Probleem 3, Blok 5, 2022-2023

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 15

Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Probleem 3: Haat. Geweld. Wie loopt risico?

1. Wat is slachtofferschap van geweld en hate crimes?


WODC/CBS/Raad voor Rechtspraak (2021). Criminaliteit en rechtshandhaving.

Slachtofferschap van geweld

Geweldsdelicten = ‘mishandeling’, ‘bedreiging’ en ‘geweld met seksuele bedoelingen’.


- Van 2005-2019 met 40% gedaald. Van alle soorten delicten (vermogens- en
vandalismedelicten) het minst gedaald.
- In 2019 werd 2% van de Nederlandse bevolking slachtoffer van geweldsdelicten.
- Mannen werden in 2019 iets vaker slachtoffer van geweldsdelicten

Melding en aangifte:
- In 2019 werd van alle ondervonden geweldsdelicten 20% aangegeven bij de politie.

Gewelds- en seksuele misdrijven:


- Totale aantal gewelds- en seksuele misdrijven is in 2020 5% afgenomen t.o.v. 2019.
- > 60% van de gewelds- en seksuele misdrijven worden opgehelderd (in 2020: 61,2%).
- In 2020 werd 20% van alle verdachten geregistreerd voor gewelds-/seksuele misdrijven.
- In 2020 werd 18% van de minderjarige verdachten geregistreerd voor gewelds- en
seksuele misdrijven.

Pagina 1 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Van Kesteren (2016). Assessing the risk and prevalence of hate crime
victimization in Europe.

Slachtofferschap van hate crime

Hate crime = haatmisdrijf = een strafbaar feit dat, althans gedeeltelijk, wordt gemotiveerd
door de groepsrelatie van het slachtoffer. Oftewel:
1. De handeling moet een strafbaar feit zijn  ongeacht de motivatie van de dader.
2. Het moet (gedeeltelijk) gepleegd zijn uit vooroordelen of haat jegens het slachtoffer
als vertegenwoordiger van een specifieke sociale groep.

- Hate crimes zijn o.a. gericht op groepen die worden gekenmerkt door immigranten of
etnische status, ras, religie, geslacht, seksuele geaardheid of handicap.
- Hate crimes zijn bedoeld om de hegemonie (= dominantie) van de groep van de daders
en de ‘passende’ ‘ondergeschikte identiteit’ (van de groep) van het slachtoffer te
bevestigen.

McNeeley, Overstreet (2018). Lifestyle-routine activities, neighborhood context,


and ethnic hate crime victimization.

Hate crime = misdaad die een teken geven van vooroordelen op basis van ras, etniciteit,
geslacht, genderidentiteit, religie, handicap of seksuele geaardheid.

Ministerie van Binnenlandse zaken (2020). Discriminatiecijfers in 2019.

In 2019 registreerde de politie in totaal 5.487 discriminatie-incidenten. Bij de ADV’s (=


antidiscriminatievoorzieningen) kwamen in 2019 4.382 discriminatiemeldingen binnen. Het
totaal aantal registraties en meldingen was in 2019 hoger dan het jaar ervoor.

Discriminatiegronden
1. Herkomst  Registraties bij politie 2019: 5. Antisemitisme  Registraties bij politie
2.156 en meldingen bij ADV’s: 1.922 keer in 2019: 768 keer

2. Handicap/chronische ziekte  6. Godsdienst  Meerderheid (69%) betrof


Meldingen bij ADV’s in 2019: 552 keer tegen moslims (in 2019)

3. Seksuele gerichtheid  Registraties bij 7. Leeftijd


politie in 2019: 1.603 keer
8. Overige gronden
4. Geslacht  Meldingen bij ADV’s 2019:
515 keer  17% tegen transgender personen.

Pagina 2 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Uitlatingen en ongelijke behandeling


In 2019 registreerde de politie 3.225 discriminerende uitlatingen.
- Vaak gaat het om ruzies waarbij discriminerende scheldwoorden gebuikt werden.
- 632 x discriminerende bedreigingen
- 667 x geweldsincidenten met mogelijk discriminerend aspect
- 430 x vernielingen (bijv. hakenkruisen i.c.m. racistische leuzen)
- 2582 x omstreden behandeling (bijv. ontslag vanwege zwangerschap, of het niet
welkom zijn. in horeca vanwege een hulphond)
- 1689 x vijandige bejegeningen (bijv. pesterijen tussen buren, of beledigingen op straat
of op het internet)
- 1140 x meldingen over discriminatie op de arbeidsmarkt, zowel bij sollicitaties als op
de werkvloer

Uit de politieregistraties blijkt dat de meeste incidenten plaatsvinden in de Randstand.

