Theosofie Vol. 5 Nr. 1

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 43

A f gi f t ekant oor : 2 0 6 0 A nt w er pen 6 P1 0 9 1 6 0 Dr i emaandel i j ks: j anuar i - f ebr uar i - maar t 2 0 0 3

Theosofie Vol5 Nr1

Vol 5
31/1/2003
11:01
Page A1

Winter 2003
Nr 1
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page A2

INHOUD

DE JOJO-DEMOCRATIE: KIEZEN ZONDER KEUZE 1


DE EENHEID VAN BEWUSTZIJN EN MATERIE 4
WAAROM IS KLONEN ETISCH ONAANVAARDBAAR? 18
LOGES VOOR MAGIE 31

Afbeelding voorpagina: uit een muurschildering in Pompeii.


Ceres, de beschermgodin van de Eleusinische Mysteriën.
Ceres of Demeter, was de dochter van Kronos en Rhea, bij Zeus de moeder van
Persephone. In de Mysteriën wordt Ceres afgebeeld rijdend in een strijdwagen getrokken
door gevleugelde slangen.

Abonnementen ‘THEOSOFIE’

- Nederland: 13 € op postbankrekening 342654 t.n.v. Stichting Theosofie,


Veldweg 51, 4874 ML Etten-Leur. Tel. (076) 503.45.03
- België: 13 € op bankrekening 412-0113551-42 t.n.v. “Theosofie”,
St.Norbertusstraat 16, 2060 Antwerpen. Tel. (03) 411.06.02
- Dit tijdschrift is een onafhankelijke uitgave, niet gebonden aan enige
theosofische of andere organisatie.
- Brieven van lezers met kritiek, vragen of opmerkingen met betrekking
tot onderwerpen besproken in dit tijdschrift zijn welkom.
- Verantwoordelijke uitgever:
P. Wouters c/o St.Norbertusstraat 16, 2060 Antwerpen, België.
(e-mail: theosofie@skynet.be)
- Wettelijk depot: 1987-4759-1.

DE DRIE THEOSOFISCHE DOELSTELLINGEN

Het vormen van een kern van Universele Broederschap van


de Mensheid, zonder onderscheid van ras, geloof, geslacht,
persoonlijke omstandigheden of richting.

De studie van oude en moderne religies, filosofieën en weten-


schappen en het aantonen van het belang van zo’n studie.

Het onderzoek van de onverklaarde natuurwetten en de latente


psychische vermogens in de mens.
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 1

Theosofie Vol. 5 Nr. 1


Januari 2003

Editoriaal

De Jojo-democratie: Kiezen zonder Keuze

N OG GEEN JAAR na de moord op Pim Fortuyn is Nederland


opnieuw naar de stembus gegaan. Bij de vorige verkiezingen
kreeg de PVDA een flinke afranseling, maar de ‘herboren’ PVDA
van Wouter Bos lijkt nu volledig hersteld: zij ging van 23 naar 42
kamerzetels en is daarmee de tweede grootste partij geworden, vol-
gens sommigen de wonderbaarlijkste herrijzenis sinds Lazarus. De
verkiezingsuitslag toont aan hoe kiezers als stuifzand alle kanten
kunnen opwaaien. Vele kiezers die in mei vorig jaar op de LPF
stemden, zijn nu weer naar de traditionele partijen gegaan; en links
is weer even populair als rechts. Maar wie denkt dat met deze uit-
slag de politieke verhoudingen zijn genormaliseerd, vergist zich.
Nog nooit is het kiezersoordeel zo onvoorspelbaar geweest. Waar
komt die electorale stuurloosheid vandaan?

In de eerste plaats zijn verkiezingen ontaard in populariteitstests


en opiniepeilingen. Het gaat nauwelijks nog om inhoud, maar om
wie zijn partijprogramma het best kan verkopen. De kiezer laat zich
meeslepen door demagogische beloften en populistische oplossin-
gen. Het maakt overigens weinig uit of die beloften waargemaakt
kunnen worden, en of ze door links of rechts worden gepropa-
geerd, als ze maar overtuigend worden gebracht. Een politicus
moet zeggen wat de mensen willen horen en zijn standpunt
afstellen op datgene wat in de mode is. Een verkiezingsdebat heeft
veel weg van een songfestival: de tekst van het liedje doet er niet
toe, zolang het maar leuk klinkt. In de tweede plaats is er de
opkomst van de mediacratie. Politiek is een mediacircus geworden.
De macht van de media is zodanig toegenomen, dat zij -en niet
zozeer politici- bepalen wat er op de politieke agenda staat.
Hoeveel burgers beseffen écht dat hun enige informatie over
maatschappelijke problemen voortvloeit uit de oppervlakkige
beeldvorming in de media. Een politicus die probeert enige nuance

1
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 2

in het debat te brengen, of die tracht uit te leggen waarom bepaalde


problemen niet met simpele slogans kunnen worden opgelost,
wordt door journalisten genadeloos afgestraft: uitleg kost te veel
zendtijd en nuances doen de kijkcijfers dalen. Maar de zin van
verkiezingen staat of valt met het inzicht dat kiezers hebben in de
problemen, die door de politiek moeten worden opgelost; hoe
kleiner en oppervlakkiger dat inzicht, des te uitzichtlozer en
kortzichtiger de politiek. In de derde plaats wordt politiek steeds
meer geregeerd door emoties en niet door de ratio. Uiteraard
moeten politici luisteren naar de gevoelens van burgers, maar als
emotionele oplossingen botsen met de rede, moet de ratio leiding-
gevend zijn, want anders is het einde zoek. Al deze ontwikkelingen
maken van politiek een consumptieproduct. De meeste burgers
consumeren politiek, maar zij participeren niet: “ik ben ik, en de
overheid zorgt wel voor de samenleving.” Politieke betrokkenheid
is wel wat meer dan om de zoveel tijd naar de stembus trekken. Het
is dan ook veel te simpel om de schuld van de kloof tussen burger
en politiek uitsluitend bij politici te leggen: het zijn in de eerste
plaats de burgers zelf die initiatief moeten tonen. Het is aan de
kiezer om zichzelf politiek behoorlijk op te voeden en de opper-
vlakkigheid te overstijgen. Politici zijn slechts de vertegenwoor-
digers van de burgers: de kiezer krijgt dan ook de politiek die zij
verdient en omgekeerd.1

Maar er is meer aan de hand: al deze oorzaken van politieke


vervlakking zijn zelf slechts symptomen van een veel diepere pro-
blematiek. Dat kiezers als stuifzand met elke wind meewaaien,
komt in de eerste plaats omdat de samenleving zélf als los zand aan
elkaar hangt. Er zit geen spiritueel cement meer tussen de bouw-
stenen van onze samenleving. De zekerheden van de traditionele
religies, en de oude vertrouwde zuilen van links en rechts zijn
1
Politicoloog van Schendelen vat dit treffend samen: “Nederland wordt bevolkt door
huiselijke hobbits: thuis lui voor de tv, op het werk bezig voor zichzelf en in de grote
wereld erbuiten vertrouwend op God, Koningin en Sociale Zekerheid. Weliswaar par-
ticiperen ook elders de meeste mensen weinig, en slechts weinigen veel in de politieke
besluitvorming, maar bij ons is deze piramide van participatie momenteel wel heel erg
steil. Zelfs de typering van toeschouwersdemocratie is geflatteerd, want suggereert een
oplettendheid die ontbreekt. Alleen een melodramatische politieke eenakter trekt even de
aandacht. Wie democratie alleen wil consumeren en niet produceren, moet niet klagen
over wat de schappen bieden.” R. van Schendelen, “Politiek krijgt de burgers die zij ver-
dient”, de Volkskrant, 23 januari 2003.

2
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 3

verdwenen. Burgers identificeren zich niet langer met grote ideolo-


gische verhalen. De moderne kiezer stemt niet zozeer vanuit
bepaalde principes of idealen op een partij, maar vanuit de eigen
persoonlijke belangen. De moderne kiezer is een shopper en stemt
consumptiegericht op díe thema’s en standpunten die hem persoon-
lijk aanbelangen, en niet op een bovenpersoonlijke visie, die aangeeft
hoe de samenleving er als geheel zou moeten uitzien. De meeste
kiezers denken niet: “als ik op die partij stem en als ik krijg wat ik
verlang, wat zijn dan de consequenties voor anderen; welke gevol-
gen heeft dit voor de samenleving als geheel?” Nochtans zou dit
het uitgangspunt moeten zijn, omdat het individu deel uitmaakt
van het geheel en niet andersom. Dat is geen kwestie van politieke
kleur, maar eenvoudig een feit in de natuur.

Zoals het woord al aangeeft, betekent verkiezingen keuzes maken.


Maar in een tijd waar ideologische verschillen afnemen en burgers
zich laten leiden door de waan van de dag, betekent het maken van
een politieke keuze vaak niet meer, dan het slaafs volgen van de
eigen persoonlijke opinies en verlangens. Dit leidt uiteindelijk tot
een verstikking van de morele en spirituele dimensies die voor een
gezonde en coherente samenleving noodzakelijk zijn. Een samen-
leving zonder geest en ziel, zonder toekomstvisie gevoed door
gemeenschappelijke en duurzame idealen, verliest op den duur
haar samenhang. Een gezonde samenleving floreert dankzij ver-
scheidenheid, maar er moet wel een eenheid zijn die deze verschei-
denheid overstijgt en omarmt; een eenheid die mensen met elkaar
verbindt zonder hun onderlinge verschillen te miskennen. Zo’n
eenheid kan niet worden gevonden in oude ideologieën, en even-
min moet zij worden gezocht in ‘nieuwe politiek’. Echte eenheid
kan alleen worden gerealiseerd indien de mens zich van zijn
geestelijke wortels bewust wordt en hij daardoor beseft dat hij als
individu slechts kan bestaan en groeien dankzij het geheel waartoe
hij behoort <

De redactie

lL lL lL

3
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 4

Filosofie

De Eenheid van Bewustzijn en Materie

Wat in het hedendaagse spraakgebruik respectievelijk geest en stof wordt genoemd,


is in eeuwigheid EEN als de eeuwigdurende oorzaak, en het is noch geest noch stof,
maar HET -in het Sanskriet TAD (‘dat’)- alles wat is, was, of zal zijn.

De esoterische filosofie, die een objectief idealisme leert, hoewel zij het objectieve
Heelal en alles daarin beschouwt als maya, tijdelijke illusie, maakt een praktisch
onderscheid tussen de collectieve illusie, mahamaya, vanuit het zuiver metafysische
standpunt en de objectieve relaties tussen verschillende bewuste Ego’s daarin zolang
deze illusie duurt.
De Geheime Leer

I N DIT ARTIKEL STAAN we stil bij een belangrijke vraag: wat is de


relatie tussen bewustzijn en materie? Dit lijkt een nogal abstracte
kwestie, zonder enige praktische relevantie; iets voor saaie intel-
lectuelen. Maar niets is minder waar. Iedereen die grondig over het
leven nadenkt, komt vroeg of laat met deze vraag in aanraking. Een
voorbeeld. Het is bekend dat ons denken en voelen een invloed uitoe-
fenen op de gezondheid van ons lichaam, denk aan psychosomati-
sche aandoeningen of aan het placebo-effect. Dit doet de vraag rijzen
hoe het komt dat schijnbaar onstoffelijke gedachten en gevoelens
kunnen inwerken op het grofstoffelijke lichaam. De geneeskunde
heeft tot nu toe geen bevredigend antwoord. Haast iedere gedachte
en emotie gaat gepaard met een bepaalde chemische reactie in het
lichaam, maar onduidelijk is hoe ons bewustzijn dergelijke stoffelijke
reacties kan teweegbrengen. Ook omgekeerd rijst hetzelfde pro-
bleem. Alcohol of drugs veroorzaken niet alleen chemische reacties in
het lichaam, maar ook veranderingen in ons bewustzijn, denk aan
hallucinaties. Wat zorgt er nu voor dat chemische stoffen zo’n effect
kunnen hebben op het bewustzijn? Opnieuw rijst dezelfde vraag: wat
is de relatie tussen materie en bewustzijn? Het is dus zeker de moeite
waard aan deze kwestie aandacht te besteden, ook omdat we zo vaak
de woorden bewustzijn en materie in de mond nemen. Maar weten
we wel steeds wat we met deze begrippen bedoelen?

4
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 5

Het verschil tussen hersenen en denkvermogen


Niemand trekt in twijfel dat bewustzijn verschilt van materie.
Welke verklaring we hiervoor ook mogen geven, we moeten begin-
nen met het onmiskenbare feit dat ze erg van elkaar verschillen.
Laten we dit illustreren door ons denkvermogen te vergelijken met
onze hersenen.1 Het is duidelijk dat de hersenen uit objectieve of
uiterlijke aspecten bestaan, en het denkvermogen uit subjectieve of
innerlijke aspecten. De hersenen zijn materieel, het denkvermogen
is ideëel. Als we de menselijke hersenen bestuderen, bestuderen we
materiële dingen, zoals de hersenstam, de neocortex, de elektrische
hersengolfpatronen of de neurotransmitters, allemaal zuiver stoffe-
lijke dingen. Wie iets wil begrijpen van de hersenen, moet deze op
een uiterlijke manier onderzoeken. Dat is de enige manier waarop
je de hersenen kunt zien. Het denkvermogen daarentegen kun je
niet op een uiterlijke manier bestuderen, want het denkvermogen
is niet objectief waarneembaar. Het denkvermogen is alleen inner-
lijk waarneembaar. Als je wilt weten, wat je denkvermogen is, dan
kan dat alleen door het op dit moment direct te ervaren. Dan zie je
allerlei gedachten en beelden de revue passeren; je ziet geen neuro-
transmitters of elektronen. Een hersenspecialist ziet die dingen wel:
hij kan weten wat elk atoom van je hersenen aan het doen is, en
toch kent hij niet één van je gedachten. Kortom: de hersenen en het
denkvermogen lijken in geen enkel opzicht op elkaar. Dan rijst
natuurlijk de vraag wat de relatie is tussen beide: is het denkver-
mogen het product van de hersenen of omgekeerd? Bestaan ze
gewoon naast elkaar, of zijn ze wellicht toch op mysterieuze wijze
identiek aan elkaar?

