijd, jij rijdt, hij rijdt, wij rijden) sürmek (araba)
de snelweg, de snelwegen otoyol
het stoplicht, de stoplichten trafik ışığı
stoppen (ik stop, jij stopt, hij stopt, wij stoppen) durmak
het verkeer trafik
de weg, de wegen yol
het zebrapad, de zebrapaden yaya geçidi

7.4 Ik kan, wij kunnen – ik mag, wij mogen


het onregelmatige werkwoord * düzensiz fiil

7.5 De kaart van Nederland


belangrijk, belangrijke önemli
het eiland, de eilanden ada
de hoofdstad, de hoofdsteden başkent
de kaart, de kaarten harita
het land, de landen ülke
het midden orta
het noorden kuzey
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

25
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

naartoe bir yere gitmek


het oosten doğu
de provincie, de provincies il
het westen batı
het zuiden güney

7.6 Op de doos, achter de doos, in de doos


aan ‐da; ‐de (duvarda)
achter arka
boven yukarı
in içinde
naast yanında
onder altında
op üzerinde
over üzerinde
tegenover karşısında
tussen arasında
uit dışında; ‐den/‐dan
voor önünde

7.7 In de file
alvast zaten; şimdiden
de collega, de collega’s meslektaş
denken (ik denk, jij denkt, hij denkt, wij denken) düşünmek; sanmak
doorgeven (ik geef door, jij geeft door, hij geeft iletmek
door, wij geven door)
dus bu yüzden
de file, de files trafik sıkışıklığı
onderweg yolda
de plek, de plekken yer
prima harika
snappen (ik snap, jij snapt, hij snapt, wij snappen) anlamak
te laat çok geç
tot straks görüşürüz

7.8 Waar is het station?


bij ‐te/‐ta/‐de/‐da; bulunmak
ifade eder; işteyim
dichtbij yakın
eerst ilk
het kruispunt, de kruispunten kavşak
linksaf sola
links sol

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

26
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
oversteken (ik steek over, jij steekt over, hij steekt karşıya geçmek
over, wij steken over)
rechtdoor düz devam etmek
rechtsaf sağa
rechts sağ
ver uzak
de weg yol

7.9 Woorden opzoeken


de betekenis, de betekenissen * anlam
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * mastar
opzoeken (ik zoek op, jij zoekt op, hij zoekt op, aramak
wij zoeken op) *
passen (het past) * uygun olmak
de vorm, de vormen * form
het woordenboek * sözlük

7.10
in ‐de, ‐da (tarihinde; aylar için
kullanılır))
na sonra
om ‐de, ‐da (saat)
op ‐de, ‐da (tarihinde; günler
için kullanılır))
over sonra
sinds ‐den beri
tijdens boyunca
tot ‐e, ‐a kadar
van ‐den, ‐dan
voor önce

7.11 Op het station


het bord, de borden tabela
gelukkig şanslı; iyi ki
halen (ik haal, jij haalt, hij haalt, wij halen) yetişmek
de kant, de kanten diğer tarafı
aankomen (ik kom aan, jij komt aan, varmak
hij komt aan, wij komen aan)
missen (ik mis, jij mist, hij mist, wij missen) kaçırmak
rennen (ik ren, jij rent, hij rent, wij rennen) koşmak
het spoor, de sporen tren yolu
vertrekken (ik vertrek, jij vertrekt, hij vertrekt, ayrılmak; kalkmak
wij vertrekken)

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

27
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

de vertrektijd, de vertrektijden hareket saati


via üzerinden
wachten (ik wacht, jij wacht, hij wacht, wij wachten) beklemek

7.12 Mijn auto, jouw auto, onze auto


mijn benim
jouw / je senin
uw sizin (saygı belirtir)
zijn onun (erkek)
haar onun (kadın)
ons bizim
onze bizim
jullie sizin (çoğul ikinci şahıs)
hun onların

7.13 Met de bus


blijven (ik blijf, jij blijft, hij blijft, wij blijven) kalmak
de chauffeur, de chauffeurs sürücü
eindelijk nihayet
de halte, de haltes durak
hangen (ik hang, jij hangt, hij hangt, wij hangen) asılı olmak
instappen (ik stap in, jij stapt in, hij stapt in, binmek
wij stappen in)
net az önce
slapen (ik slaap, jij slaapt, hij slaapt, wij slapen) uyumak
t/m (tot en met) kadar (son tarih dâhil)
uitstappen (ik stap uit, jij stapt uit, hij stapt uit, inmek
wij stappen uit)
vanavond bu akşam
volgend, volgende sonraki

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

28
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
A1 Thema 8 Vrije tijd
8.1 De boerderij
de boerderij, de boerderijen çiftlik
het dier, de dieren hayvan
dik, dikke kalın; şişman
de hond, de honden köpek
de kat, de katten kedi
de koe, de koeien inek
kwijt kayıp
leven (ik leef, jij leeft, hij leeft, wij leven) yaşamak
overal her yerde
het paard, de paarden at
het schaap, de schapen koyun
het varken, de varkens domuz

8.2 Woorden leren


de betekenis, de betekenissen * anlam
de manier, de manieren * biçim
onthouden (ik onthoud, jij onthoudt, hij onthoudt, hatırlamak; ezberlemek
wij onthouden) *
de taal, de talen * dil
de tegenstelling, de tegenstellingen * zıt
de tekening, de tekeningen * çizim
het woordweb, de woordwebben * kelime şeması