2. Wie lopen groter risico slachtoffer te worden van geweld & hate crimes?
Dong, Morrison, etc. (2020). As violence unfolds.

Slachtofferschap van geweld

Abstract Resultaten:
In een openbare ruimte (zowel overdag als ’s nachts) vergroten: het uitvoeren van
ongestructureerde activiteiten, en de afwezigheid van toezicht de kans op gewelddadig
slachtofferschap. Toch hebben de aanwezigheid van vrienden en omgevingskenmerken
verschillende effecten op gewelddadig slachtofferschap overdag en 's nachts.

Conclusie:
Deze studie toont de waarde aan van het documenteren van hoe individuen door hun
dagelijkse activiteitenruimte heen gaan, en bevordert uiteindelijk ons begrip van
jeugdgeweld vanuit een realtime, realistisch standpunt.

Situationele elementen van gewelddadig slachtofferschap


Sampson en Lauritsen gaan vooral in op slachtofferschap en geweld bij jonge mensen. Zij
deelden risicofactoren voor gewelddadig slachtofferschap in 3 categorieën in:
1. Individuele risicofactoren = Toegeschreven en bereikte kenmerken van een individu
o Persoonlijke eigenschappen
o Eerdere ervaringen

2. Situationele risicofactoren = De onmiddellijke, feitelijke en dynamische


omstandigheden waarin criminaliteit wordt gepleegd.
o De aanwezigheid van deviante vrienden kan het situationele risico op geweld
vergroten.
 Echter, onderzoek naar de ‘vriendschapsbeschermingshypothese’ stelt
dat in bepaalde sociale contexten (bijv. ’s nachts door gevaarlijke buurt

Pagina 3 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

lopen) de aanwezigheid van een vriend het zijn van een geschikt doelwit
kan verminderen en bescherming en toezicht biedt tegen slachtofferschap.

o Wat iemand op een bepaalde plaats en tijd doet  heeft invloed op zijn/haar
risico op slachtofferschap.  Ongestructureerde activiteiten leiden tot
deviant gedrag en criminaliteit onder jongeren, omdat dergelijke activiteiten
minder snel onder toezicht staan en meer mogelijkheden bieden voor deviant
gedrag.  Het gebrek aan planning en organisatie bij activiteiten leidt tot
een verhoogd risico op gewelddadig slachtofferschap (door vergrote
blootstelling aan overtreders, vergrote kwetsbaarheid en verminderd toezicht).

o Drugs- en alcoholgebruik kunnen het risico op gewelddadig slachtofferschap


vergroten  Gebruik van middelen vindt plaats onder risicovolle
omstandigheden waar bescherming en toezicht onwaarschijnlijk is 
Dalingen in zelf-controle en toename agressie.  Personen onder invloed
van drugs/alcohol zijn minder geneigd om het potentiële risico van
slachtofferschap te herkennen, waardoor voorzorgsmaatregelen worden
overgeslagen. Ze zijn minder goed in staat zichzelf te verdedigen.

o Het dragen van wapens vergroot de kans op gewelddadig slachtofferschap


 Er is een verband tussen het dragen van een wapen en met aanranding
gerelateerde verwondingen en ziekenhuisopnames  verklaring: Jongeren die
wapens dragen, zijn eerder geneigd tot gewelddadige uitwisselingen en/of het
bijdragen aan de escalatie van geweld, omdat wapens hen moed geeft om naar
plaatsen te gaan die ze anders zouden vermijden of omdat het wapen een
gevoel van onkwetsbaarheid geeft die hen aanmoedigt in conflicten.

o Waar iemand zich bevindt, is van invloed op het risico van gewelddadig
slachtofferschap.  Het zijn in een openbare ruimte vergroot de kans op
gewelddadig slachtofferschap  Individuen lopen meer kans om slachtoffer te
worden in openbare ruimtes, dan in private ruimtes.  Openbare ruimten
vergroten de fysieke zichtbaarheid en toegankelijkheid van een persoon voor
potentiële daders en verminderen het toezicht.  Omdat veel mensen toegang
hebben tot openbare plaatsen, waardoor een samenkomst van potentiële
overtreders en aantrekkelijke doelwitten worden gecreëerd die anoniem zijn
voor elkaar. In tegenstelling tot privéruimten (bijvoorbeeld huizen) waar de
eigenaren of gebruikers persoonlijke of toegewezen verantwoordelijkheid
uitoefenen, is sociale controle in openbare ruimtes beperkt, aangezien gewone
burgers slechts een algemene verantwoordelijkheid hebben om criminaliteit te
ontmoedigen.