Vier mogelijke oplossingen


Alle grote denkers hebben over deze vragen nagedacht. Alle grote
filosofieën, religies en wetenschappen hebben getracht daarop een
antwoord te geven. Uiteraard is het onmogelijk om alle antwoor-
den tot in detail met elkaar te vergelijken. Maar gelukkig is het wél
mogelijk om alle antwoorden terug te brengen tot vier grote hoofd-
categorieën. Dat maakt een vergelijking heel wat makkelijker. Deze
vier denkrichtingen worden traditioneel als volgt aangeduid: (1)
het dualisme, (2) het objectief materialisme, (3) het subjectief idea-
1
Zie hierover Ken Wilber, Een Beknopte Geschiedenis van Alles, Rotterdam, Lemniscaat,
1997, pp.112-114.

5
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 6

lisme en (4) het objectief idealisme. Iedere religie, filosofie en


wetenschap behoort uiteindelijk tot één van deze vier categorieën.
Laten we nu de belangrijkste kenmerken van deze denkrichtingen
op een rij zetten. We beginnen met het dualisme, omdat de drie
andere denkrichtingen eigenlijk reacties zijn op de problemen die
uit het dualisme voortvloeien.

Dualisme: de tegenstelling van geest en stof


Het dualisme leert dat zowel materie als bewustzijn bestaan, maar
als onafhankelijke en tegengestelde werkelijkheden: leven is het resul-
taat van een interactie tussen geest en stof. De meeste religies zijn dua-
listisch, daar zij doorgaans het bestaan van twee tegengestelde
machten prediken die voortdurend met elkaar in strijd zijn: god en
de duivel, het goede en het kwade, waarbij uiteraard het goede
overeenkomt met de geest en het kwade met de stof. Dit dualisme
zien we ook in de klassieke scheiding tussen een onstoffelijke god
en zijn stoffelijke schepping. God staat buiten de materiële kosmos.
Maar niet alleen de grote openbaringsreligies (jodendom, christen-
dom en islam), ook het manicheïsme, het zoroastrisme, en sommige
gnostieke stromingen zijn in belangrijke mate dualistisch; althans
in hun exoterische vorm. Een bekend dualistisch stelsel uit het
Oosten is de sankhyafilosofie, die de werkelijkheid opdeelt in
purusha of geest enerzijds en prakriti of stof anderzijds. Purusha
wordt voorgesteld als een verlamde man, die weliswaar kan zien,
maar machteloos blijft, tenzij hij gaat staan op de schouders van
prakriti, die wél kan lopen, maar aan zichzelf overgelaten blind en
zonder bewustzijn is.2

Het grote probleem met dualistische wereldvisies is dat zij verkon-


digen dat het leven bestaat uit geest en stof, maar dat zij niet kun-
nen verklaren hoe die twee op elkaar inwerken. Men stelt dat leven
het resultaat is van een interactie tussen beide, maar in feite is
iedere interactie bij voorbaat uitgesloten, omdat bewustzijn en
materie worden beschouwd als tegengestelde dingen. Het beeld
van purusha op de schouders van prakriti is vreemd genoeg nu net
een beeld dat de tekortkomingen van het dualisme blootlegt.
Immers: iets dat zelf geen lichaam heeft, dat zelf onstoffelijk is, kan
nooit van het lichaam van een ander gebruik maken. Purusha kan
2
Zie H.P.Blavatsky, De Geheime Leer, I, Den Haag, TUP, 1988, Eng.p.247.

6
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 7

alleen op de schouders van prakriti staan, als hij zelf ook een
lichaam heeft.

De erfenis van Descartes


De filosoof die onze westerse kijk op bewustzijn en materie het
meest heeft beïnvloed, is zonder twijfel René Descartes (1596-1650),
bekend van zijn uitspraak Cogito ergo sum: Ik denk dus ik besta.
Volgens Descartes is de werkelijkheid opgebouwd uit twee ver-
schillende zijnscategorieën: die van het denken (res cogitans) en die
van de uitgebreidheid oftewel de materie (res extensa). Hij maakte
een radicaal onderscheid tussen het onstoffelijke, niet-lichamelijke
denken enerzijds en het stoffelijke, niet-denkende lichaam ander-
zijds. Descartes is extreem dualistisch: hij plaatst het denken tegen-
over de materie en die twee hebben niets met elkaar gemeen. Zo
blijft ook in zijn visie onbeantwoord hoe het denken een relatie kan
aangaan met het lichaam. Hij toont weliswaar haarscherp aan, dat
denken en materie twee verschillende verschijnselen zijn, maar hij
is niet in staat te verklaren hoe die twee samenwerken. Dat is het
grote probleem van iedere vorm van dualisme. Bovendien beperk-
te hij bewustzijn tot rationeel bewustzijn, tot het denkvermogen.
Voor Descartes is bewustzijn identiek aan denken. Alleen mensen
hebben bewustzijn. Dieren hebben geen bewustzijn. Dieren (en
natuurlijk ook planten) zijn machines of automaten, net als
klokken, in staat tot complexe gedragingen maar zonder ziel. De
hele natuur was voor Descartes een zielloze machine. Slechts in de
lichamelijke machine van de mens bevindt zich een onlichamelijke
rationele ziel. Daarmee legde hij de filosofische grondslag voor het
moderne wetenschappelijke denken en de materialistische kijk op
de natuur. Een aantal volgelingen van Descartes ontkende zelfs dat
dieren pijn konden voelen; de kreet van een hond die geslagen
werd, was geen duidelijker bewijs van het lijden van het dier dan
dat de klank van een orgel kon aantonen dat het instrument pijn
voelde wanneer men erop sloeg.3 Vanaf de tijd van Descartes nam
de toepassing van vivisectie dan ook zienderogen toe.

Objectief materialisme: alleen materie bestaat


De natuur was al van haar ziel beroofd, maar het duurde niet lang
3
Zie Rupert Sheldrake, De wedergeboorte van de natuur, Utrecht/Antwerpen, Kosmos,
1995, p.55.

7
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 8

meer of ook de mens zou zijn ziel verliezen. De filosofische tekort-


komingen van zowel het kerkelijke als het Cartesiaanse wereld-
beeld leidde uiteindelijk in de 19de eeuw tot de onstuitbare op-
komst van het wetenschappelijk materialisme. Natuurlijk werd dit
proces bespoedigd door het grote aantal technologische successen
dat hét bewijs leverde van het gelijk van de wetenschap.

Het materialisme leert dat de werkelijkheid of het leven alleen uit


objectieve materie bestaat (vandaar: objectief materialisme): leven is
het resultaat van stof. Het subjectieve bewustzijn heeft geen eigen
realiteit en is slechts een toevallig bijverschijnsel van biochemische
processen. Zo zijn onze gedachten en gevoelens louter het product
van de hersenen. Consequent doorgeredeneerd heeft een steen dus
meer werkelijkheid dan liefde, want het eerste is materieel en het
laatste niet. De huidige wetenschap is ongetwijfeld de belangrijkste
vertegenwoordiger van het materialisme, maar ook stromingen
zoals het socialisme en het humanisme zijn materialistisch georiën-
teerd. Geeft het materialisme nu een oplossing voor de tegenstel-
ling van bewustzijn en materie? Het antwoord is negatief. Het
materialisme ontwijkt eenvoudig het probleem door het eerste deel
van de tegenstelling “geest tegenover stof” af te wijzen, of door te
proberen de ene pool (geest) tot de andere pool (stof) te herleiden.
Maar zo gemakkelijk raken we niet van bewustzijn verlost. Men
probeert ons wel wijs te maken dat dit zo simpel is, maar in werke-
lijkheid schept het materialisme nog meer filosofische tegenstrijdig-
heden dan het dualisme. We beperken ons hier tot een enkel voor-
beeld.4 De stelling van het materialisme is dat de materie van de
menselijke hersenen uit zichzelf bewustzijn voortbrengt. Men
vergeet dan echter dat de menselijke hersenen in fysisch-chemische
zin in niets verschillen van de hersenen van apen. Het zijn altijd
dezelfde typen atomen, in moleculen verenigd. Het is dan ook
materialistisch gezien onverklaarbaar waarom fysisch identieke
atomen in het ene geval het bewustzijn van een Einstein kunnen
voortbrengen en in het andere geval niet verder komen dan de dier-
lijke psyche van een chimpansee. Vanwaar zo’n verschil in eind-
product?5 Het is duidelijk niet het gevolg van de eigenschappen
van atomen. Natuurlijk zal men verdedigen, dat de verklaring ligt
4
Zie ook het in dit nummer opgenomen artikel over klonen.
5
C.Karmanov, De Logica van het Ideële, Amsterdam, Cosmodroom, 2000, p.148.

8
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 9

in de biologische (en genetische) verschillen tussen apen en


mensen. Maar dat is slechts een verschuiving van de vraag, want
ook díe verschillen moeten het resultaat zijn van dezelfde fysisch
identieke atomen, en dan zijn we dus terug bij af. De kardinale
denkfout van het materialisme is in feite zeer eenvoudig te begrij-
pen: als bewustzijn het product is van objectieve materie, dan moet
bewustzijn zelf ook objectief-materieel zijn en dat is niet het geval.
De tegenspraak is overduidelijk. De vraag naar de relatie tussen
geest en stof blijft onbeantwoord. Het standpunt van de meeste
wetenschappers luidt dan ook: vergeet de hele vraag!

Subjectief idealisme: alleen bewustzijn bestaat


Ontevreden met de verklaringen van dualisme en materialisme,
hebben enkele filosofen (zoals Berkeley) hun toevlucht gezocht in
een alternatieve visie, namelijk het subjectief idealisme. Deze
(vooral Oosterse) denkrichting staat lijnrecht tegenover het
(Westerse) materialisme. De kloof tussen Oost en West valt vrijwel
geheel samen met de tegenstelling tussen idealisme en materialis-
me. Het subjectief idealisme leert dat het leven of de werkelijkheid
het resultaat is van het ideële, van het subjectieve bewustzijn: leven
is het resultaat van bewustzijn. Dit betekent dat de objectieve materiële
wereld (inclusief ons lichaam) slechts het bijproduct is van bewust-
zijn. Bewustzijn en niet materie is de grondslag van het leven. Het is
duidelijk dat deze visie ons niet veel verder helpt, want we zitten
met gelijksoortige vragen als bij het materialisme, maar dan omge-
keerd. Net als het materialisme, ontwijkt het idealisme het probleem
door één deel van de tegenstelling “geest tegenover stof” te herlei-
den tot het andere deel. Alleen reduceert men nu materie tot
bewustzijn, in plaats van bewustzijn tot materie. Dat is uiteraard
geen oplossing. Als objectieve materie het product is van subjectief
bewustzijn, dan moet materie zelf ook subjectief zijn en dat is
duidelijk niet het geval. Ook hier is de tegenspraak overduidelijk.

Sommige denkers hebben daarom het idealisme tot in het absurde


doorgedreven, door te stellen dat de materiële wereld gewoonweg
niet bestaat. Met die filosofische truc zijn we meteen van de
dualiteit verlost, want als één deel daarvan (de stof) eigenlijk niet
bestaat, is er ook geen dualiteit meer. De materiële objecten die we
waarnemen zijn slechts een illusie geprojecteerd door ons bewust-

9
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 10

zijn. De objectieve wereld is als een droom. In een droom lijken alle
dingen die we waarnemen ook objectief te bestaan, maar wanneer
we wakker worden, weten we dat het een schijnwerkelijkheid was,
die zich uitsluitend in ons bewustzijn heeft afgespeeld. Welnu, ook
de wereld van ons waakbewustzijn is niet meer dan een droom. Dat
we de wereld om ons heen voor werkelijk aanzien, komt omdat we
niet verlicht zijn, omdat we geestelijk niet wakker zijn.6 In werke-
lijkheid is deze schijnbaar objectieve wereld niet meer dan een maya
van bewustzijn. En daarmee wordt niet bedoeld dat wij de wereld
verkeerd waarnemen, maar dat de wereld feitelijk niet bestaat. De
wereld is een collectieve fantasie of hallucinatie. Deze denkbeelden
vinden we vooral terug in het yogacharaya-boeddhisme (de mind-
only school)7 en sommige vedanta-scholen. Ook bepaalde stromin-
gen binnen het nieuwe tijdsdenken worden hierdoor sterk beïn-
vloed. Bekende voorbeelden zijn positive thinking (“ziekte is een
illusie”) en Een Cursus in Wonderen. Een essentieel kenmerk van
deze idealistische richtingen is dat zij de leer van maya zodanig
interpreteren, dat daarmee het bestaan van de fysieke, objectieve
wereld volledig wordt ontkend.8 Vele new age-aanhangers leiden
hieruit af dat je je eigen werkelijkheid schept, een conclusie waarte-
gen een échte Oosterse idealist zich trouwens hevig zou verzetten.
Het Oosterse idealisme leert nu juist dat de wereld een illusie is met
de beweegreden ons daarvan te verlossen, niet om de ene illusie
(zoals een ziekte of een slechte baan) te vervangen door andere
mooiere illusies (zoals gezondheid en een leuke baan). Dat is ty-
pisch een Westers new age-denkbeeld. En zoals Ken Wilber treffend
aangeeft: je schept je eigen werkelijkheid niet; alleen psychotici
scheppen hun eigen werkelijkheid.9

Niet de werkelijkheid, maar ons denken is dualistisch


Waarom zijn de tot nu toe besproken denkrichtingen niet in staat
om de relatie tussen geest en stof te verklaren? Wat is hiervan de
6
E. Bock, Die Mystik in den Religionen der Welt, Zürich, Goldmann Verlag, 1993,
pp.127-128.
7
Sangharakshita, A Survey of Buddhism, Glasgow, Windhorse Publications, 1993,
pp.380-405.
8
Zie voor een scherpe kritiek op het idealisme: H.P.Blavatsky, “Modern Idealism, Worse
Than Materialism”, in H.P.Blavatsky Collected Writings, VIII, Adyar, The Theosophical
Publishing House, 1960, pp.93-98.
9
K. Wilber, Een Beknopte Geschiedenis van Alles, p.371.

