Les 12, Deel 1

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 15

Les 12 (17/12): De Nederlandse en de Vlaamse literatuur aan de vooravond van de Grote Oorlog

Lodewijk van Deyssel


= dankbaar figuur om te spreken over:
 naturalisme
 stap voorbij naturalisme (zie roman Een liefde)
 bijzondere thematiek van de vroege 20ste E

Twee decennia na Hendrik Conscience, nieuwe volksschrijver: Stijn Streuvels


1907: De Vlaschaard w instant klassieker
 typeert mss lit. opvatting v Van Nu & Straks (al is hij geschreven in zog ervan, na opheffing van VNES)
o willen lit. in VL drastisch vernieuwen & moderniseren
 lit. op hoger niveau tillen  concurrentie aangaan met grote Europese literaturen
o maar blijven opvoeders die hun primaire doelpubliek (Vlamingen) willen opvoeden/emanciperen
 zien zichzelf als avant-garde, maar kijken voortdurend om
 ‘kan volk nog volgen?’
 niet zoals bij De Nieuwe Gids  radicale vernieuwers (Gorter, van Deyssel…) voor
happy few
↔ de Nieuwe Gids
o In NL: lit. voor de happy few
 nu kennen we ze uit het hoofd
 maar dat duurde toch wel enkele decennia
 tot canoniseringprocessen tot doe hoogte waren gekomen
 nieuwe NL’se schrijvers waren niet zo bekommerd om hun publiek
 ze wilden gwn heel serieus w genomen als schrijvers die lit. kwaliteit leverden
o daarbij was het niet belangrijk om door heel veel lezers gelezen te w
o soms omgekeerde economie:
 hoe minder mensen op slag gecharmeerd = door hun lit. producten
 hoe sneller lit. producten als v zelf hogere lit. waarde

Streuvels legt lat niet bewust lager zoals HC


 maar zorgt er wel voor dat hij heel bevattelijk soort verhalen schrijft
o ook op andere gebieden doet hij aantal toegevingen
o zou kunnen verklaren waarom hij zo’n instant succes is
o en waarom hij binnen kortste keren v schrijven zijn beroep kan maken
 in VL = prestatie, gezien lage aantal lezers, laat staan koopkrachtige lezers
 kan zijn brood mee verdienen
 door lit. producten op markt die geregeld w door vraag en aanbod aan te bieden
 toegevingen:
o wil katholieke publiek, dat in hem:
 neefje v Guido Gezelle ziet
 maar ook soort ideologische volgeling v Gezelle
o naar de mond schrijven
 eerder werk:
 arbeider die indruk heeft dat hij w meegezogen in routine, dat niets nog belangrijk is
o w uiteindelijk op heel vreemde manier aangetrokken door de dood
o springt halfbewust v heel hoog gebouw in Brussel
o iedereen is plots heel erg uit z’n gewone doen  maar duurt niet lang
o leidinggevende geeft order gebouw af te werken
 er lijkt niets te zijn gebeurd
 vroege Streuvels schreef kritiek op moderne maatschappij/economie
o  die mensen ontmenselijk maakt
 in wereldstad Brussel ↔ platteland in Oogst:
o seizoenarbeiders die in N-FR aan het werk gaan
o iem. sterft tijdens werken, heel even is zijn beste vriend v/d kaart,
 duurt niet lang of hij w terug meegenomen in mechaniek v werk
pas als hij terugkeert naar geboortedorp en moeder vriend aanklopt
o
 wordt hij zich ten volle bewust van de tragedie
o kritiek op al maar mechanischer worden van het leven
o die kritiek verdwijnt voor grote oorlog uit zijn werk
 Streuvels presenteert vanaf de Vlaschaard soort levensvisie
 op steeds andere manier aan publiek dat die levensfilosofie kan aanvaarden
o zonder dat er iets ter discussie w gesteld
 moderne leven
 maatschappelijke problemen
o komen nauwelijks nog aan bod
 maar ook op ander, metafysisch vlak blijft het allemaal erg braaf
 Streuvels suggereert voortdurend dat mens heen en weer geslagen w
o door factoren waar die geen vat op heeft
o dat toeval als soort modern noodlot over mensen heerst
o dat echte geluk voor mens gereserveerd is in hiernamaals
 weggaan v concrete problemen naar noodlotsfilosofie
 verloopt parallel aan al maar meer inzoomen op platteland
o platteland dat door Streuvels aangeraakt is door moderniteit
 waar mechanische & routineuze (zie Juffrouw Lina) in gedragingen v
traditionele plattelandslieden is geslopen
 maar geen fabrieken, nauwelijks treinen,
geen technische objecten, geen grote steden,
o ≠ massale bewegen v grote stad
o ≠ spanningsveld tssn individu & massa
 verliest iets aan scherpte & analytische kracht
 opmerkelijk: w op die manier ook gecanoniseerd
o hele iconografie staat in teken v platteland
 Na Grote Oorlog: komt Streuvels pas tot andere soort lit. (inhaalbeweging)
o in 1927: De Teleurgang van den waterhoek ≈ Lidewyde
 roman over eeuwenlang in zichzelf gesloten dorpsgemeenschap
 die nu opeens ontsloten wordt
 omdat er brug wordt aangelegd (zie Lidewyde)
 Streuvels laat zien hoe het onmogelijk is voor dorpsbewoner
 om hun oude waarden te blijven handhaven na bouw brug
o doen ze toch
o en daar moeten dan ongelukken van komen
 duurt tot dan in VL voor schrijver om modernisering echt aan te kaarten
 = schrijvers die dat eerder deden in VL maar niet in romanvorm

In hoeverre zijn schrijvers sinds het naturalisme in staat gebleken om een kritiek te schrijven van de moderniteit in
Vlaanderen?
 Wie in lit. in het Nederlands heeft die cultuurschok eigenlijk zorgvuldig geregistreerd?
 Streuvels in tijd v Van nu en Straks heel veel aanzetten
 dan opeens niets meer
 dan in 1927 De Teleurgang van den waterhoek
 Wie heeft voor zomer v 1914 in Vlaanderen een echte grotestadsroman geschreven?
stad zoals die vorm kreeg in jaren ’70 v 19de E (tweede komst v/d trein)?
o Mane De Bom?
 schreef Wrakken
 gebruikt stad als decor voor universeel menselijke ervaringen & problemen
 ≠ analyse van hoe leven in moderne stad leeft
 laat staan analyse à la Zola v stad als machine
o Herman Teirlinck, Het ivoren aapje. Een roman van Brusselsch leven
 ook redacteur v Van nu en Straks
 schrijft daar vooral poëzie
 in 1909 = ook jaar waarin historische avant-garde van de grond komt met Italiaanse
futurisme
 = typische grote stadsliteratuur & kunst
 vorm: geschreven in trant van Delang,
 versierend, sierlijk impressionistisch proza (Nieuwe Gids vibes) ≈ stemmingenkunst
 soort familieroman
 hoofdfiguur = Rupert Sörge
o perfide, nihilist, die anderen aantast met z’n zelfdestructieve nihilisme
o heeft fetisj rond hals hangen = ketting met ivoren aapje aan
o rond hem is roman gebouwd
 niet veel intrige, wel veel melodrama
o liefdesaffaires, relaties die nu eens goed dan weer slecht gaan
 ≠ analyse v wat modernisering voor stad als Brussel meebracht
 Wel interessant = rijke keur aan beklijvende beelden v grote stad
o bij Mane de Bom krijg je een paar shots v grote gebouwen & boulevards
o hier echte beschrijvingen van dat grotestadsleven
o Teirlinck gunt zich veel meer tijd en woorden
 om lezer te confronteren met nieuwe leven
 Teirlinck besteedt nodige aandacht aan oplopende sociale spanningen
o suggereert dat systeem België op ontploffen staat, dat er geweld de kop op
gaat steken (ondanks economisch succes)
 laat zien door enkele scènes v anarchisten die bomaanslagen plegen
te beschrijven
 die bomaanslagen plegen in België
 = al 2 schrijvers voor Teirlinck met hypothese van een imploderend BEL naar voren schoven:
 Conscience (in De Kerels van VL) & Buysse (in Een Leeuw van VL)
o = echte canonieke schrijvers
 schrijvers die zich bewust zijn van onhoudbare spanning
o die in moderniseringsproces was ontstaan
o tssn soc. achterlijkheid (gebrek aan sociale wetten) & eco. succes
 ≠ analyses of zorgvuldig uitgewerkte kritieken hiervan
 = gevoel dat het zo niet verder kan tenzij je wil dat systeem ontploft
 Staat impliciet in verschillende canonieke teksten
 Herman Teirlinck = hybride (stilistisch, ‘mimetisch’)
 hybride: enerzijds proza dat heel dicht aanleunt bij impressionistisch proza v Delang
in De Nieuwe Gids anderzijds experimenteren met scènes die doen denken aan film
o dan nog film die op heel primitieve manier expressionistisch aandoet
 met veel exclamaties & pathos
 thema v anarchistisch geweld in de Muntschouwburg
o in monument v zelfgenoegzame Belgische burgerlijkheid in hartje Brussel
 Het ivoren aapje = de uitzondering op de regel
 dat in Vlaamse lit. confrontatie met moderne wereld
 slechts schoorvoetend w aangegaan
 Het is betekenisvol dat Streuvels na WOI de confrontatie die hij voortijdig heeft opgegeven
voor WOI opnieuw aangaat

Gustaaf Vermeersch
 = epileptische treinwachter
 in de klassieke roman De Last 1904
o = zijn thema: mens die letterlijk heen en weer geslingerd w
 niet in laatste plaats door zijn eigen driften (seksuele obsessies)
 Het rollende leven 1910
o uit titel duidelijk dat hij zich hiervoor heeft gebaseerd op zijn eigen ervaringen als treinwachter
 = echte treinroman
o snijdt zijn bekende thematiek weer aan v mens die geen sturing kan geven aan zijn eigen leven
 die niet zelfbeweeglijk is
 die letterlijk heen en weer w geslingerd door factoren waar die geen vat op heeft
 1) door trein
 2) ook door spoorwegbedrijf
o dat zijn personeelsleden beschouwt als bijna niet-mensen
 mensen die geen rechten hebben
 die ten volle geëxploiteerd moeten w
 als dat het systeem (spoorwegen) maar ten goede komt
o slaagt erin om heel veel beklijvende beelden v moderne wereld te gebruiken
 die soms heel erg doen denken aan expressionistische of constructivistische films
 heel veel beelden v moderne leven in zijn proza in te lassen, zoals:
 vertrekken & aankomen in stations
 drukte op station
 beelden v grote steden
 beelden v spoorwegongelukken
o & machinerie om ontspoorde trein op te ruimen
o zodat systeem zich kan herstellen
o zodat treinen verder kunnen
o net zoals bij Teirlink, Buysse is deze roman uitzondering op regel in VL
 eindelijk neemt die roman de moderne wereld in beeld
 dan nog ≠ zoals grote treinenroman v Zola, La bête humaine
 laat zien hoe dat spoorwegbedrijf functioneert
o wat de kwalen zijn
o wat dat doet met de mens
 Vermeersch doet dit niet
 is zo gefixeerd op eigen beleving, ervaring om systeem echt te ontleden
o behalve dan in aantal shots
 (te narcistisch volgens Louis-Paul Boon)

Willem Elsschot
 komt als schrijver pas echt ten volle tot ontbolstering na WOI
o maar opgemerkt debuut maakt in 1913
 Villa des Roses, 1913
o = vb. v een lit. v voor WOI waarin het moderne leven & de grote stad in beeld komt
 moderniteit weel op heel dubbelzinnige manier benaderd
o roman waarin stad Parijs een rol speelt (≠ hoofdrol)
o pensionsroman
 pension bevindt zich in voorstad/buitenwijk v Parijs
 rol v Parijs is zeer beperkt, is decor
 interessant: achtergrond neemt almaar uitbreiding
o tegen achtergrond buitenbuurt Parijs die nog +/- traditioneel is
o zie je hoe moderne stad expansief is
 alles om zich heen wegvreet
 met tentakels uitbreidt (inktvis uit steen)
o maar daar blijft het bij
 roman focust op relaties tussen diverse mensen in pension
 zo probeert hij iets dat des mensen is, duidelijk te maken
 had zich ook in hut op heide in Duitsland kunnen afspelen
o maar doet dat tegen achtergrond oprukkende stad
o die voorts ook niet in beeld komt, die nauwelijks gedetailleerd in beeld komt
o doet niet af aan lit. kwaliteit roman  ≈ Europees niveau
 maar is niet de grote stadsroman uit Vlaamse letteren waar we eigenlijk op zitten wachten
Er is iets in Vlaamse (lit.) cultuur dat ongereserveerde confrontatie met moderne wereld in de weg staat.

We krijgen betrekkelijk snel een schrijver die confrontatie met grote stad WEL aangaat:
1921: Bezette Stad v Paul van Ostaijen
 = tekst, geen roman of gedicht of drama
o die ook internationaal door bepaalde elite wordt aanzien
o als een van de belangrijkste teksten die er is over moderniteit & moderne wereld (van de grote stad)
 nog steeds mee gewerkt voor stadsliteratuur
o tekst ligt niet meer binnen GNL2

Hoe wordt de moderne stad/wereld in beeld gebracht in Nederlandse literatuur?


Ook de Nederlandse schrijvers zijn daar al aan begonnen in context naturalisme.
↔ maar ook daar is grote stad voornamelijk achtergrond
vb. Juffrouw Lina: Den Haag = letterlijk achtergrond

Frederik van Eeden 1860-1932


 canonieke schrijvers die canonieke teksten heeft nagelaten
 = een van de medeoprichters v De Nieuwe Gids
o past niet helemaal in plaatje v Nieuwe Gids
 want vindt niet dat schrijvers dermate zich moeten vernieuwen en de literatuur moeten
vernieuwen dat ze het contact met de gewone lezer verliezen
 wil volksschrijver worden in NL ≈ Conscience en Streuvels in VL
o wat dat betreft wilde hij wel in voetsporen treden v Beets (dé volksschrijver v NL v voor revolutie 80)
 al vond hij diens dominee-poëzie maar niets
o doet gooi naar die status via De Kleine Johannes 1885
= soort sprookje in schitterend NL’s geschreven
 jongetje wiens moeder is gestorven
 woont met vader in mooi, oud huis in schitterend park
 over hoe hij tot inzicht komt over menselijke bestaan
 = universeel menselijk, bijna existentiële
 maar in sprookjesvorm
o ≠ bestaand sprookje naar zijn hand gezet
o heeft hij zelf geschreven, een artistiek kunstsprookje
 speelt zich vooral af in vrije natuur
 waar jongetje sterk onder indruk is gekomen v soort harmonie
o die misschien goddelijk is
o maar niet meteen moet worden herleid tot een te aanbidden god
 spreekwoordelijk slot blijft hangen in geheugen v nieuwe generatie schrijvers à la manifest:
de groote, duistere stad, waar de menschheid was en haar weemoed (spijt)
 gaat niet naar bos of woud  geen plekken exploreren waar geen mens ooit was
 nee, hij slaat de zware weg in naar grote, duistere stad
o grote stad, moderne stad
o maar ook duistere stad
o stad die deels nog gehuld gaat in geheimzinnigheid
 maar waar ook kwaad zich nog bevindt, de ellende
 het lot van de moderne mens w beslecht in moderne stad
o als je bekommerd bent om lot van je medemens (ook) als schrijver
 dan schrijf je geen gedichtjes of verhaaltjes over Gods vrije natuur
 maar dan ga je naar die stad
 kijken wat in die stad aan weedom, lijden is, spijt
 over dingen die in moderniseringsproces verloren gingen
 dat wordt met enige pathos meegedeeld
o voordien weinig pathos
 volgt epiloog op, om nog harder binnen te laten komen:
wellicht vertel ik u eenmaal meer v de kleinen Johannes
maar op sprookje zal het dan niet meer gelijken
o = schrijver die in hele populaire & bejubelde roman belooft aan publiek in zijn volgende werk de
confrontatie met moderne wereld & moderne stad helemaal aan te gaan
o volgende werk: naturalistische roman: Van de koele meren des doods 1900
 over personage zoals we er al zo velen zijn tegen gekomen
 dat zichzelf niet in hand heeft
 dat deels onder erfelijke invloed heen en weer geslingerd wordt door het leven
 dat al op heel jeugdige leeftijd 1ste poging tot zelfmoord onderneemt
o mislukt gelukkig
 maakt 1 grote puinhoop van haar leven
o omdat ze geen bevrediging kan putten uit situaties waarin ze terechtkomt
 altijd is er iets niet in orde
 altijd voelt ze zich leeg
o puinhoop:
 ze leidt haar wanhopige minnaar tot zelfmoord (die helaas wel lukt)
 ondanks relatief gelukkig huwelijk pleegt ze overspel
 verliest zelfs een kind
 beetje door haar eigen foute inschatting
 w waanzinnig  raakt op dool
o wordt prostituee in Parijs
o zal ze nu nog eens zelfmoord proberen plegen?
o Nee, ondanks conventie v NL’se naturalistische roman
 dat ze aangetrokken w door een dood waarover ze zelf beslist
 komt bij psychiater terecht in Parijs
o die weet haar fysieke kwalen en mentale kwalen te bestrijden
 fysiek: verslaafd aan morfine
 komt soort spiritueel inzicht bij dame in kwestie:
leert dat ze pas echt gelukkig zal zijn als ze afstand doet van al te hoge
verwachtingen
o gaat als soort religieuze dienstbaar werk leveren
 op platteland
 voor achtergestelde boerenbevolking
o w soort sociale werkster
 die in grote soberheid haar laatste jaren slijt
 in relatief geluk
 in zelfaanvaarding
o op zo’n manier die voor lezer duidelijk maakt
 dat het niet altijd slecht hoeft af te lopen
 met hoofdpersonage v naturalistische roman
 van suïcide naar spirituele bevrijding
o = wat van Eeden wil: bijdrage leveren via lit. op heel idealistische/wereldvreemde manier
 hij wil bijdrage leveren tot:
 betere wereld
 verbetering van het maatschappelijk bestaan
o zou hij heel nuchter en realistisch kunnen aanpakken
 maar doet hij niet
o houdt ook netjes afstand v allerlei emancipatiebewegingen
 die pragmatisch v aard zijn
 vb. sociale democratie
 veel idealisme in
o ook in De Kleine Johannes
 maar wat brengt dat met zich mee?
o in praktijk wordt de belofte v van Eeden in het slot van De Kleine Johannes
nooit gerealiseerd
o Hij schrijft nog wel 2de & 3de deel v De Kleine Johannes
 en daar komen inderdaad moderne technische objecten & steden in
voor
 zelfs vliegtuigen!  lichtjes futuristische touch
 allemaal heel vaag, utopisch, idealistisch
 maar nooit krijg je indruk dat hij confrontatie aangaat met:
 reële, moderne wereld
 en haar problemen
 Kenschetst een vergelijkbaar onvermogen van NL’se schrijvers om confrontatie met moderniteit ten volle
aan te gaan, zoals in Vlaanderen het geval was.

Lodewijk van Deyssel, Een liefde, 1887


 zullen we ons altijd herinneren door 13de hoofdstuk naturalistische roman Een liefde
o hoofdstuk was helemaal niet zo naturalistisch
o = hoofdstuk waarin van Deyssel Zola & receptjes v naturalisme terzijde schuift
 Om stap verder te gaan, nog meer te vernieuwen
 om werkelijkheid nog intenser te doen beleven
 hij vergeleek 13de hoofdstuk met schilderwerk v Van Gogh
o hij wilde voorbij Franse naturalisme: het sensitivisme (zoals Herman Gorter)
 1891: verklaart naturalisme dood (in De Nieuwe Gids)
 Interessant: hij vindt dat moderne mens in theorie mogelijkheid heeft om leven uit te stippelen zoals hij wil
 in tegenstelling tot Couperus & Emants
o om zelfbewegelijk te zijn, automobiel, totaal autonoom te zijn
 om God te zijn, niet alleen in diepst v zijn gedachten terwijl hij schrijft
 maar eventueel ook in alledaagse leven
 Het maffeis: probeert hij uit begin jaren 1890!
o Vb. uittesten door in koets te rijden in Parijs
 op dat moment maar eerste automobielen  weinig automobielen in Parijs
 wil teugels in eigen handen nemen  wil dan toch zelf rijden?
 nee, heeft hij schrik voor
o soort hysterische angst voor ongelukken
 zoals bij Beets:
 schilderij v diligence
 met op achtergrond trein die van rails is geraakt
 massaal aanwezig in Biedermeierzeit  wijst op overdreven angst
 ≈ Buysse met eigen automobiel
o maar ook schrik achter stuur  verlamt hem
o liet zich rijden door privéchauffeur
 gaat toertjes rijden zoals beschreven in heroïsch-individualistische dagboekbladen
 in gehuurd koetsje (veel armoediger, dan hij zich had voorgesteld) leuke tochten maken
 door het Bois de Boulogne
 in strijdt met van Deyssels beginselen  wil niet gereden worden
o wil zelf rijden
o want een huurrijtuig is niet iets waarin men zich niet kan vertonen
 als je dan toch niet eens teugels zelf in handen hebt,
 zou je tenminste eigen chauffeur moeten hebben
 zelfs dat heeft hij niet
o v zoiets staan heroïsch-individualistische dagboekbladen vol = ironisch
 van Deyssel beseft dat hij niet in wieg gelegd is om autonoom/automobiel te zijn
o dat manhaftige v moderne tijd = iets waar hij naar kan streven, maar niet kan bereiken
o probeert dat dan weg te masseren, voor zichzelf aanvaardbaar te maken door
 uit onvermogen om autonoom/automobiel te zijn, soort esthetische meerwaarde te halen
  gaat zich als dandy gedragen
 zijn hele bewegen w zijn obsessie
o weet dat hij niet zelfbeweeglijk is
o dat hij afhankelijk is v systemen v anderen in grote stad
 probeert toch zo elegant mogelijk te bewegen in grote stad
o zodat hij illusie kan ophouden v autonomie & automobiliteit
 ook als hij schrijft hoe hij er keer op keer niet in slaagt om autonoom te zijn
 op zo’n fraaie, publiekverleidende manier
 dat hij esthetisch goedmaakt wat hem eigenlijk in alledaagse ontbreekt
 nadruk nog meer op schrijver als soort God in diepst v zijn gedachten
 die misschien in alledaagse leven dingen nooit kan regelen zoals die dat wil
 maar als hij aan schrijftafel zit, creëert hij uit het niets zijn eigen wereld
 zelfs als in eigen wereld bekend w, dat hij er niets v bakt in alledaagse leven
o dan doet hij dat op zo’n manier dat iedereen daarvan geniet
o w vereerd als groot, semi-goddelijk auteur
 = van Deyssel in periode dat hij:
o sensitivisme achter zich laat
o probeert om in alledaagse leven dingen te doen waarvan hij droomt
o in lit. schrijft over mislukken daarvan
 w soort obsessie bij van Deyssel
o als hij later terugkijkt naar heroïsch-individualistische periode
o beseft hij dat hij zichzelf eigenlijk voor gek hield & narcistische, primitieve trekjes heeft
 hij denkt al heel snel (als heroïsch-individualist) als ik iets wil, doe ik dat ook
 als ik iets wil doen, dan gebeurt het ook
 dus hij heeft eigenlijk al genoeg aan verlangen om autonoom te zijn
o om zichzelf te bewegen
 = voldoende, dat het mislukt, is niet zo erg
o zal illusie niet ten volle verstoren
 zo heeft hij zich voortdurend rat voor de ogen kunnen draaien
 zo denkt hij er later over
 op moment zelf, is hij echt geobsedeerd
o ondervindt hij voor zichzelf ook dat als hij niet aan het schrijven is
o hij geen vat op zichzelf heeft
 hij is een Eline Vere, een juffrouw Lina: w heen & weer geslingerd
 hij kan doen alsof hij als schrijver daar esthetische meerwaarde aan biedt
o zijn toch dingen, die misschien vroeg of laat zelfs dat schrijven zullen
verhinderen
 houdt soort dagboek bij v pogingen om alles in goede banen te leiden
zichzelf onder controle te hebben
 gebruikt interessante metaforen: vergelijkt zichzelf met automobiel/machine
o machine waarvan hij moet kunnen beslissen wanneer die in gang w gezet
 waar die naartoe wordt gereden en langs welke weg
o dan is er iets wat hem erg begint te frustreren:
 zonder dat hij bepaalde beslissingen neemt
 doet zijn lichaam wat het doet, vaak tegen zijn wil in
 masturbatiedwang v Lodewijk v Deyssel
 is dwang waar hij niet aan kan weerstaan
 machine die zijn lichaam is, gaat met hem aan de haal
o haalt geen echte bevrediging uit handeling
o = iets dat hij moet doen als soort dwang, neurose
o beleeft daardoor al snel soort crisis van dat heroïsch-individualisme
o hij beseft dat hij op papier wel kan doen alsof ‘t hem niet kan schelen
 in praktijk is hij stuurloze machine
 in crisisperiode schrijft hij bijzonder interessant tekst: Apokalyps 1891
o schrijft experimentele tekst waarin van Deyssel wederom door straten van de grote stad gaat lopen
 in hoop dat hij zichzelf in beweging zet, zichzelf kan sturen, zelf beslist in welk tempo
 merkt dat dat niet zo is
 w bewogen door allerlei anderen en door het systeem van de menigte, la foule
 ervaart het een en ander als een totale desintegratie
o zijn ervaring v het wandelen in grote stad = alsof ledematen zich losmaken
 van zijn geest en van de rest lichaam
 alsof hij letterlijk uiteen valt: benen stapten, armen slingerden
o hij ziet zichzelf, hij ziet de ander, hij ziet de massa desintegreren
 = precies tegengestelde van dat gene waarvan hij droomde
 = proza van psychoticus, iemand die klaar is voor psychiatrie, dit is het randje psychose
 in echte leven bijna totale inzinking door perse volstrekt autonoom te willen zijn
o streeft soort zelfbewegelijkheid na
o waarvan zelfs oude meneer Smits al wist dat dat niet meer bestaat
 en nooit meer zal bestaan
 dat we allemaal deel uitmaken v systeem/netwerk
 en dus ook ten dele afhankelijk zijn v dat systeem
 Van Deyssel houdt op zichzelf te confronteren met moderne wereld om niet waanzinnig te worden
o schuift zijn boeiende experimenten ter zijde
o schrijft aantal fragmenten om weer de grip op zichzelf te krijgen
 door heel minutieus herinnering aan oude, traditionele bestaan jeugd neer te pennen
 om uit crisis te geraken van de moderne mens die als individu te veel wil
 schrijft daarom over zijn gelukkige kindleven = De Adriaantjes 1902
 w beschreven hoe kindertijd er precies uitzag, zijn ideaal hier is preciesheid
 hele boek lijkt wel modernistisch proza
o waarin op zo objectiverend mogelijke manier w beschreven
o hoe kindertijd v Lodewijk van Deyssel eruit zag
 slechts één ideaal dat v Deyssel hier na streeft: overzichtelijkheid
 iem. die zo geobsedeerd is met bewegen sluit zijn (verhalend) oeuvre af met roman
o waarin hij teruggaat naar leven toen alles nog vaste plaats leek te hebben
o = leven v onbeweeglijkheid, v statisch bestaan
o lijkt soort therapeutisch schrijven  terugtreden uit moderne wereld
 in zijn verwarring teruggrijpen naar tijd
 waarin hij minder autonoom was
 om beter te begrijpen hoe te leven in een systeem
 = onmogelijk om omstreeks 1900 roman te schrijven
 over kindertijd na komst v trein, zonder trein ook maar 1x te noemen
 vernoemt moderne aspecten uit kindertijd weldegelijk
o maar op bijna pijnlijke, lachwekkende manier
o gaat hij confrontatie met moderne realiteit terzelfder tijd uit de weg
 passage:
o strak wapperen v vlag = tegenstelling
o klein spoortreintje dat rrr-doet (zoals klein katje)
 ≠ monster v ijzeren weg waarmee zelfs Beets al confrontatie aanging
 = speelgoedtrein waarmee hij confrontatie nog net durft aan te gaan
 = kinderlijk treintje dat afgebeeld staat op een prentje
 dat aan muur hing v zijn kinderkamer
 zijn nog andere (idyllische) prentjes die duidelijk maken
o dat hij geboren is na komst v trein
o = in moderne tijd
 hij geneest zichzelf ritueel v moderne tijd, psychische desintegratie:
o als hij stoomboot ziet denkt hij aan idyllisch, statisch prentje uit kindertijd
o van Deyssel treedt nu terug uit reële wereld  zoekt zijn plaats in sprookjesachtige wereld
 van Deyssel
o die op zoek gaat naar statische, onbeweeglijke, dingen die altijd zo waren sinds zijn kindertijd
o die niet meer heen en weer geschoten wil worden door moderne tijd
o die schrik heeft van de spoorwegen, als v tralienet dat nedergedaald is over NL
 als soort netwerk dat ieder misschien fysiek dynamischer maakt
 maar ook in zijn autonomie beknot
 wordt nu fan van Beets
o schrijver die hij al kent uit zijn kindertijd
o schrijver die voor hem de pispaal was uit NL’se lit.
 waar hij nu alleen nog maar goeds over weet te vertellen
o auteur v Camera Obscura = inspiratie voor het schrijven van De Adriaantjes
Jacob ‘Israël’ de Haan ‘Joop’
 andere NL’ers die moderne wereld in beeld nemen?
 Pijpelijntjes (1904) = stadsroman maar ook 1ste canonieke homoroman
o 2 hypernerveuze mannen gaan homoseksuele relatie met elkaar aan in grote stad Amsterdam
 kracht ligt o.a. in ontstellende vanzelfspreekbaarheid waarmee hij homorelatie schetst
 uit eigen leven gegrepen: vriend = schrijver Arnold Aletrino, roepnaam Sam in roman
 liefdesroman v 2 mannen
 maar thema = 2 mensen in grote stad met gebrek aan stabiliteit in leven
 1) ze zijn niet zeker over seksuele relatie
o omgeving heeft gek genoeg weinig kritiek
o probleem: zijn niet 100% zeker of ze homo’s zijn
o einde verhaal: Sam huwt
 niet uit burgerlijke conventie
 omdat hij opeens niet meer begrijpt hoe hij dergelijke vriendschap
met Joop zolang heeft kunnen volhouden, ≠ wie hij eigenlijk is
 hij houdt nog wel op niet seksuele manier v Joop
 biedt zelfs aan als afscheid seks te hebben
 maar hij geraakt niet meer opgewonden v Joop
o Joop weet ook niet hoe die seksueel in leven staat
 2) ze vinden geen vaste plek in grote stad
o begint met verhuizing
 malafide huisbazin zet hen buiten
 ze hoopt meer geld te verdienen met andere huurders
o odyssee voor de boeg
o zonder nieuwe woning op het oog te hebben
 gaan ze met hun karretje met al hun goed
 op stap door Amsterdam
 op zoek naar nieuwe flat
 = +/- allegorie, op zoek naar eigen plek in ’t leven
o is heel moeilijk om die te vinden
 = grote stadsroman,
waarin confrontatie met dynamiek & onteigenende kracht v grote stad tot einde w volvoerd
 veel meet heeft hij daar niet mee gedaan
 = uitzondering in zijn rijke oeuvre
 ≈ met Villa des Roses: is veel aandacht voor relaties tussen mensen in flatgebouw

Caroline L. de Haan
 zijn zus krijgt pas ten volle canonieke status na Grote Oorlog
o maar debuteert al voor Grote Oorlog
o opereert onder naam Carry van Brugge
o beroemd v essay tijdens interbellum: modern fetisjisme
o voor oorlog schrijft ze filosofisch getinte reflexieve romans, zoals Een vroege winter (1913)
 waarbij ze opvallend weinig aandacht heeft voor moderne leven
 gebruikt dat zelfs zelden als decor
 heel af & toe een trein of uitstap naar stad
 lijkt in wereld te leven waarvan je niet goed weet of ze traditioneel of modern is
 = moeilijkheid v moderniteit om te thematiseren

Frans Coenen 1866-1936 kan dat weergaloos goed


 (bijna zo knap als De Avonden v Gerard Reve, mss wel inspiratie voor gegeven)
 oeuvre bijeen geschreven waarvan titels boekdelen spreken:
o Verveling, Een zwakke, Bleeke levens…
o = allemaal mensen zoals Eline Vere, die hebben het moeilijk om actief in leven te staan
 w heen & weer geslingerd, hebben geen grip op hun leven…
o in Een zwakke w die thematiek op heel andere manier aangepakt
 ook hier te maken met iem. die geen bevrediging put uit het bestaan
 raakt zo vervreemd v directe omgeving dat hij door doodsgedachten w bezocht
 schitterende scène, lijkt uit film noir te komen
o Johan gaat ’s avonds wandelen in Amsterdam
o komt in buurt v treinviaduct
o voelt zich +/- paranoïde, niet op zijn plaats in dat Amsterdam v hem
o w opgeschrikt door vreselijke storm en geschreeuw (v monsterlijke trein)
 helemaal in traditie v 19de E
o krijgt last van een soort heimwee (typisch)
 mensen in moderne wereld verlangen naar iets dat er echt zou zijn geweest,
o iets dat van Deyssel terugvond in dat statische
o dat hij probeert op te roepen in De Adriaantjes
 alleen is dat iets voor de meeste mensen verdwenen
 in moderniseringsproces
o doorgaans als ze tot dat besef komen & melancholie echt climax bereikt
  w verleiding groot om zelfmoord te plegen
 ook bij Johan: hij denkt om in water te springen en te verdrinken
 maar doet het niet omdat heel in verte politieagent staat
 hij is bang dat hij die politieagent verontrust
o hij doet het niet maar hij wordt wel ziek
 ’s nachts w hij helemaal bezweet en wordt koortsig wakker
 ≠ meer helemaal v deze wereld
 gaat al of niet met bedoeling snel te sterven
o in ijskoude nacht voor raam staan zonder tshirt
o waardoor hij wegglijdt in koortsdromen
o uiteindelijk stilletjes sterft
 zoveelste ‘zelfdoding’ in traditie naturalisme
 nog minder dan bij Eline Vere weet je of bedoeling was
 = weer iem. die confrontatie moderne wereld niet aankan
o die alleen maar …. ziet:
 zinloosheid
 gebrek aan vrijheid
 individuele autonomie
 Dat is waar De Avonden de draad oppakt
 maar dan mee bevrucht door het Franse existentialisme
 in meesterwerk v 20ste-eeuwse vertelkunst, De Avonden, wordt dat uitvoerig opgeroepen

Willem Mertens’ levensspiegel (1914) door J van Oudshoorn


 echte stadsroman in Noord-NL’se letteren
 gepubliceerd net voor Grote Oorlog
o hoofdpersoon Willem raakt totaal los v werkelijkheid in naamloze grote stad (= Berlijn)
 krijgt paranoïde wanen, denkt dat
 hij helemaal alleen is
 zijn leven zinloos is
 hij door mysterieuze figuur gevolgd w, om reden die hij niet kan vermoeden
o soort zwarte schaduw
o roman is één grote evocatie v het vervreemden in grote stad
 eindigt met confrontatie tussen mysterieuze, in het zwart gehulde achtervolger & Willem
 Willem w door mysterieuze volger uit raam gegooid
 om reden die hem niet duidelijk is
 door man die hij zegt niet te kennen
 hij pleegt zelfmoord zonder dat zelf zo te percipiëren
 hij denkt dat hij vermoord w  pleegt eigenlijk zelfmoord  zo ver is hij heen
 heeft iets weg v NL’se Kafka
o maar helaas niet met andere werken hard kunnen maken
Nescio (Grönloh 1882-1961) schrijft de Titiaantjes
 roman gepubliceerd in tijdschrift
 roman over vreemde man, Japie, is soort artiest die uitvreter is
 = probeert zoveel mogelijk op kosten v andere mensen te (over)leven
o worstelt vooral met zinloosheid van het moderne bestaan
o slot: maakt hij er een eind aan
 weer op zo’n manier dat de verbeelding van ultieme oplossing toch weer verschilt van al het
vorige
o wordt zo laconiek, licht meegedeeld
o wordt zo gespeeld vrolijk & blijmoedig medegedeeld
 met soort ondertoon van melancholie
 dat het des te treffende wordt
 waardoor je je als lezer afvraagt waar die melancholie vandaan komt
 waar komt dat gevoel van zinloosheid vandaan?
 wat denkt men in modernisering van de wereld voorgoed verloren te hebben?
 waar treurt men over? Weet men dat zelf wel?
 of is melancholie, dat gevoel van zinloosheid en verveling een soort moderne
beschavingsziekte?
 daar moet lezer zelf over beslissen
 op grond v/d tekst
o soort klassiek einde: Japie reist naar Nijmegen
 gaat op spoorwegbrug staan (hoe symbolisch)
 en stapt er vanaf (niet springen, niet duiken)
 alsof het iets is dat je dagelijks doet
 de banalisering van het tragische dat zelfdoding is
o = schokkend maar des te aangrijpender

 Als we goed zoeken vinden we ook in Noord-NL’se lit. een aantal schrijvers
o die de confrontatie met moderne leven aangaan, in de trant v/d naturalistische roman
 voegen iets toe aan datgene wat grote naturalistische auteurs v 1888 al te vertellen hadden
o ↔ maar geen experimentele roman die poging is om hele moderne leven in zijn functioneren te
ontleden
 ≠ kwaliteitsoordeel
 Nescio behoort zuiver esthetisch gesproken Nescio tot de allergrootsten
 qua ontroerbaarheid
 qua vermogen om iets wat des mensen is mee te delen via fictie

Epiloog: Wanneer komt het dan in NL’stalige lit. tot volwaardige confrontatie met moderne wereld?
In buitenland wordt die confrontatie qua kunst en literatuur ten volle aangegaan
 w heel nieuwe beeldtaal, literaire taal geschapen
o Historisch avant-garde: Italiaans futurisme
 hoe trein er komt uit te zien
 hoe snelle wagen w gerepresenteerd
 perspectief laat men achter zich
 kleurenharmonie, die typisch impressionisme was v jaren 70-80, is er niet meer
o Duits expressionisme
 E.L. Kirchner geeft vervreemding v mensen in Berlijn vorm
 = systematische spot met klassieke regels v picturale
 lijken wel vervormingen v echte mensen
o = eerder mechanieken of zelfs bijna insecten
 koude, koele kleuren, vervreemding in het kwadraat

Experimenteert men dan niet op die manier met vormen, met taal in NL bv?
 Ja dat doet men wel  de grote experimentele roman v NL = De Heilige Tocht 1912 van Arij Prins
o grote thema: bewegen, mogelijkheid van het zelfbewegen
o roman bestaat uit allerlei kleine shots
 die nooit tot coherente scène samensmelt
 v elkaar onderscheiden door grafisch teken
 = uitermate, fragmentarisch modernistisch proza
o verhaal speelt zich af tegen eind 11de E  kruistochten
 experimenteel qua vorm, niet inhoud
o alleen preoccupatie met dynamiek verbindt hem met moderne wereld
 maar voor de rest…
 Arij Prins is iemand uit entourage v 80

Avant-garde kunstenaars in Nederland voor Grote Oorlog:


strikt formele aansluiting bij Franse kubisme, Italiaanse futurisme & Duitse expressionisme
 = interessante vormexperimenten v schilders
o vb. Mondriaan: representaties v wereld zoals die bij wijze v spreken altijd als was
 = natuur
 grote stadsrepresentaties zijn ook in beeldende kunst in NL uitzondering op regel
 zeker als over experimenten gaat
 kunst w vernieuwd maar alleen vorm w echt vernieuwd

 Louis Couperus & het Italiaanse futurisme


o w ingeschakeld voor NRC als correspondent in Italië, in Firenze
o op moment dat Italiaanse futuristen de goegemeenten choqueren & provoceren
 ze houden Serate futuriste
 waarop ze gaan ruzie zoeken met (burgerlijk) publiek
o = burgerlijk publiek dat alleen opzoek is naar innovatie, esthetische kicks
o ≠ geïnteresseerd in wat moderne leven echt is, wat de dynamiek is
o ≠ geïnteresseerd in ideaal v autonomie & automobiliteit
 dus publiek moet w bijgewerkt
o futuristen beschimpen publiek in groot theater in Firenze
 publiek doet mee & w zelfs mode
o burgerlijk publiek vindt daar wel genoegen in
 w zelfs met dingen gegooid
 futuristen maken muziek / herrie
 alle kunst v voor hen moet kapot!!!!
 vb. Mona Lisa moet aan stukken gesneden w
o daar staat dan Couperus  hij typeert NL’se artistiekheid
 lijdend ondergaan  zelf confrontatie niet aangaan
 maar eigenlijk beseft men wel dat op langere termijn
 toekomt v kunst & lit. aan diegene is die drastisch vernieuwen
o naar vorm
o en naar thema
 Couperus zal daar zelf niet aan beginnen
 hij zegt: ‘dat zijn de futuristen, zij hebben de toekomst, en ik, ik ben passatist,
o ik ben blijven steken in de wereld zoals ik die ik heb gekend’
 de jeugd heeft altijd gelijk, zelfs al uit zij zich oneerbiedig
 zijn jonger dan ik  gaan langer leven
 gaan dus ooit kunnen uitmaken hoe kunst & lit. eruit zal zien
 NL’se mentaliteit:
o ofwel is men inert, zegt men ik ben passatist geboren & zal passatist sterven
o ofwel zoals Mondriaan, alleen bepaald aantal technieken, vorm overnemen
 maar niet inhoud, blijft met thema’s schilderen die ‘tijdloos’ zijn
Maar wat dan in VL…?
was Italiaanse futurisme misschien niet bekend in VL?
 integendeel, in 1912-1913 w in Brusselse galerie Giroux avonden georganiseerd, Serate Futuriste
o met zelfs leider v futuristen die daar show kwam verzorgen: Filippo Tomasso Marinetti
o iedereen was uitgenodigd, ook Paul van Ostaijen
 van Ostaijen = diegene die in 1921 Bezette Stad schrijft
 = toch meest radicale vernieuwer in Vlaamse letteren?
 zal toch wel verguld zijn geweest met optreden v futuristen,
o die baanbrekers v moderne kunst
 van Ostaijen schrijft in krant:
 futuristen zijn net zoals kubisten zijn poseurs, dat is geen echte kunst
 op die moment, vooravond grote oorlog, is Rik Wouters de grens voor van Ostaijen
o alles is nog zeer herkenbaar, perspectief nog niet echt doorbroken
o wilde kleuren maar wel harmonisch
o daar houdt het voor Paul op
 Wat is er met Paul gebeurd
 dat hij al tijdens Grote Oorlog en in de 1ste naoorlogse jaren
 Vlaamse lit. zo drastisch vernieuwt?
o mss oorlog zelf, destructie, geweld
o mss omdat van Ostaijen nog altijd in 1ste instantie schrijft voor Vlaamse volk
 à la mensen v Van Nu & Straks
 van Ostijen voelt zichzelf prominent lid v Vlaamse Beweging
 = structurele verschil VL’se ↔ NL’se lit. v lange 19de E
 Vlaamse Beweging radicaliseert  revolutionaire beweging
 w beweging die het BEL v 1831 kapot wil
o = nachtmerrie v Conscience, droom v Paul
 in plaats moet komen:
o nieuw soort BEL of
o nieuw soort VL in nieuw soort Europa
 moet grote cult. revolutie komen volgens Paul
o zo leerde hij denken in loop v 1916-1917
 in kader van die culturele revolutie, van een nieuw VL en een neiuw Europa, werkt
hij aan revolutionaire kunst
o = kunst die climax zal krijgen in Bezette Stad
o waarin van Ostaijen ten volle confrontatie aangaat met moderne wereld
 zonder voorbehoud
 in vorm & inhoud

Vragen
 op moment dat Vlaamse Beweging voor Grote Oorlog geenszins revolutionaire ambities koestert
≠ nood aan revolutionaire kunst
o maar in 1916-1917 zie je dat wat activisme zal gaan heten Vlaamse Beweging heel radicaal w
 dan als Vlaamse Beweging revolutionair w
 = nood bij hele generatie (= expressionisten) aan revolutionaire kunst
 die kunst w aangeleverd door:
o Italiaans futurisme
o Frans kubisme
o maar vooral door Duits expressionisme
 bezettingsautoriteiten promoten Duitse expressionisten
 waar ze zelf niet zo mee zitten
 om imago te creëren v breeddenkendheid
 = Paul van Ostijen kon tijdens bezetting aantal kranten niet kopen
 omdat die Duitsers niet welgezind waren
 maar wel revolutionaire manifesten v Duitse expressionisten
 dus w ook heel erg goed geïnformeerd over die revolutionaire kunst

You might also like