3. Samenlevings/gemeenschapsrisicofactoren (community factors)


o Lage sociaal economische status vergroot de kans op gewelddadig
slachtofferschap

Pagina 4 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

o Heterogeniteit van de bevolking vergroot de kans op gewelddadig


slachtofferschap
o Instabiliteit van woningen vergroot de kans op gewelddadig slachtofferschap
o Gebrek aan institutionele middelen vergroot de kans op gewelddadig
slachtofferschap
o Institutionele bronnen (politiebureaus/brandweerposten)  Overdag
beschermden hogere niveaus van institutionele hulpbronnen en collectieve
doeltreffendheid jongeren tegen gewelddadig slachtofferschap; ‘s nachts
waren het geen significante voorspellers van geweld.  Dus overdag verlagen
institutionele bronnen de kans op gewelddadig slachtofferschap.
o Wapenbezit van omgeving vergroot de kans op gewelddadig slachtofferschap

Van Kesteren (2016). Assessing the risk and prevalence of hate crime
victimization in Europe.

Slachtofferschap van hate crime

Abstract
Dit artikel presenteert de resultaten van multivariate en multi-level analyses van gegevens
over het slachtoffer worden van hate crimes uit 14 West-Europese landen. Hoewel de
etnische samenstelling van immigrantengemeenschappen aanzienlijke verschillen vertoont
tussen de 14 landen, worden in alle landen immigranten onevenredig blootgesteld aan
hate crimes. Resultaten laten zien dat jonge leeftijd en migrantenstatus de belangrijkste
onafhankelijke risicofactoren zijn voor slachtofferschap van hate crimes. Andere belangrijke
risicofactoren zijn het wonen in een hoofdstad of andere grote stad, een laag inkomen en
een extraverte levensstijl.

Gegevensbronnen over hate crimes


In het geval van hate crimes wordt het dark number-probleem van criminaliteit verergerd
door de complexe aard van door haat gemotiveerde misdrijven en de vaak kwetsbare
positie van de slachtoffers. Slachtoffers die tot minderheidsgroepen behoren, kunnen zich
ervan weerhouden aangifte te doen uit schaamte, uit angst voor represailles (=
vergeldingsacties) van daders of uit angst voor secundaire victimisatie door autoriteiten.
Bovendien begrijpen opnamebureaus mogelijk niet altijd volledig welke incidenten als
haatmisdrijven worden aangemerkt en als zodanig moeten worden geregistreerd.

Theoretisch kader en analyse


Gedurende de geschiedenis van slachtofferenquêtes zijn risicobeoordelingen op individueel
niveau voornamelijk gebaseerd op de leefstijlblootstellingstheorie en gerelateerde
slachtofferrisicomodellen.
De analyse op macroniveau vereist een theoretisch kader over de maatschappelijke
oorzaken van criminaliteit. Volgens een sociaalpsychologisch theoretisch perspectief
worden hate crimes gemotiveerd door agressie dat veroorzaakt wordt economische
deprivatie (economisch tekort) dat gericht is op kwetsbare zondebokken.

Een actueel perspectief op hate crimes tegen immigranten beschouwt door haat
gemotiveerde aanvallen als defensieve (verdedigende) reacties van mensen die zich

Pagina 5 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

economisch bedreigd voelen door nieuwkomers op de lokale arbeidsmarkt.  ook wel


bekend als de economische dreiging hypothese of hulpbronnen-concurrentie-hypothese.
Volgens een alternatief of aanvullend perspectief moeten haatmisdrijven worden
gezien als een defensieve (verdedigende) reactie van gemeenschappen op de dreiging van
immigranten die hun manier van leven beïnvloeden. (= culturele dreigingshypothese)

!!! Deze twee versies van de dreigingshypothese weerspiegelen de alternatieve


definitiekaders van haatmisdrijven als gemotiveerd door: ‘bedreigingen voor bestaande
machtshiërarchieën’ OF door: ‘pure haat tegen anders-zijn’ !!!