10
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 11

oorzaak? Welnu, de kern van het probleem is dat men uitgaat van
een strikte scheiding tussen geest en stof. Men trekt een grens tussen
geest en stof, die men vervolgens als echt accepteert. Door die grens
worden geest en stof elkaars tegengestelden. Zo ontstaan trouwens
alle tegenstellingen: niet alleen de tegenstelling geest versus stof,
maar ook groot versus klein, koud versus warm, goed versus
kwaad, leven versus dood en ga zo maar voort. Men verliest echter
uit het oog dat de ene pool van een tegenstelling niet kan bestaan
zonder de andere pool, want we definiëren de ene pool steeds in
termen van de andere pool. Het grote kan alleen maar gedefinieerd
worden in termen van het kleine; pijn kan alleen maar gedefinieerd
worden in termen van vreugde.10 Het probleem is onze neiging om
die tegenstellingen als onverenigbaar te zien, als totaal van elkaar
gescheiden: zo ontstaat iedere vorm van dualisme. Maar zelfs de
eenvoudigste tegenstelling laat ons reeds zien, dat de grenzen die
we trekken niet reëel zijn, maar een mentale constructie van ons
persoonlijke ego of begeerte-denken (kama-manas). Laten we als
voorbeeld een verticale lijn trekken in het midden van dit blad:

LINKS RECHTS

Zoals je ziet, hebben we met één lijn tegelijk een linkerhelft én een
rechterhelft gecreëerd. We hebben niet eerst het ene gecreëerd en
vervolgens het andere. Het is die ene lijn die beide tegelijk doet
ontstaan: alle tegenstellingen ontstaan op dezelfde manier. Maar
deze simpele tekening laat ons ook nog iets anders zien. In plaats
van links en rechts van elkaar te scheiden, maakt de lijn het onmo-
gelijk dat het één bestaat zonder het ander! Links en rechts zijn
door die lijn ook met elkaar verbonden. En ook dat geldt voor alle
tegenstellingen: geen top zonder dal, geen dik zonder dun, geen
leven zonder dood, en dus ook geen bewustzijn zonder materie.

Het leven is grenzen-loos


De fout die we maken is dat we de ware aard van de grenslijnen
10
Zie K. Wilber, Zonder Grenzen, Amsterdam, Karnak, 1983, pp.24-40.

11
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 12

tussen tegenstellingen vergeten. In de werkelijke wereld bestaan er


echter geen grenzen; die bestaan alleen in ons begeerte-denken.
Uiteraard kent de wereld wel ontelbare soorten lijnen, zoals kustlij-
nen of de omtrek van een eikenblad, maar dat zijn geen grenzen.
Lijnen wijzen op verschillen en die bestaan werkelijk. De wereld is
geen homogene pudding zonder verscheidenheid. Grenzen daar-
entegen verwijzen naar tegenstellingen en die zijn niet werkelijk.
Het is evident dat de wereld allerlei lijnen kent. Maar die lijnen
vertegenwoordigen geen scheiding tussen bijvoorbeeld land en
water of tussen een blad en de lucht. Al die zogenaamde (!) scheids-
lijnen geven nu net de plaats aan waar land en water, blad en lucht
elkaar raken. Die lijnen verenigen en verbinden net zo zeer als ze
verdelen en onderscheiden.11 Het probleem is dat we een echte lijn
als een denkbeeldige grens gaan zien zodra we denken dat de twee zij-
den gescheiden zijn en niets met elkaar te maken hebben. Dit
betekent dat we weliswaar het verschil van de tegenpolen
onderkennen, maar hun onderlinge eenheid ontkennen. Vanaf het
moment dat we lijnen voor grenzen aanzien, creëren we tegen-
stellingen, terwijl in werkelijkheid alle ‘tegenstellingen’ slechts com-
plementaire aspecten zijn van een grotere realiteit. Er is niets mis
met lijnen trekken (de natuur doet zelf ook niets anders), zolang wij
er maar geen grenzen van maken; want de werkelijkheid of het
leven is grenzen-loos. De wereld is een naadloos geheel en kent
weliswaar een oneindig aantal verschillen en een onuitputtelijke
verscheidenheid, maar geen enkele scheiding.

Vrijwel alle problemen zijn grensproblemen, die ontstaan door de


tegenstellingen die we zelf hebben geschapen. Wat we dan meestal
doen zijn twee dingen. Ofwel gaan we ervan uit dat de grens een
echte realiteit is en dus ook de tegenstelling die daaruit voortvloeit.
Dat is wat het dualisme doet wanneer zij geconfronteerd wordt met
het verschil tussen bewustzijn en materie. Het verschil tussen
bewustzijn en materie wordt vertaald in een onverzoenbare schei-
ding tussen bewustzijn en materie. En dan rijzen uiteraard talrijke
onoplosbare vragen en contradicties, die echter niet voortvloeien
uit het verschil tussen geest en stof, maar uit de scheiding tussen
geest en stof. Die scheiding hebben wij gecreëerd, niet de werke-
lijkheid. Ofwel proberen we de (schijnbaar) onverzoenbare tegen-
11
Idem, pp.34-35.

12
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 13

stellingen op te lossen door één deel van de tegenstelling uit te wis-


sen. We doen gewoon alsof links niet bestaat, of we doen alsof
rechts niet bestaat. Daar waar de dualist twee van elkaar geschei-
den werkelijkheden aanvaardt, proberen de materialist en de idea-
list slechts één deel van de tegenstelling als een werkelijkheid te
aanvaarden. De één trekt bewustzijn in twijfel, de ander materie.
Wat beiden vergeten, is de tegenstelling (de grens!) in twijfel te
trekken. Niet bewustzijn is een illusie, noch materie en evenmin het
verschil tussen beide: de grens tussen beide is een illusie!12

Theosofie: een objectief idealisme


We zullen de relatie tussen bewustzijn en materie nooit kunnen
verklaren zolang we uitgaan van een tegenstelling tussen beide, of
zolang we het bestaan van één van beide ontkennen. De enige juiste
visie moet er een zijn die overeenstemt met de werkelijkheid. En
dat moet derhalve een visie zijn die enerzijds de realiteit van zowel
bewustzijn als materie erkent en die anderzijds in staat is het dua-
lisme te overstijgen door hun onderlinge eenheid te erkennen.
Welnu, zo’n visie noemt men objectief idealisme. Zij is idealistisch
omdat zij bewustzijn als een werkelijkheid aanvaardt; zij is objec-
tief omdat zij materie als een werkelijkheid aanvaardt; en zij is
beide omdat zij de eenheid van bewustzijn en materie aanvaardt.
De moderne theosofie is een objectief idealisme. Je zou theosofie
ook een spiritueel materialisme of een materieel spiritualisme kun-
nen noemen. Dat komt op hetzelfde neer. Andere objectief idealis-
tische stromingen zijn het (neo)platonisme, de boeddhistische ma-
dhyamika of middenweg-school, de filosofie van Leibniz en som-
mige richtingen binnen de advaita-vedanta.

De voornaamste grondstelling van het objectief idealisme is de fun-


damentele eenheid van het leven: de werkelijkheid is één. Bewust-
zijn en materie zijn geen onafhankelijke van elkaar gescheiden
werkelijkheden, maar de twee aspecten van het ene leven of de ene
werkelijkheid: leven is geest-stof. In de woorden van H.P.Blavatsky:

“Parabrahm (de ene Werkelijkheid, het Absolute) is het gebied


van het absolute bewustzijn, dat is die essentie die geen enkel
verband heeft met het voorwaardelijke bestaan en waarvan het
12
Idem, pp.29-30.

13
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 14

bewuste bestaan een voorwaardelijk symbool is. Maar zodra wij


in gedachten afstappen van deze (voor ons) absolute ontkenning,
treedt er dualiteit op in de tegenstelling van geest (of bewust-
zijn) en stof, subject en object. Geest (of bewustzijn) en stof
moeten echter niet als onafhankelijke werkelijkheden worden
beschouwd, maar als de twee facetten of aspecten van het
Absolute (Parabrahm), die de basis vormen van het voor-
waardelijke Zijn, hetzij subjectief of objectief.”13

Geest en stof zijn geen tegengestelden, maar twee aspecten van één
werkelijkheid. Zodra wij echter in gedachten afstappen van die een-
heid, ontstaat de dualiteit tussen geest en stof. Deze woorden “in
gedachten” zijn van cruciaal belang voor een juist begrip. De
dualiteit ontstaat niet doordat de ene werkelijkheid zich opsplitst in
twee helften, maar door ons denken. Als de eenheid zichzelf in
tweeën zou verdelen, zou de eenheid ophouden te bestaan. De ene
werkelijkheid verdeelt zich niet in geest en stof; zij drukt zich uit als
geest en stof.

Wat is nu de relatie tussen bewustzijn en materie?


Bewustzijn en materie zijn dan wel geen tegengestelden, toch ver-
schillen zij van elkaar. Maar waarin bestaat dat verschil? En hoe
komt het dat zij ondanks dat verschil toch op elkaar kunnen
inwerken? Laten we eerst duidelijk stellen wat het verschil niet is.
Het is niet zo dat bewustzijn een onstoffelijk ‘iets’ is dat gebruik
maakt van een ander stoffelijk ‘iets’ dat we dan materie noemen.
Als bewustzijn onstoffelijk zou zijn -wat zowel het dualisme, het
materialisme als het subjectief idealisme onderwijzen- dan zou
bewustzijn gewoon niet kunnen bestaan en dan zou het zeker niet
op de voor ons zichtbare materie kunnen inwerken. Dit betekent
dan ook dat bewustzijn niet wezenlijk kan verschillen van materie,
en dat materie niet wezenlijk kan verschillen van bewustzijn, omdat
je anders twee werkelijkheden hebt in plaats van één werkelijkheid.
Maar als geest en stof fundamenteel één zijn, waarom kunnen we
dan toch spreken over bewustzijn enerzijds en materie anderzijds?
Waarom is er toch een verschil tussen onze hersenen en ons
denkvermogen? Welnu, omdat bewustzijn en materie weliswaar
niet wezenlijk, maar wel qua graad van elkaar verschillen, zoals
13
H.P.Blavatsky, De Geheime Leer, I, p.16 [cursief Red.]

14
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 15

stoom niet wezenlijk verschilt van ijs, maar wel qua graad van el-
kaar te onderscheiden zijn.14 We mogen dus nooit vergeten dat
zowel materie als bewustzijn twee uitdrukkingen zijn van één
werkelijkheid, van hetzelfde leven. Het verschil tussen bewustzijn
en materie is dus niet absoluut, maar steeds relatief, en dat ver-
klaart dan ook waarom zij geen tegengestelden zijn en waarom zij
op elkaar kunnen inwerken. Wat wij bewustzijn noemen is niet
tegengesteld aan materie, het is eenvoudig materie op een hoger
gebied. Bewustzijn is geestelijke materie. En wat wij materie noe-
men is niet tegengesteld aan bewustzijn, het is eenvoudig bewust-
zijn op een lager gebied. Materie is verdicht of gecondenseerd
bewustzijn. Het ene leven drukt zich op hogere gebieden uit in een
vorm die wij bewustzijn noemen en op lagere gebieden in een vorm
die wij materie noemen; en daartussen bevindt zich een ontelbaar
aantal gradaties. De juiste voorstelling is dan ook dat bewustzijn
díe graad van materie is die in relatie tot een lagere vorm van
materie een oorzakelijke of bezielende functie heeft. En omgekeerd:
materie is díe graad van bewustzijn, die door een hogere graad van
bewustzijn wordt bezield en als voertuig wordt gebruikt.

Geest-ziel-lichaam: drie niveaus van bewustzijn-materie


Laten we tot slot deze ideeën toepassen op de mens aan de hand
van de klassieke indeling van geest-ziel-lichaam. Het is duidelijk
dat doorgaans ons persoonlijke denken en voelen de bezielende
kracht is achter onze stoffelijke vorm, ons lichaam. We kunnen deze
kracht de menselijke ziel of het persoonlijke ego noemen. Welnu, de
ziel verhoudt zich tot het lichaam als bewustzijn tot materie. Ten
opzichte van de ziel is het lichaam materieel, ten opzichte van het
lichaam is de ziel ideëel. Maar betekent dit nu dat de ziel zelf niet
materieel is, of dat het lichaam zelf niet bewust is, zoals Descartes
veronderstelde? Neen, want immaterieel bewustzijn of onbewuste
materie bestaan niet. Geest en stof zijn één: geest is stof en stof is
geest. De ziel is slechts immaterieel in vergelijking met de materie
van het lichaam. De ziel is echter wel materieel ten opzichte van
een hoger aspect van de mens, namelijk de geest. Met geest bedoe-
len we hier de onsterfelijke kern van ons wezen, ons bovenper-
soonlijk bewustzijn of hoger Ego. Ten opzichte van de geest is niet
alleen het lichaam stoffelijk, maar ook de ziel. Maar in vergelijking
14
H.P.Blavatsky, De Sleutel tot de Theosofie, TUP, Den Haag, 1985, p.31.

