Professional Documents
Culture Documents
Les 12 Deel 2
Les 12 Deel 2
Oorlog – Deel 2
Nieuwe griffels schone leien, van Gorter tot Lucebert, van Gezelle tot Hugo Claus
Welke strategie zien we in deze titel?
- Tabula rasa-gedachte
- Zich plaatsen in de traditie, benadrukt een continuïteit
Een doelbewust canoniseringsproces, waarbij Rodenko een aantal illustere 19 e-
eeuwse literaire boegbeelden als voorgangers van de experimentele naoorlogse
poëzie naar voor heeft geschoven
Maar je moet ook voldoende kritisch tegenover deze verwantschapslijnen staan. Heel vaak
vertonen ze immers blinde vlekken.
- Ofwel blijven ze blind voor poëticale parallellen en gelijkenissen
- ofwel gaan ze deze verwantschap juist zo sterk benadrukken dat grote poëticale
verschillen, bijvoorbeeld in mens- en wereldbeeld, buiten beeld dreigen te raken
Jonge schrijvers die in die naoorlogse jaren de aandacht opeisten en die niets wilden
weten van de wederopbouwmentaliteit die toen heersten bij een generatie die terug
wou naar vooroorlogse waarde (maatschappelijk en literair).
- Hun werk is in tegendeel juist een provocatie van die oudere generatie. Ze
schetsen een ontluisterend beeld van een gebroken, verveelde generatie.
- Voor deze generatie was WOII een breukmoment, waarna ze niet zomaar terug
wilden naar hoe het voor de oorlog was.
= duidelijke parallellen met wat er gebeurde bij de Vijftigers
Etiketteerwoede
Met betrekking tot naoorlogse proza heerste een ware etiketteerwoede. Al vrij snel na de
publicatie van die romandebuten als De Avonden en de eerste werken van Hermans, worden
er door critici allerlei labels op dat proza van deze nieuwe generatie gekleefd.
In de discussie rond dit naoorlogs proza ontstond een nogal diffuus concept van een
literatuur die de uitdrukking zou zijn van het specifieke levensgevoel van die generatie, die in
de jaren 20 van de 20e eeuw geboren werd en opgroeide tijdens de bezetting en daarna in
een wereld terecht kwam die eigenlijk geen alternatief te bieden had voor waarden die
helemaal van de kaart waren geveegd door die oorlog.
Men noemde die literatuur graag
- ‘de literatuur van de landerigen’,
- ‘ontluisterend proza’ of
- ‘literatuur noire’.
‘landerig’ staat voor verveling, lusteloosheid; focust op de karakterisering van de personages
uit die werken, die een afspiegeling zijn van de jongeren in dat naoorlogse klimaat
‘ontluisterend’ staat voor wanhoop, teleurstelling; focust op de inzet van de roman
‘literatuur noire’ staat voor duisternis, somberheid
Blijven redelijk vage concepten, maar de kern is een heel anti-idealistische kijk op het
leven. Rond die vaste kern zien we karakteriseringen als nihilisme, cynisme, walging
absurdisme opduiken. Allemaal termen waarmee men probeert om dat naoorlogse
levensgevoel tracht te vatten. Gekoppeld aan deze termen zien we ook dat dit
nieuwe proza al snel binnen een ruimere, internationale beweging werd gesitueerd.
Binnen het kader van de ‘existentialistische literatuur’.
Critici beginnen stelselmatig allerlei sleutelwoorden uit het filosofische en literaire
existentialisme te gebruiken om de Nederlandse boeken mee te karakteriseren.
Net als bij de experimentele poëzie van de Vijftigers, zien we een radicale breuk bij de
naoorlogse generatie prozaschrijvers. Bij de Vijftigers ging het om een doorgedreven
vormvernieuwing, terwijl het bij de prozaïsten vooral gaat om het inhoudelijke, het tot
uiting brengen van een naoorlogs levensgevoel waarbij wordt ingespeeld op een
algemeen gevoel van crisis, waardeverlies en stuurloosheid, dat men ook buiten de
literatuur voelde.
Ton Anbeek
In hoeverre kan je de Nederlandse literatuur van na de oorlog existentialistisch noemen?
In hoeverre was Frans Coenen een existentialist avant la lettre?
Op het moment dat hij artikel ‘Existentialisme in de Nederlandse literatuur: een absurd
probleem?’ publiceert in Tijdschrift voor Nederlandse letterkunde, heeft hij zijn studies over
het naturalisme afgerond en werkt hij aan een nieuw boek over de naoorlogse literatuur.
Niemand heeft ook aangetoond dat Hermans en Reve schatplichtig zijn aan de Franse
existentialisten, die op dat nog niet zo bekend waren in Nederland. Men moet dus
oppassen om zomaar over een invloed te spreken, het kan hoogstens om een
verwantschap gaan.
Anbeek ziet bovendien in de term ‘existentialisme’ op zich. Het is een term die heel
vaag is. Het is ook heel lastig om aan te tonen dat er existentialistische thema’s
bestaan. En als dat wel het geval zou zijn kunnen deze thema’s net zo goed zonder
invloed van de Franse existentialisten in Nederland zijn doorgedrongen. In hoeverre
zagen we die thema’s niet al eerder in het naturalisme opduiken?
Sluit op een bepaalde manier aan bij wat Gomperts in 1955 al signaleerde.
Gebruikt de term ‘ontluisterend realisme’
o Laat op die manier een poëticale lijn zien, niet de breuk maar de continuïteit
idealistisch realisme (Beets) > naturalisme > Blaman, Hermans en Reve
o In hoeverre kunnen we inderdaad sporen van het naturalisme terugvinden in
het naoorlogse proza?
Individu heeft geen grip op zichzelf
Ze zijn gedetermineerd door de tijd, de periode waarin ze leven
Houdt zich bezig met wat er misloopt in de samenleving
Er wordt ingezet op het realisme, een realiteitseffect
Plot als de geschiedenis van een ontnuchtering: hoofdpersonage die
zich in zijn lot berust
Aandacht voor de minder verheffende kanten van de werkelijkheid,
maatschappijkritiek
Minder aandacht voor spannende intrige, veel aandacht voor
karaktertekening
Nerveuze personages, gevoel van onrust
Autonoom individu dat niet zo autonoom blijkt te zijn
Personages die er niet in slagen om een bevredigend leven te hebben