Multivariate analyses van de prevalentie van haatmisdrijven lijken eerder de culturele dan
de economische dreigingshypothese te ondersteunen. Er werd geen verband gevonden
tussen economische problemen in buurten en de omvang van geregistreerde hate crimes.
In een andere studie bleek dat hate crimes tegen zwarte mensen door blanken vaker
voorkomen in goed geïntegreerde dan in ongeorganiseerde blanke gemeenschappen die
onder economische druk staan.

Resultaten
Slachtofferschap van de allochtone/immigratie bevolking:
Gemiddeld 2,8% van de West-Europese bevolking zei in de loop van 2004 slachtoffer te zijn
geweest van een hate crime. De gegevens over hate crimes hebben betrekking op
criminaliteit gepleegd i.v.m. ras, etniciteit, seksuele geaardheid en geloofsovertuiging van de
slachtoffers. Resultaten van de Britse en Amerikaanse onderzoeken naar haatmisdrijven
laten zien dat 3/4de van alle hate crimes wordt gemotiveerd door vooroordelen met
betrekking tot ras, etniciteit of religie.
Binnen de West-Europese context kan worden verwacht dat de allochtone bevolking
meer wordt blootgesteld aan haatmisdrijven dan niet-immigranten. Landen met
verhoudingsgewijs grotere immigrantengemeenschappen vertonen doorgaans hogere
percentages hate crimes.

Verschil in landen:
- De hoogste percentages worden gevonden in Frankrijk, Denemarken, Luxemburg,
België, het
Verenigd
Koninkrijk en
Nederland
(boven de
4%).
- In Finland,
Italië,
Portugal,
Griekenland
en Oostenrijk
< 2% hate crimes gevonden.

Pagina 6 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Figuur 2 toont de resultaten van het aantal slachtoffers van hate crimes per land van
migranten en niet-immigranten. In alle landen is het slachtofferschap van hate crimes hoger
onder migranten, hoewel dit verschil in Italië en Finland niet statistisch significant is.
De analyse van slachtofferschapspercentages van degenen die een religieuze overtuiging
aangaven, leverde geen significante resultaten op. Respondenten die een religie aanhangen,
laten vergelijkbare slachtofferschapspercentages zien voor hate crimes als respondenten die
geen religie aanhangen. Binnen de allochtone gemeenschappen hangt religie positief samen
met slachtofferschap.
Van de mensen met een immigrantenstatus die religieus zijn, wordt 12% slachtoffer.
Dit vergeleken met 9% van mensen met een immigrantenstatus die niet religieus zijn, geeft
als resultaat dat religieuze immigranten in West-Europa, van wie velen moslim zijn, zichzelf
vaker het slachtoffer zien van hate crimes dan andere immigranten.

Resultaten van multivariate analyses


De 2 belangrijkste onafhankelijke risicofactoren voor slachtofferschap van hate crimes zijn
de status van jongeren en migranten. De 3de belangrijkste risicofactor is wonen in een
hoofdstad. Andere risicofactoren die samenhangen met slachtofferschap van hate crimes
zijn: een extraverte levensstijl, een laag inkomen, en een hoge opleiding.

Een vergelijking van NCVS-gegevens over slachtofferschap door haatmisdrijven en over


slachtofferschap door gewone geweldsmisdrijven laat zien dat blanke mensen en hoger
opgeleiden sterker vertegenwoordigd zijn onder slachtoffers van haatmisdrijven dan onder
slachtoffers van gewoon geweld.

Jongeren zijn sterk oververtegenwoordigd in onze


gegevens over slachtofferschap van haatmisdrijven

De consistente resultaten met betrekking tot leeftijd, grootte van de stad, een uitgaande
levensstijl en burgerlijke staat kunnen worden verklaard door de theorie van blootstelling
aan levensstijl. De bevinding dat deze 4 factoren en een lage economische status
onafhankelijke risicofactoren zijn voor slachtofferschap van hate crimes suggereert dat hate
crimes geconcentreerd zijn binnen de jeugdscène in armere buurten van hoofdsteden en
andere grote steden.
De toppositie van migrantenstatus als onafhankelijke risicofactor voor
slachtofferschap van haatmisdrijven bevestigt dat migranten de voornaamste doelwitten
zijn van haatmisdrijven in West-Europa.