15
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 16

met de ziel is de geest uiteraard immaterieel. Onze geest wordt nu


net ‘geest’ genoemd omdat zij ten opzichte van onze ziel en ons
lichaam onstoffelijk is. Maar u raadt het al: zelfs de geest of het
hoger Ego is materieel, maar dan in vergelijking met nog hogere
niveaus van ons wezen, die we bij gebrek aan woorden goddelijk of
supergeestelijk zouden kunnen noemen.

En hoe staat het dan met het lichaam? Is dat alleen maar zielloze
materie? Het lichaam is inderdaad stoffelijk, maar slechts in relatie
tot onze ziel en geest. Wanneer we naar ons lichaam kijken, zien we
materie, eenvoudig omdat ‘wij’ die daarnaar kijken, ten opzichte
van dat lichaam niet-materieel zijn. Maar dat betekent nog niet dat
het lichaam zelf geen eigen bewustzijn heeft. Het lichaam heeft een
zelfstandige graad van bewustzijn. In veel dingen, bijvoorbeeld bij
gezondheid en ziekte, handelt het lichaam volledig zelfstandig. Het
heeft een eigen intelligentie. Het is niet de geest, noch de ziel die
zorgt voor de zuiver lichamelijke functies. Het is niet het menselijke
bewustzijn dat voor onze spijsvertering en bloedsomloop zorgt; dat
doet het lichamelijke bewustzijn. Het lichaam handelt vanuit dat
bewustzijn, zelfs zonder onze mentale wil en soms zelfs tegen onze
wil. Dit betekent niet dat het menselijke bewustzijn en het
lichamelijke bewustzijn niets met elkaar te maken hebben. Het
lichamelijke bewustzijn moet zelfs worden beschouwd als de laag-
ste emanatie of uitstraling van het menselijke bewustzijn. Als het
menselijke bewustzijn bij de dood het lichaam verlaat, wordt het
lichamelijke bewustzijn teruggetrokken en valt het lichaam uit
elkaar. Zo wordt dan ook verklaard waarom de ziel zo’n sterke
invloed heeft op het lichaam (zoals bij psychosomatische aan-
doeningen) en vice versa. Het is omdat het lichaam zijn eigen
bewustzijn heeft, dat het kan reageren op het bewustzijn van de
ziel. Zou het lichaam alleen maar uit zielloze stof bestaan, dan was
er geen invloed vanuit de menselijke ziel op het lichaam mogelijk;
en zou de menselijke ziel alleen maar immaterieel bewustzijn zijn,
dan zou het lichaam ons denken en voelen niet kunnen beïnvloe-
den. Ons denkvermogen en al onze gedachten en gevoelens zijn
dus niet alleen ideëel, maar ook materieel. Vandaar dat zoiets als
gedachteoverdracht of telepathie mogelijk is. Indien gedachten
immaterieel zouden zijn, dan zouden zij niet kunnen worden
opgevangen door een ander denkvermogen. En omgekeerd zijn

16
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 17

alle organen, cellen en atomen van het lichaam niet alleen materi-
eel, maar ook ideëel: het zijn belichaamde bewustzijnskernen.

De mens is dus een samengestelde hiërarchie en elk niveau van


ons wezen -fysiek, vitaal, emotioneel, mentaal en spiritueel- heeft
zijn eigen afzonderlijke graad van materie én bewustzijn. Elk
niveau van ons wezen is een graad van geest-stof. En elk niveau
van geest-stof is ten opzichte van een hoger niveau materieel én
objectief, en ten opzichte van een lager niveau ideëel én subjectief.
Je zou de mens kunnen zien als één doorlopende verticale stroom
van bewustzijn-materie. Het hoogste deel van die stroom is de
geest, het laagste deel is het lichaam en het tussendeel is de ziel; en
al die delen verschillen van elkaar, maar zij zijn niet gescheiden. Er
zijn geen grenzen! De mens is net als het leven zelf een grenzen-loze
eenheid in verscheidenheid <

Hilde van Oost

lL lL lL

17
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 18

Wetenschap

Waarom is Klonen Ethisch Onaanvaardbaar?

De dwaling snelt, wanneer zij gewoonte geworden is, langs een hellend vlak naar
beneden, terwijl de Waarheid met moeite haar weg bergopwaarts bestijgen moet.

De Geheime Leer

E IND DECEMBER 2002 MELDDE CLONAID, de instelling gefi-


nancierd door de Raëliaanse beweging (die beweert dat de
mens via klonen is ‘geschapen’ door ruimtewezens), de geboorte
van de eerste gekloonde baby. Op 3 januari zou in Nederland bij
een lesbisch koppel een tweede kloon zijn geboren. In totaal zou
Clonaid enkele honderden embryo’s hebben gekloond. Na een
genetische test zouden er tien zijn geïmplanteerd bij draagmoe-
ders, met vijf zwangerschappen tot gevolg. Wetenschappers
reageerden uiterst sceptisch, want de kans op een succesvolle
zwangerschap van een menselijke kloon is vrijwel nihil. Ter
vergelijking: bij een gemiddelde in-vitrofertilisatie (IVF) slaat hoog-
uit twintig procent van de ingebrachte eitjes aan. Bovendien heeft
Clonaid niet aangetoond dat de kloonpoging werkelijk is geslaagd.
Daarnaast vinden deskundigen het merkwaardig dat beide baby’s
in goede gezondheid verkeren, terwijl aan de meeste gekloonde
dieren van alles mankeert. Clonaid is overigens niet de enige die
beweert gekloonde mensen op de wereld te kunnen zetten. Ook de
omstreden Italiaanse gynæcoloog Severino Antinori -die eerder al
een 64-jarige vrouw liet bevallen van een baby- maakte bekend dat
een patiënte van hem al een paar maanden zwanger is van een
kloon. Hoe ongeloofwaardig dit alles ook mag klinken, duidelijk is
wel dat de discussie over klonen opnieuw is losgebarsten. Daarom
is het goed nog eens expliciet enkele theosofische gedachten te
geven, waaruit blijkt dat het klonen van mensen op geen enkele
wijze te rechtvaardigen is.

Massaal verzet tegen klonen


Het is opvallend dat door de meeste wetenschappers met afschuw

18
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 19

is gereageerd op de experimenten van Clonaid en Antinori. De


heersende mening is eenduidig: mensen mogen nooit worden ge-
kloond. Dat zou ethisch onaanvaardbaar zijn. De Verenigde Naties
willen klonen van mensen wereldwijd verbieden. Maar waarom
mensen niet gekloond mogen worden, is niet altijd even duidelijk.
Zoals hierna zal blijken, kunnen de meeste argumenten vrij een-
voudig worden weerlegd of missen zij iedere blijvende overtui-
gingskracht. Dit komt omdat de meeste wetenschappers en ethici
alleen vanuit een beperkte materialistische visie hun verzet tegen
klonen beargumenteren. Laten we eens enkele klassieke argu-
menten tegen het klonen van mensen nader bekijken.

Onvoorspelbare risico’s
Als belangrijkste argument wordt aangevoerd dat er op dit
moment nog te weinig bekend is over de kans op misvormingen,
handicaps en voortijdige sterfte. Dit is echter geen principieel
bezwaar. Zouden we zonder die eventuele risico’s dan wel mensen
klonen? Dit bezwaar valt overigens weg zodra de wetenschap in
staat is om de mogelijke gevaren te vermijden. De ontstaans-
geschiedenis van andere wetenschappelijke ontwikkelingen toont
dit aan. Zo is er in vergelijking met vroeger minder weerstand
tegen xenotransplantatie (het transplanteren van dierlijke organen
in de mens) omdat de huidige wetenschap meer middelen heeft om
de schadelijke neveneffecten te beperken. Hetzelfde geldt voor hoe
we ethisch omgaan met de kennis van (embryonaal) genetisch
onderzoek. Door die kennis kunnen we in een vroeg stadium ont-
dekken of de nog ongeboren vrucht bepaalde genetische afwijkin-
gen heeft. Daardoor kunnen ouders ervoor kiezen of zij abortus
willen plegen of niet. ‘Ethisch ontoelaatbaar’ was in eerste instantie
de reactie in de samenleving. Ook gehandicapten hebben immers
recht op leven. Inmiddels vinden dergelijke praktijken plaats en is
het aantal tegenstanders fors gedaald. Want waarom zou je abortus
in dergelijke gevallen afkeuren, indien dit reeds is toegestaan bij
gezonde embryo’s? Ook liggen de meeste mensen al lang niet meer
wakker van reageerbuisbevruchting of van genetisch gemani-
puleerde voeding, omdat de wetenschap ons verzekert dat het
veilige technologieën zijn (geworden). Het is dan ook voorspelbaar
dat wanneer klonen niet langer onaanvaardbare risico’s kent, het
aantal tegenstanders zal afnemen. In een materialistische

19
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 20

maatschappij worden de grenzen van de ethiek steeds aangepast


aan de zelfzuchtige verlangens van de mens en aan wat technolo-
gisch mogelijk is.

Gevaar voor misbruik


Een ander argument is het gevaar voor misbruik. Er is namelijk het
risico dat klonen voor eugenetische1 doeleinden zal worden
gebruikt, om bijvoorbeeld een menselijk superras te kweken, of om
kinderen op maat te bestellen. Ook dit argument overtuigt niet.
Iedere vorm van technologie kan immers worden misbruikt (denk
aan internet of atoomsplitsing), maar dat is nog geen principieel
argument tegen het gebruik ervan. Het is alleen een argument om
het misbruik te verbieden. Bovendien zou men ook reeds via
genetische manipulatie of via sterilisatie van erfelijk belaste perso-
nen het menselijke ras kunnen ‘verbeteren’. Toch bestaat er geen
absoluut verbod op deze technieken, waarom dan wel voor klonen?

Ieder mens is uniek


Sommige ethici voeren als argument aan, dat het klonen van
mensen een inbreuk vormt op de uniciteit van ieder individu. Ieder
mens heeft zijn eigen onvervreemdbare identiteit en daaraan mag
niet worden geraakt. Ieder mens is een uniek wezen, met zijn eigen
DNA. Het is daarom niet opportuun dat aan deze uniciteit afbreuk
wordt gedaan door mensen via klonen te kopiëren. Andere
filosofen merken echter (terecht) op dat het verkeerd is te denken,
dat de uniciteit van een mens uitsluitend in zijn DNA ligt opgesla-
gen. Een mens is immers ook het resultaat van zijn omgeving en
opvoeding, zodat een kloon nooit helemaal gelijk is aan de ge-
kloonde persoon. Klonen betekent dan ook nooit dat er sprake is
van twee wezens, die exacte kopieën van elkaar zijn. Dat is ook niet
het geval met natuurlijke klonen, zoals een eeneiige tweeling die
ontstaat als een bevruchte eicel zich deelt en zich in twee aparte
cellen splitst. Beide cellen hebben hetzelfde DNA en zijn dus klo-
nen van elkaar. Iedereen weet dat eeneiige tweelingen veel op el-
kaar lijken, maar toch zijn er ook verschillen. Bovendien verschillen
klonen nog meer van elkaar dan eeneiige tweelingen omdat er een
1
Van eugenetica is sprake als de ingreep betrekking heeft op menselijke eigenschappen
(zoals hersencapaciteit, huids- en haarkleur en fysieke kracht) en niet op een bepaalde
ziekte, én als de resulterende ‘verbeteringen’ via experimenten worden doorgegeven aan
het nageslacht.

20
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 21

generatieverschil is. Kortom: het unieke karakter van een mens


wordt niet alleen bepaald door zijn DNA, dus waarom zou je klo-
nen verbieden, indien het resultaat niet een kopie is, maar wel
degelijk een nieuw uniek mens. Enkele wetenschappers zien dan
ook geen enkel bezwaar in klonen. Zelfs in de kloon van een dicta-
tor kan een edel karakter tot bloei komen.2

Kan het materialisme klonen ethisch afkeuren?


Dit korte overzicht van argumenten maakt duidelijk dat er vanuit
een materialistisch uitgangspunt geen fundamentele bezwaren zijn
tegen klonen. Bovendien vindt men het klaarblijkelijk onaanvaard-
baar dat mensen worden gekloond, terwijl men dit bij dieren wel
goedkeurt, en heeft men daarnaast evenmin bezwaren tegen het
klonen van menselijke embryo’s voor therapeutische doeleinden.3
Embryo’s zijn immers nog geen mensen, maar klompjes cellen.
Maar als het menselijke leven, net als dat van een dier, alleen maar
een toevallig bijproduct is van materie zonder enige intrinsieke
waarde -want dat is wat de wetenschap onderwijst- dan is er prin-
cipieel niets op tegen om ook mensen te klonen. De afkeer tegen het
klonen van mensen is daarom veeleer emotioneel, maar niet gefun-
deerd op een duidelijke visie die het materialisme overstijgt. Een
materialist die het klonen van mensen ethisch niet toelaatbaar acht,
keert zich eigenlijk tegen het door hem zelf verdedigde materia-
lisme, al zal hij dat uiteraard niet toegeven.