8.3 Voetbalclub Groen Gras


de club, de clubs kulüp
de dame, de dames bayan
de heer, de heren bay
iedereen herkes
de informatie bilgi
spelen (ik speel, jij speelt, hij speelt, wij spelen) oynamak
sporten (ik sport, jij sport, hij sport, wij sporten) spor yapmak
het team, de teams takım
trainen (ik train, jij traint, hij traint, wij trainen) antrenman yapmak
vanaf ‐den/‐dan itibaren
voetballen (ik voetbal, jij /hij voetbalt, wij voetballen) futbol oynamak
de wedstrijd, de wedstrijden maç

8.4 Zinnen maken (2)


aan het einde * sonunda
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * mastar
de hoofdzin, de hoofdzinnen * ana cümle
het werkwoord, de werkwoorden * fiil
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

29
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

8.5 Wat is je hobby?


de bal, de ballen top
bewegen (ik beweeg, jij beweegt, hij beweegt, hareket etmek
wij bewegen)
dansen (ik dans, jij danst, hij danst, wij dansen) dans etmek
gezond, gezonde sağlıklı
de hobby, de hobby’s hobi
houden van (ik houd van, jij houdt van, hij houdt sevmek
van, wij houden van)
de muziek müzik
tekenen (ik teken, jij tekent, hij tekent, wij tekenen) çizmek
vertellen (ik vertel, jij vertelt, hij vertelt, anlatmak
wij vertellen)
de vriend, de vrienden arkadaş
weer tekrar
zwemmen (ik zwem, jij zwemt, hij zwemt, yüzmek
wij zwemmen)

8.6 Een formulier invullen


het adres, de adressen adres
de cursus, de cursussen kurs
daarom bu nedenle
het e‐mailadres, de e‐mailadressen E‐posta adresi
het formulier, de formulieren form
de geboortedatum doğum tarihi
inschrijven (ik schrijf in, jij schrijft in, hij schrijft in, kaydolmak
wij schrijven in)
invullen (ik vul in, jij vult in, hij vult in, wij vullen in) doldurmak
het nummer, de nummers sayı
de postcode, de postcodes posta kodu
starten (ik start, jij start, hij start, wij starten) başlamak
de telefoon, de telefoons telefon

8.7 De broek, een broek – het paard, een paard


de lidwoord, de lidwoorden * belirtme edatı (het veya de)
het meervoud * çoğul
tellen (ik tel, jij telt, hij telt, wij tellen) * saymak

8.8 Wat ga jij in het weekend doen?


als eğer
het concert, de concerten konser
een dagje weg Günübirlik gezi
het liedje, de liedjes şarkı
het museum, de museums müze
* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

30
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS
op bezoek ziyaret etmek
de radio, de radio’s radyo
het restaurant, de restaurants restoran
het strand, de stranden kumsal
uit eten dışarıda yeme
de zee, de zeeën deniz
zingen (ik zing, jij zingt, hij zingt, wij zingen) şarkı söylemek

8.9 Geen of niet


het meervoud * çoğul
tellen (ik tel, jij telt, hij telt, wij tellen) * saymak
de situatie, de situaties * durum

8.10 Op vakantie
de bloem, de bloemen çiçek
fietsen (ik fiets, jij fietst, hij fietst, wij fietsen) bisiklete binmek
groetjes selamlar
ieder, iedere her
de natuur doğa
op vakantie gaan (ik ga op vakantie, jij gaat op tatile gitmek
vakantie, hij gaat op vakantie, wij gaan op vakantie)
de tent , de tenten çadır
de vakantie, de vakanties tatil
de vogel, de vogels kuş
wandelen (ik wandel, jij wandelt, hij wandelt, yürüyüş yapmak
wij wandelen)
het weer hava durumu
het zwembad, de zwembaden yüzme havuzu

8.11 Ik begrijp het niet.


bedoelen (ik bedoel, jij bedoelt, hij bedoelt, demek istemek
wij bedoelen)
herhalen (ik herhaal, jij herhaalt, hij herhaalt, tekrar etmek
wij herhalen)
langzaam yavaş
nog een keer bir kez daha
verstaan (ik versta, jij verstaat, hij verstaat, anlamak
wij verstaan)
uitleggen (ik leg uit, jij / hij legt uit, wij leggen uit) açıklamak

8.12 Dit boek is hier. Dat boek is daar.


aanwijzen (ik wijs aan, jij wijst aan, hij wijst aan, göstermek
wij wijzen aan) *
het meervoud * çoğul

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

31
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST TURKS

8.13 Vrienden
het bier bira
het café, de cafés kafe
elkaar birlikte; birbirini
de film, de films Film
inderdaad gerçekten
jawel evet
kletsen (ik klets, jij kletst, hij kletst, wij kletsen) sohbet etmek
schoonmaken (ik maak schoon, jij maakt schoon, temizlemek
hij maakt schoon, wij maken schoon)
veel plezier iyi eğlenceler
de vriendin , de vriendinnen kız arkadaş
weleens bazen
zin hebben in (ik heb zin in, jij hebt zin in, hij heeft istemek; arzu etmek
zin in, wij hebben zin in)

* Dit woord hoef je niet te leren. / Yıldız (*) işaretli kelimeleri öğrenmeniz gerekli değildir.

32

You might also like