Pagina 7 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Het belang van de migrantenstatus als risicofactor kan worden geïnterpreteerd met
het victimologische, drie factoriële risicomodel van Van Dijk en Steinmetz (1980). Volgens
dit model worden slachtofferrisico's niet alleen bepaald door de nabijheid van daders door
woonplaats of levensstijl en door gebrek aan bescherming tegen criminaliteit, maar ook door
hun economische of psychologische aantrekkelijkheid als doelwit van criminaliteit.

De bevinding dat migrant zijn een sterke onafhankelijke risicofactor is voor haatmisdrijven
suggereert dat immigranten in West-Europa 'aantrekkelijke doelwitten' zijn voor hate crimes
De bevinding dat de prevalentie van slachtofferschap van haatmisdrijven in West-
Europa vooral hoog is onder religieuze immigranten, suggereert dat er anti-islam
sentimenten in het spel zijn.

Het resultaat dat mensen met een hoge opleiding significant meer worden blootgesteld aan
zowel contact- als haatmisdrijven lijkt echter contra-intuïtief (tegen de intuïtie/gevoel in). Dit
resultaat doet denken aan de bevinding van Zaykowski (2008) dat hoger opgeleide mensen
oververtegenwoordigd zijn onder slachtoffers van hate crimes in vergelijking met
slachtoffers van gewoon geweld.

Het roept de vraag op waarom beter opgeleide mensen


meer hate crimes zouden aantrekken dan anderen.

Resultaten van de multi-level risicoanalyse


De effecten van leeftijd, geslacht, grootte van de stad en uitgaan zijn zoals verwacht:
Jongeren, mensen die in een stad wonen en mensen met een extraverte levensstijl zijn vaker
het slachtoffer van hate crimes. Mensen met een hoog inkomen ervaren minder hate crimes.
Inwoners van beter opgeleide regio's ervaren meer hate crimes.
Immigranten, jongeren, mensen die in een grote stad wonen, mensen met een
extraverte levensstijl en mensen met een laag inkomen ervaren meer hate crimes. Meer
blootgesteld zijn degenen die in een regio wonen met een grote immigrantenpopulatie en
een hoog gemiddeld opleidingsniveau. Jonge leeftijd, immigrantenstatus, woonachtig in een
grote stad en uitgaand levensstijl zijn risicofactoren voor hate crimes op individueel niveau.

Stichting Centrum Informatie en Documentatie Israël (2020). Monitor


antisemitische incidenten.

Monitor antisemitische incidenten 2019


Antisemitisme = een bepaald beeld van Joden dat zich kan uiten als haat tegen Joden.
Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme worden gericht tegen Joden of niet-Joden
en/of hun bezittingen, tegen instellingen van de Joodse gemeenschap, en religieuze
voorzieningen.

De cijfers van 2019:


- De Monitor van 2019 telt 182 antisemitische incidenten (excl. online antisemitisme)
- Hoogste aantal incidenten ooit (sinds CIDI de Monitor Antisemitisme opstelt)
Toename van 35% t.o.v. de 135 incidenten geregistreerd in 2018.
- Meer incidenten dan piekjaar 2014 (171 incidenten). Toen verband met de oorlog tussen
Israël in Gaza (in 2019 was dit niet het geval).

Pagina 8 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

- Ook een stijging in Duitsland Frankrijk en Verenigd koninkrijk.

De incidenten (zie stijgingen en dalingen in grafiek en diagram):


- Verschuiving van antisemitische activiteiten naar het online domein (op social media,
reacties op fora en antisemitische websites).
- ‘Real life’-incidenten  antisemitische bejegeningen in persoon/real life, oftewel:
gevallen waarbij een directe confrontatie tussen dader en slachtoffer plaatsvindt.
o Gestegen van 27 (2018) naar 61 (2019) incidenten
- Vandalisme  bekladding met antisemitische boodschap en bekladdingen of
vernielingen van doelen met een Joods karakter;
o Gedaald van 21 (2018) naar 14 (2019) incidenten
- Incidenten in de directe omgeving  confrontaties met buren, op school en op werk.
o Gedaald van 40 (2018) naar 32 (2019) incidenten
- Schriftelijke uitingen  d.m.v. brieven of emailberichten. Ook hier een
mediumverschuiving: wat vroeger per brief en e-mail werd verstuurd, gaat
tegenwoordig voornamelijk via sociale media.
o Gestegen van 21 (2018) naar 25 (2019) incidenten
- Het maatschappelijk domein  Incidenten die niet gericht zijn jegens één individu
maar jegens meerdere personen. Sport en politiek zijn voorbeelden van categorieën
binnen dit domein; en
o Gestegen van 26 (2018) naar 50 (2019) incidenten
- Internet  algemene openbare online uitingen die beledigend en haatdragend zijn
jegens Joden.
o Gestegen van 95 (2018) naar 127 (2019) incidenten.