Is een materialistische visie wel in staat om klonen principieel af te


keuren? Kan het materialisme ethische richtlijnen geven over welke
technologische ontwikkelingen goed of slecht zijn? Het lijkt ons
van niet. Volgens het materialisme is leven het resultaat van de stof.
2
In de jaren ‘70 van de vorige eeuw is over dit thema een thriller gemaakt met de titel
The Boys from Brazil. Het verhaal is als volgt: de naar Brazilië gevluchte nazidokter
Mengele (gespeeld door Gregory Peck) plaatst een tiental gekloonde cellen van Hitler in
enkele nietsvermoedende draagmoeders, verspreid over de hele wereld, in de hoop zo
zijn Führer opnieuw tot leven te wekken. Groot is zijn verbazing wanneer hij deze jon-
gens in hun puberteit opzoekt, want zij zijn fysiek wel identiek aan (de jonge) Hitler,
maar qua karakter (gelukkig) zeer verschillend. Hij had er geen rekening mee gehouden
dat deze jongens in een totaal andere tijd en omgeving zouden opgroeien. Als één van die
jongens vervolgens krijgt te horen dat hij in feite Hitler is, keert deze zich uiteindelijk
tegen Mengele…Hoe het verhaal precies afloopt, moet u zelf maar zien. Het is nog steeds
een fascinerende film met uitdagende filosofische vragen.
3
Zie hierover: “Klonen van embryo’s: geneeskunst of misdaad”, THEOSOFIE, Vol.4,
Nr.1, 2002, p.20.
21
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 22

Materie vormt de oorsprong van bewustzijn. Dit betekent dat


bewustzijn slechts de uitkomst is van toevallige biochemische
processen. Alleen wat we met onze fysieke zintuigen kunnen
waarnemen is werkelijk, al de rest (zoals onze gevoelens en
gedachten) is slechts een bijverschijnsel van die zichtbare materie.
Welnu, ethische vragen zijn niet op grond van een zintuiglijke
waarneming van de werkingen van de stof te beantwoorden. Je
kunt niet op grond van een onderzoek van atomen bepalen wat
goed of slecht is, eenvoudig omdat er geen goede of slechte ato-
men zijn. Er zijn gewoon atomen. Einde verhaal.

Zijn materialisten wel consequent?


Hoewel materie ethisch neutraal is, doen materialisten toch talrijke
ethische uitspraken. Ieder mens heeft zijn eigen oordeel over wat
goed en kwaad is. Mensen kunnen weliswaar over goed en kwaad
van mening verschillen, maar ze hebben daarover wél een mening.
Zelfs de grootste crimineel heeft zijn ethiek. Ethiek hoort onvermij-
delijk bij mens-zijn, en materialisten zijn nu eenmaal ook mensen.
Maar als materialisten consequent zouden zijn, zouden ze zich van
iedere ethische uitspraak moeten onthouden. Want welke bron
gebruiken materialisten voor hun ethische uitspraken? Is dit de
rede of het gevoel of wellicht een hoger kenvermogen? Zo ja, dan
heeft die bron alleen een betekenis indien deze niet kan worden
herleid tot materie. Vanuit een materialistisch perspectief is iedere
waardering, iedere betekenisverlening en zingeving niet meer dan
de uitkomst van een biochemisch proces in de hersenen, en kan
derhalve nooit worden gezegd dat de ene waardering of betekenis
beter is dan een andere. Daarmee vervalt dan ook iedere transcen-
dente basis tot het moreel beoordelen van menselijk gedrag, en dus
ook het recht om tegen het kwaad op te treden of de plicht het
goede na te streven. Goed of kwaad wordt dan op zijn best een
kwestie van sociale afspraak, al of niet neergelegd in wetgeving.
Maar die afspraak is uiteindelijk ook niets anders dan het resultaat
van verschillende menselijke breinen die dan toevallig dezelfde
gedachten produceren. Als we dus met zijn allen zouden afspreken
om klonen toe te laten, dan is er vanuit een materialistisch stand-
punt geen enkel argument om dat niet te doen.

Materialisme is waarden-loos

22
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 23

De algemeen aanvaarde stelling van het materialisme luidt: alle


ervaringen van de mens zijn uiteindelijk herleidbaar tot patronen
van elektrische en chemische activiteit in het zenuwstelsel en het
lichaam.4 Wat is de uiteindelijke consequentie van dit uit-
gangspunt? Als elke menselijke activiteit kan worden herleid tot
biochemische activiteit, geldt dat uiteraard ook voor ethische uit-
spraken. Dan is het dus onmogelijk dat de ene uitspraak waar is en
de andere onwaar, omdat alle gedachten uiteindelijk neerkomen op
biochemie. Er kunnen geen ware of onware gedachten zijn, maar
alleen gedachten zonder meer. Als alle gedachten reduceerbaar zijn
tot activiteiten van elektronen in het brein, kunnen we niet over
ware of onware gedachten, over goede of slechte gedragingen
spreken, om de eenvoudige reden dat er geen ware of onware,
goede of slechte elektronen zijn.

Natuurlijk zal ook een materialist moeten toegeven dat we met ons
denken wel degelijk tot ware of onware conclusies kunnen komen.
De toepassing van de wetten van de logica is daarvan een een-
voudig voorbeeld. Wie denkt “alle mensen hebben een lichaam,
Sokrates is een mens, dus heeft hij een lichaam” heeft een ware
gedachte. Maar waarom is dat zo? Niet vanwege de activiteit van
elektronen in het brein, want nogmaals: er zijn geen ware of onware
elektronen. Vanuit het perspectief van de biochemische werkingen
van het brein is de tegengestelde conclusie “Sokrates heeft geen
lichaam” even waar. Het zijn dus niet de fysische wetmatigheden
van de hersenen die de waarheid of onwaarheid van deze uitspraak
bepalen, maar de meta-fysische wetmatigheden van het logische
denken. De waarheid van een logische redenering is gebaseerd op
innerlijke samenhang, niet op uiterlijke materiële processen. En dan
zijn er twee mogelijkheden: ofwel zijn die wetmatigheden van de
logica op een raadselachtige manier toch weer het product van het
stoffelijke brein, maar dan kan onmogelijk worden gesteld dat er
ware of onware gedachten zijn, wat een absurde conclusie is.5
Ofwel moet men erkennen dat die wetmatigheden (en dus ook de
ratio zelf) op zichzelf bestaan, als het ware hun eigen leven leiden,
4
C. Tart, States of Consciousness, New York, 1975.
5
De psychiater Karl Stern heeft over dit materialistisch uitgangspunt ooit opgemerkt:
“Dit is een krankzinnig standpunt. En daarbij gebruik ik het woord ‘krankzinnig’ niet als
scheldwoord, maar in de technische betekenis. Het is een psychotische opvatting, die veel
gemeen heeft met bepaalde aspecten van schizofrenie.” Aangehaald in K. Wilber, Oog in
oog. Veranderende denkbeelden voor deze tijd, Rotterdam, Lemniscaat, 1985, p.31.
23
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 24

en dus niet het product zijn van biochemische processen. Dit


betekent evenwel dat het denken niet tot materie te herleiden is en
dus een eigen zelfstandige werkelijkheid heeft, onafhankelijk van de
hersenen. De hersenen en het denken zijn duidelijk twee verschil-
lende dingen.6 Er is weliswaar een relatie tussen die twee, maar dat
betekent nog niet dat je het ene zomaar tot het andere kunt herlei-
den. Kortom: het is duidelijk dat een materialistische visie geen
objectieve ethische uitspraken kan doen. Het is zelfs nog erger: het
materialisme kan ook geen geldige uitspraken doen over zichzelf,
over haar eigen waarheidsgehalte, want ook de uitspraken “alles is
het product van materie” en “alleen het materialisme heeft gelijk”
zijn het resultaat van elektronen, en zijn dus niet meer of minder
waar dan iedere andere uitspraak.

Een spiritualistische visie op het leven


Wie principiële ethische argumenten tegen het klonen van mensen
(én dieren!) wil aanvoeren, zal de materialistische visie moeten ver-
laten, en een spiritualistisch standpunt moeten innemen, dat niet is
gebaseerd op blind geloof, maar op een objectieve en rationeel ver-
antwoorde kennisleer. De theosofie is zo’n kennisleer. Nu moet u
niet geloven dat dit zo is. Integendeel: vergelijk gewoon onbevoor-
oordeeld de leringen van de materialistische wetenschap met die
van de theosofie en kom dan zelf tot een conclusie. Beoordeel zelf,
los van persoonlijke voorkeur en afkeer, welk stelsel het meest in
staat is om natuur en mens te verklaren. Laten we enkele grond-
stellingen van de esoterische filosofie op een rij zetten, zodat we
deze vervolgens op de problematiek van klonen kunnen toepassen.

Centraal in de spiritualistische visie van de theosofie staat het uit-


gangspunt dat LEVEN de grondslag vormt van alles wat bestaat.
Wanneer we over leven spreken, denken we gewoonlijk aan heel
concrete wezens. We denken aan menselijk leven, dierlijk leven of
plantaardig leven, maar dat zijn slechts uitdrukkingen of verschij-
6
Om alle misverstanden te vermijden: dit betekent niet dat de ratio het hoogste vermo-
gen in de mens uitmaakt. Volgens de esoterische psychologie heeft de mens ook boven-
rationele vermogens, capaciteiten die de ratio en haar wetten van de logica overstijgen,
zoals intuïtie en geestelijk onderscheidingsvermogen. Daarnaast heeft de mens ook
onderrationele vermogens, zoals emoties en begeerten, die beneden de ratio actief zijn.
Wat we willen duidelijk maken, is dat al deze menselijke vermogens (waaronder de ratio)
hun eigen relatieve zelfstandige werkelijkheid hebben en dus niet kunnen worden herleid
tot een bijproduct van het fysieke lichaam.

24
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 25

ningsvormen van Leven per se. Daar waar het materialisme onder-
wijst dat het leven van dieren, mensen en planten een bijproduct is
van hun stoffelijk organisme, leert de theosofie dat het organisme
van die wezens het resultaat is van Leven. Leven is als zodanig uni-
verseel, zonder begin of einde, en bovendien niet beperkt tot orga-
nische levensvormen. Ook anorganische mineralen zijn vormen
van Leven, maar uiteraard niet van biologisch leven. Het Leven
drukt zich in mineralen slechts uit op een fysische wijze, terwijl het
zich in planten en dieren op een biologische en in mensen op een
psycho-mentale wijze uitdrukt. In de meest vervolmaakte mensen
-de Wijzen en Verlichten van de wereld- manifesteert het Leven
zich vervolgens op een spirituele wijze. In Hen vindt het Leven als
het ware Zijn bekroning, zonder dat dit trouwens het definitieve
einddoel is, want het Leven is grenzeloos in Zijn mogelijkheden.

Alle wezens zijn belichaamd bewustzijn


Wat is nu de relatie tussen het Universele Leven en wat we
bewustzijn en materie of geest en stof noemen? Heel eenvoudig
gesteld: bewustzijn en materie zijn de twee aspecten of uit-
drukkingswijzen van het Ene Leven. Wat is dan de verhouding
tussen bewustzijn en materie? Bewustzijn is de oorzaak van alles
wat bestaat, materie is het gevolg van de werkingen van dat
bewustzijn. Elk leven, of het nu gaat om een plant, een dier, een
mens, of zelfs een atoom, is in de kern van zijn wezen een centrum
van bewustzijn. Zo’n bewustzijnscentrum is een eenheid van het
Ene Leven: een levenseenheid. In navolging van Leibniz noemen
theosofen zo’n levenseenheid of bewustzijnscentrum een monade.
In het Oosten noemt men dit een jiva.7 Welnu, ieder wezen of iedere
monade drukt zich uit in het daarbij passende lichaam. Atomair
bewustzijn drukt zich uit in een atomair lichaam, plantaardig be-
wustzijn drukt zich uit in een plantaardig lichaam, dierlijk bewust-
zijn drukt zich uit in een dierlijk lichaam en menselijk bewustzijn
drukt zich vanzelfsprekend uit in een menselijk lichaam. Kenmer-
kend voor dat menselijke bewustzijn is dat het vanuit zichzelf door
evolutie een zelfbewust denkvermogen (in het Sanskriet: manas)
heeft ontwikkeld, waardoor de mens zich van zijn onsterfelijke
monade kan bewust worden. Een menselijke monade manifesteert
zich dus voornamelijk als een denkbewustzijn. Daarom noemen we
7
Zie hierover het hoofdstuk “Goden, Monaden en Atomen” in H.P.Blavatsky, De
Geheime Leer, I, Den Haag, TUP, 1988, Eng.pp.610-634.
25
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 26

een menselijke monade ook wel een Ego (met hoofdletter), hoewel
het nauwkeuriger is te zeggen dat het Ego een uitdrukking of een
vermogen is van het menselijke bewustzijns-centrum. We noemen
een menselijke monade dus menselijk omdat die monade zich uit-
drukt als een Ego, als een zelfbewust denkvermogen. We mogen
echter niet vergeten dat ook achter dieren of planten eenzelfde
onsterfelijk bewustzijn schuilgaat, alleen hebben zij nog niet een
Egoïsch vermogen ontplooid om zich daarvan bewust te worden.

De mens is een reïncarnerend Ego


Daar het menselijke bewustzijn niet het gevolg is van het lichaam,
moet de mens reeds bestaan vóór de conceptie. De mens is immers
niet zijn lichaam, hij is een Ego dat gebruik maakt van een lichaam.
Geboorte en dood zijn in die visie elkaar afwisselende stadia van
bestaan voor het menselijke bewustzijn. In een materialistische
visie stopt het menselijk leven natuurlijk met de dood. Esoterisch
bekeken is de dood niet meer dan een zich terugtrekken van een
bewustzijnscentrum uit het stoffelijke gebied, en is de geboorte het
zich wederbelichamen van een bewustzijnscentrum. Een mens
ontstaat niet door het samenkomen van een zaadcel en een eicel,
maar doordat een Ego zich opmaakt te reïncarneren. We noemen
dit Ego dan ook het reïncarnerende Ego. In de klassieke indeling
geest-ziel-lichaam komt het reïncarnerende Ego overeen met de
onsterfelijke geest. De ziel daarentegen kan worden beschouwd als
een tijdelijke emanatie of als een straal van het reïncarnerende Ego.
Daarom wordt de ziel in vergelijking met het reïncarnerende Ego
ook wel het lagere of persoonlijke ego genoemd, of kortweg de per-
soonlijkheid. De ziel of het persoonlijke ego treedt dus op als een
verbindende schakel tussen het reïncarnerende Ego en het lichaam,
omdat zonder die schakel het reïncarnerende Ego zich niet kan
wederbelichamen. De kloof tussen het geestelijke karakter van het
reïncarnerende Ego en de materie van het lichaam is immers te
groot. Wanneer de tijd voor een nieuwe incarnatie is aangebroken,
vormt het reïncarnerende Ego dus niet alleen een nieuw stoffelijk
lichaam, maar ook een nieuw persoonlijk ego.

