Professional Documents
Culture Documents
Biologie - Interactie en Gedrag
Biologie - Interactie en Gedrag
Biologie - Interactie en Gedrag
-Symbiose:langdurige interspecifieke
interactie waarbij minstens 1 organisme
een voordeel ervaart
2.Interspecifieke interacties
2.1.Neutrale interspecifieke interacties
→Parasitisme:
● Endoparasiet:
•leven in het lichaam van de gastheer
•Vb. lintworm
● Ectoparasiet:
•groeien in of op het lichaam van de gastheer
•Verschillende levensstadia en gastheren
•Vb. teek
● Microparasiet:
•micro-organismen die in cellen leven van de gastheer
•Zeer snelle vermenigvuldiging en verspreiding
•Vb. Plasmodium falciparum è malaria
-amensalisme: organismen hindert een ander organisme(-) zonder enige voordelen of nadelen(0)
→asymmetrische concurrentie -
concurrentie verschillen in grootte en intensiteit
→antibiose -1
organisme verhinderd de ontwikkeling van de ander volledig(toxines)
-competitie: organisme hebben specifieke habitat en niche, toch vaak overlap in voorkeur(-,-)
→ fysieke confrontaties dat kan leiden tot verwondingen of dood
→extra energie om hulpbronnen te beschermen of te verzamelen
-Parasitisme bij planten
•Obligate parasiet: gastheer is nodig om te overleven
•Facultatieve parasiet: gastheer is niet noodzakelijk om te overleven, wel extra energie
•Holoparasiet: doen aan parasitisme om te overleven omdat ze zelf niet aan fotosynthese
doen. Bij afwezigheid van gastheer sterft de parasiet.
•Halfparasiet: doet zelf aan fotosynthese, maar gebruikt gastheer voor water of extra
nutriënten. Beperkte negatieve invloed op de gastheer
Levenscyclus Plasmodium
-mug steekt en kiemen van parasiet wordt geïnjecteerd,gaat naar bloedbaan →in lever van
tussengastheer vermenigvuldigt tot larven → roden bloedcellen pasten open parasiet komt vrij →
ontwikkeling van volwassen larven en kan teruggenomen worden door mug→ in
mug(eindgastheer) zullen volwassen larven uitgroeien tot volwassen parasieten en opnieuw voor
kiemen zorgen → mug besmet iemand anders
4.3.gedrag
-gedrag:de manier waarop een organisme reageert op zijn omgeving nadat er prikkels
ontvangen en verwerkt zijn
→actief en passief
→aangeboren(nature) en of aangeleerd(nurture)
→essentieel om te overleven en voort te planten
-aangeboren gedrag=nature
→spontaan zonder actief na te denken
→instincts: onvrijwillige drijfveer die organismen ervaren in hun soortspecifiek gedrag, een
genetisch voorgeprogrammeerde reactie op een prikkel
→reflex: automatisch en onvrijwillige reactie op een prikkel ter bescherming, om te voeden,
om voort te planten
-aangeleerd gedrag=nurture
→aangeleerd associatief gedrag: de nieuwe reactie wordt gekoppeld aan een prikkel
→klassieke conditionering: Pavlov Reflex →de hond reageert op een prikkel die voorheen
neutraal was dat is een geconditioneerde prikkel
-aangeleerd niet associatief gedrag
-gewenning: prikkel lokt na een tijd geen reactie meer op
-inprenting: leerprocessen op jonge leeftijd→grote impact→gedrag wordt blijvend gevormd
-oefenen en herhalen
-inzicht
-proefondervindelijk leren of trial-and-error: leren uit fouten na mislukking
-imitatie: nieuwe gedragingen aanleren door na te bootsen
MISLEIDENDE COMMUNICATIE
mimicry: predatoren die uiterlijk of gedrag minder gevaarlijk voor doen, bedoeling: gedrag
ontvanger beïnvloeden door misleidende signalen
agressieve mimicry : Sommige predatoren vermommen zich zodat de prooi niet door heeft
dat de predator er is . Andere gebruiken een lichaamsdeel om voeding of sexueel prikkel na
te bootsen zodat de prooi er op af komt . Dan wordt de prooi opgegeten
reproductieve mimicry: bloemen lokken hun belangrijke bestuivers (kleur & geur)
batesiaanse mimicry: Als een organisme ongevaarlijk is, is het een goede strategie om een
gevaarlijk organisme na te bootsen.
mulleriaanse mimicry: als meerdere gevaarlijke / giftige organismen sterk op elkaar lijken
en er een voordeel uit halen bv. er ‘giftig’ uit zien