3. Hoe kan het verschil in risico op slachtofferschap van geweld en hate crimes
verklaard worden?
Dong, Morrison, Branas, Richmond, Wiebe (2020). As violence unfolds.

Zie leerdoel 2!!!

McNeeley, Overstreet (2018).

Lifestyle-routine activities,
neighborhood context, and ethnic
hate crime victimization.

Pagina 9 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Abstract
- Weinig onderzoek naar hoe de kenmerken en levensstijlen van individuen invloed
kunnen hebben op slachtofferschap door haatmisdrijven.
- Nieuw onderzoek stelt dat sociale desorganisatietheorie handig is voor het begrijpen
hate crimes.  Echter, er zijn meer studies nodig om te begrijpen hoe
gemeenschapskenmerken het slachtofferschap van hate crimes beïnvloeden.
- De resultaten bieden ondersteuning voor de theorie van leefstijl-routine-activiteiten
en de sociale desorganisatietheorie en dragen bij aan ons begrip van slachtofferschap
van hate crimes.

Hate crime = misdaad die een teken geven van vooroordelen op basis van ras, etniciteit,
geslacht, genderidentiteit, religie, handicap of seksuele geaardheid.

Bestaande onderzoeken naar slachtofferschap hate crimes hebben verschillende persoonlijke


kenmerken geïdentificeerd die verband houden met slachtofferschap van hate crimes:
1. Slachtofferschap van haatmisdrijven komt vaker voor onder niet-blanken
2. Het blijkt uit sommige onderzoeken dat mannen meer kans hebben op gewelddadige
hate crimes dan vrouwen.
3. Het risico op hate crimes lijkt tijdens de kindertijd toe te nemen en vervolgens af te
nemen in de volwassenheid.
4. Het risico lijkt lager te zijn bij meer welvarende individuen.

2 theorieën die nuttig zijn om slachtofferschap te begrijpen:


1. Theorie van levensstijl-routinematige activiteiten (LRAT)
2. Sociale desorganisatietheorie

Doel onderzoek: Onderzoeken hoe levensstijlen en buurtcontext bijdragen aan


slachtofferschap van etnische hate crimes.

Lifestyle-Routine Activiteiten Theorie


Het LRAT-perspectief is een combinatie van lifestyle-exposure theorie en de
routineactiviteitentheorie. Lifestyle-exposure theorie stelt dat het percentage
slachtofferschap wordt beïnvloed door verschillen in levensstijlen. Deze verschillen in
levensstijlen variëren tussen verschillende groepen als gevolg van rolverwachtingen die
verband houden met demografische kenmerken (zoals leeftijd en geslacht).
De routine activiteitentheorie stelt dat criminaliteit wordt beïnvloed door patronen
van dagelijks gedrag, omdat deze patronen de kans dat een gemotiveerde dader in contact
komt met een geschikt doelwit in de afwezigheid van bekwaam toezicht vergroten.

Sociale desorganisatietheorie
De sociale desorganisatietheorie verwijst naar het onvermogen van een gemeenschap om
sociale banden te ontwikkelen, de gemeenschappelijke waarden van degenen die in het
gebied wonen volledig te begrijpen en voldoende sociale controle te behouden om
criminaliteit te voorkomen.

Pagina 10 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

- Sampson, Raudenbush en Earls (1997) breidden de theorie uit door te stellen dat
gewelddadige criminaliteit in buurten wordt geassocieerd met sociale en
organisatorische kenmerken van buurten, in tegenstelling tot alleen de structurele en
demografische kenmerken.

Collectieve effectiviteit = een combinatie van de sociale solidariteit tussen buren en hun
bereidheid om namens elkaar in te grijpen.