In het licht van deze visie is het duidelijk dat men nooit een mens
zal kunnen klonen, eenvoudig omdat men het Ego niet kan klonen.
Men kloont slechts het lichamelijke voertuig. Wanneer men reïncar-

26
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 27

natie aanvaardt, is echter ook duidelijk dat het niet verstandig is om


op kunstmatige wijze lichamen te creëren, want de natuurlijke gang
van zaken is dat het Ego zelf dit lichaam helpt op te bouwen door
tijdens het incarnatieproces in te werken op een bevruchte eicel.
Meer zelfs: het is het Ego dat mede de bevruchting veroorzaakt. Het
is niet alleen het ouderpaar dat voor de bevruchting verantwoorde-
lijk is. Ook het Ego speelt een cruciale rol bij de conceptie. Om dit
beter te begrijpen, dienen we eerst iets te zeggen over de cel.

Ook een cel is een levend wezen


Belangrijk om te onthouden is, dat niet alleen ieder wezen een
bewustzijnscentrum is, maar dat ook het lichaam van ieder wezen
is opgebouwd uit bewustzijnscentra. Met andere woorden: een
lichaam is niets anders dan de verschijningsvorm van een verza-
meling van ontelbare monaden die de bewustzijnscentra zijn achter
cellen, moleculen, atomen, enzovoort. We nemen de activiteit van
deze lagere monaden waar als materie, maar dat is slechts het
gevolg van onze waarneming. In werkelijkheid is deze materie niet
meer dan (voor ónze waarneming) verdicht bewustzijn. Iemand die
met geestelijke ogen naar deze materie kijkt, ziet iets totaal anders.

Ieder wezen is dus een hiërarchie van talrijke wezens (of monaden)
van verschillende graad van ontwikkeling, waarbij de in verhou-
ding hogere monade gebruik maakt van de in verhouding lagere
monaden. Zo drukt een menselijke monade (of een Ego) zich uit in
een lichaam, dat met zijn lichamelijk bewustzijn de organen stuurt,
die vervolgens met hun organisch bewustzijn de cellen aansturen
die dan op hun beurt met hun cellulair bewustzijn aan de mole-
culen leidinggeven, enzovoort. Dit inzicht is van groot belang voor
een heldere discussie over klonen. Zolang men een cel ziet als een
louter stoffelijk gegeven, en niet als een betrekkelijk zelfstandig
wezen, heeft men weinig argumenten tegen experimenten op cel-
materiaal. Volgens de esoterische filosofie is echter ook achter een
cel een bewustzijnscentrum werkzaam met zijn eigen specifieke
karakteristieken en vermogens.8 Uiteraard is dit cel-bewustzijn niet
te vergelijken met dat van een mens. Het bewustzijn van een cel is
in vergelijking met dat van een mens relatief onontwikkeld, maar
8
Zie o.m. H.P.Blavatsky, “Psychic and Noetic Action”, Theosophical Articles by H.P.
Blavatsky, II, Los Angeles, The Theosophy Co., 1981, pp.7-27; vertaald in De Theosoof,
1981, pp.25-40 en pp.49-63.
27
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 28

niettemin is een cel een intelligent organisme dat meer is dan louter
stof. Wanneer we via technische middelen ingrijpen in de samen-
stelling van een cel, hebben we dus geen flauw idee welke gevol-
gen dit heeft voor het wezen dat die cel in werkelijkheid is, en even-
min voor het grotere wezen waarvan die cel deel uitmaakt.

De relatie tussen de cel en het DNA


Een cel bestaat uit een kern en wat vloeistof (cytoplasma) met een
celmembraan eromheen. In de celkern ligt het erfelijk materiaal
opgeslagen, bestaande uit chromosomen, en ieder chromosoom
bestaat uit een DNA-molecuul. Welke functie heeft het DNA in een
cel? De wetenschap weet inmiddels dat het DNA kan worden
gezien als een reeks van instructies, als een soort receptenboek
waarmee de cel zijn functies kan uitoefenen. We weten ook dat het
DNA van een wezen in iedere cel gelijk is. Een hersencel heeft dus
hetzelfde DNA als een levercel. Toch doet een levercel iets anders
dan een hersencel. Dit komt omdat niet in iedere cel alle onderde-
len van het DNA actief zijn, want dan zou iedere cel hetzelfde doen.
Verschillende onderdelen van het DNA kunnen in de ene cel actief
zijn, en in een andere cel passief blijven. Geen enkele cel maakt dus
van alle recepten in het kookboek van het DNA gebruik. Maar wie
of wat is het dat bepaalt welke onderdelen van het DNA in gang
worden gezet? Wie is de kok die van het receptenboek gebruik
maakt, wie voert de instructies uit? Volgens de theosofie is dat nu
net het bewustzijn achter de cel. Het is het cel-bewustzijn dat de
instructies van het DNA leest en uitvoert. Maar waardoor wordt
dan het cel-bewustzijn geleid? Wie vertelt aan de kok welk gerecht
hij moet maken? Wel, de klant van het restaurant, om in die beeld-
spraak te blijven, en dat is het wezen dat normaal via een bevruchte
eicel een lichaam wenst op te bouwen teneinde zich op dit stoffe-
lijke gebied te manifesteren. Passen we dit idee toe op de mens, dan
is het uiteindelijk het menselijke Ego, dat op het punt staat zich te
belichamen, dat de leidinggevende kracht is achter het DNA van
een bevruchte eicel.9 Daaruit volgt dat het niet wenselijk is om
zomaar DNA te manipuleren, want een bevruchte eicel heeft pre-
cies dát DNA dat bij de incarnerende mens past.

Bij klonen gaat men nog een stap verder dan bij manipulatie. Het
9
Zie H.P.Blavatsky, De Geheime Leer, I, Eng.pp.223-224.

28
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 29

DNA wordt uit een eicel weggehaald en vervangen door ander


DNA. Vervolgens laat men deze onbevruchte eicel overgaan tot
celdeling zodat eerst een gekloond embryo en later een volledig
menselijk lichaam ontstaat. Men creëert op kunstmatige wijze een
lichaam dat uit exact hetzelfde DNA bestaat als dat van de mens
die wordt gekloond. Dit is dan ook het grote verschil met eeneiige
tweelingen, want deze natuurlijke klonen zijn wel het resultaat van
een bevruchting. Bovendien is hun DNA niet gelijk aan dat van de
ouders. Het is een totaal nieuwe combinatie. Bij klonen daarente-
gen kopieert men reeds bestaand DNA dat afkomstig is van en dus
normaal alleen thuishoort bij het lichaam van een reeds belichaamd
Ego! Wat hiervan de consequenties zijn, weet niemand.

Bevruchting is geen mechanisch proces


Met dit mensbeeld voor ogen kan men begrijpen dat een nieuwe
geboorte niet het resultaat is van een samensmelting van twee ge-
slachtscellen. Zo’n samensmelting is het gevolg van het feit dat een
reïncarnerend Ego wordt aangetrokken tot die omgeving en dat
ouderpaar waar het het meest mee overeenkomt. Een bevruchting
vindt plaats doordat in een Ego opnieuw de drang ontstaat zich te
incarneren. En zo’n nieuwe incarnatie gebeurt niet willekeurig,
maar vindt plaats op grond van de ervaringen die het Ego in vorige
incarnaties heeft meegemaakt en op grond van de banden die het
met andere mensen heeft gesmeed. Die banden kunnen overigens
zowel positief als negatief zijn. Een nieuwe incarnatie wordt dus
bepaald door wetmatigheid, namelijk door de natuurlijke wet van
oorzaak en gevolg (ook wel de wet van karma genoemd). En die
wet vergist zich nooit. De nogal simplistische visie dat de mens zijn
nieuwe incarnatie kiest, is niet helemaal juist: wie zou er immers
voor kiezen om in een gebrekkig lichaam te incarneren. Wanneer
wordt gezegd dat het Ego een nieuwe belichaming kiest, dan wordt
daarmee bedoeld dat het de gevolgen aanvaardt van de oorzaken
die in een vorig leven zijn gezaaid, hoe pijnlijk die gevolgen vanuit
onze beperkte persoonlijke visie ook mogen zijn.

Onze onwetendheid vraagt om voorzichtigheid


Welke ethische consequenties vloeien uit bovenstaande ideeën
voort? Wanneer we experimenten op embryo’s uitvoeren of mensen
voortplanten via klonen, dan betekent dit in feite dat we ingrijpen

29
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 30

in de natuurlijke weg van een Ego om zich in een lichamelijke vorm


te manifesteren. Wanneer de mens reeds vele incarnaties achter de
rug heeft, welk recht hebben we dan om het natuurlijke incarnatie-
en voortplantingsproces op kunstmatige wijze te belemmeren of te
manipuleren? We vinden het vanzelfsprekend dat er niet geëxperi-
menteerd mag worden met een volwassen menselijk lichaam als de
betrokkene daar niet uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Maar is
het niet even verwerpelijk wanneer we zonder toestemming van de
ware mens (het reïncarnerende Ego) experimenteren met celmateri-
aal dat nog zijn lichaam moet worden?

De kennis die we bij klonen toepassen, houdt alleen rekening met


de materiële kant van het leven. De wetenschap tast volledig in het
duister aangaande de bewustzijnsprocessen die op de meer inner-
lijke gebieden werkzaam zijn. Is het dan wel ethisch verantwoord
om tot dergelijke ingrepen over te gaan? Moet de wetenschap die
keuze wel maken? Hiertegen zou kunnen worden ingebracht, dat
we niet de wetenschappers moeten laten beslissen of een mens
wordt gekloond, maar dat die keuze bij de mens zelf moet liggen.
Het is aan de mens zelf om te bepalen of hij zich via klonen wil
voortplanten. De wetenschap geeft enkel de mogelijkheid. Stel dat
een onvruchtbare vrouw alleen een kind kan krijgen via klonen.
Dan is het toch aan haar om die keuze te maken. Maar is er dan
geen enkele ethische grens aan een kinderwens? Bovendien kan
men moeilijk over een echte keuzevrijheid spreken indien de mens
onwetend blijft over de spiritualistische kijk op het leven, en hij
alleen maar kritiekloos de visie van het materialisme krijgt
voorgeschoteld, een visie die trouwens meer vragen oproept dan
antwoorden geeft. Er wordt in de discussie over klonen totaal geen
rekening gehouden met het Ego dat zich wenst te incarneren, áls er
überhaupt al een Ego is dat zich in een kloon kan of wil belichamen.
Dat weten we niet. En het is juist die onwetendheid die ons tot
voorzichtigheid moet manen <

Demian 't Hart

lL lL lL

30
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 31

Occultisme

Loges voor Magie

[We leven in een tijd waarin de belangstelling voor het esoterische gedachten-
goed ontzettend is toegenomen. Vele mensen zijn wanhopig op zoek naar een
nieuwe zingeving in hun leven en zijn niet langer tevreden met de antwoorden
die door de wetenschap of door de traditionele godsdiensten worden gegeven.
Deze ontwikkeling is als zodanig positief, want zij doorbreekt verstarde denkpa-
tronen. Er is echter ook een gevaarlijke keerzijde, die maar al te vaak door de
onervaren ‘zoeker’ over het hoofd wordt gezien: niet alles wat onder de naam
van ‘esoterie’ wordt verspreid, is ook werkelijk die naam waardig. Men heeft
kennis en onderscheidingsvermogen nodig om het kaf van het koren te kunnen
scheiden. Een veel voorkomende valkuil is de opvatting dat er gemakkelijke
wegen kunnen worden gevonden naar spirituele realisatie. Talrijk zijn de boeken
en cursussen die de zoeker -meestal tegen betaling van een fiks bedrag- een
gouden ‘verlichte’ toekomst beloven, zonder al te veel inspanning. Pseudo-lera-
ren bieden snelle en aantrekkelijke oplossingen aan en krijgen zo een schare vol-
gelingen. De realiteit is echter anders. Zuivere spiritualiteit en echte esoterie
streven niet naar populariteit, en zeker niet naar de bevrediging van het kleine
ego: zij zijn alleen geschikt voor diegenen die bereid zijn hun persoonlijke ver-
langens te zuiveren om anderen te dienen. Vaak wordt de klacht geuit dat
theosofie zo moeilijk is, en dat het zo lang duurt alvorens men resultaten ziet.
Een dergelijke houding is in laatste instantie te herleiden tot ongeduld en
gemakzucht. Doorslaggevend moet zijn, niet of ideeën makkelijk zijn of niet, en
evenmin of de toepassing daarvan aangenaam is of niet, maar of de leringen die
worden aangeboden, overeenstemmen met de werkelijkheid. Een andere valkuil
bestaat hierin dat men het spirituele verwart met het psychische, dat men het
geestelijke niet van het paranormale kan onderscheiden. Onder spiritualiteit ver-
staat men dan vooral de ontwikkeling van bijzondere vermogens (zoals
helderziendheid of het openen van de chakra’s) en het op kunstmatige wijze cul-
tiveren van zogenaamde ‘mystieke’ ervaringen. Een gezond en evenwichtig
geestelijk pad begint evenwel met de ontplooiing van ethische deugden, met vol-
gehouden studie en de praktische toepassing van het bestudeerde in het gewone
dagelijkse leven. De mogelijke ontwikkeling van psychische vermogens is pas
aan de orde, wanneer de leerling zowel moreel, mentaal als spiritueel voldoende
geschoold is. Bovendien: in een authentieke esoterische school worden dergelijke
vermogens slechts onder de meest strikte geheimhouding door een bekwame
leraar onderwezen. Zo’n leraar biedt zich alleen aan wanneer de leerling klaar is.
Het heeft dus geen enkele zin naar zo’n leraar op zoek te gaan!

