Het Aanduiden Van Zouten M.B.V. de Neerslagreacties.

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

Het aanduiden van zouten m.b.v.

de neerslagreacties.
Si hoc legis, scio te magnum doctorem.

Parmida Torabi (H4a) & Merve Sultan Ekici (H4c)


01.31.2023
Inhoudsopgave

Inleiding 2

Uitvoering (deel l) 3

Uitvoering (deel ll) 4

Waarnemingen (deel l) 5

waarnemingen (deel ll) 6

Bijbehorende neerslagreacties 7

Conclusie 8

Formules en namen van stoffen 9

feitjes 10

Bronnen 11

Inleiding

1
Om te weten welk zout in welk potje zit kan je gebruik maken van een neerslagreacties. Een
neerslagreactie vindt plaats als 2 zoutoplossingen worden samengevoegd, waardoor er een vast zout
ontstaat. Het practicum bestaat uit 2 delen, in de eerste helft moet je 6 neerslagreacties uitvoeren met de
aangegeven stoffen. En in de 2e helft van het practicum krijg je 4 potjes (A1, A2, A3, A4) met
verschillende zouten en je moet zelf uitzoeken welk zout in welk potje zit. Ook kregen we 4 stoffen erbij
om erachter te komen welk zout het is.

In de eerste helft zijn de volgende stoffen gebruikt:

1. IJzer(III)nitraat- en natriumhydroxideoplossing → Fe(NO3)3 & NaOH


2. Zilvernitraat- en natriumchlorideoplossing → AgNO3 & NaCl
3. Bariumnitraat- en natriumoxalaatoplossing → Ba(NO3)2 & Na2C2O4
4. Kopersulfaat- en natriumsulfideoplossing → CuSO4 & Na2S
5. Zinknitraat- en natriumhydroxideoplossing → Zn(NO3)2 & NaOH
6. Loodnitraat- en natriumjodideoplossing → Pb(NO3)2 & NaI

In de tweede helft zijn de volgende stoffen gebruikt:

1. Natriumcarbonaat → Na2CO3
2. Natriumsulfaat → Na2SO4
3. Natriumjodide → NaI
4. Natriumchloride → NaCl
5. Ijzer of zink-ionen → Fe2+ of Zn2+
6. Barium-ionen → Ba2+
7. Lood-ionen → Pb2+

Uitvoering (deel l)

1. Pak voor elk proefje 2 reageerbuizen.

2
2. In elk van de reageerbuizen doe je circa 1 mL (ongeveer ½ cm) van de zoutoplossingen (staat in
inleiding) , je doet steeds 1 zoutoplossing in elke reageerbuis.
3. Voeg steeds de 2 bijbehorende oplossingen bij elkaar. (dus b.v
IJzer(III)nitraat en natriumhydroxide)
4. Nadat je klaar bent met je proefje gooi je de inhoud van de reageerbuizen in het afvalvat, de
buizen doe je daarna in de prullenbak en je pakt een paar nieuwe reageerbuizen.

Let op! Voor proefje 1,4,5 en 6 moet je extra handelingen doen:

1. Om de neerslagreactie bij proef 1 goed waar te nemen moet je wat meer


natriumhydroxide toevoegen. (proef 1)
2. Na het samenvoegen van de zinknitraat- en natriumhydroxide oplossing voer je
nog een 2e stap uit. Je voegt een beetje geconcentreerde natriumhydroxide toe.
Dit mag je niet zelf doen dus vraag de TOA om hulp. (proef 5)
3. Voor deze proef neem je glazen reageerbuizen, je neemt iets meer oplossing.
Vervolgens vouw je een filtreerpapiertje en zet deze in een trechter op een lege
reageerbuis. Je verwarmt de reageerbuis een paar minuten boven een blauwe
vlam. (let op je verwarmt de oplossing, je laat het niet koken) als laatst laat je de
filtraat staan om af te laten koelen. (proef 6)
4. De stof Natriumsulfide staat in de zuurkast vanwege de hele sterke geur dus die
moet je daar toevoegen. (proef 4)