Resultaten uit eerdere onderzoeken:


Risicofactoren:
- Van persoonlijke kenmerken, met name ras, wordt verwacht dat ze bijdragen aan
het slachtoffer worden van haatmisdrijven. Eerder onderzoek ondersteunt dit m.b.t.
haatmisdrijven: Iberiërs, inheemse Amerikanen en personen met een gemengd ras zijn
vaker het slachtoffer van haatmisdrijven dan blanken.
- Religie houdt ook verband met slachtofferschap van haatmisdrijven. Slachtoffers van
haatmisdrijven zijn vaak joods of moslim waren.  Recente bevindingen wijzen op een
substantiële toename van het slachtofferschap van moslims in vergelijking met oudere
onderzoeken, waarschijnlijk als gevolg van de terroristische aanslagen van 2001.
- Met name vrijetijdsactiviteiten houden verband met slachtofferschap van
haatmisdrijven; een grotere deelname aan drank- of nachtactiviteiten hangt samen met
een hoger risico op het ervaren van haatmisdrijven.
- In overeenstemming met LRAT, merken wetenschappers op dat slachtofferschap van
haatmisdrijven wordt beïnvloed door een grotere zichtbaarheid en kwetsbaarheid in
de samenleving. Ze stellen bijvoorbeeld dat homoseksuele mannen en lesbiennes het
doelwit zijn omdat de toenemende media-aandacht van homoseksuelen hen blootstelt
aan mogelijk geweld door gemotiveerde daders. Bovendien zijn homoseksuele mannen
of lesbiennes vaker het doelwit wanneer ze uit de kast zijn en open zijn over hun
seksuele geaardheid.
- Ten slotte onderzoekt deze studie hoe het risico op slachtofferschap van haatmisdrijven
wordt gevormd door de buurtcontext. De context van de buurt zal naar verwachting
het risico op haatmisdrijven beïnvloeden door de relatie met de nabijheid van
daders en toezicht.

Discussie/resultaten
- Het risico van slachtofferschap door haatmisdrijven loopt in sommige opzichten
parallel aan het risico van slachtofferschap in het algemeen.
o ’s nachts uitgaan verhoogt het risico op slachtofferschap, net als bij andere
vormen van slachtofferschap
o De kans is groter dat respondenten die eerder misdaden hebben gepleegd, het
slachtoffer worden van hate crimes.
o Men heeft een verhoogd risico als hij of zij alleen woont (LRAT-perspectief)
o Er is een negatieve relatie met leeftijd, ouderen hebben minder kans (LRAT
perspectief)
- Onderzoek daders: hoewel de vooringenomenheid van de dader een belangrijk aspect
is, overlapt het risico op haatmisdrijven met het risico op meer algemene
criminaliteit.

Pagina 11 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

- Hogere opleiding zou doorgaans een beschermde factor zijn, maar hield in het
onderzoek verband met hoger risico op slachtofferschap door haatmisdrijven. (!!!
misschien doen hoger-opgeleiden sneller aangifte !!!).
- Bepaalde levensstijlen kunnen je meer zichtbaar maken voor hate crime:
o Frequente deelname aan etnische organisaties kan een signaal zijn voor anderen
dat men zich sterk identificeert met die etniciteit en cultuur, wat kan leiden tot
een aanval van racistisch bevooroordeelde daders.
o Bovendien hield het vaak omgaan met leden van andere rassen verband met
slachtofferschap van haatmisdrijven. Personen die met andere raciale groepen
omgingen, zijn mogelijk blootgesteld aan potentiële daders van hate crimes.
o Als alternatief kan het actief omgaan met andere rassen ervoor zorgen dat een
lid van een minderheidsgroep opvalt ten opzichte van externe waarnemers en
een doelwit wordt voor een potentiële dader van haatmisdrijven die geen lid is
van de buurt of organisatie.
- De resultaten toonden ook aan dat slachtofferschap door haatmisdrijven significant
hoger was onder respondenten die zichzelf identificeerden als leden van "andere"
raciale/etnische groepen (d.w.z. niet blank, zwart, Spaans of Aziatisch).
- Er is geen significante relatie gevonden tussen slachtofferschap van hate crime en
religie. Er waren niet genoeg niet-christelijke respondenten om hun religieuze groepen
afzonderlijk te onderzoeken, dus de analyse had niet voldoende kracht om een
verhoogd risico op slachtofferschap onder moslims te detecteren.
- Slechts een klein deel van de variatie in slachtofferschap door haatmisdrijven (ongeveer
2%) bestond tussen buurten.  toont aan dat de buurtcontext misschien niet veel
invloed heeft op het creëren van kansen voor haatmisdrijven.
o Toch heeft collective efficacy een significant contextueel effect op
slachtofferschap (na aftrek van kenmerken op individueel niveau). Inwoners
van buurten met een hoge collectieve effectiviteit bieden waarschijnlijk
toezicht over elkaar, waardoor het risico op slachtofferschap van
haatmisdrijven wordt verkleind.