31
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 32

Dat er inderdaad geen snelle wegen naar verlichting bestaan, wordt op treffende
wijze geïllustreerd in het volgende artikel Loges voor Magie [Lodges of Magic] van
H.P.Blavatsky, voor het eerst gepubliceerd in haar tijdschrift Lucifer in 1888
[opgenomen in Theosophical Articles by H.P.Blavatsky, Los Angeles, The
Theosophy Co., 1981, pp.287-292]. In dit artikel reageert H.P.B. op het verzoek
om in theosofische groepen meer praktijkgerichte centra voor de ontwikkeling
van adeptschap op te richten. De kritiek bij vele leden is namelijk dat teveel aan-
dacht uitgaat naar studie en theorie, terwijl er meer behoefte is aan ‘praktijk’. In
haar antwoord wijst H.P.B. er op dat zo’n verzoek uitgaat van een verkeerde visie
op het doel en de idealen van de esoterische filosofie. Zij maakt ook van de gele-
genheid gebruik de lezer te waarschuwen voor pseudo-esoterische organisaties,
die misbruik maken van de goedgelovigheid van de mens. Het is interessant vast
te stellen dat ook in haar tijd al sprake was van spiritueel boerenbedrog en
occulte beunhazerij. Een voorbeeld hiervan was B.P.Randolph en zijn
Hermetische Broederschap van Luxor, die gretig inspeelden op het verlangen
van de mens naar instant-verlichting en occulte vermogens. Maar ook nu bestaan
er verschillende van dergelijke groeperingen. Er is dus weinig nieuws onder de
zon. Hoewel H.P.B’s kritische woorden meer dan honderd jaar oud zijn, zijn ze
nog steeds zeer actueel en kunnen zij voor de serieuze bestudeerder van de eso-
terische filosofie dienen als een waardevolle richtingwijzer op het geestelijke
pad. De lezer zal nog meer voordeel halen uit dit artikel indien hij vervolgens
hoofdstuk XIV van H.P.B’s De Sleutel tot de Theosofie raadpleegt]

Als verzinsel vormen kiest, die strelend zijn voor ‘t oog,


Gelooft de mens alras, daar hem de leugen licht behaagt;
Doch als de Waarheid voor hem staat,
Dan is gefronsd de wenkbrauw van ‘t oog,
En is het dezelfde mens, die klemmende bewijzen vraagt.

C. Churchill

E EN VAN ONZE MEEST gewaardeerde vrienden op het gebied


van occult onderzoek werpt de kwestie op van het vormen van
“werkende Loges” in de Theosophical Society voor het ontwikke-
len van adeptschap. De praktische onmogelijkheid om dit proces te
forceren is niet éénmaal, maar ontelbare malen aangetoond in de
loop van de theosofische beweging. Het is moeilijk ons natuurlijk
ongeduld om de sluier van de Tempel weg te rukken, in toom te
houden. Het verwerven van goddelijke kennis -alsof het gaat om
een prijs bij een examen aan een hogeschool- door een systeem van
drillen en feiten inpompen, is het ideaal van de doorsnee beginne-
ling in occulte studie. Toen de oorspronkelijke stichters van de

32
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 33

Theosophical Society weigerden zulke valse verwachtingen aan te


moedigen, leidde dit tot de vorming van pseudo-broederschappen
van Luxor (en Armley Jail?), die speculeerden op menselijke
goedgelovigheid. Hoe verleidelijk is het lokaas voor twijfelaars in
de volgende prospectus, die enkele jaren geleden enkele van onze
meest serieuze Theosofische vrienden heeft verstrikt:

“Beoefenaars van de Occulte Wetenschap, zoekers naar


waarheid en Theosofen, die zich wellicht teleurgesteld voelen in
hun verwachtingen dat Verheven Wijsheid in onbeperkte mate
door HINDOE MAHATMA’S zou worden verstrekt, worden
hierbij vriendelijk uitgenodigd hun namen in te zenden naar…,
waarna zij, indien geschikt bevonden, na een korte proeftijd
kunnen worden toegelaten als Leden van een Occulte
Broederschap, die niet pochen over hun kennis of prestaties,
maar in ruime mate” [voor £1 tot £5 per brief?], “en zonder
voorbehoud [de smerigste delen van B.P.Randolph’s ‘Eulis’]
“aan allen onderwijzen, die zij waardig achten dit onderwijs te
ontvangen” [lees: onderwijs op een commerciële basis, waarvan
de leraren de winst opstrijken en waarbij de leerlingen de uit-
treksels uit werken van Randolph en andere “liefdesdrank”-
verkopers toebedeeld krijgen!]1

Indien het gerucht waar is, dan worden in Engeland sommige


delen van het platteland, vooral Yorkshire, overspoeld door zoge-
naamde astrologen en waarzeggers, die zich voordoen als
Theosofen, om zo een goedgelovig cliënteel afkomstig uit een
hogere stand, dan die van hun natuurlijke prooien, namelijk de
dienstmaagd en de baardloze jongeling, op te lichten. Indien er
“loges van magie” gesticht werden, zoals die in de hiernavolgende
brief aan de redactie van dit tijdschrift worden voorgesteld, zonder
de grootste voorzorgsmaatregelen om alleen de allerbesten van
diegenen die zich voor lidmaatschap aanmelden, toe te laten, dan
zouden wij deze laaghartige exploitatie van heilige namen en din-
1
Documenten ter inzage op het LUCIFER-kantoor, te weten, Geheime Manuscripten, in
het handschrift van … (naam bij nadere overweging weggelaten), “Provinciale
Grootmeester van de Noordelijke Afdeling”. Eén van deze documenten draagt de titel,
“Een beknopte Sleutel tot de Eulisische Mysteriën”, d.w.z. Tantrische zwarte magie op
een fallische basis. Immers: de leden van deze Occulte Broederschap “beroemen zich niet
op hun kennis”. Zeer verstandig van hun kant: wat niet weet, wat niet deert.

33
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 34

gen honderdvoudig zien toenemen. En in verband hiermee en


alvorens de brief van onze vriend aan te halen, wenst de oudste
Redactrice van Lucifer haar vrienden mee te delen, dat zij nooit de
minste relatie heeft gehad met de zogenaamde “H(ermetische
B(roederschap) van L(uxor” en dat alle beweringen van het tegen-
deel onwaar en oneerlijk zijn. Er bestaat een geheim genootschap -
waarvan alleen Colonel Olcott2 onder de moderne mensen van het
blanke ras het bewijs van lidmaatschap bezit- waaraan door de
schrijfster van “Isis Ontsluierd” gemakshalve3 deze naam is
gegeven, maar dat onder ingewijden onder een heel andere naam
bekend staat, zoals ook de persoon, die bij het publiek bekend is
onder de naam van “Koot Hoomi” in zijn kring met een heel andere
naam wordt genoemd. Het zou de “Eulisische” fallusaanbidders
van de “H.B. van L.” moeilijk vallen te zeggen wat de eigenlijke
naam van dat genootschap is. De ware namen van Meester
Adepten en Occulte Scholen worden nooit onder welke omstandighe-
den ook aan de profanen bekend gemaakt, en de namen van de ver-
heven personen, die in verband met de moderne Theosofie ter
sprake zijn gekomen, zijn uitsluitend in het bezit van de twee voor-
naamste stichters van de Theosophical Society. En laat ons nu, na
dit alles bij wijze van inleiding te hebben gezegd, overgaan tot de
brief van onze correspondent. Hij schrijft:

“Eén van mijn vrienden -van nature een mysticus- koesterde


een tijd lang het plan om samen met anderen, in zijn woonplaats
een afdeling van de T.S. te organiseren. Verwonderd over zijn
dralen, schreef ik hem om de reden daarvan te vragen. Zijn
2
Medeoprichter en toenmalig president van de Theosophical Society [NvdR.]
3
Zie “Isis Ontsluierd”, Vol.II, Eng.pag.308. Daaraan kan worden toegevoegd dat de
“Broederschap van Luxor”, waarvan door Kenneth Mackenzie wordt vermeld dat die
haar zetel in Amerika zou hebben, (zie zijn Royal Masonic Cyclopædia), als zodanig niets
van doen had met de door ons vermelde en aan ons bekende Broederschap, zoals na de
publicatie van “Isis” werd vastgesteld uit een brief, die door wijlen deze maçonnieke
auteur aan een vriend in New York werd geschreven. De Broederschap waarvan
Mackenzie wist was eenvoudig een Vrijmetselaarsgemeenschap, gestoeld op een
enigszins geheime grondslag en, zoals hij in zijn brief vermeldde, had hij wel gehoord
van, maar wist niets over onze Broederschap, waarnaar -omdat ze in LUXOR (Egypte) een
afdeling had gehad- door ons dus doelbewust alleen onder die naam werd verwezen.
Hieruit leidden enkele intriganten af, dat er een reguliere Loge van Adepten onder die
naam bestond en wisten ze enige lichtgelovige vrienden en Theosofen ervan te overtui-
gen, dat de “H.B. van L.” identiek, ofwel een tak ervan was en vermoedelijk bestond in
de omgeving van Lahore !!- wat de meest schandelijke onwaarheid was.

34
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 35

antwoord hield in, dat hij had gehoord, dat de T.S. alleen
bijeenkwam en praatte en niets praktisch deed. Ik heb steeds
gemeend, dat de T.S. loges behoorde te hebben, waarin iets
praktisch tot stand gebracht werd. Cagliostro4 begreep dit vurig
verlangen van de mens naar iets tastbaars heel goed, toen hij de
“Egyptische Ritus” instelde en deze in verschillende Vrijmetse-
laars Loges invoerde. Er wonen in …shire vele lezers van
Lucifer. Misschien zou dit voor belangstellenden een aanleiding
kunnen zijn om onderling zulke loges op te richten, en om te
trachten door vereende wilskracht zekere vermogens te
ontwikkelen, eerst bij één van de leden en vervolgens in de hele
groep. Ik ben er zeker van, dat vele leden tot zulke loges zouden
toetreden en daarmee een grote belangstelling voor Theosofie
zouden wekken.”
“A.”

In bovenstaande brief van onze eerwaarde en geleerde vriend


klinkt de echo van stemmen van negen en negentig van de honderd
leden van de Theosophical Society; slechts één op de honderd heeft
een juist beeld van de werkwijze en het werkterrein van onze
afdelingen. Een opvallende fout, die algemeen gemaakt wordt, is
de opvatting over adeptschap en het pad daarheen. Van alle
denkbare ondernemingen is die van te streven naar adeptschap de
allermoeilijkste. In plaats van bereikbaar te zijn binnen enkele jaren
of in één mensenleven, vereist het de nimmer verslappende inspan-
ning van een reeks van levens, uitgezonderd die gevallen die zo
zeldzaam zijn dat zij nauwelijks als uitzonderingen op de algemene
regel mogen worden beschouwd. De annalen tonen duidelijk aan
dat menigeen van de meest vereerde Indische adepten deze graad
4
In haar Theosophical Glossary schrijft H.P.B. over Cagliostro het volgende: “Een
beroemde Adept, wiens echte naam (volgens zijn vijanden) Jozef Balsamo was. Hij werd
geboren in Palermo en studeerde bij een geheimzinnige buitenlander, over wie men
weinig weet. Zijn algemeen aanvaarde geschiedenis is te bekend om herhaald te worden
en zijn werkelijke geschiedenis werd nog nooit verteld. Zijn lot was dat van elke mens
die bewijst dat hij meer weet dan zijn medeschepselen; hij werd “gestenigd” door ver-
volgingen, leugens en schandelijke aantijgingen en toch was hij de vriend en raadsman
van de machtigsten in elk land dat hij bezocht. Uiteindelijk werd hij in Rome berecht en
veroordeeld als ketter en men beweert dat hij stierf toen hij in een staatsgevangenis
opgesloten zat. Toch was zijn einde niet helemaal onverdiend, omdat hij in sommige
opzichten ontrouw aan zijn geloften was geweest, van de staat van kuisheid was vervallen
en toegegeven had aan ambitie en zelfzucht.” [NvdR.]

