THEATER DE GOEDE VRIENDEN STELT VOOR:

"VAKANTIE AAN DE KUST"

Deel 1. Discussie tussen partners

1 Zij : Schat, wat gaan we doen tijdens de vakantie?

2 Hij : Dat hangt ervan af, schat. Wat zou jij graag doen?

3 Zij : Wel, ik ga graag naar zee, dat weet je. Om lekker te bruinen op het strand,
in de zon.

4 Hij : Topless?

5 Zij : Nee hoor! Dat is niet meer in de mode, tegenwoordig.

6 Hij : Jammer. De kinderen houden ook veel van de kust. Ze spelen in het zand,
ze zwemmen in de zee, ze rijden met de cuistax, en af en toe doen we
samen een terrasje.

7 Zij : Dan krijgen ze een wafel of een ijsje, en jij drinkt een pintje.

8 Hij : Tof. Waar wil je naartoe gaan?

9 Zij : Ik weet het nog niet: naar Koksijde? Naar Blankenberge, of Knokke? Wat
denk jij ervan?

10 Hij : Ik ga het liefst naar Oostende. Er is een prachtig strand, maar er is ook een
haven met zeeschepen en zeilboten. En er zijn ook leuke restaurants en
cafés.

11 Zij : Ja, en er is ook een lange winkelstraat met leuke boetieks.

12 Hij : Oké voor Oostende. Gaan we op hotel? Dan moeten we niet koken en
poetsen.

13 Zij : Nee hoor, dat is veel te duur. We huren een appartement.

14 Hij : Een gemeubeld appartement, natuurlijk.

15 Zij : Ja, een gemeubeld appartement, volledig ingericht.

16 Hij : Hoe lang wil je gaan?

17 Zij : Eén of twee weken, wat denk jij?

18 Hij : Dat hangt ervan af. Wil je een appartement met zicht op zee, of zonder?

19 Zij : Is er een groot verschil in prijs?

20 Hij : Jazeker. Een appartement met zicht op zee kost dubbel zoveel als een
appartement in de binnenstad.

21 Zij : Ik droom van een appartement op de dijk, met zicht op zee.

22 Hij : Akkoord, we huren een appartement op de dijk, voor één week of voor twee
weken?

23 Zij : Eén week is genoeg.

24 Hij : Afgesproken. Ik bel naar een agentschap voor de reservatie.

25 Zij : Ja, maar ik wil het appartement eerst bezichtigen, voor we het huren!

26 Hij : Dat doen we. Volgend weekend misschien?

27 Zij : Akkoord. En vergeet niet te bellen, schat.

28 Hij : Dat komt in orde. Daar kan je op rekenen!

29 Zij : Fijn. De kinderen zullen blij zijn!