Posick, Rocque (2020). Integrating individual risk & social exposure to violence:

In dit onderzoek worden zowel factoren op macro- als microniveau bekeken en wordt
gekeken hoe deze op elkaar inwerken om het risico op slachtofferschap van geweld en het
verband met zelfcontrole uit te zoeken.

Ze willen kijken of slachtofferschap bekeken kan worden aan de hand van sociale controle
en zelfcontrole: individuen die blootgesteld worden aan slachtofferschap van geweld en
zelf ook slachtoffer worden, zijn degenen die vaak in omgevingen zijn die geweld
bevorderen (of op zijn minst toestaan) en niet het vermogen hebben om potentiële
gewelddadige conflicten op een goede manier te beëindigen.
Er moet dus op macro- en microniveau controle zijn, en als deze in een van die
gebieden niet aanwezig is moet hiervoor gecompenseerd worden in de andere. Als er een
gebrek aan is, dan is het risico op slachtofferschap groot.

Theorie van sociale controle:

Pagina 12 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

- Macroniveau: menselijk
gedrag en mentale en
fysieke gezondheid zijn het
resultaat van
omgevingsfactoren 
onevenwichtigheid in
sociale instellingen op
macroniveau zal leiden tot
een meer criminogene
samenleving.
- Microniveau: mentale en
fysieke gezondheid
verschilt tussen individuen,
de ene persoon heeft
bijvoorbeeld meer zelfcontrole, intelligentie en empathie dan de ander  lage
zelfregulatie brengt individuen in gevaar voor delinquent gedrag.

Individuele (micro)factoren hebben een wisselwerking of zijn afhankelijk van meso- en


macrofactoren: mensen die eigenschappen hebben die ervoor zorgen dat zij eerder
slachtoffer worden en die ook leven in een buurt waar meer risico op slachtofferschap is,
lopen extra risico.

Amplificatiehypothese: mensen met individuele kenmerken (op microniveau) die de kans


op slachtofferschap vergroten, en die ook in een gebied wonen met een hoger risico op
slachtofferschap, lopen het grootste risico om slachtoffer te worden

In het figuur is te zien dat individuen met hoge ontregeling (rechterkant) vaak kwetsbaar
zijn voor geweld ofwel door met wie zij omgaan ofwel door hun onvermogen om op de
juiste manier om te gaan met sociale interacties waardoor ze een doelwit van geweld
worden.

Pagina 13 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Individuen die tijd doorbrengen in ongereguleerde omgevingen hebben een hoger


risico om blootgesteld te worden aan geweld dat plaatsvindt binnen gebieden die het gedrag
van zijn inwoners niet kunnen handhaven.

Als zowel het individu als de omgeving ontregeld is (rechtsboven), dan is de blootstelling
aan geweld het grootst en als het individu en omgeving goed gereguleerd zijn is
blootstelling aan geweld het laagst.

Hier was sociale desorganisatie gemeten op school i.p.v. wijk of buurt. Het gaat dus om
zelforganisatie op een school i.p.v. in een bredere context.

Pagina 14 van Probleem 3


Uitwerkingen werkgroepen: Aard, Omvang en Schade ’22-‘23

Resultaten:
School desorganisatie (macroniveau) en het hebben van een lage zelfcontrole van
individuen (microniveau) zorgen voor een grotere kans op slachtofferschap. Hierbij neemt
de invloed van lage zelfcontrole op het risico op slachtofferschap af als er meer school
desorganisatie is. Lage zelfcontrole heeft een grotere invloed op de mensen die minder
sociale desorganisatie ervaren. Houding tegenover geweld vermindert de kans op
slachtofferschap: als mensen weten dat iemand niet bang is om geweld te gebruiken vallen
zij deze persoon waarschijnlijk minder snel aan.

Verzadigingseffecten: de individuen die tijd doorbrengen in ongeorganiseerde scholen


worden al aan zoveel risicofactoren blootgesteld dat het totale effect van één factor zou
kunnen worden verminderd door anderen.

Desensibilisatie-effecten: ongeorganiseerdheid is voor sommigen een normaal onderdeel


van het leven, waardoor ze dit niet iets vinden om bezorgd over te zijn of om te melden

Pagina 15 van Probleem 3

You might also like