Uitvoering (deel ll)


1. Je neem 4 reageerbuizen en lost in elke buis een klein beetje van een van de zouten op in 3 ml
demiwater. (dat is ongeveer 3 cm)
2. Daarna doe je in alle reageerbuizen een oplossing toe, met erin Fe2+
of Zn2+ -ionen.
3. Er zal telkens in een van de reageerbuizen een neerslagreactie ontstaan.
4. Giet de inhoud in het afvalvat en haal 3 nieuwe reageerbuizen.
5. Voeg van de 3 overgebleven zouten, telkens een zout in elke reageerbuis.
6. Voeg in elke reageerbuis de oplossing toe met erin Ba2+ -ionen.

3
7. Vervolgens giet je de inhoud weer in het afvalvat en haal je 2 nieuwe reageerbuizen.
8. Los in de 2 reageerbuizen de 2 overgebleven zouten op. (klein beetje)
9. Voeg aan de reageerbuizen Pb2+ -ionen toe. Voeg niet te veel oplossing toe in beide buisjes.
10. Na het toevoegen ontstaat in 1 van de reageerbuizen een neerslagreactie.

Noteer bij elke reactie welke zout het is.

Waarnemingen (deel l)
Proefje 1

In proefje 1 hebben wij IJzer(III)nitraat- en natriumhydroxideoplossing samengevoegd.

IJzer(III)nitraat-oplossing (l): een gele, heldere en geurloze stof.


Natriumhydroxide-oplossing (l): een kleurloze, heldere en geurloze stof.
Na het samenvoegen ontstaat er een troebele, bruin-rode en geurloze stof.

Proefje 2

In proefje 2 hebben wij Zilvernitraat- en natriumchlorideoplossing samengevoegd.

Zilvernitraat-oplossing: een kleurloze, heldere en geurloze stof.


natriumchloride-oplossing: een kleurloze, heldere en geurloze stof.

4
Na het samenvoegen ontstaat er een troebele, melkachtige en geurloze stof. Na 1
minuut UV-licht ontstaat er een troebele, grijze en geurloze stof.

Proefje 3

In proefje 3 hebben wij Bariumnitraat- en natriumoxalaatoplossing samengevoegd.

Bariumnitraat-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof.


Natriumoxalaat-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof. Na het
samenvoegen ontstaat er een witte, troebele en geurloze stof.

Proefje 4

In proefje 4 hebben wij Kopersulfaat- en natriumsulfideoplossing samengevoegd.

Kopersulfaat-oplossing: een blauwe, heldere en geurloze stof. Natriumsulfide-oplossing: een


kleurloze en heldere stof met een hele sterke geur (rotte eieren).
Na het samenvoegen ontstaat er een donkere en troebele stof met een hele sterke en vieze geur.

Proefje 5

In proefje 5 hebben wij Zinknitraat- en natriumhydroxideoplossing samengevoegd.

Zinknitraat-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof.


Natriumhydroxide-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof. Na het
samenvoegen ontstaat er een troebele en witte stof ook heeft deze stof geen geur. Na het
toevoegen van extra natriumhydroxide-oplossing ontstaat er weer een heldere, kleurloze en geurloze
stof.

Proefje 6

In proefje 6 hebben wij Loodnitraat- en natriumjodideoplossing samengevoegd.

Loodnitraat-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof.


Natriumjodide-oplossing: een heldere, kleurloze en geurloze stof. Na het
samenvoegen ontstaat er een gele, troebele en geurloze stof. Tijdens en na
het verwarmen lost een deel van het zout op en het andere deel niet en de oplossing is troebel.
Tijdens en na het filtreren blijft het residu over (een gele vaste stof) en nadat je dat filtert en het filtraat
laat afkoelen ontstaan er gele glitters.

5
Waarnemingen deel (ll)
Alle zouten (s) waren wit en korrelachtig, na het oplossen in demiwater waren ze allemaal helder,kleur-
en geurloos. Als de neerslagreactie plaatsvindt in de buizen, worden de heldere oplossingen troebel en
melkachtig van kleur. Als er geen reactie plaatsvond dan blijven de buizen helder van kleur en geur- of
kleurloos.

Bijbehorende neerslagreacties
Dit zijn de bijbehorende neerslagreactie voor het practicum deel ll.

-
I- NO3 Pb 2+(aq) + 2I - (aq)

Na + g g

Pb 2+ s g
PbI2 (aq)

Zn 2+ (aq) + CO3 2- (aq)


CO32- NO3 -

Na + g g
ZnCO3 (s)
6 s g
Zn 2+
2- - Ba 2+(aq) + SO4 (aq)
2-
SO4 NO3

Na + g g

Ba 2+
s g BaSO4 (s)

Conclusie
Er vinden steeds neerslagreacties plaats als er 2 zoutoplossingen worden samengevoegd
waardoor er steeds een vast zout ontstaat. In 3 van de 4 buizen zijn neerslagreactie ontstaan
daaruit kunnen wij dus concluderen dat de overgebleven stof natriumchloride is. Je ziet steeds
dat er een neerslagreactie plaatsvindt doordat de oplossing troebel word.
De stoffen waaruit de neerslagreacties zijn ontstaan:

1. Lood- en joodionen
2. Zink- en carbonaationen
3. Barium- en sulfaationen

De bijbehorende oplosvergelijkingen van de zouten zijn:

1. Natriumchloride; NaCl (s) →


+ Na (aq)
- +
2. Natriumjodide;
NaI
+ (s) → Na -
3. Natriumcarbonaat;
4. Natriumsulfaat; Na2CO3 (s) →
+ 2 Na2

Na2SO4 (s) →
+ 2 Na2 (aq)

Welke zout zit in welk potje?

7
A1 → natriumchloride

A2 → natriumjodide

A3 → natriumcarbonaat

A4 → natriumsulfaat

Formules en namen van stoffen


De stoffen die zijn gebruikt in dit practicum zijn:

1. IJzer(III)nitraat- en natriumhydroxideoplossing → Fe(NO3)3 & NaOH


2. Zilvernitraat- en natriumchlorideoplossing → AgNO3 & NaCl
3. Bariumnitraat- en natriumoxalaatoplossing → Ba(NO3)2 & Na2C2O4
4. Kopersulfaat- en natriumsulfideoplossing → CuSO4 & Na2S
5. Zinknitraat- en natriumhydroxideoplossing → Zn(NO3)2 & NaOH
6. Loodnitraat- en natriumjodideoplossing → Pb(NO3)2 & NaI
7. Natriumcarbonaat → Na2CO3
8. Natriumsulfaat → Na2SO4
9. Natriumjodide → NaI
10. Natriumchloride → NaCl
11. Ijzer of zink-ionen → Fe2+ of Zn2+
12. Barium-ionen → Ba2+
13. Lood-ionen → Pb2+

8
Leuke Feitjes
Wist Je dat ……

1. De cellen in ons lichaam zout nodig hebben, om goed te functioneren en onze vochtbalans en
bloeddruk te regelen.
2. Zout in de middeleeuwen als betaalmiddel werd gebruikt (het woord salaris komt ook van
zout).
3. Hawaiiaanse zwart zout vermengd is met actieve lava.
4. De eerste sporen van zoutwinning zijn gevonden in China.
5. We meer zout op straat strooien dan dat we eten.
6. Zout vlooien doodt.

9
Bronnen
1. Erasmus dalton taken
2. Mevrouw Yarrow-Kuipers
3. Nova scheikunde havo 4 leerboek A
4. Binas 6e editie
5. https://taaladvies.net/welk-of-welke-soort/
6. De Rubrics
7. De waarnemingen die wij gemaakt hebben tijdens het practicum
8. https://www.foodbag.be/nl/blog/10-dingen-die-je-nog-niet-wist-over-zout/
9. https://www.alletop10lijstjes.nl/10-weetjes-zout/

10

You might also like