35
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 36

bereikte, ondanks zijn geboorte in de laagste en schijnbaar meest


onwaarschijnlijke kaste. Maar men begrijpt al te goed dat zij reeds
in vele vorige incarnaties in de opwaartse richting vooruitgang
hadden geboekt, en dat er, toen zij voor de laatste maal geboren
werden, nog slechts een kleinigheid aan hun geestelijke evolutie
ontbrak alvorens zij verheven, levende adepten werden. Natuurlijk
kan niemand uitmaken, of niet één (of zelfs allen) van de mogelijke
leden van onze vriend “A.”’s ideale loge á la Cagliostro, ook mis-
schien reeds voor adeptschap klaar zouden zijn, maar de kans is
niet groot genoeg om daarover te speculeren; de Westerse bescha-
ving lijkt toch eerder vechters dan filosofen voort te brengen, mili-
taire slachters eerder dan Boeddha’s. Het plan, dat “A.” voorstelt,
zou waarschijnlijk eerder uitlopen op mediumschap dan op
adeptschap. Twee tegen één dat er geen enkel lid van de loge zou
zijn, dat van jongs af aan kuis was en volledig onbezoedeld door
het gebruik van bedwelmende dranken. En dan hebben we nog
niet gevraagd of de kandidaat vrij is gebleven van de invloeden, die
door het lage peil van de gemiddelde maatschappelijke omgeving
wordt uitgeoefend. Onder de onmisbare voorvereisten voor psy-
chische ontwikkeling, die in de mystieke Handboeken van alle
Oosterse religieuze stelsels worden genoemd, behoren een zuivere
woonplaats, zuivere voeding, zuiver gezelschap en een zuiver
denken. Zou “A.” deze voorwaarden kunnen garanderen? Het is
zeker wenselijk, dat er een opleidingsschool voor leden van onze
Society zou zijn; en als het louter exoterische werk en de exote-
rische plichten de Stichters minder in beslag hadden genomen, dan
zou er waarschijnlijk reeds lang geleden een zijn opgericht. Echter
niet voor praktisch onderricht, volgens het plan van Cagliostro,
waarmee hij trouwens verschrikkelijk lijden op zijn nek haalde, en
dat zeker geen sporen heeft nagelaten, die in onze tijd een herha-
ling zouden aanmoedigen. “Wanneer de leerling klaar is, zal hij de
leraar wachtend vinden” zegt een Oosters gezegde. De Meesters
behoeven niet in speciale …shire loges recruten te gaan opzoeken,
noch dienen zij hen te laten drillen door onderofficier-mystici. Tijd
en ruimte vormen tussen hen en de aspirant geen barrières; waar
gedachte kan doordringen, daar kunnen zij komen. Waardoor is
een ervaren en geleerde Kabbalist als “A.” dit feit vergeten? En laat
hij zich ook bedenken, dat de potentiële adept even goed in de
“Whitechapels” en “Five-Points” van Europa en Amerika, als in de

36
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 37

meer propere en meer “beschaafde”wijken kan wonen; dat de één


of andere arme in lompen gehulde ongelukkige stakker, die om een
broodkorst bedelt, misschien “blanker van ziel” is en meer de
Adept aanspreekt, dan de doorsnee bisschop in zijn ambtsgewaad,
of dan een beschaafde burger in zijn dure kledij. Voor de uitbrei-
ding van de theosofische beweging, als bruikbaar kanaal voor de
irrigatie van de dorre velden van het moderne denken met levens-
water, zijn overal afdelingen nodig; niet alleen maar groepen van
passieve sympathisanten, zoals het slapende leger van kerk-
gangers, wier ogen gesloten zijn, terwijl de “duivel” zijn oogst bin-
nenhaalt; neen, zulke groepen hebben we niet nodig. Actieve,
klaarwakkere, ernstige, onzelfzuchtige afdelingen zijn nodig, waar-
van de leden niet voortdurend hun zelfzucht ontmaskeren, door te
vragen: “Wat voor nut zal het voor ons hebben als we ons bij de
Theosophical Society aansluiten, en hoeveel kwaad zal het ons
doen?”, maar zij die zichzelf deze vraag stellen: “Kunnen wij de
mensheid niet daadwerkelijk ten goede zijn, door met heel ons
hart, ons verstand en onze kracht voor deze goede zaak te
werken?” Indien “A.” slechts zijn vrienden te …shire wilde over-
tuigen de zaak van deze kant te bezien, dan zou hij hun werkelijk
een dienst bewijzen. De Society kan het zonder hen stellen, maar zij
kunnen zich dit niet veroorloven.

Bovendien: heeft het enig nut de kwestie van een Loge, waar prak-
tisch onderricht zou worden gegeven, te bespreken, vóór dat wij er
zeker van zijn, dat al haar leden de leringen zullen aanvaarden als
afkomstig uit de beweerde bron? Occulte waarheid kan niet ver-
werkt worden door een denkvermogen, dat vol is van voorin-
genomenheid, vooroordeel of achterdocht. Zij is iets, dat aange-
voeld moet worden niet zozeer door de rede als wel door de
intuïtie, daar deze van nature geestelijk en niet stoffelijk is. Voor
sommige mensen is het onmogelijk om kennis te verwerven door
het gebruik van geestelijke vermogens; de grote meerderheid van
natuurkundigen zijn hiervan een voorbeeld. Het is voor hen zeer
moeilijk, zo niet totaal onmogelijk, de uiteindelijke waarheden
achter de verschijnselen van het leven te vatten. En zo zijn er velen
in de Society; en de ontevreden groep komt uit hun rangen voort.
Zulke mensen komen gemakkelijk tot de conclusie, dat de latere
leringen, die uit precies dezelfde bron stamden als de vroegere,

37
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 38

ofwel onjuist zijn, ofwel door chela’s of derden zijn vervormd.


Achterdocht en onenigheid zijn hiervan de natuurlijk gevolgen; de
psychische atmosfeer wordt om zo te zeggen verstoord, en de
terugslag zelfs op de meer betrouwbare leden is zeer schadelijk.
Soms verblindt ijdelheid, wat in het begin sterke intuïtie was; het
denkvermogen sluit zich dan totaal af voor het opnemen van
nieuwe waarheden, en de veelbelovende beginneling valt terug op
het punt waar hij begonnen was. Na te snel één of andere eigen
conclusie te hebben getrokken, zonder een volledige studie van het
gegeven onderwerp en voordat de leer volledig uiteengezet was,
heeft hij de neiging om wanneer hem de onjuistheid van zijn stand-
punt bewezen wordt, alleen naar de stem van zijn eigen zelfver-
heerlijking te luisteren en aan zijn eigen opvattingen te blijven
vasthouden, of deze nu juist zijn of niet. De Boeddha waarschuwde
zijn publiek ernstig tegen het vormen van overtuigingen op grond
van traditie of autoriteit en het formuleren ervan alvorens het
onderwerp door en door te hebben onderzocht.

Een voorbeeld. In een brief wordt ons de vraag gesteld, waarom de


schrijver “zich niet zou mogen veroorloven sommige van de zoge-
naamd ‘geprecipiteerde’ brieven5 [van de Meesters] als vervalsin-
gen te beschouwen,” en als reden voor zijn vraag noemt hij het feit
dat, hoewel sommige van die brieven (althans voor hem) de stem-
pel van onmiskenbare echtheid dragen, het wel lijkt alsof andere
brieven, naar hun inhoud en stijl te oordelen, namaak zijn. Dit wil
zoveel zeggen als dat hij zich een zo onfeilbaar geestelijk onder-
scheidingsvermogen toekent, dat hij in staat is het ware van het
onware te onderscheiden, hoewel hij nooit een Meester ontmoet
heeft en hem geen toetssteen is gegeven waarmee hij de zoge-
naamde mededelingen op hun waarde kan schatten. Het onvermij-
delijke gevolg van in zulke gevallen te vertrouwen op een ongeoe-
fend onderscheidingsvermogen is, dat men even gemakkelijk het
5
De brieven van de Mahatma’s werden niet steeds op de gebruikelijke manier
geschreven. Sommige brieven werden “geprecipiteerd”. Meester K.H. schreef hierover
aan A.P. Sinnet: “…hou steeds in gedachten dat deze brieven van mij niet geschreven
worden, maar afgedrukt of geprecipiteerd”. Het precipitatieproces wordt door de Meester
zelf aldus beschreven: “Ik moet erover nadenken, elk woord en elke zin zorgvuldig in
mijn brein fotograferen, voordat zij door “precipitatie” kunnen worden herhaald … zo
moeten wij eerst onze zinnen rangschikken, en elke letter die op papier moet verschijnen
op ons denkvermogen afdrukken, voordat zij leesbaar wordt.” Zie A.T. Barker, De
Mahatma Brieven aan A.P. Sinnet, Den Haag, TUP, 1979, p.22 en p.25. [NvdR.]

38
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 39

ware als onwaar en het onware als waar zal beschouwen. Over
welk criterium beschikt zo iemand dan om de ene “geprecipi-
teerde” brief van de andere te kunnen onderscheiden? Wie, behalve
de schrijvers ervan, of zij, die door deze schrijvers worden gebruikt
als hun amanuenses (de chela’s en discipelen) kunnen hieromtrent
beslissen? Nauwelijks één op de honderd “occulte” brieven zijn
geschreven door de eigen hand van de Meester, in wiens naam en
op wiens verzoek hij is gestuurd, daar het niet nodig is, dat de
Meesters zelf schrijven en zij er ook geen tijd voor hebben. Als een
Meester zegt “ik schreef die brief” dan betekent dit alleen, dat ieder
woord, dat erin staat door hem werd gedicteerd en onder zijn recht-
streeks toezicht werd afgedrukt. Meestal laten zij hun chela de brief
schrijven (of precipiteren) -hetzij deze dichtbij of veraf is- door de
ideeën waaraan zij uiting willen geven op het denkvermogen van
de chela af te drukken en hem zo nodig te helpen met het proces
van afdrukken van beelden, dat bij precipitatie plaats heeft. Het
hangt helemaal van het ontwikkelingsstadium van de chela af, hoe
nauwkeurig de ideeën overgebracht en de model-brief gerepro-
duceerd kunnen worden. Aldus staat de ontvanger van de brief, die
zelf geen Adept is, voor de moeilijkheid, dat hij niet zeker kan uit-
maken of, indien één brief vals is, ze niet allemaal vals zijn; want,
voor zover instrinsiek bewijs enige waarde heeft, komen ze van
dezelfde bron en zijn ze allemaal op dezelfde mysterieuze manier
tot stand gekomen. Maar er schuilt achter dit alles nog een veel
grotere moeilijkheid. Immers: het enige wat de ontvanger kan vast-
stellen -en wel op grond van eenvoudige overwegingen van
waarschijnlijkheid en gewone eerlijkheid- is, dat een onzichtbare
schrijver, die één enkele vervalste regel onder zijn naam zou toestaan,
een onbeperkt herhalen van dit bedrog wel door de vingers zou
zien. En hieruit volgt rechtstreeks het volgende: daar al de zoge-
naamde occulte brieven voor hun echtheid op dezelfde bewijzen
steunen, staan of vallen zij noodzakelijkerwijs tezamen. Als wij aan
één twijfelen, moeten wij aan allen twijfelen, en zo ontstaat de
mogelijkheid, dat de hele serie brieven uit “De Occulte Wereld” en
“Esoterisch Boeddhisme”6 enz. bedrog zijn, “gewiekste verzinsels”,
“vervalsingen”, en er is geen reden, waarom zij in dit geval dat niet
6
De Occulte Wereld en Esoterisch Boeddhisme van A.P.Sinnet waren na H.P.B’s Isis
Ontsluierd de eerste echte theosofische boeken. De heer Sinnet schreef deze twee boeken
op basis van de Mahatma brieven die hij had ontvangen. [NvdR.]

39
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 40

zouden zijn, zoals de spitsvondige doch domme woordvoerder van


de “S.P.R.” [Society for Psychical Research] ze heeft gebrandmerkt,
met de bedoeling zijn “chefs” wat hun “wetenschappelijke” scherp-
zinnigheid en het peil van hun werk betreft, in de mening van het
publiek te doen stijgen.

Hieruit volgt dus, dat door een groep beginnelingen, die wat hun
denken betreft nog in een toestand verkeren dat daarop geen recht-
streekse indruk kan worden gemaakt, en die geen gids hebben die
hun van occulte zijde de ogen opent voor de esoterische valkuilen,
geen vooruitgang zou zijn gemaakt. En waar vinden wij tot nu toe
zulke gidsen in onze Society? “Het zijn blinden, die blinden leiden”,
die allen tezamen in de poel van ijdelheid en zelfgenoegzaamheid
vallen. De hele moeilijkheid komt voort uit de neiging om con-
clusies te maken op grond van onvoldoende gegevens en orakeltje
te spelen alvorens zichzelf bevrijd te hebben van het meest bedwel-
mende van alle verdovingsmiddelen - ONWETENDHEID <

H.P. Blavatsky

lL lL lL

40
Theosofie Vol5 Nr1 31/1/2003 11:01 Page 41

..
DE GEUNIEERDE LOGE VAN THEOSOFEN

BEGINSELVERKLARING

Het richtsnoer van deze Loge is onafhankelijke toewijding aan de


belangen van de Theosofie. De Loge staat buiten elke Theosofische
organisatie. Zij blijft getrouw aan de grote Stichters van de
Theosofische Beweging en houdt zich niet op met onenigheden of
persoonlijke meningsverschillen.

Het werk dat ze ter hand heeft genomen en het doel dat ze voor
ogen houdt, nemen haar te zeer in beslag en zijn te verheven om
haar tijd te laten of lust te doen voelen zich met bijzaken op te
houden. Dat werk en dat doel zijn de verbreiding van de
Theosofische grondstellingen en de toepassing van die beginselen in
de praktijk van het leven door een zich steeds beter bewust worden
van het Zelf; een diepere overtuiging van Universele Broederschap.

Zij verklaart dat de onaantastbare grondslag voor eenheid onder


Theosofen, waar en hoe ook geplaatst, overeenkomst van doel,
streven en lering is. Daar deze grondslag de enig mogelijke en
volmaakte band tussen de bij haar aangeslotenen vormt, is
verdere reglementering of een bestuur overbodig. Zij stelt zich ten
doel dit begrip onder Theosofen te verspreiden om zodoende de
onderlinge eenheid te bevorderen.

Zij acht allen ‘Theosoof’ die de mensheid zonder onderscheid van


ras, geloof, geslacht, persoonlijke omstandigheden of richting in
waarheid dienen. Zij heet allen welkom die instemmen met deze
grondslag en die wensen zichzelf door studie en op andere wijze te
bekwamen om anderen steeds beter te helpen en te onderwijzen.

‘De ware Theosoof behoort tot geen geloof noch sekte


en toch behoort hij tot alle